COVA
BETREFT:
WEBSITE INTERVENTIESNAARWERK.NL
COVA Beschrijving van de interventie Training cognitieve vaardigheden
Datum beoordeling panel: Datum eerste herziening: Datum tweede herziening:
[08-08-2008] [dd-mm-jjjj] / nvt [dd-mm-jjjj] / nvt
1
Inhoudsopgave 1
Beschrijving van de interventie ....................................................................................................... 3 1.1 Toelichting op de naam van de interventie............................................................................. 3 1.2 Doel van de interventie........................................................................................................... 3 1.3 Doelgroep van de interventie ................................................................................................. 4 1.4 Omschrijving van de interventie ............................................................................................ 5 1.4.1 Methodiek .......................................................................................................................... 5 1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse....................................................................... 6 1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak............................................................ 7 1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging........................................................................... 9 1.5 Beschrijving onderzoek effectiviteit .................................................................................... 10 1.6 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit ......................................................... 12 1.7 Overige voorwaarden voor toepassing ................................................................................. 14 1.8 Overige informatie ............................................................................................................... 14
2
1
Beschrijving van de interventie
1.1
Toelichting op de naam van de interventie In 2002 is door het Ministerie van Justitie het beleidsprogramma Terugdringen Recidive (TR) opgezet. Doel van het TR programma is de recidive onder volwassen gedetineerden te verminderen door middel van een aantal gerichte maatregelen bij het gevangeniswezen en de reclassering. Het programma Terugdringen Recidive kende vijf werkgroepen, te weten Diagnose, Interventies, Samenwerking Gevangeniswezen en Reclassering, Nazorg en Effectevaluatie. In dit kader is de gedragsinterventie training cognitieve vaardigheden ontwikkeld, verder aangeduid met training (COVA). Dit is één van de acht nieuwe gedragsinterventies voor volwassen justitiabelen, voorlopig erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Cognitieve vaardigheden richt zich op het beheersen van impulsiviteit; probleem oplossen; perspectief nemen; moreel en kritisch redeneren. Omdat gedragsinterventies gericht op cognitieve vaardigheden in Nederland (zo goed als) ontbraken, besloot de Werkgroep Interventies (2003) een al bestaande Engelse training, ‘Enhanced Thinking Skills’, in Nederland te introduceren, onder de naam Cognitieve Vaardigheden (CoVa). Veel (ex-)gedetineerden hebben problemen op het gebied van cognitieve vaardigheden. Problemen op het gebied van cognitieve vaardigheden zijn één van de criminogene factoren die samenhangen met (herhaald) delictgedrag. Recent onderzoek in Nederland bij een groep van 4.478 daders die behoorde tot de doelgroep van het TR-programma vond een percentage van 79% van de onderzochte personen met een criminogeen probleem, vastgesteld aan de hand van de Recidive Inschattingsschalen op het gebied van denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Vanaf september 2005 is de organisatie, beheer en uitvoering van de CoVa overgedragen aan Reclassering Nederland (RN) en wordt de CoVa geleidelijk landelijk uitgerold. De bedoeling is dat begin 2009 de CoVa voor iedereen die ervoor in aanmerking komt beschikbaar is. De interventie wordt gezien als een belangrijk voortraject voor de training arbeidsvaardigheden (ArVa). Kandidaten kunnen deze volgen om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.
1.2
Doel van de interventie De interventie beoogt een bijdrage te leveren aan het zich weer zelfstandig te handhaven in de maatschappij en het voorkomen van opnieuw recidiveren. Hoofddoel van COVA is hiervoor de noodzakelijke mentale voorwaarden te scheppen. De training CoVa richt zich op het ontwikkelen van vaardigheden die deelnemers in staat stellen binnen en buiten de gevangenis op een meer pro-sociale wijze te denken en te handelen. Expliciet richt de training CoVa zich op de volgende cognitieve domeinen: het kunnen beheersen van impulsiviteit;
3
het kunnen oplossen van problemen; het kunnen genereren van perspectief; moreel en kritisch kunnen redeneren. Toets Theoretisch Effectief Zijn er expliciete doelen geformuleerd?
1.3
Ja X
Nee
Doelgroep van de interventie
Voor wie is de interventie bedoeld? De doelgroep van het programma zijn daders met een strafrestant van vier maanden of meer (die vervolgens na een verblijf in een penitentiaire inrichting terugkeren in de samenleving) en daders aan wie een extramurale toezichtsmaatregel is opgelegd. De CoVa is generiek van aard, de training richt zich niet op een specifieke dadercategorie; de training wordt zowel intramuraal als extramuraal gegeven. De interventie is bedoeld voor personen met een gemiddeld tot hoog recidive risico (een RISc somscore ≥32) en aantoonbare cognitieve tekorten (RISc schaal 11, denkpatronen, gedrag en vaardigheden, gewogen score ≥ 4). Prevalentie Het gaat om justitiabelen die alle in detentie verblijven of verplicht onder reclasseringstoezicht staan (en dit in voorkomende gevallen combineren met een WWB uitkering. Zowel reclassering als WWB valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Veel (ex-)gedetineerden hebben problemen op het gebied van cognitieve vaardigheden. Deze problemen staan doorgaans het functioneren op de arbeidsmarkt, op een werkplek, in de weg. Spreiding Het gaat om een specifieke groep mensen die deel uitmaken van het bestand van WWB. De doelgroep is over het gehele land te vinden. Indicatatie en contra-indicatiecriteria Om in aanmerking te komen voor deelname aan CoVa geldt voor de intramurale deelnemers dat er sprake moet zijn van een strafrestant van 4 maanden of meer (vanaf datum vonnis in 1ste aanleg) en niet een te lang strafrestant na beëindiging van de CoVa. Voor de extramurale groep geldt dat de CoVa in een gedwongen kader wordt opgelegd, namelijk: (a) verplicht reclasseringscontact met de bijzondere voorwaarde het volgen van de CoVa; (b) als bijzondere voorwaarde opgelegd bij schorsing, bij vonnis, bij tenuitvoerlegging; (c) als onderdeel van een penitentiair programma. Voor alle deelnemers aan de CoVa gelden de volgende criteria: 1. gemiddeld of hoog recidiverisico, blijkend uit RISc: score 32 of hoger; 2. cognitieve tekorten, gewogen score van 4 of hoger op schaal 11 van de RISc (Denkpatronen, gedrag en vaardigheden); 3. 18 jaar of ouder zijn; een geldige verblijfsstatus hebben; 4. redelijke kennis van de Nederlandse taal (schrijven en spreken); 4
5. in een groep kunnen functioneren. Toets Theoretisch Effectief Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met demografische kenmerken en/of aard van de problematiek?
1.4
Nee
Ja X
Omschrijving van de interventie
1.4.1 Methodiek Selectie, intake en diagnostiek In een samenwerkingsmodel is voorzien in een voorselectie van TR kandidaten door een coördinatiebureau TR (CBTR). Het gaat dan om gedetineerden die door de rechter (in eerste aanleg) een straf hebben opgelegd gekregen, waarvan het strafrestant > 4 maanden bedraagt en die een verblijfstitel in Nederland hebben. De reclassering wordt gevraagd over deze kandidaten een reïntegratieplan, op basis van RISc, te maken. In deze adviezen kunnen gedragsinterventies als CoVa en ArVa worden opgenomen. De selectieprocedure gebeurt door reclasseringswerkers 3RO volgens de standaardprocedures van het afnemen van het diagnose-instrument RISc. Het betreft hier een gevalideerd en protocollair opgesteld selectie-instrument. Het recidiverisico en de tekorten op het terrein van cognitieve vaardigheden, opleiding, werk en leren worden vastgesteld middels RISc (Recidive Inschattings Schalen). De werving gebeurt volgens standaardprocedures die bij alle gedragsinterventies van justitie van toepassing zijn. Tevens worden voorlichtingsbijeenkomsten gehouden om personeel te informeren dat deelnemers werft en selecteert. Ook zijn voorlichtingsbrochures beschikbaar voor deelnemers en personeel. Uitvoering en activiteiten Via een samenhangend geheel van leer- en trainingsmodules wordt gericht gewerkt aan de leerdoelen. De CoVa bestaat uit 20 bijeenkomsten van ongeveer 2 uur en wordt groepsgewijs aangeboden (10-12 deelnemers intramuraal; 12-14 deelnemers extramuraal). De CoVa wordt uitgevoerd door twee trainers. De sessies zijn uitgeschreven in een trainershandleiding en omvatten de volgende onderwerpen: SESSIE 1 Inleiding & Afspraken SESSIE 2 Stop & Denk na: Stap 2 van de Probleemoplossingsstrategie SESSIE 3 Besluitvorming één: Informatieverzameling, creatief denken & het bedenken van verschillende oplossingen SESSIE 4 Besluitvorming twee: Nadenken over de gevolgen SESSIE 5 Probleemoplossing
5
SESSIE 6 Hoe gaat denken in zijn werk? SESSIE 7 Verschillende soorten gedrag SESSIE 8 Een brede blik I SESSIE 9 Luistervaardigheden & het vragen om hulp SESSIE 10 Een brede blik II SESSIE 11 Een ander overtuigen SESSIE 12 Logisch denken SESSIE 13 Omgaan met emoties SESSIE 14 Samenwerken SESSIE 15 Regels en voorschriften SESSIE 16 Het eens worden SESSIE 17 Reageren op anderen SESSIE 18 Alles samenvoegen SESSIE 19 Sociale vaardigheden in de praktijk SESSIE 20 Herhaling & evaluatie van de training Sanctiebeleid Alle gedragstrainingen die de reclassering uitvoert kennen een strafrechtelijk kader. Indien een gedragstraining wordt uitgevoerd tijdens de detentie, zit de deelnemer/gedetineerde in een reïntegratietraject. Dit is gekoppeld aan de detentiefasering. Indien een gedetineerde voortijdig uitvalt (om diverse redenen) heeft dit ook consequenties voor zijn detentietraject. Een gedragstraining kan ook als bijzondere voorwaarde opgelegd zijn door de rechter en is dan onderdeel van een strafrechtelijke beslissing. Op niet naleving staat ook een sanctie. Locatie van uitvoering Intra- en extramurale varianten. Toets Theoretisch Effectief Bevat de methodiek een protocol dat / een handleiding die de benodigde handelingen (volgorde, duur, frequentie, intensiteit) en materialen aangeeft?
Ja X
Nee
1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse Kenmerken risico of probleem Veel (ex-)gedetineerden hebben problemen op het gebied van cognitieve vaardigheden. Problemen op het gebied van cognitieve vaardigheden zijn één van de criminogene factoren die samenhangen met (herhaald) delictgedrag (Vincke e.a., 2003). Recent onderzoek in Nederland bij een groep van 4.478 daders die behoorde tot de doelgroep van het TR-programma (periode november 2004 - mei 2006) vond een percentage van 79% van de onderzochte personen met een criminogeen probleem, vastgesteld aan de hand van de Recidive Inschattingsschalen (RISc; Vinke e.a., 2003), op het gebied van denkpatronen, gedrag en vaardigheden (Knaap van der e.a., 2007). Het belang van werk ter voorkoming van crimineel gedrag en recidive (protectieve factor) en de betekenis van het gebrek aan cognitieve vaardigheden en die op het terrein van onderwijs en/of arbeidsmarkt als criminogene factor worden onderbouwd in het Theoretisch kader. Zo tonen de meta-analyses van Gendreau, Little en Goggin (1996) en van Gaes en Kendig (2002) aan dat een gebrek aan zulke vaardigheden een goede voorspeller is voor recidive. In een ander onderzoek.van Gendreau et al (1998) concluderen de onderzoekers op grond van een metastudie 6
van 67 onderzoeken naar recidive zelfs dat factoren gerelateerd aan opleiding en arbeid over het algemeen hogere correlaties met recidive vertonen dan andere criminogene kenmerken. Het hebben van werk is daarnaast een protectieve factor. En om werk te kunnen krijgen of houden blijkt in de praktijk de beheersing van cognitieve vaardigheden een essentiële voorwaarde. Verder concludeerde Lipsey (1992) in een internationale metastudie van 400 onderzoeken naar de behandeling van jeugdige justitiabelen dat het hebben van werk het meest effectief is om recidive te voorkomen. In Nederland bevestigt recent onderzoek van Wartna, Tollenaar en Essers (2005) het belang van werk als protectieve factor. Yochelson en Samenov beschrijven foute denkpatronen van justitiabelen die een rol spelen bij het verkiezen van een criminele loopbaan. Feurerstein beschrijft een methodiek waarmee alternatieve denkpatronen kunnen worden geleerd.. Toets Theoretisch Effectief Is het probleem duidelijk omschreven? Is duidelijk wie het probleem heeft? Is er een analyse gemaakt van de met het probleem samenhangende oorzakelijke, risico-, in stand houdende of verzachtende factoren?
Ja X X X
Nee
1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak De ontwikkelaars nemen crimineel gedrag als uitgangspunt. Eerst hebben zij in een theoretisch kader internationale onderzoeksresultaten uit de afgelopen decennia geanalyseerd en beschreven. Vervolgens onderscheiden zij verschillende theoretische verklaringen voor crimineel gedrag. Zij concluderen dat met name de verklaringen die zich richten op cognitieve tekorten bij justitiabelen en de aanpak van cognities het meest effectief lijken in het verminderen van recidive. Daarbij nemen zij verschillende gedragsinterventies (gestoeld op verschillende ‘scholen’) onder de loep die cognitieve vaardigheden verbeteren. De elementen uit gedragsinterventies die bij diverse doelgroepen effectief bleken te zijn, zijn samengebracht in de nieuwe interventie, ‘Enhanced Thinking Skills’ (ETS), in het Nederlands zoals gezegd Training voor Cognitieve Vaardigheden, Eerst denken, dan doen!, ofwel CoVa. Theoretisch uitgangspunt achter CoVa is dat denken het gedrag beïnvloedt en dat een veranderde houding zal leiden tot veranderd gedrag. Het programma gaat ervan uit dat de dader moet worden beschouwd als een actieve deelnemer aan zijn criminele gedrag, als een beslisser met te weinig cognitieve vaardigheden om op een geslaagde manier met het leven om te gaan en als een persoon die niet zozeer moet worden behandeld, maar moet worden onderwezen. Gegeven het profiel van de doelgroep (lage opleiding, impulsief, gebrekkig kritisch redeneren, gebrekkige oplossingsvaardigheden) is de bepaling van de juiste leerstijl van groot belang. Kolb geeft hiervoor methodische handvatten.
7
De gehanteerde werkwijze en methodieken worden beschreven en onderbouwd in het Theoretisch kader en geoperationaliseerd in concrete opdrachten en oefeningen de Trainershandleiding. Per leerdoel leidt dat tot de volgende benaderwijzen: 1 Zelfbeheersing/impulsiviteit: impulsiviteit in denken en gedrag doen verminderen door een reflectieve denkwijze, bewustzijn van de factoren die van invloed op het denken zijn, nadenken over gevolgen, het gebruik van de vaardigheid om te plannen op de lange termijn en de praktische toepassing van zelfbeheersingstrategieën te bevorderen. 2 Probleemoplossing: a. denkfouten: het gebruik van een logische methode voor probleemoplossing die bestaat uit probleemherkenning, de mogelijkheid om alternatieven te bedenken, denken aan gevolgen, denken in termen van doel-middelen, besluitvorming en de vaardigheid van het plannen. Deze methode is erop gericht om denkfouten te verminderen en een prosociale manier van probleemoplossing te bevorderen. Deze omvat de ontwikkeling, stap voor stap, en oefening van verschillende sociale vaardigheden waarmee de deelnemer oplossingen in de praktijk kan brengen, op een positieve manier met andere mensen kan omgaan en problemen op een effectieve manier kan oplossen. b. cognitieve stijl: de ontwikkeling van flexibele denkvaardigheden die erop gericht zijn om rechtlijnigheid te verminderen en die de deelnemer leren op een abstracte manier te denken, met behulp van oefeningen die de deelnemers stimuleren om op een creatieve manier nieuwe ideeën te bedenken en lateraal te denken. 3 Perspectief nemen: vergroten van je bewustzijn, leren inzien dat er verschillende standpunten en reacties bestaan en hoe je deze in overweging kunt nemen om egocentrisme te verminderen. 4 Redeneren: a. kritisch redeneren: stimuleren van zelfkritisch en reflectief denken, het herkennen en ter discussie stellen van irrationele gedachten, leren inzien hoe ons denkgedrag door emoties, eerdere ervaringen en andere factoren beïnvloed wordt en hoe we beter kunnen leren denken door ons van deze zaken bewust te zijn. b. Moreel redeneren: oefening en ontwikkeling van het moreel redeneren door normen en waarden te bestuderen en te kijken naar situaties waarin het gaat om rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en rekening houden met het welzijn van anderen. Werkzame ingrediënten Gedrag kun je leren, ‘eerst denken, dan doen’ als eenduidig en transparant uitgangspunt. Op persoonlijke leerstijl gerichte aanpak in groepsverband Het stapsgewijs vervangen van aspecten van foute denkpatronen en daaruit voortvloeiende gedragsaspecten Stimuleren overnemen wenselijk gedrag via peergroeps. Stimuleren bewustwording als basis van motivatie en gedragsverandering Toets Theoretisch Effectief Is de verantwoording gebaseerd op een samenhangend betoog (een theorie) over met het probleem samenhangende factoren en de veronderstelde werkzame ingrediënten in de interventie (er wordt méér beschreven dan een algemene verwijzing naar een theorie zoals “De interventie is gebaseerd op de sociale leertheorie”)?
Ja X
Nee
8
Sluit de keuze van de doelen van de interventie aan bij de probleemanalyse? Is aannemelijk gemaakt dat de veronderstelde werkzame factoren in de methodiek leiden tot het bereiken van de genoemde doelen (uit onderzoek, theorie en / of praktijk blijkt dat de methodiek de beoogde doelen bij de doelgroep kan bereiken)?
X X
1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging Eisen uitvoerders en begeleiders De begeleiding gedurende het reïntegratietraject wordt verzorgd volgens de procedures van het recent ontwikkelde Samenwerkingsmodel. Dit model is ontwikkeld vanuit het programma Terugdringen Recidive en is gericht op een goede samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclasseringsorganisaties. Een belangrijk onderdeel daarvan is de verantwoordelijkheidsverdeling en een goede overdracht tussen de verschillende fasen; intramuraal-extramuraal-nazorg. Daarbij worden momenteel in diverse gemeenten projectbureau’s nazorg ingericht om voor een goede overdracht naar de maatschappij te zorgen. Onderdeel daarvan is de overdracht van kennis over de justitiabele. Voor meer informatie wordt verwezen naar de website van het programma Terugdringen Recidive en het rapport Gedragsinterventies. Bij de methode hoort een gespecialiseerde trainershandleiding, een handleiding voor management, en voor beoordeling en evaluatie (voor onderzoekers). Om aan de training te kunnen deelnemen zijn specifieke kennis en vaardigheden als trainer of coach nodig. Instrumenten zijn beschreven voor monitoring uitvoering van de training: 1 Vragenlijsten voor trainers, om een indruk te krijgen van de respons van de deelnemers; 2 Sessie-evaluatieformulieren voor trainers, om kwaliteit van trainersvaardigheden van zichzelf en hun collega te beoordelen; 3 Individueel actieplan voor deelnemers, om na afloop van training eigen doelen op te stellen; 4 Video-monitoring voor interventiecoaches, om de trainers te coachen en de programmaintegriteit te bewaken.
Borging: Voortgang- en kwaliteitbewaking Met behulp van diverse instrumenten wordt toezicht gehouden op de kwaliteit van uitvoering: voor/nametingen, procesevaluatie, effectmeting, vragenlijsten voor monitoring tijdens de training en video-monitoring waarbij de kwaliteit van een op de vijf sessies beoordeeld wordt aan de hand van vastgestelde criteria. Het monitoren van de kwaliteit van trainers wordt uitgebreid beschreven. De programmaintegriteit wordt bewaakt door middel van video-monitoring. Dit houdt in dat elke sessie van de gedragsinterventie wordt opgenomen op video. De camera is hierbij enkel gericht op de trainers. Deze video-opnames worden verzameld door de interventiecoaches, die at random één op de vijf bandjes bekijken aan de hand van gestructureerde scoringsmethoden. Per bekeken bandje wordt een videomonitoringformulier ingevuld en besproken met de trainer. Deze methode blijkt een goede manier om zicht te hebben op de kwaliteit van de trainers. Bovendien stellen trainers het op prijs om coachingsaanwijzingen te krijgen, gebaseerd op 9
concrete video-opnames. Uit de pilots van de CoVa blijkt dat deelnemers noch trainers bezwaar maken tegen de aanwezigheid van een videocamera (zoals vooraf werd gevreesd); men vergeet de videocamera al snel. De interventiecoaches worden opgeleid in het beoordelen van de videoopnames.
1.5
Beschrijving onderzoek effectiviteit
Proces- en resultaatevaluatie Er hebben bij het ontwerp van CoVA achtereenvolgens twee procesevaluaties en een effectevaluatie plaatsgevonden. Alle onderzoeken zijn door externe onderzoeksbureau’s gerealiseerd. Procesevaluatie Eerste testfase In de periode februari-juni 2004 is bij ca. 100 deelnemers (vijf groepen gedetineerden en drie groepen reclasseringscliënten) getest of de CoVa in de Nederlandse situatie uitvoerbaar is. Door middel van een procesevaluatie is nagegaan hoe de in- en uitvoering van het programma is verlopen, welke knelpunten zich daarbij hebben voorgedaan en of het programma werd uitgevoerd zoals is beschreven. De procesevaluatie is uitgevoerd door het IVA/Universiteit van Tilburg in samenwerking met de Universiteit Gent (Poppel & Tackoen, 2004-2005). Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat, de training ook in Nederland uitvoerbaar was. Wel bleek dat zich een aantal knelpunten voordeden, met name bij de voorbereiding van de training. De belangrijkste problemen betroffen de wijze waarop deelnemers geselecteerd zijn (met RISc), het gebrek aan voldoende draagvlak binnen de pilotinstellingen, het te kleine aantal beschikbare trainers, de soms gebrekkige registratie van gegevens van deelnemers (zoals parketnummers) en de (niet altijd betrouwbare) invulling van de voor- en nameting. Naar aanleiding van de eerste resultaten van de procesevaluatie en de ervaringen van trainers en interventiecoaches werd besloten nieuwe testfase in te bouwen. Doel van deze tweede testfase was te trachten de eerder geconstateerde knelpunten te verhelpen. Ook deze testfase is geëvalueerd door het IVA. Tweede testfase In de periode november 2004-maart 2005 is op de tweede testfase uitgevoerd, wederom bij ca. 100 gedetineerden (5 groepen gedetineerden en 3 groepen reclasseringscliënten, op dezelfde pilotlocaties). Hoewel een aantal aanpassingen werd aangebracht en nieuwe trainers werden opgeleid, zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de tweede testfase opnieuw een aantal knelpunten opgetreden, deels dezelfde als bij de eerste testfase. Met name de werving- en selectieprocedure van deelnemers bleek nog altijd voor verbetering vatbaar. De belangrijkste punten bleken te zijn: • De aanwezigheid van een breed draagvlak bij leidinggevenden en medewerkers binnen de inrichtingen is een cruciale factor voor een succesvolle uitvoering van het programma. • Het succes van de pilots hangt mede af van de mate waarin alle direct bij de uitvoering betrokken partijen zich bewust zijn van de kwaliteitseisen die het programma stelt en van duidelijke en concrete afspraken over financiering, taak- en verantwoordelijkheidsverdeling. • De trainers hebben goed gefunctioneerd, maar hebben behoefte aan meer coaching en supervisie. • Het verzamelen van de informatie (uit RISc’s, registratie- en evaluatieformulieren) is 10
moeizaam verlopen, evaluaties van deelnemers en bijeenkomsten hebben niet consequent plaatsgevonden en belangrijke gegevens ontbraken. Resultaatevaluatie Vraagstelling De centrale vraagstelling in het extern verrichte implementatieonderzoek betreft de vraag in hoeverre de programmadoelen van de Training Cognitieve Vaardigheden worden behaald. Daarbij is deze vraag leidend: wat is het effect van de gedragsinterventie op de cognitieve vaardigheden van deelnemers? Onderzoeksdesign In de periode 2005 - 2007 is een voor- en nameting gedaan met twee sets met vragenlijsten bij elke CoVa-training. Hoewel in het oorspronkelijke design daar wel in voorzien was, is er uiteindelijk geen controlegroep gebruikt. Het voor- en nametingsonderzoek werd voorafgegaan door een deelonderzoek naar de betrouwbaarheid en consistentie van de gebruikte vragenlijsten. Vanaf september 2005 juni 2007 zijn er 60 CoVa groepen gestart; hiervan zijn 2 groepen voortijdig gestopt en over 3 groepen waren geen nametingen beschikbaar. Dit resulteert in 55 groepen die in het onderzoek zijn betrokken. Deze 55 groepen bevatten: · 664 kandidaten die waren aangemeld voor de CoVa · 76 kandidaten zijn niet gestart met de training · 588 deelnemers zijn gestart · 424 deelnemers hebben de CoVa voltooid · 164 deelnemers zijn voortijdig uitgevallen Analyses De analyses zijn uitgevoerd om op basis van de centrale vraagstelling een aantal subvragen met betrekking tot de CoVa trainingen te beantwoorden. 1. In hoeverre treden er verbeteringen op in de cognitieve vaardigheden van deelnemers van de CoVa? 2. Zijn er verschillen in effecten tussen de diverse cognitieve vaardigheden? 3. Zijn er verschillen in effecten op de cognitieve vaardigheden tussen deelnemers aan intramurale resp. extramurale trainingen? 4. Zijn er verschillen in effecten tussen intramurale groepen, die voornamelijk bestaan uit deelnemers uit ISD, en andere intramurale groepen? 5. Zijn er verschillen in effecten tussen groepen (categorieën) deelnemers, bijvoorbeeld leeftijd, etnische afkomst, geslacht? 6. Zijn er verschillen in effecten tussen groepen met een lage uitval en met een hoge uitval van deelnemers? 7. Is er een relatie tussen effecten van de CoVa en het recidiverisico (de score op de RISc)? Conclusies Op basis van resultaten van de analyses van de vragenlijsten die voorafgaand aan en na afloop van de CoVa-training zijn ingevuld door de deelnemers worden een aantal zaken geconcludeerd. De CoVa-training levert een marginaal (positief) effect op ten aanzien van de volgende gedragskenmerken: • algemene houding ten aanzien van het plegen van delicten • huidige criminele attitude • de intensiteit van boosheid (woede) in verschillende provocerende situaties De CoVa-training levert een klein (positief) effect op ten aanzien van de volgende
11
gedragskenmerken: • impulsiviteit • de mogelijkheid tot werken met een realistische verzameling van sociale verwachtingen en kritieken • cognitieve indolentie • hoe individuen woede ervaren • gevoelens van boosheid/woede • de mate waarin personen gebeurtenissen zien als een gevolg van hun eigen gedrag De CoVa-training levert een bescheiden (positief) effect op ten aanzien van het volgende gedragskenmerk: • gebrek aan planning impulsiviteit De CoVa-training levert geen effect (noch positief noch negatief) op ten aanzien van de volgende gedragskenmerken: • aandacht voor details • motorische impulsiviteit • anticipatie op recidive • ontkenning van het leed van de slachtoffers Op basis van de resultaten van de subgroepen springen 5 subschalen er boven uit. Bij de gebrek aan planning-schaal stellen de onderzoekers een bescheiden tot groot effect van de CoVa-training vast bij alle subgroepen. Bij de cognitieve indolentie schaal van de PICTS stellen de onderzoekers een klein tot gemiddeld effect bij vast vrijwel alle groepen. Ten aanzien van de mate waarin personen gebeurtenissen zien als een gevolg van hun eigen gedrag wordt een klein tot bescheiden effect van de CoVa-training vastgesteld bij vrijwel alle subgroepen. Ten aanzien van de mogelijkheid tot werken met een realistische verzameling van sociale verwachtingen en kritieken zien de onderzoekers een klein effect bij vrijwel alle subgroepen, en bij algemene impulsiviteit vinden de onderzoekers een klein effect bij het merendeel van de subgroepen. De groep waarbij het grootste effect van de CoVa-training zichtbaar is bij de subschalen, betreft de deelnemers met een hoog recidive risico. De CoVa-training lijkt dus met name effectief ten aanzien van een verbetering van de cognitieve vaardigheden bij deze groep.
1.6
Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit
Inhoudelijk gezien wordt gezocht naar onderbouwing van de hypothese dat het vervangen van foute denkpatronen door meer productieve denkpatronen het recidivegedrag in termen van bij justitiabelen vermindert in termen van een causaal verband. Hierbij speelt het kunnen aanleren van de juiste denkpatronen een centrale rol. Het CoVa programma is een groepsgewijs ingerichte training die zich hierop richt met individuele (leerstijlen). Deze training zou effectief zijn voor het verwerven van deze productieve denkpatronen voor justitiabelen, een specifieke doelgroep met welomschreven klantkenmerken die kampt met specifieke cognitieve tekorten en samenhangend gedrag.
12
Deze redenering voor het causale verband wordt sterk onderbouwd. In de op historisch onderzoek gebaseerde aanpak zijn vele onderbouwde en gestandaardiseerde handleidingen vanuit specifieke theorievorming opgesteld en middels procesevaluatie bijgesteld en verbeterd. Hierdoor wordt de werking van de interventie zowel op algemeen niveau, als op specifiek niveau inzichtelijk. Met een gedifferentieerde resultaatevaluatie wordt de algemene en specifieke werking op meerdere locaties aannemelijk en inzichtelijk gemaakt. Het advies is dat deze aan overtuigingskracht zou winnen door met controlegroepen te werken. Dat constateren de onderzoekers overigens ook al zelf in hun onderzoeksrapport!
Kwalificatie Theoretisch onderbouwd
Keuze
Operationalisering niveaus Een adequate theoretische onderbouwing ontbreekt Er is een probleemanalyse en een duidelijke en expliciete redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken
X
Deze redenering is bovendien gebaseerd op (getoetste) wetenschappelijke inzichten / theorieën, c.q. er worden technieken gebruikt die in de literatuur bekend staan als bewezen effectief.
Toelichting Veel achterliggende historische onderzoeken zijn gebruikt. Sterk is verder dat de relatie tussen denkpatronen en gedrag vanuit meerdere invalshoeken onderbouwd wordt. De redenering achter de interventie is daardoor veelzijdig: er is sprake van een gewogen interventietheorie. Hierdoor mikt de interventie op de grootst mogelijke impact.
Procesevaluatie
Een adequate procesevaluatie ontbreekt De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht X
In het onderzoek zijn bovendien de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context betrokken
Toelichting De uitwerking op de doelgroep is twee maal door een onafhankelijk onderzoeksinstituut op vele aspecten in kaart gebracht. De resultaten zijn vertaald naar verbeterpunten in inrichting, programmering en handleidingen.
Resultaatevaluatie
Een adequate effectevaluatie ontbreekt X
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden zonder controlegroep of er heeft een voor- en nameting plaatsgevonden.
13
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden waarin gebruik is gemaakt van een experimentele groep en een controlegroep Toelichting De resultaten zijn gedifferentieerd en betekenisvol. Daarmee lijkt de effectiviteit van de interventie aannemelijk. Het werken met een grotere steekproeven en een controlegroep zou dat nog verder kunnen verstevigen.
1.7
Overige voorwaarden voor toepassing
Kosteneffectiviteit Voor zover bekend zijn er geen gegevens beschikbaar over de kosteneffectiviteit.
Overige voorwaarden voor toepassing Nvt
1.8
Overige informatie
Projectleider Marijke Verkroost Manager Interventies Facilitair Interventieteam (FIT) Training CoVa Training arbeidsvaardigheden Onderzoek Uitgever: IVA Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466 Telefax: 013-4668477 IVA is gelieerd aan de UvT Verwey Jonker Instituut Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T 030 230 07 99 E-mail
[email protected]
14
Overeenkomsten met andere interventies CoVa wordt voor dezelfde doelgroep gezien als een voortraject van Arva (training arbeidsvaardigheden).
Overige informatie Vanaf september 2005 is de organisatie, beheer en uitvoering van de CoVa overgedragen aan Reclassering Nederland. De implementatie werd belegd bij het Facilitair Interventie Team, ondergebracht bij het landelijk kantoor, afdeling beleid. De CoVa is de eerste van de beoogde erkende gedragsinterventies die in het land is uitgerold. Vier andere gedragsinterventies werden in 2007 getest. In december 2005 heeft de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie de CoVa beoordeeld aan de hand van 10 kwaliteitscriteria. De CoVa kreeg de status “voorlopig erkend” toegekend. Deze status is 2 jaar geldig. In december 2008 is de CoVa opnieuw beoordeeld door de Erkenningscommissie en ‘volledig erkend’ voor een periode van 5 jaar.
Lijst met aangehaalde literatuur Theoretische handleiding CoVa.pdf Trainershandleiding CoVa.pdf Beoordelings- en evaluatiehandleiding CoVa.pdf Managementhandleiding CoVa 200803.pdf Verslag implementatie en onderzoek CoVa 2007.pdf Startnotitie WODC Verweij Jonkerrapportage CoVa1
15