Rood haar.
"Alles is al ingesteld. Je hoeft alleen nog maar op het knopje te drukken. We kunnen trouwens over een half minuutje al zien of alles er goed op staat." Ton was enigszins verlegen met de situatie. Onzeker richtte hij de camera op het gezelschap dat hem net had aangeklampt. Het strand was verder verlaten. Het meisjes stelde zich tussen haar ouders op voor het roestige scheepswrak, waarop met blokkwast in rood het woord "DANGER" was geverfd. Het was een koude gure zondagmorgen, eentje zoals andere koude morgens in Januari. De wind guurde door de duinen, zware donkere wolken kwamen dreigend hun kant op. Meeuwen scheerden krijsend laag over de woeste grijszwarte golven. Dit was wel wat anders dan de blauwe zee en de zon in de zomer. Het van oorsprong witte schuim was nu bruin en grauw van afval en gelekte olie. Het werd vloed, als vuur uit een gevaarlijke draak kwam het water vlugger naar hen toe. "Ben je al klaar?", onderbrak haar stem het geluid van zee en wind. Haar donkerrode haar danste in de wind. Zand wervelde over de vlakte, meegerukt door de wind. Ze logeerden bij z'n ouders in het hotel, hij had ze daar wel vaker gezien. Ze waren nagenoeg de enige gasten, het was altijd rustig rond deze tijd, rond mei begon het seizoen weer. En zeker met D-day, dan zaten ze echt helemaal vol. Hordes Engelsen en Amerikanen die alles nog eens van dichtbij wilden bekijken. In het begin was hij niet enthousiast geweest, integendeel zelfs. "Wat moet ik nou in Normandië?" had hij zich vaak afgevraagd. Hij veranderde echter van mening toen zijn vader op een avond thuiskwam met allerlei boeken over de tweede wereldoorlog. Tot diep in de nacht leefde hij in een wereld met Duitsers en Geallieerden. Hoe meer hij las, hoe meer hij wilde weten en hoe meer hij te weten kwam, hoe boeiender hij alles vond. En toen hij hoorde dat het hotel aan Uta Beach lag, een van de invasiestranden, was er niets dat hem nog in het koude kikkerland kon houden. En twee maanden later was het dan zover. Vanuit zijn nieuwe kamer met balkon keek hij uit over het strand waar zestien jaar eerder honderden mannen vochten voor de vrijheid van Europa. Zijn ouders hadden het er zo af en toe over gehad: ze zijn Amerikaans en woonden daar toen nog, ze en er niet veel van gemerkt. Vrienden van z'n vader hebben wel gevochten maar die zijn nooit meer
teruggekeerd. Ook de broer van zijn moeder, Pete, was en vertrek in begin '44 nooit meer teruggekomen. Na de oorlog waren zijn ouders naar Nederland verhuisd om een Hotel in Scheveningen te beginnen. Zijn Nederlandse naam had Ton te danken aan het feit dat zijn ouders dus al drie jaar in Nederland woonden en niet van plan waren om daar nog weg te gaan, hadden ze hem verzekerd. "Jullie hadden me beter François kunnen noemen!" had hij dan ook eerst woedend geroepen toen hij van hun plannen hoorde. "Komt er nog wat van?" riep het meisje ongeduldig. "Ehh, ja sorry," stamelde hij en drukte op het rode knopje. Een rood lampje brandde en een witte flits verlichtte alles een seconde. Terwijl hij door het raampje van het fototoestel keek, als de kapitein door de schacht van zijn telescoop, viel het hem op hoe het meisje opviel tussen de twee mensen. Haar donkerrode haar stak fel af tegen het donkerbruine haar van de vrouw en het pikzwarte haar van de man. Wat een merkwaardige samenstelling, dacht hij bij zichzelf, "Rood haar zal wel in de familie zitten," Het was overigens niet de eerste keer dat hij mensen voor dit schip op de foto moest zetten. Het was een wrak van D-day, een Amerikaans schip, hij had er veel over gelezen en wist er alles van. Het moest nodig gerestaureerd worden, vandaar het bord DANGER. Hij had gehoord dat er plannen waren om een oorlogsmuseum in Caen te beginnen, waar deze boot dan naar toe gebracht zou worden. Hij hoopte dat het niet zou gebeuren, want het schip was hierop het strand het enige wat nog herinnerde aan de dagen van jaren geleden. Dat was het dan, riep hij opgelucht, en gaf het toestel terug aan het meisje. Nou ik hoop dat de foto gelukt is en tot ziens dan maar, en voor ze iets kon vragen was hij al weg. Hij loste langzaam op in de mist die razendsnel het strand tot een ware wolk had omgetoverd. Je kon bijna geen hand voor ogen meer zien. "Kijk uit voor de mist," hoorden ze hem nog ver in de verte roepen. "Waar bleef je nou zo lang?" Vroeg zijn moeder bezorgt toen hij de bijkeuken binnen stormde. Haar halflange rode krulletjes bewogen op de maat van haar woorden. Als gordijntjes sluierden ze haar appelwangen en af en toe bij wilde gesprekken haar wipneusje. Sorry dat ik te laat ben maar ik werd opgehouden door die lui van kamer 17. Ze moesten natuurlijk op de foto voor de boot. Ik doe het alleen voor jou, omdat het vaak onze gasten zijn, al die mensen daar ergens op de foto zetten, het liefst zou ik doorlopen, straks mislukt de foto en dan heb ik het gedaan! Maar ik zal meteen even hout voor de haard halen," hij liep al naar de deur waardoor hij zojuist binnen was gekomen.
"Ik was al bang dat je verdwaald was door de mist," zei ze met een ongeruste stem. "Mam, ik verdwaal nooit op het strand, dat ken ik als m'n broekzak," hij werd af en toe compleet gestoord van haar ongerustheid. "Je weet maar nooit met het weer hier," probeerde ze nog, maar hij was al weg, op weg naar de schuur om hout te halen. Ton baalde flink van de mist, hij was juist van plan om die middag nog even naar de begraafplaats te gaan. Urenlang kon hij daar lopen, lezen of tekenen. Het groene gras met de rijen witte kruisen, de rust en de bloemen. Niets maakte meer indruk op hem toen hij drie jaar geleden voor het eerst kwam. Sindsdien was hij er vaak te vinden, af en toe hielp hij de tuinman met tuinieren, zodat alles er weer vredig bij lag. Met eerbied schreed hij vaak langs de graven, met het hoofd gebogen voor de mannen die er lagen. Jongens een paar jaar ouder dan hij, die huis en haard verlaten hadden om te vechten voor, ja waarvoor? Voor de vrijheid van anderen. Ze hadden hun levens gegeven voor de vrijheid van anderen. En hier lagen ze dan, op de top van de heuvel, nog geen vier honderd meter van het strand war het allemaal gebeurd was, waar ze gevochten hadden. Er waren er zelfs bij die het strand nooit gevoeld hadden, die wekenlang op zee gezeten hadden maar toen het moment eindelijk daar was, waren ze te vroeg uit de schepen gelaten en verdronken. Om het grote aantal fouten die er door de geallieerden, gemaakt waren kon hij zich vaak heel kwaad maken, al die mensen die daardoor onnodig waren gestorven. Maar nu moest hij dus thuisblijven en dus maar iets anders gaan doen. Gelukkig had hij uit de bieb vorige week weer een aantal goede oorlogsboeken kunnen lenen, hij ging naar de bieb in Caen, want in de dichtstbijzijnde bibliotheken kende hij alle oorlogsboeken al. Hij gooide de laatste houtblokken in de kist en tilde hem met moeite op, de koude wind liet zijn oren tintelen en snel droeg hij de kist naar binnen. Voorzichtig liep hij over het kleed voor de haard, zodat hij niet teveel troep zou maken. Nog even de inhoud wegwerken en hij kon naast een knapperend houtvuurtje onder het genot van een grote beker warme chocolademelk wegzinken in de gevechten van dappere verzetsmensen en de doodsbange Joden. Hij was net hij de inval van de Duitsers in een Joods gezin toen hij gestoord werd: "Wat ben je aan het lezen?" Twee groene ogen keken hem nieuwsgierig en uitdagend aan. Oh, niks bijzonders, probeerde hij zo onverschillig mogelijk te klinken. Alleen had hij het gevoel dat het niet echt overtuigend klonk. Hier stond ze weer voorheen als een spook uit het niets voor hem te voorschijn gekomen. Hij kon er
niets aan doen maar hij kon geen alleen maar kijken, zijn waterval van woorden wat totaal uitgedroogd. Het was net of hij betoverd was, ze kwam hem zo bekend voor, niet van vanmiddag maar ergens anders van, waarom had hij dat vanmiddag niet gezien? "Hè, nee doe niet zo raar," dacht hij bij zichzelf. Zonder nog verder iets te zeggen, ging ze naast hem op de bank zitten en pakte zijn boek, dat zojuist uit zijn handen was gegleden. "Hij heette Jan, door Irina Korschunow," las ze hardop. Ze draaide het boek om en las aandachtig de achterkant. Hij volgde haar ogen die over de woorden en de zinnen schoten. "Is het een goed boek?" vroeg ze nadat ze alles blijkbaar had gelezen. "Nou uhh," stamelde Ton, "Ik ben nog niet zo ver, maar het gaat over de oorlog. De Tweedewereldoorlog," "Oh ja," klonk het ongeïnteresseerd terug. "Weetje wat over de oorlog?" vroeg hij voorzichtig. "Zal ik je er wat over vertellen?" "Ach, ja waarom ook niet, doe wat je niet laten kunt," Onzeker begon hij te vertellen over wanneer het allemaal gebeurde en natuurlijk D-day: "Het was op zes Juni dat de…" Sorry hoor maar het klopt niet wat je vertelt," onderbrak ze hem. Met grote verbaasde ogen keek hij haar aan. Hij die wel dertig boeken over de oorlog gelezen had? "Het was de bedoeling om op drie Juni al aan te vallen maar door het slechte weer konden de boten niet aan land gaan," zei ze triomfantelijk. "Het spijt me dat ik je net niet serieus nam maar er zij zoveel van die jongens die weten waneer de oorlog was en daarom meteen denken dat ze er alles vanaf weten. Maar niet eens weten waarom de oorlog eigenlijk begonnen is," "Nou, dat zal ik je vertellen," begon Ton meteen. En vol vertrouwen gooide hij al z'n kennis uit alle boeken en films op tafel. En voordat ze het in de gaten hadden waren ze verwikkeld in een hele discussie over de velen aspecten en feiten van de tweede oorlog een passie en hobby van beide. "Shit, het is al halfzes," onderbrak Ton het gesprek. "Ik moet zo eten, maar als je wilt, kunnen we vanavond wel weer afspreken. Als de mist dan is opgetrokken, kunnen we naar de rustplaats van de vele Amerikanen gaan. Lijk je dat wat?" Dat lijkt me een prima plan," antwoordde ze enthousiast. "Kom je dan na het eten naar de eetzaal, daar zal ik wel met m'n ouders zitten," En net zo plotseling als ze vier uur eerder gekomen was, was ze weer verdwenen. Ton staarde verbaasd naar de plaats waar ze had gezeten. Hij had het gevoel dat
hij haar nu al jaren kende. En dan te bedenken, dat ik niet eens weet hoe ze heet, bedacht hij lachend en liep de zitkamer uit. Deze keer was het weer wel in z'n voordeel: de mist was totaal opgetrokken en op een paar wolken na was de hemel helemaal opgeklaard. Dat ze niet dom was zag Ton meteen: ze had een dikke trui aan en haar regenjas hing op haar stoel. Ze zat driftig heen en weer te schuifelen als een ongeduldig kind. Vanachter was haar rode haar nog mooier dan van de voorkant vond hij. Het was net donkerder dan de kleur van zijn moeder, "Zou dit ook haar echte kleur zijn?" dacht hij. "Boe!," riep hij hard in haar oor. Ze gilde en andere gasten keken geïrriteerd om. Voor hij verder iets zei, was ze opgestaan, zwaaide naar haar ouders en liep kordaat de zaal uit. Ze had een klein rugzakje bij zich. Wat zou erin zitten? "Ben je een fee?" vroeg hij lachend toen hij hijgend van het snelle lopen naast haar liep. "Je bent steeds sneller dan de wind," "Wie weet," zei ze en ze glimlachte terug. "Ho, stop," riep hij toen ze op de trap voor de ingang stonden. Ze keek hem verbaasd aan. "Voor dat we verder lopen, wil ik eerst weten hoe je heet. Ik heb het gevoel dat ik supergoed ken maar ik weet niet eens hoe je heet," Ze ging plechtig voor hem staan, maakte een buiging en zei: "Weledele heer Ton mijn naam is Julie," "Oké, dan gaan we verder," en met een sprong stond Ton beneden op de weg die naar het strand liep. Toen ze anderhalf uur later op de top van de heuvel op een bankje aan de ingang van de begraafplaats zaten uit te hijgen, opende Julie haar rugzakje en keek Ton serieus aan: "Ton, ik ken je eigenlijk helemaal niet maar ik heb het gevoel dat ik je al heel lang en goed ken. En daarom wil ik je wat laten zien, ze opende haar rugzakje terwijl ze verder ging: "Ik heb nooit begrepen waarom mijn ouders opeens zo graag op vakantie wilden. De afgelopen jaren zijn we nooit in deze periode op vakantie geweest. Wat moetje nou in een kil en koud Frankrijk als dit? Mijn ouders deden er nogal vaag over en zeiden dat ze het me nog wel uit zouden leggen. Ik heb er verder niet veel aandacht aan besteed want ik vond het maar wat leuk om hier naar toe te gaan, hier waar het allemaal gebeurd is. Maar toen ik net in mijn moeders kast naar een warme trui zocht vond ik dit mapje," Het was een bruin leren mapje met twee drukknopjes. Ze opende het mapje en haalde er twee zwartwitfoto's uit: een met een man erop, jong met twinkelende ogen een grote glimlach. Vrolijk aan zijn pet tikkend met zijn rechterhand. En een andere foto met twee mensen erop: dezelfde man als op de eerste foto maar het een jonge vrouw ernaast, ook vrolijk lachend met een zomerse opwaaiende jurk en een hoed op die de ze met haar hand blijkbaar stevig vast moest houden. En mensen, overal mensen op de achtergrond, dansend en vrolijk.
"Kijk, dat is mijn moeder," en Julie wees op de vrouw naast de onbekende soldaat. "Ze moet het wel zijn ik herkende haar meteen aan d'r gezicht, maar die soldaat naast haar.." "Dat is een Amerikaanse soldaat," zei Ton, "kijk maar naar het vlaggetje op z'n uniform." Verder haalde Julie zilver plaatje met naam, adres enz uit het mapje. Wat erop stond was door roest en een gat in het midden niet goed meer te lezen. "Dit soort plaatjes hadden soldaten om hun nek, twee aan elkaar vast. Als ze dan dood waren gegaan, moest degene die hem gevonden had het tweede plaatje eraf breken zodat men later precies wist wie er overleden was," vertelde Ton. "Wat erg voor m'n moeder," zei Julie, "Wat erg om zo'n vriend in de oorlog te verliezen. Want ik neem aan dat dit plaatje bij hem hoort. Maar wat een prachtige museumstukken, wat moet m'n moeder hier toch mee?" De zon was rood geworden en weerspiegelde in het nu heldere water. In gedachte zag Julie alles al voor zich: feestende mensen, de bevrijding, heel veel soldaten, haar moeder en die onbekende man, ook een soldaat. Vanaf de heuvels waar ze zaten kon je ver uitkijken: over het zigzagweggetje wat door struiken, bomen en riet naar de zandduinen en strand liep. Af en toe weerklonk het geluid van een krekel of vogel. Zachtjes woei de wind door de bomen langs de keurig aangelegde paden die de grasvelden van elkaar scheiden. Het wit van de kruisen stak fel af tegen het donker worden van de hemel, lange rechte rijen, heel veel rijen, zoveel dat het pijn deed aan Julie’s ogen. "Ik mag het misschien niet zeggen," begon Ton, hij voelde zich een spelbreker van de rust, "Maar je zit nu op bloed van Amerikanen en Engelsen. Heb je daar wel eens over en gedacht?" Even was het stil. Maar toen stond Julie op: "Waarom heeft iemand ooit kunnen instemmen met de dood van alle onschuldige die gevallen zijn? Hoe kan iemand toestemming geven om een commando de dood in te jagen? Hoe kan iemand beslissen dat jonge mensen moeten sterven voor de vrijheid van anderen? Ik heb het me al zo vaak afgevraagd maar nooit zal ik het antwoord te weten komen." Ton was geraakt door de woorden, hij wist niet wat hij moest zeggen en keek naar de rijen mannen die daar lagen, die hun strijd hadden gestreden. Een halfuur later, tijdens de laatste zonnestralen van Januari, stonden ze op, zwijgend. Langzaam liepen ze terug naar de beneden, de heuvel af naar het strand en terug naar het hotel. "Julie, Julie," kwam haar moeder schreeuwend het hotel uitgerend toen ze er bijna waren, "Julie, het spijt me, het spijt me, ik had het eerder moeten vertellen." Met haar armen stevig om Julie heengeslagen barstte ze in tranen uit. Julie die niet wist wat haar overkwam, was met stomheid geslagen. En ook Ton die niets van het hele tafereel begreep, stond daar maar te kijken, te staren
naar Julie en haar moeder. "Ehh, misschien is het beter als we even naar binnengaan," probeerde Julie voorzichtig tussen de snikken van haar moeder door. Ze wilde toch wel graag weten vanwaar deze uitbarsting van haar moeder was. Steunend op de schouders van haar dochter strompelde mevrouw Hoogendoorn de trap van het hotel op. Nu ging ook het laatste stokje van de zon onder in de zee. En zo kwam het dat tien minuten later de ouders van Ton, meneer en mevrouw Hoogendoorn, Julie en Ton in de zitkamer rond de haard zaten. Met horden en stoten begon mevrouw Hoogendoorn na een glaasje water haar verhaal: "Lieve Julie, de reden dat wij deze week naar Normandië zijn gegaan is omdat wij je iets moeten vertellen. Iets waarvan we besloten hadden dat we je pas zouden vertellen als je zestien zou zijn en nu is het zover, sinds twee weken ben je zestien. De bedoeling was dat we je alles de laatste avond van ons verblijf hier zouden vertellen," Julie die er niks van begreep keek Ton hulpeloos en verbaasd aan. Liever dan ooit had hij een arm om haar heen willen slaan en haar glanzende haar langs zijn wang willen voelen. "Maar toen ik na het eten merkte dat jij mijn bruine mapje gevonden had," ging mevrouw Hoogendoorn door, "toen ik de lege plek zag, besefte ik dat jij alles gevonden moest hebben en ik wist even niet meer wat ik moest doen. Er schoten zoveel dingen door mijn hoofd: wat zou je denken? Wat zou je erachter zoeken? Ik ben toen meteen naar meneer en mevrouw Patterson gegaan en heb ze het hele verhaal verteld. Ze waren van stomheid geslagen, verbaasd maar ook heel blij." Glimlachend knikte de moeder van Ton mevrouw Hoogendoorn toe. "Blij waarmee, mam?" riep Julie ongeduldig, Mevrouw Hoogendoorn slikte even. "Ze zijn blij met het feit dat jij hun nichtje bent Julie, dat jij de dochter bent van Pete Patterson." "Nichtje, dochter, pap wat is dit? Waar hebben jullie het over?" riep Julie compleet verward. "Laat me je alles uitleggen," begon haar moeder. "Zoals je weet ben ik Frans en woonde ik nog hier in Frankrijk in de oorlog. Op 17 Juli ‘44 werd Cherbourg eindelijk bevrijd door de Amerikanen. De blijdschap was groot, iedereen danste en feestte. Amerikaanse soldaten kwamen in jeeps het dorp inrijden en in een daarvan zat Pete Patterson, een rode vrolijk lachende Amerikaan met de mooiste groene ogen die ik ooit gezien heb. 's Avonds kwam ik hem tegen in de kroeg, we raakten aan de praat en werden verliefd. Vijf dagen lang bleef hij bij ons in Cherbourg. Het werden vijf dagen van vreugde, vrijheid, liefde en afscheid, vooral afscheid, want na vijf dagen werd Pete opgeroepen om door te trekken naar Caen dat nog bevrijd moest worden. De
twee foto's in het mapje zij in die vijf dagen gemaakt. We waren zo gelukkig we waren er van overtuigd dat we samen verder zouden gaan, we maakten plannen: als Europa bevrijdt was zou hij terugkomen en zouden we gaan trouwen, nu hadden we te weinig tijd om meteen te trouwen. Moet je nagaan hoe verliefd we waren, willen trouwen na vijf dagen. In ieder geval: de 22ste ging hij met frisse moed en met de woorden: I'll come back to marry you! Ik was volop in de wolken en dacht aan niets anders dan aan als we weer samen zouden zijn en gingen trouwen. Nog geen drie weken later stortte mijn wereld volledig in: ik kreeg het plaatje van Pete thuisgestuurd met een telegram van zijn beste vriend erbij. Zijn commando was een Duitse troep tegen het lijf gelopen en ze hadden niet genoeg tijd en wapens om te vluchten. Men dacht dat het gebied waar ze waren al vrij was van Duitsers. Later hoorde ik dat ik geluk gehad heb dat ik bericht van z'n dood heb gekregen want van vele meisjes hoorde ik dat ze nooit meer wat van hun helden gehoord hadden. Maar waar het pas goed mee begon was toen ik er na twee maanden achter kwam dat ik zwanger was, zwanger van jou Julie. Het was doodstil in de kamer, op het geluid van het knapperende hout na. Ton durfde haast niet te ademen. Grote tranen liepen bij Julie over haar wangen. En ook de ogen van haar moeder waren vochtig. "Wat moest ik doen? Ik was zwanger van de man uit m'n dromen. Ik kende hem amper en de kans om hem te leren kennen zou ik ook nooit meer krijgen. En nu kreeg ik ook nog een kind van hem. Aan de ene kant was ik trots, gelukkig omdat ik toch nog iets van hem had en wel een kindje. Maar wat moest ik als meisje van twintig met een baby maar zonder vader en man? Zonder geld om voor mijn kindje te zorgen. Toen ik je voor het eerst in m'n armen hield was er maar een naam die goed bij je paste, die bij je hoorde: Julie, de maand waarin je vader mij bevrijd heeft. Dat hij de wereld voor je vrij heeft gemaakt zonder oorlog en dat hij in mijn leven kwam en jou bracht. Julie, de mooiste maand en de mooiste naam." Mevrouw Hoogendoorn staarde voor zich uit, veegde een traan weg en ging verder: "Tot je eerste jaar ben ik thuis blijven wonen en heb ik zo goed en kwaad als het ging je proberen te verzorgen. Vlak na je eerste verjaardag leerde ik op het bureau waar ik werkte Jan kennen. Soms kwam ik hem 's avonds tegen, raakten we aan de praat en werden we verliefd. We trouwden een halfjaar later en verhuisden naar Nederland, want ik wilde graag weg uit Frankrijk, ik wilde een nieuwe goede toekomst voor jou met een vader die van je hield. En dat doet hij dat kan ik je verzekeren, liefdevol keek ze haar man aan," die het er ook niet
gemakkelijk mee had. "We besloten om je het hele verhaal te vertellen als je zestien was. Toe we deze reis gingen boeken viel ons oog op hotel Patterson. En je begrijpt het, ik kreeg bijna spontaan een hartverzakking, hier moesten we naar toe, zou dit familie zijn? Dat kon toch niet? En nu blijkt het waar te zijn, Pete Patterson was de oudere broer van mevrouw Patterson. Gelukkig heeft ze na haar huwelijk haar meisjesnaam gehouden, zonder dat zouden we hier nooit achter gekomen zijn. Het is je tante en heeft dezelfde kleur haar als je vader," "Zie je," dacht Ton. "Rood haar zit in de familie." Julie viel huilend in de armen van haar ouders en er werd tot laat in de nacht door gepraat over alles: de oorlog, Pete, de bevrijding en alles wat iedereen maar wilde weten. Het was de dag erna, maandagochtend 1 Februari toen je een meisje met rood haar en haar neef op de heuvel kon zien staan, amper geslapen maar klaarwakker. Ze stonden midden in een groen grasveld met dauw op hun schoenen en de eerste zonnestralen op hun gezichten. Met voor hun voeten een van de honderden witte kruisen. Pete Patterson stond erop, overleden op 30 Juli. En ze stonden daar rustig en vredig met niets anders stilte en de opkomende zonnestralen om hen heen. "Wel raar," begon Ton, "dat niemand van mijn familie ooit te horen heeft gekregen dat Pete was overleden. En het raarste is nog wel dat hij hier ligt, hier voor me op nog geen zeven honderd meter afstand van waar ik al drie jaar woon. "Dat was dan het enige positieve wat op het overlijdensbericht stond, dat hij hier begraven zou worden," Julie legde een witte roos schuin over het natte gras voor het kruis van haar vader. "Rust maar uit," zei ze, "ik ben trots op je hoor pap. Maar weetje wat ik nou niet begrijp Ton? Hoe heeft iemand de toestemming kansen geven om Pete Patterson, om mijn vader, naar Caen en dus de dood in te laten gaan?" Judit Grotenhuis, mei 1999.