y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
de geus ^ novib
pag. 3 van 192
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 4 van 192
ß Henna Goudzand Nahar áòòä Publicatie in samenwerking met Novib/"".""."" Omslagontwerp De Geus bv Omslagillustratie ß Adam Wool¢tt/Corbis/tcs Foto auteur ß Patricia Bo«rger Druk ggp Media GmbH, Po«Þneck isbn ñò ããä òâåñ â nur âò" Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, micro¢lm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus "ðæð, ãðò" bw Breda, Nederland. Telefoon: òæå äáá ð"ä". Internet: www.degeus.nl
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 7 van 192
Een
`Red mij, o Here, van boze mensen. Bewaar mij voor de mannen van het geweld, die boze dingen in hun hart beramen, de ganse dag strijd verwekken; zij hebben hun tong gescherpt als een slang, addervergif is onder hun lippen.' Prediker Wijnruit declameerde deze woorden bij zijn douchecel voordat hij grinnikend de ruimte in stapte. Hij draaide de kraan helemaal open, maar er kwam geen druppel water uit de douchekop. Ook toen hij aan de leiding schudde, bleef de vloer kurkdroog. Gehaast gooide hij de half weggerotte deur open en riep zijn koster vanuit het keukenraam. `Hendrik is al naar de rivier', antwoordde diens vrouw. De prediker, die slechts een kop boven de deurkruk uitstak, vloekte. Met een handdoek om zijn nek stapte hij even later naar buiten om zich ook maar met de marronmannen in de rivier te gaan wassen. Toen hij õ
Marrons: benaming voor gevluchte slaven tijdens de periode van slavernij in Noord- en Zuid-Amerika en hun afstammelingen. Sommige marrons waren van indiaanse afkomst, de meeste echter van Afrikaanse. In verschillende gebieden organiseerden de marrons zich en vochten een guerrilla-oorlog tegen de planters. Hier: afstammelingen van de marrons van Afrikaanse afkomst.
õ
æ
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 8 van 192
de geur rook van het bos rond de marronwijk van Abseba ontspande hij weer. Slenterend liep hij over een donkere weg naar het water. De oever van het buurland, zag hij, lag nog verscholen in de nevel. `Verdorie', vloekte de kleine man weer toen hij tevergeefs in de zakken van zijn badjas naar een stuk badzeep zocht. `Prediker, je bent laat!' riep iemand vanaf de steiger. Het was Kwami, het stamhoofd, die zich al aankleedde bij het schijnsel van een olielamp. Als een kind dat zich betrapt voelde, sprong Wijnruit vlug de rivier in. Met de huidskleur van zijn kleurlingenvader stak hij af tegen de inktzwarte stamgenoten van zijn overleden moeder. `Kan ik je even spreken?' vroeg hij aan zijn koster. Hendrik maakte zich los uit een kring en zwom naar hem toe. `Er kwam geen druppel water uit de douchekop', zei de prediker verwijtend. `Uw waterinstallatie is aan vernieuwing toe. Ik kan hem niet meer oplappen.' De koster wendde zich af, maar de prediker pakte hem bij de schouder vast en zei dat hij direct na het ontbijt naar de hoofdstad wilde vertrekken. Dan zou hij zeker op tijd zijn voor de viering van zijn koperen jubileum. `U zult het feest moeten missen', antwoordde Hendrik. `Niemand mag vandaag het water op. Alma is ziek. We houden vanavond een genezingsceremonie voor haar.' ð
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 9 van 192
`Een genezingsceremonie', mompelde Wijnruit. `Kan ik je zeep lenen ?' Doodsbang als hij was voor ziekten, spoelde hij de zeep zorgvuldig af. Hij merkte niet dat de mannen het water uit gingen. Zijn gedachten waren bij de vorige avond. Hij was verbaasd geweest om Alma, het enige marronmeisje dat in de hoofdstad een opleiding volgde, in de kerk te zien. Maar zijn aandacht was al zo gericht op de confrontatie die hij op zijn koperen jubileum met de synode van de Christelijke Gemeente aan wilde gaan, dat hij haar vrijwel direct weer was vergeten. `Prediker !' riep het stamhoofd. Hans Wijnruit schrok op en zag dat de marrons op de oever op hem stonden te wachten. Hoewel het hem ergerde dat ze hem hun tempo wilden opleggen, kwam hij meteen het water uit en volgde de koster naar het terrein van de Christelijke Gemeente, een rechthoekig stukje grond met daarop een kerk, een schoolgebouw en drie huisjes op rij.
De rieten zitting van de stoel waar Wijnruit op zat raakte doorweekt van zijn natte badjas, maar het leek niet tot hem door te dringen. De gedachten van de prediker werden beheerst door het feit dat hij niet naar de viering van het koperen jubileum kon. Toen de vrouw van de koster hem zijn ontbijt kwam brengen, maakte hij zich met moeite los uit de stoel. Nadat hij het bord in de keuken had neergezet, ontdeed hij zich eindelijk van het natte badgoed. Eenmaal aangekleed, ging hij naar
ñ
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 10 van 192
de koster, die rechts van hem een dienstwoning had en hij eiste van de marron dat hij hem naar de hoofdstad zou varen. `Dat kan echt niet', antwoordde de koster met volle mond. `Niemand gaat vandaag het water op. Zelfs de schippers en de vissers niet. Ik hoef u, als zoon van een marronmoeder, niet uit te leggen waarom.' Wijnruit keek in het gezicht met de markante trekken en merkte dat zijn vingers trilden. Het kwam door het gevoel van machteloosheid dat hij wel vaker had tegenover de marrongemeenschap, die zich niet van haar principes liet afbrengen. `Maar mijn jubileum?' stootte hij er moeizaam uit. `De enveloppe en het lintje lopen heus niet weg.' Wijnruit probeerde de blik van de koster te vangen, maar de marron had alleen nog maar aandacht voor het bord op zijn schoot. Door diens onverstoorbare kalmte voelde hij zich algauw belachelijk. Hij had, bedacht hij met spijt, met een collega uit het andere marrondorp in het district mee kunnen varen naar de hoofdstad. `Waarom heb je me gisteravond niet naar Gran Victorie gebracht?' vroeg hij. `We hadden de Dawinirivier niet meer bereikt.' `Breng me dan terug naar mijn huis in Bajo.' `Dat kan ook niet', antwoordde de koster verveeld. Ik ontsla je, wilde de prediker tegen hem zeggen, maar in plaats daarvan liet hij zijn hoofd hangen. De koster zou hem toch niet naar de hoofdstad varen of naar zijn andere woning in het indianendorp stroomaf"ò
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 11 van 192
waarts. Nu herinnerde Wijnruit zich dat hij de vorige avond de trommels had gehoord. Een paar slagen maar, zoals het ging wanneer er over en weer berichten van de marronwijk in Abseba naar het indianendorp Bajo werden verstuurd. Het dorp aan de monding van de Lanarivier was op deze manier op de hoogte gebracht van het genezingsritueel. Wijnruit liep zijn woning in en ging op bed liggen. Tijdens de viering van het koperen jubileum had hij van de synode willen eisen dat ze eindelijk een datum noemde waarop hij in het voormalige moederland aan de studie theologie kon beginnen. Dat was in de gids voor de opleiding tot prediker beloofd aan de student met de beste eindlijst. Maar de vier predikanten die de dienst uitmaakten in de Christelijke Gemeente hadden zijn vertrek eerst een paar keer uitgesteld met het argument dat er ¢nancie«le problemen waren. Daarna hadden ze het onderwerp doodgezwegen. Met een ruk draaide de prediker zich op zijn linkerzij. Wat was dit voor leven? Wat was de zin van de kerkdienst die hij wekelijks voor de marrons in Abseba en de indianen in Bajo hield? Beide gemeenschappen bleven het christendom gebruiken zoals een kok kruiden gebruikt om het eten op smaak te brengen: waar ze steun aan meenden te hebben, daar stonden ze voor open. Maar op de benauwde momenten in het leven zochten ze troost bij hun trommels. Daarmee probeerden ze hun angsten te overwinnen. Wijnruit sloot zijn ogen. Langzaam doezelde hij weg, ""
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 12 van 192
tuimelde de wereld in waar hij die dag naartoe had willen gaan. Op het moment dat hij in de hoofdstad uit een korjaal wilde stappen, trok een opgewonden stem hem terug in de werkelijkheid. `Wijnruit ! Wijnruit !' Het was de stem van Bandman, de onderwijzer die ¨o ¨ r hem door de Christelijke Gemeente hier al jaren vo geplaatst was om les te geven aan de kinderen van Abseba en Bajo. Bandman en hij hadden nauwelijks contact met elkaar. Wijnruit hield zich stil tot hij de slippers van de onderwijzer over het zand hoorde gaan. Toen ging hij op de rand van zijn bed zitten. Nu drong pas goed tot hem door wat hem de komende nacht te wachten stond. Hij zou van zonsondergang tot zonsopgang, weliswaar van een afstand, het opzwepende getrommel en gezang van de marrons moeten aanhoren. Al direct bij zijn aanstelling had hij zich namelijk voorgenomen niet deel te nemen aan hun rituelen. Daarmee wilde hij bereiken dat ze hem en zijn werk serieus namen. Maar gevoelig als hij zelf al van jongs af was voor de lokroep van de trommels, zou hij zich ook deze avond weer moeten bedwingen om niet naar het genezingsritueel toe te gaan. Wanneer zijn lichaam aan zijn wil zou trachten te ontglippen, zou hij het tot bedaren proberen te brengen door zich af te trekken op het ritme van de drums. Het zou even helpen, maar algauw zou hij toch, totaal buiten zinnen, naar het getrommel toegaan. Om zulke situaties te voorkomen, was hij verhuisd naar die verdomde indianen in Bajo, al was dat nooit de
"á
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 13 van 192
bedoeling van de synode geweest. Hier, in Abseba, had ze een huis voor hem laten bouwen omdat hij vooral deze mensen moest zien te bekeren. Regelmatig herinnerden de vier predikanten hem eraan: zijn taak lag primair bij de marrongemeenschap waarin hij was geboren.
"â
y:/Heledage/Heledage.3d
30 July 2014
pag. 14 van 192
Twee
Terwijl de marronvrouwen met hun kinderen naar de rivier liepen voor een bad, schrok Emile Fernandez in de kleurlingenwijk van Abseba wakker. De dc , zoals de districtscommissaris van het district Sohowi in de wandeling werd genoemd, schoot overeind en luisterde naar de geluiden die van buiten kwamen. Op het gekwaak van een enkele kikker na was het nog doodstil in deze wijk. Fernandez veegde zijn bezwete voorhoofd af en liet zich weer in zijn kussen vallen. Toen rolde hij naar zijn vrouw toe om zich tegen haar rug aan te schurken, maar ze duwde hem meteen ruw van zich af. Even tuurde hij in de duisternis van de slaapkamer voordat hij weer naar haar toe schoof. Hij deed haar slipje naar beneden en begon haar billen te strelen. Van het geschop tegen zijn scheenbenen trok hij zich niets aan. Juist toen de weerstand van zijn vrouw verminderde, draaide hij zich om en schraapte luidruchtig zijn keel. Sinds een paar weken werd hij 's nachts regelmatig wakker met in zijn lijf de schrik van iemand die ternauwernood ontsnapt is aan een ongeluk. De onrust was begonnen nadat hij een maand geleden een brief had ontvangen. Argeloos maakte hij hem open, maar al bij het eerste woord trok hij lijkbleek weg. "ã