Q10 Offshore Wind B.V.
Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. ALGEMEEN 1.1. Gegevens aanvrager 1.2. Gegevens advisering 1.3. Gegevens vergunning 1.4. Aard van de werkzaamheden 1.5. Locatie van de werkzaamheden 1.6. Uitvoering van de werkzaamheden 1.7. Relatie met andere vergunningen 1.8. Ondertekening
1 1 1 1 1 2 3 3 3
2. RIJKSCOÖRDINATIE 2.1. Vergunningen onder de coördinatieregeling 2.2. Procedure
5 5 5
3. BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN 3.1. Inleiding 3.2. Locatie windpark Q10 3.3. Onshore kabeltracé 3.4. Uitvoeringswijze
7 7 7 7 8
4. VERWIJDEREN HOUTOPSTANDEN 4.1. Soort en diameter te verwijderen houtopstanden 4.2. Herplant
11 11 11
laatste bladzijde
12
BIJLAGEN I Tracé II Uittreksel Kamer van Koophandel III Machtiging vergunningaanvragen IV Notitie bomenonderzoek EcoGroen
aantal blz. 2 2 1 18
1.
ALGEMEEN Aanvraag om een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Aan: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Teylingen Postbus 149 2215 ZJ Voorhout
1.1.
Gegevens aanvrager naam organisatie: vestigingsadres postadres:
contactpersoon: algemeen telefoonnummer: mobiel telefoonnummer: e-mail: 1.2.
Gegevens advisering naam organisatie: adres: postadres: contactpersoon: telefoonnummer: e-mail:
1.3.
Q10 Offshore Wind B.V. Wilhelminakade 955 3072 AP Rotterdam G.H. Betzweg 1 Vleugel 5B 3068 AZ Rotterdam ir. R.M. Dijkstra 030 662 23 48 06 20 70 39 44
[email protected]
Witteveen+Bos Leeuwenbrug 8 Postbus 233 7400 AE Deventer mw. mr. E.J. Overbosch - de Graaf 0570 69 70 31 / 06 20 94 50 25
[email protected]
Gegevens vergunning De aanvrager verzoekt: om een omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.2, lid 1 sub g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van de realisatie van een onshore kabeltracé. De vergunning valt onder de rijkscoördinatieregeling ingevolge artikel 9b en 9d van de Elektriciteitswet, waardoor de reguliere voorbereidingsprocedure niet van toepassing is (zie hoofdstuk 2). Daarnaast valt het project onder bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw), waardoor afdeling 1.2 van deze wet van rechtswege van toepassing is op onderhavig project. Om gebruik te kunnen maken van de Chw is het op grond van artikel 11 Besluit uitvoering Chw wel vereist om bij de bekendmaking van de besluiten in de rechtsmiddelenverwijzing consequent aan te geven dat de Chw van toepassing is. Het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zal dit op zich nemen.
1.4.
Aard van de werkzaamheden Q10 Offshore Wind B.V. is voornemens het windpark Q10 te realiseren. De opgewekte elektriciteit wordt door middel van een ondergronds kabeltracé aangesloten op het netinvoedingspunt in Sassenheim (gemeente Teylingen).
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
1
Onderhavige aanvraag betreft de omgevingsvergunning benodigd voor het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van de realisatie van het onshore kabeltracé. 1.5.
Locatie van de werkzaamheden De kabel komt aan land bij de noordelijke begrenzing van de bebouwde kom van Noordwijk, bij benadering in het verlengde van de Northgodreef. Door middel van een gestuurde boring wordt de kabel onder de duinen aangelegd. Het kabeltracé loopt vervolgens parallel aan de Northgodreef. Vanaf het einde van de weg volgt het tracé de Gooweg (gemeente Noordwijkerhout) in noordoostelijke richting. Het tracé kruist met een doorgaande gestuurde boring het EHS-gebied Leeuwenhorst en vervolgens de N206. Daarna gaat het tracé in zuidoostelijke richting verder door landbouwgebied tot aan de ecologische verbindingszone Haarlemmer Trekvaart (Leidsevaart). De Leidsevaart ligt op de grens met de gemeente Teylingen. Ter plaatse van de kruising met de ecologische verbindingszone Haarlemmer Trekvaart (Leidsevaart) en de spoorlijn in de gemeente Teylingen gaat het tracé verder in zuidoostelijke richting en zal de kabel weer op diepte (gestuurde boring) worden aangelegd tot op een afstand van circa 100 meter van de Jacoba van Beijerenweg (N450). Bij deze weg buigt het tracé naar het noordoosten. De kabel zal parallel aan de weg middels gestuurde boring worden aangelegd. Op het laatste deel van het traject, vanaf het einde van de Jacoba van Beijerenweg en het traject parallel aan de Teylingerlaan (in zuidoostelijke richting), zal de kabel eveneens op diepte (gestuurde boring) worden aangelegd. Het tracé eindigt bij het 150 kV station van TenneT in Sassenheim waar de kabel op het landelijk elektriciteitsnet zal worden aangesloten. In afbeelding 1.1 is een kaart opgenomen met de ligging van het kabeltracé. Een detailkaart is opgenomen in bijlage I. Afbeelding 1.1. Tracé ondergrondse hoogspanningskabel
Bron: Top25raster.
2
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
De heer Dijkstra is door Q10 Offshore Wind B.V. gemachtigd om de vergunningen aan te vragen benodigd voor het windpark Q10 en bijbehorend kabeltracé. Een uittreksel van de Kamer van Koophandel is toegevoegd in bijlage II. De machtiging aan de heer Dijkstra is toegevoegd in bijlage III.
4
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
2.
RIJKSCOÖRDINATIE
2.1.
Vergunningen onder de coördinatieregeling Ingevolge artikel 9b van de Elektriciteitswet 1998 is de rijkscoördinatieregeling (art. 3.35 Wet ruimtelijke ordening (Wro)) van toepassing op de aanleg van onderhavige ondergrondse hoogspanningskabel van 150 kV. De besluiten die gecoördineerd worden met de procedure van het inpassingsplan zijn op basis van artikel 9d, lid 1 Elektriciteitswet opgesomd in het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten. Artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit bevat de uitvoeringsbesluiten die in ieder geval gecoördineerd worden. Het betreft onderstaande besluiten: - omgevingsvergunning (inclusief eventueel benodigde verklaringen van geen bedenkingen); - vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998; - vergunning emissieautoriteit artikel 16.5 Wet milieubeheer; - watervergunning voor de onttrekking en lozing van grondwater; - ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet; - monumentenvergunning archeologische monumenten; - vergunning ingevolge artikel 15 Kernenergiewet; - watervergunning ingevolge de keur voor werkzaamheden aan of nabij een watergang of waterkering. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) kan op grond van artikel 9d, lid 2 Elektriciteitswet tevens één of meer andere besluiten aanwijzen als besluiten die gecoördineerd worden. Onshore kabeltracé windpark Q10 Onderstaande vergunningen, die benodigd zijn voor het onshore kabeltracé ten behoeve van windpark Q10, vallen conform het uitvoeringsbesluit onder de rijkscoordinatieregeling: - rijksinpassingsplan; - ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet; - watervergunning voor de onttrekking en lozing van grondwater; - watervergunning ingevolge de keur voor werkzaamheden aan of nabij een watergang of waterkering. Naast bovengenoemde vergunningen worden, op verzoek van Q10 Offshore Wind B.V., onderstaande vergunningen meegecoördineerd in de rijkscoördinatieregeling: - watervergunning (wijziging) voor de realisatie van het windpark; - omgevingsvergunning voor het verwijderen van houtopstanden; - ontheffing ingevolge de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland; - spoorwegvergunning.
2.2.
Procedure Op vergunningen die vallen onder de coördinatieregeling is de uitgebreide voorbereidingsprocedure ingevolge afd. 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De beslistermijnen worden vastgesteld door het ministerie van EL&I (coördinerend bevoegd gezag) in overeenstemming met de overige bevoegde bestuursorganen. De ontwerp-besluiten en definitieve besluiten dienen binnen de vastgestelde termijnen naar het ministerie van EL&I te worden verzonden. Het ministerie zorgt voor publicatie (plaatselijke dagbladen en Staatscourant) en ter inzage legging van de besluiten.
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
5
6
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
3.
BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN
3.1.
Inleiding In 2020 moet conform EU doelstellingen 14 procent van het energieverbruik in Nederland duurzaam worden opgewekt. Dit komt neer op 35 procent van het elektriciteitsverbruik. Voor het behalen van deze doelstelling is de benutting van windenergie op zee van groot belang. Q10 offshore Wind B.V. heeft op 18 december 2009 een Wbr-vergunning (nu watervergunning) verkregen voor de aanleg, het in stand houden en verwijderen van het windturbinepark Q10 op het Nederlands Continentaal Plat en de aanleg, het instand houden en verwijderen van kabelleidingen ten behoeve van voornoemd windturbinepark op het Nederlands Continentaal Plat, in de territoriale wateren en op het land tot aan de duinvoet. Ten opzichte van het nu geplaatste windpark vermogen op de Noordzee (228 MW) betekent de realisatie van offshore windpark Q10 met een vermogen van 133 MW een toename van het vermogen met ruim 58 %. Voor de realisatie van het windpark is een watervergunning verleend en het subsidiebesluit genomen, waarmee er zicht op realisatie van windpark Q10 is.
3.2.
Locatie windpark Q10 De watervergunning voor de realisatie van het offshore windpark Q10 is reeds verleend, waardoor de locatie van het park vast ligt. Binnen onderhavige coördinatieprocedure wordt een wijzigingsprocedure doorlopen op verzoek van Q10 Offshore Wind B.V. De wijziging ziet op het type turbine en op het aanlandingspunt. Voor de aanlanding van de kabel zijn de aansluitmogelijkheden op het TenneT hoogspanningsnet bepalend geweest.
3.3.
Onshore kabeltracé Met betrekking tot het onshore kabeltracé zijn verschillende varianten uitgewerkt. Uiteindelijk is daar de variant uit geselecteerd met enerzijds de geringste effecten op ecologie en omgeving en anderzijds een goede technische en economische uitvoerbaarheid (zie afbeelding 1.1). De totale lengte van het geplande onshore kabeltracé bedraagt circa 8 kilometer en ligt in de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen. De kabel komt gedeeltelijk te liggen op een diepte van circa 15 tot 25 meter, middels gestuurde boringen. Het overig deel wordt aangelegd in open ontgraving op circa 1,2 meter onder het maaiveld met uitzondering van het deel ten noordwesten van de Leidsevaart. Vanwege het agrarisch gebruik van deze gronden wordt de kabel hier in open sleuf op 1,8 meter diepte aangelegd. De kabel bestaat uit een bundel van drie hoogspanningskabels en één glasfiber signaalkabel. In afbeelding 3.1 is een overzicht opgenomen van het kabeltracé, waarbij aangegeven is welke delen middels gestuurde boring en welke delen middels open ontgraving aangelegd worden. De ligging van het tracé is uitgebreid beschreven in paragraaf 1.5. Om te voorkomen, dat op delen waar de kabel in open sleuf ligt de kabel beschadigd wordt door graafwerkzaamheden van derden, wordt bij de aanleg van de ondergrondse hoogspanningskabel een afdekplaat over de kabel gelegd. Ten slotte wordt de aarde terug gestort in de sleuf.
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
7
Afbeelding 3.1. Tracé kabel
Bron:
Ecologisch onderzoek aanleg 150kV kabelverbinding Noordwijk-Sassenheim d.d. 7 december 2011 door EcoGroen Advies B.V.
3.4.
Uitvoeringswijze In deze paragraaf gaan wij in op de wijze van aanleg van het onshore kabeltracé. Delen van het tracé worden door middel van een horizontaal gestuurde boring gerealiseerd. Andere delen van het tracé worden in open sleuf aangelegd. Gestuurde boring In afbeelding 3.1 is het kabeltracé weergegeven. De delen van het tracé met een zwarte lijn worden door middel van een horizontaal gestuurde boring (HDD, Horizontal Directional Drilling) gerealiseerd. Bij het landtracé zijn er drie hoogspanningskabels met elk een uitwendige diameter van 100 mm. Daarnaast ligt er een glasvezelkabel in het tracé. Bij de gestuurde boringen wordt elk van de kabels (drie hoogspanningskabels en één glasvezelkabel) in een eigen mantelbuis met een uitwendige diameter van 200 mm gelegd. De kabel zal op een diepte van 1525 meter worden aangelegd. Voor de aanleg van de kabel wordt een gat van 8x2x2 (lxbxd) gegraven ter plaatse van het intredepunt van de boorkop van de gestuurde boring. Daarnaast wordt een kleiner gat gegraven waarin de boorkop van de gestuurde boring uitkomt en vanwaar de mantelbuizen voor de kabelverbinding in de boring worden getrokken. De intrede- en uittredehoek van de boring is maximaal 18 º en de boogstraal van de boorstang is minimaal 50 meter. Na de aanleg van de boring en de kabels worden de gaten gedicht tot op de oorspronkelijke hoogte.
8
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
Open sleuf In afbeelding 3.1 is het kabeltracé weergegeven. De delen van het tracé met een gele lijn worden door middel van een open sleuf aangelegd. Bij de open sleufmethode wordt de teelaarde vooraf verwijderd en in depot gezet aan de buitenzijde van de werkstrook. Daarna wordt de sleuf in lagen ontgraven. Deze lagen worden eveneens gescheiden in depot langs de sleuf gezet om de cultuurtechnische waarde te bewaken. De kabels (drie hoogspanningskabels ø 100 mm en één glasvezelkabel) worden in de sleuf gelegd en de sleuf wordt in omgekeerde volgorde aangevuld met het ontgraven materiaal. Indien er grond tekort is, wordt van elders soortgelijke grond aangevoerd en in de sleuf verwerkt. Nadien wordt de teelaarde weer aangebracht. Bij de wegkruisingen wordt elk van de kabels (drie hoogspanningskabels en één glasvezelkabel) in een eigen mantelbuis met een uitwendige diameter van 200 mm gelegd. Ten einde de diepte van de kabel te bepalen is een berekening naar de magneetveldzone uitgevoerd. Uit deze berekeningen volgt dat wanneer de kabel in open sleuf op 1,2 meter diepte aangelegd wordt, zich geen gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone bevinden. Het deel ten noordwesten van de Leidsevaart wordt op 1,8 meter diepte aangelegd vanwege het agrarisch gebruik van deze gronden. Over de kabel wordt een afdekplaat aangebracht om te voorkomen dat de kabel beschadigd wordt door graafwerkzaamheden van derden. Wanneer op het kabelniveau isolerende bodemlagen worden aangetroffen, zoals veen of klei, zal grondverbetering worden toegepast om opwarming van de kabel te verminderen. De sleuf wordt dan 20 cm dieper gegraven dan de onderzijde van de kabelbundel. Vervolgens wordt de sleuf tot 30 cm boven de kabelbundel aangevuld met beter warmtegeleidende grondlagen, bijvoorbeeld zand met variabele korrelgrootte. De overtollige grond wordt afgevoerd naar erkende verwerkende bedrijven.
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
9
10
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
4.
VERWIJDEREN HOUTOPSTANDEN
4.1.
Soort en diameter te verwijderen houtopstanden Ten behoeve van de realisatie van het onshore kabeltracé worden diverse houtopstanden verwijderd. Ecogroen heeft in januari 2012 een bomeninventarisatie uitgevoerd (kenmerk 09-376A). Uit de inventarisatie volgt welke houtopstanden verwijderd moeten worden ten behoeve van de aanleg van het kabeltracé. De bomeninventarisatie is toegevoegd in bijlage IV. Uit de bomeninventarisatie volgt dat 6 bomen verwijderd moeten worden en een bosje kleiner dan 10 are. Uit de bomeninventarisatie van Ecogroen volgt dat voor het bosje eveneens een melding Boswet noodzakelijk is. Deze melding wordt parallel aan onderhavige vergunningaanvraag ingediend. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van de boomnummers waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen aangevraagd wordt. Deze nummers corresponderen met de kaarten die zijn toegevoegd aan de bomeninventarisatie in bijage IV. Tabel 4.1. Omgevingsvergunningplichtige te verwijderen houtopstanden
4.2.
nummer
soort
diameter
1 (bosje < 10 are)
zomereik,
10-35 cm
es,
20-35 cm
zwarte els
15-25 cm
9e t/m 9g
lijsterbes (boomvorm)
30 - 40 cm
10
zwarte els
25 cm
11
zwarte els
15-20 cm
45
gewone populier
50 cm
Herplant Herplant van de te kappen bomen is niet mogelijk binnen de plangrens. Binnen 5 meter aan weerszijden van de kabel mogen geen diepwortelende beplantingen worden aangebracht ingevolge het rijksinpassingsplan. Q10 Offshore Wind B.V. beschikt niet over gronden in de directe omgeving van het kabeltracé, waardoor herplant niet is voorzien.
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
11
12
Witteveen+Bos, RT667-5/nija4/019 definitief d.d. 1 maart 2012, Toelichting aanvraag omgevingsvergunning onshore kabeltracé windpark Q10
BIJLAGE I
TRACE
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
Witteveen+Bos, bijlage I behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
BIJLAGE II
UITTREKSEL KAMER VAN KOOPHANDEL Q10 OFFSHORE WIND B.V.
Witteveen+Bos, bijlage II behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
Witteveen+Bos, bijlage II behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
BIJLAGE III
MACHTIGING VERGUNNINGAANVRAGEN
Witteveen+Bos, bijlage III behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
Witteveen+Bos, bijlage III behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
BIJLAGE IV
NOTITIE BOMENONDERZOEK AANLEG 150 KV KABELVERBINDING NOORDWIJK-SASSENHEIM
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
Witteveen+Bos, bijlage IV behorende bij rapport RT667-5/nija4/019 d.d. 1 maart 2012
Notitie Bomenonderzoek aanleg 150 kV kabelverbinding Noordwijk-Sassenheim’ . Risico-inventarisatie t.a.v. de Boswet en het kapver gunningbeleid . Auteur: Redactie: Project: Datum: Status: Opdrachtgever:
P.A.M. (Pascal) Peterman M.G. (Mark) Hoksberg 09-376A 7 februari 2012 Definitief Q10 Offshore Wind BV (dhr. J. Dekkers)
EcoGroen advies bv
1 Inleiding en uitgangspunten Q10 Offshore Wind BV (contactpersoon dhr. J. Dekkers) onderzoekt de aanleg van een ondergronds 150kV-hoogspanningskabeltracé tussen Noordwijk en Sassenheim. Op delen van het beoogde kabeltracé groeien momenteel bomen (deels) binnen het werkgebied. Voorliggend onderzoek geeft antwoord op de vragen welke bomen er binnen de invloedssfeer van dit tracé groeien en welk beleid ervoor geldt indien deze bomen gekapt of geschaad worden.
Postbus 625, 8000 AP Zwolle
De kabels legt de aannemer op twee verschillende wijzen aan. Delen met open sleuf (sleufbreedte van 1,2 meter) en grote delen met horizontaal gestuurd boren (HDD). Voor het beoordelen of bomen binnen de sleufbreedte vallen is uitgegaan van een wortelstel dat overeenkomt met de kroonprojectie (er is geen wortelonderzoek uitgevoerd). Voor de benodigde werkruimte buiten de sleuf is uitgegaan van voldoende boombeschermde maatregelen tijdens de uitvoering, waardoor deze bomen duurzaam gehandhaafd blijven. Op delen met gestuurd boren is geen aantasting van de bomen te verwachten.
t:038 423 64 64 f:038 423 64 65
2 Beleid Binnen de begrenzing van de Bebouwde kom Boswet hebben de drie gemeenten middels een APV (Algemene Plaatselijke Verordening) regels opgesteld voor het vellen van bomen. Voor deze bomen is men niet gebonden aan de melding- en herplantplicht van de Boswet. De APV is ook van toepassing voor groenelementen die buiten de Bebouwde kom boswet liggen o.a. groenelementen die uitgesloten zijn van de boswet (zie bijlage 3). De bebouwde kom Boswet-begrenzing valt niet automatisch samen met de gemeentelijke begrenzing van de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. De regels van de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen zijn uitgewerkt in het Kapvergunningbeleid. Een samenvatting van het Kapvergunningbeleid is weergegeven in bijlage 2. Eventuele aantasting van wezenlijk kenmerken en waarden van de EHS zijn behandeld in het 1 ecologisch onderzoek . In deze notitie is aangegeven of een betreffende begroeiing binnen de begrenzing van de EHS ligt. De begrenzing van de Bebouwde kom boswet rondom het tracé is samen met de begrenzing van de EHS weergegeven op de kaart in bijlage 4.
[email protected]
Reikwijdte van de Boswet Of de Boswet van toepassing is, is afhankelijk van het beleidskader en het vigerende bestemmingsplan. Zo is de Boswet alleen van toepassing op bos dat buiten de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en buiten de ‘Bebouwde kom Boswet’ is gelegen. Ook is de Boswet niet van toepassing indien het te kappen bos niet bestemd is als bos en/of natuur en de uitvoering van een werk overeenkomstig is met een goedgekeurd bestemmingsplan.
www.ecogroen.nl
1
Hoksberg, M.G. (2011). ‘CONCEPT Ecologisch onderzoek aanleg 150kV kabelverbinding, Noordwijk-Sassenheim’; Inventarisatie en
beoordeling van natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving. Rapport 09-376. EcoGroen Advies, Zwolle.
1
Daarnaast gelden enkele uitsluitingen: bos of bomenrijen van Italiaanse populier, linde, paardenkastanje of treurwilg; minimale stukseisen bij bomenrijen (<20 st.); minimale oppervlakte eisen (<10 are). Vijf beleidscategorieën: Op basis van voorgaande kan bos in vijf categorieën worden onderverdeeld. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zijn deze categorieën in kader 1 weergegeven. KADER 1: TOELICHTING CATEGORIEËN BOS Categorie 1. Bos binnen begrensde EHS Dit betreft bos dat bescherming geniet via de Nota Ruimte. Voor compensatie van deze categorie geldt dat de compensatieopgave, die kan worden opgelegd vanuit de Nota Ruimte, de compensatieplicht vanuit de Boswet ‘overruled’. De Boswet is zodoende ondergeschikt aan de Nota Ruimte wanneer beide regelgevingen van toepassing zijn. Categorie 2. Bos buiten EHS en bebouwde kom Boswet, maar bestemd als bos of natuur Dit is de enige categorie die valt onder de Boswet. Categorie 3. Bos buiten EHS en ‘bebouwde kom boswet’ dat niet als bos of natuur is bestemd Indien het te verliezen bos niet bestemd is als bos of natuur of vergelijkbare strekking en nodig is voor de uitvoering van een werk overeenkomstig het bestemmingsplan dan is de Boswet niet van toepassing (Boswet, artikel 5, lid 1). Voor deze delen geldt gemeentelijk beleid (in voorliggende situatie de APV van de gemeenten). Categorie 4. Bomen, bosjes en groenelement binnen de ‘bebouwde kom boswet’ Deze categorie bestaat uit bos, bomen en groenelementen die niet onder bovenstaande categorieën vallen. Het betreft alle groenelementen (bos, bomenrijen, solitaire bomen en overige groenelementen) buiten de EHS en Boswet. Samen met categorie 3 vindt compensatie van deze subcategorieën plaats met gemeentelijk beleid. Voor alle bomen en overige groenelementen die moeten worden verwijderd welke niet binnen de eerste twee categorieën vallen, wordt een kapvergunning aangevraagd. Hiervoor is de APV van de betreffende gemeente van toepassing. Categorie 5. Groenelementen buiten de ‘bebouwde kom boswet’, niet vallend onder de Boswet Binnen de Boswet gelden uitsluitingen, zoals bosschages kleiner dan 10 are, bepaalde boomsoorten etc. Groenelementen buiten ‘bebouwde kom boswet’ en niet uitgesloten in de APV van desbetreffende gemeente vallen onder de APV.
In deze notitie is per boom, bomenrij, bosje of ander type houtige begroeiing aangegeven onder welke van in kader 1 beschreven categorie de begroeiing valt.
3
Resultaten
In bijlage 1 staan per gemeente de inventarisatiegegevens van de groenelementen aangegeven. Tevens is aangegeven in welke beleidscategorie (zie kader). Indien de werkzaamheden voor het leggen van de kabel het groenelement schaden of vernietigen dan is direct te zien met welk beleid er rekening gehouden moet worden. In bijlage 4 zijn de groenelementen op kaart weergegeven. Om te bepalen of bos onder de boswet valt is de Bebouwde kom Boswet van belang. Deze grens is, indien aanwezig ,op de kaarten van bijlage 4 aangegeven. Alleen de gemeente Noordwijk heeft een 2 dergelijke grens in haar beleid opgenomen . De gemeente Noordwijkerhout en de gemeente Teylingen hebben geen begrenzing voor de bebouwde kom Boswet vastgesteld, de Boswet is hiermee binnen de gehele gemeente van kracht
2
Gedeputeerde staten Zuid-Holland, (5 juni 1968). Kaart Badplaats Noordwijk-Holland. Analoog aangegeven, behorende bij besluit
G.S.: bebouwde kom ing. Boswet. G.S. no. 562.
2
4 Conclusie Een deel van het kabeltracé zal gerealiseerd worden door middel van horizontaal gestuurd boren (HDD). Op de locaties waar deze techniek wordt toegepast kan uitgegaan worden dat bomen hiervan geen of een verwaarloosbare aantasting ondervinden. Er hoeven voor deze bomen geen vergunning of meldingen geregeld te worden. Bomen en groenelementen in dit tracé zijn: 2 t/m 9d; 9h t/m 9s; 12 t/m 19; 21 t/m 27; 46 t/m 56. Gemeentelijke kapvergunning: Voor de volgende bomen of groenelement is een gemeentelijke omgevingsvergunning noodzakelijk omdat in dit deeltracé gekapt moet worden voor de kabelaanleg in open sleuf of omdat zij groeien op plekken waar een start- of ontvangstput nodig is voor het horizontaal gestuurd boren: 1; 9e t/m 9g 10; 11; 45. Indien tijdens de uitvoering blijkt dat kap voorkomen kan worden omdat de sleuf op voldoende afstand ligt en eventueel in combinatie met de ‘holschopmethode’ de boom gepasseerd kan worden dan wordt gestreefd betreffende boom te handhaven. Voor de zekerheid wordt echter toch een vergunning aangevraagd.
‘Holschopmethode’ Met een buisvormige schop word een tunnel gestoken. In de boorgang brengt de aannemer vervolgens mantelbuizen aan en trekt vervolgens de kabel er door.
Bij een aantal bomen (20, 34 en 44a) ligt de sleuf naar verwachting op voldoende afstand van de wortels. De inschatting is gemaakt op basis van de kroonprojectie. Indien tijdens de werkzaamheden op of buiten de rand van de kroonprojectie wortels aanwezig zijn dan wordt voor dit deel de kabel handmatig geboord met een holschop. Het aanbrengen van de kabel bij de acht treurwilgen (35 t/m 43) en twee populieren (31 en 32) wordt zo wie zo aangebracht middels een holschop. De kabel komt bij deze bomen binnen de kroonprojectie op 1,5 tot 4,5 m. uit het hart van de boom te liggen. Bomen en struiken die buiten de kapvergunningseisen vallen worden indien mogelijk in depot gezet en bij de afronding van het project herplant. Het betreft bomen met een kleine diameter (gemeente Noordwijk en Teylingen) of bomen die niet op de lijst met waardevolle bomen staan (gemeente Noordwijkerhout). Dit betreft de bomen 28 t/m 30, 33 en 44b. Melding boswet: De kap van de open plek in groenelement 1 van circa 30 bij 30 meter benaderd de meldingsplicht. Voor de zekerheid adviseren wij een melding van de Boswet te doen. Voor de overige elementen zijn geen meldingen volgens de Boswet noodzakelijk.
Boswet De provincie geeft aan dat voor groepenkap, waarbij gaten ontstaan groter dan 1x de boomlengte een melding volgens de boswet noodzakelijk is. Na 3 jaar moet er weer (jong)bos groeien door aanplant of spontane verjonging.
Ecologische hoofdstructuur: Ter informatie groeien de bomen of groenelementen (29 t/m 32) binnen de begrenzing van de EHS. Hierbij zijn alleen de bomen of groenelementen ter plaatse van de aanleg met open sleuf genoemd (i.p.v. horizontaal gestuurd boren). De gevolgen voor het eventueel aantasten van wezenlijke 1 kenmerken of waarden zijn behandeld in het ecologisch onderzoek .
5
A a n b e ve l i n g e n
Voor het eventueel duurzaam handhaven van bomen adviseren wij een ‘boom effect analyse’ (BEA) in relatie tot het ontwerp uit te voeren. Het resultaat van deze analyse draagt bij aan het zo veel mogelijk duurzaam handhaven van bestaande bomen, waardoor er minder risico op vertraging tijdens
3
de voorbereiding (vergunningen) en uitvoering is. Onderdeel van een BEA is advies over de werkwijze met onder andere specifieke boombeschermingsmaatregelen. Indien voor de aanleg bomen moeten wijken kan het (tijdelijk) verplanten mogelijk uitkomst bieden. Dit is afhankelijk van de soort, huidige toestand (vitaliteit) en de leeftijd/omvangbaarheid.
4
Bijlage 1: Inventarisatie gegevens en beoordeling relevant beleid Cat. 1
Inventarisatie groenelementen kabeltracé windpark Noordzee, gemeente Teylingen Nr. 1
2
Straatnaam Type Ned. naam Carolus Clusiuslaan Bosje >10 are Zomereik (N443) Es Zwarte els
Wetensch. Naam Quercus robur Fraxinus excelsior Alnus glutinosa
Carolus Clusiuslaan Solitair Zomereik Quercus robur (N443) 3 Carolus Clusiuslaan Solitair Zomereik Quercus robur (N443) 4 Carolus Clusiuslaan Solitair Zomereik Quercus robur (N443) 5 Carolus Clusiuslaan Solitair Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 6 Carolus Clusiuslaan Solitair Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 7 Carolus Clusiuslaan Solitair Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 8 Carolus Clusiuslaan Solitair Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 9a t/m d Carolus Clusiuslaan Bomenrij Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. 9h t/m s (N443) 9e t/m g Carolus Clusiuslaan Bomenrij Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 10 Carolus Clusiuslaan Solitair Zwarte els Alnus glutinosa (N443) 11 Carolus Clusiuslaan Solitair Zwarte els Alnus glutinosa (N443) 12 Carolus Clusiuslaan Bomengroep Beuk Fagus sylvatica (N443) 13 Carolus Clusiuslaan Solitair Zwarte els Alnus glutinosa (N443) 14 Carolus Clusiuslaan Solitair Grauwe wilg Salix cinerea (N443) 15 Carolus Clusiuslaan Solitair Zwarte els Alnus glutinosa (N443) 16 Carolus Clusiuslaan Solitair Zwarte els Alnus glutinosa (N443) 17 Carolus Clusiuslaan Solitair Lijsterbes (boomvorm) Sorbus var. (N443) 18 Jacoba van Solitair Witte abeel Populus alba Beierenweg (N450) * Of het bos onder de boswet valt is echter nog wel afhankelijk van de bestemming.
Diameter (cm) 10-35 20-35 15-25
Cat. 2 en 3
Cat 4 en 5
Bos/bomen binnen Melding boswet EHS ja/nee Nodig ja/nee* nee ja
ja
35
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
35
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
35
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
Bijzonderheden Ondergroei van vlier, meidoorn en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting)
Kapvergunning nodig ja/nee
40
Vermoedelijk gaat het om de Sorbus intermedia
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
35
Vanwege graafwerkzaamheden voor het leggen van leidingen is deze boom van een een houten stambescherming Vanwege graafwerkzaamheden voor het leggen van leidingen is deze boom van een een houten stambescherming Vanwege graafwerkzaamheden voor het leggen van leidingen is deze boom van een een houten stambescherming 16 stuks. Oorspronkelijke plantafstand 10 meter h.o.h. Enkele exemplaren zijn er tussenuit verdwenen. 3 stuks. Oorspronkelijke plantafstand 10 meter h.o.h. Enkele exemplaren zijn er tussenuit verdwenen.
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
nee
nee
nee
nee
35 35 30-40 30-40
15-20
betreft dubbelstam
nee
nee
40-40-45
Groep van drie beuken
nee
nee
ja (ontvangst en startput HDD) ja (ontvangst en startput HDD) ja (ontvangst en startput HDD) nee, i.v.m. HDD
40-35-20
Driestammige els
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
vijfstammige els
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
driestammige els
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
40
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
45
nee
nee
nee, i.v.m. HDD
25
20 10-10-1520-20 20-20-30
Cat. 1
Inventarisatie groenelementen kabeltracé windpark Noordzee, gemeente Noordwijkerhout Nr.
Wetensch. Naam Populus alba
Diameter (cm) 55
Cat. 2 en 3
Cat 4 en 5
Bos/bomen binnen Melding boswet EHS ja/nee Nodig ja/nee* nee nee
Kapvergunning nodig ja/nee nee, i.v.m. HDD
6 stuks. Kastanjes zijn als gevelbescherming aangeplant en op deze wijze gesnoeid Tussen fietspad en rijweg staat een geschoren heg
nee
nee
nee
nee
nee, sleuf voldoende afstand nee, i.v.m. HDD
Ondergroei van vlier, meidoorn en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting) Ondergroei van Amerikaanse vogelkers, lijsterbes, vlier, meidoorn en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting) In het struweel van es en els staat één forse zomereik
ja
nee, i.v.m. HDD
nee, i.v.m. HDD
ja
nee, i.v.m. HDD
nee, i.v.m. HDD
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
Ondergroei van taxus, lijsterbes, vlier en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting) Diverse spechtgaten
ja
nee, i.v.m. HDD
nee, i.v.m. HDD
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
Solitair Bomenrij
Paardenkastanje
Aesculus hippocastanum
50-70
Heg
Veldiep
Ulmus carpinifolia
nvt
22
Jacoba van Beierenweg (N450) Jacoba van Beierenweg (N450) Jacoba van Beierenweg (N450) Bronsgeesterweg
Ned. naam Witte abeel
Struweel
Es Zwarte els
Fraxinus excelsior Alnus glutinosa
20-40 20-30
23
Gooweg 45
Struweel
Es Zwarte els
Fraxinus excelsior Alnus glutinosa
25-60 20-35
24
Gooweg 45
Solitair
Zomereik
Quercus robur
55
25
Gooweg 45
Struweel
Gewone esdoorn Zwarte els
Acer pseudoplatanus Alnus glutinosa
15-50 10-30
26
Gooweg 45
Solitair
Corsicaanse den
Pinus nigra
50
27
Gooweg 45
Struweel
Ondergroei van taxus, amerikaanse vogelkers, rhododendron, lijsterbes, vlier en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting) Ondergroei van taxus, amerikaanse vogelkers, rhododendron, lijsterbes, vlier en jonge exemplaren van genoemde boomsoorten. Stamtal bomen < 50st/are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting)
nee, i.v.m. HDD
ja
nee <10 are
nee (niet op lijst waardevolle bomen)
29
Gooweg
nee <10 are
nee (niet op lijst waardevolle bomen)
Gooweg
Stamtal bomen 50-150 st are In berm tussen fietspad en rijweg Leeftijd bomen <25 jaar (inschatting) Stamtal bomen <50 st are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting)
ja
30
ja
nee, binnen bebouwdekom boswet
nee, sleuf voldoende afstand en niet op lijst wvb
31
Gooweg
20-40 25-35 10-25 15-25 20-35 20-40 25-35 10-25 15-25 10-20 5-15 5-10 10-30 40-60 15-40 15-20 15-40 15-30 60
nee, i.v.m. HDD
Gooweg
Quercus Robur Betula pendula Acer pseudoplatanus Alnus glutinosa Pinus nigra Quercus Robur Betula pendula Acer pseudoplatanus Alnus glutinosa Quercus Rubra Quercus Robur Larix spec. Betula pendula Populus alba Quercus robur Acer campestre Acer pseudoplatanus Acer platanoides Populus x canadensis
ja
28
Zomereik Ruwe berk Gewone esdoorn Zwarte els Bosje >10 are Corsicaanse den Zomereik Ruwe berk Gewone esdoorn Zwarte els Bosje Amerikaanse eik tussenberm Zomereik Larix Struweel/tuin Ruwe berk beplanting Witte abeel Zomereik Veldesdoorn Gewone esdoorn Noorse esdoorn Solitair Gewone populier
Standplaats in berm tussen tegelvoetpad en Gooweg
ja
nee
32
Gooweg
Solitair
Gewone populier
Populus x canadensis
60
Standplaats in berm tussen tegelvoetpad en Gooweg
ja
nee
33
Gooweg
Bosje >10 are Veldiep Gewone esdoorn
Ulmus carpinifolia Acer pseudoplatanus
5-10 5-30
nee
nee, binnen bebouwdekom boswet
nee, sleuf voldoende afstand en niet op lijst wvb nee, sleuf voldoende afstand en niet op lijst wvb nee, sleuf voldoende afstand en niet op lijst wvb
19 20 21
* Of het bos onder de boswet valt is echter nog wel afhankelijk van de bestemming.
Bijzonderheden
Cat. 1
Inventarisatie groenelementen kabeltracé windpark Noordzee, gemeente Noordwijk Nr.
Wetensch. Naam Populus x canadensis
Diameter (cm) 90
Solitair
35
Gooweg x Northgodreef Northgodreef
Ned. naam Gewone populier
Bomenrij
Wilg (veredeld)
Salix var.
15
36
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
37
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
38
Northgodreef
Solitair
39
Northgodreef
40
34
Bijzonderheden
Cat. 2 en 3
Bos/bomen binnen Melding boswet EHS ja/nee Nodig ja/nee* nee nee
Cat 4 en 5 Kapvergunning nodig ja/nee nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand nee, sleuf op voldoende afstand
nee
50
Standplaats in berm tussen fietspad en Northgodreef. Plantafstand 10 meter nee h.o.h. Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang nee
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
41
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
42
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
43
Northgodreef
Solitair
Treurwilg
Salix x sepulcralis 'Chrysocoma'
50
Standplaats in berm/grasoever tussen fietspad en watergang
nee
nee
44a
Northgodreef
Struiken met bomenrij
nee
Bomengroep
10 10-15 30-40 10
nee
Northgodreef
Malus var. Sorbus var. Populus nigra 'Italica' Malus var.
Betreft sierstruiken tot circa 1 meter hoog met bomenrij bestaande uit 1 st. sierappel, 14 st boomvormige lijsterbes en 5 st Italiaanse populier
44b
Sierappel Lijsterbes (boomvorm) Italiaanse populier Sierappel
Betreft sierstruiken tot circa 1 meter hoog en vier solitaire sierbomen in gras. Dit veldje wordt gebruikt voor de booropstelling.
nee
nee
45
Northgodreef
Solitair
Gewone populier
Populus x canadensis
50
nee
nee
nee, diameter kleiner dan eis ja
46
Northgodreef
20-25 15-30 15-20 10-15 10-25 15-20 15-30 40-50 20
nee, i.v.m. HDD
nee, i.v.m. HDD
Northgodreef
Betula pendula Populus alba Quercus robur Acer campestre Acer platanoides Fraxinus excelsior Alnus glutinosa Populus x canadensis Pinus nigra
deels
47
Bosje >10 are Ruwe berk Witte abeel Zomereik Veldesdoorn Noorse esdoorn Es Zwarte els Gewone populier Solitair Corsicaanse den
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
48
Northgodreef
Solitair
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
49
Northgodreef
Solitair
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
50
Northgodreef
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
51
Northgodreef
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
52
Zeeweg
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
53
Zeeweg
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
54
Zeeweg
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
55
Zeeweg
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
56
Zeeweg
Solitairen
Corsicaanse den
Pinus nigra
15
ja
nee
nee, i.v.m. HDD
* Of het bos onder de boswet valt is echter nog wel afhankelijk van de bestemming.
Stamtal bomen <50 st are Leeftijd bomen 25-100 jaar (inschatting)
nee
Bijlage 2: Overzicht kapvergunningenbeleid en relevante fragmenten APV’s, van de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen. Het kappen/vellen van bomen is in de gemeenten Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen aan regels gebonden via de APV. Iedere boom (openbaar of particulier) heeft voor de gemeente een waarde op grond van o.a. soort, afmeting, leeftijd en standplaats. Voor het kappen van bomen is daarom een vergunning noodzakelijk. Aan de hand van het kapvergunningbeleid van de gemeente wordt bepaald of een vergunning kan worden verleend. Wanneer een vergunning wordt verleend, kan een herplantplicht als voorwaarde worden gesteld. Wanneer fysieke compensatie terplekke of in de directe omgeving niet mogelijk is, kan een financiële compensatie opgelegd worden. In het geval van financiële compensatie zal het bedrag gelabeld worden toegevoegd aan de ingestelde bestemmingsreserve ´het herplantfonds´. In onderstaande tabel staan de regels per gemeente aangegeven. Vervolgens zijn de APV-regels per gemeente weergegeven.
Samenvatting regels kapvergunning per gemeente Gemeente
Noordwijk
Regels
bomen dikker dan 15 cm doorsnede (op 1,30 meter hoogte) Noordwijkerhout bomen die op de lijst waardevolle bomen staat Teylingen bomen dikker dan 20 cm doorsnede (op 1,30 meter hoogte)
weigeringsgronden
de natuurwaarde van de houtopstand; de landschappelijke waarde van de houtopstand; de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; de beeldbepalende waarde van de houtopstand; de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
compensatie
1 op 1 ? ?
8
Bijlage 2A: Fragment APV gemeente Noordwijk(2909-2010) Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen; b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen; c. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1 lid, van de Boswet; e. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); f. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus; g. bacterievuur: ziekte, ook bekend onder de naam perenvuur (Erwinia amylovora). 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden. 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of doen vellen. 2. Het verbod geldt niet voor: a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voorzover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen; b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen g. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.3.6; h. door het college aangewezen categorieën van houtopstand. Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning 1.De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. 2.Wanneer de Dienst Regelingen (voorheen het bureau LASER) aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag. Artikel 4.3.3a Weigeringsgronden De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Artikel 4.3.4 Vergunning ex lege (Vervallen)
9
Artikel 4.3.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften 1.Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. 2.Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen. Artikel 4.3.5 a Vervallen vergunning (Vervallen) Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht 1.Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn. 2.Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3.Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan de die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting op om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4.Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolgers, zijn verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4.3.7 Schadevergoeding Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2, artikel 4.3.5 of artikel 4.3.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte 1.Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod. Artikel 4.3.9 Bestrijding bacterievuur 1.Indien zich op een terrein één of meer cotoneasters (dwergmispels), meidoorns, appelbomen, perenbomen, vuurdoorns of lijsterbessen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van bacterievuur, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn de besmette bomen en struiken te vellen en te vernietigen alsmede het daarbij gebruikte gereedschap direct na gebruik te ontsmetten. 2.Het is verboden met bacterievuur besmette gevelde bomen, planten of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
10
Bijlage 2B: Fragment APV gemeente Noordwijkerhout (2010) Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden Artikel 4:10 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen; b.hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitgelopen. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4:11 Kapvergunning 1. Het is verboden zonder vergunning van het college de houtopstanden te vellen of doen vellen die staan vermeld op de door het college vast te stellen lijst van waardevolle bomen. 2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b.de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. 3. Het college kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
11
12
Bijlage 2C: Fragment APV gemeente Teylingen. Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden Artikel 4:10 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen; b.hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitgelopen. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4:11 Kapvergunning 1. Het is verboden zonder vergunning van het college te vellen of te doen vellen: a. door het college als beschermingswaardig aangewezen houtopstanden. b. gemeentelijke bomen met een dwarsdoorsnede van de stam vanaf 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld. 2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b.de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. 3. Het college kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
13
Bijlage 3: Samenvatting boswetbeleid Boswet en Compensatie De Boswet dateert van 1962 en heeft als doel het oppervlakte aan houtopstanden in Nederland in stand te houden. Binnen drie jaar nadat een bos is gekapt moet het worden herplant. Indien ontwikkelen van bos op dezelfde plaats niet mogelijk is, biedt de Boswet de mogelijkheid om de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan waar gekapt wordt. Dergelijke compensatie moet bosbouwkundig verantwoord plaatsvinden en over minimaal dezelfde oppervlakte. Bij veel provincies bestaan regels met betrekking tot compensatie. Vaak schrijft de provincie overcompensatie voor. Dit houdt in dat een groter oppervlakte herplant moet worden dan is gekapt. De compensatie van het bos dient daarbij een bijdrage te leveren aan de ruimtelijk kwaliteiten van het omliggende gebied. Compensatie moet voorafgaand aan de uitvoering van de kap worden geregeld. Indien de provincie geen eigen compensatiebeginsel heeft opgesteld dan zijn de regels uit het compensatiebeginsel van de Structuurschema Groene Ruimte (SGR 1995) van het Rijk van toepassing. De grootte van het te compenseren bosgebied hangt af van de kwaliteit en oppervlakte van het verloren bos. De kwaliteit wordt bepaald door de mate van vervangbaarheid, hiertoe 3 worden in het compensatiebeginsel van het Rijk drie klassen onderscheiden : a) zeer moeilijk vervangbaar bos en bodem/bos van hoge kwaliteit: bos mag niet worden gekapt, compensatie niet mogelijk. Het betreft zeer oude bossen/bosbodems (vervangbaarheid duurt langer dan 100 jaar). b) moeilijk vervangbaar bos/bos van gemiddelde kwaliteit: Compensatietoeslag van 1,7 x verwijderd oppervlak. Het betreft oude bossen/bosbodems (vervangbaar tussen de 25 en 100 jaar). Bij aansluiting op bestaande boskern of natuurgebied of EHS bedraagt compensatietoeslag 1,3 x verwijderd oppervlak. c) vervangbaar bos/bos van matige kwaliteit: Compensatietoeslag is 1,3 x verwijderd oppervlak. Het betreft bossen/bosbodems (vervangbaar binnen 25 jaar). Bij aansluiting op bestaande boskern, natuurgebied of EHS bedraagt compensatietoeslag 1,1 x verwijderd oppervlak. De minister van EL&I kan in uitzonderingsgevallen een kapverbod opleggen als het natuur- en landschapsschoon ernstig geschaad dreigt te worden door de voorgenomen kap. Er moet dan sprake zijn van opstanden of lanen van een uitzonderlijke natuurwaarde of landschappelijke waarde. Onder bijzondere omstandigheden biedt de Boswet de mogelijkheid van ontheffing (door GS) dan wel vrijstelling (door de minister van EL&I) van de herbeplanting. Deze bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben op cultuurhistorische omstandigheden (bijvoorbeeld het vellen van bos op een grafheuvel), fysieke omstandigheden, sociaaleconomische omstandigheden en natuurbehoudsomstandigheden. De Boswet biedt de mogelijkheid om de grens van de bebouwde kom Boswet aan te passen (Boswet artikel 1.5). Wanneer het plangebied - of in ieder geval het te rooien gedeelte binnen grens van de bebouwde kom Boswet wordt getrokken, geldt voor dit gebied niet meer de Boswet zelf, maar de APV van de desbetreffende gemeente. De compensatietaakstelling uit de Boswet vervalt in dat geval en wordt vervangen door de regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening (bijlage 2). De wijziging van de grens van de bebouwde kom Boswet vergt een besluit van de Gemeenteraad dat de goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten van de provincie. Overigens is het niet zo dat de Boswet en de APV elkaar uitsluiten, ze kunnen beide van toepassing zijn op dezelfde houtopstand.
3
Directie Groene Ruimte en Recreatie (1995). Uitwerking compensatiebeginsel SGR.
14
Bijlage 4: Vier kaarten bomen en lijnelementen
10 x 15 meter
30 x 30 meter