De Toepolev van Aeroflot stonk naar nafta. En naar schraal bier. Het was de goedkoopste maatschappij die naar Nairobi vloog. Via Moskou. Twee lange dagen had ik in een stinkend hotel doorgebracht, op het Sheremetyevo vliegveld. Die kankercommies hadden me in een vieze en smerige hotelkamer gezet. Met een wildvreemde mede-passagier. Toen ik de deken van m'n bed omsloeg rende er een kakkerlak weg. En er was natuurlijk geen warm water. Ik liep naar de uitgang van het hotel, om een taxi te pakken. Maar de deur bleek op slot. Meteen kwam er een beveiliginsgbeambte naar me toe. Kreeg ik in gebroken engels te horen dat niemand naar buiten mocht. Ik stond onder een soort huisarrest. En was verbijsterd. Dit hadden die PvdA-tutjes van de NBBS me niet verteld. En iedereen vond het volstrekt normaal. Welkom in de heilstaat voor Partijbonzen. Ik baalde enorm. Want was van plan een Natasja te scoren, een Russische hoer. Dat zijn echt de beste. Het was de reden waarom ik met dat stinkende Aeroflot vloog. De luchtvaartmaatschappij voor proleten. Maar het was dus twee dagen brommen geworden. Op een steenkoude en smerige hotelkamer. Met een student uit Afghanistan. Pittoresk. De Sovjet-stewardessen deden me nog het meest aan Oost-Duitse bodybuildsters denken. Zagen er net zo uit, en waren net zo charmant. Met zwaar chagerijnige smoelwerken liepen ze door het gangpad te banjeren. Het vreten werd voor me neergekwakt, met één glas water. Ik kreeg die rotzooi -die ze bij het Leger des Heils niet zouden hebben durven serveren- niet weg. En vroeg om een extra glas water. De stewardess keek me zwaar geïrriteerd aan en snauwde iets onverstaanbaars. Ik dacht even dat ze uit wou halen. Ik kreeg geen tweede glas. Elke passagier had er recht op één. Voordat ik van de schrik was bekomen was ze alweer weggebeend. Dat was ik even vergeten. Iedereen was hier gelijk. Het vliegtuig zat natuurlijk alleen maar vol met straatarme Afrikaanse studenten. Uit Angola, Mozambique of Ethiopië. Het was Vrijheid, Blijheid en Broederschap alom. Want iedereen kreeg precies één glas water. Het toestel kreeg niet meteen toestemming om te landen in Nairobi. Te druk. In plaats daarvan gingen we cirkelen. Heel erg lang. We vlogen daarbij een soort luchtzakken-route. Twintig meter vallen, en weer stabiel. Honderd meter vallen, en weer stabiel. Vijftig meter vallen, en weer stabiel. Dit, in combinatie met de niet te harden nafta-lucht van achter uit het toestel, maakte me voor het eerst van m'n leven luchtziek. Het hondenvoer kwam weer naar boven. Er lag een kotszakje voor me. Maar die liet ik lekker liggen. Toen het zover was greep ik m'n blauwe Aeroflot-deken en klokte m'n maaginhoud daarin leeg. De maiskorrels en stukjes wortel waren nog niet eens verteerd. Ik frommelde de dampende en walmende deken onder m'n stoel. De stank was nu helemaal niet meer te harden. Maar zo had Natasja straks toch wat te doen. Voor de tweede keer zette ik voet op Keniaanse bodem. Er hing een aangename temperatuur. Tropisch, maar zeker niet te warm - Nairobi lag op een hoogvlakte. Zes jaar geleden stond het hele vliegveld vol militairen, de wapens in de aanslag. De Keniaanse Luchtmacht had een couppoging ondernomen. Tegen de alleenheerser van het land, Daniel Arap Moi. Feitelijk was het gewoon een stammenstrijd geweest. De Kikuyu en de Luo van de Luchtmacht tegen de kleinere stammen in de rest van het leger. De opstand werd zonder al te veel problemen neergeslagen. Voor mij was het een leuke binnenkomer. Ik zag de staatsgreep als een bonus op mijn vakantie. Tien keer beter dan de wildste safari. Ik ging door de douane en zag Clint al staan van verre. Hij had een wit pak aan en torende met kop en schouders boven de rest van de afhalers uit. Onze blikken kruisten elkaar. En we grijnsden cool. Ik had Clint bijna vier jaar niet gezien. Het enige contact was geweest per briefkaart of korte brief. Ik wist ongeveer wel wat hij deed. Maar was absoluut niet op de hoogte van details. Daar zou ik nu wel achterkomen. "Hey, schmuck," zei hij met een brede grijns, en schudde me de hand. "Hey, Turk," groette ik terug. Hij was mager geworden. Broodmager zelfs. Onder z'n ogen zaten diepe donkere wallen. "Heb je Aids of zo?" vroeg ik. "Hoezo?"
"Je lijkt precies op Rock Hudson." "Wat zei je?" "Je lijkt precies op Rock Hudson!" "Da's twee keer. Je lult teveel." We liepen naar een taxi. Clint had een kamer voor me gereserveerd in een hotel. Zelf zat hij daar ook. We zouden er overnachten en de volgende avond de slaaptrein naar Mombasa pakken. Een rit van een uur of twaalf. Maar eerst gingen we natuurlijk stappen. In de clubs van Nairobi. Nadat ik me had gedouched namen we weer een taxi. We aten wat in een restaurant en doken toen de Florida 2000 Nightclub in. Het was van dezelfde eigenaars als de New Florida, in Mombasa. Clint kende ze goed. Ik heb letterlijk vanaf de entree tot aan de bar de malaya's -hoeren- bijna van me af moeten slaan. Ik had nog geen twee stappen in de drukke club gezet of ik voelde al een hand op m'n lul. Een pikzwarte negerin keek me lachend aan. "Hi honey! What's your name?" zei ze. Ik duwde de hand weg en liep -vaag mompelend- door. Na drie passen werd m'n weg versperd. Door een andere negerin, met een grote bos rastahaar. "Where are you from?" vroeg ze vriendelijk. "Holland," zei ik, en probeerde door te lopen. Maar dat ging zomaar niet. Ook zij legde haar hand op m'n lul. En begon er stevig tegen aan te wrijven. Ik duwde haar beleefd weg en liep weer door. Nu ging er een hoertje met haar rug voor me staan. Ze pakte m'n handen beet en wreef met haar gespierde kont tegen m'n kruis. Onderwijl keek ze me geil aan, over haar schouder. "Do you have a girlfriend?" De dames wonden er hier geen doekjes om. Maar Clint werd totaal niet lastig gevallen. Althans niet in dezelfde mate als ik. Hij was duidelijk een bekend gezicht. De hoertjes kwamen bij hem alleen maar om drankjes bedelen. Die hij ze niet gaf. Hij bestelde whiskey voor zichzelf en rum voor mij. De enige sterke drank die ik drink. Rum met Coca Cola. En heel veel ijsblokjes. Het leek wel alsof Clint bijna iedereen kende in de club, en andersom. We bleven een paar uur hangen en vertrokken toen naar een nabijgelegen casino. Daar wilde Clint heen. Bij het naar buiten lopen werd ik weer door horden hoertjes aangeklampt. Het zou een vertrouwd verschijnsel worden in het jaar daarna. Want zolang ben ik uiteindelijk gebleven. Het beviel me goed. De volgende middag werd ik pas om een uur of vier wakker. Ik had een houten kop. Naast me lag een prachtige negerin. Met parelwitte tanden. Het waren die tanden die me hadden doen besluiten om haar mee te nemen. Want na de hele avond en nacht in m'n lul te zijn geknepen was ik om. Ik had gewoon de laatste hoer gepakt die dat had gedaan. Voordat ik in de taxi stapte -om zes uur 's ochtends. Het was een goeie pijpbeurt. Absoluut. Clint lag nog op één oor. Ook hij had een hoertje meegenomen. Een Luo. Die van mij was een Kikuyu. Ik klopte op z'n deur en maakte hem wakker. Een uur later zouden we een taxi pakken, naar het station. We aten wat in het restaurant van het hotel. Op het naastgelegen tafeltje zat een mooie, lange negerin. Ze keek Clint en mij afwisselend aan. Twee minuten later zat ze aan ons tafeltje. En een kwartier later lag ze bij Clint op bed. Z'n tweede van die dag. De derde in een etmaal. De trein zou om zeven uur vertrekken. Om kwart vóór was hij nog steeds niet klaar. Ik zat al met m'n plunjezak in een taxi. Te wachten in de stromende regen. Eindelijk, om tien voor zeven, kwam hij met een grote grijns op zijn gezicht aanlopen. "Waar bleef je nou, man?" zei ik geïrriteerd, "Straks missen we de trein." "Relax, rafiki," antwoordde hij, "Ik moest eerst naar de hoeren. Anders slaap ik vannacht slecht." Met een handgebaar spoorde hij de chauffeur aan om te vertrekken. "Hit it, bwana!" zei hij. En beloofde hem een biljet van honderd shilling om er zeker van te zijn dat we op tijd zouden arriveren.
De volgende ochtend werd ik vroeg wakker. Ik lag op het onderste bed van een slaapcoupé. Ik klapte de luikjes voor de ramen open. En werd aangenaam getroffen. De zon was net opgegaan. Ik keek uit over een weidse savanne, die zich uitstrekte tot aan de horizon. Alleen dat gevoel van ruimte gaf me al bijna een lichte schok. Het is iets wat je je nauwelijks kunt voorstellen, als je uit de overbevolkte blokkendoos komt die Nederland heet. Op een kilometer of drie afstand graasde een kudde Wildebeesten. Tussen de Wildebeesten door liepen tientallen Zebra's. En niet ver van de rails liepen honderden Impala's. Een magnifiek gezicht. Ik waande me nu al in Daktari. En verwachtte elk moment een krijsende chimpansee voor het raam. Ondersteboven, vanaf het dak. Clint had me wel eens iets over de befaamde Keniaanse wildlife geschreven. Hoe hij met Keniaanse vrienden safari's had gehouden. In wildparken met namen als Amboseli, Tsavo en de Masai Mara. Hij was zelfs een keer de wilde Tana-rivier opgegaan. Met vrienden van een crock-farm, op krokodillenjacht. De tocht vond plaats in de pikdonkere Afrikaanse nacht. Op een bepaald moment kwamen ze bij een bocht in de rivier die 'Nairobi' werd genoemd. Clint vroeg waarom die bocht zo heette. De bestuurder zette een felle schijnwerper aan, die naar voren scheen. Op het moment dat hij dat deed, knipten er opeens honderden 'lichtjes' aan, op de oever recht voor ze. Het waren er zoveel dat het tafereel deed denken aan de flatgebouwen van Nairobi. Maar het waren dus de ogen van krokodillen. Die door de spotlight reflecteerden. Met honderden lagen ze op de hoge en modderige oever van de rivier uit te rusten. Beducht op elk afwijkend geluid. Zoals de boot. Clint bleek te wonen aan de rand van de stad. Bij een Koreaan in huis. Een collega casino-inspector uit New Florida, waar Clint een paar jaar daarvoor had gewerkt. Na een jaar had Clint daar ontslag genomen. Hij was bevriend geraakt met een Keniaanse zakenman en politicus, Joso Mweki geheten. Die had hem gevraagd om te helpen bij het bouwen van een club. Mweki was de eigenaar van een klein hotelletje, vlakbij de oude Arabische wijk. Met hulp van Clint wilde hij dat ombouwen tot een nachtclub. Clint had het hele hotel laten slopen. Alleen de buitenmuren stonden nog overeind. Daarna had hij het om laten bouwen tot een nachtclub, de Birds Club geheten. Het bleek zo'n succes dat de club zelfs kon concurreren met New Florida. Mweki bood Clint meteen een meerjarig contract aan, als manager. Dat was natuurlijk een uitgelezen kans. Clint greep hem met beide handen aan. En doopte de club om in Toyz. Het zou een van de bestlopende nachtclubs van Oost-Afrika worden. Dezelfde avond gingen we er meteen naar toe. Toyz lag tegenover een parkeerplaats, in een zijstraatje van Digo Road. Aan de buitenkant zag je alleen maar een parelwitte muur. Met in grote neon-letters 'Toyz' op de gevel. Vlak naast de ingang waren twee palmbomen geplant. In een soort halletje zat een kassier. Achter hem hingen zware rode gordijnen. Daarachter lag de benedenzaal. Met een bar en een grote dansvloer. Er liep een trap naar de bovenverdieping. Daar was weer een vierkante- bar. Vanaf de ballustrade keek je op de dansvloer beneden. Aan een muur hing een groot videoscherm. Dat kon men zowel vanaf de onderste als de bovenste etage zien. En er waren twee ronde, smalle kooien gebouwd, die via een deurtje in de ballustrade konden worden betreden. Daar dansten gogo-danseressen in. Heel hip allemaal. Zeker voor Afrikaanse begrippen. Het was nog erg vroeg, dus was er nog bijna niemand binnen. Op het scherm speelde een videoclip. Relax, van Frankie goes to Hollywood. In de linkerbovenhoek stond het logo van MTV, dat sinds kort op de Amsterdamse kabel was te zien. Ik kende die clip goed. En ook de rest van de tape. Want ik had het zelf opgenomen. Wekenlang had ik muziekvideo's gemaakt op Clint's verzoek, en per post opgestuurd. Tapes die in Toyz voor het enthousiaste publiek werden afgedraaid. Dat was bijna surrealistisch te noemen. Want zo werden de Kenianen blootgesteld aan de onwaarschijnlijke tronies van Ray Cokes - en Marcel Vanthilt. Ik at wat op het grote terras buiten. Patat met kip. Er stonden kleine palmboompjes in grote potten. De aangename lucht van de Indische Oceaan hing over het pand. Tenminste buiten. Want binnen stonk het zoals elke nachtclub stinkt: naar alcohol, sigaretten en hoeren. Vanaf een uur of negen werd het drukker. Vrouwen -lees malaya's- mochten gratis naar binnen. Elke avond stipt om negen uur stond er dan ook al een hele rij voor de ingang. Tientallen meisjes, in alle soorten en maten. En van elke denkbare Keniaanse stam. Kikuyus en Luo waren in de meerderheid. Maar er waren ook Masai, Turkana en Samburu. Meisjes van traditionele stammen die je normaal
gesproken alleen als toeristische attractie zag. Hoewel, dat waren ze in de Toyz natuurlijk ook. Alleen voor sextoeristen dan. Elke stam had zo z'n eigen kenmerken. De Luo-hoertjes waren pikzwart. De Masia waren lang en slank. De Kikuyu's waren lichtbruin en de Samburu heel erg gedrongen. Daarnaast had je nog hoertjes uit Ethiopië en Somalië. Meisjes die ter plekke zouden worden vermoord -door hun eigen familie- als bekend werd wat ze deden. De meesten waren besneden. Hun clitoris was op jonge leeftijd weggepit. Zonder verdoving, met roestige scheermesjes. Van mij mogen ze al die oude toverkollen en perverts die de besnijdenissen verrichten ter plekke doodschieten. Bovendien, waar zijn ze toch mee bezig? Beschouwen ze de clitoris soms als een onvolkomenheid een uitglijder- van hun Allah? Dan hebben ze toch wat met de joden gemeen. Die schijnen ook te denken dat hun God een foutje heeft gemaakt. Met het scheppen van den voorhuid. Er liepen in Toyz ook een hoop Indische meisjes rond. Maar die waren daar gewoon voor de lol. Ze kwamen uit bemiddelde families, want de hele middenstand in Kenia was -en is- in handen van Indiërs. "De Joden van Afrika" worden ze genoemd. Behalve in Oeganda. Want daar heeft Idi Amin ze er allemaal uitgeschopt. Waarna de economie helemaal in elkaar donderde. De meisjes in Toyz liepen er niet echt hoerig bij. Want daar was natuurlijk geen geld voor. En geen kledingzaak. Korte strakke rokjes, leggings of netkousen; dat soort kleding wordt in Afrika niet verkocht. Maar de meisjes hadden andere manieren om klanten te trekken. Letterlijk. Soms ging er wel eens een met haar rug tegen me aan staan. Als het zo druk was dat het bijna niet opviel. Met haar hand achter haar rug zipte ze dan mijn broekrits open en haalde m'n lul naar buiten. Terwijl ik gewoon verderging met het gesprek waarin ik op dat moment met iemand verwikkeld was. Ik werd vakkundig 'gemasseerd'. Als de US Navy in town was werden ze nog een stuk brutaler. Maar dan was het ook zo stervensdruk dat ze gewoon door de knieën konden gaan. Om je een blowjob te geven. Een test blowjob. Om je te laten voelen of het wat was. Klantvriendelijk waren ze zeker. Toyz had een vaste klantenkring. Naast de hoertjes, Indiërs, Arabieren en zwarte Kenianen waren dat voornamelijk blanke expats. Duitsers, Zwitsers, Britten en hier en daar een Amerikaan. Mensen die in Mombasa -of daarbuiten- woonden en werkten. Bepaald geen alledaagse lieden. Mannen met een missie. Zo veel en zo goedkoop mogelijk neuken. En zuipen. Heel af en toe kwam er eens een verdwaalde toerist binnen. Afkomstig van een van de vele hotels aan de kust. Een Neckermannetje. Maar normaal gesproken zag je dat soort gasten nooit. Je zag uberhaupt weinig toeristen in de nachtclubs van Mombasa. Die zaten met z'n allen voor een week of twee in een hotel. Overdag lagen ze aan het strand of bij het zwembad. Of maakten ze een Blitz-safari van drie dagen door een reservaat. Omhuld door de stofwolken van de vele busjes en jeeps. Geteisterd door de tientallen telelenzen om zich heen. Als een gids ergens een Zebra zag, stoof de hele karavaan er op af. Tientallen filmpjes werden volgeschoten met één zo'n dier. Vrijwel alle toeristen in de hotels waren daar met package-tours. Ze reisden alleen in grote groepen buiten hun hotels. En zwaar bewaakt door hun tourleaders. 's Avonds hadden ze zo hun eigen amusement. In de clubs van de hotels werden hele rimboe-taferelen nagebootst. Met roffelende trommels en oerwoudgeluiden. En met heel veel negers en negerinnen. In rieten rokjes, met kralen kettinkjes en met vervaarlijke speren in hun hand. Oscar Harris en Donald Jones hadden zo mee kunnen doen. En Albert West en Ronnie Tober ook, maar dan met schoensmeer op. En toen moest het echte massatoerisme naar Kenia nog komen. Vrijwel alle Kenianen die in Toyz kwamen waren 'beter gesitueerde' Afrikanen. Zakenlui, politici of de hogere rangen binnen politie en leger. Samen met de expats zaten die altijd op de bovenste verdieping, aan de bar. De locals, de "gewone" Kenianen -zonder macht, geld of invloed-, stonden altijd beneden. Dat was wel eens een raar gezicht. Alle blanken, Arabieren en Indiërs boven, en vrijwel alle zwarten beneden. Op de hoeren na natuurlijk. Die deden boven de beste zaken. Maar ja, zo werkt dat over het algemeen in Afrika. Om de zoveel maanden kwam de Seventh Fleet langs, van de US Navy. Een hele armada van Missile Cruisers, Destroyers, Amphibious Transport- en Landing ships, freggatten, onderzeeboten en zelfs vliegdekschepen legde dan aan voor de kust. Duizenden en nog eens duizenden Amerikaanse matrozen en mariniers overspoelden Mombasa. Het waren sensationele tijden.
Ik had bij de mariniers zelf ooit eens op de USS Saipan gezeten, een helicoptercarrier. Het had een geweldige indruk op me gemaakt. Het was tijdens een oefening op Sardinië. Met een groot landingsvaartuig voeren we via de achterkant van het schip naar binnen. Aan de weerskanten van waar we het schip binnenkwamen stonden tanks en vrachtwagens opgestapeld. Als speelgoedautootjes in een grote blokkendoos. Binnen kregen we een slaapverblijf dat vier keer groter, breder en ruimer was dan wat we gewend waren. Er waren fitnesszalen aan boord, en in de eetzaal serveerde de US Navy hamburgers, milkshakes en Coca Cola! Ik voelde me alsof ik voor het eerst van m'n leven thuiskwam. De Amerikanen waren vriendelijke, geestige en informele collega's, die de hele tijd souvenirs met ons wilden ruilen. Voor een Nederlandse mariniersbaret gaven ze zo een heel camouflage-uniform. En er viel van alles te regelen. Ik kreeg zelfs een M-16 aangeboden, en een Jeep. Wát een verschil met de kneuterige en bekrompen kruideniersmentaliteit in het Nederlandse leger. In Toyz en New Florida was het een gezellige beestenbende met de Amerikanen. De clubs barstten bijna uit hun voegen, want nu kwamen de hoertjes zelfs helemaal vanuit Tanzania en Oeganda op het feestgedruis af. Zo sterk was de reputatie van de US Navy. In New Florida lagen matrozen gewoon op de dansvloer te neuken. Met een joelende en klappende menigte om zich heen. Op de toiletten, in het zwembad en zelfs aan de bar: overal zag je Afrikaansen met hun rok omhoog -of omlaag gestroopt voorover of achterover gebogen op barkrukken, tafeltjes of stoelen liggen. Dronken en massale bacchanalen waren dat. Die ik later alleen op de Filippijnen overtroffen zou zien worden. Je moet er bij zijn geweest om het te kunnen geloven. Voor Clint waren het natuurlijk gouden tijden. Want hij paste meteen het hele programma aan. Ook de hoeren moesten nu -forse- entreeprijzen betalen, en de drankprijzen gingen stevig omhoog. Met de Amerikanen dreef hij allerlei schimmige handeltjes. Want managers van nachtclubs zijn wat dat betreft gewoon magneten. Van alles wordt ze aangeboden, en van alles handelen ze af. Clint liet dollars omwisselen in shillings -tegen z'n eigen tarief en met een stevige commissie uiteraard. Hij verkocht kratten bier en sterke drank, en handelde opeens in vlees, goud, diamanten, sieraden en Navy-Rolexen. Als onderpand, of als betaling door de hoertjes. Die wisten precies hoe ze zo'n fel begeerde Rolex ongemerkt van de pols van een stomdronken matroos -of officier- moesten wurmen. In de winkel kost zo'n watch tweeduizend dollar. In de Toyz gingen ze voor honderd van de hand. Ook ik kocht er een. Het mooist horloge dat ik ooit heb bezeten. Later is dat gejat, in Thailand. Door een hoertje. Benieuwd hoeveel bath zij er voor heeft gekregen. Maar er was een ander item waarin ik sterk geïnteresseerd was. De Zippo's van de Seventh Fleet. Zodra ik een Amerikaan met zo'n aansteker zag, bood ik hem er geld voor. Vaak verkochten ze hem meteen, soms ook niet. Want alle Zippo's waren gegraveerd met het schip vanwaar ze kwamen. Met daarboven het wapen. Ik rookte niet, maar was toch aan die rare dingen verknocht. Want zie ik m'n Zippos' van de USS Midway, Kitty Hawk of Enterprise, dan zie ik Mombasa. De Toyz en New Florida. De eerste paar maanden in Kenia zag ik nauwelijks daglicht. Elke nacht zat ik in de Toyz. Of in New Florida. En elke nacht nam ik weer een ander hoertje mee. Voor die paar honderd shilling kon ik het natuurlijk ook niet laten. Om zeven uur 's avonds reed Clint altijd naar de club toe, en om zeven uur 's ochtends reed hij weer terug. Als hij niet nog even langs het casino in New Florida ging. Want aan gokken was hij zwaar verslaafd. Hij verdiende goed in Toyz. Deelde de winst met Mweki. Elke maand was dat toch al gauw zo'n tienduizend gulden. In Keniaanse shillings. Die hij met bakken tegelijk naar het casino bracht. Hij was niet alleen verslaafd aan Roulette, maar was er ook door gefascineerd. Uren kon hij zitten leuteren over speelsystemen en winstkansen. Maakte soms ook aantekeningen tijdens het spelen. Elke keer zette hij in op dezelfde vier cijfers. Vroeger of later moest hij dan winnen. En zo werkt het ook. Vroeger of later win je wel eens wat. Maar uiteindelijk verlies je altijd. Want alleen zo kunnen casino's bestaan. Ik deelde Clint's enthousiasme voor het gokken dan ook totaal niet. Ik besloot dat het tijd werd om eens wat meer van Kenia te gaan zien. En ging steeds vaker met Helen mee op pad. Ze woonde nog steeds in haar huisje buiten Mombasa, in Mtwapa Creek. Maar
ook had ze een huis even buiten Nairobi. In Kiambu. Een prachtig mooi huis midden op een enorme koffieplantage. Dat had ze gehuurd. Elke keer als Helen daar naar toe ging, reisde ik met haar mee. Helen was een ongelofelijk energieke vrouw. Ze was over de vijftig, maar zag er veel jonger uit. En dansen deed ze nog steeds alsof ze twintig was. Ze reed in haar Landcruiser van hot naar her. In het ene hotel moest een dansgroep getraind worden, in het andere leverde ze showkostuums af. Die maakte ze zelf, samen met een paar Keniaansen. Tijdens de lange ritten die we maakten leerde ik haar goed kennen. We praatten over haar -en mijn- familie. Over haar jongere zus Billy. Mijn moeder. Ik kende Helen inmiddels beter dan haar. Maar hoewel Helen veel over Billy vertelde, heeft ze me nooit een seconde gepushed om eens contact met haar te zoeken. Dat waren uiteindelijk zaken waarmee ze zich niet wilde bemoeien. En dat kon ik waarderen. Ik kreeg de smaak van Afrika te pakken en maakte mooie trips. Per dhow naar Zanzibar, of per bus naar Lamu, Malindi of Kismayu. Soms deed ik dat ook met een klein personenbusje - de Matatu. Uiterst oncomfortabel, maar spotgoedkoop. Matatu's zijn busjes die vaste routes rijden. Voor een paar shilling mag je mee. De Matatu wacht op het vertrek- en eindpunt en gaat pas rijden als ie helemaal tjokvol zit. Als je uit wilt stappen klop je op het dak. In het begin was reizen met de Matatu leuk en avontuurlijk. Maar later besefte ik dat ik speelde met m'n leven. Want dit was dus de Afrikaanse versie van Russische Roulette. De chauffeurs van de busjes maakten dagen van zestien uur of meer. Om wakker te blijven pruimden ze Miraa, een semilegale drug met een pepwerking. Als ze daarvan teveel tussen hun kiezen hadden werden ze overmoedig. Met snelheden van 140 kilometer per uur raasden ze over de weg. Het verkeer was toch al één groot slagveld. Vooral 's avonds. Buiten de stad waren natuurlijk nergens lantaarpalen. Er was uberhaupt weinig verlichting. En de Afrikaanse nacht is inktzwart. Ik had al heel wat dodenritten meegemaakt. Met Clint achter het stuur. Hij had niet alleen de open Landrover, maar ook een Alfa Romeo Spider, met open dak. Als een volstrekte imbeciel scheurde hij daarmee over de wegen. Of jakkerde met de Laro door het terrein. Alles om maar te laten zien hoe goed -en snel- hij kon rijden. Clint had z'n rijbewijs gehaald bij de Landmacht. Hij reed snel en strak, maar soms ook overmoedig. Hij deed helemaal mee met de African Roulette. De weg van Mombasa naar het noorden van de kust was een vreselijk smalle tweebaansweg. Vol met gaten, kieren en scheuren. En bezaaid met de kadavers van doodgereden dieren. Vaak reden we daar overheen als we naar Helen gingen. Ook 's avonds. Dat was een hel. Het is een sport van Afrikanen om elkaar op de meest onmogelijke momenten in te halen. En om elkaar te verblinden met hun grote licht. Hoe groter en feller dat is, hoe meer aanzien de chauffeur geniet. Tegenliggers die aan komen rijden met groot licht dimmen dat niet of hoogst zelden. Als je met je lichten knippert als een soort signaal reageert men niet. Clint deed daar volop aan mee. Altijd liet hij z'n grote licht gewoon aanstaan. Tegenmoetkomende vrachtwagens, bussen of andere voertuigen knipperden soms. Maar dan gaf hij geen sjoege. Vaak gebeurde het dan dat die wagens zelf nóg grotere lichten opzetten. Ik was compleet verblind. Maar denderde wel met 130 kilometer per uur door de nacht. Want Clint liet zich natuurlijk niet kennen. Vaart verminderen was er niet bij. Dat was onmogelijk. Want het zou gezichtsverlies hebben betekend. Tegenover een onbekende, anonieme tegenligger. Als hij echt geïrriteerd raakte -als het grote licht van de tegenligger feller was dan zijn speciaal daarvoor aangeschafte koplampen- maakte hij het nog spannender. Dan gaf hij een kort rukje aan het stuur zodra de tegenligger op twee meter afstand was. In de hoop dat de chauffeur zou schrikken en uitwijken - en verongelukken. Het was een spel des doods. Maar de Afrikaanse wegen zijn een spel des doods. En het verkeer rijdt ook nog eens links. Soms raasden we midden in de nacht met hoge snelheid over de zichtbaar verlaten weg. Er reed niemand voor ons. Dachten we. Maar vaak genoeg moest Clint vol op de rem. Dan doemde er opeens een gammel rijdend wrak op, pal voor de Laro. Zonder ook maar enige vorm van verlichting. En met zeven of acht Afrikanen er in. Inclusief kleine kinderen of ouden van dagen. "Dit is Afrika." zei Clint. Hij speelde niet alleen met zijn -met ons- leven, maar ook met dat van anderen. En ook dat kan heel slecht aflopen in Afrika. Als je als Mzungu -blanke- een local aanrijdt, kun je beter maken dat je
wegkomt. Als je uitstapt om te helpen wordt je gelynched. Door de mob. Ongeacht wie schuldig was aan het ongeluk. Je gaat er aan. Eén keer was Clint al aan zo'n lynchpartij ontsnapt. Even buiten de stad had hij een klein jongetje aangereden. Niets ernstigs, het kind was niet eens licht gewond geraakt. Maar van de schrik liep het wel te huilen. Door het geluid van de gierende remmen was er meteen een volksoploop geweest. Vanuit het niets waren plotseling tientallen mensen verschenen. Clint was uitgestapt om naar het jongetje toe te lopen. Voordat hij ook nog maar iets had kunnen zeggen vlogen de eerste stenen al naar z'n hoofd. De mob rook bloed. Was hij niet onmiddellijk weer ingestapt en weggescheurd, dan was hij ter plekke gestenigd. En daarna waarschijnlijk verbrand. "Dit is Afrika." In al die jaren dat Clint in Kenia woonde had hij -naar eigen zeggen- nooit een ernstig ongeluk gehad. Waarschijnlijk moest dat pas gebeuren toen ik er bij was. We reden een keer 's nachts terug vanuit Mtwapa. We hadden de hele avond Risk gespeeld met een Syrische vriend van Clint. Het was een uur of twee. We reden in de Landrover. Clint was geagiteerd en opgefokt. Met Risk had hij vet verloren. Hij was altijd bloedfanatiek met dat spel. Dat was niet normaal. Hij had er stevig de pest over in dat hij was weggevaagd. En dat was te merken aan z'n rijgedrag. Hij jakkerde over de smalle weg. Hij kon net zo min zien als ik, maar "kende de weg op z'n duimpje." In een flauwe bocht kwam vanuit de verte een truck aangereden. Het was een smalle weg, en een flauwe bocht. De twee tegenliggers kwamen met een bloedvaart aanrijden. Met allebei groot licht. Ik zag het gewoon aankomen. Het stuur van de Landrover zat rechts, dus ik bevond me aan de linkerkant. Ik zette m'n kunstpoot op de rand van de open ingang - er was gelukkig geen deur. En hield me zodanig vast dat ik a la seconde uit de wagen kon springen. Tegen Clint schreeuwen dat hij vaart moest minderen had geen zin. Ik wist honderd procent zeker dat hij dan juist extra gas had gegeven. Om te laten zien wat voor pussy ik was. De knal van de crash was enorm. Het geluid van versplinterend glas en scheurend metaal. In de seconde van de impact ben ik uit de Landrover gesprongen. Ik maakte een pijnlijke val en schuurde een meter of vijf door de berm. Ik weet niet meer hoe ik ben terechtgekomen. Ik was alleen maar blij dat er geen boom, paaltje, rots of wat dan ook op die plek lag. Het was zo pikdonker dat ik dat niet had kunnen zien. Groggy bleef ik een paar seconden liggen. Het werd doodstil. Ik realiseerde me snel dat ik er goed vanaf was gekomen. Ik voelde nergens een botbreuk - of iets wat daar op leek. Ik stond op en viel meteen weer neer. M'n kunstpoot was uitgevlogen. Een nieuw fenomeen. Het duurde even voor ik hem wist te lokaliseren. De Landrover stond langs de kant van de weg. De motor afgeslagen, de lichten uit. De truck stond iets verderop, met de lichten aan. Het was een legertruck. De deur stond open. Ik zag de chauffeur nog wegrennen. Daar is nooit meer iets van vernomen. Door het schijnsel van de rode achterlichten zag ik m'n poot liggen, een paar meter verderop. Ik kroop er naar toe. Wat een godvergeten schijtzooi, dacht ik. Wéér een ongeluk. Kruipend over de Afrikaanse grond zocht ik tastend naar mijn kunstbeen. In welke film was ik nu terecht gekomen? Slapstick of horror? Ik greep naar m'n poot en zag toen pas dat er tientallen Afrikanen waren verschenen. Vanuit het niets. Zo reed ik door een ogenschijnlijk totaal verlaten gebied, zo stonden er opeens tientallen mensen om me heen. Ik vond het een van de geheimen van Afrika. Waar kwamen al die mensen opeens vandaan? Het is me nog steeds een raadsel. Ik ging snel op m'n rechterbeen staan en pakte de prothese. Ik deed m'n broek open, en liet hem zakken. En stapte in één keer in de kunstpoot. Ik ging zitten om m'n broek aan te trekken en kwam toen weer overeind. Ik hoorde kreten van ontzetting en verbijstering bij de omstanders. Het was helaas donker. Wat had ik graag hun ogen willen zien, daar op die plek. Want dit was natuurlijk een staaltje van witchcraft zoals ze nog nooit eerder hadden gezien. En zeker niet bij een mzungu. Ik liep met een angstig gevoel naar de Landrover. Hoe zou Clint er aan toe zijn? Hij zat niet in de wagen, en lag er ook niet naast. Ik tuurde in de berm, maar ook daar was hij niet. Hij lag midden op de weg, tien meter verderop. Bewusteloos.
Ik liep naar hem toe en bekeek hem. Bij het flauwe schijnsel van het licht kon ik zien dat z'n hele gezicht onder het bloed zat. Ik had geen idee wat er met hem aan de hand was. "Call an ambulance!" schreeuwde ik in een reflex naar de apatisch toekijkende omstanders. Maar er gebeurde natuurlijk niets. Want er waren helemaal geen ambulances in Mombasa. Tenminste niet die je kon bellen. En er was trouwens ook in geen velden of wegen een telefoon te bekennen. Dit was Afrika. Dat was ik door alle opwinding even vergeten. Ik begon me behoorlijk kut te voelen. Wat was er met Clint aan de hand? Hij lag doodstil, en maakte geen enkel geluid. Ik voelde z'n pols. Met opluchting detecteerde ik hartslag. In de verte kwam een wagen aangereden. In de lichten van de koplampen zag ik dat een paar omstanders hem tegenhielden. De wagen stopte, en er stapte een Indiër uit. Toen hij mij hoorde praten, zei hij: "Is that Clint?" Het was een klant uit de Toyz. We legden Clint achterin de wagen. En reden naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Voor eerste hulp en om de schade vast te laten stellen. Op zich vond ik het klote om hem zo te moeten optillen. Als hij z'n nek of rug had gebroken was dit de gegarandeerde manier om hem een dwarslaesie te bezorgen. Alleen had ik geen keus. Ik was al lang blij dat de Indiër ons een lift aanbood. In de Afrikaanse ambulance. De Indiër reed ons naar een klein hospitaaltje, niet ver buiten Mombasa. Terwijl hij achterbleef in de wagen liep ik zo snel mogelijk naar de eerste hulp afdeling. Daar zat een dikke negerin aan een tafeltje. "Quick, my brother has had an accident," zei ik opgewonden, "He's in the car." In Nederland zou zoiets voor een onmiddelijke reactie hebben gezorgd. Dokters, broeders of verpleegsters zouden naar buiten zijn gerend om te kijken wat er aan de hand was. Hier niet. De vrouw keek me schaapachtig aan en zei: "The doctor is not here." Daarna ging ze verder met haar bezigheden. "Take a look!" schreeuwde ik nu, "Maybe he's bleeding to death!" De vrouw zuchtte diep en stond toen tergend langzaam op. Geïrriteerd dat ik haar had gestoord liep ze mee naar buiten. Ik liep snel voor haar uit, maar dat maande haar niet to spoed. Met langzame tred liep ze sloom achter me aan. Het liefst had ik haar onder haar dikke zwarte reet geschopt, maar dat liet ik maar achterwege. Daar was Clint niet mee geholpen. Toen ze eindelijk bij de auto was keek ze ongeïnteresseerd even naar binnen. Alsof ze naar een aangereden kat of hond keek. "The doctor is not here," zei ze weer. "Do you want him to stay?" Het klonk alsof ze het zelf niet kon geloven. En ze had gelijk. De Indiër legde me uit dat dit een public hospital was. Voor het 'gewone' volk. De medische zorg die hier werd verleend was minimaal. Apparatuur was er nauwelijks, en van de kwaliteit van de dokter zou ik ook niet al te veel moeten verwachten. Nu pas dacht ik aan de smerige bedden die ik net had gezien. En aan de algehele armoedige atmosfeer in deze pestbende. Op de grond lagen verse plassen bloed, en de lakens op bedden zagen eruit alsof ze vier maanden niet verschoond waren geweest. Dit was het ziekenhuis waar normale Kenianen op aangewezen waren. Ik overlegde met de Indiër. Hij raadde me aan om Clint naar een privé-kliniek te brengen. Dat kostte wel een lieve duit, maar goede zorg was daar wel voor handen. Er waren gediplomeerde artsen Indiërs meestal- en de verzorging was goed en verantwoord. Ik woog de beslissing af. Ik wist niet wat er met Clint was. Misschien had hij wel ernstige inwendige bloedingen. Misschien had hij accuut medische hulp nodig. Om z'n leven te redden. Maar hoe het ook was; hier kreeg hij die hulp niet. Met of zonder dokter. En een bloedtransfusie hier zou een kans op aidsbesmetting hebben betekend. Ik besloot hem naar een privé-kliniek te brengen. Daar, in The Mombasa Hospital, werd wel gerend. Door de verpleegsters en de dokters. Meteen werd Clint voorzichtig op een brancard gelegd en razendsnel naar binnen gereden. Voor X-rays. Het ziekenhuis zag er kraakhelder en verzorgd uit. De dokters en verpleegsters hadden een intelligente blik in hun ogen. Dat is dus het verschil wat geld kan maken. Je tweede bloed. Op het moment dat de brancard door de gang rolde, kwam Clint weer bij kennis. "Where's my brother?" vroeg hij, op duidelijke en zelfs ietwat arrogante toon.
Dat was het teken voor mij waar ik al die tijd op had gewacht. Er was niks aan de hand. Niks ernstigs in ieder geval. Clint was nog gewoon Clint. Achteraf bleek het allemaal enorm mee te vallen. Hij had alleen z'n schouderblad gebroken en wat ribben gekneusd. En had schaafwonden en kneuzingen over z'n hele lichaam. Maar die had ik ook. Ook ik werd nagekeken. En zag nu pas dat ik een diepe snijwond had in m'n zij. Die werd meteen gehecht, op vrij grove wijze. Ik had er weer een litteken bij. Clint bleef een week in het hospitaal. Het hele geintje kostte hem omgerekend tienduizend gulden. Ook voor mij had hij betaald. En dat was hem geraden ook. Maar hij voelde zich absoluut niet schuldig aan het gebeurde. Het was de schuld van de -spoorloos verdwenen- Keniaan. Punt uit. Een lesje had hij zeker niet geleerd. Maar z'n Laro was hij kwijt. Total-loss. Hij heeft er nog geluk mee gehad. Aan de voorkant had hij een dikke stalen balk laten lassen, bij wijze van bumper. Ik ben er van overtuigd dat dat hem het leven heeft gered. We pakten onze routine weer op. Zuipen en doorhalen in Toyz, of zuipen en gokken in New Florida. En malaya's oppikken in allebei. Toch moest ik vreselijk goed uitkijken. Volgens schattingen was zeventig procent van de malaya's in Mombasa sero-positief. Daarnaast broeide het er van de meest exotische geslachtziektes. Een druiper was net zoiets als een verkoudheidje. Dat stelde geen reet voor. Als je dat had opgelopen had je geluk gehad. Een spuit in je reet, een week lang antibiotica slikken en weg was het weer. Het werd pas gevaarlijk als je een resistente vorm van een druiper opliep. Waartegen geen medicijn meer hielp. Of een resistente vorm van syfilis. Je kon geen geslachtsziekte bedenken of in Mombasa waarde die rond. En Clint kon het weten, want hij was de expert. Hij liep zo'n vier a vijf geslachtziektes per jaar op in Kenia. Heeft zelfs een keer de wratten uit z'n pisbuis moeten laten vriezen. Maar daar deed hij nooit moeilijk over. Voor aids was hij niet bang. Dat beschouwde hij als "malaria voor de moderne tropenreiziger". Met condoom neuken zag hij niet zitten. Dat was iets voor bange wezels, die niet van het leven durfden te genieten. "Je kent Afrika niet," zei hij, "Als je niet tenminste twee keer een geslachtsziekte, en drie keer malaria hebt gehad." En daar zat wat in. De malaya's liepen trouwens niet alleen in de Toyz of New Florida rond. Ze liepen gewoon over straat, of zaten in de café's en restaurants van Mombasa. Het terras van het Castle Hotel was een bekende oppikplek. Als een negerin je langer dan drie seconden aankeek -en lachte- wist je dat ze een malaya was. Als je haar wenkte en ze kwam, was de deal al bijna gesloten. Dat gold niet alleen voor de buitenlandse toeristen, maar natuurlijk ook voor de locals. En die hadden daarbovenop zo nog hun eigen stekjes. Waar alleen de echt ingevoerde incrowd kwam. Na zonsondergang stonden in het smalle steegje achter het Castle Hotel bijvoorbeeld ook malaya's. Dat waren moslim-hoeren. Huisvrouwen en schoolmeisjes in zwarte sluiers die hun gezicht compleet bedekten. Je pikte ze op in je wagen en liet je -al rijdende- pijpen door zo'n freelancer. Voor omgerekend twee gulden. Uiteraard waren Clint en ik vaste klanten. Voordat we naar de Toyz gingen reden we vaak eerst door de steeg. Er viel alleen weinig te zien. Door de sluiers en zwarte gewaden wist je nooit wie je in je auto nam. Het kon een superkanjer zijn, maar ook een oude taart. Of juist een heel jong meisje. Want ze kwamen uit een schimmige wereld, die islamitische hoeren. Overdag zaten ze als privé-slavinnen opgesloten in hun huis, en 's avonds speelden ze opeens de -anonieme- hoer. Om wat bij te verdienen. Ik durf te wedden dat de meeste kerels van die wijven gewoon op de hoogte waren. Terwijl Achmed in de moskee z'n Allah vereerde, zoog z'n vrouw -of dochter- klanten naar de zevende hemel. Voor een paar shilling. Maar wel gesluierd. Ach, waarom ook niet? Een andere plek voor de lokale hoerenlopers was het schoolplein van elke middelbare, openbare school. Met hun eigen wagens of per taxi reden ze daar naar toe, en keken vanuit het raam of ze een meisje zagen lopen naar smaak. Een bemiddelaar, een leerling van de school die elke dag de klanten stond af te vangen aan de weg, deed vervolgens de rest. Er waren maar weinig meisjes die er niet op ingingen. Indiërs waren de vaste klanten, maar zeker ook zwarte Kenianen - met macht en geld. In
vieze hotels -of gewoon in de wagens c.q. taxi's - lieten ze zich pijpen door die meisjes. Of neukten hen in de kont. De Arabische manier om nog maagd te blijven. Dit was Oost-Afrika. Trouwens, het waren niet alleen blanke -en Arabische, en Aziatische, en Indische, en Keniaansemannen die als 'sextoerist' konden worden aangemerkt. Het wemelde langs de hele oostkust van blanke westerse vrouwen die hier hun wildste dromen kwamen waarmaken; gepaald worden door een jonge, slanke neger. Masai vooral, jongens van twee meter of langer in de traditionele Masai-outfit. Inclusief enorme ringen door hun oorlellen, rood geverfd gevlochten haar en volbehangen met kralen en kettingen. De vrouwen waren vrijwel altijd veertig plus en van linkse signatuur. Van die PvdA en GroenLinks types zeg maar. In Nederland, Duistland of Zwitserland gingen ze waarschijnlijk in een tuinbroek met Palestijnse sjaal door het leven. In Afrika - "Out of Africa"- liepen ze met kralen in het snel geproduceerde rastahaar en in kanga's, de bedrukte doeken waarin veel Afrikaanse vrouwen lopen. Met verliefde blikken flaneerden ze met hun 'eigen' forsgebouwde -en zeker fors geschapeninboorlingen in het rond. Twintig jaar jonger en nog helemaal 'puur' en 'onbedorven' natuurlijk. En zeker niet aangevreten door de 'zieke' westerse mentaliteit. Tijdens lange romantische strandwandelingen verklaarden de tortelduifjes elkaar de eeuwige liefde, bij de ondergaande zon. Twee of drie weken lieten de Willemienen en Gertrudes zich compleet uitwonen. Want reken maar dat die jonge zwarte krijgers aan de bak moesten 's nachts. En overdag. In de strandhut, in de zee of in het zwembad. Of gewoon op de hotelkamer uiteraard. Maar die vrouwen waren natuurlijk geen sextoeristes. Het geld dat ze aan hun inboorlingen gaven kwam uit een oprecht en integer hart. En was bedoeld voor de zieke familieleden van de jonge krijger, in hun lemen hutje op de savanne. Deze weldoensters waren integere, progressieve en supertolerante vrouwen. De Lichtende Parels van elke multiculturele samenleving. Als ze moe -maar zeker voldaan- weer waren vertrokken naar hun eigen land, bleef onbedorven Sambo alleen achter. En onderging een spectaculaire gedaanteverwisseling. De ringen gingen uit, de kralen en kettingen aan de kant. In moderne kleding stond hij 's avonds aan de bar. In Toyz of New Florida. En verbraste z'n zuur verdiende geld. Met z'n vrienden en met de malaya's. Na een paar dagen was het al op. Maar geen nood. Een paar dagen later stapte er weer een nieuwe lichting weldoensters uit een westers vliegtuig. Maar dat waren geen sextoeristen, hoor. Dat zijn namelijk allemaal lelijke, oude, dikke en kalende mannetjes met een bierbuik. Uit Duitsland. Diese Schweine. Van een bevriende Nederlander mocht ik een paar weken in zijn vakantiehuisje logeren. Een schitterend mooi klein huisje aan de kust. Het lag alleen twintig kilometer noordelijk van Mombasa. Het was zo afgelegen dat er alleen een bijna onzichtbaar paadje naar toe leidde, dwars door een bos. Ik zou er twee weken kunnen verblijven. Alleen: ik had geen vriendin. En had geen zin om daar nou twee weken met een malaya te gaan zitten. De tijd was gekomen om telefonisch contact op te nemen met m'n vriendin in Nederland, Angelique. Angelique was de ex-vrouw van een oude schoolvriend van me, Eppo uit de Achterhoek. Met Eppo had ik op de Rehoboth school gezeten, in Ruurlo. Na m'n vertrek daar had ik hem nooit meer gezien. Ik kwam hem stomtoevallig een keer tegen. Eppo nodigde me uit bij hem thuis, hij woonde ook in Zuid. Hij was getrouwd met Angelique. En haalde de duivel in huis. Want ik werd verliefd op haar. En zij op mij. Drie maanden later, vlak voor ik naar Kenia zou gaan, was ze van Eppo gescheiden en werd ze mijn vriendin. Ik vond het vreselijk klote voor Eppo, want hij was echt een goede jongen. Maar ja, de liefde is nou eenmaal keihard. Daar kon ik niks aan doen. Ik belde Angelique op en bood haar aan om twee weken over te komen, op mijn kosten. Want na drie maanden zwart vlees, was ik nu toch wel weer toe aan wat blanks. Ik vond de negerinnen en kleurlinges heel lief en aardig. Maar het waren toch een beetje C-keusjes, met Aziatischen en Latina's in de B-klasse. De A-meisjes, de major league, zijn toch echt wel de blanke Nederlandse kanjers. Of Deense. De mooiste meisjes van de wereld. Maar laat ze het maar niet horen. Ze zijn verwaand genoeg. Angelique klonk niet echt enthousiast toen ik haar het aanbod deed. Ze deed zelfs terughoudend. Begon wat over vrijheid te babbelen en toen wist ik genoeg. Die bitch had een ander. Wát een hoer!
Wát een lage streek! Ik kon m'n kont niet keren of mevrouw lag alweer vreemd te gaan! Was dat nou haar dank, voor die twee mooie weken dat we samen waren? How low can you go? Ik smeet de hoorn op de haak en heb die dellebel nooit meer gezien of gesproken. Later hoorde ik hoe de vork in de steel zat. Ze ging weer terug naar Eppo. Tsja. Nou ja, twee weken was toch al enorm lang voor mijn doen. Want als de seks voorbij is begint het geleuter. Dat eeuwige kortzichtige, beperkte, oninteressante, kinderachtige, afgunstige dit-gaatnergens-over geleuter van die wijven. Daar kon ik niet zo goed tegen. Een relatie is niks voor mij. Maar ik baalde wel een beetje, want ik was echt zwaar verliefd op Angelique. En wie moest nou het eten 's avonds koken? Of het huisje aan kant zetten? M'n kleren wassen? De boodschappen doen? Met de Matatu? Gelukkig had de Nederlander daar een passend antwoord op. Ik kreeg zijn houseboy tot m'n beschikking, Joshua. Een jonge jongen die normaal gesproken het terrein rondom het huisje bijhield - hij woonde in de buurt. Joshua was een aardige jongen, alleen een beetje traag van begrip. En hij werd bijna m'n dood. Door z'n kookkunst. Hij had iets voor me bereid. Wat het was weet ik niet. Dat wist hij zelf ook niet trouwens. Ik at het in ieder geval gewoon op. Dacht dat het een exotische, folkloristische, echt Afrikaanse schotel was of zo. Het smaakte nergens naar, maar dat kon me niet deren. Ik was al lang blij dat ik wat te eten had op die afgelegen plek. 's Nachts werd ik wakker door de kramp in m'n maag. Een kramp die vergezeld ging door pijnscheuten zoals ik ze nooit eerder in m'n leven had gehad. Ik lag gewoon dubbel van de pijn. Maar hield vol. Tot de volgende ochtend. Toen gaf ik Joshua wat geld om medicijnen te gaan halen in Mombasa. Hij zou met de matatu gaan en 's avonds weer terugkeren. Dat werd dus de volgende middag. Al die tijd lag ik te verrekken van de pijn. Toen ik Joshua eindelijk hoorde aankomen door de bosjes was ik opgelucht. Dat m'n beproefing bijna voorbij zou zijn. Maar Joshua had geen medicijnen bij zich. Alleen een doosje vitaminen. Godverdegodver. De pijn nam niet af, integendeel, het werd alleen maar erger. Ik wist niet wát Joshua me voorgeschoteld had, maar m'n maag behandelde het in ieder geval als een stuk plastic. Er was in een straal van tien kilometer geen telefoon te bereiken. Ik kon dus niet even naar de Toyz bellen om Clint te laten komen. Ik gaf Joshua weer wat geld en spelde het voor hem uit: hij moest naar medicijnen vragen voor maagproblemen. De volgende dag kwam hij terug met haarlotion. Ik zat in zak en as. De kramp was zo pijnlijk dat ik er koorts bijkreeg. Ik kon niet meer lopen. Clint zou pas drie dagen later weer verschijnen, in het weekend. Net toen ik me wilde opmaken voor een gruwelijke tocht in een volgepakte matatu naar Mombasa kwam Ido langs. Een Israëlische vriend van ons uit de Toyz. Clint had hem verteld waar ik zat. Ido woonde een kilometer of tien verderop, had daar een fishfarm. En kwam toevallig op bezoek. Als een doorgewinterde tropenbewoner had hij altijd een medische kit in z'n wagen liggen. Ik kreeg van hem sterke antibiotica. En was na een dag eindelijk genezen. Ido en z'n broer Adi waren vrienden van ons. We waren al een paar keer met ze meegegaan, de zee op. Op hun bootje, samen met Clint en nog wat vrienden. Ido en Adi waren doorgewinterde duikers. Ze doken zo tussen een school haaien in. Of schoten met hun harpoen op metersgrote Stingray's. Roggen met een 'vleugelwijdte' van soms drie meter wiens steek dodelijk kon zijn. Maar ja, Ido en Adi zwommen ook gewoon tussen de Hamerhaaien in. Die jongens wisten wat ze deden. Ze schoten ze niet voor hun plezier, maar voor biologisch onderzoek. Hoewel ik geen duikdiploma had, mocht ik zo met Ido en Adi mee de diepte in. Zij zouden wel op me letten. Ook al omdat ik nu een vin minder had. Het leek me allemaal reuzespannend. Maar ik voelde me niet geroepen door the deep. Snorkelen vond ik prachtig, maar om nou met twee Israëlische biologen tussen de Hamerhaaien te gaan zwemmen was me net even iets te veel avontuur. De Hammerhead en de Great White waren mij een maatje te groot. Helemaal als er op hun werd geschoten met een zware harpoen van één meter. Ook dat kostte me bijna m'n leven. Want Clint vond het -bij Ido en Adi thuis- een leuke grap om zo'n haaienharpoen tegen m'n slaap te houden. Toen Ido en Adi even in de keuken waren. Hij dacht dat de gascapsule, waarmee de speer wordt gelanceerd, leeg was. Hij zette de vlijmscherpe punt van de speer tegen m'n slaap en hield z'n vinger aan de trekker.
"What's gonna be, boy?" zei hij met een grijns, "Yes or no?" Geïrriteerd sloeg ik de harpoen weg van m'n hoofd. Het ging meteen af. De aluminium speer -met weerhaken- sloeg recht in een houten balk. Waar het een paar seconden bleef natrillen. Clint schrok nog meer dan ik. Maar herstelde zich snel en begon meteen weer te grijnzen. "Zo!" zei hij, "Jij hebt echt geluk gehad, mannetje!" Ik moest er ook gewoon om lachen. Want het bevestigde m'n beeld. Als Clint vroeger wèl naar Libanon zou zijn gestuurd, zouden er heel wat meer doden zijn gevallen daar. Landmacht-militairen, van Unifil. "What's gonna be, boy?" Met een Uzi zonder clip. Maar wel met een patroon in de kamer. Ach, zo was Clint nou eenmaal. Na bijna tien maanden in Kenia werd het tijd om weer aan Nederland te denken. Ik kreeg een oproep van de Marine om me te melden in Driehuis. M'n onstlag kwam er aan. Ik was van plan de zaken af te handelen en weer naar Kenia terug te keren. Ik zou zeker nog een jaar of twee een of andere uitkering krijgen, redeneerde ik. En daar had ik recht op, want het was de door mij betaalde belasting van de afgelopen jaren. Er zou echter een ontmoeting plaatsvinden in de Toyz die m'n plannen drastisch zou wijzigen. Op een avond werd ik voorgesteld aan een Italiaan of zo. Althans, dat dacht ik. Bij nadere beschouwing bleek het om een Turk te gaan. 'Ninja', noemde hij zichzelf. Ninja was een varietéartiest die de hele wereld afreisde. In clubs, discotheken en hotels trad hij op met z'n one-man show. Een oubollige mengeling van messenwerpen, kruisboogschieten, wat tovertruukjes en de beroemde bordenact, waarbij borden op lange stelen draaiende worden gehouden. Ik vond Ninja maar een slick, glib en eng mannetje. Een gladde prater en een geboren oplichter. Dat was mijn eerste indruk van hem. Maar wat wil je ook. Ninja liep altijd in vreselijk opzichtige cowboyhemden en pantalons. Met daaronder de lelijkste Turkse bordeelsluipers die ik ooit had gezien. Zwarte lakschoentjes, met op de neus en zijkanten een wit vlak. In Nederland verkochten ze dat soort kleding alleen bij Brons. Hij had al eens een hele avond met me zitten praten over Bangkok. Daar was ik nog nooit geweest, maar het trok me zeker. Ik had al veel gehoord en gelezen over Thailand en de Thaise meisjes. Maar meer dan een uitwisseling van wat reiservaringen was het gesprek met Ninja niet. Totdat hij een videotape meenam naar de Toyz. Op een middag, terwijl de club was gesloten, had Clint wat kennissen uitgenodigd. Om naar het EK voetbal te kijken. Voetbal interesseerde me geen reet, maar de EK's en de WK's volgde ik wel. Het is de beste gespreksstof om in vreemde, verre landen ijs te doen breken. Gullit, Rijkaard en van Basten, dat waren toentertijd de magische toverwoorden. Na de wedstrijd zetten we de tape van Ninja op. Ik viel bijna uit m'n stoel. Op het levensgrote scherm waren een stuk of tien naakte Thaise meisjes te zien, op een podium. Sommigen stonden naast een koperkleurige paal en hielden die met één hand vast, terwijl ze met hun onderlijf geile bewegingen maakten. Anderen hadden hun strakke stretchrokjes naar boven getrokken en stonden met ontbloot onderlijf te dansen. Door de blacklights reflecteerden de rokjes in dezelfde lichte, felgroene kleuren. De camera zwenkte van het ene naar het andere meisje. Van gezicht naar gezicht, en dan weer snel naar beneden, naar borsten, billen en schaamhaar. Ik wist niet wat ik zag. De meisjes lachten de hele tijd door en keken schalks in de camera. In een onbegrijpelijk gekwek riepen ze constant dingen naar elkaar. Ze waren spontaan. En bloedmooi. Jonge meisjes waren het, tussen de zestien en de twintig zo te zien. Ik vroeg aan Ninja waar hij dat had opgenomen. "In Patpong, my friend," antwoordde hij slick. Het zei me helemaal niks. Ik wist wel dat er in Bangkok een levendige Red Light Area was, maar verder kende ik geen details. De meisjes op de video hadden wel indruk op me gemaakt. Ik viel toch al op Aziatische vrouwen. Op hun ranke en slanke lichamen, hun mooie zwart glanzende haar en hun amandelbruine ogen.
Ninja vertelde dat hij over drie weken weer zou gaan. Voor een trip van langere tijd. Hij zag waarschijnlijk de glinstering in mijn ogen. De tape had z'n werk gedaan. Hij vroeg of ik geen zin had om eens met hem mee te gaan. Dat had hij niet hoeven vragen. M'n plunjezak was al gepakt. Ik boekte m'n terugvlucht met Aeroflot - het jaarticket was nog steeds geldig. Met Ninja had ik afgesproken dat ik in Istanboel een week bij hem zou logeren. En wat investeren in een nieuwe groep. Want naast artiest was Ninja ook manager van showgroepen. Hij stelde ze samen en stuurde ze op pad in Zuidoost Azië, waar hij een commissie pakte op elk optreden. Als ik vijfduizend gulden neertelde, dan legde Ninja hetzelfde bedrag in. Met tienduizend gulden zouden we een Hongaarse showgroep -bestaande uit drie vrouwen en één man- naar Bangkok over kunnen laten komen. We zouden de onkosten voor hun verblijf ter plekke moeten betalen. Maar daarna werd dat verrekend met de inkomsten. Na drie maanden zouden zelfs de tickets zijn terugbetaald. En maakten we vette winst. Pegels die ik er in Patpong doorheen kon jagen. Het vooruitzicht op een paar maanden in Bangkok - in combinatie met de aanwezigheid van drie Hongaarse showdanseressen - was gewoon too much. Ik besloot het te doen. Want rook weer een nieuw avontuur. Maar er woog nog iets veel zwaarders mee. Ik leed reeds aan ernstige geilkoorts.