y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 3 van 160
Oh Jung-hee
VOGEL Uit het Koreaans vertaald door Imke van Gardingen en Remco Breuker
de geus
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 4 van 160
Tweede druk Oorspronkelijke titel Sae, verschenen bij Moonji Publishing Co. Oorspronkelijke tekst ß Oh Jung-hee "ññå, Editions du Seuil, áòòä Nederlandse vertaling ß Imke van Gardingen, Remco Breuker en De Geus bv, Breda áòòæ Deze editie ß De Geus bv, Breda áòòñ Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie ß Getty Images/Jack Ambrose Druk ggp Media GmbH, Po«Þneck isbn ñæð ñò ããä "ä"ã ä nur âòá Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, micro¢lm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus "ðæð, ãðò" bw Breda, Nederland. Telefoon: òæå äáá ð"ä". Internet: www.degeus.nl
y:/Vogel/Vogel.3d
I
30 July 2014
pag. 7 van 160
k beschilderde het gezicht van mijn broertje U-il, die rustig lag te slapen, met blauwe en rode krijtjes tot
oma me vol ontzetting een draai om mijn oren gaf. `Wel verdorie ! Weet je dan niet dat je niet op iemands gezicht mag tekenen als die slaapt ? Als je slaapt, verlaat je ziel je lichaam. Op deze manier kan de ziel haar lichaam niet meer terugvinden en doolt ze voor altijd rond.' `Is dat wat er met mama gebeurd is ? Is zij ook weggegaan om haar ronddolende ziel terug te vinden ?' `De wereld is een droom, een weg waar zielen die het lichaam hebben verlaten, ronddwalen', had oma geantwoord.
Nadat moeder bij ons was weggegaan, nam vader ons mee, ver weg, naar oma, mama's moeder. Eerst moesten we een heel stuk met de bus, daarna namen we de trein. Toen we over een lange brug een rivier overstaken, waarvan het woeste, diepblauwe water bulderend omhoogkwam, schudde de trein onstuimig heen en weer. Vader zette ons neer op het uiteinde van de veranda voor oma's huis en vertrok direct weer, maar wij hebben nog een hele tijd bij oma gewoond.
æ
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 8 van 160
Oma sloot de buitenpoort 's nachts niet af. Een zuchtje wind was voldoende om de onvergrendelde poort te laten kraken en ons wakker te maken. Vaak stond oma in het holst van de nacht op om de voordeur te openen. Zachtjes £uisterde ze dan de lege duisternis in: `Chong-ok, mijn kind, ben jij dat?' Maar wij wisten dat het enkel de wind was geweest. Daarna deed oma de deur weer dicht, rolde met een diepe zucht in bed en vloekte zachtjes voor zich uit: `Gekken! Imbecielen!' Ik lag met wijdopen ogen te luisteren, maar deed alsof ik sliep en bleef stokstijf liggen. Een beroerte was waar oma van alle dingen ter wereld het allerbangst voor was. Als je een beroerte krijgt, worden je botten, je bloed, je vlees en zelfs je tong koud en stijf en ga je uiteindelijk dood, wist oma. Ook ik was bang voor bejaarden die door een beroerte getroffen waren en met hun scheefhangende mond en ledematen, die erbij hingen als verdorde takken, vanaf een plekje in de zon alle voorbijgangers apathisch aanstaarden. Alsof ik door ze achternagezeten werd, liep ik ze met mijn blik op de grond gericht altijd zo snel mogelijk voorbij en als ik dan een heel stuk verder weer omkeek, kon ik zien dat hun lege blik me de hele tijd gevolgd had. Oma geloofde dat je een beroerte kon voorkomen door eendeneieren te eten die in de urine van een kleine jongen gelegen hadden. Daarom wekte ze U-il elke ochtend heel vroeg om hem in een koperen rijstschaal te laten plassen, waarin oma vervolgens grote, witte eendeneieren ð
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 9 van 160
legde. Als oma de deken opensloeg en U-il uit bed haalde, werd ik wakker van zijn gejengel, waarin weerklonk dat hij niet wilde opstaan. Slaapdronken en met zijn ogen nog gesloten liet U-il zijn armen en benen hangen, maar ik keek altijd ingespannen toe en vond het reuzespannend om te zien hoe U-ils kleine, slappe plassertje, niet veel dikker dan een vinger, zich door oma's masserende aanraking in schokjes oprichtte en een straal warme, gele urine produceerde. Hoewel oma trouw at van de in urine bewaarde eendeneieren, stond ze toch niet meer op toen ze op een dag bij het wassen zuchtend in elkaar zakte. De beroerte die oma fataal werd, overviel haar op een lentedag toen de eerste bloemenknopjes ontloken. Daarna werden we overgebracht naar onze oom, een broer van moeder. Tante kon toen niet meer slapen en werd ziek. Wij hadden haar slaap weggenomen. Met ogen zo rood als van een konijn mompelde ze elke ochtend : `Ik word nog eens gek, ik word nog eens gek.' Toen U-il in bed had geplast of toen ik de gezichten van alle knappe actrices uit de kalender had geknipt, was tante de hele dag buiten zichzelf. Zelfs de potten en de braadpannen, de kommen op tafel, de houten vloer en de deuren dreunden met veel kabaal : `Ik word nog eens gek, ik word nog eens gek', en ook tantes jongste dochtertje, dat net leerde praten, lispelde met haar korte tongetje haar moeder na als een papegaai : `Ik word nog eens gek, ik word nog eens gek.'
ñ
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 10 van 160
Omdat tante elke dag gek bleef, moesten we bij deze oom weg en gingen toen bij de oudste broer van mijn vader wonen. De winter ging voorbij, de lente ging voorbij en de zomer en herfst kwamen en gingen. Het werd weer winter, lente, het werd zomer en weer herfst. De sneeuw, regen, wind en het zonlicht wisten moeders gezicht uit. De herinnering aan haar diepliggende ogen en haar brede neus vervloog, haar hese zuchten en haar gemompel, en ook de aanraking van haar hand die mijn haren eindeloos lang kamde, waarbij ze zei dat mijn dikke haardos zo mooi was dat die negen andere tekortkomingen kon compenseren, verdwenen met de tijd uit mijn herinnering. Moeders gezicht werd versluierd door een dunne, troebelwitte waas en wat bleef was de tekening op haar gezicht, gevormd door nimmer wegtrekkende bloeduitstortingen die een kleurrijk patroon vormden als bloemen die altijd in bloei staan. Een vertrouwde geur die me plotseling tegemoetkwam, een fragiele roep die zacht weerklonk, bleek, als ik om me heen keek, nooit meer te zijn dan het zonlicht, de wind of een vluchtige schaduw. Wie had die tekening op moeders gezicht gemaakt? Wie had die droevige patronen getekend? De winter was lang en koud. Er viel geen sneeuw, maar de wind was scherp en de dagen duurden eindeloos lang. We waren aan huis gekluisterd. Op het plaatsje waar anders "ò
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 11 van 160
kinderen speelden, tolden lege plastic zakken en papierresten rond in de wervelstormen die samen met gemene stofwolken de lucht in werden geblazen. Bang dat de waterleiding in de tuin zou bevriezen en barsten, omwikkelde tante de buis zorgvuldig met U-ils gele overjas en hield daarbij alleen de kraan vrij. Maar omdat ze er toch nog niet helemaal gerust op was, liet ze ook de kraan altijd een beetje lopen. Wijzend naar de waterleiding die was gehuld in U-ils regenjas, dreven onze neefjes de spot met U-il: `U-il is een bedplasser, U-il is een huilebalk.' Met U-ils regenjas omgeslagen en onophoudelijk water druppend had de waterleiding ook wel wat van een kleine U-il die dag en nacht moederziel alleen midden in de tuin stond te huilen. Door het onophoudelijk stromende, dunne straaltje water ontstond er een ijshoopje onder de waterleiding, dat iedere dag een beetje hoger werd, tot het water over de vierhoekige drempel om de betonnen waterbak heen de tuin in stroomde en gedurende de nacht een spekgladde ijsvlakte vormde. Wij speelden daar en gleden over het ijs, maar tante strooide er verpulverde steenkoolas over en stampte dat nog eens £ink aan. `Dat gaat er met wassen bijna niet uit, maar anders kan ik de kleren weggooien', zei tante. `Het is een beetje vies, maar toch beter dan uitglijden en je stuitje breken', zei ze ook. De wasmachine was onbruikbaar geworden doordat de ""
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 12 van 160
waterleiding in de onverwarmde badkamer was bevroren en daarom moest tante het wasgoed in een tobbe schoonschrobben, uitwringen en nog nadruppelend aan de waslijn in de tuin ophangen. Het wasgoed, waar de warme stoom nog vanaf sloeg, vroor stijf op en was algauw omhangen met ijspegels. Vaak vergat tante de was 's avonds van de waslijn af te halen en bleef ons wasgoed tot 's ochtends vroeg in lachwekkende posities, met uitgestrekte armen en gebogen kniee«n zwierend aan de waslijn hangen en maakte daarbij griezelige geluiden als van rammelende botten. Soms waren ze op de grond gevallen en waren het net levenloze wezens. De winter hield niet enkel ons tweee«n aan huis gekluisterd. Onze neefjes hadden bijles en sportactiviteiten waar ze het ook tijdens de vakantie iedere dag druk mee hadden, maar oom maakte ook na het nuttigen van een laat ontbijt geen aanstalten om zich naar zijn op de hoek van de grote straat gelegen kantoor, Haesong Makelaardij, te begeven. Hij trok de deken die altijd op het warmste plekje van de vloerverwarming lag tot over zijn kniee«n omhoog en ging op zijn gemak de krant zitten lezen of televisie kijken. `Geen mens is hartje winter op zoek naar een huis. Als de winter voorbij is, de oude kimch'i "-inmaakpotten weer " Gefermenteerde, pittige groente, vaak Chinese kool, het typische Koreaanse volksgerecht. (Noot vert.)
"á
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 13 van 160
opgegraven en schoongespoeld zijn, trekt de markt wel weer aan en komt het geld weer tevoorschijn', was zijn inschatting. `Hoe dacht je eten op tafel te krijgen en aan kleren te komen, als jij je hier in de kamer opsluit en als een lapzwans maar wat rondhangt? Ken je het gezegde ``voor niets gaat de zon op''? Dat krijg je als je geen geld hebt en nooit een vak geleerd hebt, dan moet je je handjes laten wapperen of je mondje kunnen roeren. Een man verdient pas respect als hij 's ochtends de deur uitgaat en 's avonds terugkomt, al komt hij maar met een paar centen terug. Dat is nooit anders geweest.' Na zo'n tirade van tante stond oom met tegenzin op van de warme plek bij de vloerverwarming en pakte traag zijn kleren bijeen om de deur uit te gaan. Hoewel het rustig was als onze neven en oom de deur uit waren, verzuchtte tante: `Wat een zooitje ongeregeld. Doodmoe word ik van dat gebroed van die Pak-clan. Ik moet frisse lucht hebben', en ze gooide meteen de kamerdeur en de buitendeur wagenwijd open en stak haar borst naar voren alsof iemand haar werkelijk de keel dichtkneep. Zodra het winter werd, kreeg tante het altijd extra druk. Als ze de vaat van het avondeten aan de kant had, trok ze de imponerende, met eendendons gevoerde jas van oom aan, sloeg een wollen sjaal om en liep dan haar ronde over de markt. Bij terugkomst haalde ze geld uit haar tas. `Daar lusten de honden geen brood van! Eerst met geld smijten "â
y:/Vogel/Vogel.3d
30 July 2014
pag. 14 van 160
en dan alles in kleine beetjes terugbetalen. En maar janken en bibberen dat het ze zo spijt. De zaken gaan zo slecht, krijg je dan te horen. Wordt de geldbuidel binnenstebuiten gekeerd en doen ze net alsof ze geen woord meer kunnen uitbrengen. Alsof het geld aan de bomen groeit. Ik krijg nog net mijn eigen geld terug dat ik ze geleend heb, maar zodra ik me omgedraaid heb, voel ik hun ogen in mijn rug prikken, alsof ik ze beroofd heb!' Als ze bij terugkomst haar tas openmaakte, deed ze alsof het haar de rillingen gaf en vouwde ze de verfrommelde, oude biljetten, biljetten die de scherpe geur van rode peper hadden of naar vis stonken, biljetten besmeurd met olie en de vochtige briefjes gesmoord in tranen, een voor een netjes glad, deed er een elastiekje omheen en borg ze daarna diep weg in de kast. Tante werd door iedereen `woekeraar' genoemd, `mevrouw de woekeraar'. Aan het einde van de wintervakantie kwam vader ons ophalen. Vader zwaaide de kamerdeur open en stond daar ineens met zijn vertrouwde reistas en een pakje gewikkeld in beduimeld papier. Toen hij vader zag, nam oom, die de krant aan het lezen was, zijn leesbril af en wreef zich in zijn ogen. Tante sloeg het schriftje waarin ze de boekhouding van haar woekerleningen bijhield met een klap dicht en zei met een lage stem: `Mijn hemel, wie hebben we daar? Stond de poort weer open?' "ã