achtergrond
28
FORUM #17/23.09.10
Sambal bij? We kunnen wel wat Singapore gebruiken Nergens voelen ondernemers zich meer thuis dan in Singapore. Daar kan Nederland vast wel wat van leren. En met een paar slimme oplossingen kan de overheid meteen al aan de slag. Tekst: Remko Ebbers | Foto: Wolfgang Kumm/anp, bewerking Link Design
Singapore doet het goed, werd geconcludeerd in het vorige nummer van Forum. Het Zwitserse imd doet onderzoek naar de prettigste plek om te ondernemen en komt jaarlijks met een ranglijst, de World Compatitiveness Index. Dit jaar prijkt de Aziatische stadstaat helemaal bovenaan op plaats nummer één. Het is een klein landje, veel inwoners, doorvoerhaven naar het achterland. Dat hebben we meer gehoord. Het klinkt als Nederland. Maar Nederland staat slechts twaalfde op de World Competitiveness Index van het imd, en achtste op de lijst van het Global Competitiveness Report 2010-2011 van het World Economic Forum. Een ranglijst voor de meest competitieve economieën in de wereld. Op zich niet zo gek, maar als je bedenkt dat Nederland nog geen tien jaar geleden op drie stond in het lijstje van het World Economic Forum, dan is er nog best iets in te halen.
smakelijk “Singaporezen zijn hartstikke slim”, zegt Micaela dos Ramos van Holland Gateway. Holland Gateway opende eind september 2009 haar deuren. In samenwerking met het ministerie van Economische Zaken (Netherlands Foreign Investment Agency, nfia), het ministerie van Justitie, de ind, uwv, de Kamers van Koophandel en Schiphol Group 29
FORUM #17/23.09.10
achtergrond Zo kan het ook: Het Amsterdam Expat Center
Binnenkort in heel Europa aan de slag?
Expats die in de regio Amsterdam gaan werken kunnen sinds twee jaar bij het Expat Center in het World Trade Centre in een uurtje al hun papierwerk geregeld hebben. Het kantoor bundelt de loketten van gemeenten in de regio Amsterdam en de ind. Directeur Pauline Genee: “De mensen die hier werken hebben de houding van ‘wij gaan het voor u regelen’. Het gaat verder dan alleen voorlichting en informatie, we doen echt iets. En we proberen kip en ei-discussies te omzeilen. Soms kun je onnodige vertraging vermijden door de volgorde van procedures te veranderen. Onze klanten geven de dienstverlening een dikke 8. Hun werkgevers, die vaak nog extra papierwerk hebben, geven onze service een 7,7. In de oude situatie was dat een 5.”
De eu werkt aan een Blue Card, een Europese werk- en verblijfsvergunning. Het voorstel is al wel aangenomen maar nog niet geïmplementeerd in de lidstaten. Het probleem is dat de houder van een dergelijke vergunning wel binnen de eu mag reizen, maar hij mag niet overal werken. De Europese Commissie heeft onlangs een voorstel gedaan om intra corporate transferees dat recht wel te verlenen. Multinationals van buiten de eu kunnen dan hun werknemers zonder problemen binnen de eu overplaatsen. Het voorstel is nog niet in behandeling genomen, dus het kan nog wel enkele jaren duren voor het zover is.
ondersteunt het internationale bedrijven die zich in Nederland willen vestigen. “Het is best lastig om in Nederland iets te beginnen, daarvoor moet je behoorlijk investeren. Om een bv op te richten moet je bijvoorbeeld 18 duizend euro inleggen als werkkapitaal. Dat blijkt nog best een drempel te zijn, vooral voor bedrijven die eerst willen kijken of ze hier een markt hebben.” Dos Ramos vindt de speciale rechtsvorm die Singapore heeft voor bedrijven, die eerst een marktverkenning willen doen voordat ze zich definitief vestigen, een ideale oplossing. En zo ver blijkt Nederland daar niet eens van af te zitten.” In 2007 is de wet Flexibilisering en vereenvoudiging bv-recht ingediend. Die ligt gewoon op de plank te wachten. Dat zou al een goede eerste stap zijn in de richting van een ‘vertegenwoordigend kantoor’, zoals Singapore dat heeft.” En dan moet de taaie regelgeving worden aangepakt. “Instellingen zijn hier ongelooflijk verbrokkeld. Iedereen heeft zijn eigen koninkrijkje en verdedigt dat met zijn leven. Informatie over regelingen wordt slecht gedeeld. Daardoor is het voor buitenlandse bedrijven moeilijk om te zien welke mogelijkheden er zijn op het gebied van subsidies en hulp bij het vinden van personeel of een locatie. Hun mond valt soms open als wij ze vertellen wat er allemaal mogelijk is.” En al die burgemeesters die hun eigen reisjes maken, maken het beeld er ook niet eenvoudiger op. “Het kan wel, maar zorg dan voor context. Ga niet concurreren met elkaar, maar laat zien welk deel je uitmaakt van het smakelijke geheel dat Nederland heet.” Tot slot zou de Nederlandse wetgeving multinationals ook wel meer 30
FORUM #17/23.09.10
ter wille mogen zijn als het gaat om grensoverschrijdend werken. “Bedrijven willen wel eens dat hun werknemers af en toe in een ander Europees land werken, in een andere vestiging. Maar als je een arbeidsvergunning hebt voor Nederland mag je alleen in Nederland werken. Nederland is daar veel strenger in dan omringende landen. In Duitsland geldt dat bijvoorbeeld niet. Het is dus aantrekkelijker om het merendeel van je werkzaamheden daar onder te brengen.”
in de watten Een stabiel langetermijnbeleid is een ander voorbeeld van waar Singapore goed mee scoort. Zo’n visie op de lange termijn kan in Nederland ook best van de grond komen, volgens Bert de Groot, bijzonder hoogleraar Governance en Strategisch Investeringsbeleid aan de Erasmus Universiteit. Het is meer een kwestie van politieke wil, dan van wel of niet kunnen volgens de hoogleraar. Hij heeft er verstand van. De Groot was onder andere rector magnificus van Nijenrode en lid van de raad van bestuur van Randstad Holding. “De Nederlandse overheid wordt niet gezien als een instantie die zich langdurig aan standpunten committeert”, zegt De Groot. “De Betuwelijn ligt er bijvoorbeeld wel, maar de aansluiting op het Duitse spoorwegnet staat niet hoog genoeg op de agenda. De minister moet druk uitoefenen en blijven roepen om een snellere aanpak dan 2017, zoals de Duitsers zeggen. Dan laat de overheid zien dat ze de zaak niet laat versloffen.” “Bedrijven die hun Europese hoofdkantoor ergens willen vestigen moet je een paar jaar in de watten leggen zodat ze zich kunnen sette-
paul van riel/hh
len. Twee factoren spelen hierbij een belangrijke rol. Bedrijven zijn op zoek naar clusters van gelijksoortige bedrijven of activiteiten en de wensen van hoogopgeleide, internationaal georiënteerde werknemers zijn van groot belang. Bedrijven zoeken locaties die een aantrekkelijke woonomgeving bieden voor hun werknemers en hun gezinnen als trekker voor deze mobiele en vaak schaarse groep werknemers” “De Top-6 van zaken waar bedrijven op letten zijn: de beschikbaarheid van goede huisvesting, veiligheid, de kwaliteit van de medische zorg, onderwijs, infrastructuur en het sociaal-culturele klimaat. Ook de openheid van de landscultuur, de taal en de talenkennis spelen mee. Op al deze punten scoort Nederland goed. Daarnaast komen regelgeving en procedures. Nederland staat dan wel achtste op de lijst van het World Economic Forum, op het gebied van regelgeving staan we op de 92ste plaats. Dat is een dissatisfier.” Er zijn zes sleutelgebieden waar Nederland zich op kan richten volgens het Innovatieplatform: Flowers & Food, Hightech systemen en materialen, Water, Chemie, de Creatieve Industrie en Pensioenen & Sociale verzekeringen. Daarnaast ziet het Innovatieplatform een opkomend sleutelgebied op het gebied van dienstverlening: The Hague, Residence of Peace and Justice. Verder spelen volgens het platform ook ict en energie een belangrijke innovatieve rol in alle sectoren. Daarmee lijkt de hele economie wel te zijn afgedekt volgens hoogleraar De Groot. Hij pleit voor een speerpuntenbeleid met duidelijke keuzes op basis van praktijkinformatie. Nederland moet een profiel krijgen. “Wat zijn nu onze sterke sectoren en waar zitten bedrijven die over twintig jaar 31
FORUM #17/23.09.10
leading kunnen zijn? Die sectoren moet je actief ontwikkelen, daar moet je bedrijven en de keten steunen. Ik denk bijvoorbeeld aan de logistieke en de maritieme sector, landbouw en voedselvoorziening, energie en chemie. Maar ook aan onze medische kennis en zorgmodellen. En dan moet je duidelijke ondersteuningskeuzes in de keten willen maken. Belanghebbende organisaties en overheden moeten om tafel gaan zitten met topondernemers. Die laatsten hebben de informatie waar het werkelijk om gaat. Zij weten wie het goed doet en waar progressie mogelijk is.” En dan gaat het – net als in Singapore – om het vastleggen van langdurig beleid. “Die meerjarenstrategie moet structureel bewaakt worden, zodat het niet na iedere kabinetsperiode of bij elke economische tegenwind wordt aangepast. Die bewaking van beleid is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken samen met organisaties als vno-ncw, de ser en met rapportage van het cbs/cpb. Dat klinkt allemaal heel erg sturend en vastgelegd, maar ik weet uit mijn eigen ervaring dat in het bedrijfsleven op duidelijke commitments wordt gereageerd.”
aan tafel In Singapore worden de langetermijnplanning ontwikkeld door met alle belanghebbenden om tafel te zitten. Dat lijkt een tijdrovend en soms heilloos ingewikkeld karwei, maar op ‘kleine’ schaal wordt het in Nederland ook toegepast. Voor het bepalen van de ontwikkeling van Schiphol bijvoorbeeld. En overheid, bedrijfsleven en milieuorga-
achtergrond Polderen over wegen
‘Een gevecht tegen een project als de Tweede Maasvlakte heeft vaak het slechtste compromis als uitkomst’
In 2008 kwam de commissie-Elverding met de analyse ‘Sneller en Beter’ over een betere aanpak van grote infrastructurele projecten. Elverding adviseerde onder andere om tijdens de verkenningfase voor nieuwe projecten te investeren in een vroegtijdige betrokkenheid van alle belanghebbenden. Niet alleen het infrastructurele project op zich zelf, maar het project in zijn omgeving moet worden beoordeeld. Deze verkenning wordt gekoppeld aan een termijn en zal worden afgesloten met een politiek voorkeursbesluit. Hoewel demissionair verkeersminister Camiel Eurlings de voorgestelde aanpak heeft omarmd, is het nog geen algemeen beleid geworden bij de overheid. Vroegtijdig alle betrokkenen bij een project betrekken, gebeurt bij sommige projecten al wel. Maar dat is dan afhankelijk van een initiatief van de belanghebbenden (zoals bijvoorbeeld rijksoverheid, decentrale overheid, bedrijfsleven of milieubeweging) zelf.
nisaties werkten succesvol samen bij de ontwikkeling van de Tweede Maasvlakte. Toen de plannen rond waren, waren ook meteen de belangrijkste mogelijke bezwaarmakers gehoord en tevreden. Voor Ronald Paul, sinds 2004 projectleider Tweede Maasvlakte bij het havenbedrijf Rotterdam, was vooral het slagen van het project belangrijk. “In 2005 werd het plan voor de Tweede Maasvlakte deels onderuitgehaald door de Raad van State en alles lag stil. Toen zei ik bij mezelf: ‘Dit mag niet weer gebeuren.’ We hebben onze plannen naar de natuur- en milieuorganisaties gestuurd, niet met de boodschap: ‘Joh, zo moet het’, maar met ‘Wij denken naar alle eer en geweten dat het zo moet, maar zeg vooral wat er beter kan’. Maar we zeiden erbij dat we geen discussie gingen voeren over nut en noodzaak van de Maasvlakte. Die komt er sowieso.” “Belangrijk is dat je niet vanuit standpunten discussieert, maar vanuit de achterliggende belangen. Waarom is een club tegen, kun je daar iets mee? Als ze zo niet om tafel kan zitten, moet je stoppen met het overleg. Zorg dan wel dat je zaak knoertgoed in elkaar zit, want anders verlies je het. Je kunt daar niet vrijblijvend mee omgaan.” Tom den Boer van de vereniging Natuurmonumenten zat de laatste vijf jaar om de tafel in het overleg over de Maasvlakte. “Het stramien was vaak hetzelfde: er kwam een plan voor een project ergens in Nederland en als we daar tegen waren, kreeg je een gevecht met als uitkomst het slechtste compromis. Het is veel beter om aan de voorkant tot overeenstemming te komen. Door mee te praten bij het ontwerp van de Tweede Maasvlakte, hadden we de garantie dat onze argumen32
FORUM #17/23.09.10
ten voor de belangen van bewoners en natuur ook werden meegewogen in de besluitvorming.” “Ik kan geen onderwerp verzinnen waarop dit stramien niet zou werken. Voorwaarde is wel dat er bij alle partijen absolute transparantie is over de plannen en de wensen en dat er vertrouwen is in elkaar, ook als het botst. Het havenbedrijf Rotterdam speelde een belangrijke rol bij het disciplineren van de overheid. De politiek heeft een horizon van drie tot vier jaar en de voorbereidingen voor de Tweede Maasvlakte zijn al twaalf jaar bezig. Overheden willen dan wel eens afdwalen van het gekozen pad.” De licht revolutionaire aanpak – een van Pauls adviseurs heeft er recent het ‘Handboek Strategisch Omgevings Management’ over geschreven – heeft het havenbedrijf geen windeieren gelegd. Paul: “We zijn in 2005 begonnen met het overleg, tegelijk hebben we de tender voor de bouw uitgeschreven, een tender voor de eerste klanten gehouden, een Milieu Effect Rapportage gemaakt, alle vergunningen aangevraagd en het bestemmingsplan ingediend. In 2008 kon de aanleg van start. Dat is immens kort voor zo’n groot project, dat komt juist door onze aanpak.” Wat Paul betreft zou een dergelijke gezamenlijke aanpak standaard kunnen worden bij alle grote plannen, mits er sprake is van een ‘Rotterdamse instelling’. “Je moet er een afspraak-is-afspraak mentaliteit voor hebben.”