Woordje vooraf: Dit is een uittreksel van mijn reisverslag over mijn Camino Primitivo, maart 2013. Mijn familie en ik dachten nooit een hond willen hebben, tot op een zekere dag....
Op weg naar de albergue privado in Campiello komt een hond naar mij gelopen. Hij is slank, hoog gebouwd, lange neus, hoog gewelfd hoofd, zielig kijkende ogen en laat zich door mij strelen. Dan springt hij tegen mij op en wil nog meer gestreeld worden. Ik had geluk. Twee uur na mijn aankomst hier in Campiello begon het te gieten. Het slecht weer staat quasi stationair boven het „dak van de Camino Primitivo“ 1216 m. Zal ik morgen de Ruta de los Hospitales gaan (hospitiumroute – hospitium: hier voor pelgrims gebouwde kleine simpele stenen hut), 24 km doorgaans op 900 m hoogte zonder mogelijkheid te overnachten en te ravitailleren? Bij dat weer? Ik had beslist om ondanks de slechte weersvoorspelling de Ruta de los Hospitales te nemen. Vlug mijn boterhammen klaarmaken en... wie stond daar aan de poort van het restaurant op mij te wachten? Het was de donker bruine Ierse setter van gisteren die mij blijkbaar als compagnero voor de aanstaande etappe had gekozen. Hij sprong meteen tegen mij aan, omklemde met zijn voorste poten mijn been zo hard dat ik moeite had om ervan weer los te komen. Dan liep hij naar een hilo (betonnen wegwijzer met gele pijl en jakobsschelp) waarop de pijl naar Borres wees om te zeggen: ik ga met jouw naar Berducedo. Aangezien wij in Asturias waren wilde ik hem Astor noemen. Hij liep vanaf nu steeds mee, altijd 50 à 100 m vooruit, stopte dan, keek naar mij of ik er nog was. Intussen was het hard beginnen regenen, nu al! Regenponcho over de rukzak en vamos! Na rond 5 km stonden wij voor de hilo waar het uur van de beslissing was gekomen: Ruta de los Hospitales of toch beter de lichtere variant via Pola de Allande met mogelijkheid om te overnachten? Astor keek naar de pijl naar rechts en ging de Hospitales op. O.K. maatje, daar gaan we. Modderige wegen, gietende regen, dan na 1 uur kwamen wij 2 boswerkers tegen die naast hun gereedschap stonden te ontbijten. Ik vroeg hen nadat ik met behulp van mijn mini-woordenboekje de zin had opgesteld: Este perro me sigue desde Campiello, ¿es de qui? (die hond volgt mij sinds Campiello, van wie is hij wel?). Het antwoord was duidelijk: hij is van een dorpje, waarvan ik de naam ben vergeten en hij zal je vergezellen tot Santiago. Nou dat belooft wat! Hij kreeg van hen en stukje van hun boterham met salami en terwijl hij op die manier was afgeleid, ging ik er vandoor hopend dat de hond bij de boswachters bleef. Uiteindelijk was deze hond niet van mij en misschien bleef hij bij zijn nieuwe bazen. Na ongeveer een kilometer – de hond was er niet meer – moest ik eventjes mijn gids raadplegen, want het was niet duidelijk welke kant ik op moest aan een splitsing. Terwijl ik in mijn gids stond te bladeren hoor ik plots knakkende geluiden achter mij in de struikgewassen en eruit kwam gesprongen: Astor, heel blij. Hij sprong tegen mij hoog en ik moest hem lang strelen. Het was dus duidelijk: wij twee gaan nu de Hospitales lopen en luister goed, Astor, eens aangekomen in de
albergue van Berducedo ga ik naar het restaurant Casa Herminia bellen, om te zeggen dat hij bij mij was en dat ze jouw moesten komen halen. Hij keek naar mij met trouwe ogen en was akkoord. Het voornaamste voor hem op dit moment was dat hij bij mij kon blijven. Als ik op een pas tussen twee pieken nauwelijks tegen de wind vooruitkwam zag ik dat Astor lekker op een windbeschutte plaats achter een stekelige struik wat uitrustte en hij nodigde mij uit om er even bij te komen. Brave hond, goed gedaan. Tijd om te schaften. Ik ging naast hem schuilen. Wat scheelt ons nu hagel, sneeuw, storm, slecht zicht! Wij zitten in de wolken en vormen samen een sterke eenheid. Ieder was tevreden dat de ander er was. Hij legde zijn hoofd op mijn been, ik krauwde de hond in zijn nek en boven ons in de kreupelsparren gierde de storm. Aangezien ik niets speciaals voor de hond meehad, at hij mijn mueslirepen en mijn boterhammen met plezier. Als het brood op was kreeg Astor nog 10 Philadelphiahoeken zonder brood. Dat luste hij meer dan brood. Wat een weer. Wij passeerden resten van oude sneeuw. Dit waren de favoriete speelplaatsen van mijn compagnero. Hij rolde in de sneeuw heen en weer waarschijnlijk om lastige vlooien van zijn rug kwijt te geraken, alle vier pootjes omhoog de lucht in of hij ging met zijn neus sneeuwploeg gaan spelen. Was hij op zoek naar mollen? Hier op 1200 m hoogte? Maar neen, gewoon zo voor de lol. Hij moet nog jong zijn, dacht ik naar de energie te oordelen die hij ontplooide. Als ik mij voor de zoveelste keer los kon maken uit zijn omklemming sprong hij in een cirkel en probeerde in zijn lange staart de bijten. Over zulke spelletjes was ik helemaal de ernst van de situatie vergeten. Nog 4 uur stappen en wij kunnen schuilen in Montefurado. Eindelijk kwamen wij bij onveranderd slecht weer naar Montefurado, de resten van een hospitium uit de middeleeuwen. Enkele stenen hutten omgeven een binnenplaats. Een buis die uitsteekt uit een hoge muur geeft drinkwater. Aangezien het niet wilde stoppen met regenen ging ik met Astor onder de luifel van een van de hutten schuilen. Tot mijn verrassing pikten daar vier kippen maiskorrels van de grond en lieten zich door ons zelf op een meter afstand niet storen. Dan luid geblaf achter de ingangsdeur. Blijkbaar was die hut bewoond. Na een tijdje ging de deur op een kier open en een oude man zonder tanden keek naar ons met open mond. Ik zei „buenos dias“. Geen antwoord. Deur weer dicht. Dan ging de deur toch weer open en de man kwam voorzichtig te voorschijn en raapte de kippen één voor één op en droeg ze onder zijn arm naar binnen. Hij vreesde zeker voor zijn kippen met die twee vreemdelingen voor zijn deur. Wij aten de laatste mueslirepen op en moesten dan de enkele droge plaats op deze 25 km lange etappe spijtig genoeg verlaten, want tot Berducedo waren nog 7 km te stappen. Wij kwamen drijfnat aan in Berducedo. In de albergue kamertemperatuur 4°C – ik draaide onmiddellijk alle beschikbare radiateurs op maximum. Sommige contactdozen waren half uit de muur getrokken. Niet echt veilig, dacht ik om er natte kleding over te hangen. Toch spande ik in de dormitorio meerdere touwen dwars over de radiateurs – ik was weer eens de enige pelgrim in de herberg. De hospitalero vroeg enkel 3 € voor de overnachting. De hond mocht echter niet binnen. Hij zal ergens op een droge schuilplaats of in een nabije schuur overnachten. Wie staat er voor de ingangsdeur van de herberg als ik weg wilde? Astor natuurlijk. Hij was nat en moest de hele nacht buiten in de regen in het gras voor de herberg gebleven zijn om mij niet uit het oog te verliezen. Had ik hem toch gewoon binnengelaten – er was niemand anders in de herberg. Vandaag waren er slechts 20 km te stappen naar Grandas de Salime. Na de eerste 9 km daalden wij over 6 km heel steil af naar de stuwdam van de „embase de Grandas de Salime. Het druppelde van de hemel, van de sparren, van bremstruiken waaronder men diep gebogen moest doorgaan om ze niet te raken, want het effect zou hetzelfde geweest zijn als ging men onder de douche staan. Nergens een bank om zijn boterham al zittende op te eten. Op mijn uitgespreid poncho in het kletsnatte gras zittende deelde ik met Astor enkele boterhammen. De vier worsten die ik in Berducedo voor de hond had gekocht werden binnen seconden verslonden als had hij wekenlang niets te eten
gekregen. Als ik hem een stuk Philadephiakaashoek tussen duim en wijsvinger reikte, nam hij het aangeboden behoedzaam aan zonder mij ooit in de vingers te bijten. Brave hond. Hoe was het mogelijk zich van een dergelijk prachtige Ierse setter te ontdoen! Op weg naar de albergue probeerde ik Astor te leren gehoorzamen. Op „Astor aqui! (Astor hier!) reageerde hij in het begin met een blik om te zeggen: wat wil hij dan. Ik laat mij door jouw geen commandos geven. Later kwam er vlug verandering in als Astor begreep dat hij door dit commando voor het overrijden werd behoed. Soms had ik de indruk dat de hond de weg naar Santiago kent. Hoe anders was het te verklaren dat hij bij een wegsplitsing meestal de juiste kant op ging, dus in de richting van de pijl of de jakobsschelp? Was dit het geval zou het probleem de hond terug naar Campiello te krijgen vanzelf opgelost zijn. Maar zou hij de weg terug ook in omgekeerde richting vinden? Dan zou het de slimste hond van de wereld geweest zijn, want ikzelf was er verleden jaar niet in geslaagd om de pelgrimsweg van Santiago naar Portugal in omgekeerde richting te vinden. De hilos met de pijlen zijn immers zo geplaatst dat ze opvallen voor wie naar Santiago stapt, maar niet voor de weerkerende pelgrims. Hospitalero Toni zei dat er voor morgen na een forse daling van de temperaturen eerst hevige sneeuwbuien dan ook zon was voorspeld. Ik sta op om naar Astor te kijken. Hij mocht weer niet binnen en lag samengerold voor de ingangsdeur, sneeuw op zijn vel. Of hij van de gekookte hesp droomt die ik voor hem gisteren in de nabije supermercado had gekocht? Eigenlijk vind ik de naam Astor, met rollende „r“ uitgesproken, niet meer mooi. Custo (van latijns custodio – de deurwachter) past beter, of Hector, want hij is sterk en trouw. Het stopt niet met sneeuwen. Zal de pas Alto Acebo (1030 m) morgen begaanbaar zijn? Desnoods moeten wij op de carretera lopen die evenwijdig met de camino loopt. Astor heeft een halve kilo gekookte hesp in een mum van tijd verslonden! Wij verlaten Grandas de Salime. Eerst door het dorp dan de jakobsschelp volgend op de camino. Die bleek al gauw onpasseerbaar: de weg was niet te herkennen en ik zakte tot mijn kuiten de sneeuw in. Na één km gaf ik het op en wij stapten de rest van de etappe op de carretera. Die was als vroeg geruimd en wij kwamen goed vooruit. Op een rotte keper half zittende aten wij vlug wat stokbrood met Philadelphiakaas. Sneeuw viel van boven op ons en werd opgedwarreld door hevige windstoten. Vingers stijf van de kou (met handschoenen eten is wat moeilijk). ‘t is mij wat fraais! Wij zijn toch in Spanje en i.p.v. zon en aangenaam lenteweer vrieskou en sneeuwoverlast. In onze situatie at Hector, of Astor of Custo – hoe heet jij nou precies – zelfs stokbrood met knoflook. Om de schafttijd in te korten gaf ik hem alleen de Philadelphiakaas, zonder brood. Vamos, Hector. Ik had moeite om met mijn klamme vingers de rukzak te schouderen. Terug op de carretera scheelde niet veel en wij waren met de sneeuw opzij geruimd door een reuze sneeuwploeg. Wij moesten al springend ons blote leven redden anders had hij ons gewoon omvergereden. Hector sprong graag over de gracht in diepe sneeuw. Soms keek alleen zijn hoofd uit de sneeuw. Hij loerde tot ik dichtbij was om dan in één sprong voor mijn voeten te gaan staan om achter streeleenheden te gaan. Dit spel brachte ons de enige opklaring vandaag. Het spel eindigde met de omklemming van mijn linker of rechter been, ik moest dan mijn hand voor zijn neus houden en naar
voren wijzen. Dat was voor hem het teken om door te stappen. Beter kan een hond zijn genegenheid voor een mens niet tonen. De laatste 2 km van deze 29 km lange etappe. Ik stapte traag als een slak de helling op naar Fonsagrada – en volhouden maar, peregrino! Eindelijk in de stad een afdak aan een bushalte voor een kerk uit de twaalfde eeuw en een bank om wat uit te rusten. Hoe aangenaam een harde koude houten bank is, naar al die kilometers in de sneeuw! Hector kreeg de rest van mijn stokbrood en mijn kaas, legde dan zijn hoofd op mijn knie en ik krauwde zeker een kwartier terwijl hij gromde omdat aan de overkant iemand met een metalen sneeuwschop hanteerde. Had de hond vroeger een pak slaag met een bezemsteel gekregen? Waarom gromde hij nou tegen die man? Voor mijn koude knieën was de warmte overgebracht door het hoofd van Hector een weldaad. Ik keek naar mijn uurwerk: 16 uur, de supermercado ging open. Hector, tijd om boodschappen te gaan doen. Hij moest uiteraard buiten blijven. Ik kocht iets voor het avondmaal in de albergue in Padron. Nog is het mistig buiten, maar de hospitalero zei gisteren dat er vandaag zon ging zijn. Al was het waar! Hector staat al voor de deur te wachten. Zijn vel is droog. Blijkbaar had hij een droge slaapplaats gevonden. Tijdens het gemeenschappelijk ontbijt met de Spanjaarden – jawel deze keer was ik niet alleen in de albergue – kwam ik te weten dat een van hen naar Casa Herminia in Campielle had gebeld om te zeggen dat de hond bij mij was. De hond luistert naar de naam „Lollo“ en is een meisje. De antwoord was kort en bondig: de hond moet alleen de weg terug naar Campiello vinden. Hoe was het mogelijk! Ik overweeg nu of ik de hond in Santiago door een taxi moet laten terugbrengen. Maar dan zou de taxibestuurder het geld kunnen nemen en de hond na de eerste bocht buiten smijten en de hond was opnieuw als zwerfhond aan zijn lot overgelaten. Geen goede oplossing dus. Lollo wat moet ik nu met jou doen. Ik had plots het idee mijn vrouw te bellen om te zeggen dat onze oudste dochter met de auto naar hier (1400 km) moest komen om Lollo ofwel naar Campiello ofwel naar huis de vervoeren. Maak je geen zorgen, Lollo, wij zullen wel zien. Lollo, morgen komen wij naar Lugo, een drukke stad. En ik heb nog geen leiband en geen halsband. Hoe geraken wij heelhuids tot de albergue?! Alto de Cerredo, 980 m, bereikt. Sneeuw zo ver het oog reikt. Schrale oostenwind. Alto da Fontaneira, 938 m, bereikt. Achter Fontaneira takt de camino primitivo naar rechts af. De weg is al vrij van sneeuw en wij komen tegen 15u vlug naar de albergue de peregrinos in Bareira (5 €). Geen toegang voor honden! Ik wil Lollo de rest van de tortellini’s brengen. Lollo is er niet meer. Ze zal op zoek zijn naar een droge slaapplaats dacht ik en ging naar mijn bed. Een kijkje voor de deur: Lollo was er niet. Maar aan de overkant van de straat stond ze achter een 3 m hoge ijzeren poort te blaffen en te springen: help mij, help mij uit de nood! Blijkbaar was Lollo gisteren avond bij de terugkeer van de eigenaar van de finca na het automatisch openen van de poort er achter gelopen en was nu opgesloten. Nergens een opening in de afzetting te vinden. Het was een „klein“ optrekje met een muur rondom waarop de ijzeren puntige omheinig was ingemetsdeld! Er was ook nog een herdershond, maar die was blijkbaar al bevriend geraakt met Lollo want hij blafte alleen naar mij. Hoe krijg ik jou nu daar uit, was een goede vraag. Mijn bellen aan de poort was tevergeefs. Dan schreef ik een briefje waarin ik uitlegde dat de Ierse setter van Casa Herminia in Campiello is en ik vroeg om die mensen daar op te bellen wegens het vervoer van de hond terug naar Campiello. En Lollo die bleef blaffen en bedelen om niet in de steek te worden gelaten. Er was nog één pelgrim in de albergue, Cesar, was zijn naam. Die vroeg ik of hij mij wilde ondersteunen bij mijn reddingsactie van Lollo. Ik ging een stoel uit de keuken van de albergue halen en stapte via die stoel op de muur. Cesar moest mij met zijn twee handen in de rug steunen terwijl ik Lollo de lansomheining over wilde halen. Lollo stond achter de omheinigen met omhoog gerokken voorste benen: help mij, help mij uit de nood! Over de lanspunten gebogen kreeg ik haar onder de voorste benen dichtbij haar lichaam te pakken en begon haar omhoog te heffen. Maar daar stonden de ijzeren punten van de lansomheining in de weg! Cesar, riep ik, pas op, ik ga nu mijn linker been tot op de hoogte van de punten heffen en jij moet mij tegen de omheining blijven duwen. Lollo kon ik op die manier half over de punten op mijn knie krijgen,
haar buik was amper enkel millimeters verwijderd van de punten! Cesar, het is now or never! Met de rechter hand achter de achterste poten kreeg ik Lollo – zij weegt zeker meer dan 20 kg – met een laatste inspanning uiteindelijk over de omheining. Cesar maakte dan een foto van Lollo blij rustend op mijn benen voor de albergue. Wat een actie.
In Lugo. Nu nog door Puerta de San Pedro en wij waren bij de albergue. Ik had zeker 100 van polsslag als ik Lollo zonder leiband naar de herberg in het centrum van de stad dirigeerde. Gestrest gehoorzaamde Lollo op elk commando „Lollo aqui“ van mij. Een zwerfhond uit de rustige bossen van Campiello in een drukke stad! Welk belevenis! Lollo mocht weer niet binnen. De hospitalero was echter een dierenvriend en plaatste op de trottoir voor de herberg een platgedrukte kartonnen doos voor de nacht. Nu vlug naar de Carrefour boodschappen gaan doen. Lollo natuurlijk mee. Wat er daar nu gebeurde was een scene die zeker geschikt was om in een bioscoop te vertonen: Iedere keer als de ingangsdeur automatisch open ging, sprong Lollo op van de plaats waar zij moest blijven wachten (Lollo aqui!), liep achter mij mee de winkel in. Grote opwinding bij de kassiersters. Ze riepen „el perro“ el perro!. Ik weer naar buiten met de hond. Dit heen een weer bleef maar duren, want ook was ik geslaagd, zonder Lollo in de winkel te geraken, ging de deur toch weer open als iemand de winkel verliet en Lollo die er stond te kijken waar ik was was weer binnen. Een signorina die aan een tafel dichtbij zat een stuk taart te eten had uiteindelijk de goede idee Lollo met een stuk koek af te leiden en bij zich aan tafel te houden. En op die manier kon ik in vliegende vaarte mijn boodschappen doen zonder de kassierster opnieuw te horen roepen „el perro“ el perro“... Terug in de albergue kreeg Lollo buiten veel te eten: 1 kg vleesbrokjes in saus uit een blik van de rek „hondenvoeding“. Tenminste zij was voldaan. Ik had in zeven haasten „nata“ (room) gepakt i.p.v. „leche“ (melk) voor mijn havermoutpap. Die kon ik uiteraard vergeten... Voor mij was het stokbrood met water, want in deze albergue was er geen enkel keukengerief aanwezig! Ik kan niet slapen. Aangezien ik op dat moment nog niet wist hoe het vervoer van Lollo naar België kon worden georganiseerd, had ik mijn familie per sms gevraagd om te informeren, hoeveel het transport met Ryanair zou kosten, of met een vrachtschip van A Coruna naar Zeebrugge. Antwoord; Met Ryanair mogen alleen leihonden voor blinden vliegen een een passage op een vrachtschip bleek
uiteindelijk nog duurder te zijn als met de vlieger. ‚s Nachts stond ik meermaals op om naar Lollo te kijken. Tegen 3 uur was ze verdwenen. Ik had haar juist voordien nog horen blaffen omwille van de luide muziek uit de nabije disco’s. Maar de nachtvogels luisterden niet naar de reclamerende Lollo: Mensen neem de nachtrust in acht! Waar was Lollo nu? Werd ze meegenomen door de politie die haar naar een dierenasiel ging brengen? Ik mocht er niet aan denken! Ik ga voor de deur om naar Lollo te kijken. Gelukkig lag ze daar om het karton die ze gewoon wat weg had geschoven en zo uit mijn blikveld was verdwenen. Ze lag samengerold in de regen. Wat een weerstand moet die hond hebben! Als ze mij zag sprong ze meteen omhoog tegen mij aan voor de blije begroeting. Ik streelde haar langer dan gewoon zo blij was ik dat ze er nog was. Dan maakte ik een diepe kniebuiging, Lollo legde haar hoofd op mijn knie, ik voelde haar warmte en zij die van mij en wij waren weer één van hart en ziel. Op weg naar San Roman da Retorta kwamen wij door rustige dorpjes waar ons de mensen overal „buen camino“ wensten. Tegen de middag zag ik al uit de verte het bord met het opschrift: bar en een pijl naar rechts. Yes, juichte ik. Daar gaan we een lekker hapje eten. Lollo mocht niet binnen en keek door het venster op mijn bord gevuld met tortilla espagnola. Ik bracht haar mijn schotel naar buiten en bestelde hetzelfde nogmaal voor mij. ‚s nachts rond 03:00 – ik ben weer alleen in de albergue van San Roman, Lollo buiten voor de deur op mijn slaapzak – het begon hard te regenen. Ik had een soort afdak met mijn regenponcho en mijn twee nordic walking stokken over Lollo gespannen. Was het wel nog intact? Arme Lollo, ze lag half in de regen, haar hoofd onder de poncho die naar beneden was gevallen. En als ik haar nu in de keuken/wasgedeelte ging laten schuilen? Er was toch niemand hier. Maar dat was geen goed idee, want het dak van dit gedeelte bestond uit plastic ribplaten waarop de regen klonk als het trommelvuur van een machinegeweer. Lollo zou het daar geen seconde uitgehouden hebben. Dus ik haalde uit de wasruimte de wasdroogstandaard, vouwde hem boven Lollo uiteen – Lollo liet braaf alles met haar gebeuren, keek soms naar mij hoog om te zeggen: doe maar voort met jouw constructie, maar bevestig het gehele goed. Op de standaard maakte ik mijn uitgespreide poncho met wasklemmen vast. En het regenscherm was klaar! Trouwens, ik kon Lollo ‚s avonds niet binnenlaten want de hospitalero bleef nog 2 uur in zijn auto naast de albergue zitten om naar zijn muziek te luisteren. Op de weg naar Melide kreeg ik van een levenskunstenaar die als eremiet in een dal woonde een halsband en een leiband nadat ik hem het verhaal van Lollo verteld had. Ik was blij want in Santiago was het zeker nog drukker voor Lollo dan in Lugo. Dan moesten wij een lange steile helling op en boven was opeens tussen twee vlagen felle zon! Lollo kom we gaan hier eventjes rusten. Wanneer had ik de zon de laatste keer gezien?! Tussen stekende struiken vonden wij een vlakke rotsplaat. Lollo maakte het haar meteen gemakkelijk, legde haar hoofd op mijn knie en een poot op mijn schoen, ogen dicht en genieten van de warmte onder de zon. Intussen had Céline, onze oudste dochter, via internet het adres van het enige dierenasiel nabij Santiago opgezocht. Het was de Refuxio de animais de Bando volgens Google Maps op zo’n 4 km van de camino verwijderd. Céline had mij wel de namen van de dorpen doorgegeven langs waar ik naar het refuxio geraak, maar er waren hier geen plaatsnaamborden. Er was ook niemand die ik naar de weg kon vragen. En in de kaartuittreksels van mijn wandelgids stonden deze dorpen sowieso niet vermeld. Dan kwamen wij eindelijk iemand tegen die blijkbaar wist hoe men naar de Refuxio komt. Ik moet aan het TVE-zendstation van TV Gallicia links inslaan en dan zou er een bord staan naar de Refuxio. Het zou niet meer ver zijn, zo’n 4 km, zei die man.
Inderdaad na 2 km waren wij bij het TVE-complex, dan een cementplatenfabriek, maar geen bord „Refuxio“. Dus aan een kruispunt gingen wij naar links en kwamen na 1 km bij een snackbar. „Abierto“, wij hadden geluk. Lollo mocht mee naar binnen. Ik besteld mijn lievelingsdrank „leche caliente“ (warme melk met room en suiker) en de uitbater schetste mij op een blad papier de weg naar de Refuxio die volgens hem enkel nog 2 km verwijderd was. Uit 2 km werden er 3, dan links een bord met het opschrift: „Refuxio de Animais“. Animais = dieren, Refuxio = asiel. De letterlijke vertaling deed mij geloven dat wij ons doel bereikt hadden. Raar, de korte asfaltweg eindigde in braamstruiken. Op een smal pad komen wij op een grote geasfalteerde parking waarop het ondkruid woekerde. Dan enkele ingestorte gebouwen en dat was het. Lollo wij zijn hier verkeerd. Terug op de asfaltweg gingen wij verder naar links. Ik had de hele tijd al een flauw gevoel in de maag omdat het moment van afscheid nemen van Lollo naderde. Dan een paar huizen, maar niemand deed de deur open. En nergens een bord Refuxio te zien. Dan eindelijk riep een vrouw die in haar tuin werkte ik moest aan het volgende kruispunt naar links de berg op en dan was het asiel aan de rechterkant. Het ging inderdaad steil bergop, in de felle zon. Lollo was moe – wat niet verwonderlijk was, na al de vele kilometers die ze met mij gelopen was. Dan eindelijk in de verte het geblaf van honden. Waakhonden of het geluid van een dierenasiel? Intussen waren wij al 4 i.p.v. 2 km gestapt tot het asiel eindelijk tussen de bomen te zien was. In de wachtzaal voor het bureau „administración“ was er nog een stoel vrij. Een aantal hondeneigenaars met hond in „container“ wachtten op hun beurt. Tussendoor zei ik tegen de administratieve bediende: Quiero hablar a Paloma! (ik zou graag Paloma willen spreken) Antwoord: Paloma no es ahí. (Paloma is niet beschikbaar). Daarbij had Céline via e-mail-uitwisseling Paloma aangekondigd dat ik vandaag met Lollo langskwam. „Soy peregrino et vengo por el transporte de Lolo a Bélgica“ Wij doen geen hondenvervoer, dit hier is een dierenopvang/kliniek en geen transportonderneming, was het antwoord. Ik was perplex. Alles was toch geregeld? Wij wachtten een half uur, een uur. En meerdere dierenpatiënten die na mij kwamen werden behandeld. Ik tussenin altijd opnieuw „Puedo hablar a Paloma“. Toen zei de bediende dat Paloma aan het opereren was en geen tijd had voor problemen met hondenvervoer. Als de laatste patiënt behandeld was mochten wij binnen bij de bediende. Zij sprak uitstekend Engels zodat ik haar in alle details kon uitleggen wat er met Lollo aan de hand was. Als ze van de e-mail-uitwisseling hoorde ging alles heel vlot. Ze vond de e-mails in haar mailbox terug en na een kort gesprek met Paloma was alles rap geregeld. Zij onderzocht Lollo of ze al dan niet een chip in haar nek droeg. Er was er geen. Dus kon ik haar adopteren. Formulieren ingevuld en wij hebben zelf kunnen regelen dat na 5 weken Lollo eindelijk zal overgebracht worden naar België. De hele familie kijkt nu uit naar een blijde samenleving met Lollo als nieuw familielid!