125
Literatuur Algemene kwaliteitscriteria. Utrecht: Nationale Patiënten/Consumenten Federatie, 1996. Atkinson RL Atkinson RC, Hilgard ER. Introduction to psychology. New York: Harcourt Brace Jovanovich, 1983. Baks M. Revalideren in viervoud. Totale-heupprothese. Nursing 2002: juni, 12-17. Balm MFK. Gezond bewegen kun je leren. Gedragsverandering door ergo-, fysio- en oefentherapeuten. Utrecht: Lemma, 2000. Bassett SF, Petrie KJ. The effect of treatment goals on patient compliance with physiotherapy exercise programmes. Physiotherapy 1999;85(3):130-137. Berg-Smith SM, Stevens VJ, Brown KM e.a. A brief motivational intervention to improve dietary adherence in adolescents. Health Education and Research 1999;14(3):399-410. Bernstein DA, Carlson CR. Progressive relaxation: Abbreviatied methods. In: Lehrer PM, Woolfolk RL (eds). Principles and practice of stress management. New York: The Guilford Press, 1993. Boer M de (red). Handboek coördinator patiëntenvoorlichting. Utrecht: Nederlandse Zorgfederatie, 1995. Borne B van den, Geelen K, Pruyn J. Omgaan met emoties bij chronische en levensbedreigende ziekten. Tijdschrift Gezondheidsbevordering 1994;15(2):72-82. Borne HW van den. The patient from receiver of information to informed decision-maker. Patient education and counseling, 1998;34(2):89-102. Bouterse-van Haaren M. Hulpverleners moeten omgekeerd denken en doen. Motiveren als voorlichting op maat. Voedingsmagazine, 2000;13(4):3-5. Bugel, P. Minutenwerk. Volkskrant, 9-11-2002. Burgt M van der, Mechelen-Gevers E van. Preventie: samen werkt het! Gezondheidsvoorlichting door paramedici. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002. Burken P van. Emoties binnen een fysiotherapeutische setting. Fysiopraxis, 2002a;11(3):34-37. Burken P van. ‘Bang zijn’ binnen een fysiotherapeutische setting. Fysiopraxis 2002b;11(5):2022/44. Burken, P van. ‘Boos zijn’ binnen een fysiotherapeutische setting. Fysiopraxis, 2002c;11(7):35-38. Burken P van. ‘Bedroefd zijn’ binnen een fysiotherapeutische setting. Fysiopraxis, 2002d;11(10):17-20. Burken P van, Swank J. Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000. Buijssen H, Putte A van der. Opgelucht. Omgaan met ademhalingsproblemen. Hilversum: Teleac/NOT, 2000. Chin A Paw JMM, Meijer S, Jong W de e.a. Therapietrouw van cystic fibrosis patiënten. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 1995;105(juli):96-104. Cohen F, Lazarus RS. Coping with the stress of illness. In: Stone GC e.a. (eds), Health psychology, a handbook. San Francisco: Jossey-Bass., 1979. Consumentengids 2002;50(10):20-21. www.uw.kwaal.op.internet.nl. Cooil J, Bithell C. Pre-operative education for patients undergoing total hip replacement: a comparison of two methods. Physiotherapy Theory and Practice 1997;13(2):163-173.
126
LITERATUUR
Cott CA, Finch E, Gasner D, Yoshida K, Thomas SG, Verrier MC. The movement continuum theory of physical therapy. Physiotherapy Canada 1995;47:87-95. Coulter A, Entwistle V, Gilbert D. Informing patients. An assessment of the quality of patient information materials. London: King’s Fund Publishing, 1998. Cranenburgh B van. Pijn vanuit een neurowetenschappelijk perspectief. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2000. Cranenburgh B van, Kobus M. Pijn en pijnbestrijding. In: Cranenburgh B van, Dekker JB den, Meerwijk GM van (red), Jaarboek fysiotherapie. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum 1989, 16-26. Damoiseaux V. De integratie van voorlichting in de beroepsuitoefening van oefentherapeuten Mensendieck. Kwartaaluitgave NVOM 1993; 2:5-7. Damoiseaux V, Molen HT van der, Kok GJ. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (269-289). Assen: Van Gorcum, 1993. Dekker F. Patiëntenvoorlichting. De onmacht en de pijn. Baarn: AMBO, 1981. Discussienota Begrippenkader kwaliteit beroepsuitoefening. Zoetermeer: Nationale Raad voor de Volksgezondheid, 1986. Diagnostic and Statistical Manual of Mental disorders (4th ed.) (DSM-IV). Washington, DC: American Psychiatric Association, 1994. Dijkstra A (2002a). Het veranderingsfasenmodel als leidraad bij het motiveren tot en begeleiden van gedragsverandering bij patiënten. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 2002;112(3):62-68. Dijkstra A (2002b). Het veranderingsfasenmodel als leidraad. Motiveren en begeleiden van gedragsverandering (2). Voeding Nu 2002;4(10):18-19. Dijkstra A (2002c). In vijf fasen naar ander gedrag. Motiveren en begeleiden van gedragsverandering bij patiënten (3). Voeding Nu 2002;4(12):21-23. Dollard J, Miller NE. Frustration and aggression. New Haven, CT: Yale University Press, 1939. Douma S. Een mondige patiënt neemt verantwoordelijkheid en regie. Fysiopraxis 1999;8(2):28-30. Ekkers CL, Sanders AF. Stress in de arbeidssituatie. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1987. Fosnaught M. From paternalism to advocacy: patient empowerment. PT magazine 1997;5(11):7077. Fruth SJ, Ryan JJ, Gahimer JA. The prevalence of health promotion and disease prevention education within physical therapy treatment sessions. Journal of Physical Therapy Education 1998;12(1):10-16. Gaasbeek I. Het ontwikkelen van drie checklists om diabetesfolders te recenseren. Utrecht: LCGVO, 1994. Gaillard AWK. Stress, productiviteit en gezondheid. Amsterdam: Nieuwezijds, 1996. Gerards F. Health counseling. Het adviesgesprek in de (para)medische en verpleegkundige zorg. Baarn: Nelissen, 1997. Hagenaars LHA, Bernards ATM, Bos JM. Het psychologisch begrippenkader in het kader van het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel. Issue 2000;16(1):11-15. Hagenaars LHA, Bernards ATM, Oostendorp RAB. Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut, 2000a. Heerkens YF, Heuvel, JSP van den, Mischner-van Ravensberg, CD. Ontwerpstandaard voor een classificatie Verrichtingen Paramedische Bewegingsberoepen (CVPB), deel LI. Amersfoort: SWSF, 1993. Holmes C. The attitudes and perspectives of physical therapist students regarding patient education. Journal of Physical Therapy Education 1999;13(2):8-16. Hommels LM, Molleman GRM. Handboek Preffi. Woerden: NIGZ, 2000.
LITERATUUR
127
Houdenhove B van. Mijn pijn is toch niet ingebeeld. Chronische pijn in een bio-psychosociaal perspectief. Acco: Leuven, 1994. Kanters H, Wieberdink L. Pretesten van schriftelijk voorlichtingsmateriaal. Een handleiding voor de praktijk. Assen: Van Gorcum, 1990. Karasek RA., Theorell T. Healthy work. Stress, productivity, and the reconstruction of working life. New York: Basic Books, 1990. Karsten C. Omgaan met burnout. Preventie, hulp en reïntegratie. Rijswijk: Elmar, 2001. Kessler RC. The effects of stressful life events on depression. Annual review in Psychology 1997;48:191-214. Klaber Moffett JA, Richardson PH. The influence of the physiotherapist-patient relationship on pain and disability. Physiotherapy Theory and Practice 1997;13:89-96. Knibbe NE, Knibbe JJ, Elvers JWH e.a. Rugscholing, wat heeft zin? Onderzoek naar de determinanten van advies- en therapietrouw. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 1997;107(3):60-64. Kok GJ. Theorieën van verandering. In: Damoiseaux V, Molen HT van der, Kok GJ (1993) Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (269-289). Assen: Van Gorcum, 1993. Köke AJA. Andere aanpak chronische rugklachten. Pijnkenniscentrum Maastricht geeft fysiotherapie duidelijke rol. Fysiopraxis 1997;6(8):16-18. Köke AJA, Vlaeyen JWS, Crombez G. Pijnmeting, klinimetrie van chronische pijn. In: Kleef M van, Weber WEJ, Winter F, Zuurmond WWA (red). Handboek Pijnbestrijding. Leusden: De Tijdstroom, 2000. Kompier M. Arbeid, stress en gezondheid. De psycholoog 1991, april. Kooij H, Meijnckens L. Handboek voorlichting aan totale-heup-operatiepatiënten. Eindhoven: Sint Josephziekenhuis, 1992. Kübler-Ross E. On death and dying. New York: Macmillan, 1969. Lang G, Molen HT van der. Psychologische gespreksvoering, een basis voor hulpverlening. Zevende druk. Baarn: Nelissen, 1995. Langewitz W, Denz M, Keller A e.a. Spontaneous talking time at start of consultation in outpatient clinic: cohort study. British Medical Journal, 2002;325:682-683. Lazarus RS. Psychological stress and the coping process. New York: Mc-Graw-Hill, 1966. Lazarus RS. The stress and coping paradigm. In: Eisdorfer e.a. Theoretical basis for psychopathology, New York: Spectrum, 1980. Ley P. Communicating with patients. Improving communication, satisfaction and compliance. Cambridge: Cambridge University Press, 1988. Lienden H van. Bewegen als paradigma, een interview met Rob Oostendorp. Public health forum, 09-01-2001. Linse I. Voorlichten met patiëntenorganisaties. De meerwaarde van samenwerking met ervaringsdeskundigen. Utrecht: LCGVO/NPCF, 1994. Loeser JD, Cousins MJ. Contemporary pain management. The Medical Journal of Australia 1994:153: august 20. Maertens N, Maris N. Patiëntgericht voorlichten. Leerboek voor verpleegkundigen. Utrecht: Landelijk Centrum GVO, 1992. Melzack R, Wall PD. The challenge of pain. Harmondsworth: Penquin Books, 1982. Meijnckens E, Kooij HG. Effecten van voorlichting op de ligduur van totale-heupoperatiepatiënten. Veldhoven: St. Josephziekenhuis, 1994. Molen HT van der, Kluytmans F, Kramer, M. Gespreksvoering. Vaardigheden en modellen. Heerlen: Open Universiteit, 1995. Moor W de. De psychotherapeutische interventie. I. De probleemidentificatiefase. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1982.
128
LITERATUUR
Morgan RL. Psychology, an individualised course. New York: Westinghouse learning Press, 1972. Northern JG, Rust DM, Nelson CE, Watts JH. Involvement of adult rehabilitation patients in setting occupational therapy goals. American Journal of Occupational Therapy 1995;49(3):214-220. Nota 2000. Over de Ontwikkeling van gezondheidsbeleid: feiten, beschouwingen en beleidsvoornemens. Rijswijk: Ministerie van WVC, 1986. Ong, LML, Haes, JCJM de, Kruyver, IPM e.a. Het meegeven van een geluidsopname van het poliklinisch oncologisch consult aan de patiënt; ervaringen van patiënten en artsen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1995;139(2), 77-80. Ontwerp kerndocument gezondheidsbeleid voor de jaren 1990-1995. Doelgericht veranderen. Rijswijk: Ministerie van WVC, 1989. Paul CL, Redman S, Sanson-Fisher RW. The development of a checklist of content and design characteristics for printed health educational materials. Health Promotion Journal of Australia 1997;7(3):153-159. Payton OD, Nelson CE. A preliminary study of patient’s perceptions of certain aspects of their physical therapy experience. Physiotherapy Theory and Practice 1996;12(1):27-38. Poot I. Veranderende autonomie van CVA-patiënten. Begeleiding van de autonomie van CVApatiënten in verpleeghuizen. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 2001;29(5):178-179. Prochaska JO, DiClemente CC. The transtheoretical approach; crossing traditional boundaries of therapy. Illinois, Dow Jones/Irwin Homewood, 1982. Prochaska JO, Redding CC, Evers KE. The transtheoretical model and stages of change. In: Glanz K, Lewis LM, Rimers BK (eds). Health behavior and health education: theory, research and practice. San Francisco CA: Jossey-Bass, 1997. Richtlijnen hartrevalidatie 1995. Deel I. Tweede, herziene druk. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 1997a. Richtlijnen hartrevalidatie 1995/1996. Deel II. Tweede, herziene druk. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 1997b. Riemsma R, Taal E, Brus HLM ea. Individuele voorlichting bij mensen met reumatoïde artritis. Verslag van een experiment gericht op coördinatie van de voorlichting door hulpverleners. Enschede: Universiteit Twente, 1994. Rollnick S, Miller WR. What is motivational interviewing? Behavioral and cognitive psychotherapy 1995;23:325-334. Rotter JB (1966). Generalized expectancies for internal versus external control of reinforcement. Psychology Monographs 1966;80:609. Rumpt J. Op zoek naar de essentie van fysiotherapie: een vergelijking tussen het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel en het model van het bewegingscontinuüm. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 2002;112(1):9-16. Sacks O. A leg to stand on. Nederlandse vertaling: Een been om op te staan (vert. Bab Westerveld). Amsterdam: Meulenhoff Nederland, 1985. Schachter S., Singer JE. Cognitive, social and psychological determinants of emotional state. Psychological Review 1962, 69:379-399. Schreurs, PJG ea. De Utrechtse Copinglijst UCL, omgaan met problemen en gebeurtenissen. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1991. Sluijs EM. Patient education in physical therapy, proefschrift. Maastricht: Rijks Universiteit Limburg, 1991a. Sluijs EM. Therapietrouw van de patiënt en de kwaliteit van voorlichting in de fysiotherapie. In: Cranenburgh B van, Dekker JB den, Meerwijk GM van, Wessel HFM, Wijer A de (eds), Jaarboek Fysiotherapie, 64-79. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum, 1991b. Sluijs EM. Therapietrouw door voorlichting. Handleiding voor patiëntenvoorlichting in de fysiotherapie. Utrecht: LCGVO, 1993.
LITERATUUR
129
Sluijs EM, Hermans IMJ. Problemen die patiënten ervaren bij het doen van huiswerkoefeningen en het opvolgen van adviezen. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 1990;100:175-179. Sluijs EM, Kuiper EB. Problemen die fysiotherapeuten ervaren bij het geven van voorlichting aan patiënten. Een inventarisatie. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie 1990;100:128-132. Stroebe MS, Schut HAW, Bout J van de, Son M van (red). Rouw. In: Handboek Klinische Psychologie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1993. Terra H, Mechelen E van, Burgt M van der. Doen wat kan. Patiëntenvoorlichting door verpleegkundigen. Maarssen: Elsevier, 2000. Verhulst, F. De persoon in een model voor fysiotherapie, Nederlands Tijschrift voor Fysiotherapie 2002;112(5):114-122. Wall P. Pijn. Weten en voelen. Amsterdam: SWP, 2001. Weiner B. Achievement motivation and attribution. Morristown: General Learning Press, 1974. Wersch A van, Prinsen B, Geel B van e.a. Continuïteit van voorlichting bij borstkanker. Interdisciplinaire samenwerking rond voorlichting, zorg en behandeling. Utrecht: LCGVO, 1994. Wessels H, Hetharia A. Handleiding project Patiënten Informatie Dossier. Een solide stap in de richting van protocollering van voorlichting. Utrecht: Academisch Ziekenhuis Utrecht, afdeling Public Relations en voorlichting, sectie patiëntenvoorlichting, 1997. Wilgen CP van, Dijkstra PU, Versteegen SJ. De fysiotherapeutische cognitief-gedragsmatige behandeling bij chronische pijn. Fysiopraxis 2001;10(9):8-11. website: www.tno.nl; Kerngebied Preventie en Gezondheid e-mail:
[email protected]
131
Bijlage 1 Exploreren
Maes (1983) spreekt bij het stellen van vragen over de tunnelstructuur, de trechterstructuur, de flessenhalsstructuur en de systeemloze structuur (voor deze laatste geven wij de voorkeur aan de benaming open/gesloten structuur). Wij voegen hier nog de ‘open structuur’ aan toe.
T P
Tunnelstructuur T De tunnelstructuur bestaat uit een opeenvolging van gesloten vragen, om specifieke, gedetailleerde informatie te verkrijgen. De tunnelstructuur kan bijvoorbeeld gebruikt worden om nauwgezet in kaart te brengen onder welke omstandigheden de klachten precies optreden, welke behandelingen de patiënt in het verleden heeft gehad enzovoort.
P
T
begonnen net na mijn vakantie. Ik was druk doende in mijn tuin en het schoot er ineens in. Het was alsof ze met messen in mijn rug stonden te steken. Dat moet zo te horen wel erg veel pijn gedaan hebben, en dat net na een vakantie. Nou, dat kun je gerust zeggen. Prachtig weer gehad en nergens een centje pijn gehad. Het blijft een prachtig land, dat Italië. Kunt u mij vertellen wat u precies aan het doen was? Ja, ik was paal en perk aan het stellen aan de perkjes. Niet te geloven hoe planten kunnen groeien en in korte tijd alles kunnen overwoekeren. Wat voor bewegingen maakte u precies?
Flessenhalsstructuur T Kunt u mij vertellen wanneer de huisarts u verwezen heeft? P Ja, dat is nu drie weken geleden. T De klachten waren er volgens de huisarts toen al drie maanden? P Ja. T Hoeveel keer bent u bij de vorige therapeut geweest? P Drie keer.
Trechterstructuur De trechterstructuur bestaat uit een beginfase waarin de patiënt ruimte krijgt om zijn verhaal te doen en de therapeut open vragen stelt om het probleem in de breedte te exploreren. Daarop volgt een fase waarin de therapeut gesloten vragen stelt om selectief enkele onderdelen te specificeren. Deze vragen sturen het verloop van het gesprek. T Kunt u mij wat meer vertellen over uw klachten? P Ja, dat is een heel verhaal. De klachten zijn
De flessenhalsstructuur begint met specificering van een onderwerp door middel van gesloten vragen. Daarna volgt een brede exploratie door middel van open vragen. De flessenhalsstructuur is behalve bedoeld om feitelijke informatie te verzamelen, ook bruikbaar om de denk- en belevingswereld van de patiënt in kaart te brengen. T Ik lees hier dat u problemen heeft met de stembanden bij het vormen van geluid; hyperkinetische dysfonie, zegt uw huisarts. P Ja. T De huisarts zegt dat u eerder al eens voor deze klacht verwezen bent. In welk jaar was dat? P Dat is vier jaar geleden. T Sindsdien bent u lange tijd klachtenvrij geweest. P Ja dat klopt, tot dus de ellende weer begon, twee maanden geleden. T Ik begrijp dat ze vier jaar geleden de methode van Pahn toegepast hebben. P Ja, dat klopt, maar ik weet niet meer zo goed wat dat inhield. T Wat kunt u zich er nog wel van herinneren?
132
P Nou, ik weet dat ik het heel moeilijk vond om die methode in de praktijk toe te passen. T Dat lijkt mij gegeven uw beroep (koordirigent) ook niet makkelijk voor u. Hoe heeft u dat toen geprobeerd?’ P Nou, in het begin …
BIJLAGE
1
Later: T U vertelde daarstraks dat het moeilijk was om de aanwijzingen op te volgen. Geldt dat misschien ook nog voor andere situaties? Die worden vervolgens geëxploreerd.
Open structuur Open/gesloten structuur De open/gesloten structuur kan benut worden als een opeenvolging van gespreksmomenten waarbij de therapeut per gespreksmoment kiest voor specificering of exploratie. Specificering past de therapeut toe om nauwgezet de feiten of gevoelens te ordenen, door vragen te stellen. Bij exploratie biedt de therapeut de patiënt de ruimte om te onderzoeken waar de klachten mee samenhangen. De patiënt krijgt zo veel mogelijk de ruimte om zelf na te gaan waar de klachten mee te maken hebben. De therapeut stelt voornamelijk open vragen om dat proces te stimuleren. T We hebben acht behandelingen gehad. Mij lijkt het goed even te evalueren. Hoe gaat het? P Ik ben nog steeds blij dat ik gekomen ben. Had ik niets gedaan, dan was het waarschijnlijk alleen maar erger geworden. Het is alleen moeilijk om de aanwijzingen die we samen besproken hebben, goed uit te voeren als ik steeds onderbroken word tijdens mijn werkzaamheden. Het haalt mij uit mijn concentratie. T Hoe gaat dat dan? P Nou, het gaat er bij ons wat informeel aan toe, iedereen loopt bij iedereen binnen. Of dat nu voor werk is of voor een praatje. T Ziet u mogelijkheden daar iets aan te doen? Er volgt een exploratie van de mogelijkheden.
De open structuur tot slot is een manier van bevragen waarbij de therapeut zo min mogelijk stuurt en zo veel mogelijk ruimte geeft aan de client (non-directieve aanpak). Hij probeert de patiënt zo veel mogelijk te stimuleren om te vertellen. In principe bepaalt de patiënt het onderwerp. De therapeut stelt vragen, parafraseert, reflecteert en vat samen. T Hoe gaat met u? P Nou, het gaat op zich prima. Ik begin geloof ik te merken dat de therapie werkt. Ik heb minder last van de pijn, dus we zitten op de goede weg. Vorige week ben ik een heel eind gaan fietsen. Dat was voor het eerst sinds de operatie. Het ging goed! T Fijn te horen dat we de klacht goed aanpakken en mooi dat zelfs het fietsen weer mogelijk wordt. P Ja, echt geweldig. Zeker wel zo’n dertig kilometer gefietst. Dat deden we eigenlijk al jaren, maar ik was bang dat het er niet meer van zou kunnen komen. Het is een groot wonder! T U verbaast zich erover dat er nog wel iets kan. P Ja, ik dacht echt dat het afgelopen zou zijn. Ik zag als een berg tegen de toekomst op. Moet er niet aan denken, hele dagen en dan niets kunnen. T Wat zou u graag weer willen gaan doen? P Nou, als …
133
Bijlage 2 Checklist voor de beoordeling van folders
Eisen aan folders 1 1.1
1.2
1.3 2 2.1
2.2 2.3
2.4
Bron, doelgroep en boodschap (doel) In een oogopslag/na een keer bladeren is de vraag te beantwoorden: voor wie is de folder bestemd? Wie vormen de doelgroep? Soms wordt de doelgroep genoemd. Ga dan na of die doelgroep ‘klopt’ met jouw waarneming van de folder. Zelfs bij ‘koppen snellen’ wordt de voorlichtingsboodschap duidelijk. Deze is in een of twee zinnen samen te vatten. De herkomst van de folder is duidelijk. Inhoud De inhoud is voor het doel relevant en volledig. De folder bevat geen overbodige informatie, er bestaan geen leemtes. De inhoud is correct. De inhoud bevat zowel voor de boodschap relevante technische informatie (dit gebeurt er) als belevingsinformatie (dit ervaart u) en zelfzorginformatie (dit kunt u doen). De folder vermeldt waar de lezer nadere informatie kan vragen.
3.3
3.4
3.5 3 3.1
3.2
Tekst De tekst is gemakkelijk leesbaar voor de doelgroep. Vuistregels voor de zinslengte: gemiddeld niet meer dan 10 tot 15 woorden per zin. Ook de moeilijkheidsgraad en lengte van woorden zijn van belang. De leesbaarheid kan beoordeeld worden met behulp van formules of door ‘pretesten’ in de doelgroep. De tekst spreekt aan. Dat kan door de lezer rechtstreeks aan te spreken met u of je en door de beroepsbeoefenaars of de setting aan te geven met ‘ons personeel’, ‘wij’, ‘ons team’. Het is echter geen wet van Meden en Perzen dat dit de enige correcte ‘aansprekende’ benadering zou zijn. Een tekst kan aansprekend zijn zonder deze
3.6
3.7
4 4.1
4.2
vorm te kiezen. Soms is direct aanspreken juist niet gewenst. Dit hangt af van de boodschap en de doelgroep. Het gaat erom dat het geheel de boodschap overdraagt aan de lezer. De toon is prettig en passend bij het doel (de boodschap) en de doelgroep. Een informele, zakelijke of emotionele toon kan op zich uitstekend zijn, als de toon de boodschap maar ondersteunt. De lezer wordt beschouwd als gelijkwaardige partner, die in staat is zelfstandig verantwoorde beslissingen te nemen. Betutteling en blijk van autoritaire verhoudingen ontbreken. Woorden als ‘dienen, moeten, mogen’ ontbreken of zijn zo spaarzaam mogelijk gebruikt. Als ze al noodzakelijk zijn, is het prettig dat de folder uitleg geeft over de reden van een instructie of verbod. Jargon ontbreekt. Taal die in een beroepsgroep ‘gewoon’ is, kan daarbuiten onbegrijpelijk jargon zijn. Moeilijke woorden worden meteen uitgelegd. Het taalgebruik straalt dynamiek (activiteit) uit. De lijdende vorm van werkwoorden ontbreekt zo veel als mogelijk. Het taalgebruik is modern en eenvoudig. Woorden als ‘gaarne, alvorens, derhalve, dientengevolge’ ontbreken. De tekst heeft een logische opbouw. Het lezen van de ‘koppen’ biedt een logisch samenhangend overzicht. Vormgeving De voorkant. Uit de voorkant zijn de doelgroep en boodschap af te leiden. De achterkant. De ‘afzender’ is duidelijk: de herkomst van de folder is aangegeven. Er is aangegeven waar de lezer terechtkan voor meer informatie.
134
4.3 4.4
BIJLAGE
Het lettertype is prettig. De hoogte is minimaal 2 millimeter. De vormgeving biedt een ‘visueel pad’ door de informatie. De vormgeving loodst de ogen via een logische weg door de informatie.
4.5
2
De illustraties ondersteunen de tekst (ondersteunen de boodschap). De illustraties zijn aantrekkelijk.
Het geheel draagt de boodschap adequaat over aan de doelgroep.
135
Bijlage 3 Organisaties en adressen
Centrum Gezondheidsbevordering op de Werkplek (centrum GBW), Woerden (0348) 43 76 83 website: www.gbw.nl
Nederlandse Hartstichting, Den Haag website: www.hartstichting.nl e-mail:
[email protected] infolijn: 0800 300 03 00 (ma-vrij 9-17 uur)
Consumentenbond: Consumentengids 2002;50(10):20-21 website: www.uw.kwaal.op.internet.nl.
Nederlandse Kankerbestrijding/Koningin Wilhelmina Fonds, Amsterdam website: www.kwf.nl hulp- en informatielijn: 0800 022 66 22
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag website: www.minvws.nl Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ), Woerden (0348) 34 76 00 website: www.nigz.nl; www.nigz.nl/kennis/preffi e-mail:
[email protected] Nationale Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) (030) 297 03 03 website: www.ncpf.nl Nederlands Astma Fonds (NAF), Leusden website: www.astmafonds.nl infolijnen: caralijn 0800 227 25 96; astmajongerenlijn 0800 024 24 44 (ma-do 19-21 uur)
Nederlands Paramedisch Instituut website: www.paramedisch.org Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) website: www.rivm.nl TNO-Preventie en Gezondheid (TNO-pg), Leiden (071) 518 18 18 website: www.tno.nl; Kerngebied Preventie en Gezondheid e-mail:
[email protected]
137
Register aangeleerde hulpeloosheid 49, 50, 56 adherence 43, 82 ADL, verankering in 63, 100, 106, 109 adviezen op maat zie maatwerk afstemming van voorlichting 67, 113, 116 afstemmingsmodellen 114, 116 afweging 13, 77 – voor- en nadelen 13, 39, 78, 79 agressie 47, 48 angst 5, 20, 43, 47, 49, 53, 55, 57, 58, 60, 65, 67, 70, 73, 109 – anticipatoir 53 appraisal 37, 39, 40, 53 ASE-model 77 assertiviteit 48 Astmakids (cursus) 95 attitude 77, 81, 82, 88 attribueren 34, 35 attributie 34, 36, 40, 52, 58, 60, 86, 88 barrières 4, 5, 40, 69, 91, 92, 93, 100 begrijpen 13, 17, 67 behandeldoel zie doel van de behandeling behandelplan 14, 15, 18 behoefte van de patiënt 3, 5, 24, 26, 62, 63, 64, 66 – aan voorlichting 1, 2, 68, 70 beloning 54, 83 beperking 6 beroepsprofiel 7, 8 bewegingsangst 53 bewegingscontinuüm 2, 3 binnenoplossingen 114 boodschap 23, 26, 61, 63, 64, 71, 72, 121 boosheid 47, 48 buitenoplossingen 115 cognities 55, 56, 58 cognitieve benadering 39, 56, 98 cognitieve factoren 55, 56 communicatie 12, 23, 31 – inhouds- en betrekkingsaspect 26 – verbaal en non-verbaal 31 compliance 43
conditioneren 54, 93 contract 55, 97, 99 controle over de situatie 43, 44, 46, 68 coördinator patiëntenvoorlichting 116 coping 36, 41 – emotiegericht 37, 39 – emotieregulerend 37, 38 – probleemgeoriënteerd 37, 38 – probleemgericht 37, 38 – stijlen van 36, 38, 39, 55, 60, 71 Cott (model van Cott) 2, 3 counseling 11, 12, 13 cues 100 Dekker 11 depressie 49, 50, 52 determinanten 6, 7, 82 diagnose-receptmodel 5, 28, 30, 32 doel van de behandeling 16, 17, 114 doel van de voorlichting 11, 114 – formuleren van 16, 17 doelgroep 119 DSM-IV 42, 59 educatie 11, 12 effect 3, 45 effectiviteit van voorlichting 62 eigen effectiviteit 77, 80, 82, 85, 88 zie ook zelf-effectiviteit einddoel 16, 17 emotiegerichte coping 37, 39 emotieregulerende coping 37, 39 emotionele gesteldheid 41, 43 empathie 31, 48 ervaringsdeskundigen zie lotgenoten evaluatie 9, 14, 15, 20, 21 externals 33 factoren, cognitief 55, 56 fasenmodel van gedragsverandering zie stages-of-changemodel van gedragsverandering feedback 4, 20, 23, 24, 93, 97, follow-up 37, 92, 93, 98, 100, 104, 106, 107 formuleren van voorlichtingsdoelen 14 functies van voorlichting 11
gedragscode 7 gedragstherapie – gedragstherapeutische principes 54, 55, 58 gedragsverandering (proces) 12, 13 gelijkwaardigheid 5, 62 geloofwaardigheid 62 generalisatie 92, 93, 98, 100, 110 goalsetting 97, 100 haalbaarheid 16 haalbaarheidsverwachting 77, 80 handicap 6, 15 health counseling 11, 12 Health Counselingsmodel 13 heretiketteren 82, 87 hulpeloosheid, aangeleerd 4, 49, 50, 51, 56 15 informed consent zie toestemmingsvereiste inhouds- en betrekkingsaspect van communicatie 26 inpassen in het dagelijks leven zie verankering in ADL instructies 1, 11 internals 33 interpreteren 40, 91, 92 ICIDH
Johari-venster 26 kanaal 23 kwaliteit van voorlichting 9 kwaliteit van zorg 9 Lazarus 37 leren 52 life events 36, 39 locus of control 33, 34, 36, 40, 42, 45, 47, 51, 52, 56, 60 Loeser 52, 54, 56, 108 lotgenoten 55, 80, 84, 87 lotgenotencontac 55, 117 maatwerk 27 MDBB-model 33 methodisch handelen 13, 15, 17, 20 modeling 55, 80, 82, 84, 87, 88, 116 zie ook voorbeeldgedrag
138 model-leren zie modeling momentenlijn 114, 115 mondigheid 4 Nota 2000 6 onthouden 67, 69, 70, 73, 119 ontvanger 5, 23 Ontwerpstandaard voor Classificatie Verrichtingen Paramedische Bewegingsberoepen 8 operante conditionering 54 operante pijn 55 oplossingsstrategieën 84, 86, 106 overweging 13, 82 participatie 12, 14 patiëntenorganisaties 84, 117 patiëntenperspectief zie perspectief van de patiënt patiëntenverenigingen zie patiëntenorganisaties persoonsgebonden factoren 13, 28, 31 perspectief van de hulpverlener 2 perspectief van de patiënt 4, 26, 70, 81, 117 perspectief van de therapeut 2, 117 pijn 52, 57 pijnbeleving 52, 53, 55, 108, 109 pijngedrag 52, 54, 55, 97, 108 pijngeheugen 53 planmatig handelen zie methodisch handelen preventie 7, 107 privacy 26, 62 probleemgeoriënteerde coping 37, 38 probleemgerichte coping 94 problemen bij de uitvoering 92, 93 psychogene klachten 57, 58 psychosomatische ziekten/klachten 57 regie 94 relaxatieprocedures 39, 40
REGISTER
respondente pijn 55 39, 45, 46, 56, 58, 82, 88 risico-inschatting 78, 81 risicosituaties 17, 104 Rotter 33 ruis 24, 69 RUMBA-criteria 18 RET/REBT
samenwerking en samenwerkingsrelatie 5, 6, 26, 28, 61, 63, 65, 66 self efficacy zie eigen effectiviteit Sluij 1 smart-criteria 18 sociale invloed 77, 79 sociale omgeving 7, 39, 77, 79 sociale steun 45, 81, 88 somatisatie 57, 58, 59 somatoforme stoornis 42, 57 stages of change-model van gedragsverandering 13 stap begrijpen 67, 76, 91, 92, 120 stap blijven doen 103, 111 stap doen 97, 101 stap kunnen 91, 96, 120 stap openstaan 61, 66, 120 stap willen 39, 77, 89, 123 stappenmodel 22 steun 43, 45, 50, 79, 81, 84, 105, 106 stijlen van coping 36, 39 stoornis 15, 42, 57 strains 36 stress 36, 39, 40
verbale en non-verbale communicatie 4, 24, 26, 31, 47, 54, 62, 65, 106 verlies, verliesverwerking 41, 43, 49 verslaglegging 114 verwachtingen 1, 3, 5, 8, 13, 61, 64, 66, 77, 81, 120 verwerkingsproces 41, 42, 47, 49, 60 voor- en nadelen 13, 39, 77, 79, 81, 83, 88 voorbeeldgedrag 55, 56 voorlichting – afstemming van 9, 113, 115, 116 – als multidisciplinaire taak 113, 117 – behoefte aan 1, 2, 68, 70 – effectiviteit van 23, 62 – functies van 8, 11 voorlichtingsboodschap, aspecten van 113, 120, 121 zie ook boodschap voorlichtingsdoel zie doel van voorlichting voorlichtingsmateriaal 119, 123 voorlichtingsmoment 114, 115 voorlichtingsprojecten 114, 115 – informatiemodule hartrevalidatie 116 – ontspanningsmodule hartrevalidatie 116 – patiënteninformatiedossier 119 – Zorgprotocol borstkanker 115 – voor patiënten met een totaleheupoperatie 2, 85, 114, 115 WGBO
terugkoppeling 24, 31 terugval 13, 104 tevredenheid 4, 100, 106 therapeutenperspectief zie perspectief van de therapeut therapietrouw 43 toestemmingsvereiste 9 vaardigheden 11, 17, 91, 92, 94 verankering in ADL 63, 100, 106, 109
9
zelfbeschikking 6 zelf-effectiviteit 80 zie ook eigen effectiviteit zelfmanagement 2, 5, 6, 12, 63, 97, 99, 105, 106, 108, 109 zelfzorg 6, 8, 94 zender 23, 24