Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 1 von 10
ECLI:NL:RBROT:2013:5327 Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
03-07-2013
Datum publicatie
16-07-2013
Zaaknummer
C/10/409349 / HA ZA 12-830
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie
Koopovereenkomst hijskranen. Toepasselijkheid Weens Koopverdrag (CISG) art. 35 (conformiteit), 49 en 72 (ontbinding), 74 (schadevergoeding) en 81 (terugbetalingsverplichting). Eiseressen vorderen in conventie terugbetaling van de koopsom in verband met non-conformiteit, omdat de kranen volgens haar niet voldoen aan de kwalificatie 'new/unused' en bovendien niet CE-gecertificeerd zijn. Na uitleg van de kwalificatie 'new/unused' oordeelt de rechtbank dat de kranen op dit punt beantwoorden aan de overeenkomst. Eiseressen hebben er naar het oordeel van de rechtbank niet op mogen vertrouwen dat de kranen CE-gecertificeerd waren. De koopovereenkomsten zijn dus niet rechtsgeldig door eiseressen ontbonden. De vordering in conventie wordt daarom afgewezen. In reconventie vordert gedaagde schadevergoeding, die deels wordt toegewezen, en machtiging om de kranen openbaar te verkopen, die wordt afgewezen bij gebreke van een deugdelijke grondslag.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
vonnis RECHTBANK ROTTERDAM Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/409349 / HA ZA 12-830
Vonnis van 3 juli 2013
in de zaak van
1 de vennootschap naar Servisch recht PUTEVI AD UZICE, gevestigd te Uzice, Servië, 2. de vennootschap naar Servisch recht JEDINSTVO AD SEVOJNO , gevestigd te Sevojno, Servië, eiseressen in conventie, verweersters in reconventie, advocaten: mr. M.M. Van Herk-van Tilburg en mr. C.A.R. van Wulfften Palthe,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] , gevestigd te Vierpolders, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat: mr. K.A. van Voorst.
Partijen zullen hierna Putevi, Jedinstvo en [gedaagde] genoemd worden. Eisers zullen gezamenlijk als Putevi c.s. worden aangeduid.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 2 von 10
1 De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: -
het tussenvonnis van 6 februari 2013;
de conclusie van antwoord in reconventie van 29 maart 2013, met producties; de brief van mr. Van Voorst van 30 maart 2013, met producties; de akte overleggen producties van Putevi c.s. van 8 april 2013, met producties; de brief van mr. Van Voorst van 9 april 2013; - het proces-verbaal van comparitie van 15 april 2013, met de daaraan gehechte faxbrief van mr. Van Herk-van Tilburg van 3 mei 2013 en brief van mr. Van Voorst van 9 mei 2013. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten 2.1. Putevi heeft in juli 2011 vijf mobiele kranen van [gedaagde] gekocht. Jedinstvo heeft in juli 2011 één mobiele kraan van [gedaagde] gekocht. In een e-mail van 4 juli 2011, voorafgaand aan het tot stand komen van de koopovereenkomsten, heeft Putevi aan [gedaagde] -onder meer- geschreven: ‘ As I talked with Mr. [A], we are interested to purchase 5 auto cranes XCMG QY25K4. (…) Since the cranes are from 2007. we required 2 year warranty period. ’ Hierop heeft [gedaagde] dezelfde dag -onder meer- geantwoord: ‘ Warrenty is 1 year - cranes are built in 2007 but new unused (…) We have 72 units new unused xcmg in stockyard, and last week we get order for abu dhabi Let me know within next days, otherwise ship them in same order to abu dhabi ’ Op de betreffende facturen staan de kranen omschreven als: ‘new / unused truck cranes’, ‘make: XCMG ’. Verder is op de facturen vermeld: ‘no vat goods in transit’ . De totale aankoopprijs van de zes kranen bedroeg € 462.000,-. Dit bedrag is door Putevi c.s. voldaan. 2.2. Na inspectie van de kranen, voorafgaand aan de geplande (af)levering, is tussen partijen discussie ontstaan over de vraag of de kranen als ‘new / unused’ kunnen worden aangemerkt. 2.3. In opdracht van [gedaagde] worden de kranen door TüV Nederland (hierna: TüV) geïnspecteerd. In de betreffende inspectierapporten van 4 oktober 2011 staat, voor zover relevant: ‘Conclusion: There are NO shortcomings noticed. Machine is in overall good condition and everything operates correct. There are no malfunctions.’ Remarks: New and unused crane.’ TüV heeft voor alle zes kranen een ‘certificate of test and examination of (mobile)crane’ afgegeven. Daarin is onder andere vermeld: ‘8. Date of last previous test and examination of crane: New and unused crane (…) I hereby certify that the crane described in this certificate was tested and thoroughly examined on 04-10, 2011 and that the above-mentioned particulars are correct.’ 2.4. In opdracht van Putevi c.s. vindt een inspectie aan de kranen plaats uitgevoerd door Dekra Automobil GmbH (hierna: Dekra). In het inspectierapport wordt geconstateerd dat de kranen geen CE-markering hebben en derhalve niet binnen de Europese Unie, en evenmin in Servië, gebruikt mogen worden. In het rapport van Dekra van 19 december 2011 staat onder meer: ‘In general we could state, the machines have been repaired on many areas, by replacements of components and repairing of fenders, cabs, doors and in result the paint was also reworked on carrier, upper machinery and boom on all machines.’ ‘Conclusion The inspected machines are designed and manufactured in the standard of 20 years ago. Therefore the machines are also did not fulfil the safety standards of today and are not in accordance with the CE directive machines 98/37/EG and 2006/42/CE. (…) CE plates were not present on the machines and the company Putevi was not in receipt of the documents until day of inspection. (…) Additional we did not find any information about the existence of a EC type approval certificate of a vehicle per directive 76/756/EEC respectively directive 97/28/EC. For the road homologation of the crane carrier. (…) That means practical wise, Putevi will not have any chance to work with the machines without CE documentations. Due to the year of manufacturing (2007), actual milage and working hrs., the investment of repairs and paint work up to now, technical standard in safety and missing documents, these machines could not be sold as new and unused. They are not align to the business definitions as shown below. Definition of new
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 3 von 10
1. Having recently come into existence or use, or not seen or done before. New implies ‘unused’ but (unlike ‘novel’) not necessarily ‘strange’ and (unlike ‘original’) not necessarily ‘genuine’. 2. Item made from previously unused or virgin material which has not been put into its intended use, or has not recorded any operating cycle or time. Definition of unused 1. not being or never having been made use of 2. accustomed or used (to something)’ 2.5. Putevi c.s. heeft de kranen tevens laten onderzoeken door [B] (hierna: [B]). In het inspectierapport van [B] van 19 januari 2012 staat onder meer: ‘It was reported that the buyers had disputed that the cranes were actually in a new and unused condition. We were requested to investigate whether or not the selected cranes were indeed already used, or instead, as put forward by the sellers, were new. (p. 3)’ en ‘It is known that the quality of material used by this Chinese manufacturer is not of a normal Western standard. (p. 5)’ Bij de bespreking van de afzonderlijke kranen is in het rapport steeds vermeld: ‘Based on our visual inspection of its condition, we have no reason to suspect that the crane has been used for longer periods other than testing of demonstration purposes. The normal wear and tear imprints on sleeves, wires, slewing gear and other moving parts did not indicate such usage. We realize that the sellers have renewed parts and painted certain sections/spots of the crane.’ Over de door de technici van Putevi c.s. opgestelde lijst van vervangen onderdelen wordt door [B] het volgende opgemerkt: ‘Upon completion of survey of the subject six cranes, we can comment as follows with regard to the replacements of the above items: We found that some of the wear and tear items as window wipers, indicator lights, securing pins were replaced. We however did not find that, in general, the lock and hinges of the doors, accelerator pedals in driving and crane cabin, seat cushions of both cabins and complete electrical wiring in both cabins, joysticks, etc., as mentioned above, were replaced in order “to hide” that the crane had been used for 100+ hours. We hold the opinion that the cranes, of Chinese origin, were in a very bad (cosmetic) condition with much rust development on the main chassis and parts of the crane. Four years of storage in open air will also have led to water ingress in several parts, causing failure to lights and other parts rendered seized.’ Ten slotte concludeert [B] als volgt: ‘Based on our observations, we arrive at the conclusion that the mobile cranes must be considered as unused with the exception of demonstration, maintenance and testing. Nevertheless, when considering the year of manufacturing, the hours and mileage on the units, the repair and upgrading work carried out by the sellers, one may question whether the qualification “new cranes” is justified. In this respect, one could conclude that the mobile cranes are not in a condition as one may expect from new-buildings.’
3 Het geschil in conventie 3.1. Putevi c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan Putevi c.s. van: 1. het totaalbedrag van de koopsommen € 462.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 4 augustus 2011, althans vanaf 1 maart 2012, tot aan de dag der algehele voldoening; 2. het bedrag van € 10.736,- voor de gemaakte expertisekosten; 3. het bedrag van € 1.415,32 voor de gemaakte reiskosten; 4. het bedrag van € 488.400,- voor gederfde winst; 5. een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten conform Rapport Voorwerk-II van € 5.355,-; 6. de kosten van onderhavige procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis; met dien verstande dat betaling aan de één bevrijdend werkt ten opzichte van de andere. 3.2. Putevi c.s. heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat op [gedaagde] op grond van artikel 81 Weens Koopverdrag een terugbetalingsverplichting rust, nu Putevi c.s. de koopovereenkomsten heeft ontbonden omdat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Putevi c.s. De door [gedaagde] verkochte kranen voldoen immers niet aan de door Putevi c.s. met [gedaagde] gesloten koopovereenkomsten, ten eerste
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 4 von 10
omdat deze kranen niet als ‘new/unused’ kunnen worden beschouwd en ten tweede omdat de benodigde CE-certificaten voor de kranen ontbreken, waardoor zij niet – zoals beoogd – in Servië kunnen worden gebruikt, aldus Putevi c.s. Wegens deze deze non-conformiteit, die een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten oplevert, heeft Putevi c.s. op grond van artikel 49 lid 1 Weens Koopverdrag de koopovereenkomsten ontbonden bij e-mailbericht van 4 augustus 2011. Ter comparitie heeft Putevi c.s. nog aangevoerd dat zij de ontbinding mede grondt op artikel 72 Weens Koopverdrag. De vordering strekt voorts tot vergoeding van de door haar als gevolg van de tekortkoming geleden schade conform artikel 74 Weens Koopverdrag. 3.3. Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Putevi c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, met veroordeling van Putevi c.s. in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten. 3.4. [gedaagde] heeft betwist dat de koopovereenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden. Volgens [gedaagde] moeten de kranen wel als ‘new/unused’ worden aangemerkt, omdat zij niet anders gebruikt zijn dan voor demonstratie-, test-, en onderhoudsdoeleinden. Verder heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat tussen partijen niet overeengekomen is dat CE-certificaten voor de kranen beschikbaar zouden zijn. in reconventie 3.5. [gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut: 1. de schade van [gedaagde] ex aequo et bono vast te stellen op: a. € 500,- per maand per kraan vanaf 8 september 2011, althans 25 oktober 2011, tot aan de datum van afname van alle zes de kranen dan wel de datum van het einde van de opslag, althans de datum van de hieronder onder 2 vermelde veiling; b. € 1.284,61 – kosten expertiserapport TüV; c. € 5.445,- – kosten rechtsbijstand; d. de wettelijke handelsrente vanaf 8 september 2011, althans 25 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening; 2. [gedaagde] te machtigen om de in de dagvaarding genoemde kranen te verkopen middels openbare veiling op kosten en voor risico van Putevi c.s. en om de door haar geleden schade te verhalen op de opbrengst van die verkopen en het restant naar rato aan Putevi en Jedinstvo uit te keren; met veroordeling van Putevi c.s. in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten. 3.6. De rechtbank begrijpt de vordering vermeld onder 3.5 sub 1 aldus dat [gedaagde] vordert dat Putevi c.s. wordt veroordeeld tot vergoeding van de gestelde schade. [gedaagde] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Putevi c.s. doordat Putevi c.s. haar verplichting tot afname van de gekochte kranen niet nakomt. [gedaagde] vordert vergoeding van de schade die zij door deze tekortkoming lijdt. De vordering tot machtiging om tot verkoop van de kranen over te gaan baseert [gedaagde] op de artikelen 61, 74 en 75 Weens Koopverdrag. 3.7. Het verweer van Putevi c.s. strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Putevi c.s. voert daartoe primair aan dat de koopovereenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden, zodat van een afnameverplichting geen sprake is. Subsidiair betwist Putevi c.s. het bestaan, althans de hoogte van de schadeposten, en de noodzaak voor [gedaagde] om bepaalde kosten te maken.
4 De beoordeling in conventie 4.1. Aangezien [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van de grondslag van de eis van Putevi c.s., inhoudende dat Putevi c.s. zich voor wat betreft de ontbinding van de koopovereenkomst aanvullend op artikel 72 Weens Koopverdrag (Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980, hierna: CISG), beroept, en de rechtbank deze eiswijziging niet in strijd acht met de eisen van een goede procesorde, zal de rechtbank recht doen op basis van de gewijzigde vordering. 4.2. Putevi c.s. vordert terugbetaling van de door haar betaalde koopprijs, op grond van artikel 81 CISG: ‘1. De ontbinding bevrijdt beide partijen van hun verplichtingen uit de overeenkomst, onverminderd een eventueel verschuldigde schadevergoeding. (...) 2 . Een partij die de overeenkomst geheel of ten dele heeft uitgevoerd, kan van de andere partij teruggave eisen van hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomst heeft gepresteerd. (...)’ 4.3. Putevi c.s. stelt daartoe dat zij de overeenkomsten heeft ontbonden. [gedaagde] betwist echter dat aan Putevi c.s. het recht toekwam om de overeenkomsten te ontbinden. Putevi c.s. stelt in de dagvaarding, samengevat, dat haar recht om te ontbinden voortkomt het niet conform overeenkomst afgeleverd zijn van de kranen, als bedoeld in artikel 35 lid 2 CISG, en dat zij op grond van artikel 49 lid 1 CISG daarom gerechtigd was de overeenkomsten te ontbinden. Artikel 49 lid 1 CISG luidt, voor zover relevant:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 5 von 10
‘De koper kan de overeenkomst ontbonden verklaren (...) indien de tekortkoming in de nakoming door de verkoper van de krachtens de overeenkomst of dit Verdrag op hem rustende verplichtingen een wezenlijke tekortkoming vormt; (...)’ Zoals ook ter comparitie aan partijen is voorgehouden, mist artikel 49 lid 1 CISG hier toepassing omdat er op het moment dat Putevi c.s. zich beriep op ontbinding nog niet door [gedaagde] was (af)geleverd. Dit brengt mee dat de ontbinding niet kan worden gegrond op de klacht dat [gedaagde] zaken heeft (af)geleverd die niet aan de overeenkomst beantwoorden. Putevi c.s. heeft ter comparitie ter onderbouwing van haar recht op ontbinding aanvullend artikel 72 lid 1 CISG ingeroepen: ‘Indien het vóór de datum van nakoming duidelijk is dat één van de partijen zich schuldig zal maken aan een wezenlijke tekortkoming, kan de andere partij de overeenkomst ontbonden verklaren.’ In geschil is of het geval bedoeld in artikel 72 lid 1 CISG zich hier voordoet. Daarbij is ook van belang welke betekenis toekomt aan het begrip ‘ wezenlijke tekortkoming ’. Hierover bepaalt artikel 25 CISG: ‘Een tekortkoming van een der partijen in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen is wezenlijk, indien zij leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien.’ 4.4. Putevi c.s. stelt in dit verband, maar [gedaagde] betwist, dat de door [gedaagde] verkochte kranen niet aan de koopovereenkomst voldoen als bedoeld in artikel 35 CISG. Voor zover relevant luidt dit artikel als volgt: ‘1. De verkoper dient zaken af te leveren waarvan de hoeveelheid, de kwaliteit en de omschrijving voldoen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en die zijn verpakt op de in de overeenkomst vereiste wijze. 2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, beantwoorden de zaken slechts dan aan de overeenkomst, indien zij: a. geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt; b. geschikt zijn voor een bijzonder doel dat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de verkoper ter kennis is gebracht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst, (...); (…) 3. De verkoper is niet ingevolge het in het voorgaande lid onder a-d bepaalde aansprakelijk voor het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst, indien de koper op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst wist of had behoren te weten dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoordden.’ 4.5. Putevi c.s. voert twee zelfstandige gronden aan ter onderbouwing van haar stelling dat de kranen niet aan de koopovereenkomsten voldoen. Volgens Putevi c.s. zijn de kranen ten eerste niet ‘new/unused’ zoals overeengekomen, en ten tweede niet CE-gecertificeerd zoals Putevi c.s. op grond van de koopovereenkomsten mocht verwachten. [gedaagde] bestrijdt niet dat is overeengekomen dat de kranen ‘new/unused’ zouden zijn, maar betwist dat de kranen aan deze eis niet voldoen. [gedaagde] betwist dat Putevi c.s. op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat de kranen CE-gecertificeerd zouden zijn. [gedaagde] erkent dat de kranen niet CE-gecertificeerd zijn. ‘New/unused’ 4.6. Partijen verschillen van mening over de betekenis die toekomt aan de overeengekomen eis ‘new/unused’. Gesteld noch gebleken is dat partijen over de betekenis van deze kwalificatie hebben onderhandeld of gesproken voor of bij het aangaan van de overeenkomst. Tussen partijen staat echter vast dat zij beiden voorafgaand aan de koop wisten dat het ging om kranen van het Chinese merk XCMG met bouwjaar 2007. Dit betekent dat Putevi c.s. aan de omschrijving ‘new/unused’ in ieder geval niet de verwachting mocht ontlenen dat de kranen nieuw waren in de zin van recent gefabriceerd. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat aan het woord ‘new’ zelfstandige betekenis toekomt, en dat de kranen aan dat criterium niet voldeden, dan nog geldt dat Putevi c.s. dit wist op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst zodat [gedaagde] dan op grond van artikel 35 lid 3 CISG ter zake niet aansprakelijk is. 4.7. Putevi c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat de term ‘new’ zo moet worden begrepen dat de aangeboden kraan er uit ziet als nieuw, na hooguit enkele cosmetische aanpassingen aan de buitenkant, bijvoorbeeld verfwerk. Volgens Putevi c.s. kan een kraan die vier jaar buiten heeft gestaan, niet meer als ‘new’ worden beschouwd. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Voor de verwachtingen die Putevi c.s. over de conditie en de uiterlijke staat van de kranen mocht hebben, is van belang dat Putevi c.s., naar uit de stellingen van partijen volgt, de kranen niet voorafgaand aan de koop heeft gezien zodat zij niet om die reden bepaalde verwachtingen moest of mocht hebben. Wel staat op grond van de stellingen over en weer vast dat Putevi c.s. al eerder, namelijk in 2008, bij [gedaagde] een XCMG-kraan had aangeschaft welke door Putevi c.s. is afgenomen en in Rusland is ingezet.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 6 von 10
Op grond van de overeenkomst moest Putevi c.s. erop rekenen dat de kranen in de conditie en uiterlijke staat verkeerden waarin kranen, die in 2007 in China gefabriceerd waren, medio 2011 onder normale omstandigheden zouden verkeren. [gedaagde] heeft gesteld dat (het in de branche algemeen bekend is dat) Chinese XCMG kranen van een minder goede kwaliteit zijn dan West-Europese en Amerikaanse kranen. Ook de door Putevi c.s. ingeschakelde deskundige [B] maakt in haar rapport een opmerking van die strekking. Putevi c.s. heeft niet bestreden dat XCMG kranen van mindere kwaliteit zijn dan Westerse kranen, maar slechts ter comparitie verklaard niet te weten of zulks in 2011 (in het proces-verbaal is per abuis 2007 vermeld) binnen de branche bekend was. Daarmee staat vorenbedoelde mindere kwaliteit tussen partijen vast. In dit verband heeft [gedaagde] voorts onweersproken gesteld dat corrosie bij een Chinese kraan eerder, meer en intensiever optreedt dan bij een kraan van Europese of Amerikaanse herkomst. De rechtbank zal dus ook uitgaan van de juistheid van deze stelling. Aangezien -naar niet in geschil is- Putevi en Jedinstvo grote ondernemingen zijn die zich toeleggen op aanneming en het bouwen en aanleggen van infrastructuur in verschillende landen, en zij in het verleden vaker kranen hebben aangeschaft (waaronder in 2008 voornoemde XCMG-kraan bij [gedaagde]), moet worden verondersteld dat Putevi c.s. in 2011 met de mindere kwaliteit en grotere corrosiegevoeligheid van de Chinese XCMG kranen bekend was, althans mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat Putevi c.s. hiermee bekend was. Voor de medio 2011 redelijkerwijs te verwachten conditie en uiterlijke staat van in 2007 gefabriceerde ‘new/unused’ mobiele kranen is voorts van belang of Putevi c.s. op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat de kranen in de tussen fabricage en verkoop gelegen jaren overdekt gestald waren geweest, zoals Putevi c.s. stelt, dan wel moest begrijpen dat zij op een buitenterrein waren blootgesteld aan weer en wind, zoals [gedaagde] aanvoert. Het standpunt van [gedaagde] vindt steun in de onder 2.1 geciteerde e-mail waarin [gedaagde] aan Putevi c.s. schrijft ‘ We have 72 units new unused xcmg in stockyard ’. De term ‘stock yard’ duidt immers op een buitenterrein, terwijl het aantal beschikbare kranen niet direct voor de hand doet liggen dat deze alle overdekt zijn gestald. Putevi c.s. heeft niet de stelling van [gedaagde] betwist dat het in de branche gebruikelijk is dat kranen buiten opgeslagen worden, zodat dit vast staat. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is onvoldoende gemotiveerd dat en waarom Putevi c.s. er van uit zou mogen gaan dat de kranen bij [gedaagde] binnen waren opgeslagen. Onder deze omstandigheden moest Putevi c.s. er dus op rekenen dat de kranen in de conditie en uiterlijke staat zouden verkeren waarin in 2007 in China gefabriceerde kranen zouden verkeren nadat deze jaren aan weer en wind waren blootgesteld. 4.8. Partijen zijn het er over eens dat uit de omschrijving ‘new/unused’ volgt dat de kranen in ieder geval ongebruikt moeten zijn. Putevi c.s. heeft twijfels geuit over het ongebruikt zijn van de kranen. Zij wijst ten eerste op de kilometerstand en het aantal werkuren van de kranen, ten tweede op het opgeknapt zijn van de kranen, bijvoorbeeld door verfwerk, en ten derde op het vervangen zijn van essentiële en andere onderdelen van de kranen, waaronder de hijskabel, de joystick en de stoelzitting. Dit alles doet vermoeden dat de kranen gebruikt zijn, aldus Putevi c.s. [gedaagde] heeft betwist dat sprake is geweest van relevant gebruik van de kranen. Het vervoer van kranen (bij mobiele kranen ook zelfstandig over de weg) en het gebruik van kranen voor onderhoud-, test- en demonstratiedoeleinden levert geen relevant gebruik op, en doet niet af aan de kwalificatie ‘new/unused’, aldus [gedaagde]. De kilometerstand van de kranen is volgens [gedaagde] verklaarbaar doordat de kranen bij het transport van de leverancier naar het bedrijf van [gedaagde] (deels) niet op een dieplader zijn vervoerd, maar zelf over de weg hebben gereden. Met betrekking tot de geregistreerde werkuren heeft [gedaagde] opgemerkt dat dit alle uren betreft dat het contact aan staat. Ook bij niet relevant gebruik, zoals gebruik in het kader van onderhoud of demonstratie, lopen de werkuren dus op, zo heeft [gedaagde] betoogd. Zij heeft de kranen opgeknapt als extra service aan Putevi c.s. Omdat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst met Putevi c.s. juist bezig was met het gebruiksklaar maken van 87 andere kranen, was het een kleine moeite om ook de voor Putevi c.s. bestemde kranen een grote onderhoudsbeurt te geven, aldus [gedaagde]. Bij geen van de kranen zijn essentiële onderdelen vervangen. Van de hijsinstallatie is niets vervangen, ook de hijskabel niet. Hetzelfde geldt voor joystick en zitting, daar zit het plastic nog op, zo heeft [gedaagde] verklaard. Aangezien Putevi c.s. niet heeft weersproken dat vervoer, onderhoud, test- en demonstratiewerkzaamheden niet als relevant gebruik zijn te beschouwen, zal ook de rechtbank daarvan uitgaan. Tegenover de verklaring van [gedaagde] van de kilometerstand en het aantal werkuren van de kranen, die de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt, heeft Putevi c.s. niets ingebracht. Putevi c.s. heeft daarmee haar stellingen op dit punt onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de kilometerstand en het aantal werkuren geen aanwijzingen opleveren voor relevant gebruik van de kranen. Dat verfwerk en andere kleinere opknapwerkzaamheden zijn verricht, vormt gelet op de relatief corrosiegevoelige aard en lager dan Westerse kwaliteit van de kranen op zichzelf geen aanleiding om gebruik van de kranen te vermoeden. Voorts is onvoldoende toegelicht waarom deze ‘cosmetische’ aanpassingen een wezenlijke tekortkoming zouden opleveren die ontbinding van de overeenkomst zou rechtvaardigen. 4.9. Aldus resteert de vraag of er voldoende aanknopingspunten zijn voor het vermoeden van Putevi c.s. dat de kranen zijn gebruikt anders dan voor onderhouds,- test- en demonstratiedoeleinden, zoals Putevi c.s. stelt maar [gedaagde] betwist. Het rapport van [B] (zie hiervoor onder 2.5), wier onderzoek (in opdracht van Putevi c.s.) zich specifiek heeft gericht op de vraag of het hier om reeds gebruikte kranen gaat, ondersteunt uitdrukkelijk het standpunt van [gedaagde] op dit punt. Weliswaar komt Dekra in haar rapport (zie hiervoor onder 2.4) tot de conclusie dat de kranen niet als ‘new and unused’ hadden mogen worden verkocht, maar de door Dekra gehanteerde
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 7 von 10
definitie van ‘unused’ sluit niet aan bij de betekenis die partijen aan deze term geven. Zo wordt in de definitie van Dekra geen onderscheid gemaakt tussen relevant en niet relevant gebruik van de kranen. Aan het oordeel van Dekra dat de kranen niet als ‘unused’ kunnen worden beschouwd, komt in het kader van deze beoordeling dan ook weinig waarde toe. Ook overigens biedt het Dekra-rapport weinig steun voor het standpunt van Putevi c.s. Het onderzoek van TüV (zie hiervoor onder 2.3) lijkt niet specifiek gericht te zijn geweest op de vraag of de kranen ongebruikt waren. Wel constateert de rechtbank dat TüV zowel in de rapportages als in de afgegeven certificaten zonder enig voorbehoud vermeldt dat het hier gaan om ‘new and unused’ kranen. Daaruit kan worden afgeleid dat TüV in het door haar uitgevoerde onderzoek kennelijk geen aanleiding heeft gezien enige kanttekening bij deze kwalificatie te plaatsen. Het door [gedaagde] gevoerde verweer en de inhoud van de overgelegde onderzoeksrapporten in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat Putevi c.s. onvoldoende heeft gesteld om er van uit te gaan dat van relevant gebruik van de kranen sprake is geweest, of om Putevi c.s. ter zake een bewijsopdracht te geven. Daarbij is mede van belang dat de stelling van Putevi c.s. dat er essentiële onderdelen (zoals de hijskabel) zijn vervangen – op grond waarvan relevant gebruik van de kranen aannemelijk zou kunnen worden geacht – niet alleen wordt weersproken door [gedaagde], maar ook door [B], de door Putevi c.s. zelf ingeschakelde deskundige. 4.10. Putevi c.s. heeft nog gesteld dat zij nieuwe kranen wilde aanschaffen omdat aan kranen waarvan onderdelen zijn versleten of vervangen veiligheidsrisico’s kleven. Uit het voorgaande volgt dat Putevi c.s. inderdaad nieuwe -in de door partijen onder ogen geziene zin- kranen heeft gekocht, terwijl uit de hiervoor vermelde onderzoeksrapporten naar voren komt dat er geen aanleiding is voor zorg over de veiligheid van de kranen. 4.11. Het voorgaande in aanmerking nemende, ziet de rechtbank geen grond voor de opvatting van Putevi c.s. dat de kranen niet voldoen aan de kwalificatie ‘new/unused’. Op de eerste grond is de ontbinding van de koopovereenkomsten door Putevi c.s. dan ook niet gerechtvaardigd. CE-certificaten 4.12. Als tweede grond voor de ontbinding waarop Putevi c.s. haar vordering baseert, is aangevoerd dat [gedaagde] tekortschiet omdat de kranen niet CE-gecertificeerd zijn. Putevi c.s. beroept zich hierbij op artikel 35 lid 2 sub a CISG. Putevi c.s. heeft in dit verband gesteld dat zij er op mocht vertrouwen dat de kranen CE-gecertificeerd waren, omdat zij de kranen kocht bij een Nederlandse kranenhandelaar, die de kranen op zijn eigen terrein had staan. Zij mocht er daarom, zo stelt Putevi c.s., van uitgaan dat de kranen in de Europese Unie waren ingevoerd en derhalve voldeden aan de in de Europese Unie maar ook in Servië geldende CE-normen. Voorts heeft de heer [C] van Putevi c.s. ter comparitie verklaard dat hij voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst contact heeft gehad met de heer [A]. Volgens [C] maakte een tussenpersoon genaamd [A] de afspraken namens [gedaagde], omdat de heer [D] moeite had met het Engels en liever niet wilde bellen. Aan [A], die voor [C] gelijk was aan de verkoper, heeft [C] gevraagd of alle papieren in orde waren voor Servië (‘ you have all papers for Serbia? ’) en deze heeft daarop bevestigend geantwoord (‘ yes, you can buy for Serbia ’), aldus [C]. [gedaagde] wist derhalve dat de kranen voor gebruik in Servië bestemd waren, en daarom had het op haar weg gelegen om aan Putevi c.s. mede te delen dat zij niet aan de vereisten voor gebruik in Servië voldeden omdat zij niet CE-gecertificeerd waren. Nu een dergelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden, mocht Putevi c.s. er op vertrouwen dat de kranen CEgecertificeerd waren. 4.13. [gedaagde] heeft een en ander gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] is niet tussen partijen overeengekomen en mocht Putevi c.s. er ook niet op vertrouwen dat de kranen gecertificeerd zouden zijn. Volgens [gedaagde] is zij een internationaal handelsbedrijf dat honderden kranen over de hele wereld inkoopt, met verschillende productie-eisen en standaarden, en die ook weer doorverkoopt. De kranen worden verkocht zoals ze zijn. De klant moet aangeven aan welke specificaties de kraan moet voldoen. Als Putevi c.s. gecertificeerde kranen wilde, had zij dat dus uitdrukkelijk aan [gedaagde] moeten mededelen. Het antwoord zou dan ‘nee’ geweest zijn. Fabrikant XCMG was in 2007 immers niet in staat kranen te leveren die aan de eisen voor CE-certificering voldoen. Dat was algemeen bekend. Ook door de aankoop van een identieke kraan in 2008 was Putevi c.s. er van op de hoogte dat XCMG kranen niet CEgekeurd zijn, aldus [gedaagde]. Zoals veel kranenhandelaren houdt ook [gedaagde] kranen in transit om niet onnodig invoerrechten te hoeven betalen. Putevi c.s. wist dat, omdat op de factuur uit 2008 (en ook op de factuur van in 2007 bestelde kranen, waarvan de koop later door Putevi c.s. geannuleerd is) vermeld staat: ‘no VAT goods in transit’. Dit betekent dat de goederen nog niet in de Europese Unie zijn ingevoerd. Daar komt bij dat op de factuur uit 2008 vermeld is ‘ with German export brief and CE custom plates valid 2 months ’. Ook daaruit blijkt dat de betreffende kranen niet CE-gecertificeerd waren. Het was [gedaagde] niet bekend wat Putevi c.s. met de kranen wilde doen. Zij wist niet dat Putevi c.s. de kranen in Servië wilde gaan gebruiken. 4.14. Gelet op de toepasselijkheid van artikel 35 CISG moet worden beoordeeld of, zoals Putevi c.s. heeft gesteld, het ontbreken van CE-certificaten met zich brengt dat de kranen niet geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt dan wel niet geschikt zijn voor een specifiek doel dat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan [gedaagde] ter kennis was gebracht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst. 4.15. Putevi c.s. betwist niet dat de kranen op zichzelf geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor dergelijke kranen gewoonlijk worden gebruikt. Het gaat Putevi c.s. er om dat de kranen niet
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 8 von 10
geschikt zijn voor gebruik in Servië omdat zij niet aan het ook in Servië geldende vereiste van CE-certificering voldoen. Het standpunt van Putevi c.s. roept enerzijds de vraag op of [gedaagde] redelijkerwijs had moeten begrijpen dat Putevi c.s., toen zij aangaf kranen te willen kopen, het oog had op CEgecertificeerde kranen, en anderzijds of Putevi c.s. er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat in het aanbod van [gedaagde] tot verkoop van de aangeboden kranen besloten lag dat de voor het gebruik in Servië vereiste CE-certificaten aanwezig waren. Het antwoord op beide vragen moet worden gevonden met behulp van het bepaalde in artikel 8 CISG. Dit artikel bepaalt dat verklaringen en gedragingen dienen te worden uitgelegd in overeenstemming met de bedoeling van een partij wanneer de andere partij die bedoeling kende of daarvan niet onkundig kon zijn, dan wel overeenkomstig de zin die een redelijk persoon van gelijke hoedanigheid als de andere partij in dezelfde omstandigheden hieraan zou hebben toegekend. 4.16. Niet gesteld of gebleken is dat partijen in het kader van het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk hebben gecommuniceerd over het wel of niet gecertificeerd zijn van de kranen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de CE-certificering toen niet met zoveel woorden aan de orde is geweest. Naar de rechtbank het standpunt van Putevi c.s. begrijpt, meent Putevi c.s. dat [gedaagde] uit de aan [D] gestelde vraag, of alle papieren in orde waren voor Servië, had moeten begrijpen dat de kranen waren bestemd voor gebruik in Servië, terwijl de omstandigheid dat Servië zich vrijwillig heeft gebonden aan bepaalde EU-normen op het gebied van productveiligheid waaronder de Richtlijn 2006/42/EG (de Machinerichtlijn)- meebrengt dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat het de bedoeling van Putevi c.s. was om CE-gecertificeerde kranen te kopen. Dit standpunt faalt. Zelfs indien juist zou zijn dat [gedaagde] wist dat zich tussen [D] en Putevi c.s. de door Putevi c.s. gestelde communicatie (zie r.o. 4.12) heeft afgespeeld (hetgeen door [gedaagde] gemotiveerd is betwist), en zelfs indien deze communicatie met [D] als communicatie met [gedaagde] moet worden beschouwd, dan nog zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat [gedaagde] tevens wist of behoorde te weten dat de bewuste EU-regelgeving ook in Servië van toepassing is. Aangezien Servië in de relevante periode geen deel uitmaakte van de Europese Unie respectievelijk de Europese Economische Ruimte, geldt de Machinerichtlijn binnen Servië respectievelijk voor leveringen aan Servië niet op grond van het toepassingsbereik van de Richtlijn zelf maar, zoals de ter comparitie gegeven toelichting van Putevi c.s. blijkt, omdat Servië ervoor heeft gekozen haar wetgeving op dit punt aan de regelgeving van de Europese Unie aan te passen. Bij die stand van zaken mag in beginsel niet van [gedaagde] als in Nederland gevestigde verkoper worden verwacht dat hij van de in Servië geldende regelgeving op de hoogte is. Bijzondere omstandigheden waaruit volgt dat [gedaagde] desondanks wist dat in Servië slechts kranen met CE-certificaat mogen worden gebruikt, zijn gesteld noch gebleken. 4.17. Vervolgens rijst de vraag of Putevi c.s. er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat in het aanbod van [gedaagde] besloten lag dat de voor het gebruik in Servië vereiste CE-certificaten aanwezig waren. Putevi c.s. betoogt dat zij er op mocht vertrouwen dat de kranen CE-gecertificeerd waren, omdat deze te koop werden aangeboden door een Nederlandse kranenhandelaar die de kranen op zijn eigen terrein had staan, waaruit Putevi c.s. mocht afleiden dat de kranen in de Europese Unie waren ingevoerd, waaruit Putevi c.s. vervolgens mocht afleiden dat de kranen voldeden aan de in de Europese Unie maar ook in Servië geldende CE-normen. Als onbetwist door [gedaagde] gesteld staat vast dat de kranen feitelijk niet waren ingevoerd, maar met T1 status in transit stonden op het als douaneentrepot aangemerkte terrein van [gedaagde]. Of Putevi c.s. desalniettemin voldoende reden had om te veronderstellen dat de kranen in de Europese Unie waren ingevoerd, kan in het midden blijven. Immers, zelfs al zouden de kranen in de Europese Unie zijn ingevoerd, dan nog volgt daaruit niet automatisch dat de kranen aan de CE-normen voldoen. Op grond van de de Machinerichtlijn is [gedaagde] verplicht om, kort gezegd, te certificeren en CE-markeringen op een kraan aan te brengen alvorens zij de betreffende kraan binnen de Europese Unie althans de Europese Economische Ruimte in de handel brengt. Onder op de markt brengen moet in dit verband worden verstaan: voor het eerst tegen vergoeding of gratis in de Gemeenschap ter beschikking stellen van de kraan met het oog op de distributie of het gebruik ervan) en/of deze kraan in bedrijf stellen. Het is dus mogelijk dat een kraan in de Europese Unie wordt ingevoerd terwijl deze (nog) niet aan de CE-normen voldoet. De verplichting tot certificering is alleen aan de orde ingeval de kraan binnen de EU/EER in de handel wordt gebracht, hetgeen zich hier niet voordoet. Voor in de Europese Unie ingevoerde kranen die nog niet, of slechts buiten de EU/EER te koop worden aangeboden, geldt geen certificeringsplicht. Daarbij komt dat tussen partijen vaststaat dat Putevi al eerder, in 2008, een ongecertificeerde XCMG kraan met bouwjaar 2007 bij [gedaagde] heeft gekocht. Deze kraan was bestemd voor gebruik in Rusland, waar CE-certificaten niet vereist zijn. Door deze aankoop wist Putevi c.s., althans moet bij haar bekend worden verondersteld, dat de door [gedaagde] aan haar aangeboden kranen niet altijd CE-gecertificeerd zijn. Aldus faalt de redenering waarop Putevi c.s. haar vordering baseert. 4.18. Putevi c.s. heeft nog gesteld dat het op de weg van [gedaagde] lag Putevi c.s. er op te wijzen dat de kranen niet CE-gecertificeerd waren, omdat [gedaagde] wist dat de kranen bestemd waren voor gebruik in Servië. Van een dergelijke waarschuwingsplicht kan alleen sprake zijn als [gedaagde] wist of had moeten weten dat de kranen voor gebruik in Servië CE-gecertificeerd moesten zijn. Uit r.o. 4.16 volgt dat hiervan niet kan worden uitgegaan. Voor zover Putevi c.s. zou hebben bedoeld te betogen dat zij er op basis van de mededeling van [D] ‘ yes, you can buy for Serbia ’ (zie hiervoor onder 4.12) er van uit mocht gaan dat de kranen geschikt waren voor gebruik in Servië, volgt de rechtbank Putevi c.s. hierin niet. Nog daargelaten dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat de gestelde communicatie tussen [C] en [D] heeft plaatsgevonden, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk op grond waarvan
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 9 von 10
Putevi c.s. er op heeft mogen vertrouwen dat [D] met zijn opmerking bedoelde te bevestigen dat de kranen CE-gecertificeerd waren. Het is immers zeer wel denkbaar dat [D] de vraag van [C] aldus heeft opgevat dat deze vroeg naar de beschikbaarheid van andere papieren, zoals douanedocumenten. 4.19. Uit het voorgaande volgt dat Putevi c.s. er niet op mocht vertrouwen dat de kranen CEgecertificeerd waren. Beide aangevoerde gronden zijn derhalve ontoereikend om te oordelen dat de kranen niet aan de overeenkomst beantwoorden. De conclusie die daaraan moet worden verbonden is dat de koopovereenkomsten niet rechtsgeldig door Putevi c.s. zijn ontbonden. Dit betekent dat de vordering van Putevi c.s. geheel moet worden afgewezen. 4.20. Putevi c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: - griffierecht € 3.621,00 - salaris advocaat € 6.450,00 (2,5 punten × tarief € 2.580,00) Totaal € 10.071,00 4.21. De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld. 4.22. [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij enig concreet belang heeft bij de gevorderde uitvoerbaarheid van het vonnis op de minuut. De rechtbank zal daarom niet bepalen dat het vonnis uitvoerbaar is op de minuut. in reconventie 4.23. Het hiervoor in conventie gegeven oordeel dat de koopovereenkomsten niet rechtsgeldig door Putevi c.s. zijn ontbonden, impliceert dat Putevi c.s. gehouden was de kranen van [gedaagde] af te nemen. Het niet afnemen levert derhalve een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Putevi c.s. op. Voor de schade die daaruit voor [gedaagde] voorvloeit, is Putevi c.s. aansprakelijk. 4.24. [gedaagde] heeft de volgende schadeposten gesteld: - kosten van opslag, beveiliging, verzekering en klein onderhoud € 500,00 per maand; - kosten onderzoek TüV € 1.284,61; - buitengerechtelijke kosten conform Rapport Voorwerk II € 5.445,00. 4.25. Bij de vaststelling van de schade die voor vergoeding door Putevi c.s. in aanmerking komt, moet een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie waarin [gedaagde] verkeert gegeven de toerekenbare tekortkoming van Putevi c.s. en de situatie waarin [gedaagde] zich zou hebben bevonden als Putevi c.s. de kranen wel conform de koopovereenkomsten zou hebben afgenomen. 4.26. Uit het enkele feit dat de kranen steeds op het terrein van [gedaagde] hebben gestaan, vloeit niet zonder meer voort dat [gedaagde] schade heeft geleden. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] door de opslag en beveiliging van deze kranen hogere kosten heeft moeten maken of dat zij inkomsten is misgelopen. Verder heeft [gedaagde] onvoldoende duidelijk gemaakt dat daadwerkelijk kosten voor klein onderhoud zijn gemaakt en waarom het maken van zulke kosten nodig zou zijn geweest als gevolg van de tekortkoming van Putevi c.s. Met betrekking tot de kosten voor verzekering van de kranen is van belang dat Putevi c.s. heeft betwist dat de kranen verzekerd waren. Zij heeft opgemerkt dat [gedaagde] op 7 september 2011 aan Putevi c.s. heeft gemaild dat de verzekering van de kranen zou worden beëindigd als Putevi c.s. ze niet de volgende dag zou ophalen. Nu [gedaagde] niet op deze opmerking heeft gereageerd, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] haar stellingen ter zake onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen grond voor toewijzing van schadevergoeding betreffende kosten voor opslag, beveiliging, onderhoud of verzekering. 4.27. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de kosten verbonden aan het onderzoeksrapport van TüV redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Deze kosten dienen derhalve door Putevi c.s. aan [gedaagde] te worden vergoed. 4.28. Op grond van artikel 6:96 lid 2 en 3 BW komen kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover deze kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. [gedaagde] had dan ook duidelijk moeten maken op welke verrichtingen de kosten waarvan vergoeding gevorderd wordt betrekking hebben. Nu zij dit niet heeft gedaan, zal dit onderdeel van de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. 4.29. Met de vordering vermeld onder 3.5 sub 1d beoogt [gedaagde] kennelijk de wettelijke handelsrente over de onder 3.5 sub 1a tot en met 1c vermelde bedragen te vorderen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt deze vordering slechts voor toewijzing in aanmerking met betrekking tot de kosten van het expertiserapport van TüV. Daarbij zal in plaats van de wettelijke handelsrente de wettelijke rente worden toegewezen, aangezien de vergoeding van de betreffende kosten verschuldigd is op grond van de wet en niet op grond van een handelsovereenkomst. Met betrekking tot de datum waarop de wettelijke rente is gaan lopen, geldt het volgende. Putevi c.s. kan niet reeds op 8 september 2011 in verzuim zijn geweest met de vergoeding van de kosten van het expertiserapport van TüV, omdat dit rapport pas van 4 oktober 2011 dateert. Dat de raadsman van [gedaagde], zoals onbetwist is gesteld, op 25 oktober 2011 nakoming van de koopovereenkomst heeft gevorderd, is onvoldoende om er van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013
Details ECLI:NL:RBROT:2013:5327
Seite 10 von 10
uit te gaan dat Putevi c.s. vanaf dat moment in verzuim is met betrekking tot de vergoeding van de expertisekosten. De wettelijke rente zal derhalve worden toegewezen vanaf de datum van het instellen van de vordering in reconventie, te weten 19 december 2012. 4.30. [gedaagde] baseert de gevorderde machtiging tot openbare veiling van de kranen kennelijk op artikel 61 jo artikel 75 CISG. Deze artikelen bieden daarvoor echter geen grond. Voor zover artikel 75 CISG al een basis vormt voor een dergelijke vordering, geldt dit slechts in het geval dat de koopovereenkomst wordt ontbonden. De ontbinding van de koopovereenkomst door Putevi c.s. heeft echter geen doel getroffen en [gedaagde] niet zelf is overgegaan tot ontbinding, zodat de koopovereenkomst in stand is gebleven. Aan [gedaagde] komt dus geen beroep op artikel 75 CISG toe. Andere grondslagen voor toewijzing zijn niet naar voren gekomen. De gevorderde machtiging zal worden afgewezen. 4.31. Putevi c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op basis van het toegewezen bedrag op: - salaris advocaat € 452,00 (2 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00) Totaal € 452,00 4.32. De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld. 4.33. [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij enig concreet belang heeft bij de gevorderde uitvoerbaarheid van het vonnis op de minuut. Op dit punt zal de vordering dan ook worden afgewezen.
5 De beslissing De rechtbank
in conventie 5.1. wijst de vorderingen af, in reconventie 5.2. veroordeelt Putevi c.s. om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.284,61, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over voornoemd bedrag met ingang van 19 december 2012 tot de dag van volledige betaling, in conventie en in reconventie 5.3. veroordeelt Putevi c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 10.071,00 in conventie en € 452,- in reconventie, 5.4. bepaalt met betrekking tot de proceskosten dat Putevi c.s. deze dient te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, en veroordeelt Putevi c.s., voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen die termijn plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten te rekenen vanaf de dag van het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening tot de dag van volledige betaling, 5.5. veroordeelt Putevi c.s. in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, indien Putevi c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, 5.6. bepaalt met betrekking tot de nakosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,- aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening, dat Putevi c.s. deze kosten dient te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt Putevi c.s., voor het geval voldoening van laatstbedoelde kosten niet binnen die termijn plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening tot de dag van volledige betaling, 5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013. 2171/1885
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:5327&k... 26.07.2013