LIJN 5 WOLDYNE
BETREFT:
WWW.INTERVENTIESNAARWERK.NL
Beschrijving van de interventie
Lijn 5 Woldyne
Datum beoordeling panel: Datum eerste herziening: Datum tweede herziening:
[30-03-2010] [dd-mm-jjjj] / nvt [dd-mm-jjjj] / nvt
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
1
Inhoudsopgave Beschrijving van de interventie ............................................................................................................... 3 1 Kernachtige omschrijving ................................................................................................................ 3 2 Doel van de interventie ................................................................................................................... 3 3 Doelgroep van de interventie .......................................................................................................... 4 4 Omschrijving van de interventie...................................................................................................... 5 4.1 Methodiek ............................................................................................................................... 5 4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse ..........................................................................11 4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak ............................................................. 14 4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging ..............................................................................17 5 Overige voorwaarden voor toepassing .........................................................................................17 6 Praktijkervaringen.......................................................................................................................... 17 7 Beschrijving onderzoek effectiviteit .............................................................................................. 18 8 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit..................................................................21 9 Overige informatie.........................................................................................................................22
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
2
Beschrijving van de interventie 1 Kernachtige omschrijving Naam interventie: Lijn 5 Woldyne Korte omschrijving interventie: Lijn 5 Woldyne is een trainingsinstituut in Epe voor moeilijk lerende jong volwassenen (veelal, maar niet altijd, met gedragsproblemen) tussen de 16 en 28 jaar, ofwel jong volwassenen met een verstandelijke beperking. Bij Lijn 5 Woldyne leren zij stap voor stap hun leven zo zelfstandig mogelijk in te richten. De slogan luidt: ‘Werken aan je eigen toekomst’, hetgeen aansluit op de doelstelling: het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt, wat zal leiden tot een zo groot mogelijke zelfstandigheid in wonen en werken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de INVRA, een op Lijn5 Woldyne ontwikkelde en wetenschappelijk getoetste methode, die gebruikt wordt om de reeds geleerde vaardigheden bij de jongeren in kaart te brengen en zichtbaar te maken aan welke vaardigheden nog gewerkt moet worden. Aan het eind van de trainingsperiode maakt de INVRA duidelijk welke vervolgplek voor de jongeren geschikt is. De INVRA maakt ook voor de jongeren zelf inzichtelijk waarom zij bepaalde vaardigheden nog moeten oefenen en waar hun grenzen liggen. Kenmerken van Lijn 5 Woldyne zijn onder meer: vraaggericht werken, multidisciplinaire aanpak en toetsbare resultaten. Het is een intramurale voorziening met een capaciteit van 40 bedden, verdeeld over 5 woonunits, waarvan twee woonunits bestaan uit geschakelde woongroepen. De groepsgrootte varieert van 4 tot 8 personen. Lijn 5 Woldyne heeft een bovenregionale en landelijke functie en biedt aan circa 40 jongvolwassenen een woonplaats. Daarnaast kunnen cliënten elders wonen en voor training naar Lijn 5 Woldyne komen. Deze beschrijving is toegespitst op jongeren die tijdelijk inwonend zijn; de ‘extramurale tak’ is hier buiten beschouwing gelaten. In de loop der jaren heeft Lijn 5 Woldyne een eigen trainingsmethodiek ontwikkeld. De cliënten volgen overdag trainingen in het trainingscentrum (TC), waar deskundig personeel training geeft in een breed scala aan vakken op meerdere niveaus van redzaamheid. Het accent ligt op vraaggericht werken, het ‘op maat’ ondersteunen van ieders individuele ontwikkeling. Iedere trainingsdag is onderverdeeld in vier lesblokken van anderhalf uur. Het programma omvat theorietrainingen, praktijktrainingen, arbeidstraining en trainingen op het gebied van sociale redzaamheid. Elke cliënt volgt een individueel leertraject, afgestemd op zijn of haar vraag en mogelijkheden. Zo kan een trainingsdag bestaan uit een training koken, een training productiewerk, een training mobiliteit en een training sociale vaardigheden. Daarnaast wordt aan de ‘transfer’ veel aandacht besteed. Met transfer wordt bedoeld ‘het overbrengen van het geleerde vanuit de trainingssituatie naar het dagelijks leven’. Zij worden hierin begeleid door de contactpersonen van het TC in ingeplande transferuren. De geleerde vaardigheden op het gebied van werk kunnen middels stages in de praktijk worden gebracht en verder geoefend worden. Vaardigheden die in verband staan met wonen kunnen in de avonduren, weekenden of overdag in speciale transferuren worden geoefend in of buiten de woonsituatie. De cliënt krijgt daarbij gerichte hulp van begeleiders.
2
Doel van de interventie
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
3
De doelstelling is het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt. Dit moet leiden tot een zo groot mogelijke zelfstandigheid in wonen en werken. Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de doelen van de interventie?
Ja X
Nee
Toets theoretische onderbouwing Zijn er expliciete doelen geformuleerd?
Ja X
Nee
3
Doelgroep van de interventie
Voor wie is de interventie bedoeld? De doelgroep bestaat uit licht verstandelijke gehandicapte jongeren (16 - 28 jaar), veelal met gedragsproblemen, die tijdelijk inwonend zijn. Het gaat om jongeren die qua leeftijd of thuissituatie toe zijn aan de overgang naar zelfstandigheid, maar die hiervoor nog niet de vaardigheden hebben. Prevalentie Maatschappelijk gezien gaat het om 2 groepen: - 18+ ers die niet zelfstandig kunnen wonen, maar waarbij het ook niet wenselijk is dat ze thuis blijven wonen. Op de leeftijd van 18 jaar vervalt wettelijk de aanduiding ‘LVG’, waardoor deze cliënten tussen de wal en het schip dreigen te vallen. Daarnaast gaat het om jeugdige LVGers, die niet door jeugdzorg opgevangen kunnen worden omdat ze een te laag IQ hebben, en voor wie weinig andere voorzieningen voor beschikbaar zijn. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Indicatie: leeftijd tussen 16 en 28, IQ tussen 50 en 90. Motivatie is belangrijk, evenals leerbaarheid. Contra-indicatie: onder de 16 of boven de 27/28 , lichamelijke handicap, te grote mate van gedragsproblematiek, te grote mate van psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek. Bereik doelgroep Onderstaande gegevens betreffen 21 moeilijk lerende jongeren, die een training met verblijf op Lijn 5 Woldyne hebben gevolgd en in 2008 uitgeplaatst zijn. De cliënten zijn in de jaren 2003 tot 2007 opgenomen. Geslacht: De groep bestaat uit 11 vrouwelijke en 10 mannelijke cliënten. Leeftijd: De gemiddelde leeftijd bij opname was 19 jaar, met een range van 17 tot 25 jaar. Verblijfsduur: De gemiddelde verblijfsduur was 2 jaar en 10 maanden, met een range van 17 maanden tot 59 maanden. Leervermogen: Het betreft allemaal moeilijk lerenden met een totaal IQ variërend van 54 tot 85, met een gemiddeld TIQ van 71. Gedragsgestoordheid: Bij 15 cliënten was bij aanvang sprake van gedragsproblemen waarvan 12 in de klinische range. Beschreven problematiek bij de start onder meer Autisme Spectrum Stoornis (ASS), PDD-NOS, ADHD, Internaliserende, externaliserende en overige problematiek in klinische range. ziekte van Steinert (Myotone dystrofie, een zeldzame erfelijke spierziekte).
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
4
Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de doelgroep van de interventie?
Ja X
Nee
Toets theoretische onderbouwing Is er een duidelijke definitie van de doelgroep en de aard van de problematiek?
Ja X
Nee
4 Omschrijving van de interventie 4.1 Methodiek Intake en diagnose De cliënten die bij Lijn 5 Woldyne worden aangemeld, functioneren verstandelijk op licht verstandelijk gehandicapt niveau en worden ‘moeilijk lerend’ genoemd. Om te bepalen of een jong volwassene tot de doelgroep behoort wordt gekeken naar de schoolcarrière en naar de uitslagen van intelligentietesten. Wat betreft schoolopleiding hebben de leerproblemen meestal geresulteerd in speciaal onderwijs (VSOMLK). De uitslagen van intelligentietests, uitgedrukt in IQ-cijfers, liggen over het algemeen tussen de 50 en de 95. Vanwege de verschillende normeringen van testen zijn geen vaste grenzen te geven. Lijn 5 Woldyne hanteert de Wais III als standaard IQ-meting. Allereerst wordt een beeld geschetst van de intake, indicatiefase en zorgtoewijzing. Bij intramurale cliënten is de maatschappelijk werker tevens intakecoördinator. De oriëntatiefase Telefonisch intake Bij intramurale cliënten is de eerste stap tot aanmelding het telefonisch overleg met het zorgloket, dat drie dagen per week bereikbaar is. Tijdens dit gesprek wordt globaal doorgenomen of de cliënt tot de doelgroep van Lijn 5 Woldyne behoort en wat in grote lijnen de hulpvraag is. Bij bellen van een cliënt wordt altijd naar ouder dan wel cliëntondersteuner gevraagd. Bij extramurale cliënten kan het telefonisch overleg zowel door maatschappelijk werker als ook door de coördinator extramurale training gevoerd worden. Aspecten die aan de orde komen zijn: - leeftijd - problematiek en hulpvraag - niveau en schoolloopbaan - lichamelijke gesteldheid - eventuele psychische/psychiatrische en gedragsproblematiek. - contra-indicaties, boven of ondergrens van de leeftijd, evt. lichamelijke handicap, te grote mate van gedragsproblematiek, te grote mate van psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek. Bij mogelijke geschiktheid kan een afspraak voor de informatieochtend gepland worden. De informatieochtend www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
5
De informatieochtenden vinden plaats op maandagochtend en maandelijks op woensdagochtend van 10.00 tot 12.00 uur. Tijdens deze ochtend kunnen de cliënt, ouders en cliëntondersteuner een indruk krijgen van het wonen en werken op Lijn 5 Woldyne. Er is een video/dvd te zien over het trainingsaanbod en er vindt een rondleiding plaats. De hulpvraag en problematiek van de cliënt komt tijdens deze bijeenkomst niet aan de orde. Indien gewenst wordt het aanvraagformulier van het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorgsector) verstrekt met tips voor de indicatieaanvraag. De informatieochtenden zijn vrijblijvend maar worden dringend aanbevolen omdat het kan bijdragen tot een goede afweging voor aanmelding. Cliënten krijgen een brochure mee en er wordt verwezen naar de website. Indien mogelijk worden de informatieochtenden dusdanig georganiseerd dat intramurale en extramurale cliënten gescheiden ingepland worden. Indicatie en zorgtoewijzing De aanmelding vindt plaats bij het Zorgloket. Hier kan ook informatie opgevraagd worden. Ook bestaat de mogelijkheid voor een oriënterend gesprek. Het hoofd zorgloket is drie dagen per week bereikbaar. Om in aanmerking te komen voor een verblijf en trainingstraject op Lijn 5 Woldyne dient de cliënt te beschikken over een budget. Voor de intramurale cliënten is Z.I.N. (zorg in nature) verplicht. De cliënt/ ouders zijn verantwoordelijk voor het aanvragen van de indicatiestelling bij het CIZ in de regio van herkomst van de cliënt. Zij kunnen hierin ondersteund worden door een instantie, bijvoorbeeld MEE. Het indicatieadvies van het CIZ gaat naar de cliënt, eventuele cliëntondersteuner en het zorgkantoor. In deze fase kunnen cliënten zich nog aanmelden voor een informatieochtend. Zorgtoewijzing Bij een indicatieadvies van het CIZ stelt het zorgkantoor de zorg vast voor de realisering van de hulpvraag en deze is verantwoordelijk voor de zorgtoewijzing. Aanmeldingen kunnen zowel schriftelijk als via het AZR bij Lijn 5 Woldyne terecht komen. Cliënt, eventuele cliëntondersteuner en Lijn 5 Woldyne worden op de hoogte gesteld van de toegewezen functies en klassen en aan de zorgaanbieder wordt gevraagd een zorgaanbod te doen naar de cliënt. Het zorgloket controleert de indicatie en bepaalt bij onvolledige indicatie het herindicatietraject en het te volgen intaketraject. Hiervoor is het noodzakelijk de benodigde gegevens op te vragen bij verwijzer en/of ouders. Lijn 5 Woldyne vraagt alle beschikbare rapportage op. De intake coördinator vraagt de rapportage op, maakt het Lijn 5 Woldyne dossier aan en kent een dossiernummer toe. Intakefase Voorbereiding Als de volledige rapportage binnen is, vindt er een eerste screening plaats door de intake coördinator. Screening vindt plaats op contra-indicaties, zoals leeftijd, evt. lichamelijke handicap, te grote mate van gedragsproblematiek, te grote mate van psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek. De intakecoördinator maakt een programma voor de intake dagen, dat afgestemd wordt op de vraag en problematiek van de cliënt. De betrokken partijen worden uitgenodigd voor de intakedagen. Intakedagen De cliënt wordt uitgenodigd om 1 of 2 dagen op Lijn 5 Woldyne te verblijven zodat hij/zij zich een goed beeld kan vormen van hetgeen Lijn 5 Woldyne kan bieden. De intakedagen hebben voor Lijn 5 Woldyne tot doel om te komen tot een nadere brede beeldvorming en zorgvraagverduidelijking van de cliënt, zodat vanuit iedere discipline een gefundeerd advies kan worden gegeven. Wanneer er vragen vanuit Lijn 5 Woldyne en/of de gegevens van het verwijzer/ ouders liggen wordt daaraan in deze dagen extra
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
6
aandacht besteed. Het programma voor deze dagenkan bestaan uit de volgende onderdelen: logeren in de opnamegroep een gesprek door maatschappelijk werk met cliënt, ouders en eventuele cliëntondersteuner meedoen in het lesprogramma en arbeidstraining. kennismaking met behandelcoördinator afname van lijst persoonlijkheidsstructuur zo nodig een gesprek of onderzoek door psycholoog zo nodig een gesprek met de arts/psychotherapeut. kennismaking teamleider TC + afnemen kennistoets Intakecommissie Na de intakedagen wordt de intake besproken in de intake commissie, waarbij alle betrokken medewerkers van de intakedagen aanwezig zijn. Iedere discipline maakt zijn eigen verslaglegging. Tijdens dit overleg wordt besproken of, en zo ja in welke vorm, de cliënt een training binnen Lijn 5 Woldyne gaat afnemen (een proefplaatsing is ook mogelijk). Na de bespreking maakt de intakecoördinator één intakeverslag en een trajectplan. De vaste leden van het intaketeam zijn: Intake coördinator (=het hoofd zorgloket) Behandelcoördinator Teamleider wonen Teamleider TC Cliënt, ouders en eventuele cliëntondersteuner worden door de intakecoördinator middels het intakeverslag op de hoogte gebracht van de beslissing. Uitvoering Fasering Lijn 5 Woldyne kent een instroom-, doorstroom- en uitstroomfase. Een cliënt kan de verschillende fasen doorlopen. De instroomfase:
intakeprocedure observatie staat centraal
De doorstroomfase:
training, behandeling en therapie staan centraal.
De uitstroomfase:
stabiliseren van het geleerde voorbereiden op uitplaatsing
Structuren binnen Lijn 5 Woldyne. De organisatie van Lijn 5 Woldyne is zo geregeld dat hiermee het best de visie en de overkoepelende theorie kan worden uitgedragen in een werkwijze. Er wordt multidisciplinair gewerkt. Dit betekent dat met verschillende disciplines wordt gewerkt www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
7
waarbinnen ieder zijn eigen taken en verantwoordelijkheden heeft. Drie maandelijks is er overleg over de cliënt, waarbij alle betrokken disciplines aanwezig zijn. In de instroomfase vindt er vaker overleg plaats. Tijdens dit Multi Disciplinair Team (MDT) wordt teruggekeken op de afgelopen periode en worden de lijnen voor de komende periode uitgezet. Naast de MDT besprekingen zijn er evaluatiemomenten waar ook de cliënt en de ouders bij uitgenodigd worden. Methodieken Binnen Lijn 5 Woldyne is ervoor gekozen om vanuit een aantal methodieken te werken. Dit zijn vaste, weldoordachte manieren van handelen om het doel ‘zelfstandigheid’ te bereiken. Begeleiders hanteren deze methodieken in de praktijk. a. De leerprincipes. Via deze principes kunnen verschillende vaardigheden op het gebied van wonen en werken worden aangeleerd of getraind. b. De SOVA-training (sociale vaardigheden) De SOVA-training is gebaseerd op de zogeheten Goldsteinprincipes. Binnen Lijn 5 Woldyne worden sociale vaardigheden getraind via gedragstherapeutische principes als: model leren: leren door observeren en nadoen van een model. gedragsoefening: oefenen en experimenteren met nieuw gedrag in een veilige situatie. bekrachtiging: door te belonen stimuleer je positief gedrag. transfertraining: de geleerde vaardigheid oefenen in het dagelijks leven. De volgende trainingen worden in 8 weken aangeboden: Praatje maken: Nee zeggen: Attent zijn:
Begin over iets wat je allebei ziet of hoort of stel een belangstellende vraag. Zeg duidelijk nee en leg uit waarom. Compliment geven/ behulpzaam zijn/ belangstelling tonen/ groeten/ met gebaren iets positiefs uitdrukken. Kritiek geven: Zeg waar je het niet mee eens bent, begin met ik. Kritiek krijgen: Geef de ander gelijk wanneer die dat heeft, zeg wat je eraan gaat doen. Dagelijkse problemen oplossen: Verschillende denkstappen aanleren om een probleem op te lossen. Op aanvraag kan een training ‘omgaan met woongenoten’ en ‘overleggen’ worden gevolgd. Trainingen over gevoelens behoren ook tot de mogelijkheden. c. Transferbevordering. Met transfer bedoelen we het overbrengen van wat men aan vaardigheden geleerd heeft, naar het dagelijkse leven. Binnen Lijn 5 Woldyne heeft de begeleiding van de transfer een nadrukkelijke plaats. De persoonlijk begeleider (pb-er) begeleidt dit proces gedurende de trainingsperiode op Lijn 5 Woldyne. De pb-er is op de hoogte van wat de cliënt heeft geleerd en op welke wijze hij de vaardigheid beheerst. De pb-er heeft als taak de cliënt te motiveren zijn aangeleerde vaardigheden in te passen in zijn dagelijkse leven. Hij bekijkt samen met de cliënt of daar voldoende gelegenheid voor is en op welke manier dit plaats kan vinden. Wanneer die gelegenheid er in eerste instantie niet is, zal de pb-er adviseren hoe de gelegenheid gecreëerd kan worden. Mogelijk zal hij zelf ondersteuning bieden of de gelegenheid voor www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
8
transfer voor de cliënt gaan regelen. De transfer van een vaardigheid kan ook gestimuleerd worden door de verschillende methodieken. Denk bijvoorbeeld aan de leerprincipes, uitgangspunten van Feuerstein of de begeleidingsvormen die binnen de SOVA-training gebruikt worden. Bij allen ligt de nadruk op zelfreflectie, op het leren nadenken over het eigen handelen. Wanneer cliënten op deze wijze een vaardigheid leren, leren zij sneller inzien welke vaardigheid in welke situaties kan worden toegepast. Om de transfer maximaal te benutten is samenwerking tussen trainingscentrum en de groep noodzakelijk. d. De INVRA De INVRA (INVentarisatie van Redzaamheids Aspecten) is een observatielijst die wordt ingevuld door begeleiders (evt. in samenspraak met de cliënt). De cliënt krijgt hiermee een duidelijk beeld van de vaardigheden die hij al beheerst, van de aandachtspunten en van zijn vorderingen op het gebied van werken en wonen. Uit de INVRA wordt duidelijk op welke onderdelen de cliënt nog begeleiding nodig heeft. In de praktijk blijkt van de INVRA een grote stimulans uit te gaan. Daarnaast wordt de INVRA gebruikt voor effectmeting rondom trainingen voor de jongeren. De grondhouding van medewerkers Om de methodiek uit te voeren is het belangrijk om vanuit gelijke principes te handelen. Er wordt naar gestreefd om vanuit een aantal basisprincipes van de cliënt-centered methode en Feuerstein te werken. Cliënt-centered Bij deze attitude gaat het om:
empathie de onvoorwaardelijk positieve blik congruentie (eenheid in denken en handelen naar dat denken. Wat je zegt ook zo doen en naleven) Als begeleider gebruik je het moment, de succeservaring of de vergissing of fout van het moment om te leren (met in je achterhoofd het laatste persoonlijk begeleidingsplan). Als medewerker van Lijn 5 Woldyne onderscheid je je door echt geïnteresseerd te zijn in wie iemand is; hoe iemand naar anderen kijkt. Door met de cliënt mee te kijken door ‘diens bril’ komen we achter de ware betekenis van gebeurtenissen in het verleden en van zaken in het hier en nu, voor de cliënt. Cliëntgericht werken betekent ook dat cliënten wordt gevraagd wat hij wil, wat hij wil bereiken, wat zijn wensen zijn. In principe wordt geen oordeel gegeven opdat mensen zelf kunnen ervaren wie ze zijn, wat ze willen en wat hen belemmert in het leven. Een cliëntgerichte benadering houdt in dat gewerkt wordt aan de hulpvraag die in overleg met de cliënt is vastgesteld. De benaderingswijze/houding van de medewerker kan variëren. Zo min mogelijk worden oplossingen aandragen en is men er op gericht dat cliënten hun eigen oplossingen zoeken. Echter soms wordt een directieve houding van de medewerker gevraagd. Zie ook de drie methodieken bij 4.3: bij de ontwikkelende methodiek (groen) wordt meer gewerkt aan zelfwerkzaamheid; bij de regulerende methodiek (rood) is een vaak meer directieve
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
9
aanpak nodig. Een onvoorwaardelijke acceptatie van de gevoelens en belevingen van de cliënt betekent niet dat de therapeut alle uitingen er van moet kunnen accepteren. Zo kan men als groepsleider de intense teleurstelling van de cliënt, die hoort dat hij niet naar huis gaat, accepteren en meebeleven, maar tegelijkertijd de uiting van het schoppen tegen deuren en muren tegengaan. Feuerstein: Feuerstein gaat er van uit dat ieder mens tot verandering in staat is. Dat betekent dat hij (net als Lijn 5 Woldyne) uitgaat van de mogelijkheden van een cliënt en niet van zijn of haar onmogelijkheden. De goed ontwikkelde cognitieve functies kunnen worden ingezet om problemen te overkomen. Feuerstein accepteert geen plafond. Als begeleider ben je een ‘mediator’ voor de cliënt die input, verwerking en output helpen reguleren, waardoor de cliënt uiteindelijk in staat is zelfstandig meer van leersituaties te profiteren. Er zijn een aantal principes van Feuerstein die we binnen Lijn 5 Woldyne belangrijk vinden. Waarnemen met het lege hoofd Zonder oordeel kijken. In elke situatie begin je opnieuw. Contact met de cliënt De cliënt centraal stellen. Niet voor de cliënt denken, maar meedenken. Aansluiten bij de cliënt Luisteren en de goede vragen stellen om er achter te komen wat de cliënt wil. Moeilijke situaties niet uit de weg gaan, maar bespreken met de cliënt. Kijken naar de mogelijkheden Inzetten op de mogelijkheden. Het pedagogisch klimaat Aandacht voor de persoonlijke situatie is datgene waar het bij Lijn 5 Woldyne om draait. Respect voor de cliënten wordt benoemd in de visie en wordt in de praktijk o.a. zichtbaar in de positieve benadering. Er is een aantal aandachtspunten, waar begeleiders rekening mee dienen te houden: o Creëer een veilige omgeving. o Zie ‘leren’ als het binnenhalen van succeservaringen. o Het ‘Wat’ (product) is minder belangrijk dan het ‘Hoe’ en ‘Wie’ (proces). o Zorg voor de balans in ondersteuning en uitdaging. o Durf risico’s te nemen. (risico’s nemen is hopen op een goede afloop). o Werk aan wederzijds respect en vertrouwen. o Zorg voor gelijkwaardige interactie. o Zie iedere cliënt als een uniek persoon en bekijk daarin iedere ontwikkeling als een persoonlijk traject (dus niet vergelijken met anderen). o Zie kennis als gereedschap. Van fouten valt te leren, je leert veel van reflectie op minder succesvolle leerervaringen, maar je leert wellicht het meest van reflectie van succesvolle leerervaringen. o Durf te praten, bij interactie praat je! Verwoord welk gedrag je graag wilt zien. www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
10
Wijze van motiveren Vaak zijn medewerkers in contact met de cliënt bezig om hem of haar te motiveren. Te motiveren voor training in zijn algemeenheid of concreet op een klein deelgebied (corvee, tanden poetsen, rekening houden met, adequaat deelnemen aan lessen, op tijd opstaan etc.). Een valkuil daarbij is dat het motiveren van de ander uitmondt in het aandragen van argumenten, overtuigen, overreden en over het hoofd van de cliënt eenzijdige afspraken maken. We willen ze zaken laten inzien door onze kennis en ervaring op te leggen en fouten te voorkomen. Dat werkt niet. Door te bevragen en de ander te helpen antwoord te geven op die vragen, wordt het innerlijke motief, de persoonlijke drijfveer actief gemaakt. Trainingsonderdelen Onderstaande trainingen worden binnen Lijn 5 Woldyne in het trainingscentrum aangeboden. - zelfverzorging en gezondheid - huishoudelijke vaardigheden - cognitieve vaardigheden - maatschappelijke vaardigheden - omgaan met anderen - persoonlijke vorming - beweging en ontspanning - vrije tijd - arbeid - therapie Locatie van uitvoering Lijn 5 Woldyne is een intramurale instelling te Epe. Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is de methodiek van de interventie beschreven? Bevat de methodiek een handleiding ten aanzien van de benodigde handelingen (volgorde, duur, frequentie, intensiteit) en materialen?
Ja X X
Nee
4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse Kenmerken risico of probleem Verstandelijk minder begaafd zijn is behalve op schoolprestaties ook van invloed op het leren in het dagelijks leven, dus op de manier waarop iemand in de wereld staat. In onderstaand schema is dit weergegeven. Het volgende schema (Van Weelden en Niessen) geeft aan hoe verstandelijk minder begaafd zijn in de praktijk tot uiting komt.
1. hij onderzoekt minder – Werkblad beschrijving versie 1.4 www.interventiesnaarwerk.nl
11
2. hij leert minder van zijn onderzoek
Hij kan het geleerde minder goed gebruiken als bouwstenen voor een gedachtegang. 5. hij krijgt minder feedback en zal daardoor minder aangezet worden tot verder zoeken
Het wordt minder iets van hemzelf
Het schema van van Weelden en Niessen
Toelichting op het schema 1. Hij onderzoekt minder Vaak speelt een rol dat ze niet in staat zijn zich een voorstelling te maken van stappen die ze zouden kunnen ondernemen en van mogelijk plezierige gevolgen daarvan. Wel staan bepaalde concrete kortetermijn-ongemakken hen voor ogen, bijv. een fietstocht met tegenwind, die nodig is voordat ze bij een cursus/doel zijn. Zij laten zich snel afschrikken door vervelende gevolgen. Zeker wanneer er verstandelijk iets geleerd moet worden dient voor een moeilijk lerende één negatief gevolg zich al snel aan, namelijk het besef dat anderen het beter kunnen. Leren om het leren zelf inspireert hen niet en een abstract begrip als ‘jezelf ontplooien’ zegt hen weinig. Vandaar dat in een leersituatie het doel voor een moeilijk lerende heel duidelijk en concreet aangegeven moet worden en dat veel stimulans en succeservaringen nodig zijn. 2. Hij leert minder van zijn onderzoek Een moeilijk lerende trekt minder snel conclusies uit zijn ervaringen. Hij legt ook niet snel verbanden tussen verschillende ervaringen. Elke ervaring staat op zich. Zo zal een moeilijk lerende niet snel denken: ‘Nou vond ik de voetbalclub niet leuk en fitness ook niet en ook met atletiek ben ik snel opgehouden. Zou het soms aan mij liggen?’ Wanneer er een conclusie getrokken moet worden dat de moeilijk lerende moet veranderen en niet de situatie dan zal ook een gedragsalternatief aangereikt moeten worden. Zelf zal hij gauw blijven steken in het besef fout te zijn, zonder te weten wat eraan te doen.
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
12
3. Hij onthoudt minder wat hij leert Hoewel een moeilijk lerende misschien uitblinkt in het memory-spel blijkt zijn geheugen zwak wanneer abstracte zaken onthouden moeten worden, zoals een conclusie, getrokken uit een reeks ervaringen. Maar ook een opdracht wordt snel vergeten. Verder heeft het weinig zin een moeilijk lerende in één gesprek een groot aantal inzichten en adviezen aan te reiken, waarvan toch maar een beperkt deel blijft hangen. Beter is het om één of enkele kernachtig geformuleerde conclusies te bespreken en deze vaak te herhalen met veel concrete voorbeelden. Ook ezelsbruggetjes, slogans of trefwoorden kunnen de moeilijk lerende helpen bij het onthouden. Bij de opdrachten moet zo mogelijk tijd, plaats en situatie worden genoemd en dan nog blijkt vaak een seintje nodig van ‘zou jij niet…?’ 4. Hij kan het geleerde niet toepassen in gelijksoortige situaties Zoals bij 2 beschreven staat, beleeft een moeilijk lerende veel gelijksoortige situaties als losstaand van elkaar. Hij herkent de overeenkomst niet. Vandaar dat iets, wat hij in één situatie geleerd heeft, qua toepassing daartoe beperkt blijft. Aan begeleiders de taak de minderbegaafde te wijzen op andere toepassingsmogelijkheden. 5. Hij krijgt minder feedback en zal daardoor minder aangezet worden tot gericht verder zoeken Een moeilijk lerende merkt minder snel op wat de gevolgen van zijn gedrag zijn. Dat geldt ook voor positieve gevolgen. Wanneer een moeilijk lerende iets geleerd heeft en dat met succes toepast, zal het succes hem vaak ontgaan. Iets anders dan anders doen kost al gauw moeite en als je je er niet prettiger door voelt laat je het snel weer. Dit in tegenstelling tot een normaal begaafde, die wel de positieve gevolgen opmerkt, de volgende keer zal proberen het nog beter in praktijk te brengen en zo komt tot grote veranderingen. Een moeilijk lerende kan gestimuleerd worden tot experimenteren met nieuw gedrag wanneer hij hiervoor snel complimenten ontvangt en gewezen wordt op de positieve gevolgen. Het zal duidelijk zijn dat deze 5 factoren een vicieuze cirkel vormen, waardoor het leerproces als geheel bij een moeilijk lerende steeds meer achter blijft bij dat van normaal begaafden. De volgende factoren kunnen een rol spelen bij moeilijk lerendheid: - erfelijke aanleg -opvoeding -hersenbeschadigingen, opgelopen tijdens de zwangerschap of bevalling -hersenbeschadigingen, opgelopen in een later stadium (bijv. door een ongeluk of ziekte; een niet aangeboren hersenletsel (NAH)) - erfelijke afwijkingen (syndroom van Down en variaties daarvan) - stofwisselingsziekten (bijv. schildklierafwijkingen) - neurologische afwijkingen (bijv. epilepsie) - emotionele problemen die leren in de weg staan (bijv. affectieve verwaarlozing, traumatische gebeurtenissen).
Toets Theoretisch Effectief Is het probleem duidelijk omschreven? Is duidelijk wie het probleem heeft? Is er een analyse gemaakt van de met het probleem samenhangende oorzakelijke, risico-, in stand houdende of verzachtende factoren?
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
Ja X X X
Nee
13
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak De leerprincipes en het competentie gericht werken sluiten aan bij de visie van Lijn 5 Woldyne. Deze theorie is overkoepelend en is de algemene richtlijn van waaruit gewerkt wordt. Dit alles past binnen het vraaggericht werken, wat binnen Lijn 5 Woldyne betekent: aansluiten bij vragen, behoeften, belevingen, ervaringen en oplossingen van cliënten zelf. Versterken van mogelijkheden, vaardigheden en de eigenwaarden van cliënten. Activeren van cliënten in het zelf verbeteren van de situatie waarin hun hulpvraag ligt. Samenwerken met cliënten bij alle stappen in het hulpproces. De leertheorie: De leertheorieën beschrijven hoe mensen gedrag leren en afleren. Gedrag wordt geleerd. Dat leren gaat meestal niet bewust. Om de competenties van de cliënt te vergroten moeten leerprocessen op gang komen die leiden tot ander gedrag. De operante leertheorie: Hier gaat men er van uit dat de cliënt gedrag leert onder invloed van zijn omgeving. Wanneer in een bepaalde omgeving gedrag voortdurend beloond wordt, zal de cliënt dat gedrag steeds vaker vertonen. Omgekeerd geldt dat gedrag in een bepaalde omgeving niet meer wordt vertoond wanneer dat steeds een onaangename consequentie heeft. De sociale leertheorie: Hierbij is het uitgangspunt dat er geleerd wordt op basis van modellen uit de omgeving. De cliënten zullen gedrag overnemen van de mensen om hen heen, soms bewust, vaak ook onbewust. Als begeleider heb je voortdurend een modelfunctie. De manier waarop je als begeleider met de cliënten omgaat, bijv. door respect te tonen en iemand uit te laten praten, zal overgenomen worden als dit als norm uitgedragen wordt. Competentiegericht werken: Hier draait het om competentievergroting via leertheoretische principes. Competentievergroting richt zich op het versterken van (potentiële) krachten. Het spreekt cliënten daardoor aan. Het is immers prettiger op mogelijkheden aangesproken te worden dan op problemen. Cliënten zijn competent wanneer ze over voldoende vaardigheden beschikken om de ontwikkelingstaken op adequate wijze te kunnen vervullen. In het competentiemodel gaat het om het evenwicht tussen de taken waar iemand voor staat en de vaardigheden die hij heeft om deze taken op adequate wijze te volbrengen. Bij iemand die incompetent is, is er sprake van een onbalans tussen taken en vaardigheden. De mate van competentie wordt beïnvloed door stressoren, de aanwezigheid van psychische stoornissen en eventuele beschermende factoren. Incompetentie kan zich onder andere manifesteren in probleemgedrag. Het dient dan onderzocht te worden waardoor die incompetentie veroorzaakt wordt. De taken kunnen bijv. te zwaar zijn of juist te licht.
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
14
Schema: De zes elementen van competentie Leerprincipes van Lijn 5 Woldyne Zinvol en betekenisvol Het wordt voor cliënten makkelijker om betekenis te geven aan het leren, als ze kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten kunnen leren in de context waarin ze het geleerde kunnen toepassen De trainer/ groepsleider heeft de professionele opdracht om wat zinvol is in een voor de cliënt betekenisvolle context aan te bieden. Dichtbij de dagelijkse praktijk De cliënt moet de kennis kunnen gebruiken in zijn dagelijks leven. Cliënten leren wat ze moeten leren in de situatie waarin ze dat nodig hebben. Dit vraagt een intensieve samenwerking tussen de begeleiding in de groep en trainingscentrum en tussen begeleiding in het trainingscentrum en de werkplek. Het begeleiden van de transfer is hierin essentieel. Eigenaar van eigen leerproces De begeleiding binnen geheel Lijn 5 Woldyne is er op gericht dat cliënten eigenaarschap ontwikkelen over hun eigen leren en leven. Dat betekent dat ze uitgedaagd worden te onderzoeken wat ze kunnen en wat ze willen leren, te reflecteren op hun leren en doelen te stellen. Cliënten worden ook betrokken bij de inrichting van hun trainingen, hebben keuzemogelijkheden in wat en hoe ze willen leren, en worden daarmee tot eigenaar van hun eigen leren gemaakt. De trainer/ groepsleider begeleidt de cliënt en vervolgens reflecteert hij samen met de cliënt op hoe en wat er geleerd is en stelt opnieuw doelen. Dit vraagt van de trainers een houding van oprechte nieuwsgierigheid en betrokkenheid op de jongere en vaardigheden in het gebruik van verschillende reflectietechnieken. De hoofdbenaderingswijze van clienten verloopt via de zogeheten ‘3 methodieken’. Deze is ontwikkeld in de jaren 1999/2000 met behulp van het BBI (Bisschop Beckers Instituut, Utrecht). Drie hoofddoelgroepen worden onderscheiden binnen de Woldyne–populatie en voor elk daarvan is een methodiek voorhanden: www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
15
Ontwikkelende methodiek (groen); Lvb Structurerende methodiek (blauw); lvb + PDD, ASS Regulerende methodiek (rood); lvb + gedragsstoornis, borderline, oppositionele kenmerken
Binnen de kaders van de 3 methodieken zoekt de begeleider bij iedere cliënt het punt op de as ‘Hoeveel volg je de cliënt?’, ‘Waar moet ik sturen?’ Dit kan per vaardigheid zelfs verschil uitmaken. Volgen
Sturen
Van geheel naar deel Cliënten kiezen een opdracht/ voeren een taak uit waarin ze kunnen werken aan hun leerdoelen. De opdracht/taak is uitdagend en complex en doet een appel op meerdere kennis- en vaardigheidsgebieden tegelijk. De cliënt komt gaandeweg zijn leerpunten tegen maar ontdekt tevens dat andere onderdelen al beheerst worden. De complexheid van de opdracht moet uiteraard aansluiten bij het draagvlak van de cliënt. Het behoort tot de professionele taak van de trainer/groepsleider om een goede match te maken tussen draagvlak van cliënt en kwaliteit van de opdracht/taak. De principes van succes ervaren en vermijden van falen dienen hierbij gehanteerd te worden. Vorderingen visualiseren Voor de lvg doelgroep is het van belang om vorderingen visueel te maken. Hiervoor worden binnen Lijn 5 Woldyne verschillende instrumenten gebruikt als de Invra, werkplannen, video, mindmappen, beloningssystemen etc.
Samenvatting werkzame ingrediënten - Methodisch werken vanuit een theoretisch kader volgens afspraken rondom de 3 methodieken, de leerprincipes, het cliëntgericht werken en de INVRA. - Koppeling van het geleerde aan de praktijk via de Transferbegeleiding. - Cliëntgericht werken - Gefaseerd werken - Voortdurend meten van resultaten en op grond daarvan zo nodig aanpassingen in het programma doorvoeren - Meten tevredenheid cliënten Regelmatig evalueren op onderdelen - het multidisciplinair werken vanuit 1 gedeelde visie. Toets Theoretisch Effectief Is de verantwoording gebaseerd op een samenhangend betoog (een theorie) over met het probleem samenhangende factoren en de veronderstelde werkzame ingrediënten in de interventie (er wordt méér beschreven dan een algemene verwijzing naar een theorie zoals “De interventie is gebaseerd op de sociale leertheorie”)? Sluit de keuze van de doelen van de interventie aan bij de probleemanalyse? Is aannemelijk gemaakt dat de veronderstelde werkzame factoren in de methodiek leiden tot het bereiken van de genoemde doelen (uit onderzoek, theorie en / of praktijk blijkt dat www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
Ja X
Nee
X X
16
de methodiek de beoogde doelen bij de doelgroep kan bereiken)?
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging Eisen uitvoerders en begeleiders Medewerkers moeten in staat zijn te werken vanuit een aantal basisprincipes van de cliënt-centered methode en Feuerstein (zie methodiekbeschrijving 4.1). In de inwerkperiode wordt veel aandacht besteed aan de te gebruiken methodieken. Nieuwe medewerkers volgen een heel inwerkprogramma om de methodiek goed in de praktijk te kunnen toepassen. Er vindt deskundigheidsbevordering plaats rondom diverse onderdelen van de methodiek. Jaarlijks wordt hiervoor een programma opgesteld.
Overige eisen Lijn 5 Woldyne is HKZ gecertificeerd. Er worden tevredenheidonderzoeken uitgevoerd onder cliënten en medewerkers, de utkomsten van exitgesprekken met cliënten en medewerkers worden gebruikt om de kwaliteit te verbeteren. De behandelcoördinatoren maken gebruik van Intervisie en supervisie als middel om hun deskundigheid op peil te houden. In functioneringsgesprekken wordt aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering. Overige randvoorwaarden uitvoering: Lijn 5 Woldyne ligt aan de rand van Epe en beschikt over een groot eigen terrein, waarop alle cliënten wonen in moderne, schone, goed onderhouden gebouwen.
5 Overige voorwaarden voor toepassing Kosten Kosten worden meestal gefinancierd vanuit de AWBZ. De meeste cliënten hebben ZZP 3 en ZZP 4.
6 Praktijkervaringen Praktijkervaringen cliënten Marije Frerix (20), bijna een jaar bij Lijn 5 Woldyne: “Wonen bij Lijn5 Woldyne is heel zinvol. Je leert er voor jezelf opkomen, dat deed ik vroeger nooit. Ik dacht altijd dat ik niks kon en liet alles maar over me heen komen. Nu leer ik steeds beter te zeggen wat ik wil. En wat niet. Ik woon al sinds mijn twaalfde niet meer thuis. In mijn vorige huis namen ze je veel uit handen. Bij Lijn5 Lijn 5 Woldyne moet je alles zelf doen, dat maakt je sterk. Ik moest hier helemaal opnieuw beginnen met het leven. Soms zou ik wel iemand willen zijn die alles heeft gehad. Dan zie ik een meisje fietsen www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
17
met een rugzakje en denk ik: die is wél naar de basisschool geweest. Met diploma’s kom je verder in de maatschappij. Ik loop nu stage bij een kinderdagverblijf in Epe. Kinderen zijn zo leuk, die zien mij als een gewoon mens en snappen nog niet zoveel. Ik zou in de toekomst graag bij bevallingen helpen. Verloskundige, ja. Veel kinderen op de wereld helpen. Maar dan moet je weer diploma’s hebben en dat is voor mij niet haalbaar. Ik durf nu wel alleen naar de winkel en heb pas een eigen bankrekening geopend. Ik was zo trots op mezelf! Tot op de dag van vandaag heb ik geen spijt van Lijn5 Lijn 5 Woldyne. Ik voel me hier thuis. Zeker weten.” (Uit: Brochure Lijn 5 Woldyne) NB. Er is ook een DVD beschikbaar over Woldyne.
7 Beschrijving onderzoek effectiviteit
Procesevaluatie Er is geen procesevaluatie op schrift gesteld. Echter alle materialen (handboeken, richtlijnen, werkplannen, ontwikkeling INVRA etc. maken duidelijk dat de uitwerking van de methodiek van Lijn 5 Woldyne in de praktijk voortdurend wordt gevolgd en zo nodig bijgesteld. Zo kan de medewerker bij elk INVRA punt een werkplan inzetten om het doel te bereiken. Deze methode is ingezet naar aanleiding van een eerdere evaluatie en wordt nu zelf ook weer geëvalueerd. Elke cliënt heeft nu 2 of 3 werkplannen waaraan gewerkt wordt. Resultaatevaluatie Onderstaande resultaatmeting is afkomstig uit ‘Rapportage van Trainingsresultaten 2008 - een effectiviteitmeting bij cliënten die een intensieve training hebben gevolgd op Lijn 5 Woldyne met betrekking tot wonen en werken.’ Het betreft de groep cliënten die in het jaar 2008 uitgeplaatst is. Het hoofddoel van het onderzoek is om inzichtelijk te maken wat het effect is van de training op Lijn 5 Woldyne. Bij alle cliënten worden bij aanvang en op evaluatiemomenten metingen verricht over de beheersing van vaardigheden. Mede op grond van deze resultaten worden aandachtspunten bepaald en wordt het Persoonlijk Begeleidings Plan vastgesteld en bijgesteld. De training, begeleiding en ondersteuning wordt gericht op die aspecten die nog niet (volledig) worden beheerst. De onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit 21 moeilijk lerende jongeren, die een training met verblijf op Lijn 5 Woldyne hebben gevolgd en in 2008 uitgeplaatst zijn. De cliënten zijn in de jaren 2003 tot 2007 opgenomen. Om de onderzoeksgroep te typeren werden de volgende gegevens verzameld: geslacht, leeftijd, leervermogen, gedragsproblematiek bij opname (zie bijlages, p12 en 13). Geslacht: De onderzoeksgroep bestaat uit 11 vrouwelijke en 10 mannelijke cliënten. Leeftijd: De gemiddelde leeftijd bij opname was 19 jaar, met een range van 17 tot 25 jaar. Verblijfsduur: De gemiddelde verblijfsduur was 2 jaar en 10 maanden, met een range van 17 maanden tot 59 maanden. Leervermogen: Wat betreft leervermogen werd afgegaan op bestaande gegevens uit intelligen-
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
18
tieonderzoek, waarbij de WISC-R of de WAIS III is gebruikt. Het betreft allemaal moeilijk lerenden met een totaal IQ variërend van 54 tot 85, met een gemiddeld TIQ van 71. Problematiek: dit gegeven wordt alleen kwalitatief beschreven, categorieën worden niet aangebracht. Gedragsgestoordheid: elk jaar wordt voor de registratie van het zorgkantoor vastgesteld of er al dan niet sprake is van gedragsgestoordheid, door middel van de ABCL . Bij 15 cliënten was bij aanvang sprake van gedragsproblemen waarvan 12 in de klinische range, bij uitplaatsing is bij 6 cliënten nog sprake van klinische problematiek. Bij 9 cliënten werd geen gedragsgestoordheid meer gemeten. Bij 3 cliënten bleef de klinische problematiek gelijk, bij de meeste cliënten nam de ernst af of veranderde van aard, bv van angstig naar uitdagend gedrag. Alhoewel deze verschuiving in kwantitatief opzicht geen verbetering oplevert (ic. afname in aantal), kan een dergelijke verandering vaak toch als een positieve groei naar zelfverwerkelijking betiteld worden! Onderzoeksvraag De volgende vraag is onderzocht: Is er bij de cliënten, die de afgelopen jaren een individueel trainingsprogramma hebben gevolgd en in 2008 uitgeplaatst zijn, sprake van toename van zelfredzaamheid? Zowel op woon als werkgebied? Vier meetinstrumenten zijn gebruikt om zelfredzaamheid te operationaliseren: De SRZ - P : De Sociale Redzaamheidsschaal voor Zwakzinnigen (Kraijer en Kema, afgeleid van de Dolderse Schaal). De Kennistoets: Deze gekwantificeerde vragenlijst is geconstrueerd binnen Lijn 5 Woldyne in de loop van jaren op basis van ervaring en de inhoud van de lessen in het trainingscentrum. Het is een instrument dat kennis over wonen meet. De INVRA - wonen: Dit instrument maakt inzichtelijk welke vaardigheden op het terrein van wonen reeds worden beheerst en in welke mate. In 2001 werd het meetinstrument wetenschappelijk getoetst en vastgesteld op betrouwbaarheid en interne consistentie door het BBI (Bisschop Bekkers Instituut) te Utrecht. Het geeft derhalve ook aan waar nog aandachtspunten liggen voor training. De INVRA - arbeid: Dit instrument maakt inzichtelijk welke vaardigheden op het terrein van werken reeds worden beheerst en in welke mate. In 2001 werd het meetinstrument wetenschappelijk getoetst en vastgesteld op betrouwbaarheid en interne consistentie door het BBI (Bisschop Bekkers Instituut) te Utrecht. Hierbij wordt een driedeling toegepast in dagbesteding. Niveau 1 indiceert voor bezigheden in een dagcentrum (DVO of activiteitencentrum); niveau 2 verwijst naar werken in een sociale werkplaats en het derde niveau geeft aan dat cliënt in staat geacht moet worden om een aangepaste baan in het vrije bedrijf aan te gaan. Per cliënt zijn data verzameld door middel van de vier genoemde onderzoeksinstrumenten. Om een vergelijking te maken of ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de periode dat intensieve training plaatsvond is een meting verricht bij opname en bij vertrek. De data zijn verzameld en ingevoerd door middel van Excel en SPSS. De data van de SRZ-P zijn geanalyseerd met een within subject design: de ttoets voor gekoppelde paren. Resultaten
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
19
SRZ-P: bij cliënten die in 2008 uitgeplaatst zijn is een toename zichtbaar in de gemiddelde SRZ-P scores. De totaalscores van de cliënten zijn vooruitgegaan (het gemiddelde steeg van 7 naar 8). Kennistoets: bij de groep cliënten die in 2008 uitgeplaatst is, is gemiddeld sprake van een toename van kennis op woongebied. INVRA wonen: de cliënten na een training op Lijn 5 Woldyne over het algemeen meer zelfredzaamheidvaardigheden op woongebied bezitten en toepassen. Dit op alle gebieden, in het bijzonder wat betreft maatschappelijke vaardigheden, vervolgens wat betreft huishoudelijke vaardigheden. INVRA Arbeid Bij de cliënten die in 2008 uitgeplaatst zijn, is over het algemeen een lichte toename van arbeidsvaardigheden waarneembaar. De gemiddelde beginscore op Dagbestedingsniveau was al heel hoog (96%), wat deze geringe toename (naar 97%) (volgens Lijn 5 Woldyne) verklaart. Op het hoogste niveau is het gemiddelde van 30 naar 31% gegaan; op het niveau van de sociale werkvoorziening van 78 naar 83%. Op het terrein van arbeidsvaardigheden blijken cliënten de meeste moeite te hebben om vooruitgang te boeken. Dat kan (volgens Lijn 5 Woldyne) verklaard worden doordat de cliënten bij de start reeds een goede VB-score (VB = vrij bedrijf) halen bij de interne arbeidstraining. In 2010 loopt onderzoek waarin nader aandacht wordt besteed aan deze uitkomst. Hierbij worden onder meer de interne omstandigheden gevarieerd en meer extern-look a like gemaakt. Vier cliënten hadden nog geen werkervaring voor opname op Lijn 5 Woldyne. 14 cliënten hadden tevoren meer of minder stages gelopen. Eén cliënt kwam uit het vrije bedrijf. Twee cliënten hadden ervaring met een vorm van begeleid werken voordat ze op Lijn 5 Woldyne kwamen trainen. Na Lijn 5 Woldyne kreeg één cliënt een aangepaste baan in het vrije bedrijf,gingen zeven cliënten reintegratietraject volgen om het vrije bedrijf in te gaan, drie cliënten gingen van SW gedetacheerd werken in het vrije bedrijf, zes cliënten gingen bij de SW aan de slag, twee cliënten stonden op de wachtlijst bij SW Één cliënt volgde dagbesteding en één cliënt had haar stage opgezegd en wilde ander werk zoeken in het vrije bedrijf. Samengevat stroomt ongeveer 38% van de cliënten door naar SW-niveau, is slechts een gering percentage aangewezen op dagbesteding en kan ongeveer 52% na uitstroom een plek vinden in het vrije bedrijf. IQ-gegevens: 3 cliënten hebben een totaal IQ < 65 ( hierbij is de kans op dagbesteding ipv SW groter) van wie 1 cliënt aangewezen werd op dagbesteding. 7 cliënten ( = 33%) hebben een totaal IQ > 75 hetgeen een goeie voorspeller is voor werkmogelijkheden in het vrije bedrijf. Daar zit de 52% van cliënten, die aangewezen zijn voor werk in het VB, dus boven. Samenvattend kan men volgens de ontwikkelende/uitvoerende instantie stellen dat de arbeidstraining zijn vruchten afwerpt.
Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de uitgevoerde effectiviteitonderzoeken (proces en resultaat)?
Ja X
Nee
Toets Procesevaluatie
Ja
Nee
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
20
Is de interventie uitontwikkeld en stabiel? Is de werking van de interventie zelf in kaart gebracht alsmede de uitwerking op de doelgroep? Zijn de organisatorische context en de randvoorwaarden in kaart gebracht?
X X
Toets Resultaatevaluatie Heeft het onderzoek betrekking op de ingediende interventie zelf (direct bewijs)? Wordt voor de onderbouwing gesteund op onderzoeken die elders zijn uitgevoerd (indirect bewijs)? Is het onderzoek gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie? Is een voormeting uitgevoerd? Is een nameting uitgevoerd? Is een follow-up meting uitgevoerd na minimaal 6 maanden? (duurzaamheid) Is er een experimentele of controlegroep gehanteerd?
Ja X
X Nee X X X X X X
8 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit Beoordeling panel: met de intramurale interventie Woldyne worden jongvolwassen moeilijk lerenden (veelal met een gedragsprobleem) behalve op werk ook voorbereid op andere leefgebieden, zoals wonen, persoonlijke verzorging en relaties. Ter onderbouwing van de methodiek worden diverse leerprincipes, trainingsvormen, bejegeningsprincipes etc. aangehaald. Daarbij is niet altijd duidelijk hoe deze zich onderling verhouden en of de diverse elementen voor iedereen of slechts een deel van de cliëntengroep worden ingezet. Kwalificatie Theoretisch onderbouwd
Keuze
Operationalisering niveaus Een adequate theoretische onderbouwing ontbreekt Er is een probleemanalyse en een duidelijke en expliciete redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken
X
Deze redenering is bovendien gebaseerd op (getoetste) wetenschappelijke inzichten / theorieën, c.q. er worden technieken gebruikt die in de literatuur bekend staan als bewezen effectief.
Toelichting
De interventie wordt onderbouwd vanuit diverse theorieën. Niet duidelijk wordt hoe deze zich tot elkaar verhouden/onderling in verband staan. Dit inzichtelijk maken, leidt ertoe dat werkende bestanddelen makkelijker zijn te detecteren.
Procesevaluatie
Een adequate procesevaluatie ontbreekt X
De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht, of de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context zijn in kaart
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
21
gebracht.
De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht én de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context zijn in kaart gebracht. Toelichting
Woldyne heeft zijn methodiek uitgebreid en nauwgezet uitgewerkt in protocollen, handleidingen etc. Het interventieproces is meer beschreven dan werkelijk, althans op papier, geëvalueerd.
Resultaatevaluatie
Een adequate effectevaluatie ontbreekt X
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden met een voor- en een nameting zonder controlegroep (veranderingsonderzoek) Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden waarin gebruik is gemaakt van een experimentele groep en een controlegroep
Toelichting
Voor deze beschrijving zijn de resultaten in beeld gebracht van een groep cliënten die in 2008 is uitgeplaatst. De resultaten m.b.t. de INVRA arbeid roepen wat vragen op.
9 Overige informatie Uitvoerende organisatie Lijn5 Woldyne te Epe Zorgloket Bovenkruier 47 73 23 AJ Apeldoorn Telefoon: 088-5131807 M: zorgloketgelderland&ln5.nl hoofdkantoor van Lijn5: Duin en Kruidbergerweg 1 1985 HG Driehuis Postbus 43 1970 AA IJmuiden T 088 - 513 13 13 F 088 - 513 13 23 E
[email protected] Lijn 5 Woldyne
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
22
Oenerweg 63 8161 PL Epe Telefoon: 0578-69 98 88 Fax: 0578-62 77 61 E-mail: info.Lijn 5
[email protected] Internet: www.ln5.nl
Overige informatie Voor zover mogelijk en relevant:
Naam en adresgegevens ontwikkelaar (en eventueel licentiehouder). INVRA heeft een eigen licentiehouder: INVRA Postbus 158, 8090 AD Wezep Nederland Weblink naar lijn 5 Woldyne: www.ln5.nl
Lijst met aangehaalde literatuur Voor de beschrijving van deze interventie is gebruik gemaakt van uitvoerige documentatie ontwikkeld door de organisatie zelf, Lijn5 Woldyne.
Dit werkblad is mede gebaseerd op de Werkbladen van de Databank Effectieve Jeugdinterventies van NJI en RIVM en de Databank Effectieve Interventies in de Sociale Sector van Movisie.
www.interventiesnaarwerk.nl – Werkblad beschrijving versie 1.4
23