www.overheidsmanagement.be
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
INSTITUUT VOOR DE OVERHEID
2003 ACTIVITEITENVERSLAG
INSTITUUT VOOR DE OVERHEID 2003: DIRECTEUR: Geert Bouckaert SECRETARIAAT: Anneke Heylen, Christel Vandeurzen, Inge Vermeulen & Annelies Vanparijs ZAP-LEDEN: Marleen Brans, Roger Depré, Annie Hondeghem, Rudolf Maes & Hugo Van Hassel PROJECTLEIDERS: Jarl Kampen, Jeroen Maesschalck, Trui Steen, Koen Verhoest, Ellen Wayenberg WETENSCHAPPELIJK MEDEWERKERS: Bart De Peuter, Pedro Facon, Amaury Legrain, Myriam Parys, Christophe Pelgrims, Joris Plessers, Line Putseys, Bram Scheers, Kris Snijkers, Miekatrien Sterck, Nick Thijs, Diederik Vancoppenolle, Wouter Vandenabeele, Steven Van de Walle, Tinne Van der Straeten, Wouter van Dooren, Anita Van Gils, Dirk Vervloet, Bram Verschuere GASTDOCENT: Frankie Schram VRIJWILLIG MEDEWERKERS: Dieter Hoet, Yves Plees, Vital Put, Stijn Vandeweyer, Wouter Van Reeth, Bart Verbelen, Joris Voets
CONTINUÏTEIT I N VERANDERING
40 JAAR O V E R H E I D S M A NA G E M E N T
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
INHOUD VOORWOORD 4 AN EXTERNAL VIEW OF THE PUBLIC MANAGEMENT INSTITUTE 5 1. HET INSTITUUT VOOR DE OVERHEID 6 1.1. 40 JAAR OVERHEIDSMANAGEMENT AAN DE K.U.LEUVEN 6 1.2. PROFIEL & SYNERGIE 7 1.3. STEUNPUNT BESTUURLIJKE ORGANISATIE VLAANDEREN 8 1.3.1. Doelstellingen & missie 8 1.3.2. Onderzoeksprogramma 2003 9 2. VORMING, TRAINING EN OPLEIDING 10 2.1. BASISOPLEIDING ‘OVERHEIDSMANAGEMENT EN BESTUURSKUNDE’ 10 2.2. MASTER IN OVERHEIDSMANAGEMENT EN -BELEID 11 2.3. MASTER IN EUROPEAN POLITICS AND POLICIES (MEPP) 12 2.4. OPEN OPLEIDINGSPROGRAMMA'S 13 2.4.1. Overheid en economische activiteit: recht en beleid 14 2.4.2. Personeelsmanagement bij de overheid 15 2.4.3. Prestaties meten in de overheid 16 2.4.4. Kwaliteit in de overheid 16 2.4.5. Contractmanagement in de publieke sector 17 2.4.6. Resultaatgericht financieel overheidsmanagement 17 2.4.7. Het schrijven van goede beleidsnota’s 18 2.4.8. Beleidsondersteunend werken 19 2.5. OPEN OPLEIDINGEN VOOR LOKALE MANDATARISSEN 20 2.5.1. Externe communicatie voor lokale mandatarissen 20 2.5.2. Management & kwaliteit voor lokale mandatarissen 20 2.6. OPEN OPLEIDINGEN VOOR LOKALE MANAGEMENT- EN BELEIDSVERANTWOORDELIJKEN 21 2.6.1. Passieve openbaarheid van bestuur: het managen van informatie in functie van een kwalitatieve relatie 21 met de burger 2.6.2. Kwaliteitsmanagement in lokale besturen: CAF 22 2.6.3. Financieel management voor lokale beleidsverantwoordelijken 22 2.6.4. Publiek management programma voor lokale besturen 23 2.7. PUBLIC MANAGEMENT PROGRAMME VOOR FEDERALE AMBTENAREN 24 2.8. INTERNE TRAININGEN 28 2.8.1. Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en staatlozen: time-management 28 2.8.2. FOD Binnenlandse Zaken: managementopleiding 28 2.8.3. OCMW Houthalen-Helchteren: time-management & veranderingsmanagement 29 2.9. STUDIEDAGEN 30 2.9.1. Een comptabiliteitsdecreet voor de Vlaamse overheid 30 2.9.2. Van hervorming naar modernisering: perspectieven op de evolutie van de politiek-administratieve 32 relaties, de voorbereiding en de evaluatie van beleid in België 2.9.3. Verzelfstandiging en sturing van agentschappen: recente evoluties op Vlaams niveau 33 2.9.4. Het kerntakendebat: de allocatie van publieke taken aan overheid, markt en middenveld nader 35 beschouwd 2.9.5. Coördinatie in de publieke sector: lessen voor de federale overheid 36 2.9.6. Een staalkaart van het vertrouwen, de tevredenheid met overheidsdienstverlening van de Vlaamsee 38 burger 2.9.7. Publiek-private samenwerking (PPS) 39 2.9.8. Van kwantiteit naar kwaliteit: werklastmeting en kwaliteitsmanagement in de Belgische parketten, 40 rechtbanken en hoven 3. WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 42 3.1. BELEID & ETHIEK 43 3.1.1. Naar een bestuurskundige theorie over ambtelijke ethiek: een vergelijkend onderzoek 43 3.1.2. De relatie tussen sociaal-wetenschappelijk onderzoek en overheidsbeleid inzake integratie 45 3.1.3. Onderzoek naar de capaciteit van professionele beleidsontwikkeling bij de Vlaamse overheid in een 46 klimaat van vermaatschappelijking (SBOV) 3.2. ICT & EGOVERNMENT 48 2
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.2.1. ICT & eGovernment (SBOV) 3.3. FINANCIËN & PRESTATIES 3.3.1. Explicitering en verklaring van de normenkaders over effectief en efficiënt bestuur gehanteerd door rekenkamers in het kader van performance audits 3.3.2. Financieel management & monitoring (SBOV) 3.3.3. Naar een adequate implementatie van een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen (B-project SBOV) 3.4. BESTUURLIJKE RELATIES EN ORGANISATIE 3.4.1. Vernieuwingen in de Vlaamse centrale-lokale verhoudingen: op weg naar partnerschap? Een kwalitatieve studie van de totstandkoming en uitvoering van het sociaal impulsbeleid 3.4.2. Verzelfstandiging bij lokale besturen in Vlaanderen 3.4.3. Verzelfstandiging en sturing van overheidsorganisaties (SBOV) 3.4.4. Beheersovereenkomsten (B-project SBOV) 3.4.5. Pilootproject ‘Ontwikkeling beheersovereenkomsten’ 3.5. PERSONEELSBELEID & GELIJKE KANSEN 3.5.1. Beleidswetenschap en vrouwenstudies: internationaal vergelijkend onderzoek 3.5.2. Wetenschappelijke ondersteuning van HRM-beleid, in het bijzonder m.b.t. instroom, doorstroom, uitstroom van overheidspersoneel (SBOV) 3.6. RELATIE TUSSEN BURGER EN OVERHEID & KWALITEIT 3.6.1. Perceptions of Administrative Performance: the Key to Trust in Government? 3.6.2. Burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid 3.7. VERANDERINGSMANAGEMENT 3.7.1. Hervormingen inzake management en organisatie 4. WETENSCHAPPELIJKE UITSTRALING 4.1. INTERNATIONALE UITSTRALING 4.1.1. Internationale gastcolleges, voordrachten & bezoeken 4.1.2. European Public Administration Network (EPAN) 4.1.3. Methodologisch seminarie ‘Study of public organisations’ 4.1.4. Wetenschappelijke prijzen 4.1.5. Academische bezoeken 4.2. NATIONALE UITSTRALING 4.2.1. Nationale gastcolleges & voordrachten 4.2.2. Deelname aan jury's 4.2.3. Het instituut in de pers 5. AANDACHT VOOR EIGEN VORMING EN BIJSCHOLING 6. FORUM FUNCTIES 7. PUBLICATIES 2003 7.1. INTERNATIONALE PUBLICATIES 7.1.1. Boeken 7.1.2. Hoofdstukken in boeken & tijdschriftartikelen 7.1.3. Papers voorgesteld op internationale congressen 7.2. ALGEMEEN WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES 7.2.1. Boeken 7.2.2. Hoofdstukken in boeken & tijdschriftartikelen 7.2.3. Interne rapporten & papers voorgesteld op nationale congressen 7.3. PUBLICATIES REEKS OVERHEIDSMANAGEMENT 7.4. PUBLICATIES REEKS MODERNISERING VAN OVERHEIDSINSTELLINGEN 8. STAF GEBRUIKTE AFKORTINGEN TOT SLOT
Inhoudstafel
48 49 49 50 54 56 56 57 57 59 61 61 61 63 65 65 66 67 67 69 69 69 71 72 73 73 74 74 75 75 75 76 79 79 79 79 80 81 81 81 83 85 87 89 96 97
3
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
VOORWOORD Prof. em. dr Rudolf Maes “De grootste verandering heeft te maken met het inzicht zelf dat voor een kwalitatieve beleids- en bestuursvoering niet meer kan worden voorbijgegaan aan de ontwikkelingen in het kader van het strategisch management, het organisatiemanagement, het ‘human resources’ management, het financieel management en het op de burgers gerichte participatiemanagement.”
In dit jaarverslag legt het Instituut voor de Overheid andermaal een indrukwekkend palmares voor van prestaties van wetenschappelijk onderzoek, van opleidings- en vormingsactiviteiten en van management-, organisatie- en beleidsadviezen. Als zodanig vormt het één van de vele schakels in een continu proces om ten dienste van al diegenen, die in de openbare sector verantwoordelijkheid dragen, kennis en vaardigheden te ontwikkelen die de kwaliteit van de beleidsvoering, van het openbaar bestuur en van het management ten goede moeten komen. De start van dit proces, nu meer dan veertig jaar geleden, werd terecht in de verf gezet tijdens een talrijk bijgewoonde academische zitting, die het Instituut voor de Overheid op 21 mei 2003 organiseerde onder het motto: ‘Continuïteit in verandering’. Het waren de pioniers van het overheidsmanagement, de professoren Roger Depré en Hugo Van Hassel, die met de oprichting van het toenmalige VCOB de studie en de ontwikkeling ervan op het juiste universitaire spoor wisten te plaatsen. In navolging daarvan stelt het Instituut voor de Overheid de eigen identiteit van het overheidsmanagement op het voorplan. Immers, hoe inspirerend het op het private bedrijfsleven toegespitste business-management soms ook moge zijn, het kan geen oplossing bieden voor de fundamentele problemen die zich in de publieke sector stellen. In een democratisch gelegitimeerd politiek bestel volgt de collectieve besluitvorming eigen wegen en gelden er andere verantwoordingsplichten. De politiek-ambtelijke verhoudingen kennen hun eigen wetmatigheden. De eisen van de rechtsstaat laten zich in de publieke sector op een veel directere wijze gevoelen. Vooral van belang is dat de na te streven missies, de te ontwikkelen programma’s en de vooropgestelde doelstellingen, die gericht zijn op het algemeen welzijn in maatschappelijk verband, verschillend zijn van die van de particuliere sector. Dit vormen even zoveel redenen, die een specifiek op de overheidsorganisaties toegesneden bestuurskundige en managementbenadering noodzakelijk maken. In het kader van de eigen missie houdt het Instituut voor de Overheid trouwens nauw contact met het werkveld. Tot welk overheidsniveau of tot welk bestuur men ook moge behoren, zeker is dat zo goed als iedereen die beleids of bestuursverantwoordelijkheid draagt of zich daarop voorbereidt, zich zal aangesproken weten door één of meer projecten, studiedagen en -cycli of publicaties van het Instituut. Continuïteit in visie en in de ontwikkeling van de expertise op het gebied van het overheidsmanagement vormt een belangrijke troef. Doch het is evenzeer, zoals ook uit de titel van de viering van 21 mei jl. blijkt: ‘Continuïteit in verandering’. De politieke, economische en sociale context waarin de overheidsorganisaties functioneren verandert voortdurend en blijkbaar ook steeds in een sneller tempo. Vooral de jongste tien à vijftien jaar zijn de inzichten over het overheidsoptreden drastisch gewijzigd. De aanpak van ingewikkelde maatschappelijke problemen veronderstelt partnerschappen tussen openbare besturen onderling of nieuwe vormen van publiekprivate samenwerking. Er komen constant nieuwe afspraken tot stand op het gebied van de politiek-ambtelijke taakverdeling en samenwerking. Resultaatsgericht overheidsmanagement noopt tot de invoering van nieuwe bestuurs en beheersinstrumenten. De relaties tussen de openbare besturen, het maatschappelijk middenveld en de burgers worden op een nieuwe leest geschoeid. De grootste verandering heeft trouwens te maken met het inzicht zelf dat voor een kwalitatieve beleids en bestuursvoering niet meer kan worden voorbijgegaan aan de ontwikkelingen in het kader van het strategisch, het organisatie , het ‘human resources’ , het financieel en het op de burgers gerichte participatiemanagement. Vanzelfsprekend is het Instituut voor de Overheid het zichzelf verplicht deze veranderingen te blijven verkennen en om voor de toekomst wenselijk geachte bakens uit te zetten. Uit het jaarverslag blijkt duidelijk dat zowel fundamenteel als toegepast onderzoek wordt ontwikkeld op de speerpunten van de actuele veranderingstrajecten. Het Instituut voor de Overheid is een uitermate belangrijke partner in het Steunpunt Bestuurlijke organisatie Vlaanderen (SBOV). De geleverde onderzoeksinspanningen vormen meteen de basis voor de toegenomen vormingsactiviteiten. Dat het Instituut voor de Overheid hiervoor trouwens niet alleen binnen het eigen land, doch ook internationaal erkenning verwierf moge blijken uit het feit dat aan de huidige directeur, prof. dr. G. Bouckaert, op 11 december 2003 de Alexis de Tocqueville-prijs 2003 werd toegekend. Door de toekenning van deze prijs bekroont het ‘European Institute of Public Administration’ in Maastricht academici of topambtenaren, die baanbrekende bijdragen hebben geleverd aan het onderzoek of aan de praktijk van het bestuur en het beleid binnen de Europese Unie. Prof. Bouckaert mocht deze prijs ontvangen samen met Neil Kinnock, Vice-president van de Europese Unie. Rudolf Maes 4
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
AN EXTERNAL VIEW OF THE PUBLIC MANAGEMENT INSTITUTE VISIT OF PROF. DR DAVID FARNHAM OCTOBER 2003 – SEPTEMBER 2004 Prof. dr David Farnham University of Portsmouth (England), Business School “Extensive public management reforms across the spectrum of public services in the UK since the 1980s have resulted in significant changes in the ways that public officials have been employed, organised and managed.”
I was delighted to be appointed as a Visiting Fellow within the Public Management Institute at the Catholic University Leuven for the academic year 2003-2004. The main purpose of my visit was to work with my colleague, Prof. dr Annie Hondeghem, on a comparative, international research project entitled ‘Staff participation and public management reform in national civil services’. Annie and myself have worked for several years with other colleagues in the Personnel Study Group of the European Group of Public Administration (EGPA) and this project arose out our earlier work within EGPA. Previous research themes of the EGPA study group included ‘New public managers’, ‘Human resources flexibilities in public services’ and ‘Competency-based management’. All these were projects in which Annie, myself and our co-convenor of the EGPA study group, dr Sylvia Horton, were intensely involved. The general aims of the present study are to examine how staff participation practices impact on public management reforms in central government civil services and how public management reforms, in turn, impact on staff participation. In this research, what we call the ‘Leuven project’, we are working with colleagues from 10 European countries – Austria, Belgium, the Czech Republic, France, Germany, Finland, the Netherlands, Italy, Switzerland and the United Kingdom – and two non-European countries – New Zealand and the United States. A variety of data collection methods is being used by the researchers including analysis of documentary sources, survey questionnaires and face-to-face interviews with key players in these civil services. The planned outcome of this study is a research monograph, to be published by Palgrave/Macmillan in 2005. At the time of writing (February 2004), my stay in Leuven already promises to be a productive one in terms of publications and research outputs. In addition to the Leuven project, we already have two symposia and special editions of journal articles in press, edited by myself, with the Review of Public Personnel Administration. This journal is managed by colleagues at Florida State University and University of Illinois at Springfield. These articles, largely from scholars involved with the Leuven project, are based on papers presented earlier, and updated, at our last EGPA conference at the University of Potsdam in 2002. They focus on European developments in public management reform and staff participation. These collections will be published in autumn 2004 and winter 2005. In addition, I personally have pieces in press with colleagues, on organisational change and staff participation in UK public services, in the International Journal of Public Sector Management and International Journal of Employment Relations. Amongst other things, I have also had the opportunity to give guest lectures to Flemish civil servants on management training programmes within the Institute. The main topic of interest to these course members has been ‘Human resources management (HRM) in UK public services’. Extensive public management reforms across the spectrum of public services in the UK since the 1980s (most recently in universities, for example) have resulted in significant changes in the ways that public officials have been employed, organised and managed. These include the use of more flexible employment contracts, new recruitment and selection methods, the introduction of individual performance related pay schemes linked to new performance management systems and learning and development opportunities to promote improved performance and greater organisational efficiency. We have also observed changing patterns of staff participation and shifts in the balance of collective bargaining power between public authorities and public service trade unions. The objectives of these HRM changes, their origins and development and ‘hot topics’ (such as ‘partnership agreements’) have proved to be of more than passing interest to Flemish civil servants. I could not conclude this brief commentary without referring to the impressive environment which I am working in this year. First, there is the workplace environment with the excellent library, computing and organisational facilities provided by the Institute. This, combined with the opportunity for ‘chatting’ and informal discussions with distinguished colleagues and experts in their specialist fields, is something that I shall recall with pleasure in future years. Second, there is the environment of the Groot Begijnhof, where I am living tranquilly, peacefully and comfortably during my stay here. It both contrasts with and complements my experience of living in the beautiful English countryside at home. Third, there is the general environment of Leuven as a city, with its proliferation of restaurants, interesting locations and its proximity to other cultural and historical centres in mainland Europe. My
Voorwoord
5
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
stay in Leuven, in short, will be remembered for all these things: intellectual, personal and cultural. I thank my colleagues for the opportunity to have been here. Prof. Dr David Farnham
1. HET INSTITUUT VOOR DE OVERHEID 1.1. 40 JAAR OVERHEIDSMANAGEMENT AAN DE K.U.LEUVEN
Het Instituut voor de Overheid van de K.U.Leuven bestaat 5 jaar. Het Instituut zet de traditie voort van het ‘Vervolmakingscentrum voor Overheidsmanagement en Beleid’ (VCOB), en heeft daardoor in totaal 40 jaar expertise op het vlak van overheidsmanagement. Een van de belangrijkste taken van het Instituut is onderzoek. In de afgelopen 5 jaar werkten 45 onderzoekers mee aan 65 projecten, in opdracht van zowel lokale, Vlaamse, federale als Europese instanties. Verschillende openbare besturen deden een beroep op het Instituut voor de Overheid, voor de studie en verbetering van beleidsvoering, management en organisatie. Het Instituut voor de Overheid is actief in diverse domeinen zoals beleid en ethiek, financiën en prestatiemanagement, bestuurlijke relaties en organisatie, ICT en eGovernment, personeelsmanagement en gelijke-kansenbeleid, kwaliteit en justitie, veranderingsmanagement. Een tweede grote taak van het Instituut is de organisatie van postacademische vorming voor ambtenaren en beleidsverantwoordelijken. Vanaf het academiejaar 2003-2004 wordt een mastersgraad in overheidsmanagement en -beleid georganiseerd, als opvolger van de aanvullende studies in overheidsmanagement en bestuurskunde. In opdracht van de federale minister van ambtenarenzaken organiseert het Instituut in 2004 voor de 4de maal het ‘Public Management Programme’ ter ondersteuning van het moderniseringsproces in de federale overheid. Ter gelegenheid van het jubileum organiseerde het Instituut op 21 mei 2003 een academische zitting met als titel 'continuïteit in verandering'. Diverse sprekers gaven hun visie op de modernisering van de overheid en schetsten hun verwachtingen ten aanzien van een universitaire instelling. Op deze viering waren 190 genodigden aanwezig. PROGRAMMA 21 MEI 2003: CONTINUÏTEIT IN VERANDERING: 10:00 - 10:10: Verwelkoming door prof. dr André OOSTERLINCK 10:10 - 10:35: Continuïteit in verandering: van VCOB naar Instituut voor de Overheid: prof. dr em. Roger DEPRÉ 10:35 - 11:00: Positionering en uitdagingen: het Instituut voor de overheid in een snel veranderende omgeving: prof. dr Geert BOUCKAERT 11:00 - 11:10: Video: het vormingsaanbod van het Instituut voor de Overheid 11:10 - 11:35: Verwachtingen en ervaringen vanuit de overheid: Guido DECOSTER, directeur-generaal Administratie Binnenlandse Aangelegenheden (MVG) 11:35 - 12:00: De rol van een universitair instituut in de modernisering van de overheid: Minister Luc VAN DEN BOSSCHE Aansluitend: Receptie + bezoek standen ter kennismaking van de onderzoeken en vormingsaanbod.
6
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
1.2. PROFIEL & SYNERGIE Het Instituut voor de Overheid is geclusterd rond een aantal inhoudelijke domeinen omtrent overheidsmanagement, beleid en bestuur: • beleid & ethiek, • ICT & eGovernment, • financiën & prestatiemanagement, • bestuurlijke relaties & organisatie, • personeelsmanagement & gelijke kansen, • relatie tussen overheid en burger & kwaliteit, • veranderingsmanagement. Uiteraard zijn bovenvermelde domeinen interdependent. Binnen de diverse inhoudelijke domeinen worden verschillende productlijnen georganiseerd, met name: • fundamenteel en toegepast onderzoek, • opleiding, vorming en training, • wetenschappelijke dienstverlening. Hierbij wordt gestreefd naar een circulatie van ideeën, personen en middelen binnen elke cluster. Bovendien wordt een gezamenlijk beleid gevoerd op het gebied van internationalisering en publicaties. Figuur 1 biedt een schematische weergave van deze profilering. beleid & ethiek
ICT & eGovernment
financiën & prestaties
bestuurlijke relaties & organisatie
personeelsbeleid & gelijke kansen
relatie tussen overheid en burger & kwaliteit
veranderingsmanagement
fundamenteel onderzoek (doctoraten) toegepast onderzoek opleiding (licentiaat & postgraduaat) postacademische vorming wetenschappelijke dienstverlening Figuur 1: Profilering van het Instituut voor de Overheid
Profiel & synergie
7
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
1.3. STEUNPUNT BESTUURLIJKE ORGANISATIE
VLAANDEREN Aan het consortium van K.U.Leuven (Instituut voor de Overheid), Universiteit Antwerpen (Onderzoeksgroep Management en Bestuur), Universiteit Gent (Onderzoeksgroep sociaal-wetenschappelijke methodologie) en Hogeschool Gent (departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde) gaf de Vlaamse Gemeenschap in 2001 een erkenning ten behoeve van de uitbouw van een steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek in het kader van ‘Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen’. Geert Bouckaert is hierbij promotor-coördinator. De diverse onderzoeken zijn opgestart op 1 oktober 2001 en worden afgerond op 30 september 2006. Periodiek wordt er een nieuwsbrief vanuit het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV) aangemaakt. Deze wordt verspreid tezamen met het ‘Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement’ (VTOM, Brugge: die Keure). Een jaarboek, uitgegeven in een specifieke uitgavenreeks, bundelt onderzoeksresultaten en formuleert diverse aanbevelingen omtrent bestuurlijke organisatie en modernisering. Een eerste jaarboek ‘Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk, bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen’ schetst de problematiek in verschillende domeinen van het Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck overheidsmanagement, bestuur en beleid. Het geeft Filip & Waege Hans.(2003). Jaarboek SBOV 2002: Tussen internationale tendensen weer, alsook de stand van zaken bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam in Vlaanderen. Volgende jaarboeken zullen betrekking besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 380 p. hebben op Vlaanderen (2003), Europa (2004) en lokale besturen (2005). Via de website www.steunpuntbov.be kan u kennis maken met de diverse onderzoeksprojecten, onderzoeksrapporten en andere publicaties.
1.3.1. DOELSTELLINGEN & MISSIE Het Steunpunt beoogt volgende algemene doelstellingen: - het verzamelen, analyseren en ontsluiten van gegevens, - het uitvoeren van probleemgericht wetenschappelijk onderzoek (korte termijn), - het uitvoeren van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, - het verlenen van wetenschappelijke dienstverlening. Specifieke doelstellingen met betrekking tot bestuurlijke vernieuwing: - het geven van onafhankelijk advies m.b.t. de modernisering van bestuur en beleid, - het geven van gespecialiseerd advies over het toepassen van bepaalde beleids- en beheersinstrumenten in de besturen en de samenhang tussen de diverse instrumenten, - het doen van toegepast ondersteunend onderzoek en wetenschappelijk advies in het kader van fundamentele bestuurlijke keuzes, - wetenschappelijke ondersteuning bij de ontwikkeling van monitoring-systemen en indicatoren (zowel kwalitatief als kwantitatief) die de prestaties van de diverse besturen in Vlaanderen meten. Het Steunpunt heeft als missie om op basis van wetenschappelijk onderzoek de beleidsvoorbereiding, uitvoering en evaluatie te ondersteunen van de voor het beleid relevante problemen. Om dit te realiseren zal het Steunpunt vanuit een speciale aandacht voor de ondersteuning van de bestuurlijke vernieuwing en binnen het kader van de beleids- en beheerscyclus: - fundamenteel, internationaal vergelijkend en toegepast wetenschappelijk onderzoek verrichten, - binnen deze context een speciale en prioritaire aandacht hebben voor de valorisatie van dit onderzoek naar de Vlaamse overheid toe, - gespecialiseerd en onafhankelijk advies verstrekken, - wetenschappelijke ondersteuning verlenen voor de ontwikkeling van instrumenten van beleid en bestuur, - zijn kennisbasis en netwerk ontwikkelen en ter beschikking stellen. Annelies Vanparijs (links), centraal secretariaat SBOV Anita Van Gils (rechts), verantwoordelijke interne & externe communicatie “Effectieve communicatie is een kernfunctie binnen iedere organisatie. ICT kan hierbij een efficiënt hulpmiddel zijn.”
8
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
1.3.2. ONDERZOEKSPROGRAMMA 2003 (1) SPOOR: BESTUURLIJKE RELATIES a. Europeanisering van het Vlaamse bestuurlijke systeem b. Interorganisatorische relaties rond gebiedsgerichte beleidsproblematieken c. De verzelfstandiging en sturing van overheidsorganisaties d. Evaluatief onderzoek omtrent de noodzaak tot vermaatschappelijking en professionalisering van het lokale beleidsniveau (2) SPOOR: BELEID a. Onderzoek naar de capaciteit van professionele beleidsontwikkeling bij de Vlaamse overheid in een klimaat van vermaatschappelijking b. Onderzoek naar de inhoud en methodologie van informatiesystemen voor het algemeen regeringsbeleid c. Organisatorische aspecten van een studiedienst voor het algemeen regeringsbeleid (3) SPOOR: HRM & VERANDERINGSMANAGEMENT a. Deregulering en decentralisering als katalysatoren voor een modern en flexibel personeelsmanagement b. Wetenschappelijke ondersteuning van HRM-beleid, in het bijzonder m.b.t. instroom, doorstroom, uitstroom van overheidspersoneel c. Hervormingen m.b.t. deregulering & administratieve vereenvoudiging d. Hervormingen inzake management en organisatie (4) SPOOR: FINANCIEEL MANAGEMENT & MONITORING a. Modernisering van de financiële cyclus b. Modernisering van de beleids- en beheerscyclus c. Het systeemniveau: vooruitgang in monitoringsystemen (5) SPOOR: EGOVERNMENT a. eGovernment in een interbestuurlijke context b. eGovernment in een intrabestuurlijke context c. eGovernment in een extrabestuurlijke context (6) SPOOR: FISCALITEIT a. Welvaarts- en verdelingseffecten van het fiscaal beleid b. Tax compliance bij vastgoedfiscaliteit c. Tax en mobiliteit (7) B-PROJECTEN & ADVIESVERLENING 2003 a. Gemeentelijke fiscaliteit: de impact van bovenbestuurlijke beslissingen op de lokale fiscaliteit b. Beheersovereenkomsten c. Naar een adequate implementatie van een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen Onderstaande tabel geeft de taakverdeling tussen de diverse leden van het consortium. Voor een verslaggeving van de uitgevoerde activiteiten in 2003 door het Instituut voor de Overheid, verwijzen we naar paragraaf 3: ‘Wetenschappelijk onderzoek’. Spoor K.U.Leuven Universiteit Universiteit Hogeschool Antwerpen Gent Gent Bestuurlijke relaties x x x Beleid x x x x HRM & x x veranderingsmanagement Financieel management & x monitoring ICT/E-government x x x Fiscaliteit x x B-projecten x x x x Tabel 1: Taakverdeling en samenwerkingspatronen over inhoudelijke domeinen
Steunpunt bestuurlijke organisatie Vlaanderen (SBOV)
9
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2. VORMING, TRAINING EN OPLEIDING Prof. dr Annie Hondeghem Verantwoordelijke postacademische vorming “Men moet niet alleen talent hebben, men moet ook het talent hebben het te gebruiken." William Moore
Het opleidings- en vormingspakket van het Instituut voor de Overheid, als deel van het departement Politieke Wetenschappen, bestaat uit: 1. de basisopleiding ‘overheidsmanagement en bestuurskunde’ (1ste en 2de cyclus), 2. de aanvullende opleiding ‘master in overheidsmanagement en -beleid’, 3. ‘master in european politics and policies’ (MEPP), in samenwerking met het departement Politieke Wetenschappen, 4. open opleidingsprogramma's, 5. interne trainingen, 6. ‘public management programme’, leersabbat voor federale ambtenaren, 7. public management programma voor lokale besturen, 8. studiedagen. Een systematisch overzicht van de aangeboden programma’s is opgenomen in de programmabrochure van de faculteit Sociale Wetenschappen, de vormingsbrochure en op de website van het Instituut voor de Overheid: www.instituutvoordeoverheid.be.
2.1. BASISOPLEIDING ‘OVERHEIDSMANAGEMENT EN BESTUURSKUNDE’ De expertise van de academische staf van het Instituut wordt aangeboden in de vakken van de eerste, tweede en derde cyclus van de opleidingsprogramma's van het departement Politieke Wetenschappen van de faculteit Sociale Wetenschappen:
• Prof. dr Geert Bouckaert is titularis van: - overheidsmanagement, - beleids- en beheersmethodiek, - comparative public management, - financiële beleids- en beheerscycli in de overheid, - sociaal-economisch overheidsbeleid. • Prof. dr Marleen Brans is titularis van: - comparative public policy, - beleidsanalyse, - bestuurskunde: bestuur en beleid, - seminarie bestuurskunde, - seminarie comparative public administration. • Prof. dr Annie Hondeghem is titularis van: - managementpraktijken in de overheid, - personeelsbeleid en organisatie van de overheid, - practicum overheidsmanagement en bestuurskunde. • Dr Koen Verhoest is plaatsvervanger voor: - bijzondere vraagstukken in de bestuurskunde: sturing van de overheid. • Dr Frankie Schram is plaatsvervanger voor: - bestuurskunde: relatie bestuur. • Prof. Dr Ed Page (London School of Economics and Political Science & The University of Hull) en Prof. dr Tina Randma (University of Tartu) zijn plaatsvervangers voor: - comparative public administration. • Prof. dr Grau Creus Mireia (Universidad de Murcia) is plaatsvervanger voor: - comparative public policy in Europe.
10
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
.
2.2. MASTER IN OVERHEIDSMANAGEMENT EN -BELEID De ‘aanvullende opleiding in overheidsmanagement en bestuurskunde’ is sinds het academiejaar 2002-2003 omgevormd tot de voortgezette academische opleiding ‘master in overheidsmanagement en -beleid’. Dit postuniversitair programma geeft een systematisch en globaal overzicht van het management en de organisatie van de openbare sectoren. Het is bestemd voor ambtenaren met beleidsverantwoordelijkheid en afgestudeerden van het hoger onderwijs die zich willen bekwamen in het overheidsmanagement. Het programma heeft volgende doelstellingen: studenten confronteren met nieuwe visies op overheidsmanagement, bestuurskunde en beleidskunde, kennis en vaardigheden bijbrengen inzake overheidsmanagement en beleid, inzicht geven in de specificiteit van de overheidsomgeving, het leervermogen van individuen versterken, het ontwikkelen van essentiële competenties voor overheidsmanagers, netwerkvorming van (toekomstige) ambtenaren uit diverse openbare besturen stimuleren. Het programma kan voltijds (één jaar) of gespreid over twee jaar (deeltijds) gevolgd worden. In het academiejaar 2002-2003 waren er 41 inschrijvingen (12 eerste deel, 13 tweede deel en 16 voltijds). Voor het academiejaar 2003-2004 zijn er 65 deelnemers aan het programma (28 eerste deel, 9 tweede deel en 28 voltijds). Figuur 2 toont de evolutie van het aantal deelnemers sinds 1998-1999. 70
65
60
Aantal studenten master
50
41
40
32 30 28 26 23 20
Figuur 2. Evolutie aantal deelnemers ‘Master overheidsmanagement en -beleid’ sinds 1998-1999
in
10
0 1998-1999
1999-2000
2000-2001
2001-2002
2002-2003
2003-2004
Academiejaar
Voor bepaalde onderwerpen worden gastdocenten ingeschakeld. In 2003 waren dit: 1. Ivo CARMEN: Parket rechtbank van eerste aanleg te Leuven, Procureur des Konings (integraal management), 2. Ingrid LIETEN: Vlaamse Vervoersmaatschappij - De Lijn, directeur-generaal (public-private partnership: the Flemish public transport model), 3. Martin RUEBENS: MVG - Departement Coördinatie, afdelingshoofd afdeling Algemene Administratieve Diensten, veranderingsmanager bestuurszaken (de rol van veranderingsmanagers in ‘Beter Bestuurlijk Beleid’), 4. Geert SINTOBIN: FOD Personeel en organisatie - OFO, directeur-generaal Personeel (de modernisering van het personeels- en organisatiebeleid van de federale overheid). Op 3 april werd een bezoek gebracht aan de Post, postsorteercentrum Brussel X. In het raam van de opleiding wordt door de deelnemers een eindpaper gemaakt die zoveel mogelijk aansluit bij hun praktijk, zoals blijkt uit de voorbeelden opgenomen in onderstaande lijst: • Analyse van twee volksraadplegingen, gehouden in Peer op 13 januari 2002 en in Genk op 9 juni 2002, • Buurt- en nabijheidsdiensten in de centrumsteden. Evaluatie van de lanceringsfase 2000-2001 van het Vlaams actieplan Centrumsteden. Case: Oostende, • De diplomatieke en consulaire posten en strategisch management, • De interne audit in Vlaanderen. Een stand van zaken aan de hand van de interne auditdiensten van drie VOI's, • De schoolleider als veranderingsmanager, • Decreet houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. Een blik op de uitvoering, • Een prestatiemeetsysteem voor de opdrachten van de gerechtelijke politie, • Evaluatie van het verkeersveiligheidsbeleid in Leuven, • Het gebiedsgericht werken van de provincie West-Vlaanderen. Tussen woord en daad, • Het gebruik van prestatiegegevens in beheersovereenkomsten: theorie & praktijk, • Het verband tussen autonomie, sturing & organisatiecultuur, • Het Vlaams integratiebeleid en de betrokkenheid van allochtonen bij het lokaal beleid, • Het voorontwerp van gemeentedecreet. Ambtelijke leiding en ambtelijke ondersteuning van de politieke Vorming, training & opleiding
11
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
• • • • • • • •
organisatie, Hybride en heterogeen. De naamloze vennootschap van het publiek recht, Internal control binnen de copernicushervorming, Klantentevredenheidsmeting in een overheids-vzw, ‘new public management’ & de Arabische landen. Aanzet tot een empirische analyse van de globaliseringsthesis, Ombudsnormen. Een onderzoek naar de kwaliteitsnormen die federale en Vlaamse parlementaire ombudsdiensten hanteren bij het beoordelen van het bestuur en het bestuurlijke optreden, Opzet van een experiment 'gebiedgerichte werking binnen de stad Gent', Personeelsbeleid en werknemersinspraak bij de overheid: een Duits en een Belgisch model bij de Belgische strijdkrachten in Duitsland, Strategische planning en opvolging van politiewerk. Federale politie.
2.3. MASTER IN EUROPEAN POLITICS AND POLICIES (MEPP)
Christophe Pelgrims "De school mag geen voorbereiding zijn op het leven, ze is het leven zelf." John Dewey
Dit Engelstalig gespecialiseerd programma biedt een grondige vorming in de vergelijkende studie van de bestuurskunde, het overheidsbeleid en het overheidsmanagement in een Europese context. Door middel van vergelijkende studie wordt beoogd inzicht te verstrekken in de structuren en processen van het overheidsmanagement en -beleid in de publieke sector in verschillende Europese landen, evenals in de methoden om de bestaande differentiatie te analyseren en te duiden. Centraal staat de vraag welke invloed de kenmerken van de verschillende nationale en subnationale bestuursstelsels uitoefenen op de realisatie, de processen en de instellingen van de Europese integratie, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten. Het programma kadert in een samenwerkingsverband tussen verschillende Europese universiteiten: • Budapest University of Economic Sciences, Centre for Public Affairs Studies (Hongarije), • Hochschule für Verwaltungswissenschaften Speyer (Duitsland), • Institut d'Etudes Politiques de Paris (Frankrijk), • University of Liverpool (Verenigd Koninkrijk), • University of Tartu (Estland), • University of Vaasa (Finland), • Erasmus Universiteit Rotterdam (Nederland), • Rijksuniversiteit Leiden (Nederland). In de nabije toekomst wordt dit netwerk nog verder uitgebreid. Het programma wordt gecoördineerd door Frank DELMARTINO (Instituut voor Europees Beleid) in samenwerking met Marleen BRANS en Christophe PELGRIMS (Instituut voor de Overheid). In het academiejaar 2002-2003 waren 31 studenten geslaagd voor het MEPP-programma. In het academiejaar 2003-2004 volgen 55 studenten het programma. Bijkomende informatie omtrent het MEPP-programma vindt u op de website: www.kuleuven.ac.be/mepp of kan je verkrijgen via
[email protected].
12
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.4. OPEN OPLEIDINGSPROGRAMMA'S Open opleidingsprogramma’s worden aangeboden aan ambtenaren van verschillende overheidsorganisaties op zowel federaal, Vlaams, provinciaal als lokaal niveau. Ze lopen over drie tot zeven dagen of tijdens avondsessies. De formule bestaat erin dat specialisten vanuit het Instituut voor de Overheid en ook gastsprekers vanuit de praktijk, doceren over onderwerpen als personeelsmanagement, financieel management, beleidsplanning, kwaliteit of bestuurlijke relaties. Het open aanbod bij het Instituut voor de Overheid kent een gestaag succes. Volgende programma’s zijn gericht op alle bestuursniveau’s en werden aangeboden in 2003: overheid & economische activiteit: recht en beleid: 15 modulaire sessies, november 2002 - februari 2003 personeelsmanagement bij de overheid: 7 dagen, januari - november 2003, prestaties meten in de overheid: 2 dagen, februari 2003, kwaliteit in de overheid: 3 dagen, februari - maart 2003, contractmanagement in de publieke sector: 3 dagen, april - mei 2003, resultaatgericht financieel management: 5 dagen, april - juni 2003, beleidsondersteunend werken: 2 dagen - december 2003, het schrijven van goede beleidsnota’s: 2 dagen, december 2003 - januari 2004.
120 100 80 60 40 20 0
98,5 63 16 1999
74
25 2000
2001
2002
2003
Figuur 3 toont de evolutie in het aantal gegeven open opleidingsdagen sinds 1999. De cijfers opgenomen in onderstaande figuren zijn inclusief het ‘public management programme’ voor federale ambtenaren en de half-open opleidingsprogramma’s specifiek aangeboden voor lokale mandatarissen en lokale beleidsverantwoordelijken. Figuur 3: Evolutie aantal opleidingsdagen 1999-2003
Een uitbreiding van het aantal gegeven opleidingsdagen impliceert tevens een stijging van het aantal vormingsdagen gevolgd door de diverse cursisten. Figuur 3 toont de evolutie van het aantal ‘vormingsmensdagen’ sinds 1999.
2000 1500
1310
1496
1716
1000 500
322
327
0
Figuur 4: Evolutie aantal ‘mensdagen’ opleidingsprogramma’s 1999-2003
Open opleidingen
1999
2000
2001
2002
2003
13
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.4.1. OVERHEID EN ECONOMISCHE ACTIVITEIT: RECHT EN BELEID Inhoudelijk verantwoordelijke: David D’Hooghe & Annie Hondeghem Administratieve coördinatie: Joris Plessers 11 namiddagsessies van 3 uur: 21/11, 28/11, 5/12, 12/12, 19/12/2002, 9/1, 16/1, 23/1, 30/1, 6/2, 20/2/2003 Aantal deelnemers: gemiddeld 16 per sessie De rol van de overheid in de economische activiteit is het laatste decennium sterk geëvolueerd en neemt ook anno 2003 verschillende, uiteenlopende vormen aan. Een aantal belangrijke oorzaken van deze evolutie vloeien voort uit het sterker managen van het overheidsoptreden, het efficiënter aanwenden van de overheidsmiddelen en het demonopoliseren van tal van overheidstaken. Doel van de opleiding ‘overheid en economische activiteit: recht en beleid’ is dan ook de cursisten wegwijs te maken in de regelgeving die het optreden van de overheid in het economisch leven vorm geeft. De opleidingsreeks wordt georganiseerd door het Instituut voor Administratief Recht (Prof. dr David D’Hooghe) in samenwerking met het Instituut voor de Overheid (Prof. dr Annie Hondeghem). De opleiding richt zich tot alle geïnteresseerden, in het bijzonder tot ambtenaren van de federale en Vlaamse overheid, provinciale en lokale besturen, overheidsbedrijven, intercommunales, magistraten, advocaten en bedrijfsjuristen. De totale opleiding voorziet in een programma van 33 uur, gespreid over 11 sessies van 3 uur op donderdag. Vanaf 2004 is dit programma omgebouwd tot ‘marktwerking, verzelfstandiging & PPS: recht & beleid’, bestaande uit 2 hoofdmodules: 1. Verzelfstandiging en publiek-private samenwerking op het niveau van de lokale besturen en 2. De overheidsbedrijven en de verzelfstandigde agentschappen met economische doelstellingen. MODULES: 1. Het (inter)gemeentelijk initiatief gemeentebedrijven en intercommunales Frank JUDO (K.U.Leuven, Instituut voor Constitutioneel Recht, advocaat) 2. Autonome overheidsbedrijven en publiekrechtelijke ondernemingen Frederik VANDENDRIESSCHE (Universiteit Gent - Vakgroep Publiekrecht, advocaat) 3. Economisch overheidsoptreden en concurrentierecht Yves VAN GERVEN (Advocaat) 4. Het contractueel beroep op taakvervulling door derden David D'HOOGHE (K.U.Leuven - Instituut voor Administratief Recht, advocaat) 5. Publiek-private samenwerking en de overheidsopdrachtenreglementering David D'HOOGHE (K.U.Leuven - Instituut voor Administratief Recht, advocaat ) 6. Privatisering, universele dienstverlening en fiscale aspecten van het overheidsinitiatief Wouter DEVROE (Universiteit Maastricht, lid van de Raad voor de Mededinging) 7. Liberalisering van de economische activiteit, het voorbeeld van de telecommunicatiesector Inge BERNAERTS (Advocaat) 8. De liberalisering van de sectoren van de elektriciteit en gas Lennart DERIDDER (K.U.Leuven - Instituut voor Administratief Recht) & Tim VERMEIR (Advocaat) 9. Overheidsbedrijven en eerlijke handelspraktijken Peter WYTINCK (Advocaat) 10. Economische activiteit en bestemmings- en vergunningsvoorschriften Jan BOUCKAERT (Advocaat) 11. Rechtsbescherming tegen overheidsoptreden Sabien LUST (K.U.Leuven - Centrum voor Rechtsmethodiek) De opleiding vanaf module 6 ging door in 2003 met een gemiddelde inschrijving van 16 personen per sessie.
14
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.4.2. PERSONEELSMANAGEMENT BIJ DE OVERHEID Coördinatie: Annie Hondeghem & Myriam Parys Data: 7 dagen: 24/1, 14/2, 21/3, 25/4, 16/5, 13/6 & 25/11/2003 Aantal deelnemers: 23 Het goed functioneren van overheidsorganisaties hangt op de eerste plaats af van de inzet en kwaliteit van het in dienst zijnde personeel. MODULES: Daar waar personeelsbeleid vroeger beperkt bleef tot personeelsadministratie, worden nu stappen gezet in de richting van 1. HRM & competentiemanagement een modern Human Resource Management. 2. Werving & selectie Dit opleidingsprogramma wil inzicht verschaffen in de basisvisie en 3. Personeelsplanning de belangrijkste instrumenten van het Human Resource Management 4. Evaluatie (HRM). Hierbij wordt uitgegaan van de HRM-cyclus: selectie5. Beloning en waardering prestatie-beoordeling-beloning en ontwikkeling. In het 6. Vorming, training en opleiding opleidingsprogramma wordt aandacht besteed aan de specificiteit van 7. Paper de openbare sector en de mogelijkheden en beperkingen om in dergelijke omgeving een human resources beleid te voeren. Het programma aangeboden in 2003 bestond uit 6 modules, gespreid over 6 dagen. Daarnaast werd er een aparte sessie georganiseerd voor de bespreking van de eindwerken. Volgende papers zijn gepresenteerd op 25 november 2003: - een nieuwe manier van selecteren: introductie van een HR-benadering binnen de Rijksdienst voor Pensioenen, - employee benefits binnen Defensie, - evaluatie van de selectiemethodes vroeger en nu bij de buitendiensten van de veiligheid van de staat, - het sociaal overleg bij Defensie: vergelijkende studie tussen het vakbondsstatuut van de militairen en de burgers, - op weg naar competentiemanagement in de provincie Vlaams-Brabant: een voorzet voor de directie personeel voor het beheren van het personeel én van competenties, - personeelsplan ‘algemene directie juridische steun en bemiddeling’ 2003, - potentieelbeoordeling als instrument ten behoeve van loopbaanontwikkeling.
De opleiding in 2003 ging door met volgende gastdocenten: - Maarten Andriessen: K.U.Leuven, wetenschappelijk medewerker faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen (werving en selectie), - Herman Baert: K.U.Leuven, faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen, Sociale pedagogiek en gezinspedagogiek (vorming, training, opleiding), - Kris Boers: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, medewerker stafdienst P & O (evaluatie), - Wilfried Coene: Adviesbureau Wilfried Coene BVBA, (human resource planning), - Mireille Deziron: Jobpunt Vlaanderen, algemeen directeur (werving en selectie), - Luc Drieghe: De Witte & Morel Global Resources NV, senior manager government (werving en selectie), - Ann Fauconnier: Vlaamse Landmaatschappij, opdrachthouder vorming (vorming, training, opleiding), - Dirk Heylen: Profondo (vorming, training, opleiding), - Inge Van den Brande: Hoger Instituut voor de Arbeid (beloning & waardering), - Koenraad Van Hee: Hay Management Consultants, consultant (beloning & waardering), - Koen Vanheule: Kind en Gezin, Opdrachthouder HRM (HRM & competentiemanagement), - Marcel Vanlerberge: MVG - Departement Algemene Zaken en Financiën - Administratie Personeelsontwikkeling, adviseur HRM (evaluatie).
Open opleidingen
15
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.4.3. PRESTATIES METEN IN DE OVERHEID Coördinatie: Geert Bouckaert Inhoudelijk verantwoordelijke: Wouter Van Reeth Data: 2 dagen: 7 & 21/2/2003 Aantal deelnemers: 20 De opleiding ‘prestaties meten in de overheid’ heeft als centrale doelstelling overheidsorganisaties in staat te stellen om op een transparante wijze de manier waarop zij ingrijpen op bepaalde maatschappelijke problematieken in kaart te brengen, te analyseren en te evalueren. De opleiding bestaat uit 4 modules. Ze is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt, naast een theoretische basisvorming, expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid op de eigen organisatie. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. Een afgeleide doelstelling is dat de deelnemer wordt uitgenodigd om een aanzet te maken van een prestatiemeting van de eigen organisatie. PROGRAMMA-OVERZICHT: 1. Waarom prestaties meten? Een kritisch pleidooi rond nut, noodzaak en doenbaarheid van prestatiemeting voor openbare besturen. 2. Wat is een prestatiemeetsysteem? Wat wordt er gemeten? Welke prestatiemeetsystemen worden zoal gebruikt? Wat zijn hun sterkten en zwakten? 3. Hoe gebruiken we prestatiegegevens? Op welke manier kan prestatiemeting het beleid en het beheer ondersteunen? Wat zijn mogelijke perverse effecten van prestatiemeetsystemen? Kunnen deze worden voorkomen? 4. Hoe voeren we prestatiemeting in? Welke stappen dienen te worden gevolgd bij het opstarten van een prestatiemeetsysteem? Wat zijn faal- en succesfactoren voor een succesvolle implementatie? Bouckaert Geert, Auwers Tom (1999). Prestaties meten in de overheid. Overheidsmanagement nr 5. Brugge: die Keure. 205 p.
In 2003 namen 20 personen uit zowel federale, Vlaamse, lokale en intercommunale besturen deel aan deze tweedaagse opleiding.
2.4.4. KWALITEIT IN DE OVERHEID Coördinatie: Geert Bouckaert Inhoudelijk verantwoordelijke: Nick Thijs Data: 3 dagen: 13/2 (beginners), 27/2 & 13/3/2003 Aantal deelnemers: 13 De opleiding ‘kwaliteit in de overheid’ richt zich tot personen wiens functie hen in staat stelt om op een zinvolle wijze te reflecteren over en antwoorden te zoeken op kwaliteitsvraagstukken. Als centrale doelstelling wordt het inzichtelijk maken in de complexiteit van het kwaliteitsdenken nagestreefd. Kennis en vaardigheden worden ontwikkeld met betrekking tot de verschillende kwaliteitsconcepten, modellen en technieken. De opleiding bestaat uit vier 4 modules. Ze is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt naast een theoretische basisvorming expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid op de eigen organisatie. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. De eerste dag is voorzien voor beginners. MODULES: 1. Evolutie van het kwaliteitsdenken 2. Praktijkgerichte toepassing van modellen en technieken in een overheidscontext 3. Overzicht van internationale ontwikkelingen getoetst aan Vlaams-Belgische praktijken 4. Praktijkgerichte oefening om kwaliteit in een organisatie te ontwikkelen
Bouckaert Geert & Thijs Nick (2003). Kwaliteit in de Overheid, Een handboek voor 16
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
kwaliteitsmanagement in de publieke sector o.b.v. een internationaal comparatieve studie. Academia Press: Gent. 529 p.
Voor de opleiding kwaliteit verleenden volgende gastdocenten hun medewerking: Lut Brenard: OCMW Genk, diensthoofd documentatiecentrum, Piet Cosemans: Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, diensthoofd kwaliteit Staf Mariën: secretaris OCMW Genk, Patrick Staes: ABC, Adviesbureau voor Organisatie en Beheer, FOD Personeel en Organisatie, adviseur, Erik Van Gils: FOD Werkgelegenheid, Arbeid & Sociaal Overleg, directeur Administratie van de arbeidsveiligheid, Stijn Vandeweyer: Deloitte & Touche Management Solutions, senior consultant.
2.4.5. CONTRACTMANAGEMENT IN DE PUBLIEKE SECTOR Coördinatie: Geert Bouckaert Inhoudelijk verantwoordelijke: Koen Verhoest Data: 3 dagen: 22/4, 6/5 & 13/5/2003 Aantal deelnemers: 22 Binnen de publieke sector gebeurt de sturing van intern of extern verzelfstandigde organisaties steeds meer door beheersovereenkomsten of managementcontracten. Met leidinggevende ambtenaren worden individuele mandaatcontracten afgesloten. De opleiding ‘contractmanagement’ heeft als centrale doelstelling de cursist inzicht te geven in deze nieuwe vorm van sturing via contracten. Anderzijds wil ze de cursist praktische vaardigheden aanleren om dit instrument toe te passen in de eigen organisatie. De opleiding richt zich tot mandaathouders op Vlaams en federaal niveau, personen betrokken bij de relatie tussen de centrale overheid en intern/extern verzelfstandigde entiteiten op lokaal, Vlaams en federaal niveau, budgethouders in OCMW's. De opleiding is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt naast een theoretische basisvorming expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid op de eigen organisatie. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. MODULES: 1. Internationale, federale en Vlaamse trends in contractmanagement 2. Inhoud en procesverloop van contractmanagement - theorie en praktijkvoorbeelden 3. Planning, monitoring, rapportage en evaluatie van contracten: theorie en voorbeelden 4. Lessen uit bestaande contracten op basis van oefeningen 5. Hoe schrijf ik een contract? Toepassing van contractmanagement binnen de eigen dienst
Bouckaert Geert, De Corte Joke (1999). Contractmanagement en Management van contracten. Overheidsmanagement nr 3. Brugge: die Keure. 211 p.
2.4.6. RESULTAATGERICHT FINANCIEEL OVERHEIDSMANAGEMENT Coördinatie: Geert Bouckaert Inhoudelijk verantwoordelijke: Wouter Van Reeth Data: 5 dagen: 24/4, 8/5, 22/5, 12/6 & 26/6/2003 Aantal deelnemers: 25 De opleiding ‘resultaatgericht financieel overheidsmanagement’ richt zich tot personen wier functie hen in staat stelt om op een zinvolle manier te reflecteren over, en antwoorden te zoeken op vraagstukken inzake effectiviteit, efficiëntie, zuinigheid en kwaliteit. De opleiding heeft tot doel de deelnemers inzicht bij te brengen in concepten en methoden die overheidsdiensten toelaten kosten met resultaten te verbinden ter ondersteuning van het beleid en het beheer. Inzicht in dit verband wordt meer en meer een kerncompetentie van openbare besturen en dit zowel tijdens de (financiële) voorbereiding (budgettering) van het beleid, als bij de opvolging (boekhouding) en evaluatie (audit) ervan.
Open opleidingen
17
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
De opleiding omvat 5 modules. Ze is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt, naast een theoretische basisvorming, expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid in de eigen organisatie. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. De opleiding bouwt voort op de tweedaagse training ‘prestaties meten in de Overheid’. Voor deelnemers die deze opleiding reeds volgden is de gelijknamige eerste module dan ook optioneel.
In 2003 konden we beroep doen op volgende gastdocenten: Johan De Cooman: BDO Adviseurs Openbare Sector & Vlaamse Economische Hogeschool, gastdocent Lokale Besturen, Vital Put: Rekenhof, auditeur Doelmatigheidsonderzoek & wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid, Herbert Van Keymeulen: MVG-Departement WVC, afdelingshoofd Bijzondere jeugdbijstand, Wouter Van Reeth: Instituut voor Natuurbehoud, wetenschappelijk attaché Cel Natuurrapport, Paul van Sprundel: FOD Sociale Zekerheid, directeur Budget en Beheerscontrole. MODULES: 1. Prestaties meten in de Overheid (optioneel) 2. Resultaatgericht budgetteren/boekhouden/auditen 3. Resultaatgericht financieel management
Bouckaert Geert & Van Nuffel Lieve (2000). Financieel Overheidsmanagement: internationale tendensen van begroting, boekhouding en audit. Overheidsmanagement nr. 11. Brugge: die Keure. 270 p.
2.4.7. HET SCHRIJVEN VAN GOEDE BELEIDSNOTA’S Coördinatie: Marleen Brans Inhoudelijk verantwoordelijke: Diederik Vancoppenolle Data: 2 dagen: 2/12/2003 & 13/1/2004 Aantal deelnemers: 23 Openbare besturen vertalen steeds vaker - al dan niet op eigen initiatief- hun beleidsintenties in duidelijke en toegankelijke beleidsnota’s. Het schrijven van een goede beleidsnota vergt niet enkel een grondige kennis van het werkveld, maar ook een aantal basisvaardigheden. In die zin kan het schrijven van goede beleidsnota’s terecht als een ambacht worden bestempeld. Dit opleidingsprogramma wil deze deskundigheid bij de deelnemers versterken. De opleiding bestaat uit 3 modules. Ze is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en besteedt, naast een theoretische basisvorming, expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid in de eigen organisatie. Een afgeleide doelstelling is dat de deelnemer wordt uitgenodigd om een aanzet te maken van een beleidsnota voor de eigen organisatie. Er is bovendien mogelijkheid om eigen nota’s te laten analyseren of ter bespreking voor te leggen. MODULES: 1. INLEIDING TOT BELEIDSONTWERP, BELEIDSADVISERING EN BELEIDSNOTA’S: In deze inleidende module geven we eerst een genuanceerd en gedetailleerd overzicht van het verloop van beleidsprocessen waarin we vervolgens de diverse types beleidsnota’s situeren. We schetsen de verschillende vorm-, opbouw-, stijl- en inhoudsvereisten die elk type kenmerken. 2. STOFFERING VAN BELEIDSNOTA’S MET BELEIDSINFORMATIE: Goede beleidsnota’s zijn niet alleen op de juiste manier geschreven, maar bevatten ook de gepaste inhoud en steunen op de juiste informatiebasis. In deze module gaan we nader in op die informatiebasis, gaan we op zoek naar verschillende informatiebronnen en bespreken we hoe je informatie kan gebruiken in beleidsnota’s. 3. HET SCHRIJVEN VAN GOEDE BELEIDSNOTA’S: Aan de (toekomstige) schrijvers worden een aantal instrumenten voorgesteld en ingeoefend, die hen in staat moeten stellen om een kwaliteitsvolle beleidsnota af te leveren. Volgende personen verleenden hun medewerking aan dit programma: Jo Craeghs: Vormingscentrum voor Lokale Besturen, 18
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Luc Deschamps: MVG - Departement Algemene Zaken en Financiën, adviseur Administratie Planning en Statistiek, Hugo Piqueur: Afdelingshoofd welzijnszaken Gemeente Beveren.
2.4.8. BELEIDSONDERSTEUNEND WERKEN Coördinatie: Marleen Brans Inhoudelijk verantwoordelijke: Diederik Vancoppenolle Data: 2 dagen: 9/12 & 16/12/2003 Aantal deelnemers: 24 De opleiding ‘beleidsondersteunend werken’ wil de deelnemers niet enkel kennis over en inzicht in beleidsprocessen verschaffen, maar wil hen ook methoden, technieken en vaardigheden aanleren zodat ze hun eigen beleidsondersteunende rol beter kunnen invullen. Door tevens in te gaan op het organisatorische aspect van beleidsprocessen en beleidsondersteuning, willen we de deelnemers inzicht bieden in verschillende inrichtingsalternatieven van beleidsondersteuning, zodat ze -zo nodig- ook die aspecten gericht kunnen aanpassen. De opleiding bestaat uit 3 modules. Ze is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en besteedt, naast een theoretische basisvorming, expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid in de eigen organisatie. MODULES: 1. INLEIDING TOT CONCEPTEN EN PROCESSEN VAN BELEID: Na een schets van de visies op en de modellen van beleid, worden enkele fundamentele beleidsbegrippen en -processen gedefinieerd en aan de hand van concrete beleidsvoorbeelden geïllustreerd. De module wordt afgesloten met een reflectie over de eigen beleidsondersteunende rol. 2. BELEIDSONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN, METHODEN EN TECHNIEKEN: Een aantal nuttige methoden en technieken worden aangeleerd die men op verschillende momenten in een beleidsproces kan aanwenden: multicriteria analyse, haalbaarheidsanalyse, uitvoeringstoetsen, Pert-planning, … Daarnaast wordt ook stilgestaan bij de verschillende soorten beleidsteksten en hun informatie-, stijl- en inhoudsvereisten. 3. PROFESSIONELE BELEIDSONDERSTEUNING: UITDAGINGEN VOOR ORGANISATIE & MANAGEMENT: We gaan in op de organisatorische macro-aspecten van beleidsondersteuning, de duale uitdaging voor beleidsondersteuners, schetsen enkele opmerkelijke internationale initiatieven en situeren de Vlaamse overheden in dit internationale kader. We eindigen met een focusgroepdiscussie over de sterktes en zwaktes van de organisatie van de beleidsondersteuning in de eigen bestuurslaag. In 2003 werd de opleiding mede verzorgd door: Pedro Facon: Wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid, Dieter Hoet: Coördinator Westhoekoverleg, Natalie Vallet: Hogeschool Gent & Universiteit Antwerpen, Ellen Wayenberg: Wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid.
Open opleidingen
19
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.5. OPEN OPLEIDINGEN VOOR LOKALE MANDATARISSEN In 2003 werden in samenwerking met het het Vormingscentrum voor lokale besturen volgende avondsessies georganiseerd ten behoeve van politieke verantwoordelijken van gemeenten, OCMW’s, districten, intercommunales en provincies van het Vlaamse Gewest: - externe communicatie: 3 avondsessies, - management & kwaliteit: 4 avondsessies.
2.5.1. EXTERNE COMMUNICATIE VOOR LOKALE MANDATARISSEN Coördinatie: Joris Plessers Inhoudelijk verantwoordelijken: Frankie Schram, Diederik Vancoppenolle & Jo Steyaert Data: 3 avondsessies te Gent: 9/9, 16/9 & 23/9/2003 Aantal deelnemers: 15 De lokale besturen staan voor de enorme uitdaging om een traditionele overheidsbureaucratie om te vormen tot een moderne, performante en kwaliteitsvolle overheidsdienst. Gelijkaardige ervaringen in binnen- en buitenland hebben uitgewezen dat dit proces een inbreng en inspanning vergt van diverse actoren, niet in het minst van de lokale mandatarissen. Dit vormingsprogramma wil een bijdrage leveren tot dit ambitieuze project door de lokale mandatarissen kennis en houdingen bij te brengen die nodig zijn om het moderniseringsproces te ondersteunen. MODULES: 1. DIALOOG MET DE BURGER: INSPRAAK EN PARTICIPATIE: Perspectieven van interactief beleid; de rollen en bevoegdheden m.b.t. interactief beleid; strategie tot interactief beleid; technieken tot interactief beleid 2. ELEKTRONISCHE OVERHEID: Inleiding; kenmerken van overheidsinformatie versus internetinformatie; integratie van vorm en inhoud van lokaal eGovernment; van aanbodsgerichte naar vraaggerichte overheid 3. ATIEVE OPENBAARHEID VAN BESTUUR: De noodzaak van openbaarheid van bestuur; omschrijving, wettelijke bepalingen; passieve versus actieve openbaarheid; actieve openbaarheid biedt ruimte voor een eigen informatiebeleid; een gemeentelijk reglement: ruime mogelijkheden voor actieve openbaarheid. De opleiding ging door te Gent met medewerking van: Frankie Schram: FOD Binnenlandse Zaken, adjunct adviseur secretariaat Commissie Toegang voor Bestuursdocumenten (actieve openbaarheid van bestuur), vrijwillig medewerker Instituut voor de Overheid, Jo Steyaert: Indigov, zaakvoerder (electronische overheid), Diederik Vancoppenolle: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker (dialoog met de burger).
2.5.2. MANAGEMENT & KWALITEIT VOOR LOKALE MANDATARISSEN Coördinatie: Joris Plessers Inhoudelijk verantwoordelijken: Geert Bouckaert, Annie Hondeghem, Trui Steen, Nick Thijs & Koen Verhoest Aantal dagen: 4 avondsessies: Leuven: 13 & 20 oktober, 3 & 17 november 2003 Gent: 14 & 21 oktober, 4 & 18 november 2003 Aantal deelnemers: Leuven: 25 - Gent: 31 De opleiding ‘management en kwaliteit voor lokale mandatarissen’ heeft als centrale doelstelling de complexiteit van het management- en kwaliteitsdenken inzichtelijk te maken voor lokale mandatarissen. Kennis en inzicht worden ontwikkeld met betrekking tot belangrijke aspecten van het overheidsmanagement voor lokale besturen. De opleiding is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt naast een theoretische basisvorming expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid in de lokale besturen. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. MODULES: 1. PERSONEELSMANAGEMENT: In heel veel lokale besturen is het personeelsbeleid volop in beweging. Daar waar personeelsbeleid vroeger beperkt bleef tot personeelsadministratie, worden nu stappen gezet in de richting van een modern 'Human Resources Management'. Deze module wil inzicht verschaffen in de basisvisie en de belangrijkste instrumenten van het 'Human Resources Management'. Hierbij wordt uitgegaan van de HRM-cyclus: selectieprestatie-beoordeling-beloning en ontwikkeling. 20
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.
3.
4.
FINANCIEEL MANAGEMENT: Financieel management heeft tot doel de mandatarissen inzicht bij te brengen in concepten en methoden die lokale besturen toelaten kosten met resultaten te verbinden, ter ondersteuning van het beleid en het beheer. Inzicht in dit verband wordt meer en meer een kerncompetentie van openbare besturen, en dit zowel tijdens de voorbereiding (budgettering) van het beleid, als bij de opvolging (boekhouding) en evaluatie (audit) ervan. ORGANISATIEMANAGEMENT: Management heeft te maken met de organisatie van middelen en mensen om het gewenste doel te bereiken. We behandelen verschillende organisatiemodellen en organisatieprincipes die bepalen hoe de lokale besturen eruit zien en hoe ze functioneren. KWALITEITSMANAGEMENT: Kwaliteitsmanagement heeft als centrale doelstelling de complexiteit van het kwaliteitsdenken inzichtelijk te maken. Evolutie van het kwaliteitsdenken, praktijkgerichte toepassing van modellen en technieken in lokale besturen, het gebruik van CAF als instrument in de eigen organisatie, … komen in de opleiding aan bod.
De opleiding ging door te Leuven en Gent met medewerking van: Paul Depreeuw: BDO Adviseurs Openbare Sector, senior consultant Openbare Sector (financieel management), Annie Hondeghem: Instituut voor de Overheid (personeelsmanagement), Nick Thijs: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker (kwaliteit), Koen Verhoest: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker (organisatiemanagement).
2.6. OPEN OPLEIDINGEN VOOR LOKALE MANAGEMENT- EN BELEIDSVERANTWOORDELIJKEN In 2003 werden subsidies toegekend door het Vormingscentrum voor lokale besturen ten behoeve van lokale management- en beleidsverantwoordelijken van gemeenten, OCMW’s, districten, intercommunales en provincies van het Vlaamse Gewest. Volgende opleidingen vonden plaats te Leuven en Gent: financieel management voor lokale beleidsverantwoordelijken: 3 dagen, kwaliteitsmanagement in lokale besturen: Common Assessment Framework: 3 dagen, passieve openbaarheid van bestuur: het managen van informatie i.f.v. een kwalitatieve relatie met de burger: 1 dag + 1,5 dag. De georganiseerde opleidingen te Kortrijk gingen niet door.
2.6.1. PASSIEVE OPENBAARHEID VAN BESTUUR: HET MANAGEN VAN INFORMATIE IN FUNCTIE VAN EEN KWALITATIEVE RELATIE MET DE BURGER Coördinatie: Joris Plessers Inhoudelijk verantwoordelijke: Frankie Schram Data: 1 dag respectievelijk 1,5 dag 1 dag te Leuven: 12 juni 2003 - Gent: 25 juni 2003 1,5 dag te Gent: 1 & 2 december - Leuven: 17 & 18 december 2003 Aantal deelnemers: Leuven: 22 (1ste sessie), 26 (2de sessie) - Gent: 27 (1ste sessie), 14 (2de sessie) Het nieuwe Vlaams openbaarheidsdecreet (2003) legt voor alle bestuursniveaus die onder de Vlaamse bevoegdheid vallen voor het eerst een eenvormige regeling op. Dit opleidingsproject beoogt de beleidsverantwoordelijken van lokale bestuursniveaus vertrouwd te maken met de diverse vormen van het recht van toegang tot de informatie die hun besturen in hun bezit hebben en met de openbaarheidswetgeving in het bijzonder. Bovendien wordt ingegaan op de gevolgen die dit heeft op het beleidsproces en de mogelijkheden die openbaarheid van bestuur biedt voor het beleidsproces en voor een kwalitatieve dienstverlening. Vervolgens wordt ook de nodige aandacht besteed aan de aansprakelijkheid die verbonden is met het niet geven van informatie of van het verstrekken van foutieve informatie. Een eerste maal werd een ééndaagse opleiding georganiseerd te Leuven en Gent in de maand juni. Wegens het grote succes werd een 2de reeks georganiseerd in de maand december. De ééndaagse opleiding werd hierbij nader gedetailleerd en uitgebreid tot 1,5 dag. MODULES: 1. BEGRIPPENKADER EN SITUERING BINNEN HET BESTUUR VAN VANDAAG: Het begrip ‘openbaarheid van bestuur’ wordt vanuit diverse invalshoeken benaderd en dit wordt geïllustreerd met concrete voorbeelden. De openbaarheid Open opleidingen voor lokale besturen
21
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.
3.
van bestuur wordt niet enkel benaderd vanuit de burger, maar tevens vanuit het bestuur in termen van verplichtingen en opportuniteiten. OPENBAARHEID VAN BESTUUR EN DE WERKING VAN EEN MODERN BESTUUR: De passieve openbaarheid van bestuur speelt zich af binnen een procedure. De waarde van de noodzaak van een procedure wordt verduidelijkt. De procedureregeling biedt een bestuur ook ruimte en laat zelfs een beleid toe. De openbaarheid van bestuur wordt verder in een ruimer kader geplaatst van een informatiebeheerssysteem ten dienste van burger en bestuur. Dit laat toe om de relatie tussen actieve en passieve openbaarheid te herdenken. VERANTWOORDELIJK OMGAAN MET OVERHEIDSINFORMATIE EN BESTUURSDOCUMENTEN: De openbaarheidswetgeving plaatst de mogelijkheid om de openbaarmaking uit te stellen binnen een wettelijk kader. Daarom worden de verschillende soorten uitzonderingsgronden toegelicht en wordt gedetailleerd ingegaan op de relatie met andere wetgevingen. Er wordt uitdrukkelijk ingegaan op de aansprakelijkheid die op het bestuur rust voor het niet verstrekken van de toegang tot bestuursdocumenten of het onverantwoord verstrekken van toegang tot bestuursdocumenten. Tenslotte wordt nagegaan of het gebruik van de verkregen informatie een grond vormt om de openbaarmaking te weigeren of te beperken.
2.6.2. KWALITEITSMANAGEMENT IN LOKALE BESTUREN: CAF Coördinatie: Joris Plessers Inhoudelijk verantwoordelijke: Nick Thijs Aantal dagen: 3: 19, 26 september & 3 oktober 2003 (Leuven) Aantal deelnemers: 24 De lokale besturen worden geconfronteerd met vragen naar kwaliteitsvolle dienstverlening. Deze constatering, samen met veranderingen in de maatschappelijke omgeving, in bestuur en politiek en bij burgers, dwingt tot een bezinning over het kwaliteitsstreven van de lokale besturen. Deze opleiding heeft als centrale doelstelling de complexiteit van het kwaliteitsdenken in de lokale besturen inzichtelijk te maken. Kennis en vaardigheden worden ontwikkeld met betrekking tot dit kwaliteitsdenken. Expliciete aandacht wordt besteed aan het CAF. Deze opleiding is gebaseerd op onderzoekservaringen in openbare besturen en biedt ook expliciete aandacht aan de praktische toepasbaarheid op de eigen organisatie. Dit gebeurt aan de hand van gevalstudies en praktijkoefeningen. Het programma bouwt verder op het boek ‘Kwaliteit in de Overheid, een handboek voor kwaliteitsmanagement in de publieke sector o.b.v. een internationaal comparatieve studie’ van Geert Bouckaert en Nick Thijs (Academia Press: Gent. 2003. 529 p.). MODULES: 1. HET CAF IN DE LOKALE BESTUREN: Het CAF wordt uiteengezet voor de lokale besturen die er nog geen kennis van hebben genomen en die bijgevolg ook geen dossier hebben ingediend voor de Conferentie: theorie, praktijkgetuigenis en praktijk oefening. 2. DE TOEPASSING VAN HET CAF IN DE LOKALE BESTUREN: Er wordt een opsplitsing gemaakt naar deelnemers: de beginners en de gevorderden (=zij die het CAF al hebben toegepast): 1/2 dag: evaluatie van de CAF toepassingen: sterke en zwakke punten, benchmarking, enz. 1/2 dag: voorstelling van de andere modellen: EFQM, BSC, ISO 9000, SERVQUAL 3. DE INSTRUMENTEN VAN HET CAF: Voorstelling van de verschillende instrumenten zoals leiderschapsstijl, strategische planning, HRM, procesanalyse, BPR, prestatiemeetsystemen. De opleiding werd georganiseerd met medewerking van: Luc Deschamps: MVG - Departement Algemene Zaken en Financiën, adviseur Administratie Planning en Statistiek, Koen Sips: Leuvens Universitair Centrum voor Interdisciplinaire Navorming in Arbeidssituaties (LUCINA), Patrick Staes: Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid, secretaris & FOD Personeel en Organisatie, adviseur Directie Organisatieontwikkeling, Trui Steen: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker, Nick Thijs: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker, Steven Van de Walle: Instituut voor de Overheid, wetenschappelijk medewerker.
2.6.3. FINANCIEEL MANAGEMENT VOOR LOKALE BELEIDSVERANTWOORDELIJKEN Coördinatie: Joris Plessers Inhoudelijk verantwoordelijke: Geert Bouckaert 22
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Aantal dagen: 3: 27 november , 4 & 11 december 2003 (Leuven) Aantal deelnemers: 23 Het voorbije decennium werden de lokale overheden in Vlaanderen geconfronteerd met veranderingsprocessen inzake de financiële beleids- en beheerscyclus (NGB, NOB). Met het nieuwe gemeentedecreet worden opnieuw initiatieven op dit vlak aangekondigd. Inzicht in de mogelijkheden van resultaatgericht financieel management wordt een kerncompetentie van openbare besturen, en dit zowel tijdens de (financiële) voorbereiding (budgettering) van het beleid, als bij de opvolging (boekhouding) en evaluatie (audit) ervan. Deze opleiding heeft tot doel de deelnemers inzicht bij te brengen in concepten en methoden die overheidsdiensten toelaten kosten met resultaten te verbinden, ter ondersteuning van het beleid en het beheer. Zij richt zich tot personen wiens functie hen in staat stelt om op een zinvolle manier te reflecteren over en antwoorden te zoeken op vraagstukken inzake effectiviteit, efficiëntie, zuinigheid en kwaliteit. MODULES: 1. Financieel management in gemeenten, ocmw's, provincies 2. Administratieve organisatie en interne controle 3. Meerjarenplanning ‘Financieel management in gemeenten, ocmw's, provincies’ ging in op de veranderingen betreffende de overgang van een kasboekhouding naar een vermogensboekhouding. Wat is het nut van de vermogens-boekhouding en wat halen we uit de vermogensboekhouding? Een ratio-analyse werd opgesteld. Er werd ingegaan op de verschillen tussen de gemeenten, ocmw's, provincies en op wat in het nieuwe gemeentedecreet is opgenomen betreffende deze materie. Tenslotte kwam de plaats van de boekhouding in het geheel aan bod: meerjarenplanning --> boekhouding --> audit. Deze opleiding wordt verzorgd door Johan DE COOMAN en Hans WELTERS, Vlekho Business School Publiek Sector. Tijdens de opleidingsdag ‘administratieve organisatie en interne controle’ ging Paul DEPREEUW, senior bedrijfsrevisor bij BDO, in op de vraag wat interne controle is en welke rol het heeft binnen de lokale besturen. Het belang van budgetteren en meerjarenplanning werd besproken en er werd dieper ingegaan op de relatie tussen de exploitatie, investeringen en liquiditeiten. Tevens werd stilgestaan bij een investeringsanalyse en projectmanagement van investeringen. In module 3 ‘meerjarenplanning’ bracht Thibaut STEVENS, manager marketing openbare sectoren (Dexia Bank) de presentatie ‘de Vlaamse gemeentefinanciën: projectie 2003 – 2008’. Hij maakte een interessante denkoefening i.v.m. de meerjarenplanning. Vervolgens bracht Wim RUTSAERT, bedrijfsrevisor bij BDO, een uiteenzetting omtrent autonome gemeentebedrijven en de gewijzigde wetgeving (anno 2003) op de VZW's. Tenslotte, presenteerde de ontvanger van het OCMW van Antwerpen, Erik PEETERS, een casestudy: praktijkervaringen inzake de opstart en de implementatie van de nieuwe OCMW-beleidsinstrumenten.
2.6.4. PUBLIEK MANAGEMENT PROGRAMMA VOOR LOKALE BESTUREN Coördinatie: Annie Hondeghem Inhoudelijk verantwoordelijken: Trui Steen & Joris Plessers Aantal dagen: 9 (2002), bezoek + projectwerk (2003) Aantal deelnemers groepsbezoek: 9 & projectwerk: 6
De opleiding richt zich tot lokale beleidsen managementverantwoordelijken. Zowel leidinggevende ambtenaren en stafmedewerkers, die hun functie uitoefenen op niveau A, als politici van gemeenten, OCMW’s, stadsdistricten, intercommunales en provincies van het Vlaamse Gewest kunnen zich kandidaat stellen. De opleiding ‘Publiek Management Programma voor lokale besturen’ wordt door het Instituut voor de Overheid gerealiseerd in samenwerking met en met de financiële steun van het vormingscentrum voor Lokale Besturen, Administratie Binnenlandse Aangelegenheden (MVG). Het basisprogramma bestaat uit 3 modules, gespreid over 4 maanden (september - december 2002). Het facultatief gedeelte van de opleiding bestaat uit een uitdieping van de managementthema's die tijdens het basisprogramma aan bod zijn gekomen door middel van een buitenlands bezoek en een projectwerk. Een buitenlands bezoek geeft hierbij een 'best practice' betreffende relevante managementontwikkelingen. In 2003 werd een bezoek gebracht aan de gemeenten Roosendaal en Heusden (Nederland) op 20 en 21 maart. 10 personen Open opleidingen voor lokale besturen
23
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
namen deel aan dit 'bezoek. Peter Sommen heeft als deelnemer van het buitenlands bezoek aan de gemeente Heusden een verslag geschreven. Dit verslag zal gepubliceerd worden in 2004: Heusden gaat verder, Forum-TVG, Tijdschrift van de Federatie van Vlaamse Gemeentesecretarissen. Het projectwerk biedt de mogelijkheid aan de deelnemers om zich te verdiepen in één (of meerdere) managementthema(s). Deze uitdieping bestaat uit het leren kennen van en het ontwikkelen van managementvaardigheden en het toepassen ervan in het eigen lokaal bestuur. Voor de module ‘projectwerk’ was een halve dag voorzien ter voorstelling van het projectwerk (28/02/2003) en één opleidingsdag voor de presentatie van het projectwerk (23/05/2003). Volgende projectwerken werden gemaakt: - analyse van de strategische nota van het OCMW Opwijk, - de invoering van het decreet voor lokaal sociaal beleid in de gemeente Overpelt, - de organisatie van het begeleidend toezicht, - denkoefening over de gemeentelijke organisatie gemeente Olen, - strategische beleidsplanning in de stad Waregem: een aanzet!
2.7. PUBLIC MANAGEMENT PROGRAMME VOOR FEDERALE AMBTENAREN WWW.PUMP.BE
Coördinatie: Annie Hondeghem Inhoudelijk verantwoordelijke: Myriam Parys Aantal dagen: 38 + stage + bezoeken Aantal deelnemers: 20 Openingssessie PUMP: Minister Luc Van den Bossche, Annie Hondeghem & Anne Drumaux (ULB)
De federale overheid moderniseert met het doel de burgers een kwaliteitsvolle en optimale service te bieden. Gelijkaardige ervaringen in binnen- en buitenland hebben uitgewezen dat dit proces een inbreng en inspanning vergt van diverse actoren, niet in het minst van de ambtenaren zelf. Het Public Management Programme (PUMP) wil een bijdrage leveren tot dit ambitieuze project. Het doel van de opleiding is om ambtenaren op termijn in staat te stellen om, als leidinggevende of als expert, actief mee te werken aan een moderne, performante en kwaliteitsvolle administratie. Het PUMP wil een groep ambtenaren de kennis, vaardigheden en houdingen bijbrengen die nodig zijn om het moderniseringsproces te ondersteunen: • kennis: visievorming over hoe een moderne administratie er kan uitzien, hierbij vooral refererend naar goede praktijkvoorbeelden in binnen- en buitenland, • vaardigheden: het aanleren van specifieke methoden en technieken ter ondersteuning van het moderniseringsproces, • houdingen: het aanleren van een veranderingsgerichte mentaliteit. Tijdens de maanden januari - november 2001, 2002 en 2003 werden telkens 40 ambtenaren opgeleid (20 Nederlandstaligen, 20 Franstaligen). Ook in 2004 nemen 40 beloftevolle ambtenaren deel aan het Public Management Programme. De Franstalige opleiding wordt hierbij verzorgd door de ULB. De inhoudelijke uitwerking van het programma gebeurt in overleg tussen beide universiteiten. De coördinatie van het Nederlandstalige programma gebeurde door Annie HONDEGHEM en Myriam PARYS. Voor actuele informatie omtrent het programma verwijzen we naar www.pump.be. Voor het programma 2003 dienden 137 ambtenaren van Federale Openbare Diensten en Federale Instellingen van Openbaar Nut (niveau 1) een dossier in. Hieruit werden 20 personen geselecteerd. Bij de selectie werd gestreefd naar een vertegenwoordiging uit de verschillende segmenten van de federale overheid en naar evenwichtige genderverhoudingen. Het programma bestaat uit 6 fasen, gespreid over 11 maanden (januari - november). In totaal worden 38 vormingsdagen voorzien. Een aantal sessies zijn residentieel. De opleiding omvat tevens een aantal bezoeken en een stage. Het programma 2003 omvatte een bezoek aan Parijs. Naast docenten en wetenschappelijke medewerkers verbonden aan het Instituut voor de Overheid, verleenden volgende experten hun medewerking in 2003: Tom Auwers: FOD Sociale Zekerheid, directeur-generaal Sociaal Beleid (de controlecyclus binnen copernicus),
24
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Dr Jan Beyers: Universiteit Leiden, departement Politieke Wetenschappen (de interactie tussen de Belgische federale overheid & de Europese Unie), Prof.mr.dr. J.A. De Bruijn: Technische Universiteit Delft, bestuur & management (organisatie en beheer: netwerken), Julien De Clercq: Provincie West-Vlaanderen, bestuursdirecteur HRM & Organisatie (integratieoefening), Johan De Graeve: MVG - departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, afdelingshoofd Coördinatie en Beleidsvoorbereiding & Kabinet van Vlaams Ministervan binnenlandse aangelegenheden, cultuur, jeugd en ambtenarenzaken, adjunct kabinetschef (integratieoefening), Prof.dr. Karel De Witte: K.U.Leuven, faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen, arbeids- en organisatiepsychologie (veranderingsmanagement), Guido Decoster: MVG - departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, directeur-generaal (integratieoefening), Prof.dr. Frank Delmartino: K.U.Leuven - faculteit Sociale Wetenschappen, diensthoofd Instituut voor Internationaal en Europees Beleid (de Europese Unie: een profielschets), Prof.dr. David Farnham: University of Portsmouth, Department of Business and Management (veranderingsmanagement), David Geerts: K.U.Leuven - mediacentrum (wegwijs inzake dataverzameling), Jos Goovaerts: Freelance medewerker (sociale vaardigheden), Dieter Hoet: Westhoekoverleg, Coördinator (overheidsmanagement: beleids- en beheerscyclus), Prof.dr. Sylvia Horton: University of Portsmouth, school of social & historical studies (HRM: competentiemanagement), Bernard Hubeau: Vlaams Parlement, ombudsman (integratieoefening), Pieter Kerremans: Sociaal-economische raad van Vlaanderen, administrateur-generaal (integratieoefening), Prof.dr. Stephan Keukeleire: K.U.Leuven - faculteit Sociale Wetenschappen, Instituut voor Internationaal en Europees Beleid (de Europese Unie: een profielschets), Luc Lathouwers: MVG - departement Leefmilieu en infrastructuur, directeur-generaal Administratie Algemene Administratieve Diensten (HRM: organisatie van de P&O functie & e-HR), Geert Mareels: Kabinet van Vlaams Ministervan Werkgelegenheid en Toerisme, kabinetschef (integratieoefening), Georges Monard: FOD Personeel en Organisatie, voorzitter directiecomité (HRM: organisatie van de P&O functie & e-HR), Katlijn Perneel: FOD Financiën Brussel, adviseur Coperfin-Stafdienst P&O (een kader voor het managementplan), Prof.dr. Christopher Pollitt: Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculty of Social Sciences - Public Management (overheidsmanagement: internationale trends inzake overheidsmanagement), Vital Put: Rekenhof, auditeur Doelmatigheidsonderzoek & wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid (resultaatgericht financieel overheidsmanagement: performance audit), Chris Reniers: Algemene centrale der openbare diensten, algemeen secretaris (integratieoefening), Frank Robben: Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid, administrateur-generaal (eGovernment), Martin Ruebens: MVG - Departement Coördinatie, afdelingshoofd Afdeling Algemene Administratieve Diensten (integratieoefening), Dr Frankie Schram: FOD Binnenlandse Zaken, adjunct adviseur secretariaat Commissie Toegang voor Bestuursdocumenten & freelance medewerker Instituut voor de Overheid (eGovernment en relatie met de burger: kwaliteit van dienstverlening), Anita Slembrouck: Freelance medewerker (sociale vaardigheden), Patrick Staes: Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid, secretaris & FOD Personeel en Organisatie, adviseur Directie Organisatieontwikkeling (eGovernment en relatie met de burger: kwaliteit van dienstverlening), Dr Georges Stienlet: Inspectie van Financiën, inspecteur-generaal Vlaamse regering (integratieoefening), Ir Eric Stroobants: MVG - Departement Coördinatie, secretaris-generaal (integratieoefening), Patricia Supply: FOD Financiën Leuven, inspecteur Controlecentrum Leuven (een kader voor het managementplan), Ruth Van Duffel: K.U.Leuven - mediacentrum (wegwijs inzake dataverzameling), Dr Wouter Van Reeth: Instituut voor Natuurbehoud, wetenschappelijk attaché Cel Natuurrapport (resultaatgericht financieel overheidsmanagement), Lieven Vandenberghe: Kind en Gezin, administrateur-generaal (integratieoefening), Allaart Vermaut: Centrum voor Studiebegeleiding en onderwijsvernieuwing (wegwijs inzake dataverzameling), Public management programme voor federale ambtenaren
25
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Daisy Vervenne: FOD Financiën Kortrijk, inspecteur (praktijkgetuigenis betreffende BPR in het kader van Coperfin), Paul Wille: Vlaams Parlement, Vlaams parlementslid (integratieoefening), Dr Herman Wuyts: College van federale ombudsmannen, ombudsman (eGovernment en veranderende positie van de burgers), Dr Stavros Zouridis: Universiteit Tilburg, docent Centrum voor Recht, Bestuur en Informatisering (eGovernment).
FASE 1: UNFREEZING (JANUARI) Deze fase heeft als doelstelling het ontwikkelen van een aantal sociale vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het leerproces in groepsverband. De interactie gedurende deze eerste fase laat de deelnemers toe om elkaar beter te leren kennen en zal de groepsgeest stimuleren. Een aantal dagen zijn dan ook residentieel.
FASE 2: VISIEVORMING (FEBRUARI - MAART) De deelnemers worden geconfronteerd met visies op een moderne overheidsadministratie. Daarnaast worden methoden en technieken aangeleerd ter ondersteuning van het moderniseringsproces. Deze fase is modulair opgebouwd waarbij rekening wordt gehouden met de belangrijkste uitdagingen voor de federale overheid op het vlak van management. Volgende modules komen aan bod: • de overheid in de samenleving, • organisatie en beheer, • beheer van het menselijk potentieel, • resultaatgericht financieel overheidsmanagement, • eGovernment en relatie met de burger, • Europeanisering van het beleid.
FASE 3: STAGE (APRIL - MEI) De deelnemers krijgen de kans om via stage ervaring op te doen in binnen- of buitenlandse organisaties, hetzij in de publieke hetzij in de privé-sector. Daarnaast worden een aantal gezamenlijke bezoeken georganiseerd aan buitenlandse overheden. Doelstelling is vooral de confrontatie met het functioneren van organisaties in een andere culturele context. Het groepsbezoek vond plaats in Parijs. Hierbij werden volgende organisaties bezocht:
• • • • •
OESO, Deelnemers PUMP 2003: Sciences Politiques, groepsbezoek naar Parijs Ecole nationale d'administration (ENA), Ministère de l’économie, des finances en de l’industrie, Ministère de la fonction publique, de la réforme de l’état et de l’aménagement du territoire.
De Nederlandstalige deelnemers voltooiden een individuele stage bij volgende organisaties: Thema: HRM, veranderingsmanagement, ethiek: Australië: Prison HR Division en Corrective Services Academy, België: Mutualiteit West-Vlaanderen, België: Ombudsdiensten in Vlaanderen (VDAB, steden, federale ombudsman), Canada: Treasury Board Secretariat, Office of Values and Ethics, Vlaanderen, Nederland, Noorwegen: MVG, Financiën, Rijksdienst voor Gebouwen, TU Delft, Noorse Rijksdienst voor Gebouwen. Thema: HRM & competentiemanagement: Canada: Traning and Development Canada, Frankrijk: Ministerie van Justitie, Ecole nationale de l'administration pénitentiare, UK: The Inland Revenu HR Department, 26
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Zweden: Ministry of Finance, Development Council, Thema: Organisatienetwerken & eGovernment: Frankrijk: OECD, Nederland en Rwanda: Buitenlandse Zaken, Nederland: Dienst Justitiële inrichtingen en cluster Rotterdam , cluster Breda, Nieuw Zeeland: Ministry of Social Development, Ministry of Labour, Zweden: Statskontoret, Ministry of Finance, Zwitserland: Institut des Hautes Etudes en Administration Publique (IDHEAP). Thema : Strategie, beheerscontrole & evaluatie: Schotland: Scottish Prison Service, UK: Department for International Development, UK: the European Agency for the evaluation of medicinal products (EMEA).
FASE 4: VERANDERINGSMANAGEMENT (JUNI) Permanente verandering is één van de fundamentele kenmerken van hedendaagse organisaties. Ook publieke organisaties moeten in staat zijn met deze veranderingen om te gaan willen ze in de toekomst performant blijven. Het succesvol kunnen doorvoeren van veranderingsprocessen is dan ook een cruciale competentie. Deze fase streeft drie objectieven na: • inzicht verwerven in de principes van veranderingsmanagement, • vanuit theorie en praktijk wijzen op succes- en faalfactoren bij veranderingsprocessen in publieke organisaties, • ervaren wat het doormaken van veranderingen met zich meebrengt voor het individu en voor de organisatie, zodanig dat weerstanden tegen verandering beter kunnen worden ingeschat.
FASE 5: INTEGRATIEOEFENING (SEPTEMBER) Tijdens deze fase leren de deelnemers om de inzichten verworven in de vorige fasen te integreren en toe te passen op een case. Op die manier wordt de samenhang van veranderingsprocessen in verschillende domeinen van het overheidsmanagement duidelijk. Mogelijke synergieën of conflicten worden via praktijkvoorbeelden bestudeerd. De actoren worden gedurende een aantal dagen geconfronteerd met een reeks betrokkenen die via presentaties en een rollenspel of debat een reëel beleids- en beheersprobleem presenteren. Deze ‘betrokkenen’ omvatten bijvoorbeeld instanties of partijen die beslissingen moeten nemen ten opzichte van dit probleem zoals onder meer adviesverleners, belangengroepen of ambtenaren. In 2003 is de case gekozen van het MVG en de Vlaamse Openbare Instellingen, dit in het kader van de reorganisatie ‘Beter Bestuurlijk Beleid’.
FASE 6: ADVIESOPDRACHT (JUNI - NOVEMBER) In een laatste fase brengen de deelnemers de verworven kennis en vaardigheden in de praktijk. Groepen van deelnemers voeren adviesopdrachten uit. Het betreft concrete projecten omtrent de ontwikkeling of uitvoering van veranderingsprocessen. Bij voorkeur gaat het om een actuele problematiek waarbij verschillende instanties met tegenstrijdige belangen en uiteenlopende machtsposities betrokken zijn. De resultaten van de adviesopdracht worden voorgesteld tijdens een slotseminarie. In het kader van het Public Management Programme 2003 werden adviesopdrachten uitgevoerd voor volgende ministeries en diensten van de federale overheid: • FOD Binnenlandse Zaken: opmaak van een competentieprofiel voor de functies uit de algemene directie Crisiscentrum, • FOD Budget & Beheerscontrole: op welke manier kunnen de theoretische concepten inzake integriteit geïnstalleerd worden in de HRM praktijk van de FOD’s, • FOD Buitenlandse Zaken: opmaak van een ‘Balanced Scorecard’ voor een directie op het niveau van een FOD, met inbegrip van een implementatieplan, • FOD Financiën: creatie van een nieuw imago, • FOD Financiën: opmaak van een management cockpit, • FOD P&O, FOD Kanselarij, FOD B&B, FOD ICT: het in kaart brengen van de mogelijke meerwaarde van het concept ‘shared services’ voor elk van de deeldomeinen van de P&O functie in de vier horizontale FOD’s, Public management programme voor federale ambtenaren
27
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
•
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu: voorstellen voor het begeleiden van ‘Service Level Agreements’ tussen departementen en organisaties, • ICT: bepalen van de risicofactoren in een eGovernmentproject, • POD Maatschappelijke Integratie: formulering van de missie, strategie en de doelstellingen van de inspectiediensten en verbeteren van de beheers- en evaluatie instrumenten. De uitgevoerde adviesopdrachten in 2002 zijn in 2003 gebundeld tot volgende publicatie: Hondeghem Annie, Parys Myriam, Thijs Nick & Heylen Anneke (2003). Anders bekeken, elders bekeken. Verslagboek n.a.v. stages in het kader van het public management programme 2002. 204 p.
A NDER S BE KEKEN , E LDER S BEKE KEN S TA G ES
IN HE T KAD ER VAN HET
PU BLIC M A NAGEM EN T P RO GR A M ME 2 00 2
Instituut voor de Overheid Faculteit sociale wetenschappen Departemen t Politieke Wetenschappen E. Van Evens traat 2A - B-3000 Leuven
Eind redac tie: Ann ie Honde ghem Myriam Parys Nick Thijs M.m.v.: A nneke Heyle n
2.8. INTERNE TRAININGEN
Joris Plessers coördinator interne trainingen “The learning company is marked by an acceptance that things don’t stay the same for long.”
Diverse openbare instanties wensen hun personeel op te leiden in een aantal managementtechnieken gaande van sociale vaardigheden tot financieel management. Interne trainingen kunnen door overheidsorganisaties in gesloten aanbod worden aangevraagd. Uit een aanbod van een tiental dagcursussen over overheidsmanagement en personeelsbeleid, leiding geven en managementvaardigheden, kan een vormingspakket worden samengesteld van meerdere opleidingsdagen. De oefeningen, lectuur en voorbeelden worden op maat van de desbetreffende organisatie uitgewerkt. Op vraag kan elk thema beperkt worden tot een halve dag of uitgebreid worden tot meerdere vormingsdagen. Deze interne trainingen worden georganiseerd in groepen van maximaal 15 deelnemers, zijn interactief van aanpak en praktijkgericht. Interne training werden in 2003 gecoördineerd door Joris PLESSERS. Soms werden, onder coördinatie van het Instituut, freelancers ingeschakeld of samenwerkingen met andere vormingsorganisaties en specialisten met ervaring in de publieke sector aangegaan. In 2003 werden 23 dagen interne vorming gegeven aan volgende organisaties: • Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen: time-management, • FOD Binnenlandse Zaken: management, • OCMW Houthalen-Helchteren: time-management & veranderingsmanagement. In 2003 zijn contracten afgesloten voor het geven van 87 interne opleidingsdagen in 2004 betreffende ‘sociale vaardigheden’ in ondermeer volgende organisaties: Provincie West-Vlaanderen, FOD Binnenlandse Zaken, VLOR, Vlaamse Gemeenschapscommissie, Stad Lier).
2.8.1. COMMISSARIAAT-GENERAAL VOOR DE VLUCHTELINGEN EN STAATLOZEN: TIME-MANAGEMENT Coördinatie: Joris Plessers aantal dagen: 6 – aantal deelnemers: 90
Drie Nederlandstalige en drie Franstalige groepen van leidinggevende ambtenaren van het CommissariaatGeneraal voor de Vluchtelingen en Staatlozen volgden een eendaagse opleiding time-management. De opleiding ging door op 21 augustus, 22 augustus, 28 augustus, 4 september, 11 september en 12 september 2003 met medewerking van Mireille Durin (consultant) & Anita Slembrouck.
2.8.2. FOD BINNENLANDSE ZAKEN: MANAGEMENTOPLEIDING
28
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Coördinatie: Joris Plessers aantal dagen: 5 - aantal deelnemers: 15
De managementopleiding aan leidinggevende ambtenaren van de FOD Binnenlandse Zaken omvatte 5 opleidingsdagen met als thema’s: - personeelsmanagement, - veranderingsmanagement, - leiding geven, - kwaliteit, - projectmanagement. De opleiding ging door op 25 september, 2 oktober, 10 oktober, 17 oktober en 24 oktober 2003. Volgende lesgevers verleenden hun medewerking: Trui Steen, Nick Thijs, Anita Slembrouck & Olivier De Boeck (Ideas @ Work nv).
2.8.3. OCMW HOUTHALEN-HELCHTEREN: TIME-MANAGEMENT & VERANDERINGSMANAGEMENT Coördinatie: Joris Plessers aantal dagen: 1 (time-management) & 11 (veranderingsmanagement) – aantal deelnemers: 15
De opleiding ‘time-management’ ging door op 12 mei 2003 en werd gegeven door Anita Slembrouck. In het najaar van 2003 werd voorzien in de begeleiding bij het veranderingsproces binnen het sociaal huis van het OCMW van Houthalen - Helchteren. Tengevolge van het Vlaamse regeerakkoord inzake ‘sociaal huis’ wordt de sociale dienst van het OCMW Houthalen-Helchteren gereorganiseerd naar het sociaal huis, o.l.v. een stuurgroep en een externe procesfacilitator. Voor de medewerkers van de huidige sociale dienst betekent de reorganisatie een verandering van ondermeer werkinhoud, werkmethode en samenwerkingsvorm. De begeleiding heeft plaats gevonden op volgende data: 3, 22 en 23 september, 29 september, 3, 18 en 25 oktober 2003 met medewerking van Katelijne Callebaut, Jos Goovaerts en Anita Slembrouck. De begeleiding zal verder afgerond worden in 2004.
Interne trainingen
29
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.9. STUDIEDAGEN Elk jaar organiseert het Instituut voor de Overheid één of meerdere studiedagen waarop actuele onderwerpen belicht worden die een ruim ambtenarenpubliek aanbelangen. Doelpubliek zijn zowel mandatarissen, ambtenaren van lokale, regionale en federale besturen als onderzoekers en studenten die hun visie op de nieuwe overheidsdynamieken willen verruimen. In het jaar 2003 kwamen volgende studiedagen aan bod: - 4 februari 2003: Een comptabiliteitsdecreet voor de Vlaamse Overheid, - 15 mei 2003: Van hervorming naar modernisering: perspectieven op de Inge Vermeulen & Anneke Heylen scretariaat vorming evolutie van de politiek-administratieve relaties, de voorbereiding en de evaluatie van beleid in België, - 27 mei 2003: Verzelfstandiging en sturing van agentschappen: recente evoluties op Vlaams niveau, - 11 juni 2003: Het kerntakendebat: de allocatie van publieke taken aan overheid, markt en middenveld nader beschouwd, - 19 juni 2003: Coördinatie in de publieke sector: lessen voor de federale overheid, - 27 juni 2003: Een staalkaart van het vertrouwen, de tevredenheid met overheidsdienstverlening van de Vlaamse burger, - 16 oktober (Leuven) & 13 november 2003 (Gent): Publiek-private samenwerking (PPS), - 15 december 2003 (Leuven): Van kwantiteit naar kwaliteit: werklastmeting en kwaliteitsmanagement in de Belgische parketten, rechtbanken en hoven.
2.9.1. EEN COMPTABILITEITSDECREET VOOR DE VLAAMSE OVERHEID Coördinatie: Geert Bouckaert & Wouter Van Reeth Datum: 4 februari 2003 (Brussel) - Aantal deelnemers: 193 Deze studiedag kaderde in een reeks van 3 studiedagen omtrent actuele hervormingen in de financiële beleids- en beheerscyclus op federaal, Vlaamse en lokaal niveau. De twee andere studiedagen vonden plaats in 2002. Op 2 december 2002 werd een studiedag georganiseerd over het financieel management volgens het nieuwe gemeentedecreet. Op 10 december 2002 kwamen de nieuwe federale comptabiliteitswetten en budgetcyclus aan bod. De studiedag richtte zich tot ambtenaren, onderzoekers en consultants, en meer in het bijzonder financiële managers en lijnmanagers: ontvangers, diensthoofden, secretarissen, schepenen van financiën, afdelingshoofden, directeurs-generaal, budgetverantwoordelijken en auditeurs. Er werd stilgestaan bij het voorontwerp van comptabiliteitsdecreet en de vooruitzichten voor de invoering van de nieuwe budget- en beheerscyclus. De inhoud van deze hervormingen werd uiteengezet door ambtenaren die het voorbije jaar van nabij de totstandkoming van de hervorming hebben kunnen volgen. Daarnaast stonden academici uit binnen- en buitenland en vertegenwoordigers van de betrokken overheid, kritisch stil bij de verdere implementatie en uitdagingen ervan.
30
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
PROGRAMMA: 9.15 Nieuwe trends in financieel overheidsmanagement: voorstellen en vooruitzichten Geert BOUCKAERT, directeur Instituut voor de Overheid Wouter VAN REETH, onderzoeksmedewerker Instituut voor de Overheid 10:00 De hervorming nader bekeken Hedwig VAN DER BORGHT, directeur-generaal Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management 11:00 Een blik vanuit het buitenland Ton BESTEBREUR, Hoofddirectie Financieel Economische Zaken, ministerie van Verkeer en Waterstaat, Nederland 11:45 De concrete invoering: sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (1) Georges STIENLET, inspecteur-generaal Inspectie van Financiën 14:00 De concrete invoering: sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (2) Jean-Pierre HEIRMAN, directeur-generaal, MVG - Departement Leefmilieu en infrastructuur, Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer 15:00 PANELDISCUSSIE, moderator: Geert BOUCKAERT Leo VICTOR, Secretaris-generaal MVG - Departement Algemene Zaken en Financiën Jan DEBUCQUOY, Raadsheer Rekenhof Wouter DE RYCK, Inspecteur van Financiën Eddy GUILLIAMS, MVG - Hoofd Interne Audit 16:15 SLOTTOESPRAAK David VAN HERREWEGHE, adjunct-kabinetschef, Kabinet van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening ENKELE BEVINDINGEN: Wat gaan we doen? Wat zijn we aan het doen? Wat hebben we gedaan? Dit zijn de drie kernvragen die gesteld worden doorheen de financiële beleids- en beheerscyclus. De cyclus van begroting, boekhouding en audit is als een ketting die zo sterk is als de zwakste schakel. De modernisering van de financiële cyclus vereist dan ook een modernisering van de verschillende schakels van deze cyclus. Financiële hervormingen situeren zich op twee dimensies. Ten eerste is er een evolutie van een inputgericht financieel systeem naar een meer output- en effectgericht systeem. Ten tweede is er ook een evolutie merkbaar in de aanrekeningsregels van het financieel systeem: van een kas- en verplichtingenstelsel naar een economische begroting en boekhouding. De doelstellingen van deze hervormingen zijn tegelijkertijd de voorwaarden voor het welslagen ervan. Het intern management heeft pas ‘incentives’ om resultaatgegevens te verzamelen als de informatie ook gebruikt wordt in de politieke besluitvorming en als er parlementaire interesse is voor de beleids- en beheersinformatie. Het gebruik van kostprijsgegevens en prestatie-indicatoren in de politieke besluitvorming vereist echter dat er een sluitende economische en analytische boekhouding en een geldig, betrouwbaar en legitiem prestatiemeetsysteem ontwikkeld worden. Er is echter niet altijd een eenduidig verband tussen middelen en resultaten. Daarenboven wordt de politieke besluitvorming gestuurd door een politieke rationaliteit. Een succesvolle hervorming van de financiële cyclus vereist dus enerzijds voldoende organisatorische capaciteit of ‘organizational readiness’ en anderzijds voldoende bereidheid tot hervormen bij de dominante politieke en administratieve actoren.
Studiedagen
31
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.9.2. VAN HERVORMING NAAR MODERNISERING: PERSPECTIEVEN OP DE EVOLUTIE VAN DE POLITIEK-ADMINISTRATIEVE RELATIES, DE VOORBEREIDING EN DE EVALUATIE VAN BELEID IN BELGIË Organisatoren: Instituut voor de Overheid i.s.m. 'Association universitaire de recherche sur l'action publique (AURAP, U.C. Louvain)' & POD Wetenschapsbeleid Coördinatie: Marleen Brans Datum: 15 mei 2003 (Brussel) - Aantal deelnemers: 79
Brans Marleen, Facon Pedro & Hoet Dieter (2003). Beleidsprofessionalisering in een lerende overheid: stand van zaken in en uitdagingen voor de Belgische federale overheid. Academia Press: Gent. 306 p.
De uitdagingen en ontwikkelingen op vlak van modern overheidsmanagement en professionele beleidsvoering, waarmee de Belgische overheden de laatste jaren geconfronteerd worden, zijn een internationaal gegeven en zijn in België, onder meer in het kader van de Copernicushervorming, in een stroomversnelling gekomen. Deze studiedag was een gezamenlijk initiatief van het Instituut voor de Overheid (IO) en de ‘Association universitaire de recherche sur l’action publique’ (AURAP) van de UCL. Op deze studiedag werden de bevindingen van een viertal onderzoeksprojecten gepresenteerd, projecten die door beide onderzoeksinstituten waren uitgevoerd in opdracht van de POD Wetenschapsbeleid, dit in het kader van het meerjarig onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de modernisering van de overheidsinstellingen (DWTC). De resultaten van volgende vier projecten werden gepresenteerd en ter discussie aan het publiek voorgelegd: - de evaluatie van overheidsbeleid in België (AURAP: Prof. F. Varone, S. Jacob), - de relatie tussen politiek en hoge ambtenarij (AURAP: Prof. C. De Visscher, G. Le Bussy), - de organisatie en het management van de beleidsvoorbereiding in België: een vergelijking met Nederland (IO: Marleen Brans, Dieter Hoet, Pedro Facon), - beleidsoverdracht en het trekken van lessen: systematisch leren uit buitenlandse beleidservaringen (IO: Marleen Brans, Pedro Facon, Dieter Hoet). Op basis van de Vlaamse onderzoeksprojecten ontstond in de workshop een interessante discussie over de modernisering van de beleidsvoering en over de uitdagingen voor de federale beleidscapaciteit. Tijdens de ronde tafeldiscussie werd na een inleiding van de sprekers gereflecteerd over de sterktes en zwaktes van de Copernicushervorming en over de toekomstige uitdagingen ervan voor de federale overheid.
PROGRAMMA: 9:20
Inleiding door de opdrachtgever van de onderzoeksprojecten B. VAN DONINCK, POD Wetenschapsbeleid 9:30 Buitenlandse perspectieven op de hervorming van de overheid J.M. EYMERI, Université de Paris - Sorbonne (Frankrijk) 11:00 Presentatie van onderzoeksresultaten en –aanbevelingen, telkens door de coördinator van het onderzoeksproject en een discussant/praktijk-expert uit de Belgische politiek-administratieve wereld 3 workshops: relaties politiek-administratie: Christian DE VISSCHER, Pierre VERKAEREN - voorzitter FOD Budget & Beheerscontrole evaluatie van overheidsbeleid: Frédéric VARONE, Philippe DESTATTE - directeur Institut Destrée beleidsprofessionalisering en beleidsleren: Marleen BRANS, Johan VERSTRAETEN - administrateur-generaal Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers 14:00 Ronde - tafel: discussie over de resultaten en aanbevelingen van de onderzoeksrapporten Moderator: Rudolf MAES - andere deelnemers: coördinatoren en medewerkers onderzoeksprojecten, discussanten en aanwezigen in de zaal 15:30 Conclusies: terugblik en vooruitblik op de hervorming en modernisering van de federale overheid vanuit politiek-administratieve en academische hoek 32
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Michel BARBEAUX, senator Centre Démocrate Humaniste, Georges MONARD, voorzitter FOD Personeel en Organisatie
2.9.3. VERZELFSTANDIGING EN STURING VAN AGENTSCHAPPEN: RECENTE EVOLUTIES OP VLAAMS NIVEAU Coördinatie: Koen Verhoest Datum: 27 mei 2003 (Leuven) - Aantal deelnemers: 131 De studiedag richtte zich tot geïnteresseerden vanuit de politiek, ambtenarij en verzelfstandigde organisaties op verschillende beleidsniveaus. Onder meer hogere leidinggevende ambtenaren en ambtenaren op horizontale en verticale departementen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en haar verzelfstandigde instellingen, alsook geïnteresseerde politici (parlementairen in betrokken commissies in het Vlaamse parlement en de betrokken Vlaamse kabinetten) waren welkom. Maar omwille van belangrijke evoluties op de andere overheidsniveaus was deze studiedag ook interessant voor politici, ambtenaren en het management van verzelfstandigde diensten van de federale, lokale en provinciale bestuursniveaus (cfr. bestuursovereenkomsten met de instellingen van sociale zekerheid, voorontwerpen van het nieuwe gemeentedecreet en het nieuwe provinciedecreet). Het dagprogramma omvatte twee gedeeltes. In de voormiddag werden eerst de krijtlijnen van de verzelfstandiging in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid voorgesteld, waarna een reflectie volgde door binnenlandse en buitenlandse academische experts en de vertegenwoordigers van de agentschappen. In de namiddag werden een viertal workshops georganiseerd die elk aan de hand van twee sprekers en een discussie dieper ingingen op een actueel thema binnen de thematiek van verzelfstandiging. Een paneldebat sloot de dag af.
PROGRAMMA: 9:30 9:45
10:15
11:15
11:45
14:00
Inleiding door de dagvoorzitter Johan HANSSENS, Kabinet van de Minister-president Verzelfstandiging in Vlaanderen na BBB: krachtlijnen en uitvoering: een rechtstreeks betrokken topambtenaar overliep de aanloop naar, de krachtlijnen van en de uitvoering van Beter Bestuurlijk Beleid, met een sterke focus op de gevolgen van verzelfstandiging voor de Vlaamse overheid. Eric STROOBANTS, bijzondere commissaris ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ en secretaris-generaal Departement Coördinatie, MVG Verzelfstandiging in Vlaanderen voor BBB: bevindingen en aanbevelingen uit recent wetenschappelijk onderzoek Koen VERHOEST en Bram VERSCHUERE, Instituut voor de Overheid Verzelfstandiging in Vlaanderen: BBB vanuit het buitenland beschouwd: een buitenlands expert beschouwde BBB vanuit een Nederlandse focus waar de discussie rond verzelfstandiging zich situeert rond de ontwikkeling van een Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen. Sandra VAN THIEL, Erasmus Universiteit Rotterdam Verzelfstandiging in Vlaanderen na BBB: een beschouwing vanuit de huidige agentschappen: Een vertegenwoordiger van het netwerk Management in de Openbare Vlaamse Instellingen bekeek BBB vanuit het standpunt van de huidige agentschappen naar toekomstige consequenties en opportuniteiten. Yvan BOSTYN, administrateur-generaal VDAB Workshops met betrekking tot diverse aspecten van verzelfstandiging en sturing van agentschappen: Workshop I: Verzelfstandiging: welke vorm in welke omstandigheden? Een veranderingsmanager van BBB en een manager van een VOI gaven hun visie over en ervaringen met de wenselijke oprichtingscriteria voor intern en extern verzelfstandigde agentschappen. Workshopleider: David D'HOOGHE, Instituut voor Administratief Recht (K.U.Leuven) Visie I: Leo CLINCKERS, Veranderingsmanager Beleidsdomein Mobiliteit en administrateur-generaal NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen Visie II: Lieven VANDENBERGHE, administrateur-generaal Kind & Gezin Workshop II: Verzelfstandiging: van ex ante toezicht via de gemeenschapscommissaris naar ex post toezicht op basis van een beheersovereenkomst
Studiedagen
33
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
16:00
16:45
34
Een vertegenwoordiger van het Rekenhof en een Bijzondere Commissaris BBB gingen in op het toezicht op agentschappen: hoe kan een rechtmatige en efficiënte werking van het agentschap worden gewaarborgd en welke vorm neemt het toezicht dan best aan? Workshopleider: Koen Verhoest, Instituut voor de Overheid Visie I: Leo VICTOR, Bijzondere commissaris ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ en secretaris-generaal Departement Algemene Zaken en Financiën, MVG Visie II: Patrick PHILIPPAERTS, eerste auditeur Rekenhof Workshop III: Verzelfstandiging: de raad van bestuur tussen minister en agentschapshoofd: stuurder of toezichtshouder? Een lid van de raad van bestuur van een VOI en een ex-kabinetsadviseur bekeken de rol van de raad van bestuur van agentschappen: welke functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben deze raden of zouden raden van bestuur moeten hebben (bv. resultaatsaansprakelijkheid versus onafhankelijke stuurder)? Workshopleider: Lutgart VAN DEN BERGHE, Instituut voor Bestuurders (Vlerick Leuven Gent Management School) Visie I: Mark ANDRIES, adjunct-directeur Studiedienst VEV Visie II: Dirk VANDERPOORTEN, ex-kabinetsadviseur kabinet van de minister-president en adjunct administrateur-generaal Kind & Gezin Workshop IV: Verzelfstandiging: de rol van het agentschap in de beleidsondersteuning Een vertegenwoordiger van een kerndepartement en een vertegenwoordiger van een agentschap gingen in op de vraag of er voor het agentschap een rol is weggelegd bij de beleidsontwikkeling en de beleidsvoorbereiding, en zo ja, hoe kan men een werkbare taakverdeling tussen ministerie en agentschap bekomen? Workshopleider: Marleen BRANS, Instituut voor de Overheid Visie I: Guy HAEMELS, bestuursdirecteur OVAM Visie II: Guido DEBLAERE, secretaris-generaal Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, MVG Plenaire paneldiscussie: een panel van deskundigen reageerden op de stellingen die vanuit de workshops worden geponeerd. Eric STROOBANTS, bijzondere commissaris, Lieven VANDENBERGHE, administrateur-generaal Kind & Gezin, Patrick PHILLIPAERTS, eerste auditeur van het Rekenhof en Georges STIENLET, inspecteurgeneraal van Financiën Afsluitende beschouwingen door Johan HANSSENS, Kabinet van de Minister-president
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.9.4. HET KERNTAKENDEBAT: DE ALLOCATIE VAN PUBLIEKE TAKEN AAN OVERHEID, MARKT EN MIDDENVELD NADER BESCHOUWD Coördinatie: Koen Verhoest Datum: 11 juni 2003 (Brussel) - Aantal deelnemers: 53 De studiedag richtte zich tot elke politicus, ambtenaar, onderzoeker of consultant op ieder overheidsniveau die geïnteresseerd is in of geconfronteerd worden met de problematiek van het alloceren van taken tussen overheid en maatschappelijke actoren. Volgend uit een onderzoek van de POD Federaal Wetenschapsbeleid richtte de studiedag zich onder meer op hogere leidinggevende ambtenaren en ambtenaren op horizontale en verticale FOD's bij de federale overheid, haar verzelfstandigde instellingen en parlementairen van betrokken commissies. Omdat de discussie zich rond de kerntaken van de overheid op ieder overheidsniveau concentreert, wist deze studiedag ook geïnteresseerde politici en ambtenaren van de Vlaamse, Waalse, provinciale en lokale bestuursniveaus te boeien. Een simultaan vertaling Nederlands-Frans was voorzien. Verhoest Koen, Vervloet Dirk & Bouckaert Geert (2003). Overheid, Aan de hand van voorbeelden uit het buitenland en markt of non-profit? Onderbouwing van het maatschappelijk het binnenland werd het maatschappelijk kerntakendebat. Academia Press: Gent. 208 p. kerntakendebat nader besproken. De verschillende vormen van inschakeling van verzelfstandigde overheidsactoren, private profit en non-profit actoren werden bekeken (verzelfstandiging, uitbesteding, publiekprivate samenwerking, inschakeling van de derde sector en privatisering). Hierbij werd er vooral gekeken naar beslissingscriteria om voor deze of gene actor te kiezen en met welke succes- en faalfactoren rekening dient te worden gehouden bij de aansturing van deze actoren door de overheid.
PROGRAMMA: 9:30 9:45
10:20
11:10
13:30
14:20
15:15
Inleiding door de dagvoorzitter Geert BOUCKAERT - Instituut voor de Overheid Inschakeling van de verzelfstandigde en private sector bij de uitvoering van publieke taken in Nederland reikwijdte, motieven, criteria en ervaringen: Een Nederlandse academische expert ging dieper in op de trends, ervaringen en criteria inzake de inschakeling van andere actoren bij de uitvoering van publieke taken in zijn land. Peter HUPE, Universitair hoofddocent, Erasmus Universiteit Rotterdam Inschakeling van de verzelfstandigde en private sector bij de uitvoering van publieke taken in Frankrijk reikwijdte, motieven, criteria en ervaringen: Ook voor wat betreft Frankrijk ging een academische expert dieper in op de trends, ervaringen en criteria inzake de inschakeling van andere actoren bij de uitvoering van publieke taken. Claude ROCHET, Université de Versailles Een instrument voor kerntakenanalyse: de ‘Quinquennial Reviews’ van de ‘Next Steps Agencies’ in Groot-Brittannië: Een betrokken ambtenaar vertelde over de opzet van en ervaringen met het instrument dat de Britse overheid gebruikt om de kerntaken van een verzelfstandigd agentschap vast te stellen en toe te wijzen en over de nieuwe ‘Landscape Reviews’. David WILKINS, Deputy Team Leader, Corporate Development Group van het Cabinet Office Ervaringen, beslissingscriteria en succesfactoren voor publiek-private samenwerking: De manager van het Vlaamse Kenniscentrum voor Publiek-Private Samenwerking liet zijn licht schijnen over de evolutie, criteria en succesfactoren voor PPS in België. Jan SIJNAVE, manager Kenniscentrum PPS Vlaanderen Ervaringen, beslissingscriteria en succesfactoren bij inschakeling van de non-profit sector en het middenveld: Een federale ambtenaar met veel ervaringsdeskundigheid terzake ging in op zijn ervaringen met het inschakelen van private actoren in zijn beleidsveld en de succesfactoren hierbij. Geert DE POORTER, directeur Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, Transformatie en Distributie van voedingsmiddelen Het taakallocatie-instrument ter onderbouwing van de kerntakendiscussie: De onderzoekers stelden een instrument voor dat de kerntakendiscussie en de toewijzing van taken aan overheids- en private actoren kan onderbouwen met beslissingstappen, -criteria en succesfactoren. Koen VERHOEST en Dirk VERVLOET, Instituut voor de Overheid
Studiedagen
35
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
16:00
16:30
De taakverdeling bij de federale overheid - reflectie over de toepassing van het taakallocatie-instrument op het federale overheidsniveau: Een hogere federale ambtenaar paste het taakallocatie-instrument toe op de organisatie van het federaal gezondheidssysteem en gaf enkele reflecties. Hendrik LARMUSEAU, directeur-generaal FOD Sociale zekerheid, bestuur van de informatie en de studiën Afsluitende beschouwingen door de dagvoorzitter
2.9.5. COÖRDINATIE IN DE PUBLIEKE SECTOR: LESSEN VOOR DE FEDERALE OVERHEID Coördinatie: Koen Verhoest Datum: 19 juni 2003 (Brussel) - Aantal deelnemers: 66 Vanuit het achterliggend onderzoek van de POD Federaal Wetenschapsbeleid richtte de studiedag zich onder meer op hogere leidinggevende ambtenaren en ambtenaren op horizontale FOD's bij de federale overheid en haar verzelfstandigde instellingen en geïnteresseerde politici (parlementairen van betrokken commissies en betrokken federale kabinetten). De studiedag was echter zodanig opgevat dat ze nuttige informatie aanleverde voor ambtenaren en politici uit alle overheidsniveaus: gewesten en gemeenschappen, provincies en lokaal. Simultane vertaling Nederlands-Frans was voorzien. Het onderwerp van de studiedag betrof de evolutie in vele OESOVerhoest Koen, Legrain Amaury & Bouckaert Geert (2003). Over samenwerking en afstemming: landen waarbij de hiërarchie als dominant coördinatiemechanisme coördinatie binnen de publieke sector. Academia en het invoeren van nieuwe vormen van coördinatie zoals markt- en Press: Gent. 176 p. netwerkcoördinatie. In de voormiddag gaven buitenlandse en binnenlandse experts voorbeelden van coördinatiestrategieën. In de namiddag reflecteerden topfiguren van de federale administratie over de invloed, de sterkten en de zwakheden van de Copernicushervorming op het vlak van coördinatie. Hierbij werd ingezoemd op drie coördinatieniveaus, met name tussen het politieke en ambtelijke niveau; tussen de ministeries (FOD's) onderling en tussen de administratie en de verzelfstandigde openbare instellingen.
PROGRAMMA: 9:30 9:45
10:30
11:30
13:40
14:20
15:15
36
Inleiding door de dagvoorzitter Geert BOUCKAERT - Instituut voor de Overheid Coördinatie in de publieke sector in Frankrijk, de link tussen ‘déconcentration’ en ‘interministérialité’: een Franse academicus en hoge ambtenaar (o.a. ‘ex-sous-préfect’) vertelde hoe de interne verzelfstandiging in Frankrijk tot een grotere coördinatiecapaciteit geleid heeft voor de Franse administratie. Jean-Benoît ALBERTINI, technische raadgever Ruimtelijke Ordening & Lokale Collectiviteiten, Kabinet van de Franse Premier Coördinatie in de Vlaamse overheid voor en na ‘Beter Bestuurlijk Beleid’: een Vlaamse topambtenaar vertelde wat de coördinatiezwakheden waren van de structuur voor ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ en welke oplossingen men voorziet in het kader van de huidige hervormingen. Jean-Marie AGTEN, afdelingshoofd Interdepartementale Beleidsondersteuning, Departement Coördinatie, MVG Coördinatie in de publieke sector in internationaal perspectief: vanuit een overzicht van de evoluties van de coördinatie in verschillende landen werden enkele beschouwingen en vraagtekens geplaatst bij de coördinatie op het federale vlak. Koen VERHOEST en Amaury LEGRAIN, onderzoekers aan het Instituut voor de Overheid Politiek-ambtelijke coördinatie voor en na Copernicus: de voorzitter van de FOD Kanselarij reflecteerde over de nadelen en voordelen kabinetssysteem en over de hervormingen van Copernicus op het vlak van de politiek-ambtelijk relaties. Luc COENE, voorzitter directiecomité, FOD Kanselarij Interdepartementale coördinatie voor en na Copernicus: de voorzitter van de FOD P&O reflecteerde over de interministeriële (of inter-FOD's) coördinatie voor en na Copernicus. Georges MONARD, voorzitter directiecomité, FOD P&O Coördinatie tussen kernministeries en hun verzelfstandigde organisaties voor en na Copernicus: De voorzitter van de FOD reflecteerde over de relaties tussen zijn FOD en de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid voor en na Copersoc en meer bepaald de invoering van een netwerkstructuur ten einde www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
16:00
de coördinatie tussen deze actoren te optimaliseren. Frank VAN MASSENHOVE, voorzitter directiecomité, FOD Sociale Zekerheid Afsluitende beschouwingen door de dagvoorzitter
ENKELE AANBEVELINGEN VANUIT HET ACHTERLIGGENDE ONDERZOEKSRAPPORT: In het buitenland blijkt dat bij verdere specialisatie de coördinerende rol van de horizontale departementen belangrijker wordt. Het zwaartepunt ligt hierbij meestal bij de Eerste Minister en eventueel bij een middelenminister. 1. In een sterk versplinterde overheidssetting is er duidelijk nood aan een sterke horizontale coördinatiecapaciteit. 2. De Eerste Minister voert een coördinatiebeleid en zorgt voor de ultieme coördinatie van beleid en beheer. 3. De horizontale departementen moeten coördinatie-instrumenten ter beschikking stellen, het gebruik ervan stimuleren, uniformiseren, bewaken en opvolgen. Zo worden de SRA's, KRA's en contracten door de NieuwZeelandse State Service Commission gescreend op onderlinge consistentie en bepaalde vormvereisten. Het Cabinet Office onder de Britse Eerste Minister promoot de Joined-up government netwerken en volgt hun werking op. In Zweden wordt vanuit het ministerie van Financiën de opzet van informatienetwerken gecoördineerd Bij vele landen werden er uitvoerende organisaties verzelfstandigd om van het oude hiërarchische model af te stappen. Voor wat het coördinatievraagstuk betreft was de verzelfstandigingsgolf bedoeld om de druk op de centrale diensten te verkleinen (en hun coördinatiecapaciteiten te versterken) en om de coördinatiemogelijkheden van de verzelfstandigde organisaties te vergroten. Maar organisaties verzelfstandigen is geen voldoende (maar wel noodzakelijke) voorwaarden om nieuwe coördinatiemechanismen zoals de markt of het netwerk in te voeren. De invoering moet grondig doorgedacht, gepland en ondersteund worden. 1. Voor de hiërarchische instrumenten: herindeling van bevoegdheden tussen departementen biedt slechts een tijdelijke oplossing voor coördinatieproblemen, is kostelijk en tijdrovend, en verstoort de continuïteit van het beleid. Beter is het zich te richten op beleidscoördinerende processen. Fusies of splitsingen van departementen zijn slechts aangewezen indien dit aansluit bij blijvende maatschappelijke veranderingen. Bovendien moeten deze hervormingen passen binnen de gekozen basisorganisatie van het beleidsdomein (product, gebruikers, geografisch gebied, proces). Alhoewel er ook werd vastgesteld dat het verlaten van de hiërarchische structuur als dominante coördinatiemodel het gebruik van hiërarchische instrumenten niet uitsluit; 2. Voor de netwerkinstrumenten: netwerken blijken coördinatie-instrumenten met een hoog potentieel te zijn, mede door het voluntaristisch karakter, gebaseerd op vertrouwensrelaties. Anderzijds is er nood aan een zekere systematisering en vaste functieverdeling (bv. coördinerende functie, uniformisering van informatieuitwisseling) m.b.t. deze netwerken (bv. SRA ministers in Nieuw-Zeeland en de Leadership netwerken in Canada). Deze instrumenten dienen centraal ondersteund te worden. Daarom dienen centrale diensten opgericht te worden en de hieraan verbonden expertise ontwikkeld te worden; 3. Marktinstrumenten zijn wel nuttig maar in welbepaalde omstandigheden waar er geen marktfalling (externaliteiten, overdreven competitie, monopolie) kunnen gebeuren.
Studiedagen
37
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.9.6. EEN STAALKAART VAN HET VERTROUWEN, DE TEVREDENHEID MET OVERHEIDSDIENSTVERLENING VAN DE VLAAMSEE BURGER Organisatoren: Instituut voor de Overheid i.s.m. MVG Coördinatie: Steven Van de Walle & Jarl Kampen Datum: 27 juni 2003 (Brussel) - Aantal deelnemers: 66 De studiedag richtte zich vooral naar mensen met een interesse voor vertrouwen in de overheid en burgerbevragingen en ook naar personen betrokken bij gebruikersbevragingen bij de overheid. Hoe is het vertrouwen van de burger in de overheid geëvolueerd? Welk beeld heeft de burger van ambtenaren? Hoe tevreden is de burger met de dienstverlening van de overheid? Op deze studiedag werden de eerste resultaten van de burgerbevraging ‘Werken aan de Overheid’ voorgesteld, werd het klantentevredenheidsinitiatief van het MVG toegelicht en keken we hoe buitenlandse overheden peilen naar de opinie van de burger. De studiedag werd georganiseerd in het kader van het onderzoeksproject ‘burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid’ (Programma Beleidsgericht Onderzoek).
PROGRAMMA: 10:00 10:10 11:30 12:15 14:10 14:40 15:40 16:10 16:25
Opening door de dagvoorzitter Frans CORNELIS, directeur-generaal Administratie Personeelsontwikkeling, MVG De staat van het vertrouwen in Vlaanderen Steven VAN DE WALLE, wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid Drie metingen van vertrouwen in de overheid vergeleken Jarl KAMPEN, Wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid Over de noodzaak van een Vlaamse vertrouwensmonitor Geert BOUCKAERT, directeur Instituut voor de Overheid Gebruikersbevragingen bij het MVG Guido DEBLAERE, secretaris-generaal Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, MVG De belevingsmonitor in Nederland Marc ARNOLD, Nederlandse Rijksvoorlichtingsdienst De stereotype ambtenaar Steven VAN DE WALLE, wetenschappelijk medewerker Instituut voor de Overheid Discussie & vragen Afsluiting studiedag & conclusies door de dagvoorzitter
ENKELE BEVINDINGEN: Ongeveer 40% van de Vlamingen heeft veel of heel veel vertrouwen in de Vlaamse Administratie, terwijl zo'n 12% er weinig of geen vertrouwen in heeft. Een opmerkelijke vaststelling is dat de tevredenheid van de 'klanten' over de werking van overheidsdiensten aanzienlijk hoger ligt dan het vertrouwen van die 'klanten' in de overheid. Overheidsdiensten zoals huisvuilophaling, de post, de VRT, de Lijn enz. behoren tot de meest vertrouwde instellingen. Vreemd genoeg sluit het heel positieve beeld van veel concrete overheidsdiensten niet aan bij het algemene beeld dat mensen hebben over de overheidsdiensten. Dat beeld is juist heel wat negatiever. Het beeld dat de burger van de ambtenaar heeft, is ook niet éénduidig: lager opgeleide respondenten hebben een positief beeld van ambtenaren en vinden dat overheidsdiensten efficiënt werken, maar tegelijkertijd vinden ze toch dat ambtenaren eerder hun eigenbelang dienen en corrupter zijn dan andere burgers. Bij de hoger opgeleiden komt net het omgekeerde beeld naar voor: zij hebben eerder een negatief beeld van ambtenaren en vinden dat overheidsdiensten niet efficiënt werken, maar vinden toch niet dat ambtenaren hun eigenbelang zouden dienen of corrupt zouden zijn De Eurobarometer cijfers tonen dat het vertrouwen in de overheidsdiensten in België sinds 1997 sterk is gestegen. In 1997 had 29% van de ondervraagden vertrouwen in de overheidsdiensten (en 64% geen vertrouwen). In 2002 was dit vertrouwen gestegen tot 51% (met 39% wantrouwen). Ook de cijfers van de politieke barometer van de krant ‘La Libre Belgique’ tonen aan dat we de vertrouwenskloof van de jaren '90 achter ons hebben gelaten. We zijn hiermee terug op het niveau van vóór de periode rond de Dutroux-crisis gekomen.
38
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2.9.7. PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING (PPS) Organisatoren: Instituut voor de Overheid i.s.m. uitgeverij die Keure & Instituut voor Administratief Recht (K.U.Leuven) Inhoudelijke coördinatie: David D’Hooghe Datum: 16/10/2003 (Leuven) & 13/11/03 (Gent) - Totaal aantal deelnemers: 301 erkend door de Vereniging van Vlaamse Balies De opleiding richtte zich tot alle geïnteresseerden, in het bijzonder tot ambtenaren van de federale en Vlaamse overheid, provinciale en lokale besturen, overheidsbedrijven, intercommunales en bedrijfsjuristen. De laatste jaren is er heel wat te doen rond ‘publiek-private samenwerking’ (PPS). In Vlaanderen werd een Kenniscentrum PPS opgericht. Er werd ook een decreet ter bevordering van PPS aangenomen. Zowel de bestuurlijke als de juridische aspecten van PPS verdienen dan ook alle aandacht. Na een bestuurlijke benadering en een overzicht van de recente ontwikkelingen richtte de studiedag zich op een aantal rechtsgebieden die voor de ontwikkeling van PPS-projecten van belang zijn en vaak onderbelicht blijven. Er werd ingegaan op de fiscale aspecten, aspecten van mededingingsrecht, begrotingsrechtelijke restricties en de implicaties voor het personeel. Er werd ook bijzondere aandacht besteed aan de concessie van openbare dienst. Tot slot werd de rol van het Kenniscentrum toegelicht.
PROGRAMMA: 9:15 9:20 10:00 11:10 11:50
14:00
14:40 15:40 16:20 16:50
Opening door de Voorzitter Marc BOES, hoogleraar K.U.Leuven - Instituut voor Administratief Recht De meerwaarde van PPS voor openbare besturen Koen VERHOEST, Instituut voor de Overheid Recente ontwikkelingen inzake de bestuursrechtelijke aspecten van PPS David D’HOOGHE, K.U.Leuven - Instituut voor Administratief Recht De concessie van de openbare dienst: oud én nieuw instrument voor PPS? Steven VAN GARSSE, UIA - Afdeling Publiekrecht Statutaire en contractuele tewerkstelling bij een PPS Frederik VANDENDRIESSCHE, assistent U. Gent & advocaat Stibbe Elisabeth MATTHYS, assistent U. Gent & advocaat Stibbe Begrotingsrechtelijke restricties voor PPS Frans DE BRAEKELEER, Deloitte & Touche & Paul VAN SPRUNDEL, directeur begroting en beheerscontrole FOD Sociale Zekerheid Fiscale aandachtspunten bij PPS Manuela VERVOORT, K.U.Leuven - Economisch recht PPS en het mededingingsrecht Peter WYTINCK, praktijklector K.U.Leuven, advocaat De rol van het Kenniscentrum bij PPS Jan SIJNAVE, manager Vlaams Kenniscentrum PPS Synthese door de Voorzitter
ENKELE BEVINDINGEN: Vanuit juridisch oogpunt geeft de samenwerking tussen publieke en private partijen aanleiding tot tal van vragen en problemen. Zo rijst de vraag of die samenwerking vorm zal krijgen door het aangaan van één of meerdere contracten (contractuele PPS), dan wel of ook een beroep zal worden gedaan op de oprichting van een nieuwe rechtspersoon waarin de publieke en private partner(s) gezamenlijk participeren. Daarbij komt dat de overheid niet van dezelfde vrijheid geniet als een private persoon. Geval per geval zal dan ook moeten worden nagegaan in welke mate overheden effectief de vrijheid hebben om gebruik te maken van de contractuele en/of de participatieve techniek. Het is trouwens precies om het gebruik van die technieken te vergemakkelijken dat het Vlaams Parlement recent een decreet heeft goedgekeurd. Studiedagen
39
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
De realisatie van PPS-projecten heeft in tal van gevallen betrekking op de infrastructuur (vervoer; wegenis; sociale huisvesting; ICT). In die gevallen is het vaak van belang dat aan de private partner ‘harde’ rechten op de infrastructuurbestanddelen worden toegestaan. Indien het gaat om delen van het openbaar domein wordt echter traditioneel aangenomen dat enkel zgn. ‘precaire’ rechten kunnen worden toegestaan. Ook op dit punt houdt het Vlaams PPS-decreet een fundamentele breuk in met het verleden. In het kader van een PPS zal het immers mogelijk zijn om zakelijke rechten op het openbaar domein toe te kennen. Ook het Belgisch en Europees (mededingings)recht heeft belangrijke mogelijke implicaties op PPS-projecten. Zo zal van belang zijn dat een PPS geen verboden staatssteun verhult. De eventuele toekenning van exclusieve rechten zal met het mededingingsrecht in overeenstemming moeten zijn. En bij de keuze van partners moet rekening worden gehouden met de overheidsopdrachtenreglementering en met het gelijkheidsbeginsel zodat elkeen in beginsel een faire kans krijgt om PPS-projecten deel te nemen. In sommige gevallen wordt een PPS ook voorzien in een transfer van overheidspersoneel naar een nieuw op te richten privaatrechtelijke persoon. De vraag rijst dan hoe de regels van het personeelsstatuut en van het arbeidsrecht op elkaar kunnen worden afgestemd. De Vlaamse overheid heeft de specificiteit van PPS alvast erkend en een PPS-Kenniscentrum in het leven geroepen om aan kennisopbouw op het gebied van PPS te doen, en om die kennis beschikbaar te stellen voor allen die daar een beroep op wensen te doen.
2.9.8. VAN KWANTITEIT NAAR KWALITEIT: WERKLASTMETING EN KWALITEITSMANAGEMENT IN DE BELGISCHE PARKETTEN, RECHTBANKEN EN HOVEN Coördinatie: Roger Depré & Joris Plessers Datum: 15/12/2003 (Leuven) - Aantal deelnemers: 195 Een veelgestelde vraag is hoeveel magistraten, griffiers, administratieve medewerkers er eigenlijk nodig zijn om het werk van justitie kwalitatief af te handelen. Een antwoord op deze vraag veronderstelt inzicht in werklastmeting en kwaliteitsmanagement. Werklast hangt immers af van het werkvolume (aantal zaken) en de hoeveelheid zaken die een magistraat normaal kan afhandelen (norm). Het probleem is dat het werkvolume gedeeltelijk een extern gegeven is waarop justitie geen vat heeft en dat er geen normen zijn voor werklastmeting. De hoeveelheid werk die iemand kan presteren wordt bepaald door een aantal (externe) factoren, maar ook door de kwaliteitseisen die gesteld worden. Dit is de reden waarom in deze studiedag kwantiteit, werklast en kwaliteit samen behandeld worden. De sprekers waren magistraten en ervaringsdeskundigen die de problemen dagelijks meemaken. Tevens werden kennis en ervaring van magistraten uit de omringende landen behandeld. Deze ervaringen en de factoren van falen en succes kunnen een inspiratiebron zijn ter verbetering van de werking van justitie. De studiedag richtte zich tot iedereen die interesse heeft voor werklastmeting en kwaliteitsmanagement in parketten, rechtbanken en hoven.
PROGRAMMA: 9:15 9:20 9:45 10:45 11:30 13:30 13:35 14:20 15:20 40
Opening voormiddagsessie Roger DEPRÉ, voorzitter studiedag voormiddag, Instituut voor de Overheid Basisprincipes van werklastmeting en kwaliteitsmanagement in justitie Roger DEPRÉ La mesure de la charge de travail au sein de la justice belge Martine CASTIN, conseiller à la cour d’appel de Mons Het Lamicie-werklastmetingsmodel in Nederland J. Ph. VISSER, Raad voor de Rechtspraak, Nederland Kwaliteitszorg en procesverbetering: de case Leuven Ivo CARMEN, Procureur des Konings te Leuven Opening namiddagsessie Annie HONDEGHEM, Voorzitter studiedag namiddag, Instituut voor de Overheid Expériences françaises dans la mesure de la charge de travail Hubert DALLE, président du tribunal de grande Instance d’Évry, France Kwaliteitsmanagement in Nederland Fr. LAUWAARTS, projectverantwoordelijke kwaliteitszorg, Raad voor de Rechtspraak, Nederland Panelgesprek www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Moderator: Stephan PARMENTIER, Instituut Recht en Samenleving 15.20-15.40: Diane REYNDERS, dienst strafrechterlijk Beleid, FOD Justitie 15.40-16.00: Kristine KLOECK, Hoge Raad voor de Justitie 16.00-16.30: Discussie 16:30 Slottoespraak Theo JACOBS, vertegenwoordiger van mevrouw de Minister van Justitie ENKELE BEVINDINGEN: ‘Meten is weten’. Doch de manier van meten heeft zo zijn implicaties voor de kennis die men opdoet. Werken met modellen en cijfers impliceert een reductie van de werkelijkheid. Normen zijn bijgevolg relatief en tijdelijk. Een werkgroep heeft voor de hoven van beroep één methode van werklastmeting uitgewerkt. De conclusies van deze werkgroep leiden, op basis van gegevens uit het verleden en heden, tot een gemiddelde productienorm van aantal arresten per magistraat op één jaar. Al snel lijkt dan de conclusie te zijn dat er nood is aan meer rechters. De vraag is natuurlijk of het wel voldoende is om te werken met de bestaande personeelsformaties en/of -kaders om een goed werklastmetingssysteem op te zetten. Voor werklastmetingsnormen dient men zich te kunnen baseren op betrouwbare gegevens die ook rekening houden met verandering en evolutie in de maatschappij. Zo is er de methode van de regressieanalyse. Bij een regressieanalyse wordt bijvoorbeeld een voorspelling gemaakt over het verwachte aantal magistraten, griffies/parketsecretarissen op basis van een aantal variabelen (bv. omvang van het arrondissement, demografische samenstelling, bestaansminima per 1000 inwoners, criminaliteit, …). Andere methoden maken bijvoorbeeld een analyse van input naar output of andersom van output naar input om vervolgens dit werkproces te optimaliseren (Business Proces Reengineering) en, tenslotte, de tijdsduur van deze optimale werkprocessen te nemen als werklastmetingsnorm. Het Nederlandse werklastmetingssysteem Lamicie is hier zo een voorbeeld van (vertrek output - doorloop - input). In Nederland lijkt de invoering van het werklastmetingssysteem Lamicie een lang proces geweest te zijn. Men is bijna 10 jaar bezig geweest met de ontwikkeling van hun werklastmetingssysteem Lamicie voor de leden van de zetel van de hoven, rechtbanken en kantongerechten en nog staat het systeem niet volledig op punt. Nochtans de voorsprong op de Belgische situatie is frappant. In Nederland wordt het werklastmetingssysteem aangewend om het budget van de rechtbank te berekenen. Waar voor de Belgische magistraat nauwelijks kan gezegd worden hoeveel productieve uren dat een magistraat jaarlijks heeft en wat een magistraat jaarlijks dan moet kosten, kan voor een Nederlandse rechter en ondersteunend personeel het kostenplaatje per minuut voorgelegd worden, nl. respectievelijk 1,82 euro per minuut en 0,79 euro per minuut. Een praktijkvoorbeeld uit het parket van Leuven toont aan dat werklastmeting onlosmakend verbonden is met een voorafgaandelijke procesverbetering en een streven naar integrale kwaliteitszorg. De Franse situatie betreffende werklastmeting en kwaliteitsmanagement is leerrijk voor de Belgische justitie. In Frankrijk staan er twee grote hervormingen in de steigers. Ten eerste, wenst men binnen het ministerie van Justitie over te gaan naar een prestatiebegroting, wat inhoudt dat rechtbanken en hoven enkel zullen betaald worden voor de prestaties die zullen geleverd worden. Dit impliceert de noodzaak aan prestatie-indicatoren en een systeem van werklastmeting. Ten tweede, is er momenteel een voorstel om de magistraten een productiepremie toe te kennen op grond van het aantal afgehandelde zaken. De Franse magistraten ageren tegen deze productiepremie. In Nederland daarentegen is de cultuur van prestatiemeting en kwaliteitsdenken reeds goed ingebakken in het rechterlijk systeem. Aan de hand van het INK-model en de principes van het Total Quality Management wordt gestreefd naar een overkoepelend en gemeenschappelijk kwaliteitssysteem voor de gerechten. Dit gemeenschappelijk kwaliteitsproject wordt tot nader orde ‘RechtspraaQ’ genoemd. Deze Nederlandse aanpak getuigt van een lange termijn visie. De technieken van werklastmeting en kwaliteitsmanagement kunnen op veel steun rekenen bij de belangrijkste actoren betreffende de Belgische justitie, maar veel onderzoek dient nog verricht te worden opdat deze technieken en instrumenten ook daadwerkelijk kunnen ingezet worden ter verbetering van het management en de werkzaamheden van de Belgische justitie.
Studiedagen
41
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3. WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Het wetenschappelijk onderzoek van het Instituut voor de Overheid bestaat uit fundamenteel onderzoek (met onder meer doctoraatsonderzoek) en toegepast onderzoek. Het onderzoek wordt verspreid via publicaties, nationale en internationale gastcolleges of wetenschappelijke voordrachten en studiedagen. Tijdens het werkjaar 2003 is door 23 onderzoeksmedewerkers onder leiding van één of meerdere onderzoekscoördinatoren, gewerkt aan 20 projecten en dit, naast doctoraatsonderzoeken, in opdracht van de federale en de Vlaamse overheid. De projecten hebben betrekking op meerdere beleidsaspecten. Figuur 6 toont de verhouding verdeeld volgens VTE naar volgende hoofddomeinen: - beleid & ethiek, - ICT & eGovernment, - financiën & prestatiemanagement, - bestuurlijke relaties & organisatie, - personeelsbeleid & gelijke kansen, - relatie tussen burger en overheid & kwaliteit, - veranderingsmanagement.
Veranderingsmanagement 6% Personeelsbeleid & gelijke kansen 13%
Beleid & Ethiek 15%
liteit & Relatie tussen urger en overheid 12%
Bestuurlijke relaties organisatie 24%
ICT & eGovernment 6%
Figuur 5: Procentuele verdeling van de onderzoeksprojecten naar diverse domeinen (in VTE)
Financiën & Prestaties 24%
Figuur 6: Situering van de diverse onderzoeken binnen de beleid & ethiek
fundamenteel onderzoek (doctoraten)
1.1.
toegepast onderzoek
1.2. 1.3.
ICT & eGovernment
2.1.
financiën & prestaties
bestuurlijke relaties & organisatie
3.1. 3.3.
4.1. 4.2.
3.2. 3.4.
4.3. 4.4. 4.5.
personeelsbeleid & gelijke kansen
relatie tussen overheid en burger & kwaliteit
veranderingsmanagement
6.1.
5.1. 5.2.
6.2.
7.1.
wetenschappelijke dienstverlening profilering van het Instituut voor de Overheid
Figuur 6 situeert de diverse onderzoeken van het Instituut voor de Overheid uitgevoerd in 2003 binnen haar beleidsdomeinen. De overeenkomstige nummering is weergegeven is tabel 2. ONDERZOEKEN INSTITUUT VOOR DE OVERHEID 2003: 1. Beleid & ethiek 1.1. Naar een bestuurskundige theorie over ambtelijke ethiek: een vergelijkend onderzoek 1.2. De relatie tussen sociaal-wetenschappelijk onderzoek en overheidsbeleid inzake integratie 1.3. Onderzoek naar de capaciteit van professionele beleidsontwikkeling bij de Vlaamse overheid in een klimaat van vermaatschappelijking (SBOV) 2. eGovernment 2.1. ICT/eGovernment (SBOV) 3. Financiën & prestaties 3.1. Explicitering en verklaring van de normenkaders over effectief en efficiënt bestuur gehanteerd door rekenkamers in het kader van performance audits 3.2. Financieel management & monitoring (SBOV) 3.3. Vooruitgang in prestatiemeetsystemen (SBOV) 42
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.4. Naar een adequate implementatie van een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen (Bproject SBOV) 4. Bestuurlijke relaties en organisatie 4.1. Vernieuwingen in de Vlaamse centrale-lokale verhoudingen: op weg naar partnerschap? Een kwalitatieve studie van de totstandkoming en uitvoering van het sociaal impulsbeleid 4.2. Verzelfstandiging bij lokale besturen in Vlaanderen 4.3. Verzelfstandiging en sturing van overheidsorganisaties (SBOV) 4.4. Beheersovereenkomsten (B-project SBOV) 4.5. Pilootproject ‘ontwikkeling beheersovereenkomsten’ 5. Personeelsmanagement & gelijke kansen 5.1. Beleidswetenschap en vrouwenstudies: internationaal vergelijkend onderzoek 5.2. Wetenschappelijke ondersteuning van HRM-beleid, in het bijzonder m.b.t. instroom, doorstroom, uitstroom van overheidspersoneel (SBOV) 6. Relatie tussen burger en overheid & kwaliteit 6.1. Perceptions of administrative performance: the key to trust in government? 6.2. Burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid 7. Veranderingsmanagement 7.1. Hervormingen inzake management en organisatie (SBOV) Tabel 2: Onderzoeken 2003 Instituut voor de Overheid
3.1. BELEID & ETHIEK 3.1.1. NAAR EEN BESTUURSKUNDIGE THEORIE OVER AMBTELIJKE ETHIEK: EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK Start: oktober 1999 - datum verdediging doctoraat: 16 februari 2004 Doctorandus: Jeroen Maesschalck Promotor: Annie Hondeghem & Geert Bouckaert Jeroen Maesschalck "Because other issues are more important than ethics, ethics is more important than any issue.” Dennis F. Thompson
DOELSTELLING De jongste jaren vonden in de meeste Westerse landen ingrijpende veranderingen plaats in de overheidssector (bv. vermarkting, verzelfstandiging, prestatiegerichtheid): het zogenaamde Nieuw Overheidsmanagement. Ondertussen, en gedeeltelijk uit vrees voor een negatieve impact van deze moderniseringen, is ook in heel wat landen een ‘integriteitsbeleid voor ambtenaren’ gelanceerd met instrumenten als ethische codes, trainingen, vertrouwenspersonen, etc. In de literatuur betreffende ambtelijke ethiek heerst de algemene, doch weinig empirisch onderbouwde, veronderstelling dat deze innovaties een belangrijke impact hebben op de ethiek van ambtenaren. Aanvankelijk wilde het onderzoek de feitelijke impact van deze hervormingen op de ambtelijke ethiek nagaan. Toen echter bleek dat het moeilijk is om deze hervormingen empirisch te onderscheiden van andere organisationele factoren werd de onderzoeksvraag verruimd naar de impact van ‘organisationele interactiepatronen’ in het algemeen op de ethiek van ambtenaren.
METHODOLOGIE Het onderzoek vertrok van een theoretisch kader dat vervolgens getest en aangepast werd op basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. De kern van de theorie is een conceptueel kader, zoals voorgesteld in onderstaande figuur. Dit kader en de operationalisering van elk van de componenten zijn gebaseerd op de literatuur inzake organisatietheorie (vnl. rond organisatieklimaat en -cultuur) en inzake organisatie-ethiek (bv. over ethische besluitvorming). De vier centrale ‘variabelen’ (in feite zijn het ‘sets van variabelen’) zijn ‘interactiepatronen’, ‘ethisch klimaat,’ ‘ethische besluitvorming’ en ‘onethisch gedrag.’ De ‘omgeving buiten de organisatie’ (bv. cultuur van het land) en ‘individuele variabelen’ (bv. geslacht of opleidingsniveau) fungeren als sets van controlevariabelen.
Wetenschappelijk onderzoek
43
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
We gaan kort in op de vier centrale variabelen. Met ‘interactiepatronen’ verwijzen we naar alle systematische patronen van interactie, zowel tussen de leden van de organisatie onderling als tussen organisatieleden en externen. Deze interactiepatronen worden gevormd door instrumenten van het Nieuw Overheidsmanagement en van het integriteitsbeleid, maar uiteraard ook over andere organisationele factoren, zoals het (voorbeeld)gedrag van het management of de structuur van de organisatie. Deze variabele wordt geoperationaliseerd a.d.h.v. de zogenaamde ‘grid-group’ typologie, zoals ontwikkeld door o.m. Mary Douglas en Aaron Wildavsky. Het ‘ethisch klimaat’ is de, door de medewerkers gedeelde, perceptie van wat van hen verwacht wordt in ethische aangelegenheden. Voor de conceptualisering hiervan wordt gebruik gemaakt van een typologie die is ontwikkeld door Victor en Cullen. De variabele ‘ethische besluitvorming’ verwijst naar de manier waarop ambtenaren in hun dagelijkse praktijk omgaan met ethische dilemma's: welke beslissingen ze nemen en op welke gronden. Hiervoor wordt een typologie gebruikt van ethische criteria. De variabele wordt gemeten a.d.h.v. hypothetische ethische dilemma's in een enquête en op basis van echte dilemma's zoals vastgesteld in interviews. De variabele ‘onethisch gedrag’ tenslotte, verwijst naar een aantal vormen (ook gevat in een typologie) van manifest onethisch gedrag, waarvan de frequentie gemeten wordt in de enquête. Uit de bestuurswetenschappelijke literatuur werd een set van proposities (een theorie) gedistilleerd inzake de relatie tussen deze vier centrale factoren van het basismodel. Deze theorie werd empirisch getest door een vergelijkend onderzoek in drie inspectiediensten in de Vlaamse en de federale overheid. De dataverzameling gebeurde in drie complementaire en grotendeels gelijktijdig uitgevoerde deelonderzoeken in de drie organisaties. Vooreerst werd de onafhankelijke variabele (‘interactiepatronen’) in elke organisatie beschreven met behulp van documentanalyse en een beperkt aantal gerichte interviews. Het tweede deel was kwantitatief en mat ‘ethisch klimaat,’ ‘ethische besluitvorming’ en ‘onethisch gedrag’ middels een enquête die verspreid werd onder alle controleurs en inspecteurs in de drie inspectiediensten. Het derde deel was kwalitatief en mat alle variabelen m.b.v. een beperkt aantal diepteinterviews in telkens twee buitendiensten van elk van de drie inspectiediensten. De bedoeling van dit kwalitatief onderzoek was vooral om de ethische standaarden die worden toegepast door inspecteurs en controleurs te beschrijven en de toepassing ervan te verklaren.
VALORISATIE 2003 -
Maesschalck Jeroen (2004). Towards a public administration theory on public sector ethics. A comparative study. 375 p. Artikels in Lokaal en Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiek Recht. Aanvaarde artikels in Public Integrity en Public Administration (worden gepubliceerd in 2004). Paper-presentatie op de conferentie van de European Group of Public Administration (EGPA) in Lissabon (september 2003). Toelichting over integriteitsbeleid op de trefdag van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (26 november 2003). Lancering van open en interne opleidingen in ambtelijke integriteit en integriteitsbeleid. Lancering van de EGPA Study Group on Ethics and Integrity of Governance, een Europees netwerk rond ambtelijke integriteit. Vrije tribune in De Standaard en interviews in Gazet van Antwerpen en Fedra.
BELANGRIJKSTE RESULTATEN Het onderzoek leidde ons tot een drietal algemene vaststellingen. Ten eerste bleek dat de typologieën een nuttig kader bieden om zowel de vele organisationele factoren als de vele ethische overwegingen van ambtenaren te vereenvoudigen naar een bevattelijke beschrijving. Ten tweede werd ook een belangrijk deel van de feitelijke hypothesen bevestigd. Sommige hypothesen werden gefalsifieerd en vervolgens aangepast. De bevestigde en aangepaste hypothesen werden samengebracht als een 44
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
aangepaste ‘bestuurskundige theorie over ambtelijke ethiek.’ Die theorie kan helpen om te voorspellen wat het effect zal zijn van een verandering binnen de organisatie op de integriteit van de ambtenaren. Tot slot werd in het onderzoek het algemene principe bevestigd dat elke goedbedoelde maatregel onvermijdelijk het risico op een aantal ongewenste effecten in zich draagt. Regels en procedures kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat ambtenaren op een al te rigide manier omgaan met ethische dilemma's. Echter, omgekeerd, zou een te grote discretionaire ruimte kunnen leiden tot willekeur en eventueel partijdig optreden van ambtenaren. Om excessen te vermijden moet men dus beide maatregelen combineren: voldoende regels en procedures, maar tegelijkertijd ook een minimale beslissingsruimte geven aan ambtenaren. Een soortgelijke redenering kan worden gevolgd voor alle andere organisationele aspecten en globaal komt het er dus op aan om naar een aangepaste mix tussen de maatregelen te streven. De voorgestelde theorie kan helpen om te bepalen hoe die mix er precies uit moet zien. Naast deze algemene conclusies werden nog enkele meer specifieke besluiten geformuleerd. We vermelden er twee. In de eerste plaats werd duidelijk vastgesteld dat ‘integriteitsbeleid’ maar één van de elementen is die de integriteit van de organisatieleden beïnvloeden. Factoren zoals het voorbeeldgedrag van het management, het verloningssysteem of de regelgeving zijn minstens even belangrijk. Idealiter zou men dus bij elke innovatie (bv. in het kader van het Nieuw Overheidsmanagement), systematisch moeten nagaan wat de impact ervan is op de integriteit van de ambtenaren. De voorgestelde theorie kan hiertoe een leidraad zijn. Ten tweede werd het bestaan vastgesteld van een nieuwe intermediaire variabele tussen de interactiepatronen enerzijds en ethische besluitvorming anderzijds. Deze werd ‘Civil Service Motivation’ (CSM) genoemd en omvat vier motieven: professionele trots, plichtsgetrouwheid, mededogen, en de motivatie om zich te laten leiden door het algemeen belang. In sommige gevallen reduceert CSM het effect van de interactiepatronen op ethische besluitvorming, bv. wanneer plichtsgetrouwheid ervoor zorgt dat mensen hun integriteit niet negatief laten beïnvloeden door interactiepatronen die demotiverend werken. Meestal versterkt CSM echter het effect van de interactiepatronen. Dat gebeurt bv. wanneer bestaande hiërarchische interactiepatronen nog versterkt worden door de plichtsgetrouwheid van de ambtenaar.
3.1.2. DE RELATIE TUSSEN SOCIAAL-WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK EN OVERHEIDSBELEID INZAKE INTEGRATIE Periode: januari 2002 - juni 2003 Wetenschappelijk medewerker: Tinne Van der Straeten Coördinatie: Marleen Brans & Marc Swyngedouw (Instituut voor Sociaal en Politiek opinieonderzoek) Financiering: DWTC Tinne Van der Straete “Policy analysis is as much an art and a craft as a science.” David Weimer
DOELSTELLING Dit onderzoek kadert in het MOST - programma (Management of Social Transformations Programme) van UNESCO. Een team waar 22 landen deel van uitmaken werken rond de vraag hoe wetenschappelijke kennis wordt aangewend in overheidsbeleid. Deze vraag wordt telkens uitgediept aan de hand van een andere casestudy. België werkt hierin rond het minderhedenvraagstuk. Het onderzoek wil de impact nagaan van onderzoek over migratie en minderheden op het vlak van overheidsbeleid ter zake. Het centraal gehanteerde concept is ‘gebruik van kennis’ of ‘Knowledge Utilization’ (KU). Er zijn 3 centrale vraagstellingen: 1. In welke mate steunt beleidsontwerp op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek? Werden beleidsmakers geïnspireerd door onderzoekers om hun beleid uit te werken, en op welke manier? 2. Wat is de rol van onderzoekers in de implementatie van beleid inzake minderheden? 3. Hoe kan het wederzijds gebruik van kennis tussen onderzoekers, stakeholders en beleidsmakers verbeterd worden, met de bedoeling kwaliteit van zowel onderzoek als beleid te verbeteren? Het minderhedenveld in België is zeer complex, zowel op beleids- als op onderzoeksvlak. Onderzoekers zijn zeer productief geweest de laatste 15 jaar, en ook het beleid inzake minderheden kwam in een stroomversnelling na de oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid (KCM) in 1989. Er werd geopteerd om Wetenschappelijk onderzoek
45
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
onderzoek en beleid verder af te bakenen in de tijd en naar onderwerp. Als beginpunt werd genomen de oprichting van het KCM in 1989. Verder werden de beleidsdomeinen ‘onderwijs’ en ‘tewerkstelling’ gekozen om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
METHODOLOGIE Er worden hoofdzakelijk twee methoden gebruikt: inhoudsanalyse van documenten (onderzoeksverslagen, beleidsdocumenten) enerzijds en diepte-interviews met onderzoekers, beleidsmakers anderzijds.
GEREALISEERDE TAKEN Inhoudsanalyse van beleidsdocumenten en onderzoeksrapporten werd in 2002 grotendeels afgewerkt. Op basis hiervan volgden in 2003 diepte-interviews met onderzoekers en beleidsmakers. In december 2003 werd het eindrapport afgewerkt. Het zal door DWTC in 2004 uitgebracht worden in boekvorm bij Academia Press. Volgende hoofdstukken zijn hierbij voorzien: Marleen Brans & Tinne Van der Straeten: Het gebruik van kennis: naar een geïntegreerd model van interacties tussen wetenschap, beleid en maatschappij. Tinne Van der Straeten, Dirk Jacobs & Marleen Brans: Het Vlaamse minderhedenbeleid en het onderwijs van kinderen en jongeren van buitenlandse origine in de Vlaamse Gemeenschap. Een blik op beleid en onderzoek. Tinne Van der Straeten, Dirk Jacobs & Marleen Brans: De wisselwerking tussen onderzoek en beleid aangaande allochtonen in het Vlaamse onderwijs nader bekeken. Tinne Van der Straeten & Dirk Jacobs:Vlaams beleid en onderzoek aangaande participatie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Een verkenning. Dirk Jacobs, Tinne Van der Straeten, Marleen Brans & Marc Swyngedouw: De impact van het ILO-onderzoek naar discriminatie bij aanwerving op het Vlaams beleid rond tewerkstelling van allochtonen. Een gevalstudie.
VALORISATIE Les liens entre la recherche et la gouvernance dans le champ de l’immigration en Belgique (2003). Eindrapport van CEDEM (ULG), Spiral, (ULG), Germe (ULB), ISPO (K.U.Leuven), Instituut voor de Overheid. DWTC.
3.1.3. ONDERZOEK NAAR DE CAPACITEIT VAN PROFESSIONELE BELEIDSONTWIKKELING BIJ DE VLAAMSE OVERHEID IN EEN KLIMAAT VAN VERMAATSCHAPPELIJKING (SBOV) Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: Marleen Brans Wetenschappelijk medewerker: Diederik Vancoppenolle Financiering: SBOV (spoor beleid)
Diederik Vancoppenolle “Het klassieke gebrek van de mens is dat hij het onweer niet ziet aankomen zolang het nog mooi weer is.” Macchiavelli, De Prins.
DOELSTELLINGEN Het spoor beleid van het SBOV heeft als algemene doelstelling om de beleidscapaciteit van de Vlaamse Overheid te versterken. Door het uitvoeren van relevante studies naar belangrijke componenten van die beleidscapaciteit, willen we de Vlaamse overheid ondersteunen in haar streven om beter beleid af te leveren aan de samenleving. De uiteindelijke doelstelling van het project ‘onderzoek naar de capaciteit van professionele beleidsontwikkeling bij de Vlaamse overheid in een klimaat van vermaatschappelijking’ is het formuleren van concrete aanbevelingen over de Vlaamse beleidsontwikkelingscapaciteit, die bestaat uit een institutionele (geheel van structuren en procedures) en een menselijke component (een zeker aantal beleidsmedewerkers met bepaalde vaardigheden en competenties en hun onderlinge relaties, waaronder ook de politiek-ambtelijke relaties of verhoudingen). Binnen dit erg brede onderzoeksraamwerk maken we jaarlijks een keuze over de te belichten capaciteitsaspecten. Voor elke deelstudie worden volgende onderzoeksactiviteiten ondernomen: - een grondige literatuurstudie over het onderzoeksthema; - een kritische analyse van de betreffende ‘as is’-situatie in Vlaanderen; - (desgevallend) een gerichte internationale verkenning. 46
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Elke deelstudie moet uitmonden in een aantal relevante en nuttige aanbevelingen of suggesties voor de Vlaamse opdrachtgever. Het hele project zal bovendien een gedetailleerd, genuanceerd en volledig beeld van de Vlaamse beleidscapaciteit opleveren, zodat een aantal kennishiaten en/of vage of verkeerdelijke veronderstellingen over bv. de rol van een aantal beleidsactoren, het verloop van Vlaamse beleidsprocessen, de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, … aangevuld, gecorrigeerd of verduidelijkt kunnen worden.
METHODOLOGIE Zoals reeds vermeld wordt voor het onderzoek gebruik gemaakt van een gevarieerd geheel aan onderzoeksmethodes: Literatuurstudie, documentenonderzoek, internationale verkenningen, interviews, surveyonderzoek, case-studies. Voor twee deelprojecten respectievelijk ‘de inrichting van de beleidsondersteunende functie in een verzelfstandigd overheidslandschap’ en ‘consultatiecodes voor beleidsambtenaren’, hebben we gebruik gemaakt van doordachte internationale vergelijkingen. We bestudeerden daarvoor onder meer landen als Nederland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Telkens vertrokken we van een grondige analyse van de betreffende Vlaamse ‘as is’-situatie. Voor het Vlaams verkennend onderzoek maken we gebruik van een embedded multiple-case design waarin interviews en een gestandaardiseerd score-instrument centraal staan.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Daar waar 2002 gewijd was aan een algemene (internationale) verkenning van het thema (op macro vlak), waren de onderzoeksactiviteiten van 2003 gevarieerder en concreter van aard: - De eerste negen maanden werden op vraag van de stuurgroep besteed aan een internationale verkenning van de inrichting van de beleidsondersteunende functie in een verzelfstandigd overheidslandschap. Dit onderzoek trachtte een antwoord te geven op vragen als: Welke taakverdeling houden departementen en agentschappen er in het buitenland op na? Hoe - via welke koppelingsarrangementen - werken ze samen? Welke concepten bestaan er in die landen om het onderscheid in beleidstaken aan te geven? Wat kan de Vlaamse Overheid van die buitenlandse inrichtingen? Hoe kan ze haar eigen administratie zo inrichten dat ‘beleid’ en ‘uitvoering’ afdoende op elkaar afgestemd worden? - In de herfstmaanden (september-november) werden enkele buitenlandse consultatiecodes voor ambtenaren verzameld en geanalyseerd. Consultatiecodes zijn gedragsregels die ambtenaren er op na moeten houden wanneer ze in contact komen met externe actoren als belangengroepen en parlementsleden. Doel van het onderzoek was om deze codes te analyseren en een waslijst aan beslispunten aan de opdrachtgever voor te leggen waarover deze zich zal moeten uitspreken indien hij wil overgaan tot het uitwerken van zo’n gedragsregels. - Een derde luik onderzoeksactiviteiten stond in het teken van een analyse van de Vlaamse beleidsvorming(scapaciteit). Enerzijds werden - met het oog op het verwerven van een gedetailleerd en genuanceerd beeld over het verloop en de organisatie van Vlaamse beleidsontwikkelingsprocessen - een aantal (vernieuwende) cases verder bestudeerd en geanalyseerd, hetgeen relevante inzichten opleverde over vereiste beleidscompetenties in (interactieve) beleidsvormingsprocessen. Anderzijds werd de voorbereiding van het survey-onderzoek voortgezet. Doel van deze survey is om een representatief beeld te verkrijgen van de beleidscapaciteit in de Vlaamse overheid.
VALORISATIE Brans Marleen & Vancoppenolle Diederik (2003). Professionele beleidsondersteuning in de Vlaamse overheid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 65-84. Brans Marleen, Vancoppenolle Diederik, Verhoest Koen & Legrain Amaury (2003). De inrichting van de beleidsondersteunende functie in een verzelfstandigd overheidslandschap. 195 p. Vancoppenolle Diederik, Brans Marleen (2003). Consultatiecodes voor beleidsambtenaren: een internationale verkenning. 74 p.
Wetenschappelijk onderzoek
47
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.2. ICT & EGOVERNMENT 3.2.1. ICT & EGOVERNMENT (SBOV) Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: ZAP-coördinatieteam Wetenschappelijk medewerkers: Jarl Kampen & Kris Snijkers i.s.m. Hogeschool Gent, U.Antwerpen Financiering: SBOV
Kris Snijkers "Informatization is effectuating important transformations with regard to all aspects of the basic doctrines of public administration, its organizational framework, its operations and its processes." van de Donk W.B.J.H. & Snellen I.Th.M. (1998)
DOELSTELLING eGovernment is een onderzoeksspoor binnen het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV) dat gezamenlijk wordt uitgevoerd door Hogeschool Gent, Instituut voor de Overheid en Universiteit Antwerpen. Het spoor eGovernment heeft als algemene doelstelling de expertise van Vlaamse overheden inzake elektronisch openbaar bestuur te vergroten en te ondersteunen, zowel wat de academische (onderzoek) als wat de beleidsondersteunende capaciteit betreft. Daartoe dienen initiatieven, lopende projecten en best practices in Vlaanderen vergeleken te worden met de eGovernment praktijk in Europa en de wereld, met name OESO-landen. De opdracht veronderstelt dat de krachtlijnen van het Vlaamse eGovernment voldoende gekend zijn, dat met andere woorden eGovernment in Vlaanderen kan worden gestereotypeerd. Het wetenschappelijke onderzoek uitgevoerd door het spoor eGovernment rust op drie peilers: actualisering en beschrijving (wat is er in het verleden gebeurd; een inventarisatie), reflectie en verklaring (waar hebben de ontwikkelingen toe geleid; een evaluatie) en projectie voor beleid en beheer (waar gaat het in de toekomst naartoe).
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Gedurende het jaar 2003 werd eerst de comparatieve landenstudie, die in 2002 startte, afgewerkt. Vervolgens werden de criteria onderzocht die worden gebruikt in internationale benchmarks. Hierbij werd getracht een classificatie op te stellen van benchmarks, en te duiden in welke mate deze criteria een gids kunnen zijn voor het Vlaamse eGovernment. Ook werden de prioriteiten onderzocht die enkele OESO-lidstaten aan de dag leggen op vlak van eGovernment. Op basis van deze studie worden beleidsaanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de manier waarop de Vlaamse overheid de prioriteiten van het eigen eGovernment-beleid kan bepalen.
METHODOLOGIE: De bijdrage aan de wetenschappelijke vooruitgang in de studie van eGovernment en de informatiesamenleving in Vlaanderen vereist een duidelijke afbakening van themata en een benadering om ze voor bestuurskundig onderzoek te ontsluiten. Themata zoals ‘interbestuurlijke samenwerking’ en ‘virtuele front- en back-office’ vereisen inventarisatie én evaluatie van bestaande toepassingen om tot gedegen, onderbouwde uitspraken te komen. Toegepast onderzoek leidt uiteindelijk tot de formulering van eGovernment criteria voor de specifiek Vlaamse context. De verscheidene jaren van de spoorwerkzaamheden zullen methodologische identieke onderzoekscycli bevatten. Steeds wordt vertrokken vanuit een internationaal comparatieve landenstudie, die leidt tot kennis en expertise die moet worden overgedragen naar de specifieke Vlaamse situatie. In een derde fase volgt toetsing aan en projectie op de Vlaamse eGovernment praktijk.
VALORISATIE: Janssen Davy, Kampen Jarl K., Rotthier Sabine & Snijkers Kris (2003). Internationale trends op het vlak van eGovernment. 39 p. Janssen Davy, Kampen Jarl K., Rotthier Sabine, Snijkers Kris & Utsi Steven (2003). De praktijk van eGovernment in zeven landen van de OECD. 239 p. Janssen Davy, Rotthier Sabine & Snijkers Kris (2003). Benchmarken van eGovernment. 138 p. Janssen Davy, Rotthier Sabine, Snijkers Kris, Utsi Steven & Kampen Jarl (2003). eGovernment: (on)mogelijkheden van de elektronische overheid.. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De 48
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 173-206. Kampen Jarl K. & Snijkers Kris (2003). E-Democracy: A Critical Evaluation of the Ultimate E-Dream. Social Science Computer Review. 21(4), 491-496(6). Op 20 oktober 2003 vond er tevens een rondetafelgesprek plaats met V-ICT-OR, de Vlaamse ICT organisatie die de ICT-verantwoordelijken van de Vlaamse lokale besturen groepeert. Tijdens dit gesprek werden de onderzoeksresultaten tot dusver, en toekomstig onderzoek, gepresenteerd. BELEIDSAANBEVELINGEN: In het rapport ‘internationale trends op het vlak van eGovernment’, hetgeen gebaseerd is op het rapport ‘de praktijk van eGovernment in zeven landen van de OECD’, worden de verschillende trends weergegeven die in het buitenland te vinden zijn op het vlak van eGovernment. Hierbij wordt zowel gekeken naar de beleidsvoorbereiding (de verschillende beleidsdocumenten en doelstellingen omtrent eGovernment) als de concrete beleidspraktijk (zowel voor eAdministratie als eDemocratie). Uit deze verschillende trends valt af te leiden dat er een groot aantal overeenkomsten zijn in het beleid in verschillende landen. In de beleidspraktijk zien we drie hefbomen steeds terugkeren: kwantitatieve richtlijnen op het vlak van eGovernment, nood aan coördinatie van het beleid en de financiering van projecten. In het rapport ‘benchmarken van eGovernment’ wordt nagegaan wat benchmarking voor het Vlaamse eGovernment kan betekenen. Hoe moeten we deze benchmarks beoordelen en wat kunnen we er in de Vlaamse context mee doen? In het rapport wordt een selectie van achttien benchmarks onderzocht. Hierbij komen vier verschillende soorten benchmarks aan bod: studies naar de aanbodzijde van eGovernment, studies naar de vraagzijde van eGovernment, studies waarbij eGovernment in het geheel van de informatiesamenleving wordt geplaatst en tot slot, studies waarbij de focus ligt op het ontwikkelen van indicatoren voor het meten van de informatiesamenleving. Voor elke benchmark wordt nagegaan vanuit welke definitie van eGovernment er wordt vertrokken, tot welke aard van indicatoren deze definitie leidt (input-, output-, omgevings- en effectindicatoren) en welke de kwaliteit van de indicatoren en dataverzameling is. Uit de resultaten van het onderzoek concluderen de onderzoekers dat alhoewel benchmarks een interessant instrument zijn in het opsporen van best practices er toch met grote omzichtigheid mee moet worden omgesprongen. In vele benchmarks stellen zich immers nog ernstige problemen op het vlak van conceptualisering en dataverzameling. Het voeren van een gedegen eGovernment-beleid dient dan ook meer te zijn dan het louter scoren in een hitparade. Begin 2004 worden de beleidsaanbevelingen verwacht die resulteerden uit de studie ‘prioriteren van eGovernment’.
3.3. FINANCIËN & PRESTATIES 3.3.1. EXPLICITERING EN VERKLARING VAN DE NORMENKADERS OVER EFFECTIEF EN EFFICIËNT BESTUUR GEHANTEERD DOOR REKENKAMERS IN HET KADER VAN PERFORMANCE AUDITS Start: februari 2002 Doctorandus: Vital Put Promotor: Geert Bouckaert
Vital Put “Het laatste wat de vis ontdekt is het water waarin hij zwemt.”
DOELSTELLING Rekenkamers zijn (grond)wettelijke instellingen, veelal verbonden met het parlement, die de financiële transparantie, de wettigheid en de effectiviteit en efficiëntie van het overheidsoptreden beoordelen en daartoe respectievelijk financiële audits, compliance audits en performance audits uitvoeren. Rekenkamers vertrekken bij hun performance audits van (dikwijls impliciete) normatieve opvattingen over hoe een overheid idealiter dient te functioneren. Het onderzoek heeft tot doel deze denkkaders te expliciteren en te typeren, en vervolgens hypothesen te formuleren om te verklaren waarom zij met deze denkkaders werken.
Wetenschappelijk onderzoek
49
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
METHODOLOGIE Er wordt een casestudy uitgevoerd bij twee rekenkamers. Er wordt een kwalitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd op auditrapporten en andere documenten (handleidingen,…). Op basis van deze documenten en literatuuronderzoek worden verklarende hypothesen geformuleerd. Om de verzamelde informatie te vervolledigen en te valideren worden interviews gebruikt.
LANDEN Nederland, Verenigd Koninkrijk.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 De kwalitatieve inhoudsanalyse is grotendeels gerealiseerd. In 2004 zal het verklarende gedeelte worden aangevat en zullen tevens interviews worden afgenomen.
3.3.2. FINANCIEEL MANAGEMENT & MONITORING (SBOV) Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: Geert Bouckaert Wetenschappelijk medewerkers: Bram Scheers, Miekatrien Sterck & Wouter van Dooren Financiering: SBOV Bram Scheers, Miekatrien Sterck, Wouter van Dooren "Performance information is the currency of accountability.” Australian National Audit Office (1996)
Binnen het spoor ‘financieel management & monitoring’ onderkennen we volgende deelprojecten 1. Modernisering van de financiële cyclus (boekhouding), 2. Modernisering van de beleids- en beheerscyclus (monitoring), 3. Vooruitgang in prestatiemeetsystemen.
Modernisering van de financiële cyclus De volgende figuur geeft een schematisch overzicht van het onderzoek naar de modernisering van de financiële cyclus. 2001
2002
2003
2004
2005
2006
4.1.1. Begroting 4.1.2. Boekhouding 4.1.3. Audit 4.1.4. Samenhang begroting, boekhouding en audit
Figuur 7: Onderzoek naar de modernisering van de financiële cyclus
DOELSTELLINGEN Begroting, boekhouding en audit vormen de hoofdcomponenten van een financieel systeem dat aanwezig is in alle fasen van de beleids- en beheerscyclus (planning, besluitvorming, monitoring en evaluatie). In het eerste onderzoeksjaar (2001-2002) lag de nadruk op de beschrijving van de begrotingshervormingen in acht OESOlanden (Australië, Canada, Finland, Nederland, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden) aan de hand van secundaire data. De doelstelling in 2003 was onder meer de geplande begrotingshervormingen vergelijken met de gerealiseerde hervormingen aan de hand van een analyse van primaire 50
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
gegevens zoals begrotingsdocumenten, wetgeving, richtlijnen en interviews met bevoorrechte getuigen. Het was ook de bedoeling om deze resultaten terug te koppelen naar de Vlaamse veranderingsprocessen. Naast de voortzetting van de studie naar de modernisering van de begroting zou er ook gestart worden met het internationaal beschrijvend onderzoek naar het tweede component van de financiële cyclus: de boekhouding. Het was de bedoeling om aan de hand van secundaire bronnen een actueel beeld te geven van de hervormingen inzake boekhouding in een selectie van OESO-landen. Ook de stand van zaken omtrent de boekhouding bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zou worden besproken.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 In 2003 werd het internationaal vergelijkend onderzoek naar de financiële cyclus verder uitgediept. Hiertoe werden studiereizen georganiseerd naar Australië (de Commonwealth en West Australia) en het Verenigd Koninkrijk. Tijdens deze landenbezoeken werden interviews afgenomen met horizontale actoren verantwoordelijk voor de financiële hervormingen en de managementhervormingen en met een aantal lijndepartementen en agentschappen. In 2003 werd ook een beschrijvend overzicht gemaakt van de boekhoudinitiatieven in een selectie van OESOlanden (Australië, Canada, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten). Daarbij werd net als bij de beschrijving van de begrotingshervormingen in 2002 gewerkt met de parameters functies, procedures en formattering. Ook de implementatiestrategie kwam aan bod. Tenslotte werd er ook voorzien in algemene ondersteuning van de veranderingsprocessen in Vlaanderen via deelname aan de werkgroepen omtrent het comptabiliteitsdecreet.
METHODOLOGIE • •
ontwikkeling analytisch raamwerk voor de beschrijving en vergelijking van de boekhoudsystemen, verzameling en analyse van secundaire data ter beschrijving en vergelijking van de boekhoudhervormingen in een selectie van OESO-landen (Australië, Canada, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden),
•
verzameling en analyse van primaire data (begrotingen, wetgeving en interviews) ter evaluatie van de begrotingshervormingen in een selectie van OESO-landen (the Commonwealth of Australia, West Australia en het Verenigd Koninkrijk),
•
vergelijking van de bevindingen van het internationaal vergelijkend onderzoek met de hervormingen in Vlaanderen.
Modernisering van de beleids- en beheerscyclus 2001
2002
2003
2004
2005
2006
4.1.1. Planning 4.1.2. Monitoring 4.1.3. Audit en Evaluatie 4.1.4. Samenhang planning, monitoring, audit en evaluatie Figuur 8: Schematisch overzicht van het onderzoek naar de modernisering van de beleids- en beheerscyclus
DOELSTELLINGEN In het tweede onderzoeksjaar werd het internationaal vergelijkend onderzoek naar de modernisering van de begroting en de koppeling met de strategische planning voortgezet. In het eerste jaar (2001-2002) werd een algemeen overzicht gegeven van de ontwikkelingen inzake strategische planning en de koppeling met prestatiebegroting in acht OESO-landen (Australië, Canada, Finland, Nederland, Nieuw-Zeeland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Zweden) op basis van secundaire data. Om een vergelijking te kunnen maken tussen de geplande en de gerealiseerde hervormingen, werd dit algemeen overzicht in het tweede jaar uitgediept aan de hand van primaire gegevens zoals begrotingsdocumenten, wetgeving en richtlijnen en interviews met Wetenschappelijk onderzoek
51
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
bevoorrechte getuigen. Op deze wijze wordt een eerste aanzet gegeven tot een meer verklarend onderzoek naar hervormingen van de beleids- en beheerscyclus. Naast de voortzetting van de studie naar de modernisering van de begroting en de planning werd gestart met het internationaal beschrijvend onderzoek naar de tweede fase van de beleids- en beheerscyclus, namelijk de beleidsen beheersopvolging. Dit onderzoek volgde dezelfde sequens van beschrijving over verklaring tot het formuleren van aanbevelingen. Aan de hand van secundaire bronnen werd een actueel beeld gegeven van de hervormingen inzake prestatiemeting in een selectie van OESO-landen.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 In 2003 werd het internationaal vergelijkend onderzoek naar de beleids- en beheerscyclus verder uitgediept. Hiertoe werden studiereizen georganiseerd naar Australië en West-Australië en het Verenigd Koninkrijk. Tijdens deze landenbezoeken werden interviews afgenomen met actoren verantwoordelijk voor de financiële en managementhervormingen en met een aantal lijnorganisaties. In het Verenigd Koninkrijk werd onder andere een bezoek gebracht aan ‘Her Majesty’s Treasury’, het ‘Cabinet Office’, het ‘National Audit Office’ en een aantal departementen en agentschappen. In Australië werd onder andere een bezoek gebracht aan het ‘Department for Finance and Administration’, het ‘Australian National Audit Office’ en een aantal departementen en agentschappen. In 2003 werd ook een beschrijvend overzicht gemaakt van initiatieven met betrekking tot prestatiemeting in een selectie van OESO-landen (Australië, Canada, Nederland, Zweden, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten). Deze internationale vergelijking bracht de volgende factoren in kaart: historiek van initiatieven met betrekking tot prestatiemeting, actoren betrokken bij de initiatieven tot prestatiemeting, wet- en regelgeving met betrekking tot prestatiemeting, rapportering van prestatiegegevens, focus van prestatiemeting, audit en kwaliteitscontrole van prestatiegegevens en gebruik van prestatiegegevens.
METHODOLOGIE •
ontwikkeling analytisch prestatiemeetsystemen,
•
beschrijving en vergelijking van hervormingen in prestatiemeting aan de hand van secundaire data in een selectie van OESO-landen (Australië, Canada, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten & Zweden),
•
beschrijving van hervormingen in prestatiebegroting en prestatiemeting aan de hand van interviews en de studie van primaire documenten (begrotingen, strategische plannen, indicatoren) in een selectie van OESOlanden (Australië, West-Australië en het Verenigd Koninkrijk),
•
vergelijking van de bevindingen van het internationaal vergelijkend onderzoek met de begrotings- en planningshervormingen in Vlaanderen en bij de federale overheid.
raamwerk
voor
de
beschrijving
en
internationale
vergelijking
van
Vooruitgang in prestatiemeetsystemen DOELSTELLINGEN Dit project bestudeert de prestatiegerichtheid in de Vlaamse publieke sector. Prestatie-informatie komt in verschillende gedaanten terug in de Vlaamse overheid. Het onderzoek wil een zicht krijgen op de verschillende verschijningsvormen van prestatie-informatie, de oorzaken en de effecten van prestatiemeting. In 2003 was het de bedoeling te komen tot een kader dat alle aspecten van prestatiemeting in beeld kan brengen. Dit kader kon op een inductieve wijze ontwikkeld worden vanuit een kwalitatieve analyse van de praktijk van prestatiemeting binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in 2002 en begin 2003. Een tweede doelstelling was het ontwikkelen van een web-gebaseerde vragenlijst om op een kwantitatieve wijze een overzicht te krijgen van de praktijken in in eerste instantie de Vlaamse verzelfstandigde instellingen en in tweede instantie in de afdelingen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Ten derde was er de doelstelling om op wetenschappelijke fora aanwezig te zijn met het onderzoeksresultaten.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Op basis van een kwalitatieve studie (interviews en documenten) in het MVG enerzijds en een literatuurstudie van tijdschriftartikelen in een aantal belangrijke internationale tijdschriften anderzijds werd een kader voor het onderzoek naar prestatiemeting ontwikkeld. De kern van het kader is het prestatiemeetsysteem dat bestaat uit een vraagzijde (het gebruik van prestatiemeting) en een aanbodszijde (het genereren van prestatie-informatie). Daarnaast komen nog twee vragen aan bod. Ten eerste: wat zijn de oorzaken en condities om tot prestatiemeting over te gaan? Ten tweede: wat zijn de effecten van prestatiemeting op de organisatiestructuur, -cultuur, output en effect. Figuur 9 geeft het kader weer. Dit kader vormt de basis van een doctoraatsonderzoek. 52
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Figuur 9: Aandachtspunten van het onderzoek naar prestatiemeting
De eerste stappen werden gezet in de richting van een gestructureerde dataverzameling over prestatiegerichtheid van de Vlaamse publieke sector. Er werden twee vragenlijsten ontworpen; één voor de verzelfstandigde agentschappen en een tweede voor het MVG (niveau van de afdelingen). De eerste vragenlijst werd reeds ingevuld door 35 verzelfstandigde instellingen. Er werden papers gepresenteerd op wetenschappelijke congressen in Londen en Amsterdam. Een eerste paper onderzocht verschillen in politieke vraag en ambtelijk aanbod tussen beleidsdomeinen op basis van parlementaire vragen. Een tweede paper gaf de resultaten van de literatuurstudie over prestatiemeting weer.
METHODOLOGIE •
inductieve ontwikkeling van een analytisch raamwerk waarbinnen theorie en praktijk van prestatiemeting gekaderd kan worden,
•
kwantitatief onderzoek: survey en documenten analyse.
Publicaties Bouckaert Geert, van Dooren Wouter & Sterck Miekatrien (2003). Prestaties meten in de Vlaamse overheid: Een verkennende studie. 115 p. Bouckaert Geert & van Dooren Wouter (2003). Performance management in public sector organisations. In: Löffler Elke & Boivard Tony (Eds.). Public Management and Governance. Routledge: London. pp. 127-136. Bouckaert Geert & van Dooren Wouter. Vraag en aanbod van prestatiemeting en indicatoren in de publieke sector. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 241-258. Scheers Bram & Bouckaert Geert (2003). Internationale trends in de modernisering van de overheidsboekhouding. 116 p. Scheers Bram, Sterck Miekatrien & Van Reeth Wouter (2003). Begroting en planning als multifunctionele systemen. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 141-172. Sterck Miekatrien & Bouckaert Geert (2003). Internationale trends in prestatiemeting bij de overheid. SBOV: Leuven. 133 p. Sterck Miekatrien & Scheers Bram (2003). The use of output and outcome information in public budgeting: trends and challenges. EGPA, ‘Public Law and the Modernizing State’, Study Group on Public Finance and Management. Oeiras: Portugal. 3-6 september 2003. 29 p. van Dooren Wouter (2003). Framing Performance Measurement: Performance measurement as a dependent and an independent variable in public management research. New Public Management Seminar. Amsterdam. September 2003. 15 p. van Dooren Wouter. Supply and demand of policy indicators: a cross sectoral comparison. Evidence Based Policies and Indicator Systems. Londen. Juli 2003. 17 p. BELEIDSAANBEVELINGEN SPOOR FINANCIEEL MANAGEMENT & MONITORING: Het is voor de implementatie van het nieuwe comptabiliteitsdecreet belangrijk dat er voldoende steun is van bovenaf. Ook het politieke niveau dient dus bij de hervorming te worden betrokken. Deze betrokkenheid kan worden gestimuleerd via het voeren van een actieve promotiepolitiek in verband met de hervorming. Zo kan er aan de hand van documenten worden gewezen op het potentieel van de bedrijfseconomische informatie. Wetenschappelijk onderzoek
53
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Uit de buitenlandse ervaringen blijkt dat een invloedrijk financieel leiderschap in de departementen en agentschappen even belangrijk is als dit op het centrale niveau. Het belang van een ‘Chief Financial Officer’ functie zal dan ook sterk dienen toe te nemen. Indien dit niet gebeurt, is er een groot risico dat het potentieel van de bedrijfseconomische informatie onvoldoende wordt benut. Om een meer efficiënte en effectieve implementatie te verzekeren is een breed draagvlak voor de hervorming noodzakelijk. Daarvoor is het aan te raden dat onder andere de VOI’s en lijndepartementen bij de hervorming worden betrokken. Dit is ook zo gebeurd wat betreft de totstandkoming van het comptabiliteitsdecreet. Dit is ook aan te raden in de toekomst wanneer de uitvoeringsbesluiten worden geschreven. Er kan daarbij ook worden nagedacht over het creëren van een overlegorgaan zoals we dat internationaal vaak terugvinden. Daarin kunnen de verschillende partijen op regelmatige basis samenkomen om de boekhoudkundige aspecten te bespreken. De boekhoudkundige normen en standaarden blijven immers evolueren. Aangezien de baten van de invoering van een nieuw financieel instrumentarium in het algemeen maar op middellange tot lange termijn zichtbaar worden, maar de kosten op korte termijn worden opgelopen, is het uiteraard belangrijk dat er ook voldoende financiële middelen worden gereserveerd voor deze implementatie. Onderfinanciering moet ten zeerste worden vermeden omdat dit kan leiden tot suboptimale uitkomsten die op lange termijn schadelijk zijn voor de Vlaamse overheid. Opleiding en training dienen voldoende aandacht te krijgen zodat de competenties van het personeel worden afgestemd op de ondersteuning van de invoering van het nieuwe financiële instrumentarium. Ook de aanwerving van nieuwe personeelsleden om het kennisdeficit op te vangen, kan hierbij een uitweg bieden. Om een brug te slaan tussen de principes van politiek primaat en verzelfstandigde beleidsuitvoering is het noodzakelijk dat er een sterke verticale samenhang is tussen de verschillende fasen van de beleids- en beheercyclus. Om deze samenhang te garanderen, voorziet het ‘Kaderdecreet Bestuurlijk Beleid’ een top-down cascade van plannings- en rapporteringsdocumenten die gelinkt worden aan de documenten die binnen de departementen en agentschappen opgemaakt worden. Een sluitende planning en rapportering vereist ten eerste een inhoudelijke afstemming van de beleidsnota, de doelstellingen van het departement, de beheersovereenkomsten en de doelstellingen van de agentschappen. Ten tweede vereist dit een inhoudelijke continuïteit over de tijd heen. Het is belangrijk dat de jaarlijkse beleidsbrief coherent is met de meerjarige strategie zoals uiteengezet in de beleidsnota zodat er een zekere continuïteit is in beleidsplanning, zonder daarom te verstarren. Om verantwoording te kunnen afleggen is het dan ook belangrijk dat de formulering van de strategische doelstellingen in de beleidsnota’s en de bijhorende indicatoren aangehouden wordt in de beleidseffectenrapportage. Daarnaast is het ook van belang dat de financiële gevolgen van de beleidskeuzen berekend worden en dat de beleids- en beheerscyclus dus gekoppeld wordt aan de begrotingscyclus. De beleidsnota wordt gekoppeld aan de meerjarenbegroting en wordt geëvalueerd aan de hand van de beleidseffectenrapportage. Elke minister legt jaarlijks samen met de begroting de beleidsbrief neer bij het parlement. De afstemming van deze verschillende documenten onderling en over de tijd heen, vormt een enorme uitdaging. Om de verschillende fasen van de beleids- en beheerscyclus, de contractcyclus en de financiële cyclus, zowel inherent als onderling coherent te maken, zijn de volgende voorwaarden noodzakelijk: generieke procesbegeleiding, interdisciplinair overleg, kwaliteit van de doelstellingen en indicatoren, expertise en know-how en procesbewaking.
3.3.3. NAAR EEN ADEQUATE IMPLEMENTATIE VAN EEN MONITORINGSYSTEEM VOOR HET LOKAAL BESTUUR IN VLAANDEREN (B-PROJECT SBOV) Periode: januari 2003 - december 2003 Coördinatie: Geert Bouckaert Wetenschappelijk medewerker: Bart De Peuter Financiering: SBOV
Bart De Peuter "One accurate measurement is worth a thousand expert opinions." Admiral Grace Hopper, American Navy Officer
DOELSTELLING 54
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Vanuit de versterkte aandacht voor het sturen op resultaten en effecten van haar beleid, streeft de Vlaamse overheid naar een monitoringsysteem voor de lokale overheid om het Vlaams gemeentebeleid te informeren, op te volgen en te evalueren. Centraal aandachtspunt daarbij is de gemeentelijke bestuurskracht. Bevindingen uit eerder onderzoek naar de theoretische mogelijkheden en buitenlandse praktijkvoorbeelden van dergelijke monitoringsystemen in een interbestuurlijke context (PBO-studie 2002: Meten en vergelijken van lokale bestuurlijke ontwikkeling: een monitoringsysteem voor Vlaanderen) leverden een inzicht op in de mogelijkheden, beperkingen en knelpunten. Daarom is van bij de ontwikkelingsfase van dergelijk meet- en vergelijkingssysteem aandacht voor een adequate implementatie onontbeerlijk. Dit project streeft ernaar omkadering te bieden voor de implementatiestrategie met betrekking tot dergelijk monitoringsysteem in Vlaanderen. Daarbij wordt, vertrekkende vanuit een aantal hypothesen omtrent de opzet en het draagwijdteperspectief van het monitoringsysteem, nagegaan hoe dergelijk meet- en vergelijkingssysteem inhoudelijk uitgewerkt kan worden en wat de noden en randvoorwaarden zijn voor een geslaagde implementatie. Volgende onderzoeksvragen staan daarbij centraal: Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen voor de opzet en het ontwikkelingsperspectief van een monitoringsysteem ter opvolging van het lokaal bestuur, gecoördineerd door de centrale (Vlaamse) overheid? Wat zijn de mogelijkheden naar inhoudelijke en structurerende principes voor de opbouw van dergelijke monitor? Welke bevindingen uit internationaal vergelijkend onderzoek kunnen meegenomen worden bij een Vlaams design? Hoe kunnen vraag en aanbod van de Vlaamse en lokale overheid in deze context op elkaar afgestemd worden? Wat zijn de kritische slaagfactoren, randvoorwaarden en modaliteiten met betrekking tot de diverse aspecten van het monitoringsysteem en de consequenties voor bepaalde actoren, met het oog op een geslaagde implementatie? Welke implementatietrajecten kunnen gevolgd worden?
METHODOLOGIE In een eerste fase werden aspecten met betrekking tot de opzet en het ontwikkelingsperspectief van het monitoringsysteem in kaart gebracht. Het concept bestuurskracht werd als algemene invalshoek van het meetsysteem verder geoperationaliseerd. Op basis daarvan werden de randvoorwaarden opgelijst voor de inhoudelijke uitwerking en structurering van de indicatorenset als kernbestanddeel van de monitor, waarna de inhoudelijke uitwerking van een draft van indicatorenset werd aangevat. Daarnaast werd een pilootproject opgestart met de gemeenten van het Westhoekoverleg. In samenwerking met deze pilootgemeenten wordt tijdens gezamenlijke sessies en workshops de indicatorenset verder uitgewerkt, ingevuld en geëvalueerd. Aandachtspunten daarbij zijn onder meer de aanleverbaarheid, het identificeren van gegevensbronnen, de relevantie voor de lokale en/of Vlaamse overheid, en de betrouwbaarheid (audit) van de meetgegevens. Het pilootproject behelst dan ook de eerste concrete aanzet tot invoering van het monitoringsysteem voor lokale besturen in samenwerking met de opdrachtgever. Naast het inhoudelijke luik, bevat het onderzoek ook een instrumenteel-technisch spoor. Meer bepaald werd gestart met het ontwikkelen van een web-based aanleveringsysteem voor de meetgegevens van een deel van de indicatoren. Ook dit aspect zal getest worden in samenwerking met de pilootgemeenten, via een eerste ronde van gestructureerde dataverzameling.
VALORISATIE De valorisatie gebeurt aan de hand van volgende elementen uit het onderzoek: - de inhoudelijke uitwerking van een monitoringsysteem ter opvolging van het lokaal bestuur in Vlaanderen, - het pilootproject voor de aftoetsing, verfijning en ontwikkeling van de inhoud van de monitor, waarbij lokale aandachtpunten en expertise worden ingebracht, - de structurele en technische opbouw van een databank, - eerste aanzet tot gestructureerde dataverzameling op een selectie van indicatoren, - het zoeken naar een optimale afstemming tussen vraag en aanbod betreffende meetgegevens vanuit lokale en Vlaamse overheid, - rapportering met beleidsaanbevelingen over de inhoud en het implementatietraject van het monitoringsysteem gericht op verbreding en verdieping (in ontwerp). Beleidsaanbevelingen zullen gebundeld worden met deze van het B-project voorzien in 2004 dat gericht zal zijn op de capaciteitsopbouw binnen de Vlaamse Overheid voor de ontwikkeling van een geïntegreerd platform voor monitoring en ondersteuning van lokale besturen. De aanbevelingen zullen gericht zijn op de aanpak voor de verdere uitwerking van het monitoringsysteem in 2 dimensies, verruiming en verdieping, en dit op 3 terreinen: inhoudelijk, instrumenteel-technisch en implementatietraject. Ook de leerpunten vanuit het pilootproject zullen hierin opgenomen worden. Wetenschappelijk onderzoek
55
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.4. BESTUURLIJKE RELATIES EN ORGANISATIE 3.4.1. VERNIEUWINGEN IN DE VLAAMSE CENTRALE-LOKALE VERHOUDINGEN: OP WEG NAAR PARTNERSCHAP? EEN KWALITATIEVE STUDIE VAN DE TOTSTANDKOMING EN UITVOERING VAN HET SOCIAAL IMPULSBELEID Start: oktober 1998 - datum verdediging: 13 februari 2004 Doctorandus: Ellen Wayenberg Promotor: Rudolf Maes
Ellen Wayenberg “The field of central-local relations might be categorized as the hidden dimension of government.” Vincent Wright (1982, p. 6)
DOELSTELLING In het licht van Wrights zienswijze beoogt het doctoraat om die verborgen overheidsdimensie in Vlaanderen meer zichtbaar te maken gegeven de drie doelstellingen die er van meet af aan zijn aan gesteld. Een eerste objectief bestond in het nagaan van de vernieuwingen die zich voordoen op het gebied van de centrale-lokale verhoudingen in Vlaanderen. Een tweede doelstelling betrof het zicht krijgen op de wijze waarop die vernieuwingen in die Vlaamse interbestuurlijke verhoudingen worden geïmplementeerd. Een derde en laatste objectief lag in het leveren van een bijdrage tot de theorievorming aangaande de ontwikkeling van het territoriaal gedecentraliseerd bestuurssysteem.
KORTE SAMENVATTING Vooral sinds de jaren ’90 zijn lokale besturen doorheen West-Europa onderhevig aan tal van hervormingen vanwege de centrale overheid. In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan die centrale hervormingen aan het lokale bestuur. Veel minder aandacht gaat erin uit naar de verhoudingswijze tussen centrale en lokale overheden tijdens die hervormingen die nochtans als cruciaal kan worden verondersteld voor het welslagen ervan. Die veronderstelling lag ten grondslag aan de opbouw in het doctoraat van een verklarend model voor de implementatie van vernieuwingen in de Vlaamse centrale-lokale verhoudingen. De geviseerde verhoudingen waren in het bijzonder degenen tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten. Die keuze stond niet los van het proces van federalisering dat in België al geruime tijd gangbaar is. Tengevolge van dat proces gelden de deelstaten vandaag immers als de belangrijkste centrale overheden vanuit het gezichtspunt van de lokale besturen. Tot die besturen behoren zowel provincies als gemeenten. Enkel de laatstgenoemde zijn in het doctoraat geviseerd omdat zij door de Vlaamse overheid van meet af aan zijn aanzien als haar belangrijkste lokale partners ter interbestuurlijke beleidsvoering. Die zienswijze maakt meteen duidelijk hoe de Vlaamse overheid zich wenst(e) te verhouden tot de gemeenten. In theorie geldt partnerschap immers als één van de drie mogelijke verhoudingswijzen tussen centrale en lokale overheden. Die wijze laat zich kenmerken door partiële centrale machtsuitoefening over het lokale bestuur en houdt aldus het midden tussen agentschap (maximale centrale machtsuitoefening) en relatieve autonomie (minimale centrale machtsuitoefening). In theorie kan de centrale overheid voor elkeen van deze wijzen opteren tijdens zowel de fase van totstandkoming als van uitvoering van interbestuurlijk beleid. Uit de beleidspraktijk van de tweede helft van de jaren ’90 bleek dat de Vlaamse overheid aan haar intentie tot partnerschap met de gemeenten primair navolging heeft gegeven tijdens de uitvoeringsfase. Onder de bestudeerde beleidsdomeinen was dit het meest uitgesproken binnen het domein van het sociaal impulsbeleid dat ook voldeed aan de twee andere vereisten ter modeltoetsing. Ten eerste gold partnerschap tijdens de uitvoeringsfase in dat domein niet als een vernieuwing in de centrale-lokale verhoudingswijze voor alle gemeenten. Tot een select aantal onder hen had de Vlaamse overheid zich voorheen tijdens diezelfde fase ook al verhouden volgens partnerschapsregels. En ten tweede waren geen partnerschaps- maar wel agentschapsregels gangbaar geweest tijdens de fase van totstandkoming van het sociaal impulsbeleid. Die beide vereisten vloeiden voort uit de basisveronderstelling van het sociologisch neo-institutionalisme die aan het verklarend model ten grondslag lag en poneert dat lokale besturen gesocialiseerd worden in een bepaalde verhoudingswijze tot de centrale overheid. Bijgevolg kon naar het sociaal impulsbeleid toe worden verondersteld
56
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
dat het beter zou zijn geïmplementeerd door lokale besturen die al historisch gesocialiseerd waren in partnerschapsregels dan door degenen waarvoor die regels plots als nieuw golden. Die veronderstelling ging feitelijk niet op. Veeleer bleek het sociaal impulsbeleid beter te worden geïmplementeerd naargelang de partnerschapsregels ter uitvoering ervan voor een lokaal bestuur meer mogelijkheden dan beperkingen creëerden tot realisatie van zijn eigen wil inzake sociaal beleid. Niet de sociologische maar wel de economische variant van het neo-institutionalisme laat met andere woorden toe om het belang in te schatten van de centrale-lokale verhoudingswijze voor het welslagen van interbestuurlijke hervormingen. De gevolgde methode bestond uit een uitgebreide literatuurstudie naast semi-gestructureerde interviews met politici en ambtenaren die op centraal en lokaal niveau betrokken waren bij het sociaal impulsbeleid.
VALORISATIE Wayenberg Ellen (2004). Vernieuwingen in de Vlaamse centrale-lokale verhoudingen: op weg naar partnerschap? Een kwalitatieve studie van de totstandkoming en uitvoering van het sociale impulsbeleid. 516 p.
3.4.2. VERZELFSTANDIGING BIJ LOKALE BESTUREN IN VLAANDEREN
Doctorandus: Yves Plees Promotor: Rudolf Maes Yves Plees
DOELSTELLING Algemene doelstelling van dit fundamenteel onderzoek is het verbeteren van het kader voor dienstverlening door lokale besturen. Er wordt nagegaan welke de redenen zijn waarom gemeentebesturen naast de klassieke gemeentelijke organisatie bepaalde diensten verzelfstandigen. Het onderzoek heeft geen betrekking op vormen van verzelfstandiging waarbij meerdere gemeenten zijn betrokken doch voornamelijk op de gemeentebedrijven, de door het cultuurpact beheerste beheersvormen en de gemeentelijke vzw’s. De centrale onderzoeksvraag betreft de factoren die bepalen of en op welke manier lokale besturen diensten verzelfstandigen en welke de daarbij relevante contextuele en structurele variabelen zijn. Tevens wordt de onderzoeksvraag geplaatst binnen de bestuurskundige theorievorming met betrekking tot een democratisch gelegitimeerde en doelmatige gemeentelijke bestuursorganisatie.
METHODOLOGIE Literatuuronderzoek, survey, interview.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Literatuuronderzoek rond theorie i.v.m. verzelfstandiging, studie regelgeving overheidsopdrachten.
VALORISATIE Plees Yves (2003). De veranderende wereld van de Belgische gemeenten. Bestuurswetenschappen. 3, 228-247.
3.4.3. VERZELFSTANDIGING EN STURING VAN OVERHEIDSORGANISATIES (SBOV) Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: Koen Verhoest & Geert Bouckaert Wetenschappelijk medewerker: Bram Verschuere Financiering: SBOV (spoor bestuurlijke relaties)
Wetenschappelijk onderzoek
57
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Bram Verschuere “De man die de mogelijkheid ontzegd wordt tot het nemen van belangrijke beslissingen, gaat de beslissingen die hij wel mag nemen als belangrijk zien. Hij wordt pietluttig over archiveren, over ramen die open of dicht moeten zijn en zal waarschijnlijk twee of drie verschillend gekleurde pennen gebruiken.” Prof. C. N. Parkinson, 1909-1993
DOELSTELLINGEN Dit project focust op de aard en evolutie van sturingsrelaties tussen centrale overheden en hun verzelfstandigde organisaties. De onderzoeksvragen zijn in globo de volgende: •
In welke mate, in welke omstandigheden (activiteiten, beleidssectoren) en in welke vormen (organisatieprincipe, rechtsvorm, beheersstructuren, autonomie) worden er internationaal en in Vlaanderen verzelfstandigde organisaties ingeschakeld in de beleidsvoering
•
Welke mate en vorm van autonomie hebben deze organisaties ten opzichte van de verzelfstandigende overheid en hoe worden deze organisaties aangestuurd en gecoördineerd door de betrokken overheid?
•
Hoe evolueren deze verzelfstandiging en sturing in de tijd? Hoe beïnvloeden de bovenstaande factoren (sturing, autonomie) het functioneren van en de resultaten van dergelijke verzelfstandigde organisaties als entiteiten en van de betrokken overheid als geheel? Dit project is een vijfjarig onderzoeksproject dat via fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek inzicht wil bieden in bovenstaande vragen en deze inzichten wil valoriseren. Op basis van deze inzichten worden beleidsaanbevelingen gedaan en instrumenten aangereikt om de verzelfstandigingspraktijk in Vlaanderen te optimaliseren Tot op heden werden verschillende doelstellingen nagestreefd. Ten eerste het opmaken van een stand van zaken betreffende bestaand nationaal en internationaal onderzoek inzake verzelfstandiging en sturing van verzelfstandigde organisaties en inventarisatie van de belangrijkste inzichten. Ten tweede werd een samenhangend theoretisch, analytisch en conceptueel onderzoekskader ontwikkeld vanuit relevante bestaande theoretische kaders en bestaande kennis. Daarbij aansluitend werden methodologisch onderbouwde meetinstrumenten en formats voor datagaring (de methode van de web-gebaseerde survey) en een basisformat met betrekking tot een op te bouwen internationaal vergelijkende databank (met het oog op latere internationale benchmarking) ontwikkeld. Ten derde werd het landschap van verzelfstandigde agentschappen in Vlaanderen beschreven in een rapport over de autonomie, de sturing, het profiel, de resultaten en de cultuur van de agentschappen (en de in het kader van BBB te verzelfstandigen afdelingen en administraties van het MVG). De data voor deze rapportage werden via een websurvey verzameld. Tenslotte werd een aanzet genomen met betrekking tot de uitbouw van een nationaal en internationaal netwerk van academici en stakeholders. Momenteel zijn er contacten met onderzoeksteams in Noorwegen, Finland en Nieuw-Zeeland om gelijklopende surveys te voeren om internationaal vergelijkende data te verzamelen.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Gedurende het tweede werkingsjaar 2003 werd: •
een survey bij de Vlaamse intern en extern verzelfstandigde organisaties en de toekomstige IVA’s en EVA’s doorgevoerd en geanalyseerd (te repliceren in 2005-2006). De beschrijvende resultaten werden voorgesteld en een aanvang werd genomen met de verklarende analyse,
•
een verfijning voorgesteld van de kernbegrippen van verzelfstandiging - autonomie en sturing - via congrespapers en twee tijdschriftartikelen
•
een studiedag georganiseerd met vier workshops rond de thematiek van verzelfstandiging en sturing van agentschappen,
•
een uitbouw van een internationaal netwerk bevorderd door een internationaal seminarie met gerenommeerde onderzoekers en
•
het internationaal empirisch onderzoek voorbereid. Het casegericht onderzoek (bij individuele organisaties) in Vlaanderen zal in 2004 kunnen aanvangen, simultaan met de opstart van de websurveys door de onderzoeksteams in het buitenland.
METHODOLOGIE Het project omvat in zijn totaliteit een omvangrijk statisch comparatief internationaal onderzoek (incl. Vlaanderen) waarbij een databank met betrekking tot verzelfstandiging en sturing in een viertal landen wordt 58
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
aangelegd. Deze databank zal gradueel geëxploiteerd worden om beschrijvende en verklarende analyses uit te voeren. De datagaring gebeurt door documentanalyse, netsearch, surveys en interviews met sleutelfiguren. De data-analyse gebeurt door middel van kwantitatieve en kwalitatieve methodes. Daarnaast worden via case studies de resultaten van het survey onderzoek getoetst en uitgediept.
VALORISATIE Verhoest Koen, Verschuere Bram & Bouckaert Geert (2003). Agentschappen in Vlaanderen: een beschrijvende analyse. 172 p. Verhoest Koen (2003). Autonomy, contracting and competition: what is their effect on the performance of executive public organisations? EGPA conference, workshop 'Governance: what do we know?' 3-6 september 2003.Oeiras: Portugal. 33 p. Verhoest Koen (2003). The impact of contractualisation on control and accountability in government-agency relations: the case of Flanders (Belgium). EGPA conference, workshop ‘Contractualisation in the public sector‘. 3-6 september 2003.Oeiras: Portugal. 26 p. Verhoest Koen (2003). Verzelfstandiging en sturing van agentschappen: Enkele bevindingen en beleidsaanbevelingen uit recent onderzoek - deel 1 + deel 2. VTOM. 8 (1 en 2). Verhoest Koen, Peters Guy B., Bouckaert Geert and Verschuere Bram (2003). The study of organisational autonomy: a conceptual and methodological review. IRSPM conference, Hong Kong, 2-4 oktober. 44 p. Verhoest Koen & Verschuere Bram (2003). Institutional theory and the study of autonomous government organisations. Paper for ECPR Joint Sessions - Edinburgh, 28 maart - 2 april 2003, Workshop on Institutional Theory: Issues of Measurement and Change. 44 p. Verschuere Bram & Verhoest Koen (2003). Verzelfstandiging van overheidsorganisaties in Vlaanderen. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege, Hans. Jaarboek Steunpunt 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 39-64. BELEIDSRELEVANTIE: Tot nu toe heeft het onderzoek tot resultaten geleid op een drietal vlakken, waar het beleid een beroep zou kunnen op doen. Met betrekking tot de situatie in Vlaanderen hebben we, naast het opstarten van de survey, de ontwikkelingen gevolgd in het kader van ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ en meer algemeen het ‘New Public Management’. Onze bijdragen in de jaarboeken 2002 en 2003 van het SBOV spelen daarop in. Deze resultaten zijn een deel van output van de eerste twee jaren van het project: in het eerste jaar ondermeer het ontwikkelen van een methodologie en van de focus van het onderzoek, in het tweede jaar ondermeer het beschrijvend analyseren van de Vlaamse overheidsorganisaties via de survey. Met betrekking tot het ontwikkelen van een conceptueel en operationeel kader waarbinnen het onderzoek naar verzelfstandiging wordt geplaatst, werden deze conceptualiseringen afgetoetst bij buitenlandse wetenschappers, ondermeer op een workshop georganiseerd te Leuven en door voorstelling van papers op congressen. Tevens werden de kernbegrippen ‘autonomie’ en ‘sturing’ verder verfijnd en geconceptualiseerd in twee publicaties, met als doel om deze complexe concepten – die het wezen uitmaken van verzelfstandiging - beter te begrijpen (formele, feitelijke en gepercipieerde interpretaties) Ten derde werd in de voorbije twee jaar een internationaal netwerk van academici uitgebouwd rond de problematiek van overheidsorganisaties en verzelfstandiging. Deze internationale samenwerking zou moeten leiden tot het verkrijgen van data die gebruikt kunnen worden voor internationaal vergelijkend onderzoek. In die optiek kan Vlaanderen gesitueerd worden binnen de internationale context met betrekking tot verzelfstandiging.
3.4.4. BEHEERSOVEREENKOMSTEN (B-PROJECT SBOV) Periode: januari 2003 - december 2003 Coördinatie: Koen Verhoest Wetenschappelijk medewerker: Amaury Legrain Financiering: SBOV Amaury Legrain “Trouver une forme d'association qui défende et protège de toute la force commune la personne et les biens de chaque associé, et par laquelle chacun s'unissant à tous n'obéisse pourtant qu'à lui-même et reste aussi libre qu'auparavant. Tel est le problème fondamental dont le contrat social donne la solution.“ Jean-Jacques Rousseau, Du Contrat social ou principes du droit politique, 1762 Wetenschappelijk onderzoek
59
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
DOELSTELLING In dit kortlopende project werd op basis van aanwezige expertise en kennis en een beperkt internationaal vergelijkend onderzoek gepoogd concrete suggesties en instrumenten aan te reiken met het oog op de uitwerking van een geïntegreerde en gedifferentieerde sturingsvisie inzake contractmanagement binnen de Vlaamse Overheid. Een integrale visie houdt rekening met eisen inzake de inhoud van een contractsturingscyclus en de structuur, cultuur en systemen in de betrokken organisaties. Een gedifferentieerde visie houdt zoveel mogelijk rekening met het onderscheid tussen de volgende sturingsrelaties (met vertaling naar de lokale besturen): - Vlaamse overheid en IVA zonder rechtspersoonlijkheid, - Vlaamse overheid en IVA met rechtspersoonlijkheid, - Vlaamse overheid en IVA’s met horizontale dienstverlening, - Vlaamse overheid en publiekrechtelijke EVA, - Vlaamse overheid en privaatrechtelijke EVA en overige rechtspersonen. Hierbij is ook aandacht voor het individuele mandaatcontract van de topmanagers. Rekening houdende met de diversiteit in deze relaties reikt dit project adviezen aan over de volgende vragen: - kernelementen in de inhoud van de beheersovereenkomst (cfr. ‘sjabloon-overeenkomst’) in het licht van de autonomie en de institutionele plaats van de betrokken organisatie, - uitwerking van de verschillende fasen in de contractcyclus (voorbereiding, onderhandeling, uitvoering, opvolging, evaluatie en terugkoppeling) wat betreft de formele aspecten en rolverdeling, formats en stappenplannen, de capaciteiten en vaardigheden en aspecten van relatiemanagement, - de koppeling van deze cyclus met de financiële en de beleidscyclus, - de noodzakelijke sturingssystemen binnen de administratie en de betrokken partners en de noodzakelijke afstemming tussen beiden: een nadruk zal hierbij liggen op de definiëring van de noodzakelijke personele vaardigheden en instrumenten binnen de centrale overheid (functioneel ministerie en de centrale ministeries), - de noodzakelijke structurele kenmerken van de administratie en de betrokken partners, - de noodzakelijke cultuur van beide partners (sturingsaanpak), - de structurering van contractmanagement teneinde vertrouwen in de sturingsrelatie mogelijk te maken, - de relatie tussen het contractmanagement en de overige sturingsinterfaces tussen Vlaamse overheid en verzelfstandigde diensten (bv. Raden van bestuur, beleidsraad, managementsgroepen, inlichtingenrecht, coördinatie-instrumenten).
METHODOLOGIE & REALISATIES Omwille van de korte tijdsduur (12 maanden) van het onderzoek en omwille van de reeds gevoerde onderzoeken rond hetzelfde onderwerp was het onderhavige onderzoek gericht op het doorzoeken en het verwerken van nieuwe elementen rond beheersovereenkomsten aan de hand van buitenlandse en Belgische cases. Een hoofddoel van het onderzoek lag in het operationaliseren van de verschillende fasen van de contractcyclus door het zoeken en aanreiken van checklists, gedragscodes en instrumenten. Het onderzoek was zo opgevat: Fase 1: integratie van kennis. De taak van de onderzoeksgroep berust in het inventariseren van de kennis en de lancunes inzake de optimale werking van een beheersovereenkomst aan de hand van reeds gevoerde onderzoeken. Fase 2: landenonderzoek. In deze fase analyseerde men enkele cases per landen grondig door middel van websearching, overheidsdocumenten en interviews. De documenten die hier nuttig waren, zijn de beheersovereenkomsten zelf (of varianten ervan) en de verbonden documenten, kritieken ervan en de officiële methodologie. Volgende cases zijn behandeld door middel van documentenanalyse en interviews: Verenigd Koninkrijk (Department of Trade and Industry, Home Office & Cabinet Office), Frankrijk (ministerie van Financiën, o.a. het belastingsadministratie, & het ministerie van Onderwijs), Federaal België (de FOD Sociale Zekerheid en zijn openbare instellingen zoals de RVA en de RKW), Vlaamse openbare instellingen (VRT, VITO, VVM-De Lijn en de VDAB), twee culturele steunpunten (CultuurNet Vlaanderen en Culturele Biografie Vlaanderen) en een autonoom provinciebedrijf (Westtoer). Fase 3: opstelllingsfase. In deze fase werd de handleiding geschreven. Fase 4: validering en valorisatie. In deze fase zet men de onderzoeksresultaten om in concrete en geverifieerde aanbevelingen. Deze worden hierna verder verspreid onder de vorm van een handboek. Ook werd meegewerkt aan het onderzoek binnen het spoor Beleid en in opdracht van de spoorstuurgroep Beleid rond ‘De inrichting van beleidsondersteuning in een verzelfstandigde overheidslandschap’. Vanuit die studie worden een aantal modellen inzake taakverdeling van beleidsondersteuning tussen departement en agentschap voorgesteld met voor- en nadelen alsook verschillende koppelingsarrangementen om een samenwerking rond beleidsondersteuning tussen departement en agentschap vorm te geven. Voor het B-project ‘beheersovereenkomsten’ volgen interessante 60
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
aanbevelingen uit die studie over de rol en de invulling van de beheersovereenkomst bij agentschappen met een zwakke of een sterke beleidsondersteunende rol. Dit onderzoeksmateriaal wordt verwerkt en omgezet in suggesties voor richtlijnen, die bruikbaar moeten zijn bij het veralgemeend invoeren van beheersovereenkomsten. Een korte casevoorstelling is opgemaakt voor de buitenlandse cases. De richtlijnen worden ter toetsing voorgelegd begin 2004. De richtlijnen worden gegroepeerd in drie handleidingen: - handleiding 1. De contractcyclus: inhoud, taakverdeling en acties, - handleiding 2. Methoden en technieken voor het management van organisatiecontracten, - handleiding 3. Randvoorwaarden en het veranderingsmanagement.
VALORISATIE Verhoest Koen & Legrain Amaury (2004). Handleiding voor contractmanagement binnen de Vlaamse Overheid. 250 p. In de loop van mei-juni 2004 zal er een studiedag georganiseerd worden waarin de handleidingen aan de Vlaamse administratie worden voorgesteld.
3.4.5. PILOOTPROJECT ‘ONTWIKKELING BEHEERSOVEREENKOMSTEN’ Periode: maart 2003 - december 2003 Coördinatie: Koen Verhoest Wetenschappelijk medewerker: Koen Verhoest, bijgestaan door Nick Thijs Financiering: MVG
Nick Thijs
DOELSTELLING In 2002 voerde het Instituut voor de Overheid in opdracht van de administratie cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een onderzoek inzake de ‘Beheersovereenkomsten in de culturele sector’. In navolging van dat project, werd in 2003 in opdracht van dezelfde administratie een begeleidingstraject doorlopen voor de uitbouw van modelbeheersovereenkomsten voor twee steunpunten, die in het project werden betrokken. Deze twee steunpunten zijn CultuurNet Vlaanderen en Culturele Biografie Vlaanderen. Vanuit die pilootervaring kunnen lessen inzake de interne vorming van steunpunten en administratie worden getrokken.
METHODOLOGIE De begeleiding van de administratie en de twee steunpunten bij de opmaak van beheersovereenkomsten gebeurde via gezamenlijke en afzonderlijke vergaderingen en procesbegeleiding, waarbij optimaal van het leerproces binnen de administratie en de steunpunten gebruik gemaakt werd. Hierbij werden vanuit het Instituut voor de Overheid concepten, methodes, sjablonen en voorbeeldbepalingen aangereikt, die door de administratie en steunpunten toegepast werden. Op die toepassingen werd door de onderzoekers feedback gegeven. In het pilootproject werd er onder meer naar gestreefd aan te sluiten bij het ‘Beter Bestuurlijk Beleid’-project van de gehele Vlaamse administratie en de evoluties inzake contractmanagement en beheersovereenkomsten vanuit die hoek.
VALORISATIE Het pilootproject resulteerde enerzijds in twee beheersovereenkomsten met inhoudelijke en procedurele bepalingen voor respectievelijk CultuurNet Vlaanderen en Culturele Biografie Vlaanderen. Anderzijds werd een modelsjabloon voor beheersovereenkomsten met steunpunten uitgewerkt, dat begin januari 2004 aan de administratie Cultuur ter beschikking werd gesteld.
3.5. PERSONEELSBELEID & GELIJKE KANSEN 3.5.1. BELEIDSWETENSCHAP EN VROUWENSTUDIES: INTERNATIONAAL VERGELIJKEND ONDERZOEK
Wetenschappelijk onderzoek
61
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Periode: oktober 2001 - december 2003 Wetenschappelijk medewerker: Pedro Facon Coördinatie: Annie Hondeghem Financiering: FWO Pedro Facon “On ne naît pas femme! On le devient.” Simon de Beauvoir, 1949
DOELSTELLING Vele West-Europese landen hebben de laatste jaren de mond vol van ‘gender mainstreaming’, een beleidsstrategie die sinds de UNO-wereldvrouwenconferentie te Peking in 1995 door verschillende internationale organisaties gepromoot wordt. De Raad van Europa definieert ‘gender mainstreaming’ als “the (re)organization, improvement, development and evaluation of policy processes, so that a gender equality perspective is incorporated in all policies at all levels and at all stages by the actors normally involved in policy-making” (Raad van Europa, 1998). Op vrij korte termijn heeft het principe van ‘gender mainstreaming’ grote bekendheid verworven bij nationale overheden, zij het in de meeste gevallen als een beleidsslogan, en minder dan een concrete strategie die ook effectief geïmplementeerd wordt door de centrale beleidsactoren. In dit vergelijkend onderzoek gaan we na hoe de ‘gender mainstreaming’-strategie is ingevoerd in drie landen, maar tegelijk hanteren we een iets ruimer perspectief. Meer bepaald breiden we het onderzoekssubject uit tot gelijke-kansenbeleid als facetbeleid. Facetbeleid houdt enerzijds het meenemen van een genderperspectief in algemene maatregelen (‘gender mainstreaming’) in, en anderzijds rekenen we onder facetbeleid ook specifieke maatregelen gericht op vrouwen (of mannen) in de verschillende departementen (‘sectorbeleid’).
METHODOLOGIE Voor het onderzoek wordt aansluiting gezocht bij inzichten uit de beleidswetenschap en de bestuurskunde. Zowel systeemtheorieën als theorieën inzake coördinatie komen aan bod. Er wordt tevens beroep gedaan op de literatuur binnen het vakgebied genderstudies, vooral van auteurs die onderzoek verrichten op het snijvlak van genderstudies en bestuurskunde. Het onderzoek hanteert een comparatieve inslag. Meer bepaald worden drie gevalstudies uitgevoerd. Deze drie ‘cases’ worden telkens onderzocht aan de hand van hetzelfde onderzoekssjabloon. Zoals uit bijgaande figuur blijkt worden zowel de invloed van de politiek-ambtelijke, sociaal-economische en sociaal-culturele omgeving bestudeerd (externe analyse), als de beleidsactoren, -structuren en de inhoud van het beleid zelf (interne analyse). Een algemene literatuurstudie, een analyse van de beleidsdocumenten en tot slot een reeks interviews met bevoorrechte getuigen, zowel van binnen het politiek-ambtelijk systeem als vanuit het brede maatschappelijke veld, zijn telkens de drie pijlers die de analyse informeren. Welke zijn nu de drie gevalstudies? Ten eerste wordt het emancipatiebeleid van Nederland op Rijksniveau bestudeerd; ten tweede het gelijke-kansenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap; en ten derde het ‘equal opportunities’-beleid van Figuur 10: Onderzoekssjabloon Groot-Brittannië op centraal niveau. Deze drie landen of regio’s hebben expliciet geopteerd om hun gelijke-kansenbeleid te voeren volgens de strategie van het ‘facetbeleid’. GEREALISEERDE TAKEN 2003
In 2003 werden de gevalstudies ‘Vlaamse Gemeenschap’ en ‘Groot-Brittannië’ uitgevoerd en werden de resultaten ervan neergeschreven. Tegelijk is aangevat met de integratie en vergelijking van de verschillende gevalstudies, wat zal resulteren in een boek dat in het voorjaar van 2004 zal verschijnen. Tegelijk kunnen de vaststellingen van dit onderzoek als input dienen voor het thema ‘gelijke kansen’ bij de regeringsonderhandelingen voor een nieuwe Vlaamse regering midden 2004. 62
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
VALORISATIE Facon Pedro, Nelen Sara & Hondeghem Annie (2004). Gelijke-kansenbeleid onderweg. Een internationaal vergelijkend onderzoek. Overheidsmanagement nr 18. die Keure: Brugge. 332 p.
3.5.2. WETENSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING VAN HRM-BELEID, IN HET BIJZONDER M.B.T. INSTROOM, DOORSTROOM, UITSTROOM VAN OVERHEIDSPERSONEEL (SBOV) Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: Annie Hondeghem & Trui Steen Ondersteuning: Roger Depré Wetenschappelijk medewerkers: Myriam Parys (tot eind 2002), Line Putseys (tot eind 2002), Wouter Vandenabeele Financiering: SBOV (spoor HRM & veranderingsmanagement) Wouter Vandenabeele “…[the integration of the department of Homeland Security will be a very difficult task]… They are bringing together 22 agencies, all of whom know each other, many of whom don’t like each other… and some of whom are armed…” J. Chris Mihm, Director of Strategic Studies, General Accounting Office
DOELSTELLINGEN HRM in een hedendaagse context heeft twee belangrijke invalshoeken: enerzijds de aansturing van het personeel(sbeleid), en anderzijds het rekening houden met de wensen van de werknemers. Het onderzoek wil hierop aansluiten. Het reeds uitgevoerde onderzoek naar de strategische aansturing van HRM, in het bijzonder het gebruik van ken- en stuurgetallen, wordt in verdere steunpuntactiviteiten gevaloriseerd. Daarnaast wordt een vervolg gegeven aan eerder onderzoek m.b.t. de arbeidsoriëntaties van laatstejaarsstudenten en de aantrekkingskracht van de Vlaamse overheid als werkgever. Hierbij komt het concept ‘Public Service Motivation’ op de voorgrond.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Gedurende het eerste werkingsjaar (september 2001 - december 2002) werd onderzoek uitgevoerd naar (1) competentiemanagement, (2) mandaatsystemen voor topambtenaren en (3) instroom van hooggeschoolden in de Vlaamse overheid. In 2003 is er een onderzoek geweest naar de strategische aansturing van HRM in een agentschapsomgeving. Het gebruik van ken- en stuurgetallen om in een dergelijke gebalkaniseerde omgeving het personeelsbeleid van de individuele agentschappen te stroomlijnen, zonder afbreuk te doen aan de voordelen van een gedecentraliseerd beleid, appelleert duidelijk aan de eerste invalshoek waarvan in de vorige alinea sprake is. Er waren reeds verschillende contacten met de afdeling emancipatiezaken om hen te adviseren bij de uitbouw van een monitor voor de aansturing van gelijke kansen in het personeelsbeleid. In het kader van dit onderzoek, werd een case-studie gemaakt van het federale personeelsbeleid in de Verenigde Staten. Hier vindt men immers een type-voorbeeld van HRM in een gedecentraliseerde agentschapsomgeving. Een belangrijk element in deze aansturing is het gebruik van scorecards, die de prestaties op HRM-vlak naar gemakkelijk interpreteerbare resultaten moeten vertalen. Kritische succesfactoren in de ontwikkeling en de implementatie van deze aansturing met behulp van indicatoren zijn de externe dreiging (krapte op de arbeidsmarkt), het ten toon gespreide leiderschap (zowel van politici als van ambtenaren) en de strategische visie op HRM. In een volgende fase werd de gevalstudie van Vlaanderen gemaakt. De Vlaamse overheid staat immers ook voor grote veranderingen naar aanleiding van Beter Bestuurlijk Beleid (BBB). Theoretische kennis en de informatie uit de Amerikaanse en Vlaamse cases werden met mekaar in verband gebracht om een analyse van de Vlaamse situatie te maken. De belangrijkste conclusie was dat BBB een belangrijke kapstok kan bieden om strategisch management op basis van indicatoren aan op te hangen, maar in de huidige structuur zijn er te weinig mogelijkheden voor de horizontale coördinatie van het beleid. Aangezien projecten zoals de invoering van ken- en stuurgetallen meestal meerdere jaren van afstemming en finetuning vereisen, kan een regelmatige klankbordfunctie een belangrijke rol vervullen in dit proces. Kabinetten, administraties of afdelingen die met de aansturing van personeelsbeleid betrokken zijn (zoals het kabinet Wetenschappelijk onderzoek
63
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
ambtenarenzaken, de afdeling HRM) kunnen bij deze interactie betrokken worden. Op deze manier kan een quasipermanente adviesverlening en opvolging gebeuren. Naast de aansturing van HRM werd in het kader van het steunpunt ook een vervolg gegeven aan eerder PBOonderzoek met betrekking tot de arbeidsoriëntaties van laatstejaarsstudenten en de aantrekkingskracht van de Vlaamse overheid als werkgever. De resultaten toonden aan dat naast de arbeidsoriëntaties (intrinsiek, hard extrinsiek, zacht intrinsiek) er andere verklaringen zijn die de aantrekking van werkgevers op de arbeidsmarkt bepalen. In de opvolgingssurvey van het onderzoek werd de vertaalde versie van de Amerikaanse schaal voor ‘Public Service Motivation’ (PSM) opgenomen. Uit een analyse van deze gegevens bleek dat deze items een belangrijke verklaringskracht bezaten voor wat betreft de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever. Personen die hoog scoorden op een aantal van deze items waren meer geneigd dan anderen om te kiezen voor een betrekking bij de overheid. De inhoudelijke consistentie en de analytische zuiverheid van de uit de Amerikaanse context vertaalde ‘Public Service Motivation’-schaal liet echter te wensen over. Dit zal verder onderzocht worden in 2004.
METHODOLOGIE Voor de case-studies over de aansturing van HRM met behulp van ken- en stuurgetallen werden twee dataverzamelingsstrategieën toegepast. In een eerste fase van elke case werd op basis van documentenanalyse een voorlopige analyse opgesteld. In een tweede fase werd deze analyse afgetoetst aan de hand van semigestructureerde interviews met bevoorrechte getuigen. Voor de Vlaamse case betrof dit topambtenaren uit de centrale overheid en de te decentraliseren agentschappen. Voor de Amerikaanse case betrof het zowel topambtenaren (uit de centrale departementen en de decentrale agentschappen) als bestuurskundige experten (academici). Het onderzoek naar ‘Public Service Motivation’ bouwde voort op ons eerder onderzoek en maakte gebruik van kwantitatieve analyses van gegevens die in het kader van dit onderzoek reeds verzameld waren.
VALORISATIE Depré Roger, Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2003). Sturing van HRM binnen Beter Bestuurlijk Beleid: Strategisch HRM en indicatoren. 59 p. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Topambtenaren in België en Nederland: Naar een contractualisering van de arbeids- en sturingsrelatie? Bestuurskunde. 12 (3). 106-114. Hondeghem Annie, Parys Myriam, Putseys Line, Steen Trui & Vandenabeele Wouter (2003). Management van topambtenaren in de Vlaamse overheid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 103-118. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie m.m.v. Depré Roger (2003). Ken- en stuurgetallen voor HRM in een gedecentraliseerde omgeving. Casestudy Verenigde Staten. 82 p. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2003). The civil service as employer of choice in Belgium: How work orientations influence attractiveness of public employment. In: Review of public personnel administration (submitted) Vandenabeele Wouter & Annie Hondeghem (submitted). L’appel de la fonction publique: la « Public Service Motivation » en tant que facteur décisif d’engagement dans la fonction publique à une époque de New Public Management, In: Revue économique et social. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2003) Government's calling: Public service motivation as a decisive factor for government employment in a NPM era. Kongress der schweizerischen Gesellschaft für Soziologie. Zürich. 1-3 oktober. 17 p. BELEIDSAANBEVELINGEN: Uit het onderzoek naar het gebruik van ken- en stuurgetallen in de aansturing van HRM in gedecentraliseerde organisaties, konden we een aantal belangrijke beleidsaanbevelingen afleiden. In de eerste plaats kan een focus op strategisch human resources management, met daarbij een duidelijke afbakening van de bevoegdheden van centrale en decentrale instanties, de kwaliteit van het personeelsbeleid verhogen. Daarnaast is er zowel op centraal als op decentraal vlak de expertise nodig om dit beleid af te stemmen op concrete uitdagingen van de decentrale instanties. Coördinatiemechanismen zoals een raad voor de HRM –verantwoordelijken van de verschillende beleidsdomeinen moeten voor de nodige integratie van beleid zorgen. De monitoring van het beleid van de verschillende domeinen wordt best evolutief opgebouwd (bijvoorbeeld door een visitatiecommissie), zodat er stelselmatig in samenspraak met de entiteiten een prestatiemeetsysteem op poten gezet kan worden. Ten slotte dient er in dit hele proces werk gemaakt te worden van de cultuuromslag, waarbij de HRM-verantwoordelijke als veranderingsmanager kan fungeren. 64
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.6. RELATIE TUSSEN BURGER EN OVERHEID & KWALITEIT 3.6.1. PERCEPTIONS OF ADMINISTRATIVE PERFORMANCE: THE KEY TO TRUST IN GOVERNMENT? Start: december 2002 Doctorandus: Steven Van de Walle Promotor: Geert Bouckaert & Bart Maddens Steven Van de Walle “The citizen who scoffs at the elaborate record keeping undertaken by government offices might well be equally annoyed should an official lose track of her affairs through relying on memory and telephone conversation.” Paul du Gay. In: praise of bureaucracy
DOELSTELLING Beleidsmakers, journalisten, academici en gewone burgers relateren het vertrouwen in de overheid vaak aan de werking van de overheidsadministratie. Hierbij wordt gemakkelijkshalve verondersteld dat deze administratie slecht werkt, en dat de beeldvorming van de administratie bij de burger derhalve zeer negatief is. Met dit doctoraatsonderzoek wensen we twee aspecten in deze redenering aan verder onderzoek te onderwerpen: 1. Welk beeld heeft de burger van de overheidsadministratie? 2. Welke zijn de voorwaarden en processen die bepalen of en hoe de perceptie van de werking van de overheidsadministratie een invloed heeft op het vertrouwen in de overheid?
METHODOLOGIE Het onderzoek baseert zich in grote mate op data verzameld door middel van de survey ‘Werken aan de Overheid’, afgenomen door het Instituut voor de Overheid bij meer dan 3000 Vlamingen door middel van interviews en postenquêtes. Daarnaast neemt de theoretische component een belangrijke plaats in. Meer bepaald zal worden nagegaan hoe het beeld dat de burger heeft van de administratie kan worden verklaard, onder andere door gebruik te maken van theorievorming rond stereotype beelden. Om de band tussen vertrouwen in de overheid en de beeldvorming over de administratie bij de burger te onderzoeken zullen we ook trachten na te gaan welke plaats de administratie precies inneemt in het heersende concept ‘overheid’. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het onderzoeksproject ‘burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid’.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Dataverzameling werd afgerond in 2003. Er werd in het onderzoek vooral aandacht besteed aan stereotype beelden over ambtenaren en aan het verschijnen van ‘de burger’ en ‘de kloof met de burger’ in het politieke discours. Meer informatie vindt u bij de beschrijving van het project ‘burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid’ of op de website: www.kuleuven.ac.be/io/trust.
Wetenschappelijk onderzoek
65
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.6.2. BURGERGERICHT BESTUREN: KWALITEIT EN VERTROUWEN IN DE OVERHEID Periode: november 2000 - oktober 2004 Wetenschappelijk medewerkers: Steven Van de Walle & Jarl Kampen Coördinatie: Geert Bouckaert & Bart Maddens Financiering: Vlaams Programma voor Beleidsgericht Onderzoek Website: www.kuleuven.ac.be/io/trust Steven Van de Walle (rechts) & Jarl Kampen (links) “Binnen de Vlaamse overheid hebben we tal van initiatieven genomen die er moeten toe leiden dat de burger beter gediend wordt. Dit is een permanent proces, dat nooit stopt. In heel het opzet rond beter bestuurlijk beleid staat trouwens de betere dienstverlening aan de burger centraal. De vraag hierbij is hoe de burger deze initiatieven percipieert, en of ze voldoen om de zogenaamde kloof met de burger te dichten.” Minister Paul Van Grembergen op de studiedag ‘een staalkaart van het vertrouwen’
DOELSTELLING Beleidsmakers zijn bezorgd omwille van het lage vertrouwen dat de burger heeft in de overheid. De werking van de administratie is een vaak aangehaalde oorzaak van dit wantrouwen. Immers, zo zeggen zij, is de burger niet ontevreden over de dienstverlening van de overheid? Heeft hij geen negatief beeld van ambtenaren? Het ligt dan ook voor de hand dat de modernisering van het overheidsapparaat vaak wordt gemotiveerd vanuit de gepercipieerde noodzaak aan deze legitimatiecrisis tegemoet te komen. Het project ‘burgergericht besturen’ wil nagaan wat het beeld is dat de burger heeft van de overheid en de overheidsadministratie meer in het bijzonder: Hoe is het vertrouwen in de overheid geëvolueerd? Waarom zijn burgers tevreden of ontevreden met de dienstverlening van overheidsadministraties? Wat is de beeldvorming over ambtenaren? Maar bovenal heeft het project tot doelstelling de relatie tussen de werking van overheidsdiensten en vertrouwen in de overheid te onderzoeken. Bestaat deze relatie echt? Indien wel, hoe komt deze dan precies tot stand? Indien niet: waarom niet, en hoe kunnen we vertrouwen in de overheid dan wel verklaren?
METHODOLOGIE 1250 Vlamingen kregen tussen maart en juli 2002 een interviewer over de vloer met een vragenlijst over hun opinie over overheid, politiek en administratie. Deze ‘werken aan de overheid’ survey kreeg in de periode junidecember 2002 een vervolg door het versturen van vragenlijsten per post, die door meer dan 2000 Belgen wonende in het Vlaams Gewest, werden ingevuld. Tegelijkertijd worden gegevens geanalyseerd uit klantentevredenheidsmetingen uitgevoerd binnen het MVG en de VOI’s.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 In 2003 werd een derde burgerbevraging opgestart. Meer dan 3000 Vlamingen kregen de kans hun mening over de dienstverlening van de overheid kenbaar te maken. Een studiedag in juni maakte de eerste resultaten van de eerdere enquêtes openbaar en kreeg nationale weerklank in de pers. Het opstellen van een Vlaamse vertrouwensmonitor wordt gepland voor 2004. Het internationale netwerk van onderzoekers die werken rond vertrouwen in de overheid werd verder uitgebreid. We organiseerden internationale bijeenkomsten rond het thema op de conferenties van de ‘European Group of Public Administration’ (EGPA) en de ‘American Society for Public Administration’ (ASPA).
ENKELE PUBLICATIES Kampen Jarl K., Van de Walle Steven, Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). De effecten van context en methode op de uitkomsten van survey onderzoek: Een empirisch vergelijk van drie metingen van het vertrouwen in de overheid. 66 p. + bijlagen. Kampen Jarl K., Van de Walle Steven, Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Dienstverlening van de overheid door de Vlaming beoordeeld. 120 p. Van de Walle Steven, Kampen Jarl K., Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Een staalkaart van het vertrouwen. 122 p. Van de Walle Steven, Kampen Jarl K., Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Stereotype beelden over ambtenaren en overheidsdiensten. 68 p. 66
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
3.7. VERANDERINGSMANAGEMENT 3.7.1. HERVORMINGEN INZAKE MANAGEMENT EN ORGANISATIE Periode: oktober 2001 – september 2006 Coördinatie: Annie Hondeghem & Trui Steen Wetenschappelijk medewerkers: Christophe Pelgrims & Line Putseys Financiering: SBOV (spoor HRM & veranderingsmanagement)
Christophe Pelgrims & Line Putseys "Als je vijanden wilt maken, doe dan een poging om iets te veranderen." Woodrow Wilson
DOELSTELLINGEN Het onderzoek binnen het spoor veranderingsmanagement heeft als algemene doelstelling om inzichten te verwerven in de principes van veranderingsmanagement, om zo tot praktische aanbevelingen te komen. Deze kunnen de Vlaamse overheid ondersteunen met het oog op het vergroten van haar veranderingsvermogen en kunnen hefbomen aanreiken om de lopende veranderingsprocessen te versterken en, indien nodig, bij te sturen. Door de Leuvense onderzoeksmedewerkers van het SBOV worden veranderingen inzake management en organisatie belicht. In het onderzoek wordt het model van Leavitt (1965; 1966) als uitgangspunt genomen om managementgerichte veranderingsprojecten in te delen naar mogelijke actieterreinen. De basisidee van Leavitt is dat een organisatie gezien kan worden als een dynamisch systeem, veeleer dan een vast statisch bouwsel. De organisatie bestaat uit interdependente subsystemen die elkaar beïnvloeden, waarbij een verandering in een subsysteem verandering tot gevolg zal hebben in de andere subsystemen. Sleutelvariabelen in een organisatie zijn de organisatorische taken en beslissingen (ook aangeduid met de term ‘strategie’), de organisatorische structuur, het menselijk potentieel en de technologie waarop de organisatie steunt. Het project binnen het spoor veranderingsmanagement concentreert zich op deze vier aspecten van verandering, nl. Mensen, Taken, Structuur en Technologie, en volgt hierbinnen enkele strategische veranderingsprojecten op.
GEREALISEERDE TAKEN 2003 Tijdens 2003 werd, voortbouwend op het onderzoek uitgevoerd in 2002, het aspect strategische beleidsvoering en relatie politiek-administratie, verder opgevolgd. Hiermee bleef het onderzoek naar ‘taken’ geupdated. Tevens werd ingegaan op het aspect ‘mensen’, door het onderzoek naar de implementatie van contracten voor topambtenaren. In dit onderzoek werd de invoering van een mandaatsysteem en een hieraan gekoppeld nieuw competentiekader en beloningssysteem voor de topambtenaren van de Senior Civil Service in de case ‘het Verenigd Koninkrijk’ bestudeerd. Via het onderzoek naar de organisatie van de managementondersteunende diensten werd het aspect ‘structuur’ uit het model van Leavitt vorm gegeven. Vanuit het Britse veranderingsproces Next Steps werden aanbevelingen geformuleerd voor de creatie van Management Ondersteunende Diensten in Vlaanderen. Op basis van welafgelijnde criteria werd één case geselecteerd nl. de Fire Service College. Dit opleidings- en trainingscentrum voor brandweerkorpsen werd tijdens het Next Steps initiatief omgevormd tot een agentschap onder een trading fund.
METHODOLOGIE Zowel in het onderzoek naar de invoering van een mandaatsysteem als naar Management Ondersteunende Diensten, werden cases uit het Verenig Koninkrijk geselecteerd. Methodologisch werd in beide onderzoeken een beroep gedaan op het conceptueel model en de hieruit ontwikkelde checklist, uitgewerkt in 2002. Tijdens 2003 werden verdere verfijningen aangebracht aan dit methodologisch raamwerk. Figuur 11: Het conceptueel model bij de studie van veranderingen Wetenschappelijk onderzoek
67
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
In de case-analyse werd bijzondere aandacht geschonken aan volgende aspecten: inhoud, proces en context van verandering; participatie en aanvaarding; coördinatie van verandering; continuïteit van verandering; veranderingscapaciteit. De dataverzameling gebeurde aan de hand van documentanalyse en diepte-interviews met bevoorrechte getuigen. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK: Uit het onderzoek naar Management Ondersteunde Diensten kwam voornamelijk naar voren dat veranderingen naar interne markten onder een ‘trading fund’ zowel structurele als culturele aanpassingen van de organisatie vereisen. In alle aspecten van de organisatie dient ingegrepen te worden wil de organisatie kans op slagen hebben in de competitieve omgeving: omvorming van het financieel instrumentarium, een vernieuwd communicatie- en marketingbeleid, een flexibel en stimulerend Human Resources beleid en tot slot een afplatting van de organisatie. Als optimaal veranderscenario werd de techniek van het schaduwagentschap vastgesteld. Hierdoor kan men langzaam de veranderingen implementeren die noodzakelijk zijn om de evolutie naar een interne markt mogelijk te maken, zonder evenwel zware financiële verliezen te maken. Daarnaast is het bovendien mogelijk om zowel klant als personeel te laten wennen aan de veranderingen. Er bleek dat bij de omvorming tot ‘trading fund’ het eigenaarschap in belangrijke mate werd overgedragen naar het management van de ‘Fire Service College’. Dit management was de belangrijkste actor in zowel het initiatief als de implementatie van de trading fund. Zowel op centraal als op gedecentraliseerd niveau werden verschillende inspanningen gedaan om een goed communicatiebeleid te voeren doorheen het gehele veranderingsproces. Veel weerstand en onzekerheden werden opgevangen door een grote betrokkenheid van het management en het gevoerde communicatiebeleid. Alhoewel in de literatuur vaak vermeld wordt dat het belangrijk is om veranderingsvoorvechters en ‘believers’ in de organisatie te stimuleren leert de case van de ‘Fire Service College’ ons dat realiteitszin niet uit het oog mag verloren worden. Het onderzoek naar de invoering van mandaatsystemen toont dat het belangrijk is dat bij een hervorming een stappenplan wordt opgesteld waarin een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden doorheen de verschillende fasen is opgenomen. Het succes van de hervorming is ook gebaseerd op de taakverdeling tussen het politieke en ambtelijke niveau, die de volgende vorm aanneemt: het politieke niveau legt de algemene doelstellingen van de hervorming vast en het ambtelijke niveau werkt de wijze van hervorming uit, al dan niet in samenwerking met externen. Ten derde wijst het onderzoek op de mogelijkheid tot participatie in de hervorming, namelijk door middel van consultatie van departementen en individuen waarop de hervorming zich richt. Tevens wordt aan deze betrokkenen teruggekoppeld in welke mate rekening werd gehouden met hun feedback bij het herbekijken van de hervormingsvoorstellen. Communicatie-initiatieven begeleiden de verdere invoering van de hervorming. Het is ook aan te raden informatie vrij te geven over de hervorming(splannen) aan de doelgroep zelfs als die nog niet in detail vastligt. Dit kan immers misbegrip en weerstand vermijden. Training van de doelgroep en aandacht voor de consolidatie van de hervorming dient ook deel uit te maken van een hervormingsplan. Tot slot toont de case het belang van het vaststellen van verantwoordelijkheden voor het gehele proces en het verzekeren van een goede coördinatie tussen en van de verschillende hervormingsonderdelen.
VALORISATIE Andriessen Maarten, Hondeghem Annie, Pelgrims Christophe & Steen Trui (2003). La Releve als inspiratiebron voor Beter Bestuurlijk Beleid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 207 p. Andriessen Maarten, Steen Trui & Hondeghem Annie (2003). Leiderschap vanuit verandering. Casestudy ‘La Releve’. SBOV: Leuven. 62 p. Pelgrims Christophe (2003). Het ministerieel kabinet als rotatiepunt en meerwaarde in de loopbaan van de kabinetsleden. Een onderzoek binnen de kabinetten van de Vlaamse Regering. Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiek Recht: 384-405. Pelgrims Christophe, Andriessen Maarten & Steen Trui (2003). Aandachtspunten in het veranderingproces. Methodologie om de roep om verandering te beantwoorden. VTOM. 8(1): 21-28. Pelgrims Christophe, Hondeghem Annie & Steen Trui (2003). Coördinatie van beleid binnen een veranderende politiek-ambtelijke verhouding. SBOV: Leuven. 103 p. Putseys Line, Pelgrims Christophe & Steen Trui (2003). Administrative reform and the role of participation in the flemish community. EGPA conference, study group on Public Personnel Policies:’Administrative Reform and Staff participation and involvement in European public services’. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 23 p. 68
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Pelgrims Christophe & Jeroen Maeschalck (2003). The impact of the government reforms in Flanders on the politico-administrative relations. NISPACee, Roemenië. 10-12 april 2003. 24 p.
4. WETENSCHAPPELIJKE UITSTRALING 4.1. INTERNATIONALE UITSTRALING 4.1.1. INTERNATIONALE GASTCOLLEGES, VOORDRACHTEN & BEZOEKEN 24 JANUARI 2003: OVERLEG MET FINSE TOPAMBTENAREN om de laatste evoluties in de modernisering van de Finse centrale administratie te becommentariëren, Parijs: deelname door Geert Bouckaert. 24-25 JANUARI 2003: STEERING COMMITTE VAN HET EUROPEAN PUBLIC ADMINISTRATION NETWORK, Kopenhagen: deelname door Marleen Brans. 5-6 MAART 2003, JOHN FITZGERALD KENNEDY SCHOOL bezocht het Case Programme.
OF
GOVERNMENT, Harvard University: Marleen Brans
15-18 MAART 2003: ASPA 64TH NATIONAL CONFERENCE 'THE POWER OF PUBLIC SERVICE', Washington D.C. Op deze conferentie organiseerde het Instituut samen met Prof. Marc Holzer (Rutgers University, Newark) een sessie met als titel: ‘The Power to Create Trust: The Impact of Public Sector Reforms on Citizens’. Geert Bouckaert was co-voorzitter van deze workshop. Tevens werd volgende paper gepresenteerd: Kampen Jarl K., Van de Walle Steven & Bouckaert Geert. On the Relative Role of the Public Administration, the Public Services and the Political Institutions in Building Trust in Government in Flanders. 25 p. 24 MAART 2003: LEZING VOOR EEN GROEP STUDENTEN VAN HET MBA VAN PORTSMOUTH, Maastricht door Annie Hondeghem over 'International trends in Human Resource Management in the public sector'. 28 MAART - 2 APRIL 2003: ECPR JOINT SESSIONS, Edinburgh: deelname aan de workshop ‘Institutional Theory: Issues of Measurement and Change’ door: Koen Verhoest & Bram Verschuere met paper ‘Institutional theory and the study of autonomous government organisations’. 31 MAART: ASIAN DEVELOPMENT BANK, Mannilla. Geert Bouckaert gaf een lezing voor de stafleden van het departement Public Governance over ‘Major trends in modernisation: what is its relevance for Asian countries?’ 10-12 APRIL 2003: CONFERENCE OF NISPACEE (the Network of Institutes and Schools of Public Administration in Central and Eastern Europe), Bucharest (Rumania): deelname door Christophe Pelgrims en Jeroen Maesschalck met paper ‘The impact of the government reforms in Flanders on the politico-administrative relations’. 15 APRIL 2003: WORKSHOPS VAN HET NOB (NEDERLANDSE ONDERZOEKSSCHOOL VOOR BESTUURSKUNDE ) NETWERK, Utrecht, thematische bijeenkomsten: deelname door Bram Verschuere. 21-22 APRIL 2003: SITE-VISIT VAN DE EUROPEAN ASSOCIATION FOR THE ACCREDITATION OF PUBLIC ADMINISTRATION PROGRAMMES voor accreditering van de Master in Public Administration, van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, Den Haag: deelname door Marleen Brans. 2-3 MEI 2003: METHODOLOGISCH INTERNATIONAAL SEMINARIE STUDY OF georganiseerd door Bram Verschuere, Geert Bouckaert en Koen Verhoest.
PUBLIC ORGANISATIONS,
Leuven,
15 MEI 2003: UITEENZETTING VOOR EEN DELEGATIE VAN IERSE VROUWEN, Leuven door Annie Hondeghem over ‘equal opportunities policies’. 22-23 MEI 2003: POLITICOLOGENETMAAL, Dordrecht (Nederland). Jarl Kampen gaf een lezing met als titel ‘De steun voor bruin en het debâcle van groen: Belgische federale verkiezingen 1991-2003’. 26-27 MEI 2003: COLLOQIUM ‘L'ADMINISTRATION DE LA JUSTICE ET L'ÉVALUATION DE SA QUALITÉ EN EUROPE, Parijs (Frankrijk), georganiseerd door ‘La Mission de recherche Droit et Justice et L'Ecole nationale de la magistrature’: deelname door Roger Depré en Joris Plessers. Dit colloquim is een gevolg van het Grotius-II project ‘the administration of justice in Europe: assessing its quality – the Belgium monograph, mede uitgevoerd door het Instituut voor de Overheid in 2002. 30 MEI 2003: CONGRES ‘PROFESSIONALISM IN PUBLIC ADMINISTRATION’ georganiseerd door ‘the Polish association for public administration education’ en ‘the Polish National Section of the International Institute of Administrative Sciences’, Warsaw: voordracht door Annie Hondeghem over 'International trends in Human Resource Management in the public sector'. Volgende paper werd gepresenteerd: Hondeghem Annie & Putseys Line. Contractualisation of higher civil servants. Wetenschappelijk onderzoek
69
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
15-16 JUNI 2003: WORKSHOPS Bram Verschuere.
VAN HET
N OB
NETWERK,
Enschede, thematische bijeenkomsten: deelname door
18 JUNI 2003: DIRECTIE VAN INAXIS, Den Haag. Geert Bouckaert sprak samen met Professor Christopher Pollitt voor het bureau voor innovatie in de overheid binnen het Nederlandse ministerie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 30 JUNI-1 JULI 2003: INTERNATIONAL WORKSHOP ‘THE TRAINING MANAGER IN LOCAL GOVERNMENT ISSUES IN EUROPE’, Cagliari, Sardinië (Italië), georganiseerd door Formez: deelname door Joris Plessers. 4-6 JULI 2003: EVIDENCE BASED POLICIES AND INDICATOR SYSTEMS, Londen: deelname door Wouter van Dooren met paper: ‘Supply and demand of policy indicators: a cross sectoral comparison’. 16 JULI 2003: GROEP VAN WETENSCHAPPERS EN TOPAMBTENAREN, Berlijn. Geert Bouckaert sprak over de specifieke positie van Duitsland in het internationale overheidsmoderniseringsdebat binnen de OESO. 14-25 JULI 2003: WERKBEZOEK AAN DE VERENIGDE STATEN door Annie Hondeghem & Wouter Vandenabeele. Hierbij werden personen uit volgende organisaties geïnterviewd: University of Illinois-Chicago, Indiana University (SPEA), te Washington: Syracuse University NY, Lynchburg College, General Accounting Office, Office of Personnel Management, Office of Personnel Management, Office of Personnel Management, Department of Labor , American University, United States Department of Agriculture, National Academy of Public Administration, United States Agency for International Development, IBM Business Consulting Service, Partnership for Public Service, NASA, Office of Personnel Management, Office of Management and Budget. 15 AUGUSTUS - 27 AUGUSTUS 2003: WERKBEZOEK AAN CANBERRA EN PERTH. In deze periode brachten Bram Scheers en Geert Bouckaert een werkbezoek aan Canberra en Perth. Zij hadden in Canberra een onderhoud met mensen uit de volgende organisaties: - het Department of Finance and Administration, - het Department of Family and Community Services, - het Department of Education, Science and Training, - het Australian National Audit Office, - het Joint Committee of Public Accounts and Audit, - de University of Canberra.
In Perth waren er contacten met ambtenaren uit: - het Office of the Auditor General for Western Australia, - het Department of the Premier and Cabinet, - het Department for Planning and Infrastructure, - Main Roads Western Australia, - het Department of Treasury and Finance of Western Australia. Geert Bouckaert hield op de universiteit van Canberra eveneens een lezing getiteld ‘Public management reform (PMR): International trends.’ 3-9 SEPTEMBER 2003: EGPA (EUROPEAN GROUP OF PUBLIC ADMINISTRATION), Oeiras (Portugal), ‘Public law and the modernising state’. Voorzitters van werkgroepen: congreswerkgroep: Rudolf Maes, ‘productivity and quality’: Geert Bouckaert; ‘personnel policies’: Annie Hondeghem; ‘public finance and management’: Wouter Van Reeth; ‘ethics and integrity’: Jeroen Maesschalck. Volgende papers werden gepresenteerd: Hondeghem Annie & Putseys Line. Contractualisation of top civil servants: an international comparative research. Study group Contractualisation in the public sector: contracts, competition and regulation. 16 p. Maesschalck Jeroen. Approaches to ethics management in the public sector: A proposed extension of the compliance-integrity continuum. Study Group Ethics and Integrity of Governance. 29 p. Parys Myriam & Thijs Nick. Business Process Reengineering; or how to enable bottom-up participation in a top down reform programme. Study group Public Personnel Policies: Staff participation and involvement in European public services. 27 p. Putseys Line, Pelgrims Christophe & Steen Trui. Administrative reform and the role of participation in the flemish community. Study group Public Personnel Policies: Administrative Reform and Staff participation and involvement in European public services. 23 p. Sterck Miekatrien & Scheers Bram. The use of output and outcome information in public budgeting: trends and challenges. Public Law and the Modernizing State. Study Group Public Finance and Management. 29 p. Verhoest Koen. Autonomy, contracting and competition: what is their effect on the performance of executive public organisations? Workshop 'Governance: what do we know?’ 33 p. Verhoest Koen. The impact of contractualisation on control and accountability in government-agency relations: the case of Flanders (Belgium). Workshop Contractualisation in the public sector. 26 p. Gelders Dave & Van de Walle Steven. Marketing government reforms. 21 p. 70
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Schram Frankie. La réforme Copernic de l’autorité fédérale: le droit comme obstacle au fonctionnement d’une administration tournée vers le management. 17 p. Van de Walle Steven, Kampen Jarl K. & Bouckaert Geert. Deep impact for high impact agencies? Assessing the role of bureaucratic encounters in evaluations of government. 21 p. 4 SEPTEMBER 2003: NEW PUBLIC MANAGEMENT SEMINAR, Amsterdam: deelname door Wouter van Dooren met paper: 'Framing Performance Measurement: Performance measurement as a dependent and an independent variable in public management research'. 1-3 OKTOBER 2003. KONGRESS DER SCHWEIZERISCHEN GESELLSCHAFT FÜR SOZIOLOGIE, Zürich. Deelname door Wouter Vandenabeele met paper: ‘Government's calling: Public service motivation as a decisive factor for government employment in a NPM era’. 1-4 OKTOBER 2003: IRSPM CONFERENCE, Hong Kong, georganiseerd door de City University van Hong Kong: deelname door Geert Bouckaert met paper ‘The study of organisational autonomy: a conceptual and methodological review’. Hij was tesamen met Prof. Guy Peters co-voorzitter van de working group ‘Agency Autonomie’. Marleen Brans bracht een presentatie getiteld: ‘Policy-making reforms and civil service systems: an exploration of agendas and consequences’. 2-4 OKTOBER 2003: THE INTERNATIONAL WORKSHOP ON STATE POLICY CAPACITY, Hong Kong: deelname door Geert Bouckaert & Koen Verhoest met paper ‘Machinery of government: shifting from effectiveness of coordination to coordination of effectiveness’. 5-6 OKTOBER 2003: WORKSHOP OVER POLICY CAPACITY: deelname door Marleen Brans op uitnodiging van de City University te Hong Kong. 7 NOVEMBER 2003: DEPARTEMENT BESTUURSKUNDE, FACULTEIT ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN VAN DE UNIVERSITEIT VAN WEST-HONGARIJE, Sopron. Geert Bouckaert hield een lezing voor de leden van dit departement. 21 NOVEMBER 2003: MASTER OF PUBLIC MANAGEMENT VAN DE UNIVERSITEIT TWENTE, Utrecht. Geert Bouckaert sprak over het meten van prestaties in de overheid. 1-2 DECEMBER 2003: SEMINAR ON ORGANISATIONAL FORMS, AUTONOMY AND CONTROL IN PUBLIC SECTOR, Bergen (Noorwegen), workshop van de COBRA-groep (Common Organisation dataBases for Research on Agencies), een internationaal netwerk rond onderzoek over de ontwikkeling van overheidsorganisaties, op uitnodiging van de Universiteit van Bergen: deelname en presentatie door Geert Bouckaert, Bram Verschuere en Koen Verhoest. 8-9 DECEMBER 2003: INTERNATIONAL SYMPOSIUM ON SERVICE CHARTERS AND CUSTOMER SATISFACTION IN PUBLIC SERVICES. City University of Hong Kong: deelname door Steven Van de Walle met paper: Van de Walle Steven, Thijs Nick & Bouckaert Geert: ‘A tale of two charters: political crisis, political realignment and administrative reform in Belgium’. 15 DECEMBER 2003: EERSTE BIJEENKOMST VAN DE VERNIEUWDE WETENSCHAPPELIJKE RAAD VAN HET FRANSE TIJDSCHRIFT REVUE FRANÇAISE D’ADMINISTRATION PUBLIQUE, Parijs: deelname door Geert Bouckaert Het tijdschrift is nu ondergebracht bij het wetenschappelijk department van de ENA (Ecole Nationale d’Administration) in Parijs. 16-18 DECEMBER 2003: EERSTE LERU (LEAGUE OF RESEARCH UNIVERSITIES) MEETING, Leiden: deelname door Marleen Brans.
4.1.2. EUROPEAN PUBLIC ADMINISTRATION NETWORK (EPAN) De jaarlijkse conferentie van EPAN werd door het Instituut voor de Overheid georganiseerd in Leuven van 5 t.e.m. 7 juni en besloeg het thema ‘Tuning public administration’. Een 80-tal bestuurskundigen van over heel Europa uit de academische wereld, maar ook uit de praktijk namen deel aan deze conferentie, waaronder ook verschillende senior en junior onderzoekers van het Instituut voor de Overheid. EPAN (European Public Administration Network) heeft als doel de Europeanisering inzake bestuurskundig onderwijs te stimuleren. Ze realiseert dit door als platform te fungeren voor informatie- en ervaringsuitwisseling tussen verschillende instellingen in Europa die bestuurskundige onderwijsprogramma’s aanbieden. EPAN beschikt over verschillende werkgroepen die willen bijdragen tot de doelstellingen van het netwerk, bijvoorbeeld: een Marleen Brans
werkgroep met betrekking tot de accreditering van bestuurskundige onderwijsprogramma’s, een werkgroep die zich buigt over contacten met het bestuurskundige beroepsveld, een werkgroep die een gemeenschappelijk bestuurskundig curriculum ontwikkelt, een netwerk van doctoraatsonderzoekers. Wetenschappelijke uitstraling
71
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Marleen Brans maakt deel uit van het Steering Committee van het EPAN-netwerk en verzorgt zo de contacten van het Instituut voor de Overheid met de andere partners van het netwerk. Twee concrete activiteiten van EPAN zijn de jaarlijkse organisatie van een ‘summer school’ voor junior onderzoekers in het domein van bestuurskunde, alsook een jaarlijkse conferentie rond een bestuurskundig thema. De ‘summer school’ ging in 2003 door in Bratislava van 30 juni t.e.m. 5 juli en werd georganiseerd in samenwerking met NISPAcee – Network of Institutions and Schools of Public Administration in Central and East European Europe. Het thema van de ‘summer school’ was ‘European policy management in comparative perspective’. Vanuit het Instituut voor de Overheid namen drie junior onderzoekers (Pedro Facon, Miekatrien Sterck en Wouter Vandenabeele) deel aan deze internationale zomeruniversiteit.
4.1.3. METHODOLOGISCH SEMINARIE ‘STUDY OF PUBLIC ORGANISATIONS’ Op 2 en 3 mei 2003 organiseerde het Instituut voor de Overheid een 2-daags internationaal seminarie waarop 16 deelnemers uit 10 verschillende landen een paper voorstelden. Het seminarie had als voornaamste doelstellingen: - het voorstellen van een onderzoek en databankontwerp aan het Instituut voor de Overheid en het Rokkan Centre (Universiteit van Bergen) waarbij we de bevolking van autonome en quasi-autonome organisaties in enkele Europese landen in kaart proberen te brengen, - een internationaal academisch overleg opstarten over de stand van zaken in het onderzoek betreffende de structuur van overheidsorganisaties, - het opzetten van een netwerk voor verder gezamenlijk onderzoek betreffende openbare organisaties en de relaties tussen de talrijke factoren die de prestatie en doeltreffendheid van deze organisaties beïnvloeden. De focus van het seminarie had betrekking op de theorievorming rond, en de wijzen voor het (1) modelleren en het in kaart brengen van de betreffende overheidsorganisaties en de voornaamste relevante variabelen om deze organisaties te onderzoeken, (2) verzamelen van onderzoeksdata en (3) het beoordelen van meetinstrumenten en schalen. Het seminarie werd opgebouwd aan de hand van vier thematische workshops: - theorieën, hypothesen en verklaringen voor de samenhang tussen de relevante variabelen in het onderzoek naar publieke organisaties (structuur, omgeving, resultaten, capaciteit, …), - concepten en variabelen die gebruikt worden in het onderzoek naar publieke organisaties, en hun operationalisering en meting, - dataverzameling en analysetechnieken, - voorlopige onderzoeksresultaten en lessen voor een toekomstige onderzoeksagenda. De voornaamste conclusies op inhoudelijk vlak waren: - de vaststelling dat het gebruik van theorieën sterk afhankelijk is van de onderzoeksvraag die wordt gesteld, - de vaststelling dat er tussen de aanwezige onderzoeksteams variatie is in: het conceptualiseren van de kernbegrippen zoals autonomie, controle, organisatie, resultaten, … de wijze van dataverzameling (survey, casestudies, case surveys, …) het karakter van de verkregen data uit onderzoek. Op het vlak van toekomstige samenwerking was de voornaamste conclusie dat er minimaal een informeel netwerk moet groeien rond deze onderzoeksproblematiek om ervaringen, onderzoeksresultaten en dergelijke uit te wisselen. De deelnemers waren het erover eens dat dit een eerste stap is om tot verdere samenwerking (rond gezamenlijke concepten, meetinstrumenten, vergelijkend onderzoek) te komen. Een meer structurele spin off van het seminarie is dat er inmiddels een vervolg gegeven werd aan deze bijeenkomst door de organisatie van een gelijkaardig seminarie in Bergen (Noorwegen) op 1 en 2 december 2003. Bij die gelegenheid werd afgesproken tot het ontwikkelen van een gelijkaardige survey en databank tussen de onderzoeksteams uit Leuven en Bergen.
72
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
4.1.4. WETENSCHAPPELIJKE PRIJZEN
EIPA AWARDS THE ALEXIS DE TOCQUEVILLE PRIZE 2003: On 11 December 2003, the European Institute of Public Administration (EIPA) has awarded the Alexis de Tocqueville Prize 2003 to two figures, one political, the other academic. EIPA's Board of Governors chose to award this prize to the Rt. Hon. Neil Kinnock for the important reform of the Commission’s personnel policy that he has been carrying out since 2001, which profoundly changes the career structure for officials, training measures, the rules relating to mobility as well as evaluation and promotion mechanisms. Prof. Geert Bouckaert was chosen for his innovative work in the field of new public management, in which he is regarded as the authority, and for having put his scientific competence at the disposal of the governments of his region and his country and of the OECD (via its public management service, PUMA). 2003 marks the ninth occasion that EIPA will award the Alexis de Tocqueville Prize to commemorate the eminent political scientist, historian, philosopher and politician. In 2001 this prize was awarded to the then European Ombudsman, Jacob Söderman, for his considerable contribution to improving public administration in Europe. Previous recipients include the Italian Professor Sabino Cassese and the Spanish Professor Eduardo García de Enterría, two outstanding scholars in public and administrative law who were awarded the Prize in 1997 and 1999 respectively. In 1989, H.E. Otto von der Gablentz received the Prize for his work in modernising the operations of the diplomatic corps within the framework of bilateral relations between EC Member States. Lord Rayner was the first to receive the Prize in 1988 for his key role in modernising the central government and Civil Service of the UK. Op donderdag 11 december 2003 ontving Geert Bouckaert de sinds 1987 ingestelde en tweejaarlijkse Alexis de Tocqueville Prijs die wordt toegekend door de Board of Governors van het European Institute of Public Administration in Maastricht. Hij ontving deze prijs samen met Neil Kinnock, Vice President van de Europese Commissie. De prijs wordt toegekend aan topambtenaren en academici die baanbrekende bijdragen hebben geleverd aan de praktijk of het onderzoek van het bestuur en het beleid binnen de Europese Unie.
4.1.5. ACADEMISCHE BEZOEKEN Verschillende collega’s bezochten het Instituut in 2003 voor korte of langere studieverblijven:
FEBRUARI-MAART Volgend op een studiedag in Nederland over publiek rekenschap door de Nederlandse Rekenkamer brachten Cor VAN MONTFORT en een aantal andere auditors in de Nederlandse rekenkamer een bezoek aan het Instituut. Deze auditors zijn verantwoordelijk voor een grootscheeps onderzoek naar de mate waarin publieke en private organisaties die publieke taken uitvoeren voldoende verantwoording afleggen aan het publiek en de overheid.
MAART - APRIL Dr Peter HUPE (Erasmusuniversiteit Rotterdam) was te gast op het Instituut voor de Overheid. Hij verbleef op uitnodiging van Rudolf Maes vanaf 3 maart 2003 2 maanden te Leuven. Zijn onderzoeksdomein situeert zich onder andere op het gebied van implementatie van beleid als 'operationeel bestuur'. Bert DE JONGE , hoofd tijdelijk bureau handhaving groene wet- en regelgeving en Gaston GELISSEN, hoofd directiesecretariaat ontwikkelingsbedrijf gemeente Rotterdam, verbleven 2 maanden op het G4-kantoor in Brussel. Dit kantoor vertegenwoordigd de vier grote steden in Nederland (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht) om bij de bron de totstandkoming van Europese regelgeving te volgen, en waar mogelijk te beïnvloeden. Het Instituut voor de Overheid begeleidde deze mensen tijdens hun stage en gaven ondermeer een introductie in het Belgische bestuurskundig overheidslandschap. JULI-AUGUSTUS Prof. JENEI (Budapest University of Economic Sciences) verbleef op het Instituut voor de Overheid van 15 juli tot 31 augustus 2003. Zijn onderzoeksdomein betreft: ‘the role of the state and the public administration in the transition of Central and Eastern Europe. Wetenschappelijke uitstraling
73
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
SEPTEMBER -OKTOBER Marcel TUINDER verbleef 2 maanden op het Instituut in het kader van het project eGovernment. Als onderdeel van zijn studie ‘Master of Public Administration’ aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) ging Marcel Tuinder op zoek naar de achtergronden van de eGovernment aanpak in België. Zijn interesse ging daarbij met name uit naar de interbestuurlijke aspecten van E-government; of te wel op welke wijze wordt in België en Vlaanderen op het gebied van E-government samengewerkt tussen de verschillende bestuursniveaus en de verschillende zuilen binnen een bestuursniveau. De titel van zijn onderzoek luidde: ‘ICT als bindmiddel voor de gefragmenteerde overheid’. Marcel Tuinder is sinds maart 2001 manager ICT bij een van de onderdelen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Nederland).
AUGUSTUS Yan SHUFENG (China) verblijft sinds augustus 2003 op het Instituut. Zij werkt aan een doctoraat over 'Motivatie van ambtenaren'.
OKTOBER Prof. David FARNHAM (University of Portsmouth) verblijft van oktober 2003 tot september 2004 op het Instituut als fellow. Hij werkt mee aan een onderzoeksproject i.v.m. 'Administrative reform and staff participation and involvment in European public services'. Volgende internationale experten deelden hun kennis bij het ‘Public Management Programme’, leersabbat voor federale ambtenaren: 1. Prof.dr J.A. DE BRUIJN, Technische Universiteit Delft - Bestuur & management, Nederland, 2. Prof. dr Sylvia HORTON, University of Portsmouth - School of social & historical studies, United Kingdom, 3. Prof. dr Christopher POLLITT, Erasmus Universiteit Rotterdam - Faculty of Social Sciences - Public Management, Nederland, 4. Dr Stavros ZOURIDIS, Katholieke Universiteit Brabant - Centrum voor Recht, Bestuur en Informatisering, Nederland.
4.2. NATIONALE UITSTRALING 4.2.1. NATIONALE GASTCOLLEGES & VOORDRACHTEN JANUARI 2003: DIRECTIECOMITÉ VAN DE FOD BUITENLANDSE ZAKEN. Geert Bouckaert sprak hierbij over de modernisering van de Belgische centrale administratie in de OESO-context. 13 FEBRUARI 2003: STUDIEDAG PPS, Britse consultaat te Brussel: deelname door Koen Verhoest. 17 FEBRUARI 2003: SÉMINAIRE COOREMANS (Séminaire de management public du Diplôme spécial de management des organisations publiques de Cooreman) te Brussel: lezing door Diederik Vancoppenolle over de Vlaamse bestuurlijke hervormingen. 28-29 APRIL 2003: RESIDENTIEEL SEMINARIE VAN HET SBOV te Leuven: lezing door Trui Steen en Koen Verhoest over neo-institutionalisme in de bestuurskunde. 30 APRIL 2003: VERGADERING VAN DIRECTEUREN-GENERAAL EN VOORZITTERS VAN FOD’S, Knokke. Geert Bouckaert sprak over de positionering van de Belgische administratie in een buitenlandse context naar aanleiding van een residentieel seminarie. 6 MEI 2003: STUDIEDAG ‘VLAANDEREN GEPEILD’, Brussel, georganiseerd door: Administratie Planning en Statistiek, MVG. Jarl Kampen presenteerde de paper ‘Het vertrouwen van de Vlaming in de overheid opgesplitst naar dimensies en indicatoren’. 10 JUNI 2003: ALGEMENE VERGADERING VAN HET OPLEIDINGS- EN VORMINGSINSTITUUT VOOR OVERHEIDSPERSONEEL, Antwerpen. Trui Steen verzorgde hier een lezing omtrent personeelsbeleid in de lokale besturen. 3 OKTOBER: FRISSE IDEEËNDAG VAN CIBE te Gent: deelname door Diederik Vancoppenolle. 7 OKTOBER 2003: OPLEIDINGSDAG ROND ORGANISATIE IN EN ROND HET LOKAAL BESTUURSNIVEAU te Turnhout op vraag van het WIVO verzorgd door Koen Verhoest. 24 & 25 OKTOBER: COLLOQUIUM DEMOCRACY, POLICY MAKING AND CITIZEN PARTICIPATION’, georganiseerd door de Nederlandse Onderzoekschool Bestuurskunde (NOB) te Enschede: participatie door Diederik Vancoppenolle. 26 NOVEMBER 2003: TREFDAG VLAAMSE VERENIGING VAN STEDEN EN GEMEENTEN (VVSG): presentatie door Jeroen Maesschalck trefwinkel ‘integriteit in het lokale bestuur’.
7
74
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
12 NOVEMBER 2003: 2DE CONFERENTIE OVER DE KWALITEIT VAN DE OVERHEIDSDIENSTEN IN BELGIË, Brussel. Geert Bouckaert leidde een panel met de Ministers van Openbaar Ambt in België. Met de Ministers Arena (Federaal), Van Grembergen (Vlaamse Gemeenschap), Michel (Waals Gewest), Dupont (Franse Gemeenschap), en Staatssecretaris Desmet (Brussels Gewest) wisselde hij van gedachten over de modernisering van het Belgische administraties. Steven Van de Walle sprak over ‘Meten van klantentevredenheid’.
4.2.2. DEELNAME AAN JURY'S Geert Bouckaert is lid van de examencommissie ‘Provinciegriffier in Vlaams-Brabant’. Annie Hondeghem heeft deelgenomen aan de examenjury van directeur van het Instituut voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Trui Steen zetelde in de jury voor de aanstelling van een directeur binnen het OFO, opleidingsinstituut van de federale overheid.
4.2.3. HET INSTITUUT IN DE PERS UITZENDINGEN: 15 mei 2003: Van hervorming naar modernisering: perspectieven op de evolutie van de politiek-administratieve relaties, de voorbereiding en de evaluatie van beleid in België. Marleen Brans. Kanaal Z.
OPINIEARTIKELS: 13 maart 2003: Integere ambtenaren, het kan! De Standaard. Jeroen Maesschalck. 12 juni 2003: Afschaffing van kabinetten is niet vanzelfsprekend. FET. Christophe Pelgrims & Annie Hondeghem. 16-30 juni 2003: Repliek: Spoken bestaan niet, indicatoren wel. Lokaal. Wouter van Dooren & Bart De Peuter. 5 augustus 2003: Studie inefficiëntie administratie bewijst vooral imagoprobleem. FET. Steven Van de Walle. 3 december 2003: Politiek vraagt, ambtenaar draait. De Standaard. Pelgrims Christophe.
VERSCHENEN PERSARTIKELS: 16 april 2003: Meer overleg tussen overheden noodzakelijk Onderzoeksresultaten 'Kerntaken van de verschillende overheden'. Metro. 7 juni 2003. Veroudering tegengaan is grootste uitdaging voor overheid. Help, de ambtenaar wordt grijzer. Job@ bijlage bij het Nieuwsblad, De Gentenaar en de Standaard. 27 juni 2003: Burger niet tevreden na dure politiehervorming. De Standaard. 27 juni 2003: Vlaanderen krijgt 'vertrouwensmonitor', Vlaming behoorlijk tevreden met overheidsdiensten. FET. 27 juni 2003: Tevredenheid over politie keldert. Metro. 27 juni 2003: Vlaming is niet tevreden over politie. Het Volk.
PERSBERICHTEN: 25 juni 2003: De tevredenheid van de Vlaamse burger met de overheidsdienstverlening gepeild. 11 december 2003: Geert Bouckaert ontvangt de Alexis de Tocqueville Prijs die wordt toegekend door de Board of Governors van het European Institute of Public Administration in Maastricht, http://www.eipa.nl
5. AANDACHT VOOR EIGEN VORMING EN BIJSCHOLING MAART 2003: PHD SEMINAR met Prof. Eric Uslaner, University of Maryland, georganiseerd door UFSIA. Thema: The Moral Foundations of Trust, Antwerpen: deelname door Steven Van de Walle. 20 EN 21 MAART 2003: BEZOEK AAN DE NEDERLANDSE GEMEENTEN ROOSENDAAL EN HEUSDEN in het kader van het Public Management Programma voor Lokale Besturen: deelname door Bart Depeuter, Kris Snijkers en Trui Steen. 10-11 APRIL 2003: LANDELIJK CONGRES BESTUURSKUNDE, Nijmegen: deelname door Steven Van de Walle en Jarl Kampen.
7
Wetenschappelijke uitstraling
75
ACTIVITEITENVERSLAG 2003 MEI 2003: STUDIEDAG ‘VLAANDEREN GEPEILD’, Brussel, georganiseerd door: Administratie Planning en Statistiek, MVG: deelname door Steven Van de Walle en Jarl Kampen. 23 MEI 2003: VVBB STUDIEDAG omtrent veranderingen in de overheid: deelname door Trui Steen. 3 JUNI 2003: STUDIEDAG VUB - STURING VAN VERANDERINGSPROCESSEN: deelname door Line Putseys. 30 JUNI 2003: INFORMATIE- EN COMMUNICATIESESSIE OVER BBB: comptabiliteitsdecreet, raamstatuut en managementcode, Brussel: deelname door Bram Scheers. 30 JUNI - 5 JULI 2003 JOINT EPAN - NISPACEE SUMMER SCHOOL ‘European Policy Management in a Comparative Perspective’, Bratislava (Slowakije): deelname door Pedro Facon, Miekatrien Sterck en Wouter Vandenabeele. 17 SEPTEMBER 2003: COMPASS CONGRES, betreffende COMParative methods for the Advancement of Systematic cross-case analysis and Small-N Studies: deelname door Trui Steen. 25-27 SEPTEMBER 2003: STUDIEDAG ‘THE PUBLIC OPINION AND THE ADMINISTRATION OF JUSTICE’, Leuven: deelname door Steven Van de Walle. 30 SEPTEMBER - 1 OKTOBER 2003: INTERNE OPLEIDING ‘ONDERHANDELEN’ gegeven door Anita Slembrouck: deelname door Marleen Brans, Bart De Peuter, Pedro Facon, Jarl Kampen, Amaury Legrain, Jeroen Maesschalck, Christophe Pelgrims, Joris Plessers, Bram Scheers, Kris Snijkers, Trui Steen, Miekatrien Sterck, Nick Thijs, Diederik Vancoppenolle, Wouter Vandenabeele, Wouter van Dooren, Steven Van De Walle, Koen Verhoest, Bram Verschuere & Ellen Wayenberg. 21 OKTOBER 2003: MOVI COLLOQUIUM ‘HOE MEET U DE PERFORMANTIE VAN UW ORGANISATIE?’, Brussel: deelname door Bram Scheers, Miekatrien Sterck en Wouter van Dooren. 3 NOVEMBER 2003: STUDIEDAG KBC ‘GOOD GOVERNANCE IN PUBLIC SECTOR’, Brussel: deelname door Bram Verschuere. 19 NOVEMBER 2003: SCHRIJVEN VOOR EEN BREED PUBLIEK, georganiseerd door de dienst communicatie K.U.Leuven voor doctoraatsstudenten: deelname door Steven Van de Walle. 19 NOVEMBER 2003: CONGRES STEDENBELEID, ICC, Gent: deelname door Bart De Peuter. 26 NOVEMBER 2003: VVSG-TREFDAG, ICC, Gent: deelname door Bart De Peuter & Kris Snijkers. 15 DECEMBER 2003: LEZING DOOR MAX LARSEN ‘IMPROVING GOVERNMENT AND PUBLIC ADMINISTRATION’ in het kader van de ‘learn at lunch’ sessies van gallup Europe: deelname door Steven Van de Walle.
6
6. FORUM FUNCTIES PROF. DR GEERT BOUCKAERT IS: Academisch secretaris van de faculteit Sociale Wetenschappen (K.U.Leuven – tot augustus 2003), Lid van de Commissie Allocatiemodel K.U.Leuven (voorzitter Rector Oosterlinck), Lid van de Commissie Financiën en Begroting van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, Lid van de Onderzoeksraad van de K.U.Leuven, Lid van de Raad van Bestuur van de Faculty Club, Voorzitter van de Auditcommissie Centrale Bibliotheek K.U.Leuven (met Professor Filip Roodhooft als vice-voorzitter) die is ingesteld door Vice-Rector Vervenne, Algemeen coördinator van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV), Bestuurslid van het Belgische Instituut voor Bestuurswetenschappen, Verkozen lid van de Board van de European Group of Public Administration (EGPA), Voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB),
76
Lid van de Editorial Board of Administrative Theory & Praxis (Public Administration Theory Network, USA), Lid van de Editorial Board of Public Performance and Management Review (American Society of Public Administration, USA), Lid van de Editorial Board van Journal of Public Affairs Education, Lid van de Editorial Board van Journal of Comparative Policy Analysis (Kluwer Academic Publishers), Lid van de Editorial Board of Public Voices (Public Performance Press, New York), Lid van de Redactie van Bestuurskunde (Vereniging voor Bestuurskunde, Nederland), Stichtend Hoofdredacteur van het Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement (die Keure/Vlaams Instituut voor Overheids-management) sedert 1996, samen met Prof. Jean Dujardin (VUB), Co-voorzitter van de ‘Permanent Study Group on Productivity and Quality in the Public Sector’ van de European Group of Public Administration (EGPA) samen met Prof. dr Per Laegreid (University of Bergen, Noorwegen), www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Lid van de Comité Scientifique van La Revue Française d’Administration Publique (ENA, Parijs), Lid van de wetenschappelijke raad van het Forschungsinstitut für Verwaltungswissenschaften in Speyer, Duitsland, Lid van de wetenschappelijke raad van het Institut de la Gestion Publique et du Développement Economique van het Franse Ministère de l'Economie, Finance et de l'Industrie in Parijs, Frankrijk, Stichtend bestuurslid en voorzitter van de Accrediteringscommissie van de European Association of Public Administration Accreditation (EAPAA), Lid van de Beleidsraad van de Belgische Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie (FOD P&O) onder voorzitterschap van Minister Van den Bossche (tot juni 2003), Lid van de Werkgroep ‘Comptabiliteit’ bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ter voorbereiding van het Comptabiliteitsdecreet. PROF. DR MARLEEN BRANS IS: Lid van de Association Belge de Science Politique, Lid van de Vlaamse kamer van jury van het Belgacomfonds voor de dialoog tussen burger en lokaal bestuur, Koning Boudewijnstichting, Gastredacteur van het Nederlands tijdschrift Bestuurskunde, Lid van het Steering Committee van het European Thematic Network for Public Administration. PROF. EM. DR ROGER DEPRÉ IS: Lid van de raad van bestuur van het Belgisch Instituut voor Bestuurswetenschappen, Lid van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid. PEDRO FACON IS: Lid van de Permanente Onderwijscommissie Politieke Wetenschappen als vertegenwoordiger van het Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel (ABAP). PROF. DR ANNIE HONDEGHEM IS: Co-voorzitter van de studiegroep Personeelsbeleid van de European Group of Public Administration, Lid van de Raad van Bestuur van De Post, Lid van de redactie van het Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement, Vertegenwoordiger Postacademische Vorming van de faculteit Sociale Wetenschappen en het Instituut voor de Overheid in de Raad Postacademische Vorming, Mainstreamingsverantwoordelijke in de faculteit Sociale Wetenschappen. AMAURY LEGRAIN IS: Afgevaardigde van het assisterend academisch personeel en het bijzonder academisch personeel in Forum functies
de Permanente Wetenschappen.
Onderwijscommissie
Politieke
PROF. DR RUDOLF MAES IS: Lid van de Hoge Raad voor het Binnenlands Bestuur, Voorzitter van de Nederlandse Onderwijsevaluatiecommissie Bestuurskunde, in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Universiteiten. JEROEN MAESSCHALCK IS: Co-voorzitter van ‘Permanent Study group on Ethics and Integrity of Governance’ van de European Group of Public Administration, Lid van de redactie van Burger, Bestuur & Beleid. CHRISTOPHE PELGRIMS IS: AAP/BAP vertegenwoordiger in de faculteitsraad. DR FRANKIE SCHRAM IS: Hoofdredacteur van 'Burger, Bestuur & Beleid', Hoofdredacteur van 'Rechtsactualiteit. Privacy, Openbaarheid en Nieuwe Technologieën', Bestuurslid en webmaster van de Vlaamse Vereniging van leerkrachten geschiedenis en maatschappelijke vorming. BRAM SCHEERS IS: Lid van de comptabiliteitsdecreet.
tijdelijke
expertgroep
DR TRUI STEEN IS: Lid van de kernredactie van VFG-Forum, het tijdschrift van de Vlaamse Federatie van Gemeentesecretarissen, Ondervoorzitter van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. De Hoge Raad adviseert de Vlaamse regering over aangelegenheden die verband houden met de lokale besturen. WOUTER VANDENABEELE IS: Afgevaardigde van het assisterend en bijzonder assisterend personeel in de Permanente onderwijscommissie van het departement politieke wetenschappen. PROF. EM. DR HUGO VAN HASSEL IS: Ere-voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB), Lid van het Bureau van het Belgisch Instituut voor Bestuurswetenschappen, Gewezen voorzitter van het Politologisch Instituut, Vereniging van Vlaamse Politologen, Past president van het Steering Committee van de European Group of Public Administration (EGPAIIAS), Gewezen president van Study Group of European Public Service Training Agencies (SGEPSTA). DR WOUTER VAN REETH IS: 77
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Co-chair van de Study Group ‘Public Finance and Management’ van de European Group of Public Administration, Lid van het Belgisch Instituut voor Openbare Financiën. DR KOEN VERHOEST IS: Lid van het redactieteam van het tijdschrift ‘Burger, Bestuur en Beleid’.
78
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
7. PUBLICATIES 2003 7.1. INTERNATIONALE PUBLICATIES 7.1.1. BOEKEN Pollitt Christopher and Bouckaert Geert (2003). Sabiedribas Vadibas Reforma: Salidzinosa analize. State Reform Division, Riga, Latvia, 350 p. (Latvian translation of Public Management Reform: A Comparative Analysis, Oxford University Press, 2000)
7.1.2. HOOFDSTUKKEN IN BOEKEN & TIJDSCHRIFTARTIKELEN Bouckaert Geert & Van de Walle Steven (2003). Comparing measures of citizen trust and user satisfaction as indicators of 'good governance': difficulties in linking trust and satisfaction indicators. International Review of Administrative Sciences. 69: 329-343. Bouckaert Geert & Van de Walle Steven (2003). Quality of Public Service Delivery and Trust in Government. In: Salminen Ari. Governing Networks: EGPA Yearbook. IOS: Amsterdam, IIAS: Brussels. pp. 299-318. Bouckaert Geert & van Dooren Wouter (2003). Performance management in public sector organisations. In: Löffler Elke & Boivard Tony (Eds.). Public Management and Governance. Routledge: London. pp. 127-136. Bouckaert Geert (2003). La réforme de la gestion publique. Change-t-elle les systèmes administratifs. Revue Française d'administration publique. 105/106: 39-54. Bouckaert Geert & Peters Guy B (2003). What is available and what is missing in the study of quangos? In: Pollitt Christopher & Talbot Collin (Eds). Unbundled Government. Routledge: London. pp. 22-49. Bouckaert Geert (2003). New Information Technology (NIT) and Productivity Measurement: Changes and consequences. In Jack Rabin, Robert F. Munzenrider & Sherrie M. Bartell (Eds). Principles and Practices of Public Administration. Part 6: Decision Making, Policy Studies, and Analysis. Dekker eBooks: New York (www.ebooks.dekker.com). Published 6/9/2003. Bouckaert Geert (2003). Renewing Public Leadership: The Context for Public Service Delivery Reform. In: Finlay Jane & Debicki Marek (Eds). Delivering Public Services in CEE Countries: Trends and Developments. NISPAcee: Bratislava. pp. 15-26. Brans Marleen (2003). Comparative Public Administration: from general theory to general framework. In: Handbook of comparative public administration. Sage: London: pp. 424-39. Depré Roger, Plessers Joris, Hondeghem Annie & Van den Broeck Edith (2003). Quality and justice in Belgium. In: Fabri, M., Langbroek, P. & Pauliat, H. The administration of justice in Europe: towards the development of quality standards. Research Institute on Judicial Systems - National Research Council, Bologna. pp. 25-48. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Topambtenaren in België en Nederland: Naar een contractualisering van de arbeids- en sturingsrelatie? Bestuurskunde. 12(3): 106-114. Hondeghem Annie (2003). Les développements récents de la haute fonction publique: comparaison internationale. In: Emery, Y. & Giauque, D. Sens et paradoxes de l'emploi public au XXIe siècle. Presses polytechniques et universitaires romandes. Lausanne. 105-116. Kampen Jarl K. & Snijkers Kris (2003). E-Democracy: A Critical Evaluation of the Ultimate E-Dream. Social Science Computer Review. 21(4): 491-496(6). Kampen Jarl K., Maddens B. & Vermunt J. (2003). Trust and Satisfaction: a casestudy of the Micro-Performance Theory. In: Salminen Ari. Governing Networks: EGPA Yearbook. Amsterdam: IOS Press. pp. 319-26. Maesschalck, Jeroen, Huberts Leo, Behnke Nathalie & Emile Kolthoff (2003). The birth of an ethical path. Ethics today. 5(4): 13-15. Pollitt Christopher & Bouckaert Geert (2003). Evaluating Public Management Reforms: An International Perspective. In: Wollmann Hellmut. Evaluating in Public-sector Reform: Concepts and Practice in international perspective. Edward Elgar: Cheltenham. pp. 12-36. Steen Trui & Wayenberg Ellen (2003). Local Governance in Flanders. In: Denters S.A.H., Van Heffen O., Huisman J. & Klok P.J. (Eds.). The Rise of Interactive Governance and Quasi-Markets. Kluwer Academic Publishers: Dordrecht. pp. 261-276. Publicaties
79
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Vancoppenolle Diederik & Legrain Amaury (2003). Le new public management en Belgique: Comparaison des réformes en Flandres et en Wallonie. Administration publique. 2: 110-126. Van de Walle Steven & Bouckaert Geert (2003). Comparer les niveaux de confiance des citoyens et de satisfaction des utilisateurs en tant qu'indicateurs de ‘bonne gouvernance’: difficile d'établir un lien avec les indicateurs de confiance et de satisfaction. Revue Internationale des Sciences Administratives. 69(3): 363-400. Van de Walle Steven & Bouckaert Geert (2003). Public service performance and trust in government: the problem of causality. International Journal of Public Administration. 29(8 & 9): 891-913.
7.1.3. PAPERS VOORGESTELD OP INTERNATIONALE CONGRESSEN Bouckaert Geert & Verhoest Koen (2003). Machinery of government: Shifting from effectiveness of coordination to coordination of effectiveness. International Workshop on State Policy capacity, Hong Kong. oktober 2003. 32 p. De Rynck Filip & Voets Joris (2003). Planning in and through area-based policy networks: the end or the new future of representative democracy? The case of Ghent, Belgium. The network society: the new context for planning. ACSP-AESOP Third Joint Congress. Leuven, 8-12 juli 2003. 17 p. Gelders Dave & Van de Walle Steven (2003). Marketing government reforms. EGPA conference, Study Group no. 2: Productivity and Quality in the Public Sector. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 21 p. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Contractualisation of top civil servants: an internatioal comparative research. EGPA conference, study group on Contractualisation in the Public sector: ‘Contracts, Competition and Regulation’. Oeiras: Portugal. 3-6 september 2003. 16 p. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Contractualisation of higher civil servants. Conference on ‘Professionalism in public administration’ of the Polish Association for Public Administration Education and the Polish National Section of the International Institute of Administrative Sciences’.Warsaw, 30 mei 2003. 13 p. Kampen Jarl K., Van de Walle Steven & Bouckaert Geert (2003). On the Relative Role of the Public Administration, the Public Services and the Political Institutions in Building Trust in Government in Flanders. ASPA 64th National conference 'The Power of Public Service': The Power to Create Trust: The Impact of Public Sector Reforms on Citizens 25. Washington D.C. 15-18 maart 2003. 25 p. Maesschalck Jeroen (2003). Approaches to ethics management in the public sector: A proposed extension of the compliance-integrity continuum. EGPA conference, study group on Ethics and Integrity of Governance. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 29 p. Parys Myriam & Thijs Nick (2003). Business Process Reengineering; or how to enable bottom-up participation in a top down reform programme. EGPA conference, study group on Public Personnel Policies: ‘Staff participation and involvement in European public services’.Oeiras: Portugal. 3-6 september 2003. 27 p. Pelgrims Christophe & Maesschalck Jeroen (2003). The impact of the government reforms in Flanders on the politico-administrative relations. Conference of NISPACEE (the Network of Institutes and Schools of Public Administration in Central and Eastern Europe). Bucharest, Rumania. april 2003. 24 p. Putseys Line, Pelgrims Christophe & Steen Trui (2003). Administrative reform and the role of participation in the flemish community. EGPA conference, study group on Public Personnel Policies:’Administrative Reform and Staff participation and involvement in European public services’. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 23p. Schram Frankie (2003). La réforme Copernic de l’autorité fédérale: le droit comme obstacle au fonctionnement d’une administration tournée vers le management. EGPA conference. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 17 p. Sterck Miekatrien & Scheers Bram (2003). The use of output and outcome information in public budgeting: trends and challenges. EGPA conference, ‘Public Law and the Modernizing State’, Study Group on Public Finance and Management. Oeiras: Portugal. 3-6 september 2003. 29 p. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2003). Government's calling: Public service motivation as a decisive factor for government employment in a NPM era. Kongress der schweizerischen Gesellschaft für Soziologie. Zürich. 1-3 oktober 2003. 17 p. Van de Walle Steven, Kampen Jarl K. & Bouckaert Geert (2003). Deep impact for high impact agencies? Assessing the role of bureaucratic encounters in evaluations of government. EGPA conference, study group Productivity and Quality in the Public Sector. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 21 p. Van de Walle Steven, Thijs Nick & Bouckaert Geert (2003). A tale of two charters: political crisis, political realignment and administrative reform in Belgium. International Symposium on Service Charters and Customer Satisfaction in Public Services. 8-9 december 2003. City University of Hong Kong. 22 p. 80
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
van Dooren Wouter (2003). Framing Performance Measurement: Performance measurement as a dependent and an independent variable in public management research. New Public Management Seminar. Amsterdam. 4 september 2003. 15 p. van Dooren Wouter (2003). Supply and demand of policy indicators: a cross sectoral comparison. Evidence Based Policies and Indicator Systems. Londen. 2-4 juli 2003. 17 p. Verhoest Koen (2003). Autonomy, contracting and competition: what is their effect on the performance of executive public organisations? EGPA conference, workshop 'Governance: what do we know?'. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 33 p. Verhoest Koen (2003). The impact of contractualisation on control and accountability in government-agency relations: the case of Flanders (Belgium). EGPA conference, workshop ‘Contractualisation in the public sector‘. 3-6 september 2003. Oeiras: Portugal. 26 p. Verhoest Koen, Peters Guy B., Bouckaert Geert and Verschuere Bram (2003). The study of organisational autonomy: a conceptual and methodological review. IRSPM conference, Hong Kong, 2-4 oktober. 44 p. Verhoest Koen & Verschuere Bram (2003). Institutional theory and the study of autonomous government organisations. Paper for ECPR Joint Sessions. Edinburgh. 28 maart - 2 april 2003. Workshop on Institutional Theory: Issues of Measurement and Change. 44 p.
7.2. ALGEMEEN WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES 7.2.1. BOEKEN Bouckaert Geert & Thijs Nick m.m.v. Vandeweyer Stijn (2003). Kwaliteit in de Overheid, Een handboek voor kwaliteitsmanagement in de publieke sector o.b.v. een internationaal comparatieve studie. Academia Press: Gent. 529 p. Bouckaert Geert, De Peuter Bart & van Dooren Wouter (2003). Meten en vergelijken van lokale bestuurlijke ontwikkeling: een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen. Overheidsmanagement nr 16. die Keure: Brugge. 355 p. Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans (2003). Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 380 p. Brans Marleen, Facon Pedro & Hoet Dieter (2003). Beleidsprofessionalisering in een lerende overheid. Stand van zaken in en uitdagingen voor de Belgische federale overheid. Academia Press: Gent. 306 p. Putseys Line & Hondeghem Annie (2003). Contracten met leidende ambtenaren. Internationaal vergelijkend onderzoek naar de contractualisering van de sturings- en arbeidsrelatie. Overheidsmanagement nr 15. die Keure: Brugge. 266 p. Verhoest Koen, Legrain Amaury & Bouckaert Geert (2003). Over samenwerking en afstemming: Instrumenten voor een optimale beleids- en beheerscoördinatie binnen de publieke sector. Academia Press: Gent. 176 p. Verhoest Koen, Vervloet Dirk & Bouckaert Geert (2003). Overheid, markt of non-profit? Onderbouwing van het maatschappelijk kerntakendebat. Academia Press: Gent. 352 p.
7.2.2. HOOFDSTUKKEN IN BOEKEN & TIJDSCHRIFTARTIKELEN Andriessen Maarten, Hondeghem Annie, Pelgrims Christophe & Steen Trui (2003). La Releve als inspiratiebron voor Beter Bestuurlijk Beleid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 207-224. Andriessens Elke (2003). Financiële meerjarenplanning in gemeenten. VTOM. 8(3). 36-44. Andriessens Elke, Bouckaert Geert & Van Reeth Wouter (2003). Planmatig besturen in gemeenten. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 327-340. Bouckaert Geert & van Dooren Wouter (2003). Vraag en aanbod van prestatiemeting en indicatoren in de publieke sector. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 241-258. Publicaties
81
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Bouckaert Geert, van Dooren Wouter, Verschuere Bram, Voets Joris & Wayenberg Ellen (2003). De stedelijke organisatie in 2020: Het intern stedelijk management. In: De Rynck Filip, e.a. (Red.). De eeuw van de stad: Over stadsrepublieken en rastersteden (Voorstudies). ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: Brussel. pp. 393-416. Brans Marleen (2003) Op zoek naar professionalisering van en maatschappelijk draagvlak voor beleidsvoering. VTOM. 8(4). 2-3 Brans Marleen & Vancoppenolle Diederik (2003). Professionele beleidsondersteuning in de Vlaamse overheid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 65-84. Facon Pedro (2003). Beleidsontwikkeling door te leren van buitenlandse beleidservaringen. VTOM. 8(4). 38-49. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Contracten met leidende ambtenaren: een internationale vergelijking. Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht. 3. 155-170. Hondeghem Annie & Putseys Line (2003). Mandaten in de overheid: gewikt en gewogen. Jaarboek 2002 Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB): 27-54 Hondeghem Annie, Parys Myriam, Putseys Line, Steen Trui & Vandenabeele Wouter (2003). Management van topambtenaren in de Vlaamse overheid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 103-118. Janssen Davy, Rotthier Sabine, Snijkers Kris, Utsi Steven & Kampen Jarl (2003). eGovernment: (on)mogelijkheden van de elektronische overheid. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. pp. 173-206. Kampen Jarl K. & Van de Walle Steven (2003). Het vertrouwen van de Vlaming in de overheid opgesplitst naar dimensies en indicatoren. In: Vlaanderen Gepeild. Brussel: Administratie Planning en Statistiek. pp. 177-198. Maes Rudolf (2003). Gemeentedecreet, gemeentelijk beleid & management. In: Burger, Bestuur en Beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht. 1(0). 5-22. Maesschalck Jeroen (2003). Schandalen als uitdaging: een integriteitsbeleid voor gemeenten. Lokaal. 14-16. Maesschalck Jeroen & Ornelis F. (2003). Een interdisciplinaire analyse van de klokkenluidersproblematiek in de openbare sector. Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiek Recht. 58(8). 535-557. Parys Myriam (2003). Hoe wordt u een aantrekkelijk werkgever? De wervingskracht van de federale overheid. OCMW visies. September 2003. 34-37. Pelgrims Christophe, Andriessen Maarten & Steen Trui (2003). Aandachtspunten in het veranderingproces. Methodologie om de roep om verandering te beantwoorden. VTOM. 8(1). 21-28. Pelgrims Christophe (2003). Het ministerieel kabinet als rotatiepunt en meerwaarde in de loopbaan van de kabinetsleden. Een onderzoek binnen de kabinetten van de Vlaamse Regering. Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiek Recht. 384-405. Plees Yves (2003). De veranderende wereld van de Belgische gemeenten. Bestuurswetenschappen. 3. 228-247. Scheers Bram, Sterck Miekatrien & Van Reeth Wouter (2003). Begroting en planning als multifunctionele systemen. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 139-172. Schram Frankie (2003). Hoeveel betaal je voor een kopie van een bestuursdocument bij je gemeente? In: Burger, Bestuur en Beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht.1(0). 56-62. Snijkers Kris & Verhoest Koen (2003). Het kerntakendebat: lessen voor de toekomst. VTOM. 8 (3). 20-25. Sintobin, B. & Vancoppenolle Diederik (2003). Beleidsbeïnvloeding vanuit het opbouwwerk. In Baert Herman, De Bie Maria, Desmet André, Van Elslander Michel & Verbeke, Luc. Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen. Brugge: die Keure. pp. 723-741. Vancoppenolle Diederik & Verhoest Koen (2003). De inrichting van de beleidsondersteunende functie in een verzelfstandigd overheidslandschap. Geïllustreerde schets van de problematiek in het kader van de Vlaamse hervormingen. VTOM, 8(4). 4-18. Van de Walle Steven & Kampen Jarl K. (2003). Ambtenaren zijn lui! Een poging tot verklaring van stereotype beelden over ambtenaren en overheidsdiensten. Burger, Bestuur en Beleid: tijdschrift voor bestuurskunde en bestuursrecht. 1(0). 2003. 23-38. 82
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Verhoest Koen (2003). Verzelfstandiging en sturing van agentschappen: Enkele bevindingen en beleidsaanbevelingen uit recent onderzoek - deel 1. VTOM. 8(1). 29-37. Verhoest Koen (2003). Verzelfstandiging en sturing van agentschappen: Enkele bevindingen en beleidsaanbevelingen uit recent onderzoek - deel 2. VTOM. 8(2). 12-19. Verschuere Bram & Verhoest Koen (2003). Verzelfstandiging van overheidsorganisaties in Vlaanderen. In: Bouckaert Geert, Hondeghem Annie, Janvier Ria, De Rynck Filip & Waege Hans. Jaarboek SBOV 2002: Tussen bestuurskunde en bestuurspraktijk: Bijdragen voor duurzaam besturen in Vlaanderen. die Keure: Brugge. 39-64.
7.2.3. INTERNE RAPPORTEN & PAPERS VOORGESTELD OP NATIONALE CONGRESSEN Andriessen Maarten, Steen Trui & Hondeghem Annie (2003). Leiderschap vanuit verandering. Casestudy ‘La Releve’. SBOV: Leuven. 62 p. Bouckaert Geert & Andriessens Elke (2003). Spoor Financiën, B-project: Financiële meerjarenplanning in gemeenten. SBOV: Leuven. 101 p. Bouckaert Geert & van Dooren Wouter & Sterck Miekatrien (2003). Prestaties meten in de Vlaamse overheid: Een verkennende studie. SBOV: Leuven. 115 p. Bouckaert Geert, Verhoest Koen, Wayenberg Ellen & Snijkers Kris (2003). De kerntaken van de verschillende overheden. Studie in opdracht van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. 424 p. Brans Marleen & Hoet Dieter (2003). De organisatie en het management van de beleidsvoorbereiding in Belgie. Een vergelijking met Nederland. Brans Marleen, Facon Pedro & Hoet Dieter (2003). Beleidsoverdracht en het trekken van lessen. Systematisch leren uit buitenlandse ervaringen. DWTC rapport. 160 p. Brans Marleen, Vancoppenolle Diederik, Verhoest Koen & Legrain Amaury (2003). De inrichting van de beleidsondersteunende functie in een verzelfstandigd overheidslandschap. SBOV: Leuven. 195 p. Brans Marleen, Vanderstraeten Tinne e.a. (2003). Les liens entre la recherche et la gouvernance dans le champ de l’immigration en Belgique. Tussentijds rapport van CEDEM (ULG), Spiral, (ULG), Germe (ULB), ISPO (KUL), Instituut voor de Overheid (KUL). DWTC. Depré Roger, Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2003). Sturing van HRM binnen Beter Bestuurlijk Beleid: Strategisch HRM en indicatoren. SBOV: Leuven. 59 p. Facon Pedro, Hondeghem Annie & Nelen Sara (2003). Het Nederlandse emancipatiebeleid op Rijksniveau. Context, inhoud en organisatie van 1974 tot 2003. 22 p. Hondeghem Annie, Parys Myriam, Thijs Nick & Heylen Anneke (2003). Anders bekeken, elders bekeken. Verslagboek n.a.v. stages in het kader van het public management programme 2002. 204 p. Janssen Davy, Kampen Jarl K., Rotthier Sabine & Snijkers Kris (2003). Internationale trends op het vlak van egovernment. 35 p. Janssen Davy,Rotthier Sabine & Snijkers Kris (2003). Benchmarken van egovernment. SBOV: Antwerpen, Gent, Leuven. 138 p. Kampen Jarl K., Janssen Davy, Rotthier Sabine, Snijkers Kris (red.) (2003). De praktijk van eGovernment in zeven landen van de OECD. SBOV: Antwerpen, Gent, Leuven. 239 p. Kampen Jarl K., Van de Walle Steven, Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). De effecten van context en methode op de uitkomsten van survey onderzoek: Een empirisch vergelijk van drie metingen van het vertrouwen in de overheid. 66 p. + bijlagen. Kampen Jarl K., Van de Walle Steven, Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Dienstverlening van de overheid door de Vlaming beoordeeld. 120 p. Pelgrims Christophe, Hondeghem Annie & Steen Trui (2003). Coördinatie van beleid binnen een veranderende politiek-ambtelijke verhouding. SBOV: Leuven. 103 p. Scheers Bram & Bouckaert Geert (2003). Internationale trends in de modernisering van de overheidsboekhouding. SBOV: Leuven. 116 p. Sterck Miekatrien & Bouckaert Geert (2003). Internationale trends in prestatiemeting bij de overheid. SBOV: Leuven. 133 p. Van de Walle Steven, Kampen Jarl K., Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Een staalkaart van het vertrouwen: Vierde rapport ‘Burgergericht besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid’. 122 p.
Publicaties
83
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Van de Walle Steven, Kampen Jarl K., Bouckaert Geert & Maddens Bart (2003). Stereotype beelden over ambtenaren en overheidsdiensten. 68 p. Vancoppenolle Diederik, Brans Marleen (2003). Consultatiecodes voor beleidsambtenaren: een internationale verkenning. SBOV: Leuven. 74 p. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie m.m.v. Depré Roger (2003). Ken- en stuurgetallen voor HRM in een gedecentraliseerde omgeving Casestudy Verenigde Staten. SBOV: Leuven. 82 p. Verhoest Koen, Verschuere Bram & Bouckaert Geert (2003). Agentschappen in Vlaanderen: een beschrijvende analyse. SBOV: Leuven. 172 p.
84
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
7.3. PUBLICATIES REEKS OVERHEIDSMANAGEMENT Alle publicaties van het Instituut voor de Overheid in de reeks ‘Overheidsmanagement’ kunnen besteld worden bij: die Keure (Brugge), Tel: 050 47 12 72, email:
[email protected], internet: www.diekeure.be
1.
Bouckaert Geert & Van Nuffel Lieve (1999). Nieuw OCMW-beleid: scenario voor modernisering. 193 p. € 33,47 Handig draaiboek dat de huidige en de toekomstige regels van de werking van de OCMW’s bundelt en aan de hand van schema’s en een trefwoordenregister de materie verduidelijkt.
2.
Bouckaert Geert & Auwers Tom (1999). De modernisering van de Vlaamse overheid. 60 p. € 9,79 Studie die een globaal inzicht tracht mee te geven omtrent de veranderingsdynamiek binnen de Vlaamse overheid voor wat betreft haar administratie.
3.
Bouckaert Geert & De Corte Joke (1999). Contractmanagement en Management van contracten. 211 p. € 45,86 Studie die de recente praktijk van het contractmanagement binnen de centrale overheid in Finland, GrootBritannië, Nederland en Nieuw-Zeeland vergelijkt en de conclusies van deze analyse confronteert met de situatie binnen de Vlaamse Gemeenschap.
4.
Bouckaert Geert & Vandeweyer Stijn (1999). Kwaliteit in de overheid. 327 p. € 55,78 Studie van een internationale analyse van het kwaliteitsbeleid binnen Canada, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten die getoetst worden aan de Vlaams-Belgische context en de grondslag vormt voor enkele suggesties aan de politieke en ambtelijke verantwoordelijken.
5.
Bouckaert Geert & Auwers Tom (1999). Prestaties meten in de overheid. 205 p. € 28,51 Handboek dat de leer op inductieve wijze vertrouwd maakt met de centrale concepten en modellen uit de prestatiemetingsliteratuur. Bespreekt uitvoerig de ontwikkeling van prestatiemeetsystemen tot het daadwerkelijke gebruik in de dagdagelijkse praktijk.
6.
Hondeghem Annie & Nelen Sarah (1999). Emancipatiegericht personeelsbeleid in de overheidssector: Naar meer gelijke kansen voor mannen en vrouwen. 109 p. € 23,55
Handboek dat een bijdrage wil leveren tot een effectiever emancipatiegericht personeelsbeleid in de overheid en hiertoe zowel theoretische inzichten als concrete instrumenten en voorbeeldcases aanreikt.
7.
Hondeghem Annie & Vandermeulen Filip (2000). Perspectieven voor het Human Resource Management in de Vlaamse overheid. 130 p. € 24,17 Vijf grote thema’s worden in het boek uitgediept: de structurering van de HRM-functie, competentiemanagement, employability, de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden en de positie van het topmanagement. Deze thema’s worden onderzocht voor zes landen (Canada, Finland, Frankrijk, Nederland, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk) en worden getoetst aan het MVG.
8.
Depré Roger & Hondeghem Annie (2000). Management, bestuur en beleid in de rechterlijke organisatie. 237 p. € 35,94 Het management, bestuur en beleid in de rechterlijke organisatie worden kritisch onderzocht en mogelijke oplossingen voor een betere organisatie van de rechtbanken en de parketten worden voorgesteld.
Publicaties
85
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
9.
Bouckaert Geert, Hoet Dieter & Ulens Wim (2000). Prestatiemeetsystemen in de overheid: een
internationale vergelijking. 314 p. € 48,34 Dit boek bevat een vergelijking van de bestaande praktijken inzake prestatiemeting in zeven landen met name: Australië, Canada, Finland, Frankrijk, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en Zweden. In een eerste hoofdstuk worden de belangrijkste vormingsinitiatieven in kaart gebracht. In het tweede hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de organisatie van de prestatiemeetsystemen zelf. In een derde hoofdstuk wordt er nagegaan in welke mate de prestatie-informatie ook daadwerkelijk gebruikt wordt in de beleids- en beheerscyclus van de overheid. In een laatste hoofdstuk worden de voornaamste resultaten van dit onderzoek getoetst aan de Vlaamse situatie.
10. Bouckaert Geert, Verhoest Koen, Wauters An, Pierlé Wim & Vandermeulen Filip (2000). Van effectiviteit van coördinatie naar coördinatie van effectiviteit. 134 p. € 45,86 Dit boek is het resultaat van een vergelijkende internationale studie die vier landen omvat: Nederland, Nieuw-Zeeland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Het eerste hoofdstuk bevat de theoretische achtergrond en geeft een typologie van coördinatie-instrumenten aan. Het tweede hoofdstuk beschrijft de structuur en de organisatie van de overheidssector in de onderzochte landen en duidt de daar gebruikte instrumenten voor coördinatie en specialisatie aan. Het derde hoofdstuk gaat dieper in op enkele aspecten van deze instrumenten.
11. Bouckaert Geert & Van Nuffel Lieve (2000). Financieel Overheidsmanagement: internationale tendensen van begroting, boekhouding en audit. 270 p. € 55,78 Dit boek bevat een vergelijking van de bestaande praktijken inzake financieel overheidsmanagement in de Commonwealth of Australia, de staten Victoria en Western Australia, de Verenigde Staten, Zweden en Vlaanderen. In de eerste hoofdstukken wordt het financieel overheidsmanagement geplaatst in de context van het nieuw overheidsmanagement. In de volgende hoofdstukken komen de begroting, de boekhouding, de audit en de samenhang van deze drie pijlers in de financiële cyclus aan bod. In deze hoofdstukken worden de voornaamste resultaten getoetst aan de Vlaamse situatie en worden aanbevelingen gegeven voor Vlaanderen.
12. Steen
Trui (2001). Gemeenten in verandering. De sturing en implementatie van de krachtlijnen voor een nieuw personeelsbeleid. 300 p. € 45
In dit boek gaat men op zoek naar een verklaring voor succes en falen van veranderingsprocessen bij de overheid. Belangrijke aspecten bij veranderingsprocessen blijken onder meer de motivatie van de gemeenten bij het opstarten van het proces en de inzet van actoren in de gemeenten bij de implementatie van de hervormingen.
13. Pelgrims Christophe (2001). Ministeriële kabinetsleden en hun loopbaan: Tussen mythe en realiteit. 128 p. € 29 In de literatuur over ministeriële kabinetten worden zelden de kabinetsleden in kaart gebracht. Daardoor ontstaan er vele vooroordelen en veronderstellingen t.a.v. ministeriële kabinetsleden. Vooral de loopbaan wordt door velen op de korrel genomen. Dit onderzoek tracht de loopbaan van de kabinetsleden te reconstrueren aan de hand van drie kernwoorden nl. instroom, doorstroom en uitstroom om op deze manier een wetenschappelijk fundering te bieden.
14. Vandenabeele Wouter & Hondeghem Annie (2002). De
roep van de Vlaamse overheid arbeidsoriëntaties van hooggeschoolden in Vlaanderen en het imago van de overheid. 256 p. €
33 In dit boek wordt de situatie op de arbeidsmarkt nader bestudeerd. Vraag- en aanbodevolutie op de Vlaamse arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor de situatie van de hooggeschoolden, worden gekoppeld aan toekomstperspectieven en prognoses. De resultaten van twee grootschalige bevragingen naar arbeidsoriëntaties en arbeidsimago’s worden besproken. Er wordt ingegaan op de vraag wat potentiële werkgevers zoeken in een job en hoe zij staan tegenover een betrekking bij de overheid.
15. Putseys Line & Hondeghem Annie (2003). Contracten met leidende ambtenaren. Internationaal vergelijkend onderzoek naar de contractualisering van de sturings- en arbeidsrelatie. 264 p. € 37 In dit boek worden de veranderingen die zich in de sturings- en in de arbeidsrelatie van de nieuwe overheidsmanagers van vijf landen (het federale niveau in België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, 86
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Denemarken en Nieuw-Zeeland) voordoen, in kaart gebracht. De bespreking van het contractmanagement t.a.v. leidende ambtenaren in de vijf landen gebeurt in vijf delen nl. een algemene situering, de contractualisering van de sturingsrelatie, de contractualisering van de arbeidsrelatie, enkele speciale topics, en een algemeen besluit dat de conclusies en beleidsaanbevelingen voor de Vlaamse overheid m.b.t. dit onderzoek bevat.
16. Bouckaert Geert, De Peuter Bart & van Dooren Wouter (2003). Meten en vergelijken van lokale bestuurlijke ontwikkeling: een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen. 352 p. € 55. Dit boek is het resultaat van onderzoek naar de theoretische mogelijkheden en buitenlandse praktijkvoorbeelden van een monitoringsysteem voor de opvolging van het lokaal bestuur, ter ontwikkeling van een Vlaams design gericht op de gemeentelijke bestuurskracht. In een eerste deel worden stapsgewijs de verschillende elementen van het theoretisch raamwerk van de monitor uitgewerkt. Een tweede deel bevat de neerslag van het internationaal vergelijkend onderzoek waarin werd nagegaan of en op welke wijze de elementen van het raamwerk invulling krijgen in praktijkvoorbeelden. In deel drie worden op basis van het voorgaande lessen getrokken en aanbevelingen geformuleerd als opstap naar een Vlaams design van een gecoördineerd monitoringsysteem voor het lokaal bestuur.
17. D’Hooghe David, Vandendriessche Frederik (red. 2004). Verslagboek studiedag Publiek Private Samenwerking. 300 p. € 75. PPS vergt in tal van gevallen een ‘op maat’ ontworpen juridische vormgeving. Daarbij moet echter rekening gehouden worden met tal van rechtsregels die traditioneel tot de verschillende rechtsdomeinen behoren. Tijdens de studiedagen die op 16 oktober te Leuven en op 13 november 2003 te Gent werden gehouden, werd, vaak voor het eerst, aandacht besteed aan een aantal rechtsgebieden die in het kader van PPS bijzonder relevant (kunnen) zijn: de statutaire vs. contractuele tewerkstelling, de begrotingsrechtelijke aspecten, de fiscaliteit en het mededingingsrecht. Er werd ook gewezen op de actualiteit van de ‘oude’ rechtsfiguur van de ‘concessie van openbare dienst’. Deze juridische benaderingen worden aangevuld met een bestuurskundige benadering en met een voorstelling van de rol van het kenniscentrum PPS.
18. Facon Pedro, Nelen Sara & Hondeghem Annie (2004). Gelijke-kansenbeleid onderweg. Een internationaal vergelijkend onderzoek. 332 p. € 38. Gelijkekansenbeleid is bij uitstek een beleid dat 'onderweg' is. De voorbije decennia werden door de meeste Westerse landen organisatiestructuren uitgebouwd en beleidsprogramma's gelanceerd om gelijke kansen voor vrouwen en mannen te realiseren. De jongste jaren wordt daarbij meer en meer de nadruk gelegd op de strategie van 'gender mainstreaming', waarbij de integratie van de gelijkekansenfocus in alle organisatorische en beleidsprocessen voorop staat. In dit boek wordt de evolutie van het gelijkekansenbeleid in drie landen/regio's bestudeerd, namelijk Vlaanderen, Nederland en Groot-Brittannië. Er blijken interessante punten van gelijkenis en verschil te zijn. Dit biedt op zijn beurt de mogelijkheid om lessen te trekken uit elkaars beleidservaringen.
7.4. PUBLICATIES REEKS MODERNISERING VAN OVERHEIDSINSTELLINGEN Alle publicaties van het Instituut voor de Overheid in de reeks ‘modernisering van overheidsinstellingen’ kunnen besteld worden bij: Academia Press (Gent), tel: 09-233.80.88, email:
[email protected], internet: www.academiapress.be
1. Parys
Myriam & Hondeghem Annie m.m.v. Steen Trui & Vandenabeele Wouter (2002). De wervingskracht van de federale overheid ten aanzien van hoog gekwalificeerd personeel: de arbeidsmarktpositionering en het imago in kaart gebracht. 171 p. € 15,00
Het personeelsbeleid in de federale overheid staat geplaatst voor grote uitdagingen. Eén van deze uitdagingen is het aantrekken en behouden van hooggekwalificeerd personeel op een arbeidsmarkt gekenmerkt door een toenemende schaarste. Technologische ontwikkelingen, een expanderende dienstensector, de economische groei in combinatie met ontgroening en vergrijzing leiden tot een krappere arbeidsmarkt. Er ontstaat een verscherpte concurrentie tussen werkgevers om mensen met een vergelijkbaar profiel te werven en te rekruteren. De overheid dient te anticiperen op deze ontwikkelingen. Human resources planning is meer dan ooit een kritische succesfactor voor het welsagen van een organisatie.
Publicaties
87
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
2. Bouckaert
Geert & Thijs Nick (2003) Kwaliteit in de Overheid, Een handboek voor kwaliteitsmanagement in de publieke sector o.b.v. een internationaal comparatieve studie. 529
p. € 23,50 In overzichtswerken betreffende het kwaliteitsdenken of het kwaliteitsmanagement stellen sommigen dat kwaliteit (en het streven ernaar) al eeuwenlang een onderdeel vormt van het handel drijven of van het leven in toto. Het theoretiseren van dit kwaliteitsvol handelen is echter van recentere datum en er kan gesteld worden dat de aanzet tot het debat en het kwaliteitsdenken (op een theoretisch onderbouwde wijze) zijn oorsprong vindt na WOII. Vele auteurs droegen bij aan het debat, dat doorheen de jaren onderhevig was aan evolutie en waarin de klemtonen meermaals verlegd werden. In deel 1 zal op zoek gegaan worden naar een definiëring van de inhoud van het concept kwaliteit (hoofdstuk 1). Kwaliteit, als concept wordt door velen gebruikt en door velen anders ingevuld. De verschillende invalshoeken om het concept de benaderen worden verduidelijkt en de redenen waarom het moeilijk is om op éénzelfde manier over kwaliteit te spreken worden uiteengezet.
3. Verhoest Koen, Legrain Amaury & Bouckaert Geert (2003). Over samenwerking en afstemming: coördinatie binnen de publieke sector. 176 p. € 14,25 Omwille van verscheidene evoluties is de overheid een geheel geworden van zelfstandige organisaties die over een eigen statuut, eigen middelen en eigen doelstellingen beschikken. Nochtans zien de overheidsomgeving en de gebruikers van de publieke diensten deze heterogeniteit niet en verwachten daardoor een coherente, eenvormige en aangepaste antwoord aan hun noden en vragen. Daarom dient deze overheidsorganisaties hun handelingen te coördineren. In dit boek is een lijst opgenomen van mogelijke in te voeren coördinatie-instrumenten met beslissingscriteria (keuze) en succesfactoren (voorbereiding, invoering en werking) per instrument om de federale administratie te ondersteunen bij mogelijke coördinatieproblemen.
4. Brans Marleen, Facon Pedro & Hoet Dieter (2003). Beleidsprofessionalisering in een lerende overheid: stand van zaken in en uitdagingen voor de Belgische federale overheid. 306 p. € 13,50 Een eerste deel bevat het onderzoeksverslag van het project 'De organisatie en het management van de beleidsvoorbereiding in België'. Dit onderzoek had tot doel om de diverse variabelen van het beleidsvoorbereidingsproces te expliciteren, en na te gaan hoe ze in de Belgische federale overheid vorm en inhoud krijgen. Een tweede deel omvat het onderzoeksverslag van het project 'Beleidsoverdracht: systematisch leren uit buitenlandse ervaringen'. Dit onderzoek had tot doel om een inzicht te verschaffen in wat precies bedoeld wordt met beleidsoverdracht, en het trekken van beleidslessen.
5. Verhoest
Koen, Vervloet Dirk & Bouckaert Geert (2003). Overheid, markt of non-profit? Onderbouwing van het maatschappelijk kerntakendebat. 208 p. € 16,20 Volgende onderzoeksvragen maken de kern uit van deze publicatie: Hoe is de taakverdeling tussen overheid, particuliere sector, middenveld af te bakenen? Op basis van welke beslissingscriteria wordt de meest optimale taakallocatie voor het uitvoeren van een bepaalde taak gekozen? Welke beslissingscriteria worden concreet door buitenlandse overheden in rekening gebracht bij hun keuze? Wat zijn de succes- en faalfactoren bij het taakallocatieproces? Met name, hoe dient de sturing, de opvolging en de evaluatie van de nieuwe dienstverleningsvorm door de overheid te worden gestructureerd, opdat de nieuwe dienstverleningsvorm op een performante manier de haar opgelegde doelen bereikt (vraagstuk van aansturing)?
88
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
8. STAF GEERT BOUCKAERT (° 1958) Doctor in de Sociale Wetenschappen, licentiaat Wijsbegeerte en Handelsingenieur. Hij is gewoon hoogleraar aan de faculteit Sociale Wetenschappen, departement Politieke Wetenschappen van de K.U.Leuven, directeur van het Instituut voor de Overheid, algemeen coördinator van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen en academisch secretaris van de faculteit. Zijn onderzoek situeert zich op het vlak van het overheidsmanagement en betreft meer bepaald prestatiemeetsystemen en financiële beleids- en beheerscycli in de overheid. Geert is houder van de Alexis de Tocqueville Prijs, tweejaarlijks toegekend door de Board of Governors van het European Institute of Public Administration in Maastricht. MARLEEN BRANS (°1965) Doctor in de Politieke en Sociale Wetenschappen (Europees Universitair Instituut, Florence, Italy), Master of Politics with special reference to policy processes in industrial societies (University of Hull, Verenigd Koninkrijk) en licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven). Marleen Brans publiceerde reeds over lokale bestuursreorganisatie, Luhmanniaanse bestuurskunde, sturing en verzelfstandiging en over ‘comparatieve bestuurskunde’. BART DE PEUTER (°1977) Licentiaat Politieke Wetenschappen (1999, K.U.Leuven), EMPA (2000, K.U.Leuven). Sinds november 2001 is Bart werkzaam als voltijds wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor de Overheid. Daarvoor zette hij zich in bij het Instituut voor Europees Beleid (K.U.Leuven) en bij de dienst mobiliteit van de Provincie Vlaams-Brabant. Hij deed onderzoek naar monitoringsystemen gericht op de lokale overheid. Momenteel werkt hij op dit thema verder binnen het Steunpunt bestuurlijke organisatie Vlaanderen.
ROGER DEPRÉ (° 1929) Doctor in de Sociale Wetenschappen. Hij is voormalig directeur van het Vervolmakingscentrum voor Overheidsmanagement en Beleid (VCOB, thans Instituut voor de Overheid), met het personeelsbeleid en organisatie als onderzoeksdomein. Hij doceerde onder meer sociaal-economisch overheidsbeleid, beleidsmethodieken, methoden en organisatietechnieken in overheidsorganisaties. Ook na zijn emeritaat in 1995 werkt prof. Depré nog steeds actief mee aan georganiseerd door het Instituut voor de Overheid. Hij heeft zich de voorbije jaren in het bijzonder toegelegd op de problematiek van management van justitie. PEDRO FACON (1981) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven, 2002). Sinds juli 2002 is hij als voltijds wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Instituut voor de Overheid. Zijn onderzoeksdomein situeert zich op vlak van de analyse en de ontwikkeling van beleid. Pedro werkte in 2003 onder andere aan het FWO-project ‘Beleidswetenschap en vrouwenstudies’, een internationaal vergelijkend onderzoek met betrekking tot het gelijke-kansenbeleid. Daarnaast was hij ook onderwijsassistent voor de vakken ‘Bestuurskunde: bestuur en beleid’ en ‘Beleidsanalyse’. ANNEKE HEYLEN (°1979) Graduaat bedrijfscommunicatie. Anneke is sinds december 2001 secretariaatsmedewerker van het Instituut. Zij is administratief verantwoordelijk voor de open opleidingen en studiedagen. Gedurende de loopbaanonderbreking van Christel Vandeurzen (oktober 2003september 2004) is Anneke tevens verantwoordelijk voor de administratieve coördinatie van het Instituut.
Staf
89
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
ANNIE HONDEGHEM (°1960) Doctor in de Sociale Wetenschappen. Zij is deeltijds hoofddocent aan de faculteit Sociale Wetenschappen, departement Politieke Wetenschappen van de K.U.Leuven en was tot september 2003 deeltijds hoofddocent aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de K.U.Brussel. Haar onderwijsopdracht situeert zich op het domein van de bestuurskunde en het overheidsmanagement. Annie is sinds 1983 verbonden aan het Instituut en verricht voornamelijk onderzoek op het vlak van het personeelsmanagement bij de overheid en het beleid inzake gelijke kansen. Zij is academisch verantwoordelijk voor de postacademische vorming van het Instituut voor de Overheid en heeft de leiding over de Leuvense afdeling van het Steunpunt bestuurlijke organisatie Vlaanderen. JARL KAMPEN (°1970) Licentiaat Psychologie, afstudeerrichting Methodologie (Rijksuniversiteit Groningen), promoveerde aan de K.U.Brussel met de dissertatie The Adequacy and Interpretation of Models for Ordinal Association (K.U.Brussel/K.U.Leuven, 2001). Als voltijds onderzoeker aan het Instituut voor de Overheid werkt Jarl aan het project ‘burgergericht besturen: Kwaliteit en Vertrouwen in de overheid’. In opdracht van de VRT, De Tijd en het ISPO is hij tevens betrokken bij het onderzoek naar stemmotieven van Vlaamse kiezers tijdens de laatste nationale en regionale verkiezingen. AMAURY LEGRAIN (° 1977) Licentiaat Politieke Wetenschappen (2000, K.U.Leuven) en gediplomeerd in de Aanvullende Studies Overheidsmanagement en Bestuurskunde (2001, K.U.Leuven) en sinds 15 september 2001 verbonden aan het Instituut. Tot december 2002 voerde Amaury een DWTC-onderzoek omtrent de coördinatiemechanismen binnen de overheidssector (project ‘Van effectiviteit van coördinatie naar coördinatie van effectiviteit’). In 2003 werkte hij aan een B-project rond beheersovereenkomsten binnen het Spoor Bestuurlijke Relaties van het SBOV. Amaury is afgevaardigde van het assisterend academisch personeel en het bijzonder academisch personeel in de Permanente Onderwijscommissie Politieke Wetenschappen. RUDOLF MAES (° 1938) Doctor in de Rechten en doctor in de Politieke en Sociale Wetenschappen. Tot 2002 doceerde hij bestuurskunde aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de K.U.Leuven. Thans doceert hij nog bestuursrecht. Zijn onderzoek betreft de bestuurlijke vernieuwingen op het lokale bestuursniveau evenals de verhouding tussen het publiekrecht en het overheidsmanagement in het algemeen.
JEROEN MAESSCHALCK (° 1975) Licenciaat Politieke Wetenschappen optie Bestuurswetenschappen (Universiteit Gent), Kandidaat in de Wijsbegeerte (Universiteit Gent) en Master of Science in Public Administration and Public Policy (London School of Economics). Hij is sinds oktober 1999 verbonden aan het Instituut en verrichtte, als FWO-aspirant, een doctoraatsonderzoek naar ambtelijke integriteit dat in 2003 werd afgerond. Vanaf 2004 zal hij verder onderzoek verrichten naar ambtelijke integriteit en, als projectleider, onderzoek coördineren rond personeelsbeleid en veranderingsmanagement. Hij is tevens verantwoordelijk voor interne en open opleidingen rond ambtelijke integriteit en werkt mee aan het ‘Research Seminar’ binnen het programma ‘Master in European Politics and Policies’. MYRIAM PARYS (° 1974) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven - 1997), EMPA (K.U.Leuven - Erasmus Universiteit Rotterdam - 1998), Europees en Internationaal Recht (V.U.B.-1999). Sinds oktober 2000 is Myriam medewerkster bij het Instituut voor de Overheid. Voordien werkte zij als federaal ambtenaar op het ministerie van Ambtenarenzaken. Myriam was in 2003 verantwoordelijk voor de ondersteuning van het ‘public management programme – leersabbat voor federale ambtenaren’.
90
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
CHRISTOPHE Pelgrims (°1978) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven). Christophe is deeltijds medewerker op het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen waar hij onderzoek doet naar veranderingsmanagement. Daarnaast bereidt hij een doctoraat voor over politiek-ambtelijke verhoudingen binnen de recente hervormingen van de administratie op Vlaams en federaal vlak. Vanuit deze optiek staat hij in voor de wetenschappelijke begeleiding van het seminarie Bestuurskunde in de eerste licentie Politieke Wetenschappen. Daarnaast ondersteunt hij ook het practicum in de tweede kandidatuur Politieke Wetenschappen en is hij tevens onderwijsassistent voor de master in overheidsmanagement en –beleid.
YVES PLEES (° 1967) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven), M.A. in European Integration and Co-operation (Hull). Zijn werkdomein binnen het Instituut voor de Overheid situeerde zich rond de verzelfstandiging bij lokale besturen, en de positie, rol, en taakopvatting van de gemeentesecretaris in Europees perspectief. Einde maart '99 verliet Yves het Instituut en verkreeg het statuut van vrijwillig wetenschappelijk medewerker. Hij werkt verder aan zijn doctoraat ‘Verzelfstandiging bij lokale besturen in Vlaanderen’. JORIS PLESSERS (° 1977) Licentiaat Criminologische Wetenschappen (K.U.Leuven - 1999), Gediplomeerde in de Aanvullende Opleiding Overheidsmanagement en Bestuurskunde (K.U.Leuven - 2000). Joris is sinds 1 oktober 2000 verbonden aan het Instituut. Hij coördineert mede de interne en open opleidingen. Zijn interesses gaan in het bijzonder naar management en kwaliteitsdenken in justitie. In 2002-2003 werkte hij mee aan het project ‘The administration of justice in Europe: assessing its quality - The Belgian monograph’. Dit project werd uitgevoerd onder leiding van Roger Depré en Annie Hondgehem (Instituut voor de Overheid) en met samenwerking van het Edith Van Den Broeck van de Hoge Raad voor de Justitie. VITAL PUT (° 1962) Licentiaat Criminologische Wetenschappen (K.U.Leuven, 1986), Aanvullende studies bestuurskunde en overheidsmanagement (VUB, 1998). Vital startte in februari 2002 zijn doctoraat over de normatieve modellen die Rekenkamers hanteren bij performance audits. In deze hoedanigheid is Vital vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor de Overheid. Vital werkte van 1987 tot en met 1998 bij verschillende federale ministeries (Justitie, Tewerkstelling en Arbeid, Sociale Zaken) en was in de periode 1989 1991 tevens deeltijds wetenschappelijk medewerker aan de K.U. Leuven. Sinds 1998 werkt hij als adjunct-auditeur bij het Rekenhof, waar hij zich bezig houdt met performance audit.
LINE PUTSEYS (° 1974) Licenciaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven - 2000), Graduaat Landschaps- en Tuinarchitectuur (1996). Line leidde mede het project: (inter)nationaal vergelijkend onderzoek naar contractmanagement: naar een contractualisering van de sturingsrelatie en de arbeidsrelatie t.a.v. leidende ambtenaren. Zij was tevens onderzoeksmedewerker op het SBOV, luik veranderingsmanagement. Sinds 1 oktober 2003 is Line stafmedewerker 'ruimtelijk economisch plattelandsbeleid' bij de WestVlaamse Intercommunale. BRAM SCHEERS (°1978) Licentiaat Toegepaste Economische Wetenschappen (2000, K.U.Leuven) en Master in International Business Economics (2001, K.U.Leuven). Hij werkt sinds 20 december 2001 op het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen. Eerder was hij aan de slag als junior consultant bij Management Consulting Leuven. Bram werkt aan een project binnen het spoor ‘Financieel management & monitoring’.
Staf
91
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
FRANKIE SCHRAM (° 1958) Doctor in de Rechten, Licentiaat Geschiedenis, Baccalaureus in de Wijsbegeerte (K.U.Leuven). Frankie was voorheen adjunct-adviseur op het secretariaat van de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten FOD Binnenlandse Zaken. Sinds januari 2003 werkt hij als deeltijds docent bij het Instituut voor de Overheid. Zijn onderzoek spitst zich toe op de relatie tussen burger en bestuur. Sinds 1 februari 2004 is Frankie wetenschappelijk medewerker op het SBOV, project dereguleringsmanagement aan de universiteit van Antwerpen. KRIS SNIJKERS (°1979) Licentiaat in de Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven). Eerder werkte hij voor het Instituut voor de Overheid aan het project ‘De kerntaken van de verschillende overheden’, een wetenschappelijk onderzoek ter voorbereiding van een advies van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur. Sedert januari 2003 werkt hij voor het SBOV binnen het spoor eGovernment.
TRUI STEEN (° 1971) Doctor in de Sociale Wetenschappen, handelsingenieur (K.U.Leuven) en licentiaat Sociologie (Universiteit Gent). Zij werkt sinds november 1995 bij het Instituut. Haar belangstelling gaat uit naar organisatie en personeelsbeleid in de overheid, veranderingsprocessen en management van de lokale besturen. Zij deed een doctoraatsproject rond veranderingen in de publieke sector, met toepassing op het personeelsbeleid in de Vlaamse gemeenten. Met ingang vanaf 1 april 2004 is Trui benoemd tot voltijds universitair docent aan de universiteit van Leiden. MIEKATRIEN STERCK (° 1978) Licentiaat Politieke Wetenschappen en Gediplomeerde in de Aanvullende Studies Beleidseconomie. Ze werkt sinds 1 november 2001 op het SBOV binnen het spoor ‘financieel management en monitoring’.
NICK THIJS (° 1979) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven, 2001). Sinds september 2001 is hij als voltijds wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Instituut voor de Overheid. Zijn onderzoeksdomein situeert zich op het vlak van het kwaliteitsmanagement en de kwaliteitsprocessen en - systemen in de publieke sector. Nick werkte aan het DWTConderzoeksproject: ‘Kwaliteit, Tevredenheid en Vertrouwen in de Federale Overheid’. Nick is inhoudelijk coördinator van het ‘public management programme 2004’. DIEDERIK VANCOPPENOLLE (° 1975) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven, 2001) en Licentiaat Arbeids- en Organisatiepsychologie (K.U.Leuven, 1998). Diederik voert onderzoek naar de organisatie en het management van beleidsontwikkeling in Vlaanderen, meer bepaald vanuit het dubbele perspectief ‘professionalisering en vermaatschappelijking van beleidsontwikkeling’. Dit onderzoeksproject vindt plaats binnen het SBOV en bestrijkt vijf jaren (start 2001). Vroeger onderzoek (in het kader van een licentiaatsverhandeling) handelde over de modernisering van de Waalse overheden. WOUTER VANDENABEELE (° 1978) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven, 2000). Zijn interesses liggen op het gebied van Human Resource Management en ‘gender en personeelsbeleid’. Wouter concentreert zich op het project: ‘Instroom, doorstroom en uitstroom van hooggekwalificeerden binnen het MVG’. Cruciale kernthema's zijn dan ook de aantrekkingskracht van organisaties als werkgevers en het concept’ public service motivation’.
92
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
TINNE VAN DER STRAETE (°1978) Licentiaat Afrikaanse Talen en Culturen (2000, Gent). Tinne was van januari 2002 tot juni 2003 verbonden aan het Instituut. Voordien werkte ze als onderzoekster aan de UCL, Unité de Sociologie et d'Anthropologie. In de periode januari 2002-juni 2003 werkte Tinne mee aan een DWTC-project over ‘gebruik van resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek door het beleid op het domein van migratie en asiel’. Dit project werd gepromoot door Prof. dr Marleen Brans (Instituut voor de Overheid) en Prof. dr Marc Swyngedouw (Instituut voor sociaal en politiek opinieonderzoek).
CHRISTEL VANDEURZEN (° 1971) Graduaat bedrijfsvertaler. Als ‘Office Manager’ verzorgt ze sinds 1996 het secretariaat van het Instituut. Gedurende de periode oktober 2003 – september 2004 geniet Christel van een welverdiende loopbaanonderbreking.
STEVEN VAN DE WALLE (° 1977) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven) en volgde het EMPA programma (K.U.Leuven en Budapest University of Economic Science and Public Administration). Hij is sinds 1 november 2000 verbonden aan het Instituut en verricht onderzoek naar kwaliteit en vertrouwen in de overheid. Zijn project is ‘burgergericht besturen: kwaliteit en vertrouwen in de overheid’. WOUTER VAN DOOREN (° 1977) Licentiaat Politieke en Sociale Wetenschappen en geaggregeerde voor het secundair onderwijs (K.U.Leuven). Hij is sinds 1 januari 2000 verbonden aan het Instituut voor de Overheid en deed onderzoek naar subsidiëring, financiering en monitoring van lokale besturen. Momenteel doet hij onderzoek naar monitoring en indicatoren in het kader van het SBOV.
ANITA VAN GILS (° 1960) Handelsingenieur (K.U.Leuven). In de periode 1982 - 1985 was zij assistent toegepaste economische wetenschappen (K.U.Leuven). Anita was 10 jaar werkzaam als informatieanalist & gegevensbeheerder in het Vlaams Brabant Informatica Centrum (Vlabric - COI). Van november 1995 tot maart 1998 was zij stafmedewerker bij OEVER (Overleg Ethisch Vermogensbeheer). Sinds maart 1998 is zij onderzoeksmedewerker aan het Instituut voor de Overheid. Haar onderzoeksprojecten situeren zich binnen de administratieve organisatie: ‘Administratieve taakbelasting in het basisonderwijs’ (1998), ‘Organisatiestudie vertrouwenscentra kindermishandeling’ (1998 1999), ‘Organisatiestudie personeelsdienst VGC’ (2001). Momenteel verzorgt zij mede intern de organisatorische en administratieve ondersteuning en is zij verantwoordelijk voor de interne en externe communicatie. HUGO VAN HASSEL (° 1932) Doctor in de Sociale Wetenschappen. Hij is voormalig directeur van het Vervolmakingscentrum voor Overheidsmanagement en Beleid (VCOB, thans het Instituut voor de Overheid). Hij doceerde ondermeer overheidsmanagement, organisatieleer en centrale besturen. Ook na zijn emeritaat is prof. em. Van Hassel nog actief binnen internationale organisaties als IIAS en EGPA en internationale samenwerkingsverbanden.
Staf
93
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
ANNELIES VANPARIJS (°1973) Graduaat communicatiemanagement. Van 1997 tot 1998 was zij werkzaam bij BIAC, van 1998 tot 2001 bij KBC Bank. Annelies verzorgt sinds november 2001 het secretariaat van het SBOV.
WOUTER VAN REETH (° 1969) Licentiaat Toegepaste Economische Wetenschappen (K.U.Leuven en University College Galway, Ierland), gegradueerde in de Fiscale Wetenschappen (Fiscale Hogeschool Brussel). Wouter promoveerde op 29 april tot doctor in de Sociale Wetenschappen met de dissertatie ‘The bearable lightness of budgeting: the uneven implementation of performance-oriented budget reform across agencies’. Hij begeleidde de ontwikkeling en implementatie van het project ‘doelmatigheidsanalyse en prestatiebegroting’ in het MVG. Wouter gaf training rond prestatiemeting en financieel overheidsmanagement en begeleidde de projecten van het onderzoeksspoor ‘modernisering van financiële beleids- en beheerscycli’ van het SBOV. Sinds 1 maart 2003 is Wouter wetenschappelijk attaché bij de dienst cel natuurrapport bij het Instituut voor Natuurbehoud. BART VERBELEN (1966) Kandidaat Rechten (UFSAL/K.U.Brussel), Licentiaat Politieke en Sociale Wetenschappen (K.U.Leuven). In de periode 1993-1995 was Bart wetenschappelijk medewerker (evaluatie VFIK en doelmatigheidsanalyse). Bart is ‘Teaching Associate’ aan de ‘School of Policy Planning and Development’ (University of Southern California, L.A.) waar hij onderzoek doet over sociale zekerheidsprogramma’s en les geeft over beleidsevaluatie. Bart is sinds 1995 tevens vrijwillig wetenschappelijk medewerker bij het Instituut voor de Overheid. Zijn doctoraat handelt over ‘Public private financing of health care systems: an exploratory comparative analysis of Australia, Belgium, Canada, Germany and the United States’. KOEN VERHOEST (° 1970) Licentiaat Politieke Wetenschappen (Universiteit Gent), gediplomeerd in GAS in Economische Wetenschappen (K.U.Leuven), EMPA (K.U.Leuven - ‘Hochschule für Verwaltungswissenschaften Speyer’) en doctor in de Sociale Wetenschappen (K.U.Leuven). Hij werkt sinds 1994 bij het Instituut en was betrokken bij de voorbereiding en pilootgewijze implementatie van organisatieveranderingen, evaluatiesystemen op het vlak van leefmilieu en armoedebeleid en prestatiebegrotingen in het MVG. In december 2002 verdedigde hij zijn doctoraatsonderzoek naar verzelfstandiging en sturing van overheidsorganisaties. Momenteel staat hij in voor de projectleiding van onderzoeksprojecten inzake verzelfstandiging, kerntaken, coördinatie en contractmanagement. Verder geeft hij training met betrekking tot verzelfstandiging, contractmanagement en marktwerking binnen de overheid. INGE VERMEULEN (° 1982) Na een economische vorming in het middelbaar onderwijs studeerde Inge informatica. Inge staat mede in voor de administratieve ondersteuning van de vorming en de publicaties.
BRAM VERSCHUERE (°1977) Licentiaat Politieke Wetenschappen (Universiteit Gent, 1999) en EMPA (K.U.Leuven & University of Liverpool, 2000). Bram werkte mee aan het project: ‘Naar een optimale verhouding tussen gemeente en OCMW’ en is momenteel actief op het project ‘Verzelfstandiging en sturing van overheidsorganisaties’ binnen het SBOV.
94
www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
DIRK VERVLOET (°1975) Gegradueerde in de Land- en Tuinbouw (1996, Katholieke Hogeschool der Kempen), Licentiaat Politieke Wetenschappen (2000, K.U.Leuven) en EMPA (2001, K.U.Leuven). Van november 2001 tot april 2003 zette Dirk het project: ‘taakverdeling tussen overheid & samenleving: onderbouwing van het kerntakendebat’ verder. ELLEN WAYENBERG (°1976) Licentiaat Politieke Wetenschappen (K.U.Leuven) en heeft de implementatie van de vernieuwingen in de interbestuurlijke verhoudingen in Vlaanderen als onderzoeksdomein. In 2003 heeft zij haar doctoraat afgewerkt getiteld: ‘Vernieuwingen in de Vlaamse centralelokale verhoudingen: op weg naar partnerschap? Een kwalitatieve studie van de totstandkoming en uitvoering van het sociaal impulsbeleid’.
Staf
95
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
GEBRUIKTE AFKORTINGEN APSA ASPA AURAP
American Political Science Association American Society of Public Administration Association Universitaire de Recherche sur l’Action Publique B&B Budget en Beheerscontrole BBB Beter Bestuurlijk Beleid BPR Business Project Reengineering CAF Common Assessment Framework COBRA Common Organisation dataBases for Research on Agencies DPMA Direction du Personnel, de la Modernisation et de l’Administration DWTC Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden EAPAA European Association of Public Administration Accreditation EES European Evaluation Society EGPA European Group of Public Administration EIPA European Institute of Public Administration EMPA European Master of Public Administration ENA Ecole Nationale d’Administration EPAN European Public Administration Network EVA Extern Verzelfstandigde Agentschap FOD Federale OverheidsDienst FWO Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek HIVA Hoger Instituut voor de Arbeid HRM Human Resource Management ICM Interuniversitair College voor Managementwetenschappen ICOM Interdisciplinair Centrum voor Ombudsmanstudies ICT Informatie- en CommunicatieTechnologie IIAS International Institute of Administrative Sciences IRSPM International Research Symposium for Public Management ISPO Interuniversitair Steunpunt voor Politieke Opinie-onderzoek IVA Intern Verzelfstandigde Agentschap KCM Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid KNAW Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen Lucina Leuvens Universitair Centrum voor Interdisciplinaire Navorming in Arbeidssituaties MEPP Master in European Politics and Policies MOST Management of Social Transformations Programme MOVI Netwerk voor Management in de Openbare Vlaamse Instellingen MSSD Most Similar Systems Design MVG Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap NIG Netherlands Institute for Governance NISPAcee The Network of Institutions and Schools of Public Administration in Central and Eastern Europe 96
NOB
Nederlandse Onderzoeksschool voor Bestuurskunde NPM New Public Management NSOB Nederlandse School voor Openbaar Bestuur OCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn OECD Organisation for Economic Co-operation and Development. (Nederlands: OESO) OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Engels: OECD) OFO Opleidingsinstituut voor de Federale Overheid PBO Programma Beleidsgericht Onderzoek PMR Public Management Reform PMS PrestatieMeetSystemen P&O Personeel en Organisatie POD Programmatorische OverheidsDienst PPBS Planning Programming Budgeting System PPS Publiek-Private Samenwerking PSM Public Service Motivation PUMP Public Management Programme SBOV Steunpunt beleidsrelevant onderzoek, Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen SGEPSTA Study Group of European Public Service Training Agencies TQM Total Quality Management TNPA Thematic Network of Public Administration UG Universiteit Gent UAMS Universiteit Antwerpen Management School UCL Université Catholique de Louvain UKES UK Evaluation Society ULB Université Libre de Bruxelles UNO United Nations Organization (Organisatie der Verenigde Naties) VCOB Vervolmakingscentrum voor Overheidsmanagement en Beleid VDAB Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding VIZO Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen VLOR Vlaamse OnderwijsRaad VSNU Vereniging van Nederlandse Universiteiten VOI Vlaamse Openbare Instelling VRT Vlaamse Radio & Televisieomroep VTO Vorming, Training & Opleiding VTOM Vlaams Tijdschrift voor Overheidsmanagement VUB Vrije Universiteit Brussel VVBB Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid VVSG Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten WVC Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ZAP Zelfstandig Academisch Personeel www.instituutvoordeoverheid.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
TOT SLOT In 1998 ontstond het Instituut voor de Overheid uit een fusie van het Vervolmakingscentrum voor Overheidsmanagement en Beleid (VCOB) en de afdeling Bestuur binnen het Departement Politieke Wetenschappen van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de K.U.Leuven. 2003 is dan ook het jaar waarin het Instituut voor de Overheid niet alleen zijn vijfjarig bestaan vierde, maar ook kon terugblikken op de historiek van het VCOB dat dertig jaar geleden in 1973 werd opgericht als Vervolmakingscentrum voor Overheidsbeleid en Bestuur, en op het basisthema van de overheid dat veertig jaar geleden binnen de K.U.Leuven voor het eerst werd verankerd met een naamsaanpassing waarbij het Vervolmakingscentrum voor Bedrijfsleiding in het academiejaar 1962-63 werd omgedoopt tot het Vervolmakingscentrum voor Bedrijfsleiding en Administratie. Wanneer we deze historiek van het organiseren van wetenschap, vorming en dienstverlening omtrent overheidsmanagement en beleid wetenschappelijk zouden willen verklaren dan dienen zich natuurlijk verschillende theorieën aan. Zonder dit exhaustief op te sommen, wil ik toch een drietal denkpistes aanhalen. Een klassieke contingentietheorie zou stellen dat de veranderende omgeving, dus de samenleving, de overheid zelf, en de universiteit, de evolutie van de vorm en de inhoud van de activiteitenset, van 1963, over 1973, naar 1998, en tot 2003, kunnen verklaren. Vanuit dit perspectief is het dan noodzakelijk om alert te zijn voor wijzigingen in die respectievelijke omgevingen. Overheden zijn snel veranderende organisaties die zichtbaar hervormen, zowel in het binnenland als het buitenland. Het is duidelijk dat het Instituut, door haar onderzoeksthema’s, vormingsmodules en dienstverleningspakketten hier expliciet op inspeelt. Maar we pogen ook zelf omgeving te worden van die overheid, en ze dus te beïnvloeden, door wetenschappelijke grenzen te verleggen, innoverende vorming aan te bieden, veranderingsagenda’s te anticiperen, en hervormingsthema’s op de agenda te plaatsen. Een ander verklaringsmodel is meer neo-institutioneel van aard. Wanneer vanuit een principaal en een agent meer duidelijkheid is wat betreft de doelen en deze meer congruent zijn, en er meer transparantie en wisselwerking is van informatie, dan kan hiermee expliciet rekening worden gehouden. De overheid als principaal, formuleert haar vraag meer en meer expliciet en wenst dat we daar snel op inspelen. De universiteit als principaal vereist meer en meer internationalisering van de output. De uitdaging naar de toekomst zal er in bestaan om deze twee doelstelling te combineren. De doelincongruentie is er dan niet zozeer tussen principaal en agent, maar voor het Instituut als agent tussen de verschillende principalen. Dit vereist dan een grote flexibiliteit van onze onderzoekers. De matrixstructuur van het Instituut laat zien dat we ons hiervoor navenant organiseren. Maar het beleid van het Instituut is ook duidelijk en primair gericht op de as van het toegepast, internationaal vergelijkend en empirisch onderzoek dat dan wordt ingebed in enerzijds de as van het fundamenteel onderzoek (met doctoraten en internationale publicaties) en anderzijds de as van de vorming en de opleiding die spoort met een actieonderzoekshouding. Een derde verklaringsmodel gaat in de richting van het institutioneel isomorfisme. Een bepaalde variant wijst hier op het imiteren van gedrag van andere (succesvolle) organisaties. Het is duidelijk dat het Instituut door haar grote gerichtheid op buitenlandse praktijken, academisch en ambtelijk, door haar expliciet buitenlands publicatiebeleid, en door haar actieve politiek om buitenlandse collega’s uit te nodigen op het Instituut en om internationale netwerken op te zetten, zich ook door buitenlandse voorbeelden laat inspireren. Dit blijft naar de toekomst onverkort doorgaan. Maar de focus is niet enkel het buitenland. De klemtoon ligt op de Belgische en Vlaamse administraties binnen een OESO-context. Dit leidt dan tot een expliciet tweesporenbeleid: nationaal en internationaal. Daarom kunnen we de visie van het Instituut omzetten in een identiteit. Deze identiteit durven we als volgt samenvatten: 1. een geëngageerde onafhankelijkheid door een actief partnerschap met de overheid. In die zin zijn we niet neutraal, maar wel onafhankelijk, 2. een keuze voor wisselwerking tussen theorie en praktijk door een interactie van onderzoek, vorming en dienstverlening, 3. een internationale kruisbestuiving van ons denken met een hertaling naar de eigen context, 4. een discrete openheid als opportuniteit voor een kwalitatief tegensprekelijk debat met alle actoren, 5. een multidisciplinaire specialisatie in overheid vanuit de overtuiging dat die overheid een specifieke theoretische en praktische benadering vereist, 6. het besef van de noodzaak om onderzoek, vorming en dienstverlening actief te Europeaniseren en te internationaliseren, 7. de centrale drijfveer van het algemeen belang. Tot Slot
97
ACTIVITEITENVERSLAG 2003
Voor de toekomst is het dan ook onze ambitie om door ons onderzoek, onze vorming en onze dienstverlening een positief verschil te maken voor de overheid, opdat die overheid een positief verschil zou maken voor de samenleving, tot nut van ’t algemeen.
Geert Bouckaert Directeur Instituut voor de Overheid “Voor de toekomst is het onze ambitie om door onderzoek, vorming en dienstverlening, een positief verschil te maken voor de overheid, opdat die overheid een positief verschil zou maken voor de samenleving, tot nut van ’t algemeen.”
98
www.instituutvoordeoverheid.be
LOCATIE De locatie van het Instituut voor de Overheid E. Van Evenstraat 2a - 3000 Leuven is terug te vinden op onderstaand stratenplan:
BIJKOMENDE INFORMATIE Voor bijkomende informatie kan u steeds terecht op het secretariaat van het
INSTITUUT VOOR DE OVERHEID: E. Van Evenstraat 2a - 3000 Leuven Christel Vandeurzen & Anneke Heylen
[email protected] Tel: 016 32 32 70 - Fax: 016 32 32 67 Bezoek onze web-site via: www.instituutvoordeoverheid.be
www.overheidsmanagement.be www.publicmanagement.be www.kuleuven.ac.be/io
STEUNPUNT BESTUURLIJKE ORGANISATIE VLAANDEREN: E. Van Evenstraat 2c - 3000 Leuven Annelies Vanparijs
[email protected] Tel: 016 32 36 10 - Fax: 016 32 36 11
www.steunpuntbov.be
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Prof. dr Geert Bouckaert E. Van Evenstraat 2a B-3000 Leuven
DRUKWERK Drukkerij Vanderpoorten Diestsesteenweg 624 - 3010 Kessel-Lo Tel: 016 35 90 50
[email protected]
DOELSTELLINGEN INSTITUUT VOOR DE OVERHEID Het Instituut voor de Overheid heeft als voornaamste doelstelling bij te dragen tot een verbetering van de beleidsvoering, het management en de organisatie in de openbare sector door: 1. het verrichten van onderzoek op het vlak van de vorming, de organisatie, de beleidsvoering en het management in de overheidssector en hieraan verwante sectoren, 2. het inrichten van activiteiten met betrekking tot opleiding en recurrent onderwijs ten behoeve van ambtenaren en politici uit alle bestuursgeledingen, 3. het verlenen van diensten aan de gemeenschap onder de vorm van management-, organisatie- en beleidsadvies, 4. het vervullen van een forum-functie tussen de overheid en de universiteit op het vlak van de beleidsvoering en het overheidsmanagement. Het Instituut voor de Overheid past derhalve volledig in het beleid van de K.U.Leuven dat van de universitaire permanente vorming in het algemeen en ook van de permanente vorming gericht op de overheidssector een belangrijke prioriteit heeft gemaakt.
DE OVERHEID ALS SPECIALITEIT Het Instituut voor de Overheid heeft als doelpubliek en klant de overheidssector. Dit betekent dat zowel de diverse onderzoeksprojecten als de vormingscursussen inhoudelijk aspecten van management, beleid en bestuurskunde behandelen, toegespitst op de uniciteit van de overheidsector.
SYNERGIE TUSSEN ONDERZOEK, VORMING EN DIENSTVERLENING Aangezien het Instituut voor de Overheid actief is op drie terreinen zijnde vorming, onderzoek en adviesverlening kan het Instituut voor de Overheid spreken met kennis van zaken vanuit de dagdagelijkse praktijk. Het Instituut voor de Overheid beschikt over een aantal vaste vormingsmedewerkers en doet bijkomend beroep op gastsprekers die specialisten in de inhoudelijke vakdomeinen zijn. De medewerkers van het Instituut voor de Overheid, gespecialiseerd in onderzoek en adviesverlening, worden eveneens bij Vorming, Training en Opleiding (VTO) betrokken, waardoor zij hun opgedane kennis van en ervaring met de overheid, aan de ambtenaren kunnen doorgeven.
Instituut voor de Overheid Public Management Institute Departement Politieke Wetenschappen Department of Political Sciences Faculteit Sociale Wetenschappen Faculty of Social Sciences
E. Van Evenstraat 2a B-3000 Leuven - België Tel: 0032 16 32 32 70 Fax: 0032 16 32 32 67 E-mail:
[email protected] www.kuleuven.ac.be/io www.overheidsmanagement.be www.instituutvoordeoverheid.be www.publicmanagement.be