www.ludiek-pedagogiek.eu
Hofcultuur Hofstad Leeuwarden
Auteur: Roland van der Wal Eind mei 1651 reisde een Friese afvaardiging naar Den Haag om voor stadhouder Willem Frederik bij Amalia van Solms, weduwe van Frederik Hendrik, de hand van prinses Albertine Agnes te vragen. Na de audiëntie zond afgevaardigde Joachim van Andreae het goede nieuws alvast per post vooruit. Hierin deed hij verslag van de conversatie met Amalia, die hem had gezegd: "Indien gij graeff Willem verseekert van mijnen vollencoomenen wille, geneegentheit en resolutie tot het houlik, sult ghij niet buijten die waerheit gaen." Definitieve toestemming lag bij Albertine, maar Amalia had de Friezen toegestaan het aanzoek aan haarzelf over te brengen. Het 17-jarige meisje had afgevaardigde Pibo van Doma bedremmeld aangehoord en niet zelf gereageerd. Dit had ze overgelaten aan haar moeder, die echter vertelde dat Albertine had gezegd zich te schikken naar de wil van haar moeder. Natuurlijk zag Amalia zich als weduwe genoodzaakt deze gewichtige zaak nog met haar schoonzoon Friedrich Wilhelm, de grote keurvorst van Brandenburg te overleggen. Tot zolang moest gewacht worden op een definitieve uitspraak. Toen niet lang daarna de keurvorst en zijn vrouw in Den Haag waren gearriveerd, bezochten de Friese heren Amalia opnieuw. Zij kon hun toen meedelen dat ze definitief had besloten haar dochter aan de Staten van Friesland en Groningen toe te vertrouwen. Wat betreft de definitieve huwelijksvoltrekking evenwel was Willem Frederik overgeleverd aan de grillen van Amalia. Zij stelde de bruiloft uit tot volgend voorjaar en eiste bovendien dat die zou plaatsvinden in het Duitse Kleef. Maar eindelijk, op donderdag 2 mei 1652 vindt het huwelijk plaats. Willem Frederik schrijft in zijn dagboek: "God sie gedanckt dat het soo wijt gekomen is Ö hoop het sal een goedt hauwelijck geven." Na het huwelijksfeest kondigt Amalia aan dat ze met haar gevolg (totaal ongeveer 150 personen!) in Leeuwarden wil komen logeren. Daar is niet op gerekend en in allerijl moet nu een passende ontvangst worden geregeld. Daarvoor wordt een commissie van ontvangst benoemd met als belangrijkste leden de drie vertrouwelingen van de stadhouder: Pieter Allard van Jongestal, Johan van Aylva en Alle van Burum. Literatuur: Groeneveld, S., e.a. (red.), Nassau uit de schaduw van Oranje, Franeker: 2003 Kooijmans, L., Liefde in opdracht ñ Het hofleven van Willem Frederik van Nassau, Amsterdam: 2000 De Invalshoeken Kunst en opdrachtgever: Een passende verering voor de prinses.
Kunst en religie: Vermaak en vreze Gods. Kunst en wetenschap: De hogeschool van Franeker. Kunst en vermaak: De Friesche Vrijheit barst uit in Blijheit. Kunst intercultureel: Een servies van Chinees porselein. Kunst en esthetica: De smaak van de burger. Een passende ‘verering’ voor de prinses De hofcultuur is ontstaan uit het streven van de vorsten, om door middel van kunst hun macht en aanzien uit te drukken. Door de pracht en praal aan het hof moest het volk worden geïmponeerd. In Friesland is Willem Frederik de eerste stadhouder geweest die serieus aandacht heeft geschonken aan de verfraaiing van zijn hof. Zeker met de komst van hare hoogheid Amalia en haar gevolg moet het hof een smaakvolle indruk op de hoge gasten maken. Het hof moet getuigen van een zekere kunstzinnige allure. Daarvoor dient de kamer van Albertine behangen te worden met goudleer en moeten er nieuwe tapijten komen. Er moet een juwelier in de arm genomen worden die een gouden lampetkan voor haar slaapkamer kan maken. En natuurlijk moeten er statieportretten van de prinses worden geschilderd. Nota bene! Wanneer stad en gewest in gebreke blijven, zal de stadhouder zich genoodzaakt voelen een andere residentie te kiezen. Daarmee verliest Friesland een man van gezag en aanzien, die zijn invloed kan aanwenden ten gunste van stad en gewest. U bent dus gewaarschuwd. In hoeverre is het Leeuwarder hof een centrum van cultuur? Wat wordt er zoal gedaan op het gebied van muziek, dans en toneel? Waar haalt men zo gauw mooie meubelen vandaan? Wie moet de portretten schilderen? Hoe moet de ontvangst gefinancierd worden? Hoeveel macht en aanzien heeft Willem Frederik feitelijk? Literatuur: Groeneveld, S., e.a. (red.), ibid. Keuning, S. (red.), De bespiegeling, Deventer: 2001 Kooijmans, L., ibid. Liefde in opdracht Vermaak en vreze gods Indien Jongestal en de zijnen ter ere van het hoge bezoek een orgelconcert in de Grote Kerk willen organiseren, is voorzichtigheid geboden, wil men de calvinistische predikanten niet tegen zich in het harnas jagen. Calvijn beschouwde muziek als vermaak en veroordeelde het vermaak dat niet in de vreze Gods en met het gemeen nut der maatschappij overeenkomt. Geheel in zijn geest was nog maar zo’n 30 jaar geleden op de Dordtse Synode besloten dat de orghelen, gelijck se voor een tijd geduldet waren, alsoo met den eersten, ende op
allervoeglyckste moesten weggenomen wordení. En zou er ook een gelegenheid zijn om enkele teksten uit de Friesche Lusthof, die in de toonzetting van Vredeman een ëweelde voor het oor zijní ten gehore te brengen? Welke muziek kan de steile calvinisten bekoren? En hoeveel macht hebben de predikanten in de noordelijke Nederlanden? Bestaat er na de beeldenstorm (1566) geen religieuze beeldende kunst meer in de protestantse Nederlanden? Hoe streng zijn de calvinisten eigenlijk, nadat er geen strijd meer hoeft te worden geleverd en hoe protestants was de Republiek eigenlijk omstreeks het midden van de zeventiende eeuw? Literatuur: Huizinga, J., Nederlandís beschaving in de 17de eeuw, Groningen: 1976 Keuning, S. (red.), ibid. De bespiegeling Knuvelder, G., Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, s-Hertogenbosch: 1958 Schama, S., Overvloed en onbehagen, Amsterdam: 1989 Schˆffer, I., e.a. (red.), De Lage Landen 1500ñ1780, Amsterdam: 1978 Hogeschool van Franeker Natuurlijk kan een delegatie van de academie te Franeker niet uitblijven. Niemand minder dan Ulricus Huber zou een lofrede moeten uitspreken over het nieuwe paar. Maar pas op, met deze uitnodiging mag de Franeker magistraat zich niet gepasseerd voelen! En zou het wel verstandig zijn het hooggeëerd bezoek te laten merken met hoeveel vrijheid allerlei nieuwlichterij naast traditionele opvattingen in de academie kan bestaan? Waardoor kenmerkt zich de relatie tussen hof en academie? Waarom kan het hof goede sier maken met Ulricus Huber? Hoe zou zijn lofrede geklonken hebben? Op welke nieuwlichterij wordt gedoeld en wat zegt dit over de positie van de Franeker academie in het licht van nationale en internationale contacten? Literatuur: Ekkart, R., Frieslands Hogeschool en het Rijks Athenaeum te Franeker, Franeker (jaar van uitgifte onbekend) Groeneveld, S., e.a.. (red.), ibid. Nassau uit de schaduw van Oranje Kooijmans, L., ibid. Liefde in opdracht De Friesche Vrijheit barst uit in Blijheit’ Belangrijke bemoeienis bij de feestelijke opluistering van de ontvangst en verdere gebeurtenissen is weggelegd voor de rederijkers, de heren met de rappe tong. De festiviteiten bestaan uit optochten en spektakelstukken in de openlucht op het plein
tegenover de Grote Kerk. Langs de route worden triomfbogen gebouwd met daarin tableaux vivants van belangrijke historische gebeurtenissen. Tot de uitgebeelde gebeurtenissen behoort natuurlijk de slag tegen de Romeinen in 28 n.C. De uitgebeelde gebeurtenissen worden begeleid met teksten en ÈÈn daarvan luidt ëDe Friesche Vrijheit barst uit in Blijheití. Trompetters begeleiden de feestelijkheden, sommige uitgedost als Romein, weer anderen als wilde Braziliaan. En wat is volksvermaak zonder vuurwerk? Wat waren dat voor mensen, die rederijkers? Zou de inhoud van het spektakelstuk de goedkeuring van Willem Frederik wel kunnen wegdragen? Ook in de Kerkstraat wordt een triomfboog gebouwd. Hoe ziet die eruit en op welke manier wordt de historische gebeurtenis door de levende beeldengroep uitgedrukt? Zouden de Leeuwarders wel blij zijn met de Franeker jongeren die in het kielzog van de academische afvaardiging de stad bezoeken? Literatuur: Ekkart, R., ibid. Frieslands Hogeschool Keuning, S. (red.), ibid. De bespiegeling Knuvelder, G., ibid Handboek Kooijmans, L., ibid. Liefde in opdracht Rek, J. de, Van hunebed tot Hanzestad, Baarn ca. 1971 Een servies van Chinees porselein Vanaf de zeventiende eeuw worden de wereldzeeën bevaren door Nederlandse schepen. Ze komen terug met specerijen uit de ‘Oost’, exotische voorwerpen uit verre oorden en Chinees porselein. Voor deze niet-westerse producten bestaat grote belangstelling. En niet minder voor de verhalen over vreemde volken en hun merkwaardige gebruiken. Een gekleurde inboorling die wordt meegebracht op een schip is een bezienswaardigheid. Al dat vreemde spreekt tot de verbeelding van de mensen hier. In dit licht zou het niet verwonderlijk zijn indien het geschenk van de notabelen voor de prinses een servies van Chinees porselein is; of zou het namaak zijn? Evenmin moet men er van opkijken wanneer in de optocht exotisch verklede lieden meelopen, zwart geschminkt en al. Onderzoek de openheid van de Nederlanders voor niet-westerse culturen. In hoeverre kunnen we hier spreken van interculturele ontmoetingen waarbij getracht wordt de cultuur van de ander werkelijk te begrijpen? Literatuur: * Keuning, S. (red.), ibid. De bespiegeling * Kooijmans, L., ibid. Liefde in opdracht * Price, J.L., The Dutch Republic during the 17th Century, London: 1974
De smaak van de burger Van een calvinistische kunst kunnen we niet spreken, aldus de historicus Huizinga. Eerder sloot het calvinisme goed aan bij de Nederlandse mentaliteit uit de zeventiende eeuw. Deze werd gekenmerkt door nuchterheid en realisme. Het calvinisme en zijn puritanisme hebben zeker invloed gehad op die mentaliteit. Maar tegenover de calvinistische onverdraagzaamheid vormde zich de typisch Nederlandse mentaliteit van gematigdheid en nuchtere relativering. Dit blijkt wel uit het gedogen van katholieken, remonstranten en joden. Juist de mogelijkheid het eigen geloof tot geloofsbehoud maakte de Republiek aantrekkelijk voor immigranten die elders werden vervolgd. Daaruit blijkt eerder de invloed van Erasmus dan van Calvijn. In ‘Overvloed en onbehagen’ wijst Schama op het dilemma in het Nederlandse volkskarakter van de zeventiende eeuw: de paradox tussen rijkdom en moraliteit, tussen pronkzucht en gematigdheid, economische macht en schuldbesef. Een paradox die schuil gaat achter het realisme en die hij weerspiegelt ziet in de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst. Hieruit spreekt zowel melancholie als temperament, steeds is er die balans tussen het blijvende en het vergankelijke, het onbeweeglijke en het levendige. De renaissancistische soberheid schijnt goed samen te gaan met de protestantse nuchterheid. De Renaissance wordt gekenmerkt door een afgewogen stijl, een gevoel voor de juiste maat en rust. Een stijl die wordt geïnspireerd door de klassieke Oudheid. Ook een hang naar de zintuiglijke wereld en haar schoonheid is kenmerkend voor de Renaissance. En haar geloof in het individuele, persoonlijke doorleefde, corresponderend met een uitgesproken persoonlijk stijlgevoel. Deze stijl sloot heel goed aan bij de protestantse Nederlanders. De eerste helft van de zeventiende eeuw geldt dan ook als bloeiperiode van de Nederlandse renaissancistische kunst. Met daarnaast ook ‘inheemse’ allegoristische en moralistische kunstvormen en het realisme. Artistiek, kunstzinnig was deze periode dus zeker niet eenduidig, maar juist rijk geschakeerd. Volgens Knuvelder deed de Barok pas na 1650 enigszins haar intrede in Nederland. In de Barok komt de hofcultuur tot volle ontplooiing. Maar de cultuur aan het hof van stadhouder Willem Frederik draagt veel meer de trekken van de burgerlijke cultuur uit de protestantse noordelijke Nederlanden. Burgerlijk in typisch Nederlandse zin heeft niet de betekenis van het Franse ‘bourgeois’ of Duitse ‘grossbürgerlich’. In het Nederlandse protestantisme wordt de tegenstelling tussen aristocratie en burgerij overbrugd. De dominee komt evenzeer op bezoek bij de slager als bij de stadhouder. De anti-aristocratische strekking van het kerkelijke leven maakte dat de grens tussen de klassen niet scherp was. Om van standen maar niet eens te spreken. De adel in de Republiek was een burger-adel met grote openheid naar ‘beneden’. Die burgerlijkheid uitte zich in soberheid en zuinigheid, die men eerder binnenshuis liet varen dan naar buiten toe. We zouden hier kunnen afsluiten met Huizinga’s typering van de Nederlanders: ‘we zijn burgers’, of men nu Van Nassauwe heet of Van der Wal.
Waaruit blijkt die protestantse cultuur aan het hof van stadhouder Willem Frederik? In hoeverre komt de heersende smaak uit de zeventiende eeuw tot uitdrukking in het uiterlijk van het hof? En in hoeverre wordt de ‘passende’ verering en de opluistering van de ontvangst hierdoor beïnvloed? Wat zal er benadrukt worden in de lofrede over de stadhouder en zijn gemalin? Literatuur: Huizinga, J., ibid. Nederland’s beschaving Keuning, S. (red.), ibid. De bespiegeling Knuvelder, G., ibid. Handboek Kooijmans, L., ibid. Liefde in opdracht Schama, S., ibid. Overvloed en onbehagen Schöffer, I., e.a. (red), ibid. De Lage Landen Achtergrond informatie Willem Frederik graaf van Nassau-Dietz (1613ñ1664) stadhouder van Friesland, Gronigen en Drenthe Het ambt van stadhouder dateert van de vijftiende eeuw. Een stadhouder was de plaatsvervanger van de vorst, eerst van het Bourgondische huis, later van het Habsburgse huis. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog zweert de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het gezag van de Spaanse koning Philips II af. Elk der gewesten kreeg een Statencollege en de lopende zaken werden behartigd door Gedeputeerde Staten. Elk gewest zond weer een afvaardiging naar de overkoepelende Staten Generaal. Daarmee was de stadhouder feitelijk overbodig. Maar omdat de gewesten wilden beschikken over een man van aanzien en gezag, die zou kunnen optreden als bemiddelaar tussen verschillende facties, bleef het stadhouderschap toch bestaan. Maar nu waren het de staten die de stadhouder van zijn taken voorzagen. Ook bleef de stadhouder als kapitein-generaal aan het hoofd van het gewestelijk leger staan. Overigens was de macht per gewest verschillend. Zo had de stadhouder in Friesland meer gezag dan in Groningen. De macht en invloed van de stadhouder was gebaseerd op het patronagesysteem of het systeem van cliÎntelisme. De stadhouder vergaf bestuurlijke functies en door iemand te begunstigen verwachtte hij loyaliteit van de begunstigde. Willem Frederik was stadhouder van Friesland sinds 1640, van Groningen en Drenthe vanaf 1650. Hij werd stadhouder nadat zijn ÈÈn jaar oudere broer Hendrik Casimir in 1640 sneuvelde. Hun vader, Ernst Casimir (1573 ñ 1632) was de zoon van de Friese stadhouder Willem Lodewijk, bijgenaamd ⁄s Heit. Willem Lodewijk was nauw verbonden met het huis van Oranje. Hij was gehuwd met Anna Oranje-Nassau en de adviseur van zijn zeven jaar jongere neef, prins Maurits. Maurits was de zoon van Willem de Zwijger, prins van Oranje. Het huis van Oranje was machtiger en rijker dan dat van de Nassaus. Bovendien bezat Maurits vijf gewesten waaronder de aanzienlijkste, te weten Holland en Gelre. Ten slotte
voerde Maurits in Den Haag een hofhouding van een zekere allure; het Leeuwarder hof was veel bescheidener. Toen Willem Lodewijk in 1620 kinderloos stierf stelden Groningen en Drenthe Maurits als stadhouder aan. Alleen Friesland koos voor Willem-Lodewijks jongere broer Ernst Casimir. Zo werd Maurits de meest centrale persoonlijkheid binnen de Republiek. Maurits streefde ernaar het stadhouderschap van de noordelijke Nederlanden binnen de familie te houden. Mocht zijn jongere broer Frederik Hendrik geen mannelijke nazaten krijgen, dan moest de Friese tak het stadhouderschap over alle Nederlandse gewesten erven. Frederik Hendrik liet echter in zijn testament opnemen dat indien zijn zoon kinderloos stierf, een van zijn dochters en niet de Friese Nassaus erfgename zou worden. Achter deze wijziging zat vooral Frederik Hendriks vrouw Amalia van Solms. Die deed er alles aan om het huis van Oranje aanzien te geven, door haar kinderen uit te huwelijken bij aanzienlijke families. Dit maakte de relatie tussen het huis van Oranje-Nassau in Den Haag en dat van de Friese Nassau-Dietz er niet inniger op. Deze was dan ook lang zo goed niet als eertijds die tussen Maurits en Willem Lodewijk. Vertrouwelingen van de veel machtiger Oranjes waren actief binnen de Staten Generaal om dit overkoepelende orgaan te laten kiezen voor ÈÈn stadhouder over alle provincies. Hierdoor zou de Republiek meer eenheid en hechtheid krijgen. Friesland stelde na de dood van Hendrik Casimir echter Willem Frederik als stadhouder aan uit vrees voor al te veel macht van Frederik Hendrik. De Friese stadhouder kon nu rekenen op een uiterst kille ontvangst en behandeling ten paleize van de Oranjes in Den Haag. Door een meer diplomatieke en volgzame opstelling tegenover Frederik Hendrik en zijn zoon Willem II klaarde de lucht enigszins op tussen de Nassaus en de Oranjes. Ondertussen deed Willem Frederik steeds meer bestuurservaring op en ontwikkelde daarmee aanzien. Toen Willem II in 1650 overleed stelden Groningen en Drenthe hem als stadhouder aan. Het huis van Oranje was hierdoor aanzienlijk verzwakt. Pas een week na de dood van Willem II werd zijn zoon Willem III Hendrik geboren. Het gevaar voor uitsterven van het huis Oranje was niet denkbeeldig. Het was onder deze dreiging dat Amalia van Solms toestemming gaf voor het huwelijk van haar dochter Albertine Agnes met Willem Frederik. Dat zou de Oranjedynastie binnen de Republiek kunnen verstevigen. Natuurlijk had ze haar dochter veel liever uitgehuwd aan een bruidegom van vorstelijker allure dan de graaf van Nassau-Dietz. Van een echte hofcultuur kon in Leeuwarden niet worden gesproken, daarvoor waren de financiële middelen van de Friese Nassaus te gering. Onder de eerste Friese stadhouders was er zelfs nauwelijks sprake geweest van een hof. Tijdens de Opstand waren zij het grootste deel van de tijd op veldtocht. Ook Willem Frederik was aanvankelijk meer niet dan wel aanwezig. Pas toen de vredesonderhandelingen met de Spanjaarden echt op gang kwamen en veldtochten achterwege bleven, kon hij meer aandacht aan zijn hof besteden. In de eerste plaats werd het hof uitgebreid met een tuin. Hiervoor werd Willem Frederik een stuk grond achter de stallen op de stadswal ter beschikking gesteld. Dit werd de Prinsentuin. Maar echt een centrum van cultuur en vermaak is het hof nooit geworden. Behalve het ontbreken van financiÎle middelen daartoe, was Willem Frederik in de eerste plaats militair
en politicus. Bovendien was hij zeer godsdienstig, het liefst ging hij vier keer per week ter kerke, op woensdag en vrijdag en des zondags tweemaal. Regelmatig sprak hij met predikanten die hij ontving in zijn tuin of in zijn kamer en soms te eten uitnodigde. Gezien de geringe financiÎle middelen van de Friese stadhouder moest voor de financiering van het huwelijksfeest in Kleef en de logeerpartij van de Oranjes in Leeuwarden worden aangeklopt bij de provincie. Niet alle notabelen waren hier gelukkig mee, getuige de kritiek van Pieter van Harinxma. En nadat Amalia met haar gevolg na drie weken weer naar Den Haag afreisde en het ëgedaan was met de kermisí, stelde hofmeester Vegelin knarsetandend vast dat de schulden door ëalle dese wijtlopige onnoodige ceremoniení niet weinig waren toegenomen. Een goed overzicht van de geschiedenis over de Republiek in de zeventiende eeuw biedt het hoofdstuk ëDe republiek der Verenigde Nederlanden, 1607ñ1702í van de hand van prof. I. Schˆffer in het eerder genoemde De Lage Landen 1500ñ1780. Associaties om een historisch tijdsbeeld te schetsen: Historische gebouwen in Leeuwarden 1500 Gladde gevel (oudste woonhuis) 1532 Oldenhove 1580 Provinciehuis 1598 De Waag 15de eeuw Grote Jacobijnenkerk 15de en 16de eeuw Papingastins (edelmanshuis) 16de eeuw Kanselarij voormalig zetel van het Hof van Friesland 16de en 17de eeuw Stadhouderlijk hof 1652 Boshuizen Gasthuis 1662 In de Vette Os 1715 Stadhuis (voormalig) 17de en 18e eeuw Princessehof Film of video Video over De Friese Nassaus (nadere informatie ontbreekt) De films Le roi danse (GÈrard Corbiau, 2000) en Shakespeare in love geven een beeld van de hofcultuur. (nadere informatie ontbreekt) Voorts kan men in verband met de Friese hofcultuur op gedachten worden gebracht door: De Nassau route in Stadswandeling Leeuwarden; Huizinga, J., (red.), Van Leeuwarden naar Den Haag; De stamboom van het huis Nassau; De cd Vorstelijke muziek NNIK [Noord Nederlandse interfaculteit der Kunsten] Groningen 2002