Page 1 of 10
Ruud Abma Meer dan de som der leden Over het succes van de gezinstherapie
Onderzoek naar de groeiende invloed van psychotherapie op de wijze waarop mensen zichzelf en anderen waarnemen en ervaren heeft zich vooral geconcentreerd op de rol van de psychoanalyse hierin (zie bijvoorbeeld Castel 1973, Jacoby 1975, Donzelot 1977, Lasch 1977, Richards 1989). De culturele rol van postpsychoanalytische therapieën, zoals de gedragstherapie, de Rogeriaanse cliëntgerichte therapie en de gezinstherapie, die zich vanaf de jaren vijftig als alternatief voor de psychoanalyse aandienden, heeft tot op heden minder aandacht gekregen (zie echter Castel, Castel & Lovell 1979, De Boer & Boutellier 1982, Abma 1996). In dit hoofdstuk staat de gezinstherapie centraal, de psychotherapeutische behandeling in elkaars aanwezigheid van meerdere leden uit één gezin of gezinsachtig samenlevingsverband. Het eerste deel is vooral beschrijvend van karakter, en bevat een korte schets van de kenmerken en het ontstaan van deze benadering, en de introductie ervan in Nederland. In het tweede deel wordt bezien hoe de gezinstherapie erin is geslaagd op een aantal belangrijke interventiedomeinen de plaats van de psychoanalyse over te nemen.
Gezinstherapie: kenmerken en historie Kenmerkend voor de gezinstherapie is dat men zich niet, zoals in de gewone psychotherapie, concentreert op de intrapsychische problemen of stoornissen van één persoon, maar op de pathologische elementen in de communicatie van het gezin als geheel. 'Als men ziekte opvat als veroorzaakt door inadequate communicatiemethoden (...), volgt daaruit dat we de therapie opvatten als een poging om deze methoden te verbeteren, [door] het corrigeren van discrepanties in de communicatie en het aanleren van wijzen van handelen die tot betere gezamenlijke resultaten leiden.' (Satir 1969, 109). Het gezin wordt dus gezien als een systeem van interacties en communicatiepatronen. Ontwikkelen zich bij één gezinslid psychische stoornissen, dan worden deze niet beschouwd als gebonden aan deze persoon, maar als een teken dat de communicatie binnen het gezin als geheel ontwricht is. Het gezin is 'een systeem dat voortdurend verandert, soms langzaam, soms snel. Het is een systeem met een wankel evenwicht en het doet zijn best dat evenwicht, of die "homeostase" te bewaren. (...) Het systeem bestaat uit subsystemen (de individuele gezinsleden) en een verandering in één deel wijzigt het evenwicht in het systeem. Maar het geheel is niet gelijk aan de som van zijn delen in psychodynamische zin. Dit was de vergissing die gemaakt werd bij eerdere behandelmethoden die er van uit gingen dat wanneer één lid van het gezin veranderde het hele gezin er vanzelf van zou profiteren.' (Taschman 1977, 20). Net als de meeste andere nieuwe therapievormen uit de jaren zestig distantieert de gezinstherapie zich dus van de nadruk op onbewuste kindertrauma's in de psychoanalyse, en legt ze de nadruk op de actuele probleemsituatie van het 'cliëntsysteem': `We are much more concerned with influence, interaction, and interrelation between people, immediately observable in the present, than with individual, internal, imaginary, and infantile matters.' (Jackson & Weakland 1961, 226). Bovendien opereren gezinstherapieën niet neutraal of passief, maar grijpen zij actief op verschillende manieren in. Typerende kenmerken zijn: `activity of the therapist rather than passive listening; more concern for alteration of behavior than for "insight"; more intense focus on the present than on the past; and more attention to interaction than to intrapersonal experience.' (idem, 243). De gezinstherapie wijkt ook op een ander punt af van de psychoanalyse: ze kent niet één grondlegger. Verschillende varianten ontwikkelden zich in het midden van de jaren vijftig vrijwel tegelijkertijd op verschillende plaatsen in de Verenigde Staten en Groot Brittannië (zie Foley 1974, Nevejan 1988, Broderick & Schrader 1991). Het gangbare verhaal is dat de praktijkervaring van psychiaters de eerste stoot gaf tot het bedenken van een nieuwe aanpak. Zij merkten dat de behandeling van een patiënt de gezinsverhoudingen beïnvloedde: als de patiënt beter werd, ontstonden er vaak symptomen bij een ander gezinslid. Maar de verhoudingen in het gezin konden ook onbedoeld de behandeling tegenwerken, zodat de toestand van de patiënt verergerde. 'In view of these facts, many psychiatrists proceeded to treat the family as a unit,
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 2 of 10
paying more intention to interpersonal dynamics, role playing, and stereotyping than to psychic conflicts within a single mind. They soon evolved theories to justify this procedure.' (Lasch 1977, 152). Toch waren het niet alleen, en misschien zelfs niet allereerst, psychiaters die de basis legden voor de gezinstherapie. Maatschappelijk werk(st)ers die zich speciaal met gezinsproblematiek bezighielden waren minstens even belangrijk hierin: `Experience, especially on the part of social workers, has led to the conclusion that treating the child is not enough and, more recently, that treating the child and the mother may not be enough.' (Jackson & Satir 1961, 252), `In vele pionierscentra van de gezinstherapie speelden maatschappelijk werkenden een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de gezinstherapie in de praktijk, zonder zelf in het licht van de schijnwerpers te staan.' (Compernolle 1984, 4). Het theoretisch richtsnoer voor zowel psychotherapie als maatschappelijk werk werd in deze periode nog steeds gevormd door de psychoanalyse (zie Castel, Castel & Lovell, 1979). Voor behandelaars die met het gezin als geheel wilden werken leverde dat een moeilijkheid op, 'omdat ze zondigden tegen de geldende therapeutische gedragsregel dat een therapeut zorgvuldig alle contact met familieleden en bekenden van de patiënt dient te vermijden.' (Compernolle 1984, 7). Waar zij dat nodig achtten weken sommige therapeuten weliswaar van deze regel af, maar dat bleef een clandestiene praktijk tot er een alternatief theoretisch kader voorhanden kwam. Dit kader werd in het begin van de jaren vijftig ontwikkeld door de cultureel antropoloog Gregory Bateson, op basis van de General Systems Theory. Bateson stelde dat psychische stoornissen veroorzaakt worden door stoornissen in de communicatiepatronen in het gezin. Behandeling zou dan ook moeten geschieden op het niveau van de communicatiepatronen zelf, en daartoe moeten alle gezinsleden in de behandeling betrokken worden. Pas dan wordt zichtbaar hoe de gezinsleden elkaar over en weer beïnvloeden. Het lineaire oorzaak gevolg model van de psychoanalyse zou dus vervangen moeten worden door een circulair feedback- model. Hoewel Bateson primair geïnteresseerd was in wetenschappelijk onderzoek en niet zozeer in het ontwikkelen van een nieuwe behandelingsvorm, trokken zijn publikaties de aandacht van psychiaters die schizofrenen behandelden, en ontstonden er contacten die leidden tot praktijkexperimenten met conjoint family therapy (zie bijvoorbeeld Bateson et al. 1956). Gezinsbehandeling in Nederland Het inzicht dat bij de behandeling van probleemkinderen ook de ouders betrokken zouden moeten worden, was in Nederland al in de jaren vijftig aanwezig, met name in de M.O.B.'s (Hustinx 1965). In zijn proefschrift schreef Trimbos (1959, 223) bijvoorbeeld: `Het M.O.B. onderzoek en zijn behandeling is primair gericht op het kind, voor zover het gesitueerd is in een gezin en deel uitmaakt van een relatieveld. (...) M.O.B. behandeling is dan ook nooit uitsluitend therapie van een kind met stoornissen, maar een behandeling van het totaal der gestoorde relatiepatronen, waarbij het kind betrokken is.'. In dit citaat klinkt het idee van het gezin als relatiesysteem al door, maar het zou tot 1965 duren eer dit ook echt als een nieuwe benadering gepresenteerd zou worden. In dat jaar kwam de Canadese gezinssocioloog en therapeut Norman Bell voor een aantal maanden naar Nederland om de aanpak te bestuderen die men hier (in navolging van de sociaal psychiater Querido) had ontwikkeld ten aanzien van probleemgezinnen. Zijn uitvalsbasis was de Hervormde Stichting voor Geestelijke Volksgezondheid in Amsterdam, waaraan een aantal Noordhollandse MOB's gelieerd waren. Hij nam niet alleen kennis van wat er in Nederland gebeurde, maar introduceerde ook de systeemtherapie bij de medewerkers van deze stichting. Zijn werkbezoek eindigde in juni 1965 met een conferentie onder de titel New Ways in Family Treatment, waar Amerikaanse (Bell), Engelse (Goldberg, Laing) en Nederlandse (Koopmans, Bruyel) sprekers acte de presence gaven (zie Bell et al 1967). Het publiek bestond voor het overgrote deel uit maatschappelijk werksters, waarvan sommigen niet lang daarna naar de VS reisden om daar gezinstherapeuten in de praktijk aan het werk te zien. Omgekeerd kwamen Amerikaanse gezinstherapeuten als Satir, Minuchin en Kempler naar Nederland om hun werkwijze toe te lichten en te promoten (zie o.a. Nevejan 1971, Van der Pas 1992). Het Ministerie van CRM en de Nederlandse Raad voor Maatschappelijk Werk waren vrijwel van meet af aan bij deze nieuwe ontwikkeling betrokken. Er werd een 'Werkgroep Gezinsbenadering' ingesteld, en de redactie van het Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk (TMW) riep in 1965 een werkgroep 'Gezinsbehandeling' in het leven, die zich tot taak stelde een artikelenreeks over dit onderwerp voor te bereiden. Deze werkgroep vormde bijna tien jaar lang een informele multidisciplinaire denktank. Ze telde in haar gelederen niet alleen maatschappelijk werk(st)ers, maar ook psychologen, sociologen, psychiaters en een huisarts. Er kwam een artikelenreeks in het TMW uit voort (1969
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 3 of 10
1973) die veel belangstelling trok, zoveel dat de belangrijkste artikelen naderhand in bundelvorm herdrukt werden (Van der Pas et al., 1973). Nederlandse uitgevers zagen brood in deze nieuwe markt. Inleidende boeken over gezinstherapie, als Satirs Conjoint family therapy (1967), Pragmatics of human communication van Watzlawick en anderen (1967) en Minuchins Families and family therapy (1974) werden vertaald en meerdere malen herdrukt. Ook door Nederlanders geschreven inleidingen in de gezinstherapie verkochten goed, zoals Gezinsbehandeling (Van Veen en Van der Meulen 1970), Gezins- en echtparenbehandeling in Nederland (Nevejan 1973) en Gedragsverandering in gezinnen (Lange en Van der Hart 1975), dat inmiddels aan zijn zevende gewijzigde herdruk toe is. Daarnaast verscheen vanaf 1984 het losbladige Handboek voor gezinstherapie, met theoretische en praktische bijdragen van Nederlandse en Vlaamse gezinstherapeuten (Boeckhorst et al., 1987). Vergeleken met het enthousiasme waarme de gezinstherapie in de praktijk werd ontvangen, reageerde de officiële therapiewereld koeltjes. De al langer bestaande Nederlandse Vereniging voor Groepspsychotherapie (NVGP) richtte begin jaren zeventig een 'Commissie Gezinstherapie' op, later omgezet in een sectie, die zich ondanks een groeiend ledental en een groot aantal activiteiten (lezingen en trainingen) pas in 1983 wist te verzelfstandigen. Daarna duurde het nog bijna drie jaar eer de Nederlandse Vereniging voor Gezins en Relatietherapie (NVGR) door de overkoepelende Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) erkend werd (zie Nevejan 1988, Reijzer 1993). Ook de academische erkenning verliep schoorvoetend. De opleidingen tot gezinstherapeut waren aanvankelijk vooral gekoppeld aan de Voortgezette Opleidingen in het maatschappelijk werk, met name in Amsterdam en Nijmegen. Daar werden ook, in het midden van de jaren zeventig, de eerste universitaire contacten gelegd: in Amsterdam met de vakgroep Groepspsychologie, in Nijmegen met de vakgroep Orthopedagogiek en het Huisartseninstituut, later gevolgd door de Universiteit van Utrecht. In de loop van de jaren zeventig kwamen er steeds meer gezinstherapeuten op steeds meer plaatsen: in de MOB's, de IMP's, maar ook in instellingen voor klinische gezinsbehandeling, zoals het sociotherapeutisch instituut 'De Triangel' in Amsterdam (vanaf 1972), en het Instituut voor Interne Gezinsbehandeling in Rotterdam (vanaf 1979). Het ging bij de laatste om de behandeling van 'multi-problem gezinnen', waar intrapsychische, relationele, sociale, medische en financiële problemen om de voorrang strijden (zie ook Van Wel, in deze bundel). Pioniers Van Montfoort en Oppenoorth (1989) constateren: 'Deze veelheid van problemen is meer dan de som der delen. Het is een kluwen zonder begin of einde doorgegeven van generatie op generatie, met een geschiedenis van telkens terugkerende crises'. Binnen de Nederlandse psychiatrie kreeg de gezinstherapie pas in de loop van de jaren tachtig voet aan de grond. In een overzichtsartikel uit 1991 laten Lange & Schaap zien hoe de gezinstherapie ging worden toegepast bij de behandeling van uiteenlopende stoornissen als schizofrenie, depressie, angststoornissen, verslaving, eetstoornissen en gedragsstoornissen bij kinderen en adolescenten. Vanaf het einde van de jaren tachtig wordt de gezinstherapie ook toegepast in de behandeling van migranten en vluchtelingen (zie o.a. Sieval 1987, Van der Linden Osinga 1988, De Jong 1991, Borra 1997).
Het succesverhaal van de gezinstherapie Anders dan vele andere therapievormen die zich in de jaren zestig als alternatief voor de psychoanalyse naar voren drongen, heeft de gezinstherapie zich in de daaropvolgende decennia goed weten te handhaven. Zij behoort inmiddels niet alleen tot de gevestigde stromingen in de psychotherapie, ook worden de uitgangspunten van de systeembenadering veel gebruikt in instellingen waar multidisciplinaire samenwerking van belang is. In het nu volgende wordt gepoogd te analyseren welke factoren aan dit succes hebben bijgedragen. In de introductie en ontwikkeling van de gezinstherapie in Nederland kan men grofweg drie fasen onderscheiden. De eerste kennismaking (1965-1970) vond vooral op het niveau van professies plaats. Daarna volgde een periode waarin de principes van de gezinstherapie op veel ruimere schaal bekend werden, en het denken in communicatietermen zelfs een hype was (1970 1980). In de meest recente periode is de gezinstherapie weer teruggekeerd naar haar professionele basis (zie Van der Pas 1992). 'Zeitgeist' en antipsychiatrie Lange verklaart deze ontwikkeling simpelweg uit de wisselingen in de Zeitgeist: 'In een tijd waarin de invloed van de omgeving op het functioneren van patiënten werd verwaarloosd, voorzagen de verschillende systeembenaderingen in een
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 4 of 10
behoefte.' (Lange 1994, 4) 'Vaak denkt men dat een misstand moet worden opgelost door het tegenovergestelde ruim baan te geven: na een periode van preoccupatie met de interne processen bij psychiatrische patiënten volgde een periode van preoccupatie met de omgeving. Dit leidde tot uitwassen als de anti psychiatrie, waarin het taboe was om van ziekte van het individu te spreken. Bij systeemtherapeuten leidde het tot verwaarlozing van de intrapsychische aspecten van de patiënt.' (...). Lange voegt er overigens aan toe dat hij een nieuwe 'misstand' voorziet, namelijk dat onder invloed van de biologische psychiatrie de omgeving opnieuw verwaarloosd dreigt te gaan worden. Hoewel zijn verklaring als geheel nogal simplistisch is, is de door Lange gegeven associatie met de anti psychiatrie niet ongerijmd. Zo was Ronald Laing zowel pionier op het gebied van de gezinstherapie als voorganger in de anti psychiatrie. Het verzet tegen het medisch model' vormde de gemeenschappelijke noemer. Psychiatrische patiënten zijn niet ziek, zij hebben moeilijkheden die voortvloeien uit sociale omstandigheden. 'Wat de maatschappij "ziek", "gek", "stom" of "slecht" gedrag noemt, is in feite een poging van de kant van het zieke individu om de aanwezigheid van moeilijkheden te laten merken en tevens een beroep op hulp.' (Satir 1969, 109). Sommige gezinstherapeuten, zoals de Nijmeegse andragoog Pieter van de Ven, sloten zich in het begin van de jaren zeventig zonder omwegen aan bij de maatschappijkritiek van de anti psychiaters: De gezinnen die hulp nodig hebben zijn niet gestoord, gek of ziek: ze hebben "problems in living".' (Van de Ven 1973, 161). En: 'Pathogene processen zijn geen ziekteprocessen; ze zijn vormen van leven in een moeilijke wereld.' (idem, 175). De eigenlijke oorzaak zit dus in de maatschappij en hij citeert hier instemmend Jan Foudraine: 'Een gezin behandelen is (...) geen oplossing. Wij blijven (...) in lapwerk steken, als we de ogen sluiten voor maatschappijstructuren en verhoudingen die tot ernstige stoornissen binnen het gezin aanleiding geven.' Van de Ven bepleitte dan ook een samengaan van gezinstherapie en politieke actie, in het bijzonder ten gunste van mensen 'uit de zogenaamde lagere maatschappelijke groeperingen'. De meeste gezinstherapeuten gingen echter minder ver en beperkten zich tot een humanistisch denkkader dat groei en communicatie centraal stelt. Zo is het 'groeimodel' van Satir, dat zij als alternatief presenteert voor het medisch model, `gebaseerd op de gedachte dat het menselijk gedrag verandert door een proces, en dat proces is de interactie met andere mensen. Ziekte wordt beschouwd als een passende vorm van communicatie, omdat het een reactie is op een systeem of context die beide dysfunctioneel zijn. (...) (Satir 1969, 199). In het scala van stromingen die het medisch model kritiseerden, vormde de gezinstherapie om twee redenen een interessante variant. In de eerste plaats was zij wel theoretisch vernieuwend, maar niet radicaal in de politieke zin van het woord; in de tweede plaats bood zij een praktische behandelingsmogelijkheid. Door de multi interpreteerbaarheid van het begrip 'systeem' konden de meer radicale aanhangers echter wel de kloof dichten tussen de behandeling van het 'gezinssysteem' (waar het in de gezinstherapie eigenlijk om ging) en de kritiek op 'het kapitalistische systeem' (dat volgens velen de oorzaak vormde van psychische problemen). De behandeling van het meer beperkte gezinssysteem kon gelegitimeerd worden door het in dit bredere kader te plaatsen en bijvoorbeeld tevens te pleiten voor politieke actie en maatschappijverandering. Men kon zijn progressiviteit ook 'bewijzen' door zich, in navolging van bijvoorbeeld Minuchin et al. (1967), te concentreren op de behandeling van gezinnen uit de lagere sociale klassen: ook zij hadden recht op psychotherapie! Cultuur en de crisis van het gezin Tegen de tijd dat de anti psychiatrie was overgewaaid, had de gezinstherapie zich stevig genesteld in de diverse GGZ instellingen. De systeembenadering bestreek leek het hele spectrum van de hulpverlening te kunnen bestrijken. Aan de ene kant waren er de echtparen en gezinnen die zich vrijwillig meldden voor behandeling vanwege relatie en opvoedingsmoeilijkheden, en aan de andere kant de multi-problem-gezinnen die via justitie en kinderbescherming bij het maatschappelijk werk terecht waren gekomen. Het succes van de gezinstherapie stoelde dus op meer dan het effect van de Zeitgeist van antipsychiatrie en maatschappijkritiek. Cultuurcritici als Christopher Lasch en Joel Kovel zagen de gezinstherapie vooral als een reactie op de 'crisis van het gezin' (vgl. ook De Boer en Boutellier 1982). 'The family has been slowly coming apart for more than a hundred years', schreef Lasch in het voorwoord van Haven in a heartless world (Lasch 1977, xx). En Kovel beschouwde de gezinstherapie als reparatie arbeid voor de steeds verder gaande 'ontwrichtingen die het monopoliekapitalisme in het gezin teweegbrengt; de gezinstherapie stelt zich dan voor de (hopeloze) taak van `restoration of the primary unit of social life' (Kovel 1978, 243). Volgens Lasch is deze arbeid niet alleen hopeloos, maar verergert zij zelfs het probleem: de hulpverlenende professies, door Lasch aangeduid met de term 'social pathologists',
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 5 of 10
ondermijnen het gezin alleen maar verder. Maar ook gezinstherapeuten zelf zinspeelden, zij het in minder kritische termen, op een crisis van het gezin waarvan de oorzaken teruggaan tot de negentiende eeuw. Industrialisering, democratisering en emancipatie brengen oude veronderstellingen, zekerheden, normen en waarden aan het wankelen, zo schreef Satir. `De oude patriarchale formules van de man als het hoofd van het gezin en van de vrouw die thuis hoorde te zijn, ondergingen een herwaardering. Mannen en vrouwen raakten in de war door de nieuwe idealen van gelijkheid en maakten een probleem van de dagelijkse gezinstaken en rollen.' (Satir 1969, 27) Zo ook redeneerde de gezinssocioloog en therapeut Taschman: `Het institutionele gezin van de landelijke samenleving, waarin de vrouw ondergeschikt was aan de man en het ouderlijk gezag stevig gevestigd was, zag zich bedreigd door de nieuwe industriële samenleving waarin vrouwen geëmancipeerd werden, en het nieuwe kameraadschap gezin ontstond, dat zijn waarden zag in democratie, ontwikkeling van de persoonlijkheid en zelfexpressie in het gezinsleven.' (Taschman 1977, 14 15). Ook de nieuwe rol van het gezin als 'Haven in a heartless world' wordt door de gezinstherapeuten van de eerste generatie al gethematieseerd. Individuen hebben het gezin des te harder nodig, omdat zij in de moderne maatschappij te kampen hebben met `gevoelens van verlorenheid, van alleen zijn, verzwakking van de eigen identiteit en een bezeten streven om acceptabel te zijn door conformisme' (Ackerman geciteerd bij Satir 1969, 29). Dit verlangen naar extra liefde en veiligheid belast het gezinsleven alleen maar meer, en Ackerman ziet de gezinstherapie als remedie, niet zozeer door 'symptomen te elimineren of de persoonlijkheid aan de omgeving aan te passen, maar door een nieuwe manier van leven te creëren' (Ackerman geciteerd bij Foley 1974, 65). Het gezin als onderhandelingshuishouding Die nieuwe manier van leven valt met één woord te typeren: onderhandelen. Als er minder vastligt, neemt de bewegingsvrijheid toe, maar moet er ook voortdurend onderhandeld worden, of zoals De Swaan (1983, 98) het uitdrukt: voorwaarde is 'dat betrokkenen hun omgang regelen in onderling overleg en naar wederzijdse toestemming'. Onderhandelen is iets dat je moet leren en waar dat spaak loopt kan de gezinstherapie een nuttige rol vervullen; Lange (1985) noemt 'leren onderhandelen' expliciet als één van de doelen van de gezinstherapie. In haar analyse van IMP dossiers uit de periode 1968 1977 laat Abraham (1990) zien dat juist de generatie die opgroeide in de jaren veertig en vijftig moeite had om te wennen aan de nieuwe, minder vastliggende omgangsvormen die opkwamen in de jaren zestig: `Het conflict tussen de regels en idealen waarmee de mensen waren opgegroeid en die welke opkwamen in de jaren zestig leidde tot problemen. Het huwelijk was niet langer een contract waarbij beide partijen hun rechten en plichten kenden. De omgang met elkaar en de taakverdeling in huis moesten de partners van de jaren zeventig goeddeels zelf vaststellen en de hooggespannen verwachtingen die ze van elkaar hadden maakten het niet gemakkelijker.' (Abraham 1990, 111). Op het eerste gezicht lijken de kwesties die tot onenigheid leiden triviaal: meerdere malen halen geschillen over het doen van de afwas de spreekkamer van de therapeut vrijwel alles kan aanleiding zijn tot gekibbel. Maar daaronder gaan 'diepere kwesties' schuil: vrouwen 'benadrukten dat zij van hun partners te weinig aandacht kregen en verweten de mannen moeilijkheden met praten, het uitdrukken van emoties en tonen van affectie.' (Abraham, 99) Het 'niet kunnen communiceren is het grote probleem', en de therapie (in dit geval partnerrelatietherapie) dient om de communicatie weer op gang te brengen. Ook in de relatie tussen ouders en kinderen is sinds de jaren zestig sprake van een onderhandelingshuishouding. Volgens uiteenlopende auteurs als Satir en Lasch zijn het de hulpverlenende professies zelf geweest die de verhoudingen en omgangsvormen tussen de generaties in het gezin hebben veranderd, om te beginnen door het creëren van 'opvoedingsonzekerheid' (vgl. Singer 1991; Doornenbal 1996). Satir wijst de psychoanalyse aan als oorzaak: deze 'spoorde de ouders impliciet aan het kind vrij te laten opdat zijn psychische ontwikkeling niet gestoord zou worden. Wanneer deze gedachten (...) te consequent werden toegepast, werkten zij verlammend op de ouders en brachten zij hen in verwarring. Moesten zij hun kind slaan of niet? Mochten zij het enige beperking opleggen? Het gezinsleven werd steeds democratischer; op elke leeftijd kregen kinderen een stem in het kapittel bij hun eigen opvoeding.' (Satir 1969, 27). Satir ziet de gezinstherapie als remedie aan voor de hierdoor aangerichte schade, maar Lasch meent dat elke professionele interventie de macht van de ouders uitholt en stelt zelfs dat dit een welbewuste strategie was: 'The guardians of public health and morality insisted that the family could not provide for its own needs without expert intervention. (...) improve the quality of family life through ambitious programs of "parent education", marriage counseling, and psychiatric social work.' (Lasch 1977, 13)
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 6 of 10
Inderdaad meende de Amerikaanse Joint Commission on Mental Health of Children (1969) dat de doorsnee ouders onvoldoende waren toegerust voor hun taak als opvoeder: 'We mogen het gezin niet alleen het hoofd laten bieden aan de enorme druk van een steeds meer vertechniserende wereld. Binnen de gemeenschap zullen er mechanismen gecreerd moeten worden welke zich verantwoordelijk stellen voor het verschaffen van de nodige steun aan kind en gezin.' (geciteerd bij Taschman 1977, 18). Met andere woorden: het zijn volgens Lasch de (geestelijke) gezondheidsexperts zelf die onzekerheid creëren en vervolgens de burgers op het spoor zetten van de hulpverlening. Deze redenering is ongetwijfeld te simpel: levensproblemen waren er altijd al, wat verandert is vooral de vorm die ze aannemen en de 'oplossingen' die worden aangeboden (zie Van Lieshout, 1993). Potentiële cliënten van de geestelijke gezondheidszorg hebben vaak zelf al actief naar oplossingen gezocht, en gaandeweg geleerd hoe ze hun problemen met zichzelf, met elkaar en met hun kinderen moeten verwoorden, een fenomeen dat door De Swaan gemunt werd met de term 'protoprofessionalisering' (zie Brinkgreve et al., 1978). De gezinstherapie neemt in dit proces van protoprofessionalisering een speciale plaats in. Met de psychoanalyse ontstaat in de eerste helft van deze eeuw bij de gewone burgers het besef dat persoonlijke problemen behandeld kunnen worden. Zij leren hun problemen in psychologische termen te zien. Terwijl de psychoanalyse nog tamelijk esoterisch van karakter is en hoofdzakelijk in handen blijft van een selecte groep professionals, staan een aantal nieuwe therapievormen van de jaren (o.a. de 'humanistische' Rogeriaanse benadering) zestig dichter bij de ideologie van die tijd, waarin groei, ontplooiing en zelfverwerkelijking centraal staan. Wie zichzelf wil verwerkelijken heeft echter ruimte nodig, en in het verwerven daarvan staan communiceren en onderhandelen centraal. Loopt dat onderhandelen spaak, dan biedt de gezinstherapie uitkomst, beter dan psychoanalyse of counseling. Gezinstherapie en macht Het voorafgaande kunnen we als volgt samenvatten. De gezinstherapie als systeemtherapie is in de eerste plaats ontwikkeld als een alternatief voor de individugerichte psychotherapieën, waarvoor de psychoanalyse het algemene model leverde. Haar voornaamste aanhang kreeg ze bij hulpverleners buiten het psychiatrisch circuit, zoals maatschappelijk werkers. Door haar kritiek op het medisch model en haar nadruk op communicatie en groei, kon de gezinstherapie in de periode rond 1970 tijdelijk een grote belangstelling verwerven buiten de strikt professionele kring. Door haar praktische bruikbaarheid wist ze zich ook nadien als therapievorm te handhaven. Door haar theoretische verbinding met de 'respectabele' systeemtheorie wist ze zich academische erkenning te verwerven. Zij kon zich voorts maatschappelijk legitimeren door te verwijzen naar het groeiend aantal echtscheidingen en andere tekenen dat het gezin in een crisis verkeert. De gezinstherapie is evenwel meer dan een stroming binnen de psychotherapie. Zij biedt een breed inzetbaar denk en praktijkkader dat verschillende praktijkvormen in de hulpverlening met elkaar verbindt: of het nu gaat om de klinische behandeling van multi-problemgezinnen, psycho educatie van gezinnen van schizofrene patiënten, de aanpak van alcohol en drugsverslaafden, of helemaal aan de andere (vrijwillige) kant de behandeling van paren en gezinnen met communicatie en relatieproblemen. David Cheal (1991, 66) schrijft de brede aantrekkingskracht van het systeemdenken toe aan het algemene toepasbaarheid van zijn concepten: `Its generality enables a wide range of specialists to share a common language, and it therefore facilitates communication among them'. En hij citeert instemmend Darling als deze schrijft: `This approach can provide a framework in which multidisciplinary study can be accomplished and in which various theories and approaches also be combined', hetgeen vooral van pas komt `in fields such as family education where the "wholeness of family study" contributes to "allowing disciplines and professions to work cooperatively rather than in competition with each other'. Net als de psychoanalyse biedt de gezinstherapie een gemeenschappelijk denk en taalkader voor professionals vanuit diverse disciplines, dat zich goed laat combineren met diverse ideologieën en theoretische benaderingen (meest het recent het constructivisme, zie Blokland 1990, McNamee & Gergen 1992). In die zin kan de gezinstherapie gezien worden als de opvolger van de psychoanalyse, die volgens Donzelot (1977) in een eerdere periode de gemeenschappelijke taal leverde voor sociale 'interventiespecialisten'. Donzelot legt in La police des familles op fraaie wijze de machtswerking van de ogenschijnlijk neutrale (want niet moraliserende) 'psy'-benadering bloot: levensproblemen worden verpsychologiseerd door ze van hun maatschappelijke componenten te ontdoen en ze te interpreteren vanuit de levensgeschiedenis van de cliënt. In zijn analyse van het werk van deze psy-professionals zien we overigens de nieuwe benadering al aangekondigd: naast de analyse van onbewuste psychische representaties die de kinderen van hun
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 7 of 10
ouders hebben, is ook een rol weggelegd voor de analyse en behandeling van communicatiestoornissen binnen het gezin. Ook bij de gezinstherapie speelt macht een rol. Op grond van haar analyse van de positie van mannen en vrouwen in de gezinstherapie concludeert Abraham (1990) dat vrouwen, die meer dan mannen te winnen hebben bij het onderhandelen, zich een betere bondgenoot van de therapeut tonen dan mannen. Maar ook het omgekeerde lijkt te gelden: vrouwen `gebruiken' de therapie om veranderingen in hun relatie te bewerkstelligen. Gezinstherapie lijkt daarbij een krachtiger middel te zijn dan individuele psychotherapie, omdat de mannelijke partner daadwerkelijk in de behandeling betrokken wordt: zijn wijze van reageren op opmerkingen van zijn vrouw of vriendin, kan direct door de therapeut 'geduid' worden. Bovendien, en ook dat wijkt af van meer traditionele therapievormen, kunnen de partners opdracht krijgen om een ander communicatiepatroon te oefenen, teneinde los te komen uit de vicieuze cirkels waarin ze verstrikt zijn geraakt. Vergelijken we deze werkwijze bijvoorbeeld met die van de therapeut uit de analyse die Kathy Davis (1983) maakte van een individueel therapiegesprek, dan zien we als overeenkomst dat de oorspronkelijke klacht wordt vertaald in een communicatieprobleem, maar dat de vrouw in kwestie als het enige object van de therapie wordt gezien. Zij is degene die, weliswaar geruggesteund door de behandeling, haar situatie moet zien te veranderen volgens gezinstherapeuten een vrijwel onmogelijke opgave zolang haar partner volhardt in zijn oude manier van communiceren. Ook vanuit feministisch oogpunt wordt de gezinstherapie geprefereerd boven individuele therapievormen, omdat relatiemoeilijkheden er niet worden gezien als uitsluitend het probleem van degene die er het eerst uiting aan geeft, maar als een systeemkenmerk, een kwestie van inadequate communicatiepatronen. Maar de gezinstherapie oefent ook op een andere manier macht uit, zoals met name feministische auteurs als Hare Mustin (1978; 1987) en Goldner (1997) hebben laten zien. Eén van de typerende aspecten van de gezinstherapie is dat zij niet zozeer de oorzaak van psychische of relatieproblemen probeert aan te pakken, alswel de vicieuze cirkels of double binds in de communicatie daarover. `The therapist constructs a circular model of relationship causality, in which the partners are encouraged to see how the behaviour of each affects the other. The effect of this strategy is to diffuse attributions of responsibility for problems in the relationship, and to displace attention towards techniques for co operative problem solving and conflict resolution.' (Cheal 1991, 74). De rol van de systeemtheorie is dus niet onschuldig: zij construeert een realiteit zonder determinerende oorzaken, en met alleen maar oneindig naar zichzelf terugkoppelende verbindingen of feedback loops (zie Goldner 1997). Dit relativisme ten opzichte van 'werkelijke oorzaken' leidt volgens de feministische kritiek tot vertekeningen en tot symptoombestrijding. Vanuit een breder perspectief is er immers sprake van een feitelijke machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen maatschappelijk, maar ook in de privé sfeer. `Systems approaches, by viewing family members as equal interacting parts in recursive complementarities, tend to ignore differences in power, resources, needs and interests among family members.' (Hare Mustin 1987, 21). Met name van de maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zouden therapeuten zich in de behandeling meer rekenschap moeten geven, en dit is precies wat de feministische gezinstherapie zich ten doel stelde. Met hun kritiek legden de feministen een zwakke plek in de gezinstherapie bloot. Het denken in gezinssystemen vermijdt weliswaar de individualisering die eigen is aan de gangbare psychotherapeutische praktijk, maar de nadruk op communicatie en interactiepatronen zoals die zich binnen de gezinsrelaties voordoen heft het ontbreken van een maatschappelijke component niet op (zie ook Van der Laan & Spangenberg 1982). Resumerend: de gezinstherapie is er in geslaagd zich te vestigen in uiteenlopende domeinen van psychosociale interventie. Vergeleken met zowel de psychoanalyse als andere individugerichte therapievormen, heeft de gezinstherapie twee belangrijke pluspunten die haar verbreiding in de zich moderniserend cultuur van de jaren zestig en zeventig bevorderd hebben. Ten eerste beperkt de behandeling zich niet tot de gezinsbeelden en fantasieën van individuele patiënten, maar kan ze direct ingrijpen in de feitelijke interactiepatronen zoals die zich in de spreekkamer voordoen. Dat maakt dat ze een krachtig interventiepotentieel heeft. Ten tweede is de gezinstherapie door haar pragmatische en `technische' inslag in staat gebleken zich te verbinden met de meest uiteenlopende theorieën, ideologieën en professionele strategieën.
Literatuur Abma, R. (1996) De patiënt. De opkomst van de therapeutische samenleving.In: J.
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 8 of 10
Jansz & P. van Drunen (red.) Met zachte hand. Opkomst en verbreiding van het psychologisch perspectief. Utrecht: Lemma, 115 134. Abraham, E. (1990) `Mijn man wil partnerruil maar ik wil liever aan mezelf werken. Partners in onderhandeling. In: Lieshout, P. van & D. de Ridder (red.) Symptomen van de tijd. De dossiers van het Amsterdamse Instituut voor Medische Psychotherapie [IMP], 1968 1977. Nijmegen: SUN. Bateson, J.G., D.D. Jackson, J. Haley & J. Weakland (1956) Toward a theory of schizophrenia. Behavioral Science, 1, 251 264. Bell, N.W. et al. (1967) New ways in family treatment. Study conference, June 1965. 's Gravenhage: Staatsuitgeverij. Blokland, A. van (1990) Verslag van het Eerste World Family Therapy Congress 1989, MGv, 45, 67-70. Boeckhorst, F., T. Compernolle, J. Hendrickx, A. van der Pas (red.) (1984-) Handboek gezinstherapie. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. Boer, F. de & H. Boutellier (1982) Gezinstherapie en moderne emotionaliteit, Psychologie en maatschappij, 6, 329 347. Borra, R. (1997) Het verhaal van Aisja en Akram. Een systeembehandeling van een Marokkaans Frans gezin aan de hand van de theorie van Pearce en Cronen, MGv, 52, 115 127. Brinkgreve, C., J.H. Onland & A. de Swaan (1979) De opkomst van het psychotherapeutisch bedrijf. Sociologie van de psychotherapie I. Utrecht: Spectrum. Broderick, C.B. & S.S. Schrader (1991) The history of professional marriage and family therapy. In: A.S. Gurman & D.P. Kniskern (Eds.) Handbook of family therapy, vol II. NY: Brunner/Mazel, 3 40. Castel, R. (1973) Le psychanalysme. L'ordre psychanalytique et le pouvoir. Parijs: Maspéro. Castel, F., Castel, R. & Lovell, A. (1979) La société psychiatrique avancée. Le modèle américain. Parijs: Grasset. Cheal, David (1991) Family and the state of theory. New York etc.: Harvester Wheatsheaf. Compernolle, Th. (1984) Korte ontwikkelingsgeschiedenis van de gezinstherapie. In: Boeckhorst, F., T. Compernolle, J. Hendrickx, A. van der Pas (red.) Handboek gezinstherapie. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. Davis, K. (1983) Probleemherformulering in psychotherapie. Het proces van individualisering op gespreksniveau bekeken. Psychologie en Maatschappij, 7, 59 79. Donzelot, J. (1977) La police des familles. Parijs: Minuit. Doornenbal, J. (1996) Ouderschap als onderneming. Moeders en vaders over opvoeden in de jaren negentig. Utrecht: Jan van Arkel. Foley, V.D. (1974) An introduction to family therapy. New York: Grune & Stratton. Goldner, V. (1997) De gender dialoog. Passie, macht, subjectiviteit en therapie. Amsterdam: Van Gennep. Hare Mustin, R.T. (1978) A feminist approach to family therapy. Family Process, 17, 2, 181 194. Hare Mustin, R.T. (1987) The problem of gender in family therapy theory, Family Process, 26, 15 27. Hustinx, A. (1965) Isolatie of integratie. In: Th. Berkvens et al., M.O.B. in beweging.
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 9 of 10
Utrecht: Spectrum, 18 37. Jackson, D.D. & V.M. Satir ([1961] 1969) A review of psychiatric developments in family diagnosis and family therapy. In: D.D. Jackson (Ed.) Therapy, communication and change (Human communication, Vol. 2). Palo Alto: Science and Behavior Books, 249 270. Jackson, D.D. & J.H. Weakland ([1961] 1969) Conjoint family therapy. Some considerations on theory, technique, and results. In: D.D. Jackson (Ed.) Therapy, communication and change (Human communication, Vol. 2). Palo Alto: Science and Behavior Books, 222 248. Jacoby, R. (1975) Social amnesia. A critique of conformist psychology from Adler to Laing. Boston: Beacon Press. Jong, J.T.V.M. de (1991) Vreemde gezinnen? Systeemtherapie met Marokkaanse, Turkse en Surinaamse gezinnen, MGv, 46, 924 946. Kovel, J. (1978) A complete guide to therapy. From psychoanalysis to behaviour modification. Harmondsworth: Penguin. Laan, G. van der & J. Spangenberg (1982) Systeem en ontwikkeling. Een kritische analyse van de fundamenten van de gezinssysteembenadering, Psychologie en maatschappij, 6, 348 368. Lange, A. (1994) De verzuiling in de psychotherapie. Over de noodzaak om systeemtherapieën en individuele therapievormen te integreren. (Oratie Universiteit van Amsterdam) Houten/Groningen: Bohn Stafleu Van Loghum/Wolters Noordhoff. Lange, A. & O. van der Hart (1975) Gedragsverandering in gezinnen. Groningen: Tjeenk Willink. Lange, A. (1985) Gedragsverandering in gezinnen. Groningen: Wolters Noordhoff. Lange, A. (1996) Directieve gezinstherapie. In: J.R.M. Gerris (red.) Gezin: welzijn, gezondheid en hulpverlening. Assen: Van Gorcum, 109 120. Lange, A. & C. Schaap (1991) Gezinstherapie. In: W. Vandereycken, C.A.L Hoogduin & P.M.G. Emmelkamp (red.) Handboek Psychopathologie, deel 2. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 138 164. Lasch, C. (1977) Haven in a heartless world. The family besieged. New York: Basic Books. Lieshout, I. van (1993) Deskundigen en ouders van nu. Binding in een probleemcultuur. Utrecht: De Tijdstroom. Linden Osinga, M. van der (1988) Gezinstherapie met migranten. Een bruikbare methodiek. MGv, 43, 394 404. McNamee, S. & K.J. Gergen (Eds.) (1992) Therapy as social construction. Londen: Sage. Minuchin, S. et al. (1967) Families of the slums. New York: Basic Books. Minuchin, S. (1973) Gezinstherapie. Utrecht/Antwerpen: Spectrum. Montfoort & Oppenoorth (1986) Klinische Gezinsbehandeling. In: Boeckhorst, F., T. Compernolle, J. Hendrickx, A. van der Pas (red) Handboek gezinstherapie. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. Nevejan, M.A.J.M. (1971) The family therapy movement in the USA in 1971. Utrecht: NcGv. Nevejan, M.A.J.M. (red.) (1973) Gezins en echtparenbehandeling in Nederland. Deventer: Van Loghum Slaterus. Nevejan, M.A.J.M (1988) Relatie en gezinstherapie. In: A.P. Cassee, P.E. Boeke & C.P.F. van der Staak (red.) Psychotherapie in Nederland. Deventer: Van Loghum Slaterus, 187
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010
Page 10 of 10
244. Pas, Alice van der e.a. (1973) Gezinsfenomenen. Artikelen over theorie en praktijk van de gezinsbehandeling. Alphen: Samsom. Pas, A. van der (1992) Visies op gezinsbehandeling. Artikelen en interviews. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum Reijzer, H.M. (1993) Naar een nieuw beroep. Psychotherapeut in Nederland. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Richards, B. (1989) Images of Freud. Cultural responses to psychoanalysis. Londen: J.M. Dent & Sons. Satir, V.S. (1964; 19672) Conjoint family therapy. Palo Alto: Science & Behavior Books. Satir, V.S. (1969) Gezinstherapie. Deventer: Van Loghum Slaterus. Sieval, Z.M. (1987) Een systeemvisie bij migrantenproblematiek. MGv, 42, 801 809. Singer (1991) Opvoedingsonzekerheid en opvoedingswetenschap. In J.R.M. Gerris (red.), Ouderschap en ouderlijk functioneren. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 171 184. Swaan, A. de (1982) De mens is de mens een zorg. Amsterdam: Meulenhoff. Taschman, Harvey A. (1977) Ontwikkelingen en vernieuwingen in de gezinstherapie in een veranderende samenleving. In: V.S. Satir, J. Stachowiak & H.A. Taschman, Het zit in de familie. De gezinstherapie breeduit: grondslagen, ontwikkelingen, onderzoek, methoden, oefeningen en verslagen. Haarlem: De Toorts, 13 29. Trimbos, C.J.B.J. (1959) De geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Utrecht: Spectrum. Ven, P. van de (1973) Gezinsterapie als agogische aktie. Aspekten van hulpverlening aan gezinnen beschouwd vanuit de kommunikatieteorie van Palo Alto. Bloemendaal: Nelissen. Veen, C.J.F. van & J.C. van der Meulen (1970) Gezinsbehandeling. Een oriëntatie. Alphen aan den Rijn: Samsom. Watzlawick, P., J.H. Beavin, D.D. Jackson (1970) De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: Van Loghum Slaterus. Wel, F. van (in druk) Een eeuw interventieperspectieven op gezinnen met meervoudige problemen. In deze bundel.
Verschenen in: C. Brinkgreve en P. van Lieshout (red.), Geregelde gevoelens. Collectieve arrangementen en de intieme leefwereld. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom, 1999, 61-75.
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge... 15-10-2010