1
2
Voorwoord
Met mijn loopbaan van 42 jaar bij de politie, de vaststelling van de vele verkeersongevallen en mijn specialiteit in het vakgebied van de mobiliteit en verkeer kon ik heel wat ervaring opdoen. Gezien mijn grote interesse voor paarden en door het feit dat ik zelf actief ruiter ben geweest, heb ik me een duidelijk beeld kunnen vormen over de problematiek van de ruiter en de menner in het verkeer. Het recreatief menners- en ruitertoerisme zit duidelijk in de lift en het paard verschijnt opnieuw meer en meer in het straatbeeld. Kinderen vanaf 1 4 jaar, vooral op de pony, en menners vanaf 1 6 jaar mogen al alleen de baan op. In menners- en ruitermiddens hoor ik de duidelijke roep naar meer begrip van de andere weggebruikers, vooral de autobestuurders die nauwelijks of niet vertragen en zelfs durven te claxonneren. Sowieso is er een duidelijk verschil tussen amazones, menners, ruiters en andere weggebruikers. Gezien het paard een levend wezen is en ook het verkeer waarneemt via zijn zintuigen, zien en horen, bestaat de mogelijkheid dat het rijdier instinctmatig op verkeerssituaties gaat reageren vanuit zijn waarneming. Hierdoor is zijn berijder of menner heel kwetsbaar in het verkeer. Wanneer dit besef bij de andere weggebruikers leeft, zullen zij dan ook ten alle tijde rekening houden daarmee door hun snelheid aan te passen en te vertragen, niet te claxonneren en te stoppen wanneer het dier tekenen van angst vertoont, zoals opzij springen, steigeren, hinniken... Dergelijk rijgedrag kan ons heel wat leed besparen, zo wordt agressie in het verkeer vermeden en blijft het aangenaam voor alle weggebruikers. Deelnemen aan het verkeer is immers een sociale actieve bezigheid waar iedereen met iedereen rekening houdt. Vanuit die visie is bij mij de idee gegroeid om mijn ervaringen neer te schrijven. Ik hoop dat dit bijdraagt tot een rustiger afwikkeling van het verkeer in al zijn aspecten en dat het aantal ongevallen sterk gereduceerd wordt. Paul Vandendriessche Ere - Hoofdveldwachter – Korpschef te Paard Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 3 3
4
5
1. Verkeersveiligheid ’Het houdt iedereen bezig’
We hebben reeds aangehaald dat deelnemen aan het verkeer een sociale en actieve bezigheid is, met respect voor de andere verkeersdeelnemer en voor zichzelf als sleutelwoord. Of anders gezegd: ik pas mijn verkeersgedrag aan zodat de andere verkeersdeelnemer niet in gevaar wordt gebracht; of dat nu een voetganger, fietser, bromfietser, motorrijder, ruiter, menner of autobestuurder is. Wanneer het verkeer enkel uit voetgangers zou bestaan, dan zou het ongevallenrisico onbestaande kunnen zijn met als gevolg GEEN ENKELE STRESS. Twee voetgangers die toevallig tegen elkaar aanlopen, kunnen zich in dit geval zonder moeite beleefd excuseren. Eigenaardig genoeg beginnen de problemen wanneer bij andere verplaatsingswijzen (– gaande van de fiets tot de auto en met mogelijke aanrijdingen of “bijna”-ongevallen tot gevolg,) bestuurders/ passagiers/mensen zich soms agressief beginnen te gedragen. Hoe dat komt is heel eenvoudig te verklaren! Bij verplaatsingen met een voertuig verhoogt de snelheid, evenals de kans op ongevallen. Bij deze gedachte neemt de stress toe; wordt men zich bewust van potentiël e ongevallen met mogelijke letsels, stoffelijke schade en mogelijk grote onvoorziene kosten. 1.1 Hoe kan je dit nu ombuigen naar een sociaal verkeersveilig gedrag met respect voor de andere weggebruiker...???
Sociaal verkeersveilig gedrag met respect voor de andere weggebruiker dient op de eerste plaats ontwikkeld te worden tijdens de opvoeding van kinderen binnen het gezin. Daarnaast vervullen de scholen en jeugdbewegingen een aanvullende rol. Vooral de attitude tot het naleven van de diverse verkeers- en voorrangsregels is een belangrijke factor om de veiligheid te waarborgen. Ook het besef dat ongevallen hierdoor kunnen vermeden worden is een correct verantwoorde houding en vermijdt hierdoor onnodige stress. Wie dit zo wordt aangeleerd zal als toekomstige bestuurder de gepaste reactie vertonen zonder zich druk te maken. Hij zal er geen moeite mee hebben zijn snelheid te verlagen uit respect voor een andere weggebruiker. Of anders gezegd: door preventief deel te nemen aan het verkeer – door het hanteren van een voorkomingsgedrag – zal het verkeer veel rustiger verlopen en veel minder stress uitlokken. Het positieve van deze attitude verzekert een blijvende uitwerking op lange termijn, waardoor snelheidscamera’s en trajectcontroles overbodig zouden kunnen worden. Het is trouwens zo dat dwingende maatregelen maar op korte termijn uitwerking hebben. Nochtans blijven die echter wel noodzakelijk voor de hardleerse bestuurders – spijtig genoeg. 6
Ook belangrijk is het selectief kijken en luisteren naar het omgevingsverkeer tijdens een verplaatsing. Dit verandert immers voortdurend. Een overstekende voetganger, spelende kinderen op de stoep en hou er rekening mee dat plots een of meerdere kinderen de straat kunnen oplopen, wat een te voorziene hindernis is, waarvoor men moet kunnen stoppen. Een tegenliggende tractor met oplegger, een zware landbouwmachine, een huifkar, een groep amazones en ruiters en ga zo maar door... Deze alertheid biedt de mogelijkheid, wanneer het plots dreigt mis te lopen, nog tijdig te kunnen reageren, je snelheid te verlagen en zo nog te kunnen stoppen om ongevallen te vermijden. 1.2 Een rijdend voertuig beschikt over zijn eigen energie: bewegings– of kinetische energie die bij een botsing of aanrijding wordt omgezet in vernielingsenergie
*Een voertuig rijdt tegen een snelheid van 50km/u met achteraan een passagier met een gewicht van 50kg die NIET is vastgeklikt. Bij een botsing wordt dit individu naar voren gekatapulteerd aan die snelheid van 50 km/u – mogelijks tegen de bestuurder of medepassagier of zelfs beiden, waarbij ze zware verwondingen oplopen, met een kracht vergelijkbaar als het geplet worden onder een voertuig van 1 ,3ton of 1 300kg. * Mogelijks wordt deze passagier verder door de voorruit naar buiten geslingerd met de dramatische afloop als gevolg. **Bron: wetenschapsfiche de gordel BIVV
Ruiterschool Rodeberg Heuvelland. Een colonne wandelruiters met groepsleider. Autobestuurders! vertragen is de boodschap en wanneer een of meerdere paarden tekenen van angst vertonen is STOPPEN een must tot de paarden tot rust zijn gekomen. 7
2. Jong geleerd is oud gedaan!
Zoals al eerder gezegd is kinderen, binnen het gezin, opvoeden tot het ontwikkelen van een gedegen sociaal actief verkeersveilig gedrag de basis voor meer verkeersveiligheid. Dit is een constante dat steeds terugkeert, om het even met welke verplaatsingswijze men zich voortbeweegt in het verkeer. Te voet, per fiets, te paard, als menner of met een gemotoriseerd voertuig. Naast dit gedrag is ook zeer belangrijk de nodige verkeersregels goed te kennen en toe te passen alsook dat men de nodige vaardigheid heeft ontwikkeld om zich dan te begeven op de openbare weg. Voor ruiters en menners worden daartoe door de ruitersportfederaties VLP en LRV cursussen georganiseerd, voor het behalen van het A-brevet. Hoe vroeger deze vaardigheden, het paardrijden of het mennen, worden aangeleerd, hoe groter de ervaring en de zelfredzaamheid langs de weg. Dit stelt de toekomstige ruiter of menner in staat om zich dan op een ordentelijke en veilige manier langs de openbare weg te verplaatsen. Dit geldt voor alle weggebruikers, ook voor voetgangers en fietsers. Tevens voor bromfietsers, motorrijders en autobestuurders die na het afleggen van de nodige examens op de openbare weg mogen rijden.
De eerste pasjes van Iony. Stal Vandendriessche 8
3. Hoe leer je een paard wennen aan het verkeer?
Het is Ideaal om te starten met een paard van ée ́n jaar of minder. Dan heb je alles in handen om het dier te laten ontwikkelen zoals jij dat wil. Er is een gezegde dat stelt dat paarden zijn zoals hun eigenaars. Rustige mensen ontwikkelen een paard met een rustig karakter, opvliegende nerveuze mensen krijgen net het tegenovergestelde. Er is een lange weg te gaan om het vertrouwen van je dier te ontwikkelen en te verkrijgen. Dit kan door gebruik van een zachte stem, je altijd rustig houden in de omgang met je paard, steeds dezelfde lijn aanhouden tussen wat mag en helemaal niet mag. Regelmatig voetwandelingen met je paard houden in het verkeer en praten tegen je dier op de wandeling kan ook helpen want je paard luistert naar wat je allemaal te zeggen hebt. Bijvoorbeeld je nadert een stuk opwaaiend plastiek langs de weg, je dier gaat schrikken en wil vluchten. Op zo een moment moet je je kalmte bewaren, het paard met de zachte stem tot rust brengen en geduld oefenen. Je paard zal misschien in eerste instantie weigeren om verder te gaan. Heb geduld en neem de tijd zodat het paard terug tot rust komt en probeer dan beetje bij beetje het obstakel voorbij te gaan en zelfs halt te houden bij het plastiek. Het dier zal ervaren dat het helemaal niet bang hoeft te zijn. Zo gaat dit stap voor stap. En dit is maar ée ́n voorbeeld, een lawaaierige achteropkomende bromfiets, een tractor met oplegger die je inhaalt, een kruisend zware landbouwmachine behoort tot de vele mogelijkheden. Eens je paard dan de leeftijd van drie jaar heeft bereikt, zadelmak gemaakt en klaar is om te berijden of zonder problemen kan worden ingespannen, heb je reeds een hele weg afgelegd en zal je bij je vele wandelingen kunnen genieten van de weidse natuur om je heen. Je kan ook beroep doen op een professionele africhter die vakkundig het paard de nodige opleiding kan geven. Wanneer je je eerste wandelingen doet zorg ervoor dat je vergezeld bent van een of meerdere ruiters van wie de paarden het verkeer al goed gewoon zijn en nauwelijks nog voor iets opschrikken. Paarden zijn dieren met een kudde-instinct en volgen hun soortgenoten.
Nele's ponyclub Oostvleteren. Ruiters vertrekken op wandeling.
9
4. Het optuigen van het paard
Een goed onderhouden hoofdstel, teugels, zadel en stijgbeugelriemen zijn heel belangrijk. Ook het harnachement van het opgetuigde koetspaard vraagt om een goed onderhoud. Regelmatig met leervet insmeren zodat het leder soepel blijft is nodig om het breken van stijgbeugelriemen en trekriemen van het koetspaard te voorkomen. Het bespaart je mogelijke valpartijen en het op hol slaan van je paard. Ook een goed passend zadel voor het paard dat ergonomisch goed zit voor de ruiter is geen overbodige luxe. Zorg dat het hoofdstel goed zit, niet te strak, alle gespen vergrendeld, geen gedraaide riempjes zodat maximaal comfort wordt geboden aan ruiter en paard. Let ook goed op bij het optuigen van het koetspaard. Te lange uiteinden aan de strengriemen, die constant heen en weer slingeren tegen het paardenlichaam maken het dier alleen maar nerveus en minder bestuurbaar.
10
5. Op stap te paard.
Wanneer we met een paard op weg zijn dan beseffen we maar al te goed dat we bijzonder alert moeten zijn op de verkeersomgeving. Een paard als levend wezen met zijn eigen temperament, zijn van nature ingebouwde schrikreacties en vluchtinstinct, en zijn enorme krachten, verplicht ons voortdurend waakzaam te zijn. We moeten vooruitzien en de omgeving goed in de gaten hebben. Alles wat beweegt of geluid voortbrengt heeft een invloed op ons paard waarop het heftig kan reageren. Om dit in de hand te houden moeten we zorgen dat we steeds een stapje voor zijn zodat we ons paard tijdig en vooraf rustig kunnen houden, vooral dan met een zachte stem dat vertrouwen geeft aan onze viervoeter. Een gouden raad bij het recreatief ruiterverkeer, wandelingen in groep of individueel; zoek rustige paden op, liefst onverhard, en maak zoveel mogelijk gebruik van de aangelegde en bewegwijzerde recreatieve routes voor ruiters en menners. Moet je dan toch een grote baan dwarsen of een stuk weg volgen met druk gemotoriseerd verkeer, hou het kalm en rustig en sla vooral nooit in paniek, want paarden zijn zeer gevoelig voor paniekreacties. Slaat je paard plots dan toch in paniek, blijf er dan zelf rustig bij zodat je het dier weer onder controle krijgt.
De groepsleider geeft de laatste instructies voor een veilige wandeling. 11
6. Wat zegt het verkeersreglement?
Algemene beschouwing: Het is belangrijk te weten dat de wegcode geschreven is voor alle weggebruikers. Het verkeersreglement voorziet tevens in een aantal regels specifiek voor ruiters en menners in het verkeer. Maar bevat ook regels voor de andere weggebruikers ten opzichte van dieren, hier in het bijzonder paarden, die zich op de openbare weg bevinden. De andere weggebruikers, vooral de bestuurders van motorvoertuigen, moeten willen beseffen dat een paard ook eigen zintuigen, (zien en horen) heeft en zo op bepaalde verkeerssituaties gaat reageren (plots uitwijken, willen vluchten, steigeren... ) Claxonneren, te dicht rijden, met grote snelheid inhalen of kruisen is dus compleet uit den boze. Gewoon vertragen, voldoende zijdelingse afstand houden volstaan maar wanneer de dieren tekenen van angst vertonen, is de enige goede gedragshouding in het verkeer volledig te stoppen. Zonder deze regelgeving zou geen "ordelijk" verkeer mogelijk zijn, immers moeten we zelf vaststellen dat ondanks alle regels er dagelijks nog ongevallen gebeuren. Belangrijk is ook te weten dat absolute voorrang in de afwikkeling van het verkeer niet bestaat. Een regel stelt dat wanneer het verkeerslicht op rood staat men moet stoppen en wanneer het groen is dat men mag het kruispunt oprijden maar met de nodige voorzichtigheid. De verkeersregels zijn een middel om het verkeer te regelen.
12
7. De Verkeersregels: Koninklijk Besluit van 01.12.1975 1. Toepassingsgebied
Dit reglement geldt voor het verkeer op de openbare weg en het gebruik ervan, door voetgangers, voertuigen, trek-, last- of rijdieren en vee. Spoorvoertuigen die van de openbare weg gebruik maken, vallen niet onder toepassing van dit reglement. 2. Bepalingen
Pad: een smalle openbare weg die alleen het verkeer toelaat van voetgangers en voertuigen die geen bredere ruimte dan de voor voetgangers vereiste ruimte nodig hebben. Aardeweg: een openbare weg die breder is dan een pad en die niet voor het voertuigenverkeer in het algemeen is ingericht. De aardeweg verliest zijn hoedanigheid niet zo hij enkel bij zijn aansluiting met een andere openbare weg het uitzicht van een rijbaan heeft. Bebouwde kom: een gebied met bebouwing waarvan de invalswegen en de uitvalswegen worden aangeduid met onderstaande borden. De snelheid is er beperkt tot 50km/h.
13
Bestuurder: al wie een voertuig bestuurt of trek-, last-, en rijdieren of vee geleidt of bewaakt. Begeleider: de begeleider is de persoon die de bestuurder bijstaat in het besturen van een voertuig of het geleiden van dieren. Rijdier: elk dier en niet enkel het paard, waardoor de mens zich zou laten dragen. Aanhangwagen: elk voertuig dat bestemd is om door een ander te worden voortbewogen. 3. De bestuurders: Algemene gedragsregels voor de weggebruikers.
Onverminderd de naleving van de bepalingen in dit reglement mag de bestuurder kwetsbaardere verkeersdeelnemers niet in gevaar brengen. De weggebruikers moeten zich zo gedragen op de openbare weg dat ze geen hinder of gevaar veroorzaken voor de andere weggebruikers, hierin begrepen het personeel dat aan het werk is voor het onderhoud van de wegen en de uitrusting langs de weg, de diensten voor toezicht en de prioritaire voertuigen. Elke bestuurder moet vertragen wanneer hij trek-, last- en rijdieren of vee op de openbare weg nadert. Hij moet stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen.
De bestuurders van prioritaire voertuigen, schakelen best hun speciaal geluidstoestel (sirene) en bij duisternis de blauwe zwaailichten uit, bij het passeren, inhalen of kruisen, van paarden dit om de dieren geen angst aan te jagen waarop ze heftig zouden kunnen reageren en onbestuurbaar worden. Dit is een raadgeving. De bestuurder mag het voertuig dat hij bestuurt of de dieren die hij begeleidt of bewaakt niet verlaten zonder de nodige voorzorgen te hebben genomen om enig ongeval of enig misbruik door derden te voorkomen. Elk voertuig of elke sleep in beweging moet een bestuurder hebben. Dit geldt ook voor trek-, last- of rijdieren en het vee, afzonderlijk of in kudde. De bestuurder en de begeleiders moeten voortdurend in de nabijheid van de dieren blijven, ze kunnen in bedwang houden en kunnen beletten dat zij het verkeer belemmeren en ongevallen veroorzaken. Binnen de bebouwde kommen is het verboden de ingespannen of de bereden dieren te laten galopperen. De ruiters die de rijbaan volgen, mogen met tweeën naast elkaar rijden.
14
4. Leeftijd:
1 6 jaar voor bespannen voertuigen. 1 4 jaar voor de bestuurders van niet ingespannen trekdieren, van lastof rijdieren of van vee. 1 2 jaar voor de bestuurders van rijdieren, op voorwaarde dat zij begeleid worden door een ruiter die tenminste 21 jaar oud is. 5. Bekwaamheid, kennis, fysieke geschiktheid:
Elke bestuurder moet in staat zijn te sturen, en de vereiste lichaamsgeschiktheid en de nodige kennis en rijvaardigheid bezitten. Hij moet steeds in staat zijn alle nodige rijbewegingen uit te voeren en voortdurend zijn voertuig of zijn dieren goed in de hand te hebben. 6. Plaats van de bestuurders op de openbare weg:
De bestuurders van niet ingespannen trekdieren, van last- of rijdieren of van vee mogen, buiten de bebouwde kommen, de gelijkgrondse bermen volgen die rechts in hun richting liggen, op voorwaarde dat zij de andere weggebruikers niet in gevaar brengen. 7. Snelheidsgedrag:
Elke bestuurder moet zijn snelheid regelen zoals vereist wegens de aanwezigheid van andere weggebruikers, in 't bijzonder de meest kwetsbaren, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, haar belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat en de lading van zijn voertuig; zijn snelheid mag geen oorzaak zijn van ongevallen, noch het verkeer hinderen. De bestuurder moet in alle omstandigheden kunnen stoppen vóór een hindernis die kan worden voorzien. 8. Verlenen van voorrang:
Elke weggebruiker moet voorrang verlenen aan de spoorvoertuigen; daartoe moet hij zich zo snel mogelijk van de sporen verwijderen. De bestuurder moet voorrang verlenen aan iedere bestuurder die rijdt op de openbare weg of de rijbaan die hij oprijdt wanneer hij uit een aardeweg of een pad komt. Ook als de aardeweg bij zijn aansluiting met de openbare weg waarop hij uitkomt, het uitzicht heeft van een rijbaan blijft deze regel van toepassing.
15
9. Gebruik van de lichten: voertuigen en weggebruikers die de openbare weg volgen
Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 m, worden de hierna vermelde lichten gebruikt: gespannen, handkarren, niet-ingespannen trekdieren, last- of rijdieren en vee: vooraan, een wit of geel licht; achteraan, een rood licht. Die lichten mogen in ée ́n enkel toestel verenigd zijn dat links geplaatst of gedragen wordt, behalve in de volgende gevallen: indien het gespan een ander voertuig trekt; indien het vee een kudde van zes stuks of meer vormt. 10. Ruiters in groep Gedrag tegenover groepen ruiters:
Dit is slechts van toepassing op groepen van ten minste tien ruiters. De ruiters die in een groep van ten minste 1 0 rijden, mogen begeleid worden door een groepsleider die waakt over het goede verloop van de tocht. Deze groepsleider moet ten minste 21 jaar oud zijn en hij moet om de linkerarm een band dragen met, horizontaal, de nationale kleuren en in zwarte letters op de gele strook, het woord "groepsleider".
Op de kruispunten waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten, mag de groepsleider het verkeer op de dwarswegen stilleggen op de wijze bepaald in de wegcode terwijl de groep oversteekt. Om het verkeer stil te leggen, moeten de groepsleiders gebruik maken van een schijf waarop het verkeersbord C3 afgebeeld is en waarvan de karakteristieken bepaald worden door de Minister van Verkeerswezen. De diameter van de schijf moet minstens 0,1 5m zijn - het verkeersbord C3 moet aan beide zijden zichtbaar zijn en de schijf moet reflecteren of van verlichting zijn voorzien in de rode rand of hetzij van de twee middelen samen. Het is sterk aan te raden (niet verplicht) dat de groepsleiders ook een retro-reflecterend vestje, voorzien van reflecterende stroken, dragen. 16
De groepsleider gaat naar het midden van de dwarsrijbaan om het verkeer stil te leggen, zodat de wandelruiters veilig de rijbaan kunnen oprijden.
lesgever en leerling gaan op pad in het verkeer, tijdens de rit krijgt de leerling heel wat informatie op wat hij allemaal moet letten, tijdens de tocht. o.a. Selectief kijken en luisteren naar het omgevingsverkeer, er op anticiperen en zijn pony voorbereiden op wat op hen afkomt.
17
11.Rijdieren begeleiden bromfietsers:
aan
het
leizeel
door
fietsers
en
Het is de fietsers en bromfietsers verboden te rijden terwijl zij een dier aan het leizeel houden. 12. Gespannen aantal toegelaten dieren per gespan
In een gespan mogen niet meer dan vier dieren achter elkaar en niet meer dan drie naast elkaar lopen. Het leidsel of het tuig moet zodanig ingericht zijn dat de bestuurder het gespan steeds goed in de hand kan hebben en zijn voertuig veilig en juist kan mennen. Gespannen moeten vergezeld zijn van zoveel begeleiders als voor de veiligheid van het verkeer vereist is. Aan de bestuurder van het voertuig dient in ieder geval een begeleider te worden toegevoegd, zodra er meer dan vijf dieren ingespannen zijn. Wanneer een gespan een ander voertuig voortbeweegt en de sleep, zonder inbegrip van de dissel van het eerste voertuig, langer dan 1 6 m is, moet een begeleider het tweede voertuig vergezellen. 13. Gespannen lading
De breedte van de lading van een bespannen voertuig met alle uitstekende delen inbegrepen, mag maximum 2,55m bedragen. wanneer de lading bestaat uit graangewassen, vlas, stro, paarden- of veevoeder in bulk, met uitsluiting van de geperste balen, mag de breedte van het geladen voertuig 2,75m bedragen . Wanneer de lading is samengesteld zoals hierboven gezegd en vervoerd wordt hetzij binnen een straal van 25 km van de plaats van lading, hetzij binnen een zone van 25 km van de Belgische grens, mag de breedte van het geladen voertuig 3m bedragen. Wanneer de lading van een mallejan langer dan 1 2m is, moet een begeleider te voet achter de lading volgen. Mallejan: tweewielig voertuig, bestemd voor het vervoer van lange boomstammen die onder de as hangen.
18
14. Verkeersborden: Toegelaten wegen: aanwijzingsborden
Weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters. Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten.
Weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters. Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën ) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten. Op deze wegen is alleen het verkeer toegestaan van de categorieën van weggebruikers waarvan het symbool afgebeeld is op de verkeersborden die bij de toegang geplaatst zijn. Deze wegen mogen evenwel ook gevolgd worden door: - de prioritaire voertuigen, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt; - op basis van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen of zijn gemachtigde, onder de door hem vastgestelde voorwaarden; - de voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud van deze wegen; - de voertuigen van de aanwonenden en van hun leveranciers; - de voertuigen voor het wegruimen van vuilnis; de snelheid is er beperkt tot 30km/h;
De gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet hinderen. Zij moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen en ze mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren. Het spelen is toegestaan. Wanneer verkeersborden F99b en F1 01 b aangebracht zijn, moeten de gebruikers het deel van de weg volgen dat hun aangewezen is. Zij mogen evenwel het andere deel van de weg volgen op voorwaarde dat ze de doorgang vrij laten voor de gebruikers die er zich op regelmatige wijze op bevinden.
19
Landbouwwegen
Weg voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers en ruiters. Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten. Verkeer op wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers en ruiters. -Buiten de categorieën van weggebruikers waarvan het symbool is weergegeven op de verkeersborden die bij de toegang geplaatst zijn,mogen deze wegen slechts gevolgd worden door volgende categorieën van weggebruikers : - voertuigen van en naar de aanliggende percelen; - niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers; - voertuigen voor onderhoud, afvalophaling, toezicht, hulpverlening en prioritaire voertuigen ; de snelheid is er beperkt tot 30km/h;
Het begin van de wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers en ruiters, wordt aangeduid met het verkeersbord F99c en het einde met het verkeersbord F1 01 c. Voetgangers, fietsers en ruiters mogen de ganse breedte van de genoemde wegen gebruiken. Zij mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren. De gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet hinderen. Het gemotoriseerd verkeer, en in het bijzonder de landbouwvoertuigen, moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van voetgangers, fietsers en ruiters.
20
Bewegwijzering van ruiterroutes: de borden F34b1 en F34b2aanwijzingsborden
Bewegwijzeren aanbevolen gemeenschappelijke routes voor ruiters. Niet verplicht te volgen. Lopen over aangename, rustige paden, alsook plattelandswegen met weinig gemotoriseerd verkeer. 21
Verboden wegen: Aanwijzingsborden
F5en F7: Autosnelweg
verboden voor ruiters en menners
F9 en F11 : Autoweg verboden voor ruiters en menners
Toegelaten wegen: Verbodsbord C3 met onderbord
De opschriften « uitgezonderd
plaatselijk verkeer» of «plaatselijke
bediening»
duiden op een openbare weg die slechts toegankelijk is voor de voertuigen van de bewoners van die straat en van hun bezoekers, de voertuigen voor levering inbegrepen; ook voertuigen voor onderhoud en toezicht, wanneer de aard van hun opdracht dit rechtvaardigt, de prioritaire voertuigen en fietsers en ruiters, hebben er zonder uitzondering toegang. Ruiters mogen deze wegen altijd gebruiken. Gespannen blijven verboden. 22
Verplicht te volgen wegen: Gebodsborden
Verplichte weg voor ruiters. D1 3 Wanneer bij een openbare weg naast een rijbaan ook een weg is aangelegd voor ruiters voorzien van het bord D1 3 dan moeten ruiters dit weggedeelte volgen. Hetzelfde systeem als voor een verplicht te volgen fietspad door fietsers. Verboden wegen: Verbodsborden
C1 : éénrichtingsverkeer: verboden inrit voor alle bestuurders - ruiters en menners zijn ook bestuurders, ook wie een paard te voet aan de hand leidt blijft een bestuurder.
C3: Verboden toegang, in beide richtingen, voor ieder bestuurder.
C1 3: Verboden toegang voor bestuurders van gespannen.
C1 5: Verboden toegang voor ruiters. 23
15. Signaleren van de lading achteraan:
Als de voertuigen niet moeten verlicht zijn worden de ladingen die meer dan ée ́n meter buiten het achtereinde van het voertuig uitsteken, gesignaleerd door een vierkantig bord dat zo aan de grootste uitstek van de lading bevestigd wordt dat het zich bestendig in een vertikaal vlak loodrecht op het langsvlak door het midden van het voertuig bevindt. Dit bord heeft een zijde van 0,50m en is in afwisselende rode en witte strepen van ongeveer 0,075m breed geschilderd. Een diagonaallijn van het vierkant is rood. De rode strepen moeten voorzien zijn van retro-reflecterende produkten. Als de voertuigen moeten verlicht zijn worden de ladingen die meer dan één meter buiten het achtereinde van het voertuig uitsteken, gesignaleerd door het hiernaast beschreven bord, aangevuld met een naar achteren gericht rood licht, en een oranje reflector aan elke zijkant. Het hoogste punt van het lichtdoorlatende of -weerkaatsend gedeelte van de voor het signaleren van het achtereinde van een lading gebezigde middelen mag zich op niet meer dan 1 ,60m boven de grond bevinden. Het laagste punt ervan mag zich op niet minder dan 0,40m boven de grond bevinden.
Oefening verkeersgewenning - het paard vertrouwd maken met het omgevingsverkeer. Stal Fabien Nouwynck. 24
16. Gespannen reflectoren:
Bespannen voertuigen moeten altijd achteraan van twee rode reflectoren voorzien zijn. Deze reflectoren moeten een driehoekige vorm hebben, zij moeten vast aangebracht zijn en goedgekeurd zijn. Een der toppen van de driehoek moet naar boven gericht zijn, terwijl de tegenoverliggende zijde horizontaal ligt. Een of meer oranje reflectoren mogen op de zijkanten van het voertuig aangebracht worden. De reflectoren moeten zodanig geplaatst zijn dat geen enkel deel van het voertuig de doelmatigheid ervan vermindert. Zij moeten altijd duidelijk zichtbaar zijn en goed uitkomen. Het hoogste punt van het lichtweerkaatsend gedeelte van de reflectoren mag zich op niet meer dan 1 ,20 m boven de grond en het laagste punt op niet minder dan 0,40m boven de grond bevinden als het voertuig ledig is. De twee rode reflectoren achteraan moeten symmetrisch ten opzichte van de lengteas van het voertuig en in eenzelfde vlak, loodrecht op die lengteas aangebracht zijn. De buitenrand van het lichtweerkaatsend gedeelte van de reflectoren achteraan moet zich zo dicht mogelijk bij de buitenomtrek van het voertuig en, in ieder geval, op ten hoogste 0,40m hiervan bevinden. 17. Gespannen remmen:
Bespannen voertuigen moeten voorzien zijn van een voldoende doelmatige reminrichting. Deze bepaling geldt niet voor tweewielige bespannen voertuigen waarvan het gewicht in beladen toestand niet meer dan 1 000kg bedraagt en waarvan de bespanning zodanig is dat het voertuig terzelfder tijd als het trekdier stilhoudt.
25
8. Aanbiedingen:
– Bestellen van brochures: 'Er staat een Paard in de Weg....' – Workshops voor gezinnen met jonge kinderen: opvoeden tot een intrinsiek verkeersveilig gedrag. Hoe doet je dat? – Workshops voor nieuwe jonge autobestuurders: omgaan met snelheid – wanneer rijd ik verkeersveilig? – Voordrachten rond Mobiliteit en Verkeersveiligheid voor tal van doelgroepen: - Amazones, ruiters en menners - Fietsers in groep, de vroegere benaming: wielertoeristen - Landbouwers - Senioren - Jeugdbewegingen - Scholen – Organiseren van opleidingen voor: - Groepsleiders voor groepen ruiters - Groepsleiders voor groepen fietsers - Signaalgevers - Wegkapiteins Contactadres: Paul Vandendriessche 057/401012
0497/759016
[email protected]
26
9. Slot:
Met medewerking van: - Stal Vandendriessche Sint Maria-Lierde . Eventingruiter. Africhten en corrigeren van paarden. Privaat- en groepslessen. - Manège Vleterranch Internationaal transport van sport- en wedstrijdpaarden . - Nele's ponyclub. Leren paardrijden. - Huifkartoerisme Schraevenacker Oostvleteren . - Huifkartoerisme 't Vleterhof Oostvleteren . - Stal Fabien Nouwynck Poperinge - Verkeersgewenning. - Ruiterschool Rodeberg Heuvelland.
De inhoud is louter informatief. Voor het beslechten van geschillen moet men zich richten op de wetten, koninklijke en ministeriële besluiten uit het Belgisch Staatsblad. Opgemaakt 02-1 2-201 5
27
Smalle brug: menner vergewis je van de breedte van je gepan: uitstekende delen, spatborden, spiegels, opstappen meegerekend.
Bestuurders van motorvoertuigen: de snelheid is hier beperkt tot 30km/h. 28