ARVA
BETREFT:
WEBSITE INTERVENTIESNAARWERK.NL
ARVA Beschrijving van de interventie Training Arbeidsvaardigheden
Datum beoordeling panel: Datum eerste herziening: Datum tweede herziening:
[08-08-2008] [dd-mm-jjjj] / nvt [dd-mm-jjjj] / nvt
1
Inhoudsopgave 1
Beschrijving van de interventie ....................................................................................................... 3 1.1 Toelichting op de naam van de interventie............................................................................. 3 1.2 Doel van de interventie........................................................................................................... 3 1.3 Doelgroep van de interventie ................................................................................................. 4 1.4 Omschrijving van de interventie ............................................................................................ 5 1.4.1 Methodiek .......................................................................................................................... 5 1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse....................................................................... 6 1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak............................................................ 7 1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging........................................................................... 8 1.5 Beschrijving onderzoek effectiviteit ...................................................................................... 9 1.6 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit ......................................................... 11 1.7 Overige voorwaarden voor toepassing ................................................................................. 12 1.8 Overige informatie ............................................................................................................... 13
2
1
Beschrijving van de interventie
1.1
Toelichting op de naam van de interventie Om de effectiviteit van sancties in termen van recidivevermindering te vergroten is in 2002 door het Ministerie van Justitie het beleidsprogramma Terugdringen Recidive (TR) opgezet. Het programma Terugdringen Recidive kende vijf werkgroepen, te weten Diagnose, Interventies, Samenwerking Gevangeniswezen en Reclassering, Nazorg en Effectevaluatie. In opdracht van Reclassering Nederland heeft PSW in 2005-2006 in dit kader de gedragsinterventie Training Arbeid ontwikkeld, nu aangeduid met training Arbeidsvaardigheden (ARVA). Het doel van deze training is om justitiabelen inzicht te geven en vaardigheden aan te leren waarmee ze (beter) in staat zijn werk te krijgen en te houden. Op instigatie van de Erkenningscommissie van Justitie, die van oordeel is dat de interventie zich vooral richt op het ontwikkelen van werknemersvaardigheden en niet op 'arbeiden' zelf, is de aanvankelijke naam van de gedragsinterventie aangepast en wordt nu gesproken van de interventie Training Arbeidsvaardigheden (ArVa). De interventie sluit aan op de training Cognitieve vaardigheden (CoVa). Indien een kandidaat geen cognitieve tekorten heeft kan de training ook worden gevolgd om de kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.
1.2
Doel van de interventie De interventie beoogt een bijdrage te leveren aan het zich weer zelfstandig te handhaven in de maatschappij en het voorkomen van opnieuw recidiveren. Hoofddoel van de interventie is dat de justitiabele beter in staat is werk te krijgen en te houden. Centraal staat het ontwikkelen van werknemersvaardigheden. Dat valt uiteen in de volgende concrete deelaspecten: het vergroten van de arbeidsmotivatie; het krijgen van inzicht in de eigen wensen, mogelijkheden en vaardigheden; aanleren werknemersvaardigheden en -houding die noodzakelijk zijn voor het krijgen en behouden van werk; informatie gegeven over instanties die een belangrijke rol kunnen spelen bij het zoeken en vinden van werk; oefening in het gebruiken van zoekkanalen.
Toets Theoretisch Effectief Zijn er expliciete doelen geformuleerd?
Ja X
Nee
3
1.3
Doelgroep van de interventie
Voor wie is de interventie bedoeld? De gedragsinterventie is bedoeld voor justitiabelen met a) een gemiddeld of hoog recidiverisico,en b) aantoonbare tekorten op het terrein van opleiding, werk en leren. Het gaat daarbij om alle justitiabelen uit alle dadercategorieën en uit alle etnische groepen. Prevalentie Het gaat om justitiabelen die alle in detentie verblijven of verplicht onder reclasseringstoezicht staan (en dit in voorkomende gevallen combineren met een WWB uitkering. Zowel reclassering als WWB valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De werkloosheid onder justitiabelen is hoog. Vóór detentie is circa 28% aan het werk, terwijl dit na detentie afneemt naar circa 21%. Dit is overeenkomstig de werkloosheidscijfers in andere Europese landen gemeten onder justitiabelen; − voor een belangrijk deel kan het hoge werkloosheidspercentage worden verklaard door de grote afstand tot de arbeidsmarkt van justitiabelen. Circa 67% van de justitiabelen heeft een laag opleidingsniveau, d.w.z. enkele jaren basisschool dan wel een niet afgemaakte LBOopleiding; − verder spelen verslavingsproblematiek (50%), sociale (60%) dan wel psychiatrische (10%) problematiek, een gebrek aan werkervaring en een tekort aan beroepsvaardigheden een belangrijke negatieve rol; − tot slot is het hoge percentage allochtonen (circa 45%) in detentie opvallend. Deze groep heeft vaak te maken met een achterstand in taal, beroepsvaardigheden en kennis van cultuur. Spreiding Het gaat om een specifieke groep mensen die deel uitmaken van het bestand van WWB. De doelgroep is over het gehele land te vinden. Contra-indicatiecriteria Justitiabelen die niet willen veranderen of verslaafd zijn, onvoldoende Nederlands beheersen. Concreet worden de volgende exclusie criteria gehanteerd. Alle justitiabelen: • met een gewogen somscore lager dan 32 op het risicoprofiel voor recidive, behalve bij verslaafden (omdat problematiek snel kan verergeren) en tenzij de reclasseringsmedewerker op grond van zijn professioneel oordeel wel een recidivekans inschat; • die aantoonbare tekorten hebben m.b.t. hun scholing/vakopleiding (blijkend uit een score 1 of 2 op de items 4.1 en/of 4.6 in RISc); zij komen vooralsnog niet in aanmerking voor de gedragsinterventie, voor hen wordt geadviseerd eerst te werken aan een opleidingstraject; • die verslaafd zijn en onvoldoende grip hebben op hun verslaving (bij voorkeur moeten verslaafden eerst de verslavingsinterventie hebben doorlopen); • bij wie een Nederlandse verblijfsvergunning ontbreekt; • die niet door RISc gediagnosticeerd zijn; • die vanwege belemmeringen op het vlak van intellect, Nederlands lezen en/of schrijven niet in staat zijn om de zelfdiagnose RISc in te vullen (onvoldoende vaardigheden om in de interventie oefeningen op papier te kunnen uitvoeren); • die niet groepsgeschikt zijn (bij twijfel beoordeling door begeleider/psychiater / psycholoog, middels de indicatie ‘primair psychotisch’ of ‘primaire persoonlijkheidsstoornis’ gemeten middels de DSM-IV diagnostiek); 4
• die niet gemotiveerd zijn tot verandering en hierdoor een RISc-sore hebben van 2 op item 12.5 (veranderingsgezindheid: Delinquent is niet gemotiveerd tot verandering en/of ziet geen enkele mogelijkheid tot verandering, wil zichzelf niet veranderen). Hier geldt: indien score 2 is toegekend vanwege ‘niet willen veranderen’, dan kan de interventie niet gevolgd worden, indien echter score 2 is toegekend vanwege ‘geen mogelijkheid tot verandering zien’, dan juist wel toelaten (module 1 werkt immers expliciet aan deze tekortkoming). • die de interventie CoVa niet hebben doorlopen terwijl zij wel door RISc voor CoVa zijn gediagnosticeerd. Toets Theoretisch Effectief Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met demografische kenmerken en/of aard van de problematiek?
1.4
Ja X
Nee
Omschrijving van de interventie
1.4.1 Methodiek Selectie, intake en diagnostiek De selectieprocedure gebeurt volgens de standaardprocedures van het afnemen van het diagnoseinstrument RISc, het maken van de indicatiestelling en het opstellen van een reïntegratieplan. In dit reïntegratieplan wordt aangegeven wat de problematiek van de persoon is en welke gedragsinterventies en/of andere activiteiten (zoals begeleiding en/of doorgeleiding naar nazorgvoorzieningen) gedaan zullen worden. Tevens is methodisch aansluiting gezocht op de werkwijze van de CoVa-training, aangezien deelnemers eerst aan de CoVa zullen deelnemen alvorens zij de gedragsinterventie Arbeid volgen. Door de methodische aansluiting zullen deelnemers makkelijker werkvormen kunnen oppakken en zullen zij sneller de bedoeling van de oefeningen kunnen begrijpen. De modules vormen een belangrijk voortraject voor het gemeentelijk reïntegratietraject of een reïntegratietraject van het UWV. De inhoud van de modules is er derhalve op gericht om justitiabelen qua kennis, houding en vaardigheden geschikt te maken voor aanbodversterking, bemiddeling dan wel directe plaatsing door reïntegratiebedrijven bij werknemers in het kader van een reïntegratietraject van de gemeente of het UWV. De werving gebeurt volgens standaardprocedures die bij alle gedragsinterventies van justitie van toepassing zijn. Tevens worden voorlichtingsbijeenkomsten gehouden om personeel te informeren dat deelnemers werft en selecteert. Ook zijn voorlichtingsbrochures beschikbaar voor deelnemers en personeel. Deelnemers moeten gemotiveerd zijn om te veranderen, grip hebben op een eventuele verslaving, voldoende Nederlandse taalvaardigheid hebben om schriftelijke oefeningen op papier te kunnen uitvoeren, in groepen kunnen functioneren en - indien CoVa middels RISc is geïndiceerd - de CoVa-training hebben afgerond. Het recidiverisico en de tekorten op het terrein van opleiding, werk en leren worden vastgesteld middels RISc (Recidive Inschattings Schalen).
5
Via uitgewerkte meetinstrumenten wordt dit vastgesteld.
Uitvoering en activiteiten Via een samenhangend geheel van leer- en trainingsmodules wordt gericht gewerkt aan de leerdoelen. De gedragsinterventie Arbeid is opgebouwd uit drie modules, die in totaal 22 groepsgerichte sessies van twee uur omvatten. Per module zijn leerdoelen geformuleerd op drie niveaus: kennis en vaardigheden, houding en gedrag. In module 1 “Kiezen voor werk” wordt gewerkt aan vergroting van zelfinzicht bij de deelnemer in relatie tot de arbeidsmarkt met als doel de arbeidsmotivatie van de deelnemer te vergroten en bij de deelnemer een realistisch beeld te bewerkstellingen over eigen mogelijkheden op de arbeidsmarkt. In module 2 “Kunnen werken” worden basale vaardigheden getraind voor het krijgen en behouden van werk. Module 3 “Werk zoeken” sluit aan op het vervolgtraject van de deelnemer bij de gemeente en/of het UWV. Er wordt informatie gegeven over instanties zoals gemeente, UWV, CWI, reïntegratiebedrijven, uitzendbureaus en over werkgevers, er wordt de deelnemer gevraagd na te denken welk traject het beste bij hem past en er wordt geoefend met het gebruiken van zoekkanalen. Sanctiebeleid Alle gedragstrainingen die de reclassering uitvoert kennen een strafrechtelijk kader. Indien een gedragstraining wordt uitgevoerd tijdens de detentie, zit de deelnemer/gedetineerde in een reïntegratietraject. Dit is gekoppeld aan de detentiefasering. Indien een gedetineerde voortijdig uitvalt (om diverse redenen) heeft dit ook consequenties voor zijn detentietraject. Een gedragstraining kan ook als bijzondere voorwaarde opgelegd zijn door de rechter en is dan onderdeel van een strafrechtelijke beslissing. Op niet naleving staat ook een sanctie. Locatie van uitvoering Intra- en extramurale varianten. Toets Theoretisch Effectief Bevat de methodiek een protocol dat / een handleiding die de benodigde handelingen (volgorde, duur, frequentie, intensiteit) en materialen aangeeft?
Ja X
Nee
1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse Kenmerken risico of probleem Het belang van werk ter voorkoming van crimineel gedrag en recidive (protectieve factor) en de betekenis van het gebrek aan vaardigheden op het terrein van onderwijs en/of arbeidsmarkt als criminogene factor worden onderbouwd in het Theoretisch kader. Zo tonen de meta-analyses van Gendreau, Little en Goggin (1996) en van Gaes en Kendig (2002) aan dat een gebrek aan vaardigheden op het terrein van onderwijs en/of arbeidsmarkt een goede voorspeller is voor recidive. In een ander onderzoek.van Gendreau et al (1998) concluderen de onderzoekers op grond van een metastudie van 67 onderzoeken naar recidive zelfs dat factoren gerelateerd aan opleiding en arbeid over het algemeen hogere correlaties met recidive vertonen dan andere criminogene kenmerken. Het hebben van werk is daarnaast een protectieve factor. Zo concludeerde Lipsey (1992) in een internationale metastudie van 400 onderzoeken naar de behandeling van jeugdige justitiabelen dat het hebben van werk het meest effectief is om recidive
6
te voorkomen. In Nederland bevestigt recent onderzoek van Wartna, Tollenaar en Essers (2005) het belang van werk als protectieve factor. Uit divers onderzoek blijkt dat het belang van werk ter voorkoming van crimineel gedrag en recidive (protectieve factor) en de betekenis van het gebrek aan vaardigheden op het terrein van onderwijs en/of arbeidsmarkt als criminogene factor. Dit onderzoek wordt beschreven in het Theoretisch kader. Toets Theoretisch Effectief Is het probleem duidelijk omschreven? Is duidelijk wie het probleem heeft? Is er een analyse gemaakt van de met het probleem samenhangende oorzakelijke, risico-, in stand houdende of verzachtende factoren?
Ja X X X
Nee
1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Gegeven het profiel van de doelgroep (lage opleiding, impulsief, gebrekkig kritisch redeneren, gebrekkige oplossingsvaardigheden) is de bepaling van de juiste leerstijl van groot belang. Kolb geeft hiervoor methodische handvatten. Yochelson en Samenov beschrijven foute denkpatronen van justitiabelen die een rol spelen bij het verkiezen van een criminele loopbaan. Feurerstein beschrijft een methodiek waarmee de trainer een alternatief denkpatroon aan de deelnemer kan presenteren. De sociale afstand tussen trainer en deelnemers is te groot om te verwachten dat deelnemers op concreet gedragsniveau gewenst rolgedrag van de trainer zullen overnemen. Bandura geeft methodische principes waarbij wenselijk gedrag wordt overgenomen van gelijken in de groep (‘peers’). Het kiezen van een groepsinterventie heeft het grote voordeel dat deelnemers van elkaar kunnen leren. Een laag zelfvertrouwen of juist het overschatten van kansen, speelt een grote rol bij justitiabelen bij het effectief zoeken en behouden van werk. Middels het werken aan ‘self-efficacy (Bandura) wordt wenselijk gedrag positief bekrachtigd en wordt het zelfbeeld realistischer. Veel justitiabelen zien voor zichzelf geen of weinig kansen om effectief de arbeidsmarkt te betreden. Prochaska en DiClemente geven een methodisch kader waarmee eerst aan bewustwording wordt gewerkt alvorens men overgaat op het vergroten van motivatie en gedragsverandering. Veel justitiabelen zijn ambivalent in hun voornemen om het rechte pad te verkiezen boven een criminele loopbaan. Het fasenmodel van Prochaska en DiClemente biedt in dit verband geen houvast. Er is meer sprake van een - heen- en-weer-springen van voornemens. Burnett spreekt dan ook van een ‘zig-zag process’. Brunettes typologie van ‘persisteer’ en ‘bezitsters’ houdt rekening met ambivalentie en biedt houvast in het bepalen vanuit welke motivatie een deelnemer op een gegeven moment denkt en handelt. Voor de bepaling van de tekorten waaraan in de gedragsinterventie gewerkt gaat worden is gebruikt gemaakt van de bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur (theorie en empirisch onderzoek) en is, conform het programma van eisen van de werkgroep Interventies, gebruik gemaakt van de inzichten van de Nederlandse interventies Binnen beginnen & Buiten blijven, Nieuw Positief Initiatief en Kiezen voor Werk.
7
In het Theoretisch kader wordt in een schema in paragraaf 7.1 aangegeven in welke samenhang in welke module en sessie vanuit welke wetenschappelijke onderbouwing aan welke tekorten wordt gewerkt en wordt een concretisering gemaakt naar leerdoelen. De gehanteerde werkwijze en methodieken worden beschreven en onderbouwd in het Theoretisch kader en geoperationaliseerd in concrete opdrachten en oefeningen de Trainershandleiding. Werkzame ingrediënten Op persoonlijke leerstijl gerichte aanpak in groepsverband Aanbieden van alternatieven voor foute denkpatronen Stimuleren overnemen wenselijk gedrag via peergroeps. Stimuleren bewustwording als basis van motivatie en gedragsverandering Werken aan tekorten via principes van (1) ‘Binnen Beginnen’ en ‘Buiten Blijven’, (2) Nieuw Positief initiatief en (3) Kiezen voor werk. Toets Theoretisch Effectief Is de verantwoording gebaseerd op een samenhangend betoog (een theorie) over met het probleem samenhangende factoren en de veronderstelde werkzame ingrediënten in de interventie (er wordt méér beschreven dan een algemene verwijzing naar een theorie zoals “De interventie is gebaseerd op de sociale leertheorie”)? Sluit de keuze van de doelen van de interventie aan bij de probleemanalyse? Is aannemelijk gemaakt dat de veronderstelde werkzame factoren in de methodiek leiden tot het bereiken van de genoemde doelen (uit onderzoek, theorie en / of praktijk blijkt dat de methodiek de beoogde doelen bij de doelgroep kan bereiken)?
Ja X
Nee
X X
1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging Eisen uitvoerders en begeleiders De begeleiding gedurende het reïntegratietraject wordt verzorgd volgens de procedures van het recent ontwikkelde Samenwerkingsmodel. Dit model is ontwikkeld vanuit het programma Terugdringen Recidive en is gericht op een goede samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclasseringsorganisaties. Een belangrijk onderdeel daarvan is de verantwoordelijkheidsverdeling en een goede overdracht tussen de verschillende fasen; intramuraal-extramuraal-nazorg. Daarbij worden momenteel in diverse gemeenten projectbureau’s nazorg ingericht om voor een goede overdracht naar de maatschappij te zorgen. Onderdeel daarvan is de overdracht van kennis over de justitiabele. Voor meer informatie wordt verwezen naar de website van het programma Terugdringen Recidive en het rapport Gedragsinterventies. Bij de methode hoort een gespecialiseerde train de trainer en handleiding voor verschillende soorten professionals, zoals trainers, coaches , management. of begeleiders. Om aan de training te kunnen deelnemen zijn specifieke kennis en vaardigheden als trainer of coach nodig. De selectieprocedures worden uitgebreid beschreven, alsmede profielschetsen, taakomschrijving, training, supervisie en functiewaardering. De opleidingen voor trainers en interventiecoaches worden uitgebreid beschreven.
8
De beoordeling of trainers, interventiecoaches en programmamanagers aan de gestelde eisen voldoen wordt uitgebreid beschreven.
Borging: Voortgang- en kwaliteitbewaking Met behulp van diverse instrumenten wordt toezicht gehouden op de kwaliteit van uitvoering: voor/nametingen, procesevaluatie, effectmeting, vragenlijsten voor monitoring tijdens de training en video-monitoring waarbij de kwaliteit van een op de vijf sessies beoordeeld wordt aan de hand van vastgestelde criteria. Het monitoren van de kwaliteit van trainers wordt uitgebreid beschreven. De programmaintegriteit wordt bewaakt door middel van video-monitoring. Dit houdt in dat elke sessie van de gedragsinterventie wordt opgenomen op video. De camera is hierbij enkel gericht op de trainers. Deze video-opnames worden verzameld door de interventiecoaches, die at random één op de vijf bandjes bekijken aan de hand van gestructureerde scoringsmethoden. Per bekeken bandje wordt een video-monitoringformulier ingevuld en besproken met de trainer. Deze methode blijkt een goede manier om zicht te hebben op de kwaliteit van de trainers. Bovendien stellen trainers het op prijs om coachingsaanwijzingen te krijgen, gebaseerd op concrete video-opnames. Uit de pilots van de CoVa blijkt dat deelnemers noch trainers bezwaar maken tegen de aanwezigheid van een videocamera (zoals vooraf werd gevreesd); men vergeet de videocamera al snel. De interventiecoaches worden opgeleid in het beoordelen van de videoopnames.
1.5
Beschrijving onderzoek effectiviteit
Testen Bij de evaluatie van het testen van de interventie ARVA wordt onderscheid gemaakt tussen de proces- en de effect- of productevaluatie. Doelstelling van de testfase is om na te gaan of de training onder gedetineerden en reclasseringscliënten uitvoerbaar is. De testfase geeft inzicht in de mate waarin de training Arbeidsvaardigheden voldoende is uitgewerkt en onderbouwd. Daarnaast is door middel van een procesevaluatie ook de praktische uitvoering van de training te worden gemonitord. Procesevaluatie De procesevaluatie richt zich vooral op de wijze waarop de interventie in de praktijk wordt geïmplementeerd en uitgevoerd, de eventuele knelpunten die zich hierbij voorgedaan en de succes- en faalfactoren. Het belangrijkste evaluatiecriterium hierbij is of de interventie in de praktijk ook op de geplande wijze wordt uitgevoerd (programma-integriteit). Dit vereist een voortdurende monitoring van de wijze waarop de interventie wordt uitgevoerd. De procesevaluatie is zeer systematisch uitgevoerd en heeft geleid tot het bijstellen van de inrichting van het programma en de handleidingen. Resultaatevaluatie 9
De training is daadwerkelijk bij vier groepen uitgetest met een voor- en een nameting door het IVA. In Alkmaar is de training aangeboden aan twee intramurale en één extramurale groep en in Vught aan één intramurale groep. Van de 33 personen die gestart zijn met module 1 hebben er uiteindelijk 24 (73%) de volledige training doorlopen. Het uitvalpercentage bij de extramurale groep (50%) is duidelijk hoger dan bij de intramurale groepen (18%). Het missen van teveel trainingen is de belangrijkste reden geweest voor het de tussentijds uitvallen van deelnemers. Hoewel er een positief beeld komt uit de voor- en nameting over de effectiviteit, door de te kleine steekproef kunnen er (nog) geen significante conclusies uit het effectonderzoek getrokken worden. De komende jaren zal de theoretisch effectieve interventie grootschaliger uit worden getest in de praktijk. Met een aantal ontwerp- en aandachtspunten, die ook in de testfase zijn gehanteerd: De effectevaluatie richt zich daarbij op het vaststellen van de mate waarin de inzet van bepaalde interventies leidt tot gedragsverandering bij de doelgroep en in welke mate deze verandering kan worden toegeschreven aan de interventie (de zogenaamde lineaire causaliteit). In het kader van de effectevaluatie worden drie soorten resultaten onderscheiden: 1. In hoeverre worden de programmadoelen gerealiseerd? 2. In welke mate slagen de deelnemers er in zich te handhaven in de maatschappij en vallen zij niet weer terug in hun oude gedrag (outcome)? 3. Hoe is de verhouding tussen kosten en baten van het project? Realisatie programmadoelen Bij de meting van de programmadoelen is een onderscheid gemaakt tussen de output en de impact van het programma. De output van het programma bestaat uit de diensten (oefeningen, cursussen etc.) die de deelnemers in het kader van de interventie aangeboden kregen en gevolgd hebben. Om deze output vast te stellen zijn de deelnemers en het verloop van het programma voortdurend gemonitord. De impact bestaat uit de invloed die het volgen van het aangeboden programma heeft gehad op het kennisniveau, de houding en de vaardigheden van de deelnemers. Om deze impact goed vast te kunnen stellen is gebruik gemaakt van gestandaardiseerde en gevalideerde vragenlijsten die de deelnemers op het moment dat zij starten met het programma (voormeting) en bij de beëindiging van het programma (nameting) krijgen voorgelegd. Met behulp van deze vragenlijsten kan een indicatie verkregen worden van het kennisniveau, de houding en vaardigheden bij de start en het einde van het programma. De meetuitkomsten tussen de voor- en nameting geven een indicatie voor de vorderingen in kennis, houding en vaardigheden die de deelnemer heeft gemaakt. Hierbij stelt zich de vraag of de eventueel gevonden veranderingen bij de doelgroep rechtstreeks toe te schrijven is aan de interventie of dat deze veranderingen veroorzaakt zijn door iets anders. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is voorzien in een (quasi-) experimentele onderzoeksopzet. In het buitenland heeft het onderzoek van Cook en Campbell (1979) over experimenteel onderzoek een zeer belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het effectevaluatieonderzoek. Om te bepalen of deze vorderingen ook daadwerkelijk toe te schrijven zijn aan het gevolgde programma dient ook bij een controlegroep, die qua achtergrondkenmerken gelijk is aan de deelnemersgroep en die het programma niet gevolgd heeft, een Procesevaluatie testfase ArVa voor- en nameting te worden gehouden. In de meest ideale situatie worden de potentiële deelnemers at random toegewezen aan een groep die het programma wel en een groep die het programma (nog) niet zal volgen. In de praktijk is een randomisering meestal niet haalbaar en wordt de controlegroep zodanig samengesteld dat zij op zoveel mogelijk relevante achtergrondkenmerken overeenkomt met de onderzoeksgroep (matching).
10
Outcome-meting Levert de meting van de programmadoelen een indicatie van het succes van het project, de eigenlijke test van een project vindt pas plaats wanneer wordt nagegaan welk deel van de deelnemers er uiteindelijk ook daadwerkelijk in slaagt zich weer zelfstandig te handhaven in de maatschappij en niet opnieuw te recidiveren. De bepaling van de eigenlijke outcome kan doorgaans pas geruime tijd na afloop van het programma worden vastgesteld. Daarvoor is het noodzakelijk dat de deelnemers ook na beëindiging van het programma een tijd gevolgd worden. Ook in dit geval is het voor een zuiver wetenschappelijke beoordeling van de resultaten noodzakelijk om tevens bij een controlegroep de outcome vast te stellen.
1.6
Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit
Inhoudelijk gezien wordt gezocht naar onderbouwing van de hypothese dat het hebben en houden van werk recidive bij justitiabelen vermindert in termen van een causaal verband. Bij het hebben en houden van werk speelt het aanleren van werknemersvaardigheden een centrale rol. Het ARVA programma is een groepsgewijs ingerichte training werknemersvaardigheden met individuele (leerstijlen) componenten. Deze training zou effectief zijn voor het verwerven van deze vaardigheden voor justitiabelen, een specifieke doelgroep met welomschreven klantkenmerken die kampt met specifieke tekorten. Deze redenering voor het causale verband wordt sterk onderbouwd. In de aanpak zijn vele onderbouwde en gestandaardiseerde handleidingen vanuit specifieke theorievorming opgesteld en middels procesevaluatie bijgesteld en verbeterd. Hierdoor wordt de werking van de interventie zowel op algemeen niveau, als op specifiek niveau inzichtelijk. Met een dunne, nu nog vooral indirecte resultaatevaluatie wordt de werking op meerdere locaties enigszins aannemelijk gemaakt. Het advies is dat deze aan overtuigingskracht zou winnen door grotere aantallen te onderzoeken en met controlegroepen te werken. Dat constateren de onderzoekers overigens ook al zelf in hun onderzoeksrapport! Kwalificatie Theoretisch onderbouwd
Keuze
Operationalisering niveaus Een adequate theoretische onderbouwing ontbreekt Er is een probleemanalyse en een duidelijke en expliciete redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken
X
Deze redenering is bovendien gebaseerd op (getoetste) wetenschappelijke inzichten / theorieën, c.q. er worden technieken gebruikt die in de literatuur bekend staan als bewezen effectief.
Toelichting Veel achterliggende onderzoeken zijn gebruikt. Sterk is verder dat de relatie tussen recidive en werk veelzijdig onderbouwd wordt. De redenering achter de interventie is daardoor eenduidig: er is sprake van een duidelijke interventietheorie. Hierdoor heeft de interventie een duidelijke focus en richting.
11
Procesevaluatie
Een adequate procesevaluatie ontbreekt De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht X
In het onderzoek zijn bovendien de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context betrokken
Toelichting De uitwerking op de doelgroep is door een onafhankelijk onderzoeker op vele aspecten in kaart gebracht. De resultaten zijn vertaald naar verbeterpunten in inrichting, programmering en handleidingen.
Resultaatevaluatie
Een adequate effectevaluatie ontbreekt X
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden zonder controlegroep of er heeft een voor- en nameting plaatsgevonden. Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden waarin gebruik is gemaakt van een experimentele groep en een controlegroep
Toelichting De resultaten zijn indirect zichtbaar, maar (nog) niet significant. Ook zijn er geen controlegroepen gebruikt. Daarmee moet de uiteindelijke effectiviteit van de interventie (nog) overtuigend aangetoond worden.
1.7
Overige voorwaarden voor toepassing
Kosteneffectiviteit Voor zover bekend zijn er geen gegevens beschikbaar over de kosteneffectiviteit.
Overige voorwaarden voor toepassing Nvt
12
1.8
Overige informatie
Ontwikkeld door: PSW Stationsplein 4 Postbus 1228 5200 BG 's-Hertogenbosch telefoon: (073) 612 43 25 telefax: (073) 612 85 75 e-mail:
[email protected] Uitvoerende organisatie Reclassering Nederland Projectleider Marijke Verkroost Manager Interventies Facilitair Interventieteam (FIT) Training CoVa Training arbeidsvaardigheden Onderzoek Uitgever: IVA Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466 Telefax: 013-4668477 IVA is gelieerd aan de UvT
Overeenkomsten met andere interventies Voor zover bekend niet voor deze specifieke doelgroep.
Overige informatie In opdracht van Reclassering Nederland heeft PSW in 2005-2006 de gedragsinterventie Training Arbeid ontwikkeld. Op 20 april 2006 is de gedragsinterventie ingediend bij het bureau van de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Op 13 juni 2006 heeft de gedragsinterventie van de Erkenningscommissie een voorlopige erkenning gekregen. Deze erkenning geldt voor een periode van maximaal 2 jaar. De interventie is in 2008 volledig erkend door de Erkenningscommissie van Justitie. Deze
13
erkenning geldt voor een periode van maximaal 5 jaar.
Lijst met aangehaalde literatuur Theoretische handleiding ArVa 200803.pdf Opleidingshandleiding (Train de trainer) ArVa 200803.pdf Beoordelings- en evaluatiehandleiding ArVa 200803.pdf Managementhandleiding ArVa 200803.pdf Procesevaluatie testfase ArVa 200803.pdf Deelnemerswerkboek bij de trainershandleiding Leeswijzer ArVa.pdf
14