OPERATION KICK OFF
OBJECTIEVEN Omwille van zijn omvang zal Operatie “Kick Off” gerund worden als een simulatie van militaire operatie. Onze operatie heeft 6 duidelijk gedefinieerde objectieven: 1. De inspanningen en opofferingen herdenken van onze geallieerde bevrijders, Europese verzetslieden en van al degenen die leden onder de bezetting tijdens WO2. 2. Het grote publiek onderwijzen en onderhouden door de condities van september 1944 te recreëren en wel op zo een manier dat men het niet enkel ziet doch ook beleeft; 3. De bevrijding in 1944 proberen weer te geven door middel van getuigenissen, expositie van materiaal en figuranten; 4. Een platform creëren waar re-enactors, voertuigen verzamelaars en mensen die van de geest van de jaren 40 houden elkaar kunnen ontmoeten en over hun gemeenschappelijke interesses kunnen discussiëren; 5. Het is de bedoeling er een jaarlijks weerkerend evenement van te maken dat kan groeien totdat het een volwaardige plaats op de kalender van de herdenkingen in het kader van wereldoorlog 2 heeft ingenomen; 6. De organisatie heeft ook een sociaal doel. Het evenement loopt in samenwerking met mensen uit de wijk Zwartberg en een deel van de opbrengst wordt geschonken aan een goed doel. Operatie Kick Off speelt zicht af tijdens de nazomer en de herfst van 1944 in de streek rond Genk, in de Limburgse Kempen. Om duidelijk te maken wat er destijds allemaal gebeurd is volgt hieronder een chronologisch verslag van de maanden september en oktober 1944. Onze bijzondere dank gaat hierbij uit naar Jef Habex, voorzitter van de Heemkundige Kring van Genk voor de input. Reeds tijdens de maand augustus 1944 hoorde men via Radio Londen herhaaldelijk melden dat een Franse legergroep onder leiding van Franse generaals die aan de invasie deelnam, naar Parijs oprukte en dat de Duitse tegenstand volledig in elkaar gestort was. De Duitse bezetters in Genk werden zenuwachtig en pakken dossiers en bundels werden opgeladen voor transport naar Duitsland. Op het grondstuk naast de woning van dokter Bollen verbrandde men papieren. Dagelijks reden soldaten met allerlei vervoermiddelen door Genk in grote wanorde. Op maandag 4 september lagen trams en treinen stil en meer en meer Duitsers reden met boerenkarren door het centrum. In het oud station van Winterslag werd de zoon van Willems doodgeschoten. Tijdens een bliksemactie namen de Duitsers toen in Winterslag dertig jongeren gevangen en voerden ze meer naar Duitsland. Weinigen zijn uit de kampen weergekeerd. Nergens was er nog iemand op straat te zien. De mensen verborgen zich in kelders, want hier en daar klonken schoten en men wist niet wie er schoot. In Zwartberg verbleef er nog een troep soldaten in een lokaal naast de school. Ze trokken in groep overal rond en bevalen de mensen de verduisteringen voor de ramen te verwijderen en alle lichten te ontsteken. Zodra de dronken soldaten voorbij waren, draaiden de mensen de lichten weer uit, want ze vreesden bombardementen. Van uit westelijke richting schoten lichtkogels omhoog in de donkere nacht. Op dinsdag 5 september 1944 wapperde ’s morgens de Belgische vlag op het steenstort van
Zwartberg, maar ’s middags was ze weer vervangen door het hakenkruis. De Duitse soldaten trokken weg op woensdag 6 september en dadelijk hing er opnieuw de Belgische driekleur. Door het centrum reden voortdurend Duitse troepen in oostelijke richting. De meeste soldaten reden met geroofde fietsen en paarden, die allerlei soorten karren en wagens trokken. Af en toe reed er nog een Duitse wagen met officieren, of een vrachtwagen, waarvan de inzittenden bevreesd rondkeken. Ze waren waarschijnlijk gewaarschuwd tegen acties van het verzet… . Zij die nog met een auto konden vluchten waren bij de gelukkigen die nog ergens brandstof voor hun voertuig hadden kunnen vinden. Op donderdag 7 september organiseerden S.S.-eenheden, aangevuld met Hitlerjugenverbände, de weerstand tegen de oprukkende geallieerden op een nieuwe verdedigingslijn op de weg Hasselt-Eindhoven in westelijke richting en het Albertkanaal tot aan de sluis van Genk in zuidelijke richting. Ze beschikken over anti-tankgeschut, granaatwerpers en pantserwagens. Uit de richting van Houthalen, Helchteren en Hechtel hoorde men het zware gerommel van kanonvuur. Volgens de Engelse radio die in het Nederlands uitzond, zouden de Amerikanen in Beringen aankomen en werd er in de sectie Helchteren-Hechtel hevig gevochten. Door de hevige gevechten rond het kruispunt van Hechtel (kruising van de weg Hasselt-Eindhoven en de weg Leopoldsburg-Peer) werd bijna het hele dorp met de grond gelijk gemaakt. De Britse Guardsdivisie voerde hier zware gevechten met Duitse Fallshirmjaeger. Onder de bevolking vielen talrijke burgerslachtoffers door granaten en kogels. Verschillende burgers werden door de Duitsers uit frustratie geëxecuteerd. Hechtel kreeg de naam ‘Little Caen’ naar het stadje in Normandië dat enkele maanden daarvoor hetzelfde lot onderging. Het kruispunt was strategisch belangrijk omdat men via deze weg kon oprukken richting Valkenswaard en Eindhoven. Het is vanop deze weg dat het grondoffensief tijdens Operatie Market-Garden gestart is vanuit het bruggehoofd bij Lommel. Ten noorden van Genk, in Meeuwen en Peer werden er teams van de Belgische Special Air Service (S.A.S.)gedropt tijdens Operatie Caliban. Deze teams hadden de opdracht informatie over vijandelijke troepenbewegingen door te sturen naar het Britse XXXste Corps dat in de buurt van Helchteren en Hechtel vocht. De leden van de Belgische S.A.S. waren zwaar getrainde parachutisten in Britse uitrusting. Ze droegen dezelfde uitrusting als een Britse parachutist maar het mutskenteken was het beroemde ‘who dares wins’ embleem dat de S.A.S. reeds in Noord-Afrika gedragen had in de strijd tegen Rommel ‘the desert fox’. Dit Belgische Squadron had een uitstekende reputatie en was te vergelijken met wat men tegenwoordig special forces noemt. Zij waren speciaal opgeleid voor het inzamelen van informatie en het plegen van sabotage achter de vijandelijke linies. Door het feit dat ze Belgen waren en bijgevolg te taal en de streek kenden waren ze van onschatbare waarde voor de geallieerden. Het is uit deze Belgische S.A.S dat later de Belgische para’s ontstaan zijn. 1 Para gekazerneerd in Diest draagt trouwens nog steeds een ‘who dares wins’ kenteken op de muts als eerbetoon aan deze dappere mannen. Een afdeling van de Amerikaanse strijdmacht trok langs de zuidzijde van het kanaal richting Diepenbeek en Genk. Verspreide kleine groepen vluchtende Duitse infanteristen trokken nog door het centrum van Genk en als ze een fietser zagen namen ze zijn rijwiel af om zo snel mogelijk in de richting van Zutendaal te rijden. Dan werd alles angstig stil. Was het de stilte voor de storm? In het centrum verbleven nog enkele Duitsers onder leiding van een commandant, die nog steeds geen bevel tot evacuatie gegeven had. Op zaterdag 9 september verklaarde de commandant dat Genk in de oorlogszone lag en hij verbood de bevolking nog op straat te komen. Duitse troepen die waarschijnlijk vanuit Zonhoven en Houthalen naar Genk afgezakt waren, stelden snel overal aan de westelijke en zuidelijke toegangswegen kanonnen en mitrailleurs op. De Genkenaren die in hun huizen bang de gebeurtenissen afwachten, hoorden heel de dag door ontploffingen, nu eens dichtbij dan weer verder af. Er was ook geronk van vliegtuigen. Naar naderhand vernomen werd, waren er in die dag in verschillende kanaalsecties, aan de sluizen en in de kolenhaven, niet minder dan 110 schepen tot zinken gebracht door de Duitse genietroepen, die ook aan de brug over de sluis contact-
mijnen hadden gelegd. De bruggen, die pas twee jaar geleden herstelt waren, werden weer opgeblazen. Dat gebeurde ook met de brug van Hasselt, die in 1938 ingestort was, het jaar nadien hersteld en in 1940 opgeblazen. Ook de noodbrug die tot 1944 dienst deed, werd toen vernield. Langerlo en Sledderlo werden door de bevolking ontruimd. Om 18 uur stond de electrische centrale van Staelen in brand en viel een groot gedeelte van Genk zonder stroom. De mensen bleven in hun kelders en als ze het al eens waagden om even naar buiten te komen schoven ze langs de huizen om niet opgemerkt te worden door patrouillerende soldaten. Op zondag 10 september durfden maar weinig mensen naar de kerk gaan en was de spanning voelbaar. Op maandag 11 september versterkten de Duitsers hun stellingen met een compagnie zeer jonge soldaten (17 en 18 jaar naar schatting). In de kanaalrichting werden bomen met springladingen omgelegd om de weg te versperren. Voor de tweede keer in vier jaar kwamen vele schippers door de honger gedreven en ook woedend over het verlies van hun schepen, naar het centrum van Genk, maar ook daar was geen bevoorrading meer en gebruikten de mensen hun laatste voedsel. Op dinsdag 12 september werd er zwaar geschoten in Winterslag richting Zonhoven, van waar de Amerikaanse tanks oprukten na de doorbraak in Hechtel. Een Amerikaans verkenningsvliegtuig cirkelde boven de tweede cité. Om 18:30 vielen Amerikaanse of Britse vliegtuigen de kapelanij van Genk-centrum aan en veroorzaakten daar grote schade. Eén persoon werd daarbij gedood. Wellicht betrof het hier een vergissing en wilde men een woning treffen in de Nieuwstraat waarheen men dacht dat de kommandantur verhuisd was. De kommandantur in het huis Bollen werd die dag ook verlaten, nadat de inboedel op vrachtwagens geladen was. Op woensdag 13 september was er hevig trommelvuur en de mensen vluchtten in hun kelders. Overal sloegen granaten in. Amerikaanse tanks rukten van Zonhoven naar Winterslag op en uit het zuiden komende eenheden geraakten over de sluis, waar echter verscheidene contactmijnen ontploften. Over de Amerikaanse verliezen is niets bekend. De Duitsers hadden zich toen al teruggetrokken uit de omgeving van het kanaal, waar ook de burgers waren weggejaagd. Van aan het kanaal vuurden de Amerikaanse tankse naar het Centrum en Gelieren. Ze werden daarbij geholpen door een verkenningsvliegtuig, waarmee ze radiocontact hadden. Waarschijnlijk heeft de piloot van dat toestel beweging opgemerkt aan de boerderij Raison in de Kattevennen , waar 13 jonge Genkenaren verscholen zaten, want er vielen granaten op de eenzame boerderij, waardoor verscheidene jongeren werden gedood. Laagvliegende Amerikaanse en Engelse jagers beschoten de terugtrekkende Duitsers, die hun stellingen verlaten hadden en de bossen trachtten te bereiken om voor de vliegtuigen onzichtbaar te zijn. De Duitsers hadden geen gemotoriseerd vervoer meer en poogden zich in groepjes van twee, drie of meer te redden. Ze werden daarbij achtervolgd door 17 verzetsstrijders die vanuit Winterslag naar het Centrum kwamen. Op de spoorwegoverbrugging van Winterslag aan de Noordlaan in de nabijheid van het station hadden jonge Duitsers een antitankkanon in stelling gebracht. Een Amerikaans verkenningsvliegtuig richtte het vuur van de eerste tank die vanuit Zonhoven Winterslag naderde. Het Duitse kanon dat door vijf soldaten bediende werd, incasseerde al dadelijk een voltreffer en drie soldaten bleven ter plaatse dood en twee anderen waren zwaar gewond en zouden later ook overlijden. Op de kruising van de Sledderloweg en de Weg naar Zutendaal werd ook een Duits kanon door een voltreffer uitgeschakeld, waarbij er vier doden vielen. De hele volgende nacht werd er hevig geschoten. Vanuit Winterslag schoot men naar Duitse stellingen op Sint-Martensberg, die echter al een tijd ontruimd waren. Terugtrekkende soldaten schoten op alles wat ze zagen bewegen. De bevolking bracht weer een donkere slapeloze nacht in de kelders door. Men hoorde de kogels tegen de huizen slaan en soms scheen het of ook in de keldergaten werd geschoten. Men wist niet wie schoot. Wie ‘s morgens naar buiten keek, zag daar gewapende verzetsmannen, die zich langs de huizen voortbewogen. Langzaam waagden de mensen zich op straat. De Duitse soldaten schenen verdwenen. Het is toen dat een verzetsstrijder uit Winterslag? Jean Louis Vrancken,
gedood werd door een vluchtende Duitse soldaat. Vader Natus vertelde dat hij op die bewuste morgen een toevlucht zocht in het portaal van het huis naast de Kredietbank tegenover de oude kerk. Plots kwamen daar ook twee radeloze Duitse soldaten binnen. Ze legden hun rugzakken neer evenals hun geweer en zeiden dat ze zich wilden overgeven aan politie of rijkswacht, maar zeker niet aan de zogenaamde “Partisanen”. Toen werd er geschoten en de twee soldaten grepen vliegensvlug hun rugzakken en hun wapen. Ze vluchtten de Molenstraat in al lopende van links naar rechts. Ondertussen waren de verzetsstrijders aan de hoek van het huis Gelders gekomen. Plots werd er geschoten en Louis Vrancken stortte neer, dodelijk getroffen. Naar de verzetsmannen naderhand getuigden, hadden de twee soldaten teken gedaan dat ze zich wilden overgeven, maar opende een van hen het vuur. Dan vluchtten ze langs de huizen verder de Molenstraat in, zagen aan de overzijde van de Molenvijver de geüniformeerde postbode, Henri Decleene, een groot-invalide uit de Eerste Wereldoorlog en schoten hem neer. Na dit tragisch gebeuren patrouileerde het verzet in de straten en haalden de Genkenaren enigszins aarzelende Belgische vlaggen boven. Zelfs geallieerde vlaggen verschenen plots. Hoe mensen erin geslaagd waren om tijdens de laatste bezettingsdagen Aerikaanse en Engelse vlaggen te vervaardigen, blijft een raadsel. Als de Duitsers iemand in het bezit van zo een vlag hadden gevonden, vloog die persoon dadelijk de gevangenis in! Om 11:10 ontstond plots een groot gejuich: de eerste Amerikaanse tanks rolden behoedzaam het centrum binnen. De eerste tank droeg een grote ‘Stars and Stripes’ aan de voorzijde. Het einde van de vreselijke nachtmerrie was gekomen! De Russische krijgsgevangen in de werkkampen aan de Kolenmijnen werden niet bevrijd. Zij waren door de Duitsers opgeladen en weggevoerd. Velen van hun zouden hun vaderland nooit terugzien. In totaal vielen er tijdens de bevrijding van Genk 16 burgerslachtoffers. Diverse collaborateurs werden uit hun huizen gehaald, zoals ook oorlogsburgemeester J. Olaerts. De inboedel van sommige huizen werd vernield en ook huizen zelf werden in brand gestoken. Deze collaborateurs namen de plaats in van de Russen in de mijnen en in december 1944 werden ze overgebracht naar Merksplas. Vaak werden ook totaal onschuldige mensen gevangen gezet. De blijdschap die door de bevrijding gebracht was, na vier lange jaren bezetting, werd toen getemperd door de excessen waarmee de repressie gepaard ging. Er was in ons land nog geen ordehandhaving en wapens waren er in overvloed. De regering in Londen besliste dat gewapende verzetsstrijders zich moesten laten registreren om opgenomen te worden in het geallieerde leger. Toen de regering Pierlot terug in Brussel kwam vreesde men een machtsgreep door communistisch verzet en daarom werd toen bevel gegeven om alle wapens binnen de 100 dagen in te leveren. De verzetslieden werden voor een groot gedeelte bij het leger ingelijfd (brigade Piron) of belandden bij de staatsveiligheidsdiensten. Onmiddellijk na de bevrijding van Genk werd er gezorgd voor de bevoorrading van de hongerige bevolking en deelde het Rode Kruis melk en vlees uit. De Amerikaanse troepen die door Genk trokken, reden naar het noorden. De dag na de bevrijding reden heel de dag gemotoriseerde Amerikaanse kolonnes door Genk. De soldaten hielden soms halt voor een foto met de bevolking en ze deelden dan sigaretten en chocolade uit. De huizen waren bevlagd met in der haast gemaakte geallieerde vlaggen. Iedereen was op straat om toch maar niets te missen. De kinderen hadden geen school omdat de klaslokalen pas verlaten waren door de Duitse soldaten. De Amerikanen bleven niet zo lang in Genk-centrum. In de herfst kwamen twee compagnieën Britse soldaten van de Royal Engineers inkwartiering nemen in het college en de vakschool. Zij brachten hier oud Duits legermateriaal bijeen dat elders in beslag genomen werd. Deze Britten bouwden het ene feestje na het andere omdat ze dachten dat de oorlog voor hun afgelopen was.
De dagen na de bevrijding op 14 september waren opwindend voor de jeugd die van al dat militair vertoon maar niet genoeg kon krijgen en niet van de straat was weg te slaan. Vele vliegtuigen vlogen over en uit noord-oostelijke richting hoorde men nog kanonvuur. Uit oostelijke richting hoorde men ook nog gedonder van kanonnen of bombardementen. Op zaterdag 16 september werden 11 van de 16 burgerlijke slachtoffers begraven. ’s Avonds wierp een eenzaam Duits vliegtuig een paar kleine bommen op een legerkonvooi op de Hasseltweg. Men dacht dat de oorlog snel voorbij zou zijn en stilletjes aan werd het leven ook weer opgepakt. Allerlei schade werd hersteld via het systeem van de bevoorradingszegels kreeg de bevolking voedsel. Het leven in Genk leek terug normaal te worden. Vanuit hun bruggehoofd bij Lommel rukten de geallieerden met grondtroepen en luchtlandingstroepen op richting Arnhem om daar te proberen de Rijn over te steken en zo Duitsland in zijn industriële hart, het Ruhrgebied te treffen. Omdat de Duitse weerstand sterker was als verwacht liep de verovering van deRijnbrug in Arnhem mis. Men was een brug te ver gegaan. West-Europa moest zich klaarmaken voor nog een oorlogswinter. Op maandag 2 oktober begonnen de Genkenaren blij en gelukkig aan hun dagtaak, niemand vermoedde dat het onheil nog zou toeslaan. Op die zonovergoten morgen waren in de blauwe lucht zoals gewoonlijk vele witte condensstrepen te zien van uitlaatgassen der overvliegende Amerikaanse bommenwerpers. De hoogvliegende tuigen volgden de gewone koers naar Duitsland en weinigen keken er nog naar. Er was wel iets ongewoons aan de grote drukte daarboven, want we zagen om 09:15 drie groepen van een zestal toestellen wegvliegen van de hoofdformatie en boven Genk gaan cirkelen. Het waren tweemotorige halfzware Amerikaanse bommenwerpers. De drie groepen waren opgedoken vanuit de richting Hasselt en draaiden in een grote cirkel over Winterslag en het Centrum. Omdat dit geen gewoon manoeuver was volgden we de bewegingen van de toestellen die in de zon blonken. En dan gebeurde het plots. We hoorden het angstaanjagend fluiten van neerstortende projectielen en vanaf de samenloop van de Dorpsbeek en de Stiemer sloeg een resem bommen in langs de beek tot in de Vennestraat voorbij de kruising van de straat met de Nieuwe Kuilenweg. (de bomkraters zijn vandaag de dag nog terug te vinden in de moerassen ten noorden van de spoorweg naast de Vennestraat. We hadden juist de tijd om in de gestutte kelder te springen. Kalk van het plafond viel op ons hoofd. Ook in de moerassen van de Hostaert vielen een paar bommen, die een hoge waterfontein deden ontstaan. Gelukkig waren alle bommen in bijna onbewoond gebied gevallen. Door deze zware ontploffingen verwittigd konden vele mensen in het Centrum van Genk naar hun kelders vluchten. Gelukkig maar, want even later barstte over het dorp zelf de hel los. Het bombardement was kort maar hevig en Hoogstraat, Molenstraat en Stationsstraat en –plein werden erg getroffen. Een enorme stofwolk trok over het Centrum. Sommigen, die van ver het bombardement zagen gebeuren en niet zoals wij de kelders waren ingestoven, vertelden achteraf dat alleen de eerste twee groepen van zes toestellen hun bommen dropten en dat, toen het eerste toestel dat de leiding scheen te hebben, met de vleugels een zwaaiende beweging maakte, alle machines hun plaats weer innamen en verdwenen. Voor het kleine centrum van Genk was het bombardement een grote ramp, temeer omdat ook de aloude, prachtige Sint-Martinuskerk vernield was. Toen de stofwolk over Genk optrok, steeg van alle kanten hulpgeroep op en haastte men zich om doden en gewonden van onder het puin te halen. De afdeling ‘Passieve Bescherming’ bestond in Genk enkel op papier en alleen de in 1942 opgerichte brandweer kon doeltreffend hulp verlenen. Het beste materiaal was echter door de Duitsers meegenomen. Daar de telefoonlijnen nog niet hersteld waren, kon men niet onmiddellijk hulp vragen. Zo kwam het dat men in Hasselt om halfelf nog steeds niet
op de hoogte was van wat zich in Genk had afgespeeld. De reddingsploegen van de drie mijnen organiseerden echter vlug de hulpverlening. Omstreeks de middag kwam uit Hasselt een afdeling genie van het bevrijdingsleger en weldra was er ook een hulpwagen van het Rode Kruis ter plaatse. Het Sint-Jansziekenhuis stuurde medisch personeel en de aalmoezenier van het ziekenhuis, E.H. Renier, kon in de Stationsstraat onmiddellijk geestelijke bijstand verlenen aan de stervenden, omdat het ziekenhuis zich tijdelijk in die straat bevond (Hôtel des Artistes). Het aantal doden bedroeg 36 en er waren 52 gewonden, van wie er verscheidene in het ziekenhuis moesten worden opgenomen. Onder de doden was ook kapelaan Colla, die op het ogenblik van het bombardement een lijkdienst hield in de kerk. Maurice Sleypen, een van de misdienaartjes, bleef dood in de kerk. Het café ‘In den Eikeboom’ aan de kerk werd totaal verwoest evenals de daarbij behorende naaischool, waarbij het onderwijzend personeel elders een lijkdienst moest bijwonen. Mochten de lessen normaal plaatsgevonden hebben, dan was de ramp niet te overzien. De verwoesting was des te tragischer, daar ze door geallieerde vliegtuigen aangericht werd. Op de kerktoren, de mijnschachttoren en op de mijnstorten evenals in heel Genk, wapperden op die heldere 2de oktober nog de bevrijdingsvlaggen en niemand kon begrijpen hoe zo een bombardement kon gebeuren, veertien dagen na de bevrijding van Genk, toen de geallieerden nog hier waren… . Pas veel later kwam men erachter dat de bommen eigenlijk bedoeld waren voor Duitse stellingen aan het Nederlands-Duitse grensriviertje De Worm. Achter dit riviertje stonden op Duitse bomdem negen zware bunkers dicht bij het plaatsje Rimburg. Tevergeefs probeerden de Amerikanen door te breken en op 2 oktober vroeg Generaal Hobbs luchtsteun om deze bunkers uit te schakelen. Een vloot van 360 bommenwerpers en 72 jachtvliegtuigen voerden de operatie uit. De meeste bommen mistten echter hun doel en de schade aan de bunkers was verwaarloosbaar. Men vermoed dat door een vergissing of navigatiefout enkelen van deze groep bommenwerpers Genk gebombardeerd hebben. Het zou kunnen dat de rivier De Worm verward is met het Albertkanaal, alhoewel dit laatste veel breder is. Met dit bombardement was de oorlog in Genk nog niet voorbij. Op zondag 5 en maandag 6 november bromden vliegende bommen (V1) boven Genk en ’s namiddags viel er een te Langerlo (de Kuil) zonder schade aan te richten. Angstig luisterde men naar het eentonig geronk van die helse tuigen. Als de motor haperde werd het zeer gevaarlijk, want dan was de brandstof bijna op en kon de bom elk ogenblik in een schuine zwenking neerkomen. Later viel er ook nog eentje in de heide te Klotbroek-Winterslag. Vanaf 1 december kwamen er tien dagen achter elkaar vliegende bommen over Genk. Vaak hoorde men in de verte bommen inslaan, gelukkig steeds buiten de bewoonde delen van Genk. Tussen 15 oktober 1944 en 16 juli 1945 lag op de grens van Genk en Zutendaal het vliegveld Y-29 van daaruit opereerde toen de 366th Fighter Group van het 9thy U.S.A.F met P-47 Thunderbolts en de 352th Fighter Group van het 8tn U.S.A.F. met P-51 Mustangs. Op 1 januari 1945 woedde boven dit vliegveld een van de laatste grote luchtgevechten uit de tweede wereldoorlog toen de Duitsers tijdens ‘Operation Boddenplatte’ besloten diverse geallieerde vliegvelden aan te vallen. Diverse Duitse vliegtuigen werden neergehaald en crashten in de buurt. Aan de deelnemers wordt gevraagd deze feiten in hun achterhoofd te houden omdat hieruit scenario’s kunnen voortvloeien voor het evenement. De “Campofficer” moet wel op voorhand gewaarschuwd worden van ieder mogelijk scenario, maakt niet uit hoe kleinschalig. Hij probeert er zorg voor te dragen dat de scenario’s elkaar niet doorkruisen en dat het publiek geïnformeerd wordt op voorhand over wat staat te gebeuren. Elke actie of scenario dat uitgewerkt wordt, dient vooraf goedgekeurd te worden door de Camp Staff. Acties zonder toestemming worden niet getolereerd.
De BLHA wil de diverse groepen laten samenwerken. Daarom willen wij bemiddelen om de verschillende scenario’s in elkaar te voegen. Als een groep niet in staat is om zelf een scenario uit te voeren maar als ze bereid is mee te doen met dat van iemand anders, dan kan dat op voorhand gemeld worden aan de Campofficer. Een aantal deelnemende groepen willen op verschillende tijdstippen mockbattles houden (natuurlijk mits toestemming van de bevoegde instanties). Onder een scenario kan worden verstaan: • demonstratie met authentieke telecommunicatiemiddelen; • drillexercitie; • starten van een tank en rit; • evacuatie van een gewonde door medics; • recovery van een voertuig met een takelwagen of trekker; • reparatie van een voertuig; • uitleg aan het publiek geven over de werking van materieel; Wij hopen dat iedereen in de sfeer van september – oktober 1944 terug kan beleven wat zeer veel zou betekenen voor al degenen die het allemaal meegemaakt hebben, als bevrijder of als bevrijdde. Voertuigen Een groot stuk van indrukwekkende effect van een dergelijk evenement wordt gecreëerd door de variëteit van geallieerde militaire voertuigen die de deelnemers meebrengen. Ons doel is om fotografen en cineasten de mogelijkheid te bieden om geënsceneerde WO2 situaties vast te leggen. De voertuigen zijn zo authentiek mogelijk, uiteraard rekening houdende met de wettelijke bepalingen. Authenticiteit Authenticiteit is belangrijk. Operatie “KICK OFF” wordt geadverteerd als een reis terug naar september-oktober 1944 en zowel publiek als andere deelnemers verwachten ‘the real thing’ te zien en mee te maken. In het re-enactmentcamp zijn daarom enkel uniformen, voertuigen en gebruiksvoorwerpen toegelaten die authentiek zijn of tenminste kwalitatieve copies. Ook een aantal voertuigverzamelaars zal deelnemen aan het evenement. Voor deze mensen en hun voertuigen is er een apart gedeelte voorzien waar zij hun voertuigen aan het publiek kunnen tonen. De voertuigen van deze mensen voldoen aan hoge eisen betreffende authenticiteit. Betreffende uitrusting en uniformering gelden hier pragmatische regels. Uniformen, voertuigen en kentekens Uniformen van asmogendheden, voertuigen en kentekens mogen alleen gedragen of gebruikt worden door groepen met speciale toelating van de organisatie. Uniformen van politiek getinte organisaties (SS, Gestapo, etc.) zijn strikt verboden.