LI
M
i i
d 'iri"^?,!)-
^'y^ M Kx ^?
{
V\
Ulv'
•jd:[cmt^ enZje:dje:jk:x7jfjdiqje
IMNEEEELBEM E N
BESPIEGELINGEN,
VERKLAARING DER
TYTELPRENTE. Waarheid,
'e
op een Koets van TFolken daalt. de Poëzy beftraalt.
die hier
door een heldren glans
En,
Poogt door den Spiegel ^
Van
Lichaa;n toont
't
Van
't
die
de fchoonhecn en de vlekken
haar d'aart van
Ziitnebeeld, waarin de
En
haatlyke
Als
in een'
De
,
y
Ondeugd,
Spiegel
,
'c
te
ontdekken,.
in al haar licht,
vertreeden van haar pügt.
wordt gezien door kundige oogen.
PoëzY,
fchoone
in
Zinnebeeld
't
Deugd,
wier afkomst en vermogen
Verbeeld wordt , door haar Kroon en flarveryk Gewaad, Gelyk haar Zangkunst door de Lier, die by haar flaat.
Vat 't
ftraks
de Dlchtpen,
om, door
Opmerkzaam oor en oog
Daar
En
leert
ons
te ftreelen
Zede kunde,
haar hand den toom en
in
't
een Maagd,
paslood draagt,
woest gemoed beteugelt door de Reden
't 't
en
te ftichten
ze aangefpoord wordt door de
Die, wyl zy Toont dat ze
nucte Kunsttafreelen
juiste
fpoor der waare
Deugd
betreeden.
Godvrugt,
op wier hoofd een heilvlam blaakt, De houding zien, hoe zeer haar dit vermaakt. haar Doet door En wyst ons., door den Hoorn dés Overvloeds, wat zegen. zuivre
Wat
vrugt in
't
Zededicht voor andren
Terwyl de nyvre
Jeugd
is
gelegen
de Boeken faam vergaart
Van Dichtren, ia de Kunst der Beeldenfpraak vermaard. En zespaar Beelden in het Lystwerk opgehangen ,
Een
deel vertoonen
vaa den inhoud deezer Zangen. J' P. B^
niCJBCT- ENZEIJDEJ^TrWJDIGJB
INMEEEELBEN E N
BESPIEGELINGEN DOOR J.
BROECKHOFF.
P.
Verfiert
met Een-en-Vyfcig
Te By
Koperen Plaaten.
AMSTERDAM,
PIETER JAN ENTROP, van de
Heerengragc en
'c
Boekverkooper op de Hoek Konings Plyn. 1770.
DOMINUM
AD
JOANNEM PETRUM BROECHOFIUM,
POÊTAM NULLI
S
E C U N D U M,
NEC NON AMICUM OMNI VENERATIONE ET AMORE PROSEQUENDUM; QUUM SUA
VAPxII AR.GUMENTI CEDROQUE DIGNISSIMA EMBLEMATA PUBLICAE LUCI EXPÜNERET.
I.
empore fat longo Ttia n:s dhitia Pcëfis Stifpenfc: tenuii
Bis duodena,
fere
,
cui tribuamus opus.
fel nohis ftgna peregit
Carvnnis ignotus fons Font &' origo
Et quorum
laier.t
&
illos ,
Origo manet.
quos diva Thalia^
Tscuin pe&ora junxit amor.
En Tua T: tandem
Emblemata produnt
nobis
Au£tor:m, Aonii gloria rara cbori! *
4
Car*
Carmen
honoris habe
,
mea
qtiod Tibi barbitos offert
.
Sinceriqus fïmiil carmen amoris habe'.
Ingenimi ven^eque decus Tiia carmina pandunt , t
.
&
Manat
a
vivo tnelkus ore lepos.
Prima Poëtarwn
Nam
pricfens
dehetur latirea fronti
vot'is
,
paret Apollo Tuis.
Gratulor has animi dotes
,
Clarisfime Vatesl
Gratulor hac calami fltimina larga Tui!
O
Laribus patrlis confedimus una,
qitoties
Intenti Studiis
O
qiwties
y
fumtis
Cum
Pieriduiiique facris !
Tm
Facimde !
Biim Tua
Nee
,
pfallebat
obliti:,
carmina facra
chelys
Tibi nos debere fatemtir
leger es nobis
Et veterwn ncHs
dependimtis ore,
,
qtiie
volvens
meditata Tibi;
monumenta Virorum
Attraheres variis pe&ora nestra modis.
Dignus
es ,
Dignus
ad es
a
coelitm
fem
mstra
qiii
lande feraris
;
posteritate legt.
Jst
j^st
Heu
Non
moduJamen avena ^
ego duin conor teuui
ad cantus arida vena Tuos
tacet
content a
Evolat
Tua
est
,
est
patria Polyhymnia [ede
Phoebo jtidice misfa foras.
Tua fama per ora
Sic etiam volitat grandis
Belgarum
Hoc
fcio
,
,
Iceta
,
Batavis Tu quoque notus
eris.
Tuos gens ista loqiietur honores.
Debetur meritis laurea namque Tuis; flexanimosque leget cantus
&
verba falutis
Cordibus athereis turha facrata Deo.
En
age
!
fi cupias
Emblemata ,
Belgice Lector
Justis heic mimeris talia multa leges.
Heic nihil antiqtium
;
nova funt
,
noviterque reperta
Omnia.) qua prafens hoc referabit opus.
En
Tihi thefaunim
Scrinia
,
^
cujus fi
arcana recludas
non vana le&io friigis
erit.
Exoptata diu cernis meditamina tandem, Oiue fugienda docent
,
quce facienda monent.
Car-
Carmina casta
Nam
vides, casto
o
Le&or ! placeat
Vena pudica Singula
,
qitis
Tibi
Et
Tibi casia Pcëfïs.
carmina cas.a
dubitat
,
dedit.
placitt:ra Er.ill;mata CJi'Bis
Qul mandata Bei mente Pergiio,
eerde vclarunt
Mufts carmina casta placent.
castis
Ergo adesy
qua
BroECHOFi!
repost a tenefit?
ft miles
bis edere
chartas
,
Tuiis in terris fine carehii hon:r.
Niimen adorandum Tibi deinum pramia donet
Pramia, qua
Fama
decusqne
nullo funt peritura die.
Tmim
pos: uliima fanera vivent
Seraque posteritas hac Tua fcripta
leget.
Sic vovens cecinic
PHILIPPUS HENRICUS OTTERBEINIUS, S. S. Tbeol. Cultor
& Schol. Embricenjitim Reiïor.
VOORREDEN. ^'^'^'k"^ erfcheiden Fermaarde Mannen behben op
X ^
X \
'TT'
^" "Myze, der
en met -jerfcheiden oogmerk
Beeldenspr.\AK, of
NEBEELDEN
,
verfcheidcn tyd
den oorfprong
het eerjïe gebruik der
ZlN^
Aloudheid opgedoken. Onder de«^"i•^•<$>^•^ zelve ^ meen ik, dat zy niet mist aften, die vaflflellen, dat bet gebruik van deeze Kunfluefening by den Egiptenaaren voel voornamelyk heeft plaats gehad, dog dat men haare geboorte niet by deeze Volkeren dit gevoelen,
,
zen ;
maar
,
dat de Chaldeemven
Oudheid overtrejfen, ten
niet in
Zy ,
in vroegren tyd zoeken moet,
bevoyzen niet alléén,
Egiptenaaren , zo ren
tut de
,
ininflen evenaa-
reeds gevjoon zyn geweefi door
ZINNEBEELDEN
maar
fchoon
zy voegen daarhy
dat
,
,
men
die
die den.
,
te
ondervoy-
ook de Egiptifche
Priefieren de uitvinding hunner Beeldfpraakige Letteren of Tekens niet be-ii-yjl , dat het gebruik der ZINNEBEELtoeërkent , dit
mg
DEN
door hun uitgevonden
door den mserverlichten
is
',
MoZES
vermits de Goddelyke Gefchiedeniffe, befchreven , leert, dat de bron der
Zinnebeeldige Geleerdheid reeds in de leere der Aartsvaderen te vinden is, en dat van daar baare luateren tot andere Volkeren zyn voortgevloeid. Ja ! zy gaan nog verder , en klimmen zelfs op toS bet aanbiddelyk Opperv:ezen , dat genoegzaam in de eerfte ontdekking, die het van den 'xeg des beils aan het afgevallen Menfcbdom gedaan beeft, zig van Zinnebeeldige Spreekvjyzen bediende. Het is viyn oogmerk niet , om bet een en V ander nit de heilige Gedenkfchrifi en te bevjyzen. Alléén merk ik hierby aan, dat, gelyk dus de oorfprong der
ven ook
tot
God gebragt
,
ZINNEBEELDEN dat
is
uit
God
ter verbeerlyking
is ,
zy dierbal'
van zynen
Naam,
vioefen aangewend worden.
Behoorde in
Dichter,
't
gemeen
de Poëzy
,
,
naar bet zeggen van een voornamen van farren , om haaren
gedoft in een kleed
hemelfcben oorfprong, en met lauweren om den fchedel,
* o 3
om baare *»-
•VOORREDEN. mflerflykbeid te verbeelden^ geen ander doekvlt te hebben, dan God maaken ; ik meen dat vooral dit gedeelte dier edele Kunfi-
groot te
oefeningf tot zulk een betaamelyk eifule moet gebruikt worden; vooral zeg ik, om dat, -juanneer men 23'nd? Zinnebkelden^«« een ydele
IFa^rcld -xydt nezu'ig,
f
maar
men zeer
niet alléén bet oor door een dartel
ligt
ook het oog door een ergerend gezigt mishaagen of
verleiden zal.
Dat
de
Zinnebeelden mede
pichten en vermaaken
aaw'etoond. ,,
,,
„
„ Met wat
,
is
onder die werken behooren die Ie
reeds
van uitmuntende Verft anden
eene vermogende kraibt (zegt zeker Schry-
ver^ wordt onze pligt niet op ons harte gedrukt, wanneer redelooze dieren , ja ! levenlooze dingen en ftomme beelden zelfs ons keren, welke Deugden wy moeten najaagen, en welke Ondeiig-
den fcbuwen! Leerzaams Zinnebeelden zyn Qiaar V oordeel van den Zededichter K. Bruin} heldere Spiegels , daar yder zyn pligt in befchouwen kan , dierbaare vrugten vol geeft elyk voedfel , en koftelyke En wie zal een oogenblik aan Paarlen , die 't gemoed verfieren. ,,
de Nuttigheid der Zinnebeelden twyfelen, die, met fchuldige hoogachting de heilige Schriften inziende, bevindt, dat de gewyde Schryvers zig daar van telkens ter leeringe , overtuiginge fiijcre en vertrooftinge van Stervelingen bedienen. JSiet alléén ontmoeten ^vy die
vooral in die Boeken
,
die
in het
op een
Oude Verbond
,
beftraf-
,
daar ze
dichtkundigen trant gefchreven
zyn , als Davids Goddelyke Harpzangen , Salomons gecftryke Spreuken , bet Lied der Liederen , dat geheel Zinnebeeldig is , de Gefcbiedenijfe van JOBS Lydzaambeid , en anderen meeft voorkomen:
maar
ook ontdekken
wy
die in
V Nieuwe Verbond, daar
de
Op-
ptrfte IVysbeid zelve, de gezegende Heiland, boven allen 'er in uitmunt , en 'er , op eene onnavolglyke wyze , in zyne Goddelyke
I^eeringen
ze
van gebruik maakt.
Te recht zingt dierbalven de braa-
Dichter H. ScHiM:
De
VOORREDEN. De
Zienders Gods, de heilige Profeeten,
Verfierden zelfs met beeldenfpraak
De Wysheid Gods, van niemand Scheen mede om dees verniste
Gods
biden.
af te meeten. taal
begaan:
Zy zendt ons fchool by mieren , duiven , flangen En fcherpt ons in voorzichtigheid en vlyt. En la&t alzins een heilig loofwerit hangen Van Letteren
,
Gods
V'redekerk gewyd.
Geen wonder dierhahen , dat wakkere Dichters in deeze en vooEeuwen^ naar V voorbeeld z-an Grieken en Romeinen ^ hunne gaaven tot het ontvoerpen van leerzaams en fïichtelyke Zinnebeelden aangewend l?ebben. De Geleerde Beza, die groote Kerkhervormer ^ deelde zyne Tyd- en Landgenooten een Vierenveertigtal van dezelven mede , die hy , nevens zyne IVaare Afbeelding der Doorluchtige Mannen^ aan Jako&us den VI. Koning van Schotland^ (jtaderhand Koning van Grootbrittanie , onder den naam van Jakobus den I.) opdroeg. Onder de Nederlanders muntte daar al vroeg in uit Hollands groote Raadpenjionaris ^ de Vermaarde Jakob Kats, en de Zedeprinten van den beroemden Konstantyn Huigens , mogen ook onder de Zinnebeeldige Werken geteld worden ; insgelyks zeil men , wat het Zinnebeeldige betreft , hierby konnen voegen de Minne-Zinnebeelden van den grooten P. C. Hooft. De Dichter KorNELIS Zweerts gaf in het begin van deeze Eeuw zyn Tarige
van Deugden en Ondeugden, zyn Zede- en Zinnebeelden over Koning Davids Harpzangen, en anderen^ in het licht
fereel
en de berymde Tafercelen van P. taf) zyn kort daar
den ,
na
Vlaming ,
gevolgd'^ ik
door den bovengemelden
zwyg
(Jchoon weinig in
thans van de
K. Bruin
,
vaii
ge
Zinnebeel-
de Zinnebeelden
der Tonge, door M^. Brouerius van Nidek gefchreven, en van anderen nog mogten vervaardigd zyn. Zeeus , ScHiM en DE Bosch , Mannen door het uitgeeven van hun vsortreflyke Dichtdie
puk'
VOORREDEN. Nederland vermaard, hebben in laatren tyd den Liefhebberen van diergelyke Kunfl oefeningen , eenen onivaardeerbaaren fchat van dezelve medegedeeld. Men verdenke nty dierhalven niet , dat ik , hoewel met ongelyke fchreden in het fpoor dier voortreflyke Voorgangeren flappende , myne vnnbckivaame Dichtkunde ook beproefd hcb^ door eenige ondcriverpeti op zulk eenc wyze te behandelen. Het zal mogelyk aan veelen vreemd en te veel gewaagd fchynen , dat een , die niet alleen in Nederland nog geboren nog opgevoed is ,
pukken
maar
in
ook buiten hetzelve de plaatze zyuer IVooninge heeft
derwindt in Neêrlandfch Dicht niet
fchryven
,
vooral
,
zig on-
daar Nederland-
aanmerking neemende de Kiesheid onzer zonder fchrocmi hunne ÏVerken in V licht geeven.
fche Dichter en
Eeuwe ,
te
zelf ,
in
Verwacht niet dat ik deeze bedenking, als geheel ongegrond, verwerpen zal; neenl het is ""er zo verre van daan, dat zy zelfs de oorzaak is geweeft , waarom ik zo dikwils aarzelde , eer ik tot het Menig' hef uit kon komen van mynen arbeid het licht te doen zien. viaal dacht ik dan by bet befchouwen van myn Kunfgebrek
Had myne Morgenjeugd
het
onderwys genoten
Van Nierlands Dichtren, die, in taal en zang vermaard, Hun Kunsttrezooren voor den voedfierling ontiloten Misfchicn was dan
myn Werk
Het fcheen my dierhalven
der Braaven achting waard.
vermetel toe
te
,
dat ik
,
wyl de
eêlfte
Kunftbloemen zo weelig in Batoos vryen Tuin bloeiden, met uitheem" fchen van minder geur en kleur zou te voorfchyn komen. Het vonnis dat de Lecurik over het zingen der beide Zwaluwen flreek , in de volgccjïige Fabel van den alomberoemden
van zulk ecne onderneeming Wanneer men 't Dan kan
GellerT,
fchrikte
af.
Veldlied hoort der fchelle Nachtegaaien, het
uw
geen" prys behaalen.
my
VOORREDEN. In •weetwil van
dit
alles,
deeze viyne Leitervrugten te
,
maar
,
hebbe ik het mgtans gev:casd ,
geen vniglen van
eer.e
aankomende
cm
Ler,-
U, Dlchtlievende LeeLeven klom tot zulk eene hoogte, dat het iets van myne Dichtlievende Vitfpanmns^e:i
eér van eenen naderenden Herffï
zer ! aantebieden.
Myn
tny dacht,
zo
vïilde in de
TVaereld door den
ik
ooit
Druk
doen verfchynen
,
de tyd daar
nu geboren was. Ik zal onder de reden , die viy Uitgaave he'-jjogen hebben, niet hybrengen dat Mannen, toe
tot
deeze
in Taai-
en Bichtknnft beroemd, genoegen vindende in viyne Poëzy, my daar aangefpoord hebben, vermits , ixianmer ik zulke drangreden b<}
toe
anderen vond,
my
die zo
weinig voldoende, als vry van eigen lof,
voorkvjanien.
Dit Menf;h
blyft ,
inmiddels eene ontegenfpreeklyke
voelk een oord de
Hemel
waarheid
,
dat
yder
ook tot zyne geboorte- en woon-
dat hy van den Vrymagtigcn , dan groot of kleen , ontfangen heeft, verpligt is aanteleggen ter verheerlyking van zynen Goddelyken IVeldoener , en ten nutte van zynen Naaflen; en voor zo verre dit het doelwit myner tegenvjoordige onderneeminge is , zal dezelve ten vün-
plaats gefchikt
Uitdeeler zyner
heeft
,
gaaven,
het Talent
het zy
flen by Dicht- en Dettgdlievenden
gerechtvaardigd worden. welk een gering denkbeeld ik van Ik durf my ook vleien , , myne bekwaamheid in de Dichtkunfl mag vormen, de Kiinflkenneren echter nog wel iets in deeze Bladeren vinden zullen , dat hun vlet geheel onaangenaam voorkomen zal. Dit altoos vertrouwe ik^ ,
dat
Deugd hier voor waare Deugdbetrachters bekoorelyk en voormaar de Ondeugd voor fnoode Zondaaren verfocielyk en fchadelyk afgemaaid is , op dat Vr zo wel de laateen als de eerdat de
deelig
,
ften een wezenlyk nut uit kunnen trekken.
Hier zoude ik nu deeze Foor reden kunnen (luiten , indien ik no' niet iets zo wel van deeze Dicht- EN Zedekundige Zinne-
beelden EN Bespiegelingen
zelve
,
als
van haa're tegenwoor-
dige Uitgaave, te zeggen bad.
Het
VOORREDEN. aan z-eelen bekend ^ dat deeze Zinnebeelden en Bespiegelingen niet te gelyk , viaar by /lukken zyn uitgekomen , Het
is
hieruit
doeld
(by
is
dat in eenigea van dezelve op zekere tyden ge"vjaarin zy in de ïVasreld verfchenen ~yn: zo ixiordt
ontfiaan
"vijordt
,
,
voorbeeld'^ in de
BESPIEGELINGEN
en over de BoctV^aardighcid
,
ovo- het
Gebed,
bladz. 33.
bladz. 233. van den Nederlandfchen
Boec- en Bededag , zo ook in de Bespiegelingen over de Dankbaarheid, bUulz. 193. en over den Vrede, bladz. io\. van het einde en hec begin des Jaars , gefproken , vermits deeze (lukken op of omtrent ziiik eene plegtige gelegenheid
,
//;
het
licht
traden.
In den aanvang deezer Bespiegelingen liet ik dezelve op ééneren ik zoude daar mede ten einde toe lei Dichtmaat voortrollen , eenigen myner Vrienden my vertoond niet vervolgd hebben , indien
hadden
,
dat het meer voldoen zou
,
indien ik daarin eene veran-
Ik heb vervolgens daaromtrent niet alléén aan de dering maakte. begeerte van deezen voldaan , maar ook te gelyk aan anderen trachten genoegen te gceven^ die oordeelden, dat men de Onderiverpen die tegen eikanderen overflaan
ep dat
,
,
op eikanderen moeft laaten volgen
door het groot onderfcheid tujjchen die beiden
,
,
aanftonds
de heerlykheid der Deugd, en afgryslykheid der Ondeugd, te klaaVan achteren heb ik van deeze rer elk in de oogen mogt vallen.
verandering zo voeinig berouw gehad, dat ik integendeel wel ivenschte dat zulks van den beginne reeds gefchied was.
De
Beelteniflen
,
die
dit
IVerk verfieren
,
en de voorgeflelde
Groot Deugd, Ondeugd enz. afbeelden , Natuur- en Zedekundig Waereldtoneel of Woordenboek van Egiptifche , Griekfche en Romeinfche Zinnebeelden , door Cezar Ripa , Zaratino , Kastellini enz. en in zuiver Nederduitfch overgefchreven door den uitmuntenden Dichter H. K. Poot, echter zo, dat ik hier, vooral in de laatfte Bespiegelingen 5 niet altoos het voorz. Werk ftiptelyk gevolgd, zyn meeft ontleend uit het
heby
VOORREDE
].
heb, maar daar nu en dan zo ver ben afgegaan, ah
ik meende Deeze afwyking beeft voor7iaamelyk plaats gehad, wanneer het Beeld iets van den Heidenfcheu Godsdienfl ontleende, dat met den Kriffelyken niet ivel overeen ts brengen was , en het zou my zelfs niet onaangenaam zyn geweefl , indien zulks overal was in acht genomen. Het kon naauwlyks anders weezen , of men moef in zulk een ge^ tal van Tafereelen ook Onderwerpen aantreff'cn , die reeds door het Dichtpenfeel van vermaarde Dichtkundigen gefchilderd zyn. Anderen
dat het Onderwerp
,
dat ik bezingen viilde
,
vcreijchte.
hebhen zulks reeds in diergelyke gevallen voor tny ondervonden.
Ik
aan met den geroeniden en van niy zeer geach' ten Heere B. de Bosch „ Dat dezelfde Stofen wel eens op eene „ andere wyze konden behandeld , en die daar door eene niewwe „ fraaiheid bygezet worden ; vafjlellende-, dat dezelven , door haa„ re rykheid, zelden zo zyn afgezongen, of daar -is voor anderen
merk
hier by alleen
:
„
nog
xvel eene naleezinge overgebleven."
wyze, de Sikkel
Ik heb echter nooit
,
op
myner
voortref-
lykc Voorgangeren geflaagen: fchoon ik niet ontkennen wil,
dat, ly
eene verbodene
in den vollen Oogfi
hunner vrugtdraagende Velden, my miffchien een enkel airtje of halm, als aan de hand is blyven hangen, Qhet geen het doorwandelen
ook volgens de wetten gcoorlofd
is
,}
waarvan
ik hier (^alhoewel on'
van eigene vrugten , gebruik kan gemaakt hebben. Het fmart my waarlyk , dat deeze myn Eerjïeling niet wet min^ der Drukfeilen in het licht treedt. Indien myne Woonplaats niet zo verre van de Drukpers afgefcheidm was geweeft , zeker zoude ik meer tyd en vlyt hebben kunnen aanwenden , om alles naauwkeurig weetend^
na
als
Laat
te zien.
viy die
U eenige
van befcheiden Leezers ook
dertujfchen
kend,
dit by
,
verfchoonityge vinden
belooven.
,
en ik durf
Alle feilen hebbe ik on*
my eenigzins doenelyk vjas , opgezogt , aangeteWerk met haare verbeteringen aangewezen i za myne oogen omflipt viogten zyn , ik vertrouw dat
zo veel
m achter dit
*er echter eenige
Kitnêgen
4ic onder
't
kezen zelf zullen verbeteren,
Jk had ook wel
VOORREDEN. ge-vuenfcht
dat
,
,
onder het Drukken , ivat meer acht op het zetten'
der zinfnydende tekenen gegeven ivas. gen , dat ik oordeelde dat de Letter Z
ge der beide groote Taaikenners geluid geeft
,
Behahen ,
die
,
MoONEN
,
dit
moet ik nog zeg-
volgens de aamiierkin-
en
Nyloc
een zacht
,
het weeft vwcfl voor een zeifklinker gebruikt "joorden
,
vermits zy geen medeklinker meer dan de \V achter zig duldt: uie dien hoofde fchreef ik
fchepzel
blikzem en fchynzel,
voedzel
,
maar daarna
,
7,weemzel
begrypende
dat
^
, ^
dekzel in deeze
en diergelyke vcoorden , de j'cberpe klank van de f moet geboord ivorden, heb ik dit veranderd en daarna fchepfel, voeclfel enz. gefchreven; te meer ^ zvyl ik zie dat de meefle Taalkundigen , ?ny hier Zo hebbe ik ook eerfl het ivoord thans met een h gein voorgaan. fpeld, maar oordcelende dat men deeze Letter y als overtollige kon
nalaaten
,
fchreef ik in
'/
vervolg tans.
Ik meen red4n gehad te hebben ^ zvaarom ik deeze BESPIEGELINGEN tot hier toe , zonder myn Naam daar voor uit te drukken , in '
de JVaercld gezonden heb , en ik kan nog niet zien ter doe , vermits ik tans , op raad myner Vrienden
, ,
dat ik nu bc' dien
aan
het
Werk plaatze. Indien ik befpeur dat deeze myne ZINNEBEELDEN EN Bespiegelingen in Nederland gunftig ivordcn opgenomen e zal my zulks kunnen aanzetten ^ om andere f ukken ^ die reeds by my aangevangen zyn, te voltooien., en in '/ licht te geeven. Ik ben niet ongevoelig genoeg , om niets aangenaams te ondervinden , -wanneer ik verneemen mag , dat Dichtkimdigcn myn arbeid met Maar niemand achte my ook zo verwaand , dat genoegen leezcn.. hoofd van dit
van dezelven zou vcraakcn , vermits ik momeer dan anderen de onvolmaaktheden van myn JVcrk zie. Poogt iematid uit eene onedele fmaadzugt ook het goede , dat daarin
ik de billike berispingen
gelyk
gevonden ivordt
,
te
beknibbelen
,
hy zal zigzelven het meefe nadeel
maar my in myne ruft weinig ftooren. my echter meer vermaaken , dan wanneer myn Leezer myne Zangen , ter betrachtinge van waar e Deugd en ongc-
toebrengen
,
Niets zal door
veim-
VOORREDEN. Godzaüghcid , opgewekt , en aldus de Mlerhoogjïe luyn IVtrk ^ mg mag verbeerlyh v:orden. van middel veins.'fd
door
,
Indien dog zulk een einde , d^n redelyke Scbepfelen , en vooral den Kripenen zo betaamelyk en nodig , niet in de oefening der
Dichtkunde bedoeld , maar die hemelfche gaavs veel meer tot oneer e van haareii Godddyken Geever, en ter voedinge van JVaereld.
zo blyft de Dichter,
fcbe Ydelheid befleed 'ivordt ,
hy al den lof^
hem van anderen mogt gegeeven ivorden , verachtelyk in de oogen van God , een fchadelyk Lid der menfchelyke Métatfcbappy ,
die
tn ongelukkig voor zigzelven^
'c
Past een Kristen
werk
dat zyn
,
Overal het echte merk
Van een iSlist
Kristen
Icar^
zyn Kunst
vertoonen
die
Hoofdlieraad
Poogt zyn Dicht de Deugd Screkt, fchoon
't
Dan Zie daar Leezer ! moeten berichten.
En
als
en
de Lauwren kroonen,
^
bet Krlstendom tot fmaad.
dit is het dat ik nodig oordeelde
u vooraf
't
^
te
terivyi
met de volgende Dichtregels Jluite:
Stap nu rayn Dichtzaal aart
hoonen
-Gebruik mynen arbeid ten uv:en nutte
ik deezen Voorreden
Den
hem
te
in
lot der
de blanke
,
en
zie
op
haai'
Tafreelen
Deugd en Ondeugd afgemaaid,
Deugd by u den
prys behaalt,
Laat dan haar fchoon zo \ oog, én oor, en harte ftreelen,
Dat
haar bevallig Beeld in
uwen wandel
•* 3
flraalt.
Zie
VOORREDEN, Zie de Ondeugd , maar verfoei haar haateJyke trekken
Op Zo
dat haar Beeltenis nooit in
ral
myn Poëzy me een
Zo mag
Wat
ftil
uw
daaden fchyn';
genoegen wekken
ze God' ter eere en u ten nutte ftrekken
loon kan grooter voor een' Kristen Dichter zyn
*
O
P
o
D E
P
DICHTKUNDIGE BESPIEGELINGEN, VAN DEN HEER
JOHAN PIETER BROECKHOFF. V
erbloemde Wysheid blonk op Memfïs kerkpilaaren
In de oude beeldcfpraak, ten fpiegel voor
En
op
bied
leeringrykft''
't
Die
vast
Dus
voert ge, ó
,
door
't
De Deugden Ook Of
legt
doet
BROECKiioFFf by
gy,
fier
dit flangezaad
Uw
!
dat heilig loof,
Vaar rustig voort
.'
't
't
uwer fnaaren.
oog van Nederland
Bataaffche Zangchoor wy'
uw
by
't
fchoone Poëzy juichend zegevieren.
vermaak en
zielbefpiegeling ftrekk'
Zo moete u
het roeren
befchaarad ten afgrond vaaren.
blinkenden lauwrier
Haar past
't
licht blyft (laaren.
van moed, gedrochten aan den band,-
Geluk , ó Letterheid
Den
voor
,
verfland.
de Dichtkunst nog de hand
waar geloof, op hooger
bly ten rei
't
's
(licht
ons meer en meer
Hoogden Naam
t
ter eer' 1
Geestendora met hemelpalmen fleren.
BLRNARDUS DE BOSCH. O
P
o
P
D E
DIGT KUNDIGE ZINNEBEELDEN en BESPIEGELINGEN, VAN DEN HEERE
JOHAN PIETER BROECKHOFF. Quis
iLJegENTROp! Wie Waarom by
hy, die
is
Wierd
Naam
Werk
ons biedt?
aan den
,
in top
'c
verfchiet?
verheven
zyn Wetenfchap en Vlyt
aan het Nageflagt gewyd.
fprak ik
Of Was
die
zulk een Vrugt gefcholen in
Verdiende dat zyn
Zo
ons, door lust gedreven
Kunst , door hem
De
fjobis bicc otia fech.
,
toen ik nog moest raaden
deeze Zede Poëzy
Rhyn
geteeld
,
of aan het kunstryk
Y
Vermits door de afgedrukte Bladen
Des Digters
eedle Kunst , die oor en harten trekt
Blaar noit zyn
Naam my
wierd ontdekt.
Nu is dat groot geheim omfloten Nu is onzeker gisfen uit, Broeckhoff, die ons ftreelt met 't
't
Is
't
't
Is
een van
hy, aan wien
Is
Die
my
zulk een Kunstgeluid,
myne Digtgenooten
ik
ben door Vriendfchapsband verpligt,
veel Jaar heeft voorgeligt.
Hier kan elk zyn verpligting leeren
Hier opent zig een
Die Zinnebeeldig
Men En
't
letterfchat,
merg der Zeden zaamenvat
vindt de
Deugd
de Ondeugd met haar
hier triumfeeren
ftoet gefchilderd en
Met verwen door
gewraakt
zyn' geest volmaakt.
Hier bloeien Kunst en Wetenfchappen Geleerdheid wordt
De
'er
aangekweekt.
Letteroefiiingy die door zweet en arbeid breekt.
En Maar
klimt langs moeielyke trappen
teffens
door haar vlyt veel nut en lof behaalt,
Zien
Den
wy
-,
het eerst ons afgemaaid.
Oorlog, d'ondergang der Staaten,
Die Frede, Kunst, en Boumans zweet,
De Koopmanfchap Een Zie
'k
vernielt, van geen ontfermen
weet.
wis verderf der Onderzaaten
met de Dwinglandy , Lui- en SchynheUigheid Elk naar zyn
aart ons uitgebreid.
De
De Haat , door 'c De Gierigheid, De
aan
Lastering, van Godt en
Goud
't
branden
't
geboeid,
vroom gemoed
't
verfoeid,
Maatigheidj de fteun der Landen,
De En
Helfche vuur aan
waare Godsdienst
die voor
,
't
heil der
Volkren waakt
Zyn of geprezen , of gewraakt.
Het
Htiivlyk.
't
geen
Heelal moet fchraagen,
't
Vindt ik Digtkundig afgebeeld daar het zig door
Zyn Last wordt,
Hoe zwaar ook
De
Vrlendfchap ,
anders
,
Eendragt
ligt te
vindt geftreeld,
dragen
levens zout, die harten zaamen knoopt.
's
Heeft nimmer ramp nog tyd gefloopt.
De
noestige Arbeid, flut van
Leven,
't
Verftrekt een Zuil van Kerk en Staat
Wat
Naam,
glans een Goede
Den Wat Nut
raazen
Nyd en Haat,
Deugdbezitteren kan geeven.
de Lydzaamheid voor Neêrlands Zoonen baart,
Wordt
hier
Wie maalde
door
fchetst die
Beeldenspraak
't
hoogst gefchenk van Godt,
Hemelgaaf?
Zyn' Geest
toe
Wie
voelt
Dankbaarheid
by haar genot,
niet
wekken ?
Gewis de Godvrugt zwaait den Wierook bly Haar
verklaard.
ons oit met eedier trekken
Den Vrede, Wie
al
offer
't
Alvermogen
te
moê
toe. 't
Ge-
,"
Gebed
'/
ten
Hemel opg ezon den
Dat nedrig Godt om byftand fmeekt,
En met Boetvaardigheid door Lugt Vindt
Des
troost en heil in
's
en Wolken breekt
Heilands
Wonden
Digters eedie Kunst bindt Vleugels aan den Geest
Hier gaan
we op Hemel Man
ó Fryheid! goud kleinoot van
't
ter feest.
Leven
Die Dvjinglandy en Boeien wraakt
Een Volk, 'k
Gy
(lelt
dat
Vindt
u bezit,
uwe waarde
het Godsdienst Ligt
En
Wyk
pleit
lokaas ,
hier befchreven
op zynen Kandelaar
voor Haartftede en Altaar.
Ontugtkweekfter
Wyk Jeugd
Uw
uw
gelukkig maakt,
te regt
pest der
!
Zeden
betoovrende Tdelheid?
vergif, dat ten verderve leidt
Schoon nog van veelen aangebeden
Wier
hart
gy boeit door
't
Goud, of Weelde, of hoogen
Staat,
Vervoer' noit Batoos edel Zaad.
'k
Zwyg Den
van de IFa arbeid, en de Logen,
nutten
Land- of Akkerhoiivj
Geloove, Liefde en Hoop, aan
's
Hemels
,
wil getrouw,
Tafreelen vol van Kunstvermogen,
Zo
levendig gefchetst, dat elk, die Digtkunst mint.
Daar aan met
lust
zyn zegel bindu
* * *
2
'k
Zie
'k
In
Dan
't
Rook
Zie eigen
Land , waar
't
zagte koestrend
Een waare
Patriot fpaart
Voor
we
in
Vuur ,
Ramp
Al dreigen
meer behaagen
hier
zyn gekweekt
dat ons een
Vreemde
en Oorlogsplaagen
hoe het Monfter woedt
,
Vaderland zyn Goed nog Bloed.
';
Een Muitend Graauw mag woedent Dat door een "'s
ontfteekt
raazen
Onveriland
driftig
Lands Vaderen verfmaad , de Vryheid overmant
En Wanneer
't
Vuur van Tiveedragt aan
het handvest, regt, 't
Wordt
Niets
is
ziet
ondraaglyker in de oogen
men voor
De
dan Hovaardy en
zyn'
Zy, met de Kuisheid ,
De
op
's
Waan,
trotfche
Hoogmoed gaan.
Volks vermogen
dat bekoorelyk Juweel
dit Zedetafereel.
IFanhoopy met haar yslykheden,
Staat hier
Gy
Val de
Nedrigbeid baart
Praalt
nog eed verfchoonr,
pligt,
elk ten aflchrik ons vertoond.
Van Godt Vaak
nog
helpt blaazen
gebrandmerkt voor elks oog,
fchildert ons van haar een levendig vertoog
Zy wordt Terwyl de
ftille
vervolgt met wisfe fchreden
Rust van
't
onbefmet
Blyft ongeiloord, fchoon de
Gemoed Afgrond woedt. Fer-
Verdraagzaamheid In
Verbant Vervolging
Om De
't
Goud
eêlfte
't
uit
laat zig hier
hooren
der Poëzy,
der Menfchen.Heerfchappy,
Heil van Land nog Volk
te ftooren
Digtkunst toont ons welk ccn voordeel de Eenzaamheid'
Voor
Zo
't
peinzend Onderzoek bereidt.
Armoede
lang als de
in
uw Muuicn
Gekleed, gedrenkt wordt en gefpyst,
En
gy
,
ó Nederland
Zo
Verdrukten hulp bewyst
!
lang zult ge ook
Blildaadigheid
En
is
uw
Heil zien duuren
Godt een Wellust
troont zyn'
in
het oog
Zegen van omhoog.
De Dronkenfchap op
ronde voeten
,
Beroofd van Oordeel en van Geest
Verzuimt haar tydlyk Heil
En moet met
,
herfchept zig in een Beest
fchand haar dwaasheid boeten
Zy, en Godloosheid ^
die en Ziel en
Lighaam kwetst,
Zien hier haar fchrikbeeld afgefchetst.
Zo
leert
Die
Hy,
Voorzigtigheid ons waaken
elk haar nutte Lesfen geeft
die naar haaren
Raad
Vindt uitkomst
Zy
ilrekt
zig fchikt, en werkt, en leeft,
zelfs in duistre
met Lydzaambeid,
Tot nut van
't
die
't
zaaken
heil geduldig
Menfchelyk Geflagt.
wagt.
6 RIorgenflond! ó Levenwekker! Die Mensch , en Vee Vervrolykc,
Van
Ge
ontfluit
en
't
Pluimgedierc'
Bloem en Loof met Zilvren Dauw Hemels Wondren
's
door
't
Ligt der
Begraven
Hier
,
in
praalt de
Wyl
grootfte ontdekker.
Zon de Werken van Godts magt
den donk'ren Nagt.
Jeugd
in Sterkte
en Luister,
de Ouderdom zyn Zwakheid meldt.
Die door vermindering van Geest en Kragt
Ten Grave Een Krezus
daalt in
't
ontfteld.
aaklig duister,
op goud, op waereldfche eere en pragt,
ftoft
Daar d'armen Irus elk Fergangklykheid kan
Zy,
't
die het Staal en
(Gelukkig, die daar
al
veragr.
ontbinden
Marmer
in zig heeft der
Ziet zig door de
Eeuwigheid
flyt,
Deugd gewyd,) verflinden
Voor Hemel en voor Hel , voor Vreugd en ó Naare
!
En
als
't
Zou
al 't
Broek HOFFs
een eêl gefteente 'k
in dien
Vereischt een'
Straf bereid
ó Zalige Eeuwigheid.
Zou u myn Zang Dat
verfiert.
Man ,
in
werk afmaaien Kunst aan Neetland fchonk.
kenners oogen blonk
ruimen oogst verdwaalen, ee»'
Held , door Konst vermaard alom
Geen Pen , verzwakt door Ouderdom.
Hy
Ily nigt elk in zyn Kunstgezangen
Maalc
verheven Poëzy,
in
Van Deugd en Ondeugd een volmaakte Schildery Waard'
in
Der Wysheid , en
Door
't
den Tempel optehangen beftiert ligt
in
,
voor- en tegenfpoed
,
der reden elks gemoed.
Leert hier, ó Neêrlands eedle Zoonen!
Uw pligt,
van vlyt ontaart, nog deugd.
Treedt dezen Lusthof
Hy 'k Zie
zal
den
Ent R OP
Uw
in
Weg
,
een fpiegel voor de Jeugd
tot
Heil u toonen
door zyn Kunst, op hoogen
winst, en
's
leest gefchoeit,
Digters roem gegroeit.
A. H. A. Z. Onder de Zinfpreuk
Caudent Sudoribus
/trtes.
O
P
o
DICHT-
EN
P
D E
ZEDEKUNDIGE
ZINNEBEELDEN, VAN DEN HEERE
JOHAN PÏETER BROECKHOFF. l3raave
Broeckhoff,
die
uw
vlyt.,
Aan de fchoone Dichtkunst wyd, Duld
dat
Nu
we u
ter eere
gy ons vermaakt en
Zinnebeelden Die
zingen fticht.
geeft in
*t
licht,
naar d'eerften lofprys dingen.
Hoe
juicht de eedle
Aan
het handelkweekend
Met
Zy
Poêzy,
Y,
haar heraelfche Gefpeelen! wil dat haar blyde ftoet
Uwe
Zangfter
welkom
groet
Kransfen vlecht voor haar Tafrcelen.
Schoon
Schoon
in ons
Gemeenebest
De Ondeugd woed
gelyk de pesc,
durft nochthans haar befpringen:
Gy
elk haar haatlyk Beeld,
Toont aan
de rampen, die zy teeld.
En
haar fnoode Voedfterlingen.
Voor
Woordenfchilder
!
maar hoe fchoon
Deugd
Sceld gy de achtbre
Hoe
Uw
verrukkend
Van den Doet u 't
uw
zagtvloeijend zyn
ten throon!
verwen!
Zinnebeeld
Godsdienst
^
dat
my
ftreeld,
ieders lof verwerven.
Weezen
der Godvrugtigheid
Schenkt ge eene eedle Majefteit.
Uw
Frede^
tafteel, der nutte
Lokt ons
tot
verwondring
uit.
(Heilverfchaffler! Heraelfpruic!
Gy
brengt duurbre voorfpoed
Gy
toond ons,
myn
Dat de tweedracht
En
Kunstörest,
de pest,
de val voor Kerk en Scaaten:
Wensch 't
is
mede!)
vry dat in Batoos oort
Mititgertigi nooit word' gehoord.
Tot verderf van de Onderzaaten: 4=
**
Toon
Toon vah Maar wat 'k
haar
uwe
afkeer vry. .;
ftreelend Schildery!
Zie Verdraagzaamheid, verfchynen! heerfch' in ons vry gebied,
Zy
Maar
Dan
verzett' haar paaien niet,
zal nooit
de
rust
verdwynen.
Vindingryke Puikpoëet,
Daar ge uw' tyd zo nut hefteed,
Toond ge
aan onze Landgenooten
Hoe Gods hand
En
Deugd
het hoofd der
Schoon haar
Maar
Gy
de boosheid
val reeds
ik dvvaale in
fpreid zelfs
verheft;
was beflooten. zo veel
flof.
alom uw' lof.
Door uw Beelden,
Hunne houding,
Wonnen u
treft.
ryk van luister!
zwier en Kunst,
voorlang elks gunst.
Toen uw Naam noch
fchuilde in
K.
't
duister.
IVO
UT E
RS.
O
P
o
D E
P
DICHT- enZEDEKUNDIGE ZINNEBEELDEN en BESPIEGELINGEN,
VAN DEN HEERE
JOHAN ^IETER BROECKHOFF. l_yank, Nêerland! Broeckhoffs
En Zinnebeelden u
geest, die
twee Jaaren heeft gedicht,
Letteroefening, die in het merg
De
met Bespiegelingen
Van Weetenfchap en Kunst,
lian
dringen
treedt hier het eerst in
Daar Hoop^ en Lydzaamheid ^ en Maatigbeid 'm
En
't
Kristelyk
't
't
licht.
leven.
Gebed ons voert door lugt en zwerk:
Roerat hy Mildadlgheid , doet elk voor Logen beeven.
En
fchetst ons
't
Heilgeloof, de fteun van Goëls K^rk.
Hier praalt de Huwlyksmin met
al
haar zoet genoegen,
Terwyl de Landbotnv vrugt van weide en akker
Dat Veldlings Zweet beloont na ,
Hier word de Laster
De
Luister van den
Dan
als
Naam
aardfche fchatten
,
,
't
eggen
,
zaaien
haalt ,
ploegen
een fchrikbeeld afgemaaid.
den goeden
en
al 's
Naam
,
meer
te
achten
waerelds l'dlen waan
**** 2
Het
Het
zalig nut der Liefde
en
't
Hier hoort men Leerzaamheid t\\m
de Godsdienst ons den
zal
Hier
Wat
Weg
de Frée
de Fryheid,
lot
't
harde Divinglandy
hoe
^
De
fel
van
die pest
,
brandt
V Oorlogsvunrl
't
Staatsbefluiir!
God ootmoedig
b.ikken.
vlugt Godloosheid, daar de Godvrugt vrolyk juicht
Vermits ze
En
ten hemel leeren
van Neetland, hier uitfteekend
Zie daar, Boitvaardigheid voor
Nu
men Friendfchap eenn ^
de Ktiischheid en de Dankbaarheid getekend
lieflyk lacht
praalt
By
ziet
de Gierigheid met Hovaardy ten toon.
(laat
'k Zie gints
Hoe
wachten.
pronkt de IVaarheid en de Nedrigheid hier fchoon
Wat Hier
te
gefchllderd in dees' blaên.
met Voorzichtigheid
Staat
Haat
leed uit
't
momtuig van Schynheiligheid zkt rukken.
Broeckhoffs Dichtkunst haar van valschheid
Arbeid zwoegt ,
naarftige
ten fteun van
't
overtuigt.
zwakke leven
Terwyl de Luiheid huis, nog kindren onderhoudt.
Een
hart
door Liefde
,
tot het
Vaderland gedreven
Wordt door zyn Poczy gekroond met duurzaam goud. Hier
ftaat
de Muitery met pook en toorts gefchilderd
Daar de Eenzaamheid
Hoe
ftil
ftreelt
door het leezen boet. pligt verwilderd
de
ftaal
door
't
beevend harte jaagen
Verdraagzaamheid hoe drukt Vervolging neer!
Terwyl de Dichter
Het zy
lust zig
en veilig rust het vroom bedaard gemoed.
Zie f'Vanhoop gints het
Hoe
wier
de Dronkenfchap , van rede en
raast
Hoe
,
,
,
Nacht
't
zy hy
't
Morgenlicht
verfchynt, zingt
's
ziet
daagen
Hoogden naam
,
ter eer'.
De
De nyvre Jeugd leen aan zyn' bsfen luistrende ooren En de Ouderdom zie by zyn Zwak zyn heil gemaald. ,
De
RyJce leer zyn pligc
by zyne goud trezooren,
,
Wyl deugdzaame Armoede op
Dog
wyl
Het
al
't
zyn Zangen adem
haalt.
zy arm, of ryk, of oud, of jonk van jaaren.
P'ergangklyk
wat ons hier drukt of
is,
vleit:
Leert hy ons Schatten van een eedier aart vergaaren
Die bly ven , fchoon het Dit nut en leerzaam werk
Doet Broecshoff
in het
,
al
vergaat
,
in
,
Eeuwigheid.
voor Nederland gefchreven
choor van Neêrlands Dichtren leeven. J. IV.
****
3
d.
J.
OP
o
DICHT-
D E
P
ZEDE KUNDIGE
EN
BESPIEGELINGEN, VAN DEN HEERE
JOHAN PIETER BROECKHOFF.
KLINKDICHT. v^ntfang, ó Broeckhoff,
De '
thans vanAmftelsDichc'ren-Choor,
uwe Dicht -Taafreelen
dankbaarheid en lof voor
Die gy ons van den Rhyn hebt willen meede deelen
En
die zo leerzaam zyn als ftreelend voor elks oor.
Hoe
Hoe
luisterryk fteld
treffend tracht
Door
air haar
gy door haar Schoonheén ons
Schoonheén ,
Als Starren lichten
Hoe
ver gaat
Hoe
En Hoe
gy de blanke Deugd ons voor
,
die als fchittrende
in
't
gees'len der
leevendig fchetst gy het Beeld der is
vloeiend... dog ik
Genoeg, ó
,
Gebreeken
Ondeugd
haar uiteinde en haar
laat
!
af!
flraf.
uw-Taafereelen fpreeken:
Broeckhoff!
Vaar voort dan
Juweelen
op haar Godgeheiligd fpoor.
uwe Kunst
hoe befpieglende
te ftreelen
gy behaald den Eer -Laurier:
fpan dus vaak de Snaaren
uwer
Ji^.
Lier.
D^.
NUSCKE.
O P
o P D E
DICHT-
en
ZEDE KUNDIGE
BESPIEGELINGEN, VAN DEN HEER
JOHAN PïETER BROECKHOFF.
KLINKDICHT.
W
at
kunscgeluid klinkt ons zo aangenaam in de ooren?
Van waar? wiens Zyt gy
't,
Ons van den
is
het? welk een Hemelmelody?
myn Broeckhoff zilvren
Rhyn , uw
die, in keur van Poëfy,
raaatgezang doet hooren ?
o Ja! de Dichtkunst kon voorlang uw' geest bekooren.
En,
daar ge ons thans onthaalt op zulk een lekkerny.
Ontdekt ge, fchoon vervreemd van
uw
Dat Neerlands Dichtgeest ook
Hoe 't
maalt ge ons
't
fchoon der
't
kunstenkweekend
Y;
Zanglust aan kon fpooren.
Deugd met
Verflagen hart kan troost door zulk een
juistgepaste
taal
verwen,
verwerven.
Daar de Ondeugd voor den glans der zuivre waarheid zwigt.
Vaar voort , doe Kennren meer van uwen lof gewaagen Leef aan den Rhyn vernoegd,
tot ge eens van
Volmaakter zingen zult, by God,
in
FR.
't
't
aardfche ontdaagen.
zalig lichr.
IS.
SCHREUDER,
O
P
o
DICHT-
en
D E
P
ZEDEKUNDIGE
BESPIEGELINGEN, VAN MYNEN BROEDERLYKEN NEVE D E N H E E R
JOHAN PIETER BROECKHOFF. „ JLjLoe
!
kan een Geest mee dichtvermogen
„ Met Kunst
„ De
begaafd, en eêl vernuft,
onnutte Werkloosheid dan ook gedoogen,
„ Waar onder „ Neen
!
't
vuige
Domheid
fchrandere verlland moet zulk een waan verdry ven
„ Hoe zou myn Broeckhoff „ Schoon „
zuft ?
niet zo
dan ook werkloos blyven,
hoog de Poëzy,
In onze Vaderllad geacht wordt, als aan
Zo
Y?
dacht, zo fprak ik, toen ik hoorde
Dat gy , myn
De
't
Poëzy,
die
allerwaardfte Vriend
.'
u zo vroeg bekoorde,
Reeds achtte by u uitgediend Ver-
Vermits, Wanneer ge zongt, ge IVIoesc
'c
Onverftand , met trotsch gelaat
Dichtkunst, die
Maar neen
!
't
niet kent, het allereerst vcrfmaadt.
Gy
door het vuur gedreven
Der Poëzy, gy
En
Dichcbefpiogeliirgen
mcesten tyd voor Kunstlooze ooren zingen,
En
De
uw
fchetst
de
vat de Lier,
Deugd en de Ondeugd
naar het leven
In zangen vol van kracht en zwier.
Gy
leert
Die
's
den Mensch zyn plicht,
in flichtendc
Kenners oor en oog en harte
Tafreekn^
fireelen
Daar yder Beeldteuh hem toont
Hoe
de Ondeugd wordt gellraft, en de eedlc
De Deugd, Van
't
Deugd geloond
door Kunstgcleerde trel^ken
Dichtpenceel
,
in al haar licht
In al haar fchoon zo luisterryk te ontdekken
En
de Ondeugd, die haar
Verwaarloost, zo gepast
Dat
's
is
en pligt
elk voor
oogen,
Leezers hart wordt tot de deugd bewogen
En Dat
te ftellen
heil
de
Ondeugd
vliedt en
,
fchuwt haar aart:
een Schildery de Kunstlauwrierkroon waard.
Zo
Zo
hint ge ons {lichten en vermaakcn,
Uw
Zuivre
taal
doet Nederland,
uw
Dat Dichtkunst mint , naar
Daar ge aan den Rhyn
Ga voort myn
Boezemvriend
!
Laat Neêrlands Zangchoor
gezangen haakcn
uw
fnaaren fpant.
op zulk een wys
werken
uw vermogen merken
Zo wordt uw Kunst, gekweekt door
Met uwen Naam
te
vlyt.
en roem de onfterflykheid gewyd P. y.
E NT R OP.
DICHT-
mCMT- EN ZEJDMirOWJDJGE
IMMEBEELBEM E
N
BESPIEGELINGEN.
R T T E R o E F E N
T.
Die zig afzondert
,
tracht na rnat begeerlyks
,
N
G.
hy vermengt zig in
Spreuk: Sal:
Jlendige 'xyheid.
I
XVJII.
alle be^
i.
Het Beeld waardoor de Kunst de Letterolfning maalt. Vertoont een' Jongling ftil van zeden bleek van wezen Die in het eenzaam daar de Dag reeds is gedaald Met brandende aandacht by het Nachtlicht zit te leezen. ,
,
,
,
Hy
houdt een B^n, en toont toe fchryven zig bereid, Terwyl de wakkre Haan verbeeldt zyn Waakzaamheid.
Een nen
'xys
die 'er
bereiken
,
ontbreekt
man kan zyn en
nooit alleen 'vreezen
ooit ge:xeeji
—
zyn.
begrypt hy in zyne gedachten ,
fpreekt hy mee God.
Dus
,
is
,
hy beeft by zig de beste man-
Dat hy met het lichaam niet kan en zo hem gezelfchap van menfchen hy nooit minder alleen , dan als hy
alleen is.
HiERONYMUS.
A
Letter.
,, ,
,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING J5[!<ETTER0EFNiNG, dieuw'tyd Aan geen
laage beuzelingen,
Maar aan 't
Lust Stier
my
eedier arbeid
't
eerst
myn pen
,
wydt
uw roem te zingen. en Jaat my 't licht
Dat ge uw' Gunstling fchenkt, Leer
Al
't
my
beflraalen.
zelf, in nedrig dicht.
fieraad en fchoonheid
maaien
Die gy fchenkt aan 't braaf verftand Dat ge in uw' gareelen fpant.
'kVolgu, daargy, Van der Dwaazen Poogt den
Sterfling
afgefcheiden
zotgeklap
op
te leiden
Tot verheven' Weetenfchap: Daar ge, in 't eenzaam op uw Kamer, Wysheids rykfte Schatten wint
En uw
Boek9el aangenaamer
Dan de Daar ge
,
zaal der grooten vindt: in flille rust gezeten
|
Waereldfche onrust kunt vergeeten.
Gy,
,
,
LETT EROEFENING.
OVER DE
Gy, van Eerbied Als gy
'c
Van uw
;
vergezeld.
Godlyk Boek der Boeken ;
Tot het waardigst voorwerp
Gy
,,
,
(telt
naarstig onderzoeken;
treedt Itraks in
't
Waarheidsfpoor,
Vliedende de logenpaden 't
Heiligdom des Bybels door;
Daar Gods wezen
,
wegen, daaden,
Schittren in het reinfte licht
Voor het opgeklaard
't
Schepsel ziet gy hier gerezen
Uit zyn niet, door 't
gezigt.
Menschdora
Na
't
's
Scheppers magt,
ftraks ter ftrafF'
Gods wetten had
verwezen.
veracht.
Goël , d'oorfprong van het Leven
Die der Menfchen Vindt ge In
En
't
in
't
val herftelt.
Paradys befchreven
Voorzeggingswoord voorfpeld
voor
Isrel,
zo uitfteekend,
In het Schaduwbeeld getekend.
A
2
Goël
,
,
,
!
,
, :
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Goël
ziet
ge op Golgotha
Aan het vloekhout vast geldonken En den Zondaar, uit genaê, 't
Leven door zyn' dood gefchonken. Hier ontdekt
uw
leerzaam oog
Onnaarfpeurelyke wegen
Wysheid voor den Mensch Diepten van Gods
liefde
Lokt, by
't
't
hoog.
en zegen,
Hoogten van zyn recht en Nooit van
te
raagt,
fterflyk brein bedacht.
helder licht der Reden,
Wphegeerte
uw
aandacht uit
Die Natuurs verborgenheden
Voor
't
befpieglend oog ontfluit
\ Zy zeonmeetbre Hemelvieren In hunn' aart en loop befchouwt,
Mineraalen, planten, dieren
Op ons' wentlende aarde ontvouwt. Of doorgrondt der Geesten wezen ? Hier
is
wysheid in
te
leezen
Heeft
, ,,
,
,
,
LETTEROEFENING.
OVER DE
Heeft het Recht , die
zuil
van
't
5
Land
U tot onderzoek gedreven 't
het eerst door de Almagtshand
Zy
Wierd
in
's
Menfchen
ziel
gefchreven
Cf bepaald door aardfche Magt En in handvest , keur en wetten 't
Om
Volk
tot nut,
faamgebragt.
te
de BoosTieid perk
Dan
De
uw
redt vaak
te zetten ?
noeste vlyt
onfchuld daar ze klaagt of lydt.
Kan Geneeskunde u behaagen ? Eert gy , ook die VVeetcnfchap
Die het Menschdom poogt 't
Zy
te
fchraagen,
ze parst een heilzaam zap
Kruiden mengt en weet
te
ontdekken.
Stoffen door het vuur ontbindt.
En, 't
ora
't
Leven
uit te
rekken,
Middel by de dooden vindt.
Wat ontmoet Als ze
't
ge
al
Lichaam
wonderheden! zal ontleeden ?
A
3
Noopt
,
,,: , ;
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Noopt
Hlstoriekimde
uw
vlyt ?
Kent gy ook haar groot vermogen Daarze d'afgeloopen tyd
Weer
vertoont voor kundige oogen ?
Zie dan, daar haar toorts u licht,
Door
een' drang
Door
van vyftig eeuwen:
haar nuttig onderricht,
Kent ge d'oorfprong der Hebreeuwen, D'Asfyrier
den Perfiaan
,
Griekfche en Roomfche Heldendden.
Wendt gy
Op
uw*" befpiegelingen
de Kerk van
Aanstonds
ziet
's
Levens Heer?
gy haar befpringen
Door geweld of
valfche leer.
Hier gebonden, daar verbannen, Stond zy eerst den Jood ten doel Straks verdrukt door tien Tirannen
Of vervolgd En benaauwd
door Romes Stoel
door bloedplakaaten
Maar van Jezus nooit
verlaaten. Siert
?
OVER DE
,,
, ,
LETTEROEFENING.
Siert de
Taalkunde uwen geest,
Dat gy beide Godsverbonden hunne
In
En ondekt
eerste fchoonheid leest.
hunn' zuivre gronden
?
Kent gy ook het groocfch Latyn
Zyt ge 't
Taal ervaaren ?
in andre
Voordeel
?
zal te grooter
zyn
Als ge uit keur van Koorenaïren
Zuigt, gelyk de nyvre By,
De
eelfle Letterlekkerny.
Tracht gy de uitgekipte tyden
uwer
Snipperuurtjes
Aan de
Zy Als ge
PQ'ez;j te
wyden
baart voordeel
moê van
rust,
't
,
zy baart
lust.
Lecterploegen,
Eindelyk dien arbeid flaakt Schenkt zy u het zoetst genoegen
Dat u fchuldeloos vermaakt:
Want
haar nutte Kunstverrichting
Strekt tot blydfchap en tot flichting.
Zo
,,, ,,,
8
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo
veel heils ontfluit ge dan
Voor uw' nyvre
lievelingen,
Letteroefning!
maar wie kan
uw nut en luister zingen ? neen 't bepaald beftek Zou ik ? Dwingt ray om myn' zang te fluiten.
Al
!
Leef
Houd
in
't
'er al
eenzaam boekvertrek gezélfchap buiten
't
Dat, door de ydelheid bekoord. Ligt
uw
en arbeid Hoort.
rust
Schoonde Sieraad der verftanden Kroon der Ouden, Roem der Jeugd,
Nut
der Kerke
,
fleun der
Landen
Schenkfter van een reine vreugd
Last der Traagen, lust der Braaven,
Weg
die ons ter kennisf' leidt,
Voedfler van verfcheiden' gaaven
Minnares der Eenzaamheid,
Letteroefning!
leer
uw' Vrinden,
Deugd met Weetenfchap verbinden.
^
,
HOOP.
De
Hoope der Rechtvaardigen kozen zal vergaan.
is
hlydfchap,
maar
de ver'xacUinge der God-
Salomon Spreuk. De
blyde
Hoop,
die
't
oog ten hoogen Hemel
X. 28.
flaat.
Zit wel getroost en fchynt vol heilige gedachten,
Daar 't rykbebloemde Kleed en 't groene hoofJfieraad Ons leert, dat ze uit de bloem de vrugten kan verwachten. Door 't ylnker wyst zy elk haar vasten grondfteun aan Wanneer in's Waerelds Zee, verdrukkings-golven flaan.
De Hoo?
is als
een gouden Keten die van den
en alk Menfchen van de Aarde ten
Hemel
Hemel
op de
Aarde hangt
optrekt.
Chrysostomus.
B
Wel.
,
10
,
!, ,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING elke een fchoone en Kuifche
my
Brengt de Kunst
Maagd
onder de oogen ?
Die een kroon van bloemen draagt.
En
flandvascig,
Op 't
Is
En
den glans des Hemels
de
Zy
onbewogen
Hoop, door
5
ik
ftaart ?
ken haar' zeden,
waar Geloof gebaard y.
't
gekoesterd door Gebeden
Is
't ,
die
door de Deugd geleid
,
Hier het Zaligst
Blyde
Hoop,
bevallig
Stok en Staf in
Vyandin van
Oog
heil verbeidt.
't
't
Wezen
zwaarst verdriet,
angstig vreezen,
dat door de
Wolken
ziet,
Heilryk Licht in duistre tyden Balzera der
gewonde Ziel,
Voedfter van het Kuifch verblyden.
Anker van de Levenskiel
Eigendom der Kristenfchaaren 'k
Span alleen voor u myn' fnaaren 't
On.
,: ,; , :,,
OVER DE H O O 't
Ongeloof daar
't
Uw
P,
,
II
God' verlaat.
Heil noch Hemel heeft
Mag ,
,,
te
onkundig van uw'
wachten flaat
bekoorlyk fchoon verachten
Dat het uw verlangen doem'
U
der
Dwaazen Welbehagen,
Moorderesf' der Blydfchap noem';
Gy
zyt , zints
begin der dagen
't
Vaak den neergebogen Geest,
Dog
't
ten grond van troost geweest.
Eerste Paar
Wyl
't
Gaaft gy
,
van God verdreven
onteerde zyn gezag 't
eerst
weer
Hoop
ten leven
Daar het hooploos nederlag
Toen uw
hun
licht
Zagen ze
uit
is
verfchenen
hunn' jammerflaat
Door een ry van eeuwen heenen Naar
't
beloofde Vrouwezaad
Daar gy hun geloofs betrachting Streelde,
met
uw
heil verwachting.
Ba
Gy
,, ,
12
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy Door
De
ontdekte aan
Abraham,
een' drang van duistre
Wolken,
uitgebreidheid van zyn^ Stam,
Voortgeplant door veele Volken.
Jakor wierd door u verfterkt, By 't verval der Lichaamskrachten , Toen zyn
geest, door u bewerkt.
Stervende, op zyn heil kon wachten.
Jozef, hebtgy, hoe In den Kerker
,
geplaagd
onderfchraagd»
Vroomen Job den Roem van Kont ge
in
't
't
Oosteii>
allerdroefigst lot
Met des Hoogflen byftand troosten Want hy hoopte op zynen God.
IsRELS Zanger neergebogen, Klaagde In onrust, maar
Leidde heoï naar
Wiens
Hy
,
't
uw
Licht
Alvermogen
verlosfend Aangezigt
voor nieuwe gunstbewyzen
Eerlang raet zyn volk zou pryzen,.
Gy
,
,
OVER DE H o o
P.
13
Gy deedt Jakobs Nageslacht Op zyn heil, fchoon nog verborgen. Wachten,
in een' duistren
nacht.
Als den Wachter op den Morgen.
Toen Gy Tot
't,
onder
't
lastig
Juk,
geheiligde aandacht wekte.
En Door
den Redder
uit zyn'
druk
het Schaduwbeeld ontdekte.
„ Ach
!
dat Isrels hulp verfcheen
1
Riept gy dan door zyn' gebeên.
Maar uw Licht zou
klaarer fchynen
In den Evangelydag,
Daar moest doodfche vrees verdvvynen y
Met
het Priesterlyk ontzag.
Gy deedt Jezus lieve vrinden. Na die Borg aan 't Kruishout (lierf Straks de vrugten ondervinden
Van
het heil dat hy verwierf:
Toen zy
Door
't
't
goed der betre dagen,
gefcheurde Koorkleed
B
3
,
zagen,
Niï
,
14
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Nu verklaart gy hun gezigt, Om, als Hemeladelaaren, Op
hunn' Schat, in
't
eeuwig Licht,
Door den dampkring heen,
te flaaren.
Wars van Waereldfche ydelheên Schenkt gy hunn' begeerten wieken. Leert hun Neboos Kruin betreên
Daar ze Paradyslugt rieken,
Kanan
zien
,
Smaaken van
en
't
Onderpand
dat Zalig Land.
Schynt het Onweer losgebroken
Boven Sions Burgery: Heeft de Hel
haar'
Val befloken
Door Verraad en Tirany;
Gy
Verkwikfter der Verdrukten!
Troosterresfe in tegenfpoed!
Schoon Bevreesden nederbukten,
Gy Vaak
houdt ftandt, in
Blyft in
uw Heldenmoed,
nood en dood gebleken 't
lyden onbezweken.
Schoon
,
,
OverdeHOOP, Schoon de Zee der Volkren
En uw Dan
Dan 't
hulk op
's
,
15
flaat,
Waerels baaren
ten donkren afgrond gaat,
ten hemel fchynt te vaaren:
Anker, eens door Wysbeleid
Uitgeworpen met vertrouwen
Op Kan u
den Rots der Eeuwigheid,
den Storm behouën.
in
Hy,
Zee en Lugt gebiedt.
die
Feilt in zyn' beloften nier.
't Is
geen waan ,
Die
't
gevaar te
Maar een
liefde
ftil
veracht,
en trouw en magt,
bedaard gemoed.
Uitzien naar den
Die zyn Volk
't
ligt
leert, in alle naarheid.
Met een
En
geen verblinding
heilige ondervinding
Van Gods Die u
't is
(yjat Haaters
In zyn
buoj)
God in
der Waarheid;
druk behoedt
ook beraaraen)
nooit zal befchaamen. Biïu
:
15
,!
,,; ,
, !,, ,
DICHTKUNDIGE ]^ESPIEGELING Billyk wraakt gy dan
Van
't
beflaan
verwaaten' Huichelaaren
Wier verwachting Daar hun
hart
zal vergaan
by Zielsgevaaren
,
Zig des Hemels gunst verbeeld
Schoon
Wyl
in
't
een valfche Hoop hen flrcck.
Die geteeld
En
midden hunner boosheid:
Zorgeloosheid
uit
door ydlen waan gevoed
Nimmer
rust geeft aan
't
gemoed.
Gy ó waare Rustbewerkfler Gy geeft rust, al raast de Nyd: Eedle Hoop! ó Hartverllerkfter \J^ geluk verduurt den tyd
Schoon hy
Gy
ftaal
en marmer
leeft veilig in
uw
floopte.
lot
Tot de Hand , op wie gy hoopte
U verandert Als
't
in
't
Genot
Geloof der Godgetrouwen
Wordt
verwisfeld
met Aanfchouwen.
,
LYDZAAMHEID.
Bezittet
uwe
Zielen in wiue
L y D z a a m h e i D. Luk. XXI.
19.
De Ltdz AAMHEID,
die 't Juk in fliiheid tracht te draagen. harden Steen, getroost in 't droevig Lot: Zit op een' den Hemel houdt gejlaagen. cogeu naar de En , daar zy en wacht haar hulp van God. handen op, haar zy Beft Al moet ze hkotsvoets , op de fcheipe doornen treeden Zy draagt zig t "ï D z a a M , in de zwaarfte Tegcnheden.
Men vioet gehcotzaom zvi cm dat het iitigeoorh'ft is, te voeder[laan Men moet bet Kruis met Lydzaamheid draagen, em dat de Orlyd,
\
zaamheid tKederfpannigbeid tegen God
is.
C A L V I N ü s.
C
Wie
i8
,,
,
,
:
}
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ie is
Onder
zy, die zo geduldig 't
lastig
Kruishout bukt,
Die wel fmartlyk , maar onfchuldig
Van de Boosheid wordt Zyt gy
't
niet,
6 Roem der Vroomen!
Lydzaamheid, Wat
U
verdrukt ?
wys en
die
llil,^
u ook mag overkomen gerust fielt in
Gods
wil ?
Wie uwe Ootmoed mag verachten y 'k Olfcr u myn Dichrgedachten.
''
Heillooze Ongevoeligheid!
Die 't
in
wreede folteringen
Menschlyk van de Menfchen fcheidtr
Schoon ge Zenoos Leerelingen
Eer
Denk
verleid hebt, door uw'
niet, dat
we uw
waan;
trotsheid
roemee-
Wie recht kent uw flout beftaan Moet veeleer uw dwaasheid doemen
Wyl uw
De
Beeld ( hoe grootsch het prykt
Ondeugd meer, dan Deugd
gelykt.
Lyd-
, ,, ,
OVER DE
,
LYDZAAMHEID.
Lydzaamheid,
der Kristen
Vrugt, geteeld door
's
i^
Wapen,
Heeren Geest,
Jezus Schaapen,
Eigenfchap van
Die het Onheil zoekt nog vreest;
Gy
alleen,
gy kunt de flagen
Van de wrange Tegenfpoed Met gewilligheid verdraagen;
En
in
't ftil
bedaard gemoed
Zonder morrend ongenoegen,
U
naar
's
Hemels Schikking voegen.
Gy, een dappre Kruisheldin, Ziet uw Vyand onder de oogen Stapt het bloedig Strydperk in In de Kracht van
Met Zyn
U
Alvermogen
't
het Heilgeloof gepaard,
het zvvygen ten Schild
Door een
heilig
,
,
bidden
en Spiets
vuur aan
Stryd ge (fchoon
Dan
't
't
,
en Zwaard. blaaken
gevaar vergroot)
flandvastig tot
C
waaken
,
2
den dood. Ech*
,
$0
,,: ;
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Echter poogt ge u nooit "W^'at
te
wreeken
u ook voor leed gefchied
Voor uw' Vyand kunt ge fmeeken Haat of Afgunst kent ge
niet.
Liefde vergezelt uw' fchreeden
En
de fchoone Nedrigheid
Leerc u, onder Tegenheden,
Bukken voor
't
Alwys Beleid
Dat der Menfchen Lot bepaalde.
Van wien
heil
Zoudt ge
Dan
,
en onheil daalde.
als
een gehoorzaam Kind
het Vaderlyk Kastyden
Als
't
Gods Wysheid
nuttig vindt,.
Niet met onderwerping lyden?
't
een Leeraar
die
u
leert;
't
Is
Is
een Arts , hy heelt uw' fmarten.
\
Is
,
een God, die niet begeert,
Dat de neergebogen Harten
Meer verdrukking ondergaan
Dan hun zwakheid
uit
kan Haam
lm-
OVER DE
LYDZ AAMHEID.
Immers weet ge, dat ge
Wandelt door Daar men
als
vreemden
jammerdal.
dit
langs geen groene
Van Vermaak u
u
beemden
leiden zal,
Want uw weg loopt hier door doornen En door distien van verdriet. En voor Jezus Uitverkoornen deze aard' de rustplaats
Is 't
niet.
Schip heeft hier geen rust te hoopen
Voor
het
mag
ter
haven loopen.
Zoudt ge twisten met uw' God? Zoudt ge met uw' Maaker flryden ?
Neen! ge omhelst het drukkend Lot,
En „
durft ongeveinsd belyden:
Heb meer
„
'k
'k
Ben uw'
,j
is
En uw
meer ramp verdiend ,
groote Menfchen vriend!
Zyt zo gunstryk
„ Zagt
,
flagen dubbel waardig,
„ Maargy, ,j
leed
't
als
rechtvaardig,
juk van
last
uw
gebied,
verdrukt ons
C
3
niet.
„ Zou
:
ii
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zou my ook
»,
„ Leed,
het leed verfchrikken
dat in één' duistren nacht,
In één uur , in
„
oogenbhkken
„ Wordt gelukldg doorgebragt ? „ Neen (zo fpreekt ge wel te moede) „ 'k Weet myn Lyden is beperkt, !
En
,5
het Kruis
„ Van „ Heb Als
3,
Gods
,
dat zelfs ten goede
gunstling
ik hier zolang te
't
medewerkt draagen
Algoedheid zal behaagen.
Zulk een
taal, die
Helden past,
Doet ge vaak Gods Kindren fpreeken
Lydzaamheid! Door uw Kracht ,
als
ze uit den
last,
het hoofd opfteeken.
Zo fprak David, fteeds getroost, 't Zy hem S i m e i dorst vloeken 't Zy hy vlugtte voor zyn Kroost,
En
een vry verblyf moest zoeken
Toen hy Leven, Kroon en
Aan Gods
Staf
fchikking overgaf.
Hebt
, :
OVER DE
,, ! ,
LYDZAAMHEID.
.y}
Hebt ge & Steun der Godgezinden Niet
d" Uzi f er
onderfchraagd?
Die , verlaaten van zyn' vrinden
Wierd door ramp op ramp
geplaagd.
Riep hy niet, door u gedreven.
Neergebogen voor zyn' Heer
„ Uwe hand heeft my 't gegeeven ,j En uw hand ontneemt my 't weer ? -, Mogt ik eer uw gunst genieten ., Zou my dan uw tugt verdrieten?
Was uw Deugd
in
martelperk
't
Wonderkracht der Bloedgetuigen! Niet de Dwinglandy
Toen Ja
!
Zelfs
haar vuur nog ftaal
wanneer
uw
't
Nogtans
kon buigen ?
bloeddorftig
Rot
bloed heeft ingezwolgen >
Zogt ge, lydzaam
't
te flerk.
't
Godlyk
in
Lam
uw te
lot,
volgen
Grootfle voorbeeld van geduld
Toen het
flierf
voor
's
Waerelds fchuld.
Schooa
,,;
(it4
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schoon dan zwaare rampen drukken, Gy leert aan Gods gunstgenoot Druiven van de Doornen plukken, "'c
Leven vinden
Gy ontdekt hem Leert
in
den dood
zyn' gebreken
hem zyne dwaasheid
zien
God' met meerdere aandacht fmeeken,
Met meer ernst de Zonden vlièn, En , door dit kortfliondig leven
Met meer
't
lust ten
hemel llreeven.
Goud wordt door een Meeders hand
Van zyn fchuim Vaak wordt
in
in
't
een
vuur ontbonden; bittre plant
Heilzaame Artzeny gevonden. Als de
Weelde en Welvaart
lacht
Zal de glans der Deugd verdvvynen. In een' duistren Winternacht Ziet 't j'
.
men
't
klaarst
de Starren fchynen.
Licht van waara Godvrugt
flraalt
Schoon de 2on van vooifpoed
daalt.
M A A T
Voegt-ly
G H E
I
I
Maatigheid.
de Kennisje
2.
Maatigheid,
D.
Petr.
I.
5,
6,
IMe hand door den Toom der Reden, De Driften van den Wil en 't dartele verdand Bedwingt, en leert den Voet het juiste fpoor betreeden. Terwyl de Palmtak , die de rechte hand verfiert Ontdekt, dat ze eindlyk op de Hartstocht zegeviert.
De
Den
fchoone
die in haar
Breidel draagt, toont dat ze,
De Maatigheid
is de VoogdeJJe van het Ferjland, de Zinnen en alk Leden, de Borfiweering der ICiisheid en Eerbaarheid, de Betvaarjier van flen hede en de trow^e Gezdlinne der Heiligheid.
AüGUSTINUS.
D
Laat
,,
26
,
,
,,
:,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^aat
een Dartle zig vermaaken
Als zyn zang de Kuischheid kwetst,
En
in
't
vuur der Wellust blaaken
Als hy
't
beeld der Ontucht fchetst.
Laat een ander , losberaaden
Zingen by het druivenzap
Dat zyn kunst met wyngaardbladen
'k
Sier'
de ontmenschte Dronkenfchap
Heb
de Deugd myn' Zang geheiligd
Die ons voor
onszelf' beveiligt.
Maatigheid,
die
Levens Kiel
's
Veilig ftiert, en hoedt voor
't
ftranden.
Steun des Lichaams, Pvust der Ziel 5
Nut
der Huizen, Heil der Landen,
Wysheids trouwe
H[artvriendin
Dappre Temfter onzer Lusten, Breidel der verboden'
Deugd door
lief
Daar ge een Houdt ,
Min
nog leed
efFenbaar
te ontrusten
gemoed
in Voor-en-tegenfpoed.
Hoe
!:
.
,,
,
,
MA A TI G HE ID.
OVER DE
27
Hoe voorzigtig zet ge uw' flappen Op het juiste redenfpoor
Wat
verhevene eigenfchappen
Blinken in uw' wandel door!
Wyslyk
ftiert
we,
Als
gy onze zinnen
't
Driftig haaten
Dan
geen ons drukt of ,
leert ge
vleit,
vuurig minnen
ons, met ryp beleid,
D'aart der dingen recht bevatten
En
die naar
't
hun waarde
fchatten.
Brood, dat u de Aartsgoedheid fchenkt.
Eet ge met een vrolyk harte.
De Overdaad, die 't Lichaam En veroorzaakt Zielefmarte, Wraakt ge ; wyl ge u nimmer
krenkt.
tracht
In den overvloed te baaden
Daar ge uw' Haat gelukkig acht Als ge uw' honger meugt verzaaden
En
naar eisch,
Met
uw
leemen hut.
het nodig voedfel
D
2
ftut.
Schoon
,,
28
,
:
,,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schoon ge ook door Gods milde gaaven
U
verkwikt, en
ftil
vermaakt:
Nooit zult ge u aan fpys verllaaven
Of aan
drank, die
't
keurlykst fraaakt.
Vullen andren hunne buiken
Met Als zy
En
het puik der Lekkerny' 'c
Schepfel flout misbruiken
des Scheppers Heerfchappy
Door hun woest gedrag
verfaaken
\ Minfle kan u dankbaar maaken.
Laat een Vrek
God en
om
't
goud
Zielloos
Ziel en alles waagen
Wyl hy dwaas zyn' welftand bouwt Op een goed van weinig' dagen Op een' Schat, door vloed, en gloed, :
Lugt en aarde Als hy
,
ligt te
arm
in
rooven:
overvloed
Zig geen kalmte kan belooven,
Maar om meerdren Rykdom zwoegt Leeft ge in
't
minder vergenoegd.
Gy
,
MAAT
OVER DE Gy
I
:
,
,: ,
G HE
I
D.
29
erkent des Heeren Zegen
En van 't eerelyk gewin Door uw vlyt of kunst verkregen, Voedt ge u en uw Huisgezin, Naarstigheid bezielt uw' handel
Rustig geeft gy u aan
Op
dat nooit
werk
uw vroome wandel
Strekk' tot last
Dog
'c
van Staat of Kerk.
geen fchat , geen gouden keien
Boeit
uw
hart en vry geweten.
Laat de trotze Hovaardy
Zig
in
'c
vorstlyk purper klecden.
Gy, van
zulk een dwaasheid vry.
om uwe
Draagt het Kleed,
Voor de koude en
En 't
Als
leden
lugt te
hoen.
het naakte lyf te dekken
Zal 't
ligt
u kan
aan tot
uw
keur voldoen
nut verftrekken.
Dog, fchoon ge
alle
pracht verfmaadt,
Kleet ge u echter naar uw'
D
3
Itaat.
Gy
,,
:
30
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
aanbidt de alwyze fchikking,
Waarin
's
Ileeren goediieid
Die de Nachtrust
Van den
ter
flraalt
verkwikking'
Sterfling heeft bepaald.
Daar ge de afgefloofde krachten
Door
een' nutten Slaap herflelt:
Zult ge u dog voor Traagheid wachten;
Die , van 's
't
fluimren vergezeld
Lichaams welftand
En
ligt
zou rooven,
het vuur der Ziel verdooven.
Gy» Sluit
gelyk een reine
Maagd,
voor de ydelheid uwe oogen.
Als de Wellust u belaagt,
En u
lokt, door haar
vermogen.
Vliedt gy haar betovrende aas Listig voor
u opgehangen.
Laatze een' ligtverleiden Dwaas In haar looze llrikken vangen
Gy, hoe
fchoon zy fpeelt en vleit,
Schuwt den
val dien ze
u
bereidt.
J5
Zou
,,
M A A TI G H E
OVER DE „ Zou ,,
Voor
,5
ik dwaas'
't
„ Zou
Oog 't
mishaagen
„
Als ze
j,
Zal
ik
om
een vuilen lust verliezen?
't
myn
die
't
ftil
genoegen flooren.
de flugheid mydt in
Nogthans wordt uw geen wellust aan
Stopt
die nooit de
uw Oor
Die,
in
't
hart ontrust,
Lichaam kan bekoorei]
Schoon ge vriendlyk zyt van
Gy,
?
vergangklyk fchoon
„ Neen! geen vreugd
Om
31
bellendig heil verkiezen ?
„ Reine Heraelmin
En
D.
een fnoodheid waagen
het alziende
Zou
j.
I
C^egt gy dan met Jakobs Zoon)
En
5,
ik zulk
; :
voor
't
aart.
fpreeken
Mond
bewaard.
te kvveeken.
Onkuisheid
ftreelt.
dartle reden
onrein hart geteeld.
Strekt een pest der beste
Zeden
Daar ge, aan Eerbaarheid gehuwd, 't
Wuft
gebaar der wulpsheid Ichuwt.
Heerfch,
, ,: !
32
, ;
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Heerfch
doorluchte Zielsvoogdesfe
,
Heerfch voortaan
Leer ons
,
zyn
Stil
in ons
wyze Leermeestresfle als
de Boosheid woedt.
Laat geen Grampfchap
Om, Dan
als
'c
hart ontfleeken:
de Afgunst raad en
doldriftig zig te
in
tiert,
wreeken.
Dat we, door uw hand
Ons,
gemoed
beftierd.
droeve of blyde dagen,
Maatig en bedaard gedraagen^ •
Kom, óMaatigheid!
Woon
en
woon.
op Neêrlands vrye gronden!
Eertyds fteegt gy hier ten troon
Maar nu wordt gy
Kom
Ichaars gevonden.
herleef in Kerk en Staat
Ban de Monfcers
die
u hoonen.
Wellust, Hoogmoed, Overdaad.
Vorm het hart van onze Zoonen Zo wordt by ons Nagedacht Weer
de gouden tyd verwacht.
,
E B E
Een
.
,
D.
h-achtlg Gehcd des Rechtvaardigen 'cermag veel.
J
akob: V.
16.
een Biddende voor God , in nedrigheid De Steen , waarop ze zïc , ontdekt haar vast vertrouwen En daar we in 'c wit gewaad, haar vroom gemoed befchouwen: verbeide: Ziet z^' ten Hemel, daar ze zegen van Zy heft baar' handen op, en toont ons haar verlangen, begeert, te ontfangen. uit Gods gunst, het goed dat zy
Hier
knielt
Om
i/fr
Gebed
fi
ons uitneemend/Ie,
or,s veJIigfte
,
om
fterhfte gevceer vaft
bezwyken, en das de deuren allen y daar de porten der helle zelfs voor heiligen dus ourlogden op de de Als opent. ons voor des Hemels gereetst vecht m.hun te -zoor hemel den uit plag God dan
knien,
Volijtkhoye.
E
Zalfe
,
34
:
,
, ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING .^al
,
op
last
Al het land
Voor Gods
der braaffle Vadren ,
met diep ontzag
aangezigt vergadren t
Nadert reeds die groote Dag? Klinken reeds de Boettrompctten
Om van Dan
tot
Berzeba ,
Alle Volkren aan te zetten.
Dat ze,
in
't
licht
van Gods genae,,
Nedrig opgaan, naar Gods woning.
En
zig buigen voor dien
'k
Koning?
Zal, tervvyl zig elk bereidt.
Tof. die heilige oefteningen
Ook,
Van 't
in
peinzende eenzaamheid,.
het heilig bidwerk zingen.
Lust
my
thans het
vroom gemoed
In het Uil vertrek befloten,
Daar
En zyn
't
zyn' Rechter valt te voet.
hart
hem
durft ontblooten
Niet geftoord door ydelhêen In myn' niaatzang naar te trêen» Godl-
, ,
:
, , ,,
.
overhetGEBED. Gödvrugt,
En
die
35
Gods alvermogen
haar eigen
fiiet
befchouwc
Nadert voor zyne alziende oogen
Nimmer
roekeloos of ftout
Zy, in ftilheid neergezeten Door geen flaaflche zorg ontrust. Onderzoekt
eerst haar
geweten
Poogt, van haar gebrek bewust, Alles uit het hart te fluiten
Wat
haar'
Zy
yver tracht
te fluiten.
verheft zig uit het Hof,
Straks bepaalt zy haar' gedachten
Ter verbreiding van Gods lof.
En
verzamelt
al
haar' krachten.
Schoon ze voor 't
haar'
zonden
fchrikt,
Goed, zo menigmaal genoten.
Van
En
een'
God,
die heil befchikt.
nooit Zondaar heeft verftoten.
Die
zig nedrig
voor
hem boog
Beurt haar matte ziel
E
2
om
hoog.
Zo
:
^6
,, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo gemoedigd
(tapt ze
,
nader.
Heft eerbiedig hart en hand. een' goedertieren Vader.
Naar
Smeekt, maar fmeekt hem met verftand.
Wyl
ze kent den wil des Heeren
En
het ydel roepen vliedt
Zal ze niets van
Dan
hem
begeeren
het geen hy zelf gebiedt,.
Dat zyn' Kindren zullen fmeeken,. Ter vervulling der gebreken.
Zy,
die
God
in
waarheid vreest,
Dien geen fchyndeugd kan vermaaken j Zal in waarheid en in geest
Tot den God der geesten naaken. Die haar voor geveinsdheid hoedt.
De
onbedriegelyke Lippen,
Tolken van
't
oprecht gemoed,.
Zullen nooit een woord ontglippen
Dat geen
heilig
Door Gods
,.
vuur ontdekt
geest in
't
hart verwekt.
Zy;
, ;,
:,
OVER HET G E B E
D.
37
heeft voor geen flraf te vreezen
Zy
Voor geen gloed
Voor geen
die
verteere.
heeft den
zig weert.
weg gevonden
In het Zocnbloed van
En,
al
Opperwezen
heilig
Die de onreinen van
Neen! zy
h
Gods Zoon,-
Jezus naauw verbonden, zy met hem naar den troon
aan
Stapt
Daar ze
flraks,
door dien Beminden,.
Een verzoenden God
Dan
verzaakt ze
,
in
zal
vinden^
neJrighcid
Voor den Vader neergebogen,
Wyl
ze op
GoëLs
heilwerk pleit
Eigen werken en vermogen, Sdiat zig flof en asch gelyk.
En
erkent haar kleine krachten
By de
minfte liefdeblyk
Roept zy: „Heer! wat ben
ik te
„ Dat gy my genade fchenkt 5, En nog aan een' aardworm
E
3
achten?
denkt!
Dog
,:
38
, ,, :,
, ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Dog hoe En
nedrig zy
mag fmeeken
haar onvermogen ziet
Wylze door
'c
geloof kan fpreeken
TwyfFelt ze aan Gods byfland
Zou geen Vader
En op Als hy
't
't
zig ontfermen
wichtje nederzien,
'c
droevig hoorde kermen.
En hem Zou
zag zyn' handjes biên ?
gelovig zielbegeeren
Dan Gods
Wyze
vaderliefde ontbeeren?
Godvrugt, die
Tracht op
's
Levens weg
Onderwerpt
Aan Gods
zig aan
raad
Naar haar bidden is
in
't
in
't flil
te treeden
Gods
in haar'
,
Schynt de Heer
Ze
niet.
wil
gebeden.
zwaarfle leed,
niet te
hooren
getroost, haar Vaader weet.
Die voor lang haar heeft verkooren
Wat
haar
zwak
geftel behoeft
Schoon hy met zyn hulp
vertoeft.
Daar-
,:; ,
, ,
overhetGEBED. zalze nooit vertraagen
Daarom
't
De
y ver , die haare aandacht wekt
Zy
het licht begint te daagen
't 't
S^
Zy de
nacht ons halfrond dekt
Zy zy op bepaalde tyden Bukt voor Gods genadelloel
Leert haar zorgeloosheid myden.
En ook Dat zo
Noï
onder
ligt
'c
aardfch gevv^oel
ons kan bezwaaren
een biddend hart bewaaren.
Welk
een heil wierdt, op
't
gebed.
Door de Godvrugt vaak genoten? Dooden wierden nog gered Leeuwenmuilen Bidt een S a
toegefioten.
muel
,
terftond
Zendt God donder neer en regen. Smeekt de Apostelfchaar, de grond Zal zig op
Petrus Vry
't
gebed bewegen»
mogt, op
uit boei
's
volks gebêen,
en kerker trêen. Krach-
,
,
4Ö
!!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Krachtig bidden
,
heilig ftryden
Ladder die den Hemel raakt. Staf in zwakheid, troost in lyden.
Vuur
Gods tempel
dat in
blaakt,
Zielzugt, door Gods geest gedreven,
Klimt ge lugt en Wolken door.
Ademtocht van Sleutel
't
geestlyk leven.
van Gods heiltrezoor,
Artzeny voor zielgebreken
Leer ons, hoe
Wierd
al
't
wy moeten
fmeeken'!
Volk door u bezield
!Mogt het door uw' gloed ontbrandenl
Nu
't
,
voor de Almagt neer geknield.
om Hoor uw
Smeekt
't
heil der
vrye Landen.
Sion in dit uuri
Help ons, God der Legerfchaaren I Blyf een Schild een vuurge muur
Voor
ons' Haardfteen en Altaaren
Zegen , dek ,
beflier
en fterk
Neêrlands Staat en Neêrlands Kerk,
M
Ende
I
L D D A A D
I
G H E
I
n.
en vergeet de PTeUaad'ighe'idende de Mededeelzaamheid niet 'uiant adn God een Welbehagen. Hebr. XIÜ. i6. '.
zodaarijge of-erhanden heeft
M
Zie hier i L d D a a d i g H e i d , wier hoofd een * Fogel dekt , Die 't vroegverlaaten Jong van andren op durft kwïeicen. Zy draagt twee Hoornen, die vol vrugt-en- Schatten fleeken, En leert ons , dat ze ziel en lyf tot voordeel ftrekt. Haar wit gewaad verbeeldt haar blank gemoed naar 't leven. De PasfeT toont, dat zy ook maat houdt in het geeven.
Het geeven
der Aalmoezen is geen deugd , dan wanneer gy gereed, bhmoedig en mild.iaadig doet: wanneer gy verzekerd Zyt , dat gy het in het geeven niet zyt die geeft, maar die ontfangt ; naardien gy , in plaats var: ''t
,
iets
in deze
gifte
te verliezen,
eene genade daarin ontfangt en 'er eene
Chrysostomus.
groote winst in doet.
Wf
F
'k voor zeker Toon van Arenden gehouden worden. Zie het groot \Vaereldtontel van Cezar IUpa enz. II. DttI , BI. 153 . vergel. met bet 1 Deel BI. 37. OJJifraga
genaamd
,
welke Vogels van fommigen
,
,
42
:
,::,,
;
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING J/^' MiLDDAADiGHEiD myn' Zang
'k
Deugd van Gode en Mensch geprezen Aangenaame Liefdedwang Heil der
Armen ,
troost der
Weezen
Zuil die Nêerlands welvaard fchraagt
y
Kroon van Sions Burgerfchaaren Telg des Hemels, eedle Maagd
Die ons Schatten
leert vergaaren ,
Alsgy, met Geloof vereend.
God van uwe
goedren leent.
Laat een Vrek zyn blydfchap In
't
flellen
,.
vermeerdren van zyn goed
Trotsaart
mag van hoogmoed zwellen ,
Als zyn goud zyn eerzugt voedt
Wulpsaart mag zyn' Als hy,
Zig
om
in dartle
Vrolyke Zal aan
lust
verzaaden
zyn geld gevleid,
vreugd kan baaden
Milddaadigheidï
Jezus arme
Met meer vreugd
leden.
haar fchat beifteeden. 't
Lief-
, :
OVER DE 't
,,
MÏLDDAADIGHEID.
4.^
Liefdevuur ontvonkt haar borst,
Zy, met
's
naasten leed
Spyst den honger,
bewogen,
laaft
den dorst.
Droogt de natbekreetene oogen Kleedt de naakten, heelt de fraart,
Troost hen die geen trooster vonden Giet het neergeflagen hart
Wyn
en oly in de wonden,
Leidt den vreemdling in haar huis
En
Zy,
verlicht het lastig kruis,
die dankbaar
Slaat
poogt
te
leeven.
Gods Menfchenliefde ga
Geeft van
't
geen haar wierdt gegeeven,'
Volgt het Godlyk voorbeeld na.
Voor de Aartsgoedheid neergebogen. Hoort ze,
als
fchamele
Straks de flem van
't
Armoe
fchreit.
Alvermogen
Dat de Mededeelzaamheid Eischt van
alle
Stervelingen,
Die zyn' weidaan ooit ontfingen.
F
2
2oüdt
,
44
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zoudt gy niet, 6 wyze Deugd! Luistren naar
En
,
daar
't
geklag der
'c
Armen,
weldoen u verheugt,.
Over Menfchen u ontfermen ? Ja
!
gy weet dezelfde God
Die hen fchiep
,
gaf u het leven
Heeft hy u een beter
Dan 't
uw"*
,,
lot
Medemensch gegeeven ?
Noopt u , om
En zyn
dien goed te doen y
vleesch,
Weenen Jezus
als 't
uw,
lieve vrinden
te
voên.
,,
Vaak met minder goed bedeeld
Dan
het huis der aardsgezinden,
Dat de voorfpoed
vleit
en
flreelt;.
Ziet gy hen in drukkend lyden Als hun nood
uw
Zoudt gy hen dan
hulp begeert,
niet verblyden
Daar gy faam één' Vader
.
,
eert,.
Eénen eerstgebooren Broeder,.
En
erkent. dezelfde
Moeder
?.
't
Juk,
:
OVER DE 't
MILDDAADIGHEID.
Juk, waaronder de
Deed
haar zwakheid ras
Armoe
,
45
treurt,
bezwyken.
Zo ze niet wierd opgebeurd. Door uw teedre liefdeblyken.
De Armoe 't
pynigt lyf en ziel,
Lichaam kwynde , ontbloot van krachten
En
de ontruste geest verviel
Ligt tot zondige gedachten.
Hadt gy
haar niet ondersteund
Staf waarop haar onmag^t leunt
Zou 't Zou 't
geloof
L
uw hart bewoonen ,
het daarin zyn geplant?
Moet dan ook zyn vrugten Zoudt gy
niet
toonen*
zo mild van hand.
Als oprecht zyn van geweeten? Ja!
men mag u, welk eene
eer!
Voedfter der verdrukten heeten» Rentmeestres van d'Opperheer;
Die van de u vertrouwde goedren.» Deelt noodlydende gemoederen.
F
3
Bragt
,
45
,
!, ;,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Bragt
u de Alvoorzienigheid
Onverdiend,
tot
Ziet ge uw'
Dies te minder
meer vermogen?
Rykdora uitgebreid ? ge
fluit
uwe oogen
Voor den Armen; kan zyn
ftaat
D'ydlen Hoogmoed haast verveelen: die alle trotsheid haat.
Gy, Tracht
hem
ryklyk
mee
te deelen
Niet alleen het tydlyk goed,
Maar ook
Ja
troost ,
voor
't
bang gemoed.
fchoon ge , onder zorg en zweeten
!
't
Brood, dat God uw' arbeid geeft.
Met uw
En
talryk kroost
moet eeten
van mindren voorraad
leeft
Echter toont gy u genegen
Om
verdrukten by
ArmeWeduw, Jezus
te
Haan.
welk een zegen
pryst uw' Liefdedaen:
Schoon ge , door
't
geloof gedreven
Maar twee penningen kunt geeven.
Gy,
,
,,
MILDDAADIGHEID.
OVER DE Gy,
,,:
47
door Nedrigheid geleid.
Geeft met een befcheiden oordeel,
Haat de fluurfche onvriendlykheid
En
bedoelt geen eigen voordeel.
's
Naastens fmart ftrekt u tot fmart.
Nimmer
leeft
gy onverfchillig
Want uw medelydend Is
hart
vol vaardig en gewillig,
Om, zo Hem te
lang
hy hulp verwacht.
uw magc.
helpen naar
Laat de Schyndeugd zig vermaaken Als
gemeen
'c
haar' weldaad pryst
Zulk een dwaasheid kunt ge wraaken
Daar ge In
't
uw
Liefde
't
liefst
bewysE
verborgen, voor den Heere,
Dien
't
ootmoedig hart behaagt.
Alle Loffpraak ydele eere.
Daar de Waereld roem op drangt,
Moet by Die
uw
's
levens kroon verdooven
deugd zig kan belooven. Als
,
48
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Als Gods
Zoon
in heerlykheid
Zal verfchynen op de wolken^ Zal hy
U voor
'c
loon
voor u bereid,
,
oog van
't
alle
volken,
Schenken ; maar het boos
Dat hem
liefdeloos dorst
geflacht-,
hoonen,
Zyne alomgevreesde magt
En zyne
eeuwige ongunst toonen.
Wel hem!
die zig wyslyk draagt-,
Als de Elende kermt en klaagt.
Kon
bet
,
onder
't
zwaarfle lyden
Schoon beroofd van goed en kroost, 't
Vroom gemoed van Joe verblyden. Dat hy de Armoe had getroost?
Zullen
DoRKAs
liefdegaavea
Eeuwig leeven, na haar dood? Volg dan
Gy
,
't
heilig fpoor dier
braaven
die zoveel heils genoot.
Uit Gods liefderyke handen
In den fchoot der vrye Landen.
o
Daarom
legget a/"
zynen naaften
:
(ff
E
Leugen,
'viant
wy zyn
ende fpreket de
N.
Waarheid
een iegelyk mit
malkandcrs leden.
EfescIV.
De
onreine
Logen
fchuiJt hier in
25.
een •xh gezmadi
Dat vuil gedrocht verfleekt zig iiefst in rtine Kleêren. Zo fchetït ook de Exter , die op V Hoofd dier fnoode flaat. Ons haar geveinsdheid, door zyn' luitte en zwmc Fecren.
Zy houdt
een * Fiich^ die flraks vertoont
Als hy den Visfcher, door
Zo iemand
tot
u zyne toevhgt neemt
zoudt kunnen verlofjen die liegt
,
't
gy
,
zidt het
zyn listigheid, bedrieglyk vocht misleidt.
gy door uwe Logen van den dood mgtans niet doen. Want de mond
dien
doodt ds Ziel.
AüGUSTINUS. *
De
Visch
Sepia.
,
50
,
, ,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING JiPie
En
is
zy, die haar gelaat,
affchuwelyke trekken
Door
het hagehvit gewaad
Van de Waarheid , poogt
Zy
En
die looze valschheid
dekken ?
kweekt,
de waereld omgevlogen
,
't
te
Allerfchaadlykst vuur ontfleekt
Zyt gy
't
niet
,
ó fnoode
Logen
!
Die, ind'Afgrondvoortgeteeld,
Ons vertoont uw
's
Vaders beeld ?
Schriklyk Monfter, dat, verbonden
Aan Geveinsdheid , Haat en Nyd
De
eenigfle oorfprong van de
Oorfprong van de Vloeken 't
Lust 'k
me u onbefchroomd
Trek u
't
momtuig van
Zonden zyt.
te 't
nadren. gezigt.
Vloek en fcheur vry deze bladren 'k
Zal nogtans
,
Van de Waarheid ,
Op myn
by
't
alle
dichttafreel
heilig Licht
uw' vlekken
ontdekken^
Hebt
,
, :
,
,
, :
overdeLOGEN. Hebt ge op Edens Niet het eerst
En
in
's
Reeds de
uw
En
Op
grond,
ztiivren
gefpogen
gift
Waerelds morgenftond
Aarts moeder
niet
Toen gy door uw' boozen Haar
51
bedrogen?
raad
jammerlyk verleidde
te
het allerfmartlykst kwaad
het volgend Menschdoin fpreidde
't
Menschdom
Laas
!
Dorst ge
dat
door
,
uwe
list
het fpoor der Waarheid mist.
Jozef
niet belaagen?
Wierd zyn kuifche deugd en trouw Niet in ketenen geflaagen
Door Bragt ge
het liegen van een
Naboth niet om
Hebt gy
zelfs
Schoon door
's
Niet bekladt
Vrouw ? 't
leven?
de Apostelfchaar,
Heeren geest gedreven. in
't
openbaar
Toen gy ftout dit oordeel velde, Dat de Wyn haar' geest ontflelde ?
G
2
Was
,
52
,
!
:
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Was
het niet
Toen de
Logen
Stefanus Voor
uw in
heilloos
werk
der getuigen, 't
martelperk
het moordgeweld deed buigen ?
Maar hoe
dorst ge
,
ó Slangezaad
Zelfs de Heiligheid bezwaaren ?
Hebt gy Jezus
En
niet
gefmaad
een' Vriend van Tollenaaren
Hem En
genoemd? zyn
leer
gehoond,
zyn' wondren niet verfchoond ?
Aartsverleidfter! die de Zielen
Van den weg 't
des Levens trekt;
Zy
ge ons leert voor Afgoón knielen
En
het licht der Waarheid dekt
Door 't
En
een'
Zy
damp van
valfche leering
ge u tegen de Almagt wendt.
de alwyze Godsregeering
In het Schepslenheir ontkent:
Wee
hun! dieu, losberaaden,
Volgen op uw' logenpaden!
Schoon
,
,,
,
L O G E
DE
OVER
!
N.
52
Schoon ge u ook, ó fnood Gedrocht!
Poogde
in
'c
kleed van
Deugd
te fteeken,
Vaak Gods Heiligdom bezogt,
En hem met den mond dorst fmeeken. Als ge uw hart aan 't ydle bondt: 't
Allerheiligst
Opperwezen
Dat des menfchen
Mint hun
die
't
ziel
doorgronde
waarheid vreezen.
in
Nooit wierd zyne Alweetendheid
Door
fchynheiligheid misleid.
Durft ge ftout
ter Vierfchaar treeden
Daar het Recht ontzag verwekt /lis
ge, door Godtergende Eeden,
Uw gevloekte list bedekt ? Zweert ge by den God der Waarheid Valschlyk, die de valschheid haat?
Beef Rampzalige
Wat
wat naarheid
verwoefling dreigt uw' Staat!
Als hy zal
Zyn
!
,
in toorn ontfteeken
;
gefchonden' deugden wreeken.
G
3
Poogt
,
s^
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Poogt ge de onbezoedelde eer
Van uw' Medemensch Strekt
Om
uw
te
fmaaden?
tong een moordgeweer
de onnozelheid
te fchaaden
Als ge uw' Naasten ftout betigt,
En befmet met wanbedryven Gruwlen
in
uw
hart verdigt,
uw mond hem aan durft vryven? De onfchuld nogtans wordt gered. En uw list een perk gezet.
Die
Schenkt gy ons
in
gouden Vaten,
Vaak een doodelyk venyn
Wyl we ons op uw trouw verlaaten En gy, onder vriendfchaps fchyn. Dekt uw' haat en valfche llreeken Als gy lacht, en flreelt, en vleit.
Maar ons, met 't
dit liefdeteken,
Allernaarst verderf bereidt ?
God
zal eindlyk
Al
bedrog der Huichelaaren.
't
openbaaren
Meent
,
uw
Als van
,
55
,
De een of de andre voordeel Of dat uw bedriegiyk poogen Zou
,
dat ge u niet bevlekt,
beleefde Logen
("Naar uw'
, »
LO GEN.
OVER DE Meent ge,
, , ,,
trekt?
waan) den Godsdienst
flut ?
u verfchoonen ?
die uitvlugt
Zulk een voordeel baart geen nut,
God
zo dienen
is
hem hoonen
Want
,
Ze
een kwaad dat
is
Zou hy ,
U
't
die
Om
God
draagt
mishaagt
u fchonk het leven
gebruik der
Boven andre
En
Logen
wat kleed de
taal alleen
fchepflen
,
geeven ?
gy zulk een gaaf befteên
zyn rykswet
te overtreeden
Die voor blanke Waarheid
pleit?
Uw bedriegelyke reden Daar ge uw' Naasten door misleidt
Schoon
verfierd
met
vleierye
Breekt den band der Maatfchappye. 't
Lie-
,
5^
,,
, !,: , ,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Liegen draagt het fchandlyk merk
*t
Van
het kroost des helfchen Vaders;
de lust en
'c Is
Van
eigen
werk
verleiders en verraders.
't Is 't
't
een vrugt van
't
eerloos hart
Scheurt de plegtigfte Verbonden 't
En
Schent de
't
Trouw ,
teelt twist
verbergt de fnoodfle
Maar van
Wordt
,
en fmart
Zonden
elk, die deugd betracht,
die euveldaad veracht.
Schrik dan vuile Logen fpreekfler,
Trotze Vyandin van
God
1
Waarheidhaatder , Trouwverbreekrter Schrik voor
Hy
zal
u
uw
verfchriklyk lot
ter vierfchaar
daagen
Die zig zelf de Waarheid noemt
U
de zwaarfle ftraf doen draagen Als hy u ten afgrond doemt
Daar een eeuwig vuur
En uw
(laat
zal blaaken
rampzalig niaaken.
|
y
GELOOF.
•=
—Geloove. Dit
is
de
Osermmiinge i
die de
WaertU
overTsint,
I
Het
En 't
Hbilgeloof
flaat
het Oog
op
Het wraakt geen Zo
vertreedt de
't
Waereld,
zit
Joh: V.
4,
gekroond
Boek der beide Godsvei bonden:
Leunt op den Hoekfleen Verplet, daar
't
't
^namelyk) ons
door
,
die den Duivel, Dood en Zonden
Jf??
doornenkroon
Kelk, zyn Lydzaamheid vertoont. ,
die
we
aan de Zuil befchouwen.
Verfchiet ontdekt de Proef van Abrams flerk vertrouwen.
ra! als de min/te droppel des Geloofs in onze Harten geftort is, heginnen '!vy
Gods aanjchyn,
'wy aanfchowwen
dat
wy
't
vreêzaam en ons genadig aan te fchowwen; van verre, nogtans met zulk een zeker gezigty
als liefyk, v:el
weeten dat ons gezigt niet feilt.
Calvinüs,
H
Zing,
, :
58
, : ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^ing, ó
En
'c
Dichtkunst! zing den
beleid der dappre
moed
Helden,
Die door krygsdeugd, zweet en bloed, 't
Kvvynend V'aderland herflelden Stap met hun het Slagveld in
Daar ze roem en buit behaalen. Zing van grootre Krygsheldin
'k
Gloriryker Zegcpraalen. 'k Schets
En
Rein
't
Geloof,
dat d'
Afgrond bindt>
de VVaereld overwint.
Geloof,
uit
God gebooren,
Door geen Mcnlchen Veilig Bolwerk
,
valle
Voor geweld en
list
kracht verwekt.
Toren gedekt,
Zekre Toevlugt , bly Vertrouwen Schild der Vrooraen, Zaligst Deel,, Sterkfte Zuil der
Godsgebouwen,
Allerheerlykst Kerkjuweel
Mogt uw
Nu
ze
uw
glans
myn
kunst beflraalen.
Schoonheid poogt
te maaien.
LiaZ
,
:
,, ; ,:,
overhetGELOOF.
59
Laat de Onkunde , dwaas beraen In het fpoor der dwaaling rennen
Heilpad , dat gy in wilt
't
Hebt ge
beter leeren kennen;
Door
het nuttig onderricht.
Uit het eeuwig
Kent ge God
Zo
als
hy ,
Woord in
't
't
Met den Mensch
verkregen
zaligst
langs vrye
In het bloed aan
Gy
flaan
Licht:
wegen Kruis geflort
bevreedigd wordt.
omhelst de Leer der Waarheid,
In het Godlyk boek gemeld
Daar gy
't
in
voldoende klaarheid.
Al voor oogen vindt gefield.
Wat
ter kennis, ter betrachting.
En 't
Ongeloof fpreek' met verachting
Van 't
ten leven nodig is:
dees heilgeheimenis,
Bygeloof volgt iVIenfchenvonden
Gyj gy
fteunt
op vastre gronden.
H
a
Toen
,
60
, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING; Toen gy Boven u 't
tot
toorn verwekte,
Overtreeden van
Door uw
God
een' rechtvaardig'
't
gebod
ganfch gedrag ontdekte ^
Toen gy
u wierdt geplaagd
in
Door een pynigend geweeten,.
En den
duistren afgrond zaagt
Onder u van één gereten
Toen gy,
By geen
in dien
bangen flond,
Schepzel uitkomst vondt,:.
Toen gy, raad-eloos, aan 't weenen, Wegzonkt in uw' Jammerflaat, Is
u
Ju
D A' A s
Leeuw
verfchenen
Vondt ge by hem hulp en Zwaar gedrukt door
't
raad.
Juk der Zonden
^
Wierpt ge u voor zyn Kruispaal neer Zogt een Schuilplaats
in
zyn wonden
;,
Daar moest Wellust Rykdom, Eer,
Hoe
ze in
Straks
't
oog der Waereld fchynen
by Jezus Kruis verdwynen. GOEIi.
,
OVER HET GoEL
,
, , ,
G E L O O uw
wierd alléén
,
F,
61
vvensch
Onder waar e Zelfverfaaking, Zaagc ge in
hem ,
als
Wysheid , Recht en Ja
!
Hy»
aan
's
Heiligraaaking
uw
Verloffing uit
God en Menach leed.
Vaders eisch voldoende,
Wierd uw leerende Profeet, Priester die de fchuld verzoende y
Koning die zyn volk regeert
En
't
geweld der Helle weerL
Wil de Aartsvyand Volgt hy
uwe
zig
Ziel
nu wreeken
,•
nog na ?
Gy, zyn Tirany ontweeken Vlugt naar 't
't
bloedig Golgotha.
Hert des Jaagers
En
list
ontkomen
door hitte en dorst genoopt,
Schreeuwt niet meer naar Waterftroomen,
Dan gy
dorst, en fchreeuwt, en loopt
Naar den Bron aan '^.
Silo'd.
't
Kruis te vinden,,
der Godgezinden.
H
3
Zou
,,
62
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zouhy, Die by
die
op Armen
En den Zwakken Zou
die
bylland biedt,
Heer zyn gunst niet toonen
Aan de
Zou
^iel die oiu
hem zugt?
geen Herder zig ontfermen.
Als het Schaapje naar Ja!
woonen,
nedrig Hart wil
't
ziet,
hem viugt?
hy draagt het op zyne Armen,
Redt het
En
Dog
in
verbergt het in zyn' Schoot.
ge erlangt nog grootren Zegen.
Kedle lelg!
Ryk
den jongfttn nood.
in
Goels hof,
belproeid door milden regen.
Bloeit ge
nu zyn' naam
tot lof!
Scheent ge korts nog klein en teder: In het licht der Levenszonn'
Wast
Op Die ,
ge
,
en wordt gelyk een Ceder
den hoogen Libanon al
:
ftormen onweervlaagen
Vast geworteld , vrugt zult draagen.
Nu
,
j,
God
liunt
I
s
,
Ö3
Zalig Lot:
durft de Uitverkoornen
doemen"?
God,
ge uw' verzoenden
T u s uwen Heiland noemen.
Dat
Zo
uw
juicht ge in
Wie
KR
!
GELOOF.
OVER HET Nu
,
,,
's
de rust
hier leeft
!
uw
Ziel
vertrouwt ge zonder fchroomen;
Want, fchoon berg en heuvel
viel,
Jezus blyft de Rots der Vroomen, En 't Verbond door hem herlleld ,
Vreest geen aardsch of heJsch geweld.
Dat heet op zyn'
GoË l
fleuncn
Zitten in zyn fchaduw neer, Veilig op
zyn Lieflie leunen
DaaidsZoon, Zyn
gekruiste liefde
Hoe
gelukkig
is
en
Davids Heek,
omarmen. de geen,
Die na zugten , fmeeken , kermen Deelt in zo veel Zalighêen!
Welk
een heil
Die zo door
't
is
hem gegeeven
Ge l o o f
kan leeven
!
Heiï^
, ,,
é4.
,, ,; ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Heilgeloof, Van de goedren
ilandvaste grond
daar
we op wachten;
Die bet Zaad van Gods verbond
Zo
met moed en krachten
bezielt
Gy
ftaakt
EN ocH
Abels
In zyne Ark
ABRAM
Gy
offer aan
hebt gy opgenomen
N o A c H hebt gy
By
:
,
op
's
bygeftaan
Waerelds ftroomen
vlogt ge een glorikroon
j
het ofFren van zyn' Zoon.
deedt
Moze
Rykdom
,
s
,
Faroos ftaaten
wellust , kroon en bloed
Bly voor fmaad en druk verlaaten
Oogende op een hooger goed.
Gy fchoon u Tirannen kwellen Gy geleidt Gods gunstgenoot, ,
Daar u Liefde en Hoop verzeilen,
Tot op
d'
Oever van den dood
Doet hem onder vreugdezangen 't
Eind' van zyn
Geloo ve
erlangen.
,
HUWELYK.
HET
Het Houmlyk
(is) eerlyk onder allen
,
ende het bedde onbevlekt.
Hebr. XIII. 4. eerbaar Huw lik aan,
Dees Jongling wyst ons d'aart van 't Het torst het Liefdejuk met faamveréénde krachten Zyn Appel leert ons dat het Vrugten kan verwachten, Zyn Beenen zyn geboeid f en myden de ydie paan , Waarin verleiding poogt de kuifche Trouw te ontrusten: Het
treedt op d' Adder
^
en verplet de onreine lusten.
Gelukkig Paar, dat zo gelyk van IVil luk gctrcffen heeft
^
heeft een
ah
Hemel,
één
van Lichaam is! Wie dat geAarde gevonden.
op de
JOHAN DE BrüNE I
'k
Zal
:, ,!
66
,, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 'K
^aI van reine Liefde Zingen Roem het Wettig Echtverbond.
'Je
<
Wykt, verdwaalde Waereldlingen Die
Kon
uw Vreugd
in
de Onkuischheid u verleien?
Volgt gy haar op
Dat u 'k
'k 'k
Wellust vondt.
't
Zondig fpoor?
dartle Dichters vleien!
Zing alleen voor
Kuisch gehoor
't
Poog geen wufte Min
Wy'
myn
de Tugt
Huwelyksmin
,
te ftreelen
dichttafreelen.
Vriendin der Deugd
,
Band der Eendragt , Rustbereidfter Voedfter van eene eerbre Vreugd Aardbevolkiler
Stamverbreidfter
,
Ontugthaatfler, zuiver Beeld, Troofterefle in
Vrugt
in
't
't
moeilyk leven,
Paradys geteeld,
Eêl gelchenk van
God
gegeeven
Schets van Goël en zyn Kerk
Dat mv
heil
myn' Zanglust
flerk'.
Durft
,: ,
OVER HET
,
HUWELYK.
67
Durft de Onweetendheid u wraaken?
Schuwt de Wantrouw uw gebied?
Kunt gy Wulpschaart
niet
vermaaken
Wyl hy tugt en orde vliedt? Gy dog fteunt op zuivre gronden, De Almagt heeft u ingefteld. Eer de Menfch , door
't
gift
der Zonden
Uit zyn rust was neergeveld:
Eer de Aartsmoeder wierd beftreden
Door de Slang,
Schoon
't
in
't
Zalig Eden.
verbreeken van Gods
Wet
Ontugt, Weelde en Wellust baarde,
En
al
't
Menfchdom wierd befmet
Echter bleef
uw
Haat in waarde.
'tV^olk, dat, door Geloof en Recht,
Zig met
Kan
in
Jezus mogt
verbinden,
u, ó heilryke Echt!
Onbevlekt genoegen vinden:
Dat nooit Wulpschaart ,
Van
in
den Schoot
Jrerboden lust, genoot. I
2
"
Dart-
, ,
<58
:
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Dartle
Min doe de
Echtaltaaren
Rooken van onreinen gloed; Als zy
door een heilloos paaien
,
Vaak de zwaarfle rampen broedt Deugdbeminnaars 't
Vuur
Kunnen,
in wier Zielen
,
der waare Godvriigt brandt.
zy nederkielen,
als
Voor de Aartsgoedheid
,
van haar hand
(Die hen leidde op Liefdewegen)
Wachten
's
Om
d'allerrykflien
Hoogden
eer
,
Zegen.
een zuivre zugt
het heilryk uit te breiden.
Hunne
tedre
Huwlyksvrugt
Tot Gods Tempel op
te leiden,
En, met
eensgezind gemoed,
Voor Gods
aangezigt te leeven.
Meer
Dan
naar
't
eeuvvigduurend goed
naar aardfchen fchat, te ftreeven:
Is
En
het doel van hunne
de Zuil van
't
Trouw
Echtgebouw. In
,,;
, ,, ,, ,
, ,, ,
HUWELYK.
OVER HET
69
In het huis dier Lotgenooten
Voert de Liefde
't
Hoofdgebied
Wordt voor Haat en Twist
't
gefloten
Trotfche Heerfchzugt heerfcht
''er
niet
Lachende Eendragt kroont hun wooning, Vriendlykheid
En
een
feil
fiert
vindt
ligt
woord en daad verfchooning
Daar men poogt , met
Trouw
En
troost
en raad
elkandren te onderfchraagen
vereend den
last te
draagen.
Lacht hun milde V'oorfpoed aan
Mag hun
handel zig vermeêren
Zyn hunne Akkers 't
Noopt hun
5
om
Dankbaarheid
En
welgelaan
de Godheid te eeren
ftiert
mond en
hart.
fchoon tegenheden drukken
Nogtans kunnenze
in
de fmart,
Nedrig voor Gods fchikking bukken. 't
Stoort
Als hun
hun 't
flil
genoegen niet
aardfch geluk ontvliedt. I
3
't
Lief-
;
70
,
: ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 't
Liefdevuur zal zuiver blaaken 't
Kan
V^oorwerp van hun Huwlyksmin
hun
alleen
hart verraaaken.
En hun deugdzaam
Huisgezin
Blyfc voor de ydelheid beveiligd;
Door geen weelde of pracht Is
God
het
En Zal
beflierd;
ten dienst geheiligd;
door Nedrigheid verficrt
,
't,
fpoor der Kristenzeden,
in. 't
Anderen ten voorbeeld treeden.
Schoon 't
dit
God
Liefst zyn'
En hem Offert
.
in
Of hem In het
(lil
welveréénigd Paar dient in
't
verborgen;
op het Hartaltaar
den vroegen morgen 't
Avondoffer wydt
vertrek befloten
Toont het echter
zig verblyd.
Als het met zyn huisgenooten
Los van aardfche moeilykheên,
Mag
naar
's
Heeren wooning
treên.
Dog
,
W
OVER HET H U Dog
de dienst aan
's
't
't
!
gemoed
K.
71
zwaarst gewigt)
verpligt
dier Echtelingen
Voedt geen traagheid;
En
E L Y
werk beletten
Daar het aardfche toe
Neen
,
Hemels wetten
Zal het (^fchoon van In geen nodig
:;
't
eert
ook God,
verwacht zyn Zegeningen,
Als zy, werkzaam in hun lot, 't
Huis voor drukkend onheil hoeden
En
het van hun' arbeid voeden.
Zo God\Tugtig, eensgezind.
Zo geduldig in bezwaaren, Zo gezegend, zo bemind, Slyt dit Paar
Breekt de
zyn Huwlyksjaaren.
Dood
dien vasten knoop,
Dit verwekt een droevig treuren
Dog
een welgegronde
Hoop
Leert het Itraks het hoofd opbeuren
Wyl
het
Weer
God
,
na
's
Lichaams val.
volmaakt vereenen
zal.
Wie
,
7a
,
;
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wie durfc dan het Huwlyk doemen? Wie beftaat dees Levenswys Nog een Slaaverny te noemen ? Daar zy eer een Paradys
Opent voor de Deugd betrachters. Strekt een
Weugd
voor lyf en geest
Zwygt verwaatcne Echtverachters! Daar de Heilzon op haar Feest, Zelfs haare eerfte wonderftraalen
Schoot, in Kanaas Bruiloft-Zaaien.
De
Echt, waar op Gods Zegen rust,
Leenigt onze druk en fmarten
Temt de
En
leert
drift, baart reinen lust,
faamverbonden Harten
Wandelen naar
Zacharias
's
heilig
Hoogflen Wet,
Leven
Met zyn Vroome Elizabeth, Kan ons
Van
En
't
heerlykst voorbeeld geeven
een' Echt
zyn' ryken
,
die
God' behaagt
Zegen
draagt.
,
LANDBOUW ER
Y.
vm
hosnt Itt jaar uwer gonlbeid: tnie uwt vonflnppen druipen vettigheid. Zy bedruipen de weiden der woellyne : enie de heuvelen zyn aangegord met verbeugirtge. De velden Z'jn bekleed met Kudden, ende de daalen zyn iiedekt met Koorn : zy juichen PsALii LXV. 12, 13, 14. oofe 2wg«rt ze.
Gy
Landbouwery Haar
De Haar
vertoont zig in een groen gewaad. pronkt met een kroon van rype Kcremïren, Hemelkring draagt ze in haar linkeband, en (laat
boofi
rechte
aan
Men ziet den En 't Bywerk
O
loon-.tje , daar haar oog op fcbynt ie Jlaaren, nutten Ploeg hier aan haar zyde flaan. wyst ons al haar veligereedjchip aan.
't
—
door voelk eene heerlyke vtrtooning worden bier myr.e oogen verrukt ; boe verfcheiboe vol en rfnelyk voorzien van alierbanden voorraad! Natuur vertoont bier alle , 'welk esn ryl-e , nxielk een onuitputbaare Schuur van allerba^ide Noodbaare Schatten ! .'
den
—
druft voor alle Scbepzelen 1 Alen dunkt ik lees in deeze uitgebreide Bceken eene leevend'ge uitlegging over den beeriyken lof der Goddelyke weldar.digbsid; Gy doet uwe Hand open en verzadigt al wat 'er leeft, naar uw welbehagen.
H E R V E Y.
K
Juich
,
74
,
, !,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGEL ING Jfwich, de Winter
Zielbekoorlyk Lentfaifoen,
't
Na
verdwenen,
is
dien dorren tyd verfchenen.
Kleedt het veld in
Op myn
Zanglust
Zing van
!
't
eerfte groen.
vlied de Steden
Land mans
Bouwery;
Zie zyn nutte bezigheden. Zie 3 en volg de ny vre By Vlieg op vrugt, en bloem, en blaêren:
Poog
'er
Hoe 't
Door 'k
uit te gacren.
verkwiklyk
Oog weidt
En
'k
honig
is
dit oort!
hier langs berg en dalen
het oor wordt flraks bekoord 't
muzyk
der Nachtegaaien.
Voel eene aangenaamre
lugt,
Riek den geur der Lentebloemen 'k
Proef de vroeg volwasfen' vrugt.
Alles noopt
my Hem
te
roemen
Die des aardryks milden fchoot
Mensch en Vee
ten nutte, ontfloot.
Hoor
! !
OVER DE L A
ND
B O
,
,
W E R Y.
U
75
Hoor de nyvre Veldelingen, Onder
De
eedle Lente
welkom zingen
Vreugde paart
Veeman En,
werk verblyd.
noestig
't
gaat zyn'
gelokt door
Dryft hy
't
Speelt op
met
zig hier
ontfluiten.
ftal 't
zagte weer,
Vee verheugd 't
riet, dien
Die den daauw,
als
vlyt.
naar buiten
God
ter eer.
paarlen droppen,
bloem en knoppen.
Spreit op gras en
Zie hoe greetig graast de Koe 't
Jeugdig Kruid kan haar behaagen:
Melker,
ziet haar
,
bly te
moe
Volgelaadene Uijers draagen. 't
Schaap,
daar't malfche klaver eet.
Heeft eerlang den tyd
te
wachten.
Die het van zyn vacht ontkleedt, 't
Weerloos
Lam
leidt
myn
gedachten
Naar het Lam, dat, met geduld.
Leed en
flierf ,
voor
K
2
's
Waerelds fchuld.
Werk-
, , ,,!
7<5
,,,,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Werkzaame A k k e r l
e d e n zwoegen
i
In den vroegen morgenflond:
Deeze fpaaden 't
andre ploegen
,
Kouter fnydt den harden grond.
Daar vertrouwt men
't
vrugcbre Koren
Door verwachting aangefpoord In zyne opgeploegde vooren.
Mogt
het Zaad van
eeuwig
't
Woord
Mild befproeid door Zcgenplasfen In den grond van
Hier
Om
fliert
't
harte opwaflen
Bouman
de Egg' door
't
Land,
het teder graan te dekken:
Huurling Snoeit of ent
Zie de
\^
poot, zyn Makker plant.
om
vrugt te trekken.
ELDMAAG D
5
onvermoeid
Gins haar Vat met boter laden:
En
hier
't
Onkruid uitgeroeid
Eer het nog de vrugt kan fchaaden. 't
Onkruid , dat de Deugd verdrukt,
Worde ook
uit
ons hart gerukt
Maar
,
OVER DE L A
ND
Maar wat blydfchap
U
B O
zal
: ,
, ,
WE
R
Y.
77
men toonen
Als de Zomertyd genaakt
Die de vlyt met winst
En
de
flille
zal
kroonen
hoop volmaakt;
Als de zwangre Korenaïren,
Op
den mild befproeiden grond
,
Een gewenfchten voorraad baaren ?
Wie Toont
zig dan
met
hart,
nog mond
ter dankërkentnis vaardig.
Ploegt, en zaait, en maait onwaardig.
Hy,
die
't
graanryk Veld befchomvc,
Dat, door zagten wind bewogen,
Schynt een Zee van vloeiend Goud:
Hy, gebukt voor Kan 's
in
Alvermogen,
't
yder Airtje op
't
Land,
Maakers magt en grootheid merken.
Dan
roept zyn verlicht verftand
„ Heer! hoe groot zyn uwe werken! ,,
De
,,
Hebt ge
uw beleid beftierd, met uw heil gefierd!
aard',
door
K
3
De
, ,, ,
78
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De
Oogst verfchynt: elk toont zig wakker
Werkt en zweet nu vroeg en
laat.
Zie hoe deeze, op zynen Akker, In het graan de Sikkel flaat.
Schoon de Zomerzon mag blaaken
Hy Mogt
verdubbelt vlyt en moed.
door ernftig fmeeken , waaken
Elk naar
't
eeuwig blyvend goed,
Meer dan Most en Koren
Ook met
te
achten
zoveel nadruk trachten!
Wordt nu
't
afgemaaide graan
Straks in fchooven faamgebonden
Dan op
't
N'eldgefpan gelaên.
Naar de voorraadfchuur gezonden
En 't
ten dorfchtyd daar bewaard;
Leert 't
my
hier
Graf, daar
Zal eens
myn
't
myn
Kaf van
verblyfplaats
't
leezen:
Menfchdom faam
Tot de Rechter van 'c
lot uit
't
vergaart.
weezen, Heelal
Koren fcheiden
zal.
'c
Gras,
,
ovEU DE L A
ND
U
B O
,; ,
,
,
!
WE
R
Y.
79
\ Gras, dat nog voor weinig dagen Pronkte , met een lachend groen
Door de
Zeisfen neêrgedaagen
Wordt In de
tot
warme
Hooy, om
't
Vee
te
voên,
winterftallen
Als de koude
't
Veld ontbloot.
Zo moet fiere Schoonheid vallen Door de zeisfen van den Dood Hoe de groene jeugd mag pryken, Ze
is
't
by
'c
Gras
te vergclyken.
Herfstfaifoen zal Kuip, en Tasch,
Schuur , en Disch
,
en Vraten vullen.
Vleesch, en Ooft, en Veldgewas,
Wild, en
Wyn,
Landmans
en Oly zullen
huis en huisgezin
Welvaard baaren. vreugd verwekken.
En zyn Godvrugt 's
Albeflierders
zal hierin
hand ontdekken
Uit wier Volheid
al
wat
leeft.
Leven , kracht en voedfel
heeft.
Eer
,
!
8o
,,,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Eer de Vorst zyn werk
zal ftooren,
Woïdt zyn Akker weer beploegd
En hy
zaait
zyn Winterkoren
Leeft en arbeidt vergenoegd:
Tot hem jachtfneeuw, koude en winden
Dryven
naar den JFinter haart.
En daar roemt hy met zyn Vrinden Met zyn Vrinden braaf van aart De Ahnagt, die haar gunst hem toonde, ,
En
het Jaar met goedheid kroonde.
Beeld der eerfle Eenvouwdigheid!
Vergenoeglyk Akkerleven!
Door geen hoofsch Door geen zugt Dat uw
Maar
in
't
gevlei verleid
naar eer gedreven ;
Bloeiflaat nooit verwelkk'. licht der
Heilzon groeië!
Dat van Boter en van Melk Neêrlands Kanan overvloeic
Lugt nog Aarde, Vuur nog Vloed,
Druk u
ooit
met tegenfpoed.
,
!
LASTERING.
Itwen gy gejwadigil isordi'om den nname
zo zyt gy zalis : want de wat baar aangaat u aangaat hy ivordt "üerheeilykt. Chrijli,
Geeft der heerlykbcid, ende {de Geeft) Gods ruft op u:
hy ivordt
v^el
geladerd , maar
'VJai
I PeTR: IV. 14. de L a s t r in g op de Onnozelheid gebeten Zy grypt een fchreiend Kind by 't hair, ontdekt haar' aart. En toont door haar gezigt wat drift haar heeft bezeten.. Haar Toorts ontfleekt een vuur, dat ramp en tweedragt baart. * Het Dier , dat , naar men ZL=gt , den mensch doodt doof zyne oogen Kan ons haar eigenfchap en bittre vrugt betoogen.
Hoe
Wat
fcliynt
vicrige Slangen becten Izraël zo fel in de woeftyne
die 'oer.ynige tongen
Gods
,
a!s de Boosheid
van
twg "aeet te fieekea in de verdrietige wbefiyne dezer PVacreldl elke Laftertovg flrekt een zivaard ifn.crdpyl om het
bked der
'trajozeften
"iolk
gem Uchaams
L *
De
Baziliskiis.
bloed,
maar
hst
Ulud hunner
eere
V o l l e n n o v £.
te vergii ten.
'k
^chets
,
8a
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 'K jSchets een Ondier woest van aart
Schoon het
met klaauw- en- tanden
dreigt
En nog God' nog Menfchen Daar het woedt 'k
Zyn 't 't
Durf
in
Kerk en Landen.
in
myn
fpaart
Befpiegehng,
gevloekt beftaan ontdekken:
Monfter
brull',
terwyl ik zing,
Zal te meer myn' Zanglust wekken.
Dat het op myn Dichtvermaak
Vry zyn
gal uit
Lastring Gy,
wraakzugt braak!
in de hel
door Haat en
geboren,
Nyd
Poogt der Menfchen rust
gevoed. te llooren,
Daar gy eeuwig onheil broedt.
Vyandin van
't
Alvermogen,
Snoode Schendfter van zyn Wet, Naaste Bloedvriendin der Logen,
Die de blanke Deugd befmet:
En
verblind voor
't
licht
Tracht d'Aartslastraar na
der Reden, te treeden.
Zuk
;
,
,
!
deLASTERING.
OVER
Zult gy
't
ongenaakbaar Licht,
ó Rampzalige
En
83
!
genaaken
de Godheid, in
't
gezigt
Lastren, en haar deugden vvraaken?
Mag Aan
zyn' Vorst zyn' moedwil toonen ?
Of,
De
een heillooze Onderdaan
zal
't
nietig Stof beflaan
Oppermajefteit
te
hoonen
Als het, trots op eigen' magt.
Zelf
als
God
wil zyn geacht?
Durft gy zulk een gruwel waagen? Vrees dien Wreeker van zyne eer
De
Aarde , moe van u
Wacht op
Om
ter flrafFe
Of de Door
't
u
te draagen
wenken van in te
ontroerde
haar'
Heer,
zwelgen;
Hemel
zal
zyn' donder u verdelgen.
Faroos dood, Herodes Sanheribs verflagen' benden
val,
Dreigen u de zwaarfle elenden.
L
2
Lo-
,,» ,
84
,
!
5
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Lochent uw misleid verlland 't
Aanzyn van een Opperwezen
Wiens alom ontdekte hand Engelen en Menfchen vreezen ?
Zou door
blind geval alleen
't
Aarde, Lugt, en Vuur, en Stroomen
Zo
Wonderheên,
veel duizend
Met den Mensch zyn voortgekomen ? En zou alles , naar uw waan Zonder Gods beleid beftaan
?
Zult gy zo de Magt onteeren
Die
Kan
't
Heelal gefchapen heeft?
het Schepfel u niet leeren
Dat de ontkende Godheid Poogt gy haar Lastert gy
Schrikt
God
,
is
't
't
gebied
te
leeft ?
ontwringen ?
Alwys Beftuur?
ontmenschte Stervelingen een verteerend vuur!
Nooit heeft vyand
,
ongewroken
Roekloos naar zyn Kroon gcfloken.
Gy
, :
OVER DE L A
,
T E R
S
,: : ,
I
:
N
G.
85
die (lout d'Aartsheiland hoont.
Gy
Wraakt zyn Leer en vvonderdaaden
Of zyn Godheid En
niet verfchoont.
zyn' Zoenprys durft verfraaaden
Gy
zult
,
meer dan
't
Joodsch geflacht,
Dat de onkunde kon verblinden
Toen
't
hem
lastrend heeft veracht
Zyne gramfchap ondervinden Als die Rechter van
't
Heelal
U ter vierfchaar daagen zal, Snoode
!
die door lasteringen
De onbevlekte Deugd befmet, En op 's Hemels Gunftelingen Zelfs uw tygerklaauwen zet Als gy durft
En God
hunn'*
zal
him Godvrugt wraaken
vroomen wandel
fchendt.
voor zyn Kindren waaken
Die hun blanke oprechtheid kent
En hun licht zal helder fchynen. Als uw nevel moet verdwynen.
L
3
Waagt
, , ,
86
:, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Waagt gy 't om de Onnozelheid Door uw aadertong te fchaaden Als gy
uw
vergift verfpreidt
Op haar fchuldelooze daaden Of haar woorden loos verkeert, En
,
van
liefde
en trouw verwilderd
Haaren goeden
Naam
onteert
En haar beeltnis haatlyk fchildert? De Almagt, die u hoort en ziet. Duldt dje vuile
lastring niet
uw pen gebruiken uw begaafde hand
Durft gy ook
En
De
door
eer van
uwen Naasten fnuiken ?
Maakt ge (ó onuitwischbre Schand,} In
uw
fnoode lasterfchriften
Zelfs de fchoone
Dienftbaar aan
uw booze
Doet gy haar
Van de
Poëzy driften ?
in flaaverny
fchandlykfte ondeugd treeden?
Schendt gy haar bekoorlykheden ?
Gy,
,,
OVER DE L A Gy, Zult,
,,
T E R
S
I
N
G.
onwaardig deze Kunst,
al leeft
gy door
uw
zangen,
Op uw werk des Hoogflen gunst Nog der Braaven roem erlangen. Neen dus fchendt ge uw Dichtlauwrier. En uw arbeid hoe verheven !
,
(Daar gy door geen
Maar door Strekt
En
Gy
Gy
helfche wordt gedreven
uw
men
Hemels wraakt
gehoor voelt ftreelen 's
?
Naasten eer bevlekt,
zult in de ftrafFen deelen
Die
deLASTRAAR
Vond hy minder Wierd zyn
Hy
).
den Boozen tot vermaak
verdient des
die
Als
't
heilig vier
naar zig trekt i
luistrende ooren,
lastren
meer gehaat
zou eer zyn fmaadzugt fraooren t
En zyn Die geen
tong deed minder kwaad. lastren durft beletten
Zal zig zelf
'er
mee
befmecten.
87
88
,,
,
!
,, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Godgezinden
Vaak
!
den hoon
die
verdraagt van Lastermonden
Nooit wordt uwe gloriekroon
Door hun
vuil geklap gefchonden.
Laat hun lastren ,
uw gemoed
Zal geen fmaad met fmaad vergelden
Neen! wanneer hun boosheid woedt, Kunt gy , onder 't hevig fchelden Voor hun , als 't een Kristen past Bidden naar
Zo uw
uw
Meesters
last.
hart u niet befchuldigt
$maakt ge een ongeftoorde vreugd
Schoon de hoon vermenigvuldigt.
Jozefs kuisheid, Davids Ja! vorst Jezus heilig leven, Wierd veracht , befchimpt Zoek
befpot.
die leidzaara naar te ftreeven
Zalig zyt gy in
Als de 'c
,
deugd,
Ryk
uw
,
lot
Las TR AA R, byzyn derven, der heerlykheid moet derven.
,
LUISTER VAN
De Naam
is
een'
uitgekezener y dan grooten
goeden NAAM.
RyMonu
SpreüR: Sal. XXn.
I.
d' achtbren Gryzaart , die hier rxelgemaakt van leden , Pronkt met een hahjieraad van goud en ryke kleeden. Dien wy (wiens edel hoofd een krans van bloemen kroont) De knods van Herhdes zien tot een Steun verstrekken En, door v;iens Jchyuend licht, wy zyn gedrag ontdekken: Wordt ons de Luister van een* goeden Naam vertoond.
Door
rieh nog de geur van de eernaamen nu het lyf al lang verrot dat een fchoone gedachtenis en cnjïeijlyke lof na den dood, is om 'er op te verlieven ! en hoe treflyk 'xordt een lUchtvaardige door zyn Rechtvaardigheid alleen dus verhoogd!
Hoe
liefyk
is!
fVat
VOLLENHOVE.
M
Strekt
,
po
,
,
:
:,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING /Screkt de /)f//^^zig zelf ten loon,
Zyn
haar daaden de eerlauwrieren
Nogtans mag een gloriekroon Haar' gewyden Schedel fieren.
Weet zy
zelfs
De Ondeugd Zou dan
't
,
door haaren gloed
tot haar' lof te
buigen
redelyk gemoed
Niet van haaren glans getuigen?
Daar nog menfch-nog-Godlyk recht
Haar verdienden roem ontzegt.
Zal zy ons ten voorbeeld flrekken
En Tot
het laatre nageflacht
een' eedlen volglüst
Dat ze dan, van
wekken?
elk geacht
Naar haar waarde word verheven; Dat men haar beroemde daen Naar verdiende vind befchreven. Zet ons
niet de erken tnis aan.
Zal ons niet de
Reden
leeren
Steeds haar nut en fchoonheid te eeren ?
Dat
, ,
OVER DE
LUISTER VAN Dat de
lafFe
een'
:
,
goeden NAAM.
pi
vleïery
Blyf ' het werk van laage Zielen
Die voor
't
beeld der Hovaardy'
Wierook zwaaien, nederknielen Die het goudryk onverftand
om
Ligt
En
't
goud, verflandig noemen,
een' trotfchen
Dwingeland
Als het puik der Helden roemen
De
eer,-
die aan de
:
Deugd behoort,
Spruit uit eedier gronden voort.
Hoe
deluister Vaneen' GOEDEN Naam! hy fpreidt voortreflyk fchynt
Zelfs zyn ftraalen in het duifier,
In een' nacht van tegenheid;
Door een donkre wolk van rampen Schiet zyn licht noch fchooner glans
Al de nevelen en dampen. Die,
tot fmart des
Wraakzugt,
Kan hy
list,
vroomen Mans,
en afgunst baaren.
fchielyk op doen klaaren.
M
2
Schoon
,
92
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schoon de Lastring i\Is
zig verheugd ,
zy andren mag betichten;
Op
het fchild der waare
Deugd,
Stuiten haare fcherpfle Ichichten.
De
achting die een braaf gedrag
By den
braaven mag verkrygen
Groeit, en doet door haar gezag,
Vaak den 't
floutften Lastraar
Gift 5 dat zulk een adder fchiet!
Hecht op
't
kleed der onfchuld niet.
Dat de Tyd het Dat hy 't
zwygen,
't
flaa!
verteere-.
harde marmer
flyt!
Schoon der onbezoedelde eere
Wordt
,
voor't
woeden van den tyd
Door een hoogre Hand, Daar ze
uit
beveiligd.
deugd geboren
is:
Blyft ze aan de eeuwigheid geheiligd.
Want Van
de nagedachtenis
doorluchtige bedryven.
Zal by't Volk in achting blyvsn..
Zo
,
LUISTER VAN
OVER DEN
Zo
een'
verheft nog
Hen,
die, in der
't
GOEDEN NAAM.
93
Nagejlacht
Vadren tyden,
Land van Spanjes overmagt
't
En zyn dwinglandy bevrydden; Daar ze fchroomden ramp nog hoon
Om, 't
De
tot heil
van
d'
Ingezeten,
Puikjuweél aan Neerlands Kroon, Fryheid van
eedle
Der verdrukten Vast
te
toeverlaat.
der Martelhslden^
Die voor Waarheid
Goed en bloed in
geweeten.
Hellen in den Staat.
Wordt de Naam
Niet
't
te
.^
hoe gedoemd.
pande Helden,
Zegening genoemd?
Blyft de roem dier groote
Mannen
Die het bygeloof, (hoe
llerk
Voorgeflaan door Aartstirannen) uit
de Kristenkerk,
naam
dier Bybeltolken,
Dreeven Blyft de
Niet geacht by dankbre Volken?
M
3
Zo
,
94
;
, ,
,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo
Nog
hy,
ziet
door raad
Of het Voor
Zo
't
Eb,
tot
Vaderland
'c
mag
hulp
flrekken
door zyn dappre hand,
geweld des Vyands dekken
ziet
Palftaat
die
hy, die, onbevreest,
onder
1
yfs gevaaren
bezield door eedier geest,
Strydt voor haardflecn en altaaren
Ook 's
zyn'
Naam
,
in
't
duurzaam goud
Lands gedenkrol toevertrouwd.
Heerlyk klinkt de
Vadren,
die
Naam
voor
't
der Vadren
algemeen.
Zonder zelf belang, vergadren,
En
in wier hoedanigheên
Trouw
en Burgerliefde fchynen
Pie, door overmagt nog 't
list,
Recht der Burgren onderraynen
Vadren die, vervreemd van twist,
Van hunn'
pligt in
En met roem hun
vree zig kwyten.
dagen
flyten.
C-lans-
;,
; ,
LUISTER VAN
OVER DE
een'
goeden
Glansryk blinkt der zulken
Die , daar
'ze in
Wakker ,
Om
te
,,
,
NAAINI. 95
Naam
Gods tempel lichten
maatig en
bekwaam
keren ^ en lejlicbten^
Onberisplyk, zagt van aait.
En
befcheiden zig gedraagen
Die, wat ook hun ampt bezwaart.
Onvermoeid,
niet ligt verflaagen.
Niet gefield op fchat of eer, Zielen winnen voor hunn' Heer.
Hy
die in zyn' hraaven handel.
Toont een eerelyk gemoed.
En
wiens onbefmette wandel
Blykt , in voor-en-tegenfpoed
Hy
,
die langs gepaste
wegen
Op
een ongeveinsde wys,
Heeft
eengoedenNaam
verkregen
Mag die op een' hoogren prys Dan 't Perufch Metaal waardeeren. Waarom dwaazen dwaazen eeren. Dog
,
p5
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Dog de Naam een's Kristen flraalt Met den grootflen glans en klaarheid, Daar geen aardfche Naam by haalt; Die dien Eemaam draagt in waarheid. En met recht een Kristen heet. Is
een Priester in Gods wooning.
Een
En 's
geheiligde Profeet,
een rykgezalfde Koning;
Heeren Knecht, en Vriend, en Zoon,
Erfgenaam van
Dat
's
Roem
de
Naam ,
die
Hemels Kroon 1
's
van
alle
nimmer
Naaraen
zal vergaan,
Die den Vyand kon befchaamen
Toen een
Biokletiaan
Dwaaslyk dacht dien
Naam Eeuwig
die in
,
uit te roeien.
vol geheimenis
Gods Kerk
zal bloeien.
Daar zyn oorfprong Godlyk
is.
Naam,
die heerlyk en uitfteekend.
Staat in
't
boek des Lams getekend.
'
,
Y D E L H E
Ydelheid heden,
't
is
der Tdelheden^ zeid de Prediker
al
D.
I
^
Ydeluêid
der Idel-
Ydelheid. Predik.
I.
2.
jeugdh": Beeld vertoont den aart der Ydelheid: de Ydelheid kan 't eerst de wufte jeugd behaagen. 't Hart, dat men 't op het hoofd ziet in een Schotel draagen. Leert hoe zy 't hart (zo ras door fchynbaarheén verleid) Te ligt aan elk ontdekt. Men merkt haar iosfe zeden, Zo wel in 't los gewaad, als in de ontbloote leden.
Dit
Want
O
Verraaderl'^ke fVaereli
goed maar gy brengt niet anders voort dan maar gy jcbenkt den dcod: gy belooft vreugde, maar gy geeft droefheid : gy belooft ruft , maar ziet ! daar is onruji gy belooft eene bloem maar die haall vergaat: gy belooft dat gy zult liaan blycen, maar gy gaat ras iveg; cn daarom moet men u niet liefbebben , terwyl gy voorby gaat en uwe èegeerlykbeid Aügustinüs. eis de rook verdwym. alle
kwaad: gy
!
gy
belooft alle
,
belooft bet leven,
:
,
N
U.
,
98
,
, :,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING XT,
die
aardsch gewoel befchouwc.
Rykdom en Vermogen
Wellust, In
't
hun rechte waarde ontvouwt
Door de
U, Poogt
Nu
fchors niet wordt bedrogen
die
waan van waarheid
fcheidt.
myn
Zangfier na te treeden
zy
beeld der
't
Ydelheid,
Dat, gediend en aangebeden.
Zo
veel dwaazen naar zig trekt,
Schetst en zyn bedrog ontdekt.
Losfe Jeugd! die
's
Levens morgen
Aan eene y d l e vreugde Als ge
,
Nog
opdraagt
nog door bleeke zorgen door moeite , wordt geplaagd
Baart die blydfchap vergenoeging ?
Geeft ze
Of
uw
Ziel eene eedle rust?
verwekt ze een naare wroeging.
Als ge
uw
neiging vindt geblust.
En ge, in eenzaamheid gezeten, Wordt befchuldigd door 't geweten? Saiaals
,,
,
, ,
,
overdeYDELHEID. in die vreugde al
Smaakt ge ook
't
99
zoet
Dat ge u dwaas daar van verbeelde?
Hebt gy
zelfs
geen vreeze ontmoet,
In het midden van die weelde ?
Wierdt gy dan door
Of
door
lastig
tegenfpreeken
uw vermaak?
Niet geftoord in
Waar
En
twist, of wraak,
het uur niet ras verflreken
de blydfchap, in dat uur,
Dan
niet veel te kort
Maar, hoe vaak
is 'c
van duur ?
ydel
harte
In zyn vreugde niet verrast!
Door een
Of
Op
koorts, een kwaal, een fraarte,
een toeval aangetast:
het leger neêrgellagen
En
,
nog van
't
gewoel ontfleld
In de Lente van zyn dagen
Afgemaaid door Als de blydfchap
Baarde
,
in
,
't
doodsgeweld?
angst en fchrikken
de uitterfle oogenblikken.
N
2
Gy,
,
100
,
;
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
wiens 'Jaartal hoogerjlygt
,
Kan u
Ydele
't
,
ook verblinden?
Daar ^y zwoegt , en zweet , en hygc
Om
een rook , een damp
Wordt
Nu
te vinden.
die dwaaling niet
gemerkt.
gy met een ryper oordeel.
Dan
een ydle Jongkheid werkt ?
Geeft een fchaduw u ook voordeel VVyl gy die voor
En
Zou
't
't
't
wezen
kiest.
beftendig goed verliest?
verzamelen
ÖlGt fchatten
Ligt met moeite en zorg gepaard ^
Zulk een
Zyn Kan u
heil in zig bevatten ?
ze uw' tyd en arbeid waard ? 't
Goud gezondheid geeven
Als ge op
't
Rekt het ook
zugtend Ziekbed kermt ?
uw
tydlyk leven ?
Heeft het u voor ramp befchermd ?
Of zal 't voor 't verderf u dekken > En der fterflykheid onttrekken ? Kan
,
:,
OVER DE Y D E L H E
,
I
D.
,
loi
Kan het uwen wensch voldoen ? Blyft gy niet op meerder hoopen?
Helpt het
Kunt ge
Neen
om
'er 't !
als
de Ziel
eeuwig
heil
Gout , hoe zeer
Kan u dan geen Daar
't
voên ?
voor koopen ?
eens die Godsflem klinkt
„ Dwaas! nog heden 't
te
zult
't
troost
gy fterven!'"
bekoort en blinkt
verwerven
veel meer de Ziel bezwaart.
Als zy hooploos heenen vaart.
Straalt
u
't
aadlyk bloed door de adren?'
Roemt ge op uw
En zyn uw
Om Wat
doorluchte Vadren
hun heldendaên geacht?
kan u hunne eer vereeren ?
Moesten zy , met Niet
aloud gedacht
tot
al
hun
lof,
de Aarde wederkeeren ?
Kunt ge ons nu hun aadlyk
ftof
Uit het ftof van andren toonen ?
Zou
't
verderf hen meer verfchoonen?
N
3
Mint
,
102
, :
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Mint ge pracht en heerljkheid?
Moet de Zyde uw Lichaam dekken? Zyde , door
een'
Worm
Zal een'
Worm
ten kleed verftrekken
Arme Mensch! hoe
Uw
gewaad
Zult ge
niet bekleedt
wat zyt ge elendig!
heil;
Naakt,
ge treedt.
trots
niet beftendig.
is
Zo u Jezus
Met zyn
bereid
uw pronkfieraên, ook als uw Kleed vergaan. in alle
Kan u 't grootsch paleis behaagen ? Bouwt gy huizen hoog van kruin? Vloed j en gloed , en oorlogsplaagen
Werpen Onder
die
zo
ligt
in
't
puin.
laage rieten daken,
Woont
het minst verdriet en haat.
Eerlang zal de tyd genaaken
Dat ge uw Eer ge
Kan
trotsch paleis verlaat
uw Bouw nog
het graf
uw
kunt voltrekken
huis verllrekken.
Zyt
,
DELHEI
OVER DE Y
D.
10?!
Zyc ge op Heerfcbappy gezet?
Kan ze
U
Die zo
't
waar genoegen geeven,
vaalc
de rust belet?
Daar ook Konings troonen beeven. Voelt een Vorst zig, in 2yn'
flaat.
Door geen vreeze en zorgen kwellen Als
Nyd
hem Ontrouw en Verraad,
en Vleiëry verzeilen?
Kiep de Ervaarnis niet voorlang;
„ Heerfchappy
is
overgang?"
Durft ge op eedle Schoonheid roemen ?
Zyt ge trotsch op Zie, hoe
't
't
frisch gelaat?
fchoon der Lentebloemen
In een oogenblik vergaat.
Zyn de juistgevormde
Meer voor
ziekte en
leden.
ramp bevryd?
Worden uw bekoorlykheden Niet veranderd door den tyd?
Schoonheid heeft
Meest voor
klip
,
op
's
en bank
waerelds ftroomen 9 te fchrooméii.
Zo
,
I04
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo
uw
ge
Denk dan
,
Weetenjchap vermeert,
we uw
fchoon
vlyt niet wraaken
Weetenfchap kan u geleerd,
Maar uw
heil niet
eeuwig maaken.
Dikwils baart zy Hovaardy,
Zo gy
haar aan God' niet heiligt,
Blyft van afgunst zelden vry,
voor dwaaling nooit beveiligd.
Is
En, by
Zo
't
ze
al
Jezus
haar licht, verblind:
kent nog mint.
Ondermaanfche Wisfelvallig
is
onflandvastig
de Maan:
als
Los, bedrieglyk, zondig,
lastig.
Meest met zorg en fmart
God, en
belaên.
in zyn' dienst te leeven.
Schenkt alleen
't
beflendig goed!
Air het ander, hoe verheven, Blyft, wanneer 't
't
bedaard gemoed
Recht befchouwt, by
't
licht der
Ydelheid der Ydelheden!
reden:
,
I
God
is
D
E
Liefde , en die in de Liefde blyft
,
E.
die
bhft
in
God , en God
in hem, I Joh: IV. i6. omhelst het teder fVicht, en toont Haar ongeveinsde Zugt ; de vlam op 't hoofd gezeten , En 't brandend hart ontdekt, htt vuur dat in haar woont. En met wat y ver ze in haar' pligt zig heeft gekweten De Dl) fboom j die zyn Sap op tedie Spruitjes flort. Verbeeldt hoe waare Liefde oprecht geoefend wordt.
De
ff^as de
reine
Liefde
Liefde
overal overvloedig , hoe veel goede dingen zouden hieruit
want dan kad men geen
'xetten , geen gericht banken , peen Die recht als het flroffen^ geen pynigen nodig, nog iets van dezen alten. behoort liefheeft en geliefd Wjrdt , heeft op aarde z^nen tlemel ^ geniet niet oritflaanl
altyd rust en vlecht zig cntelbaare Kroonen.
Ch&ysosthomus.
O
Schoon-
, ,
-loö
,
,, ,,,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING jüSchoonste Trits der Kerkjuweelen
Liefde, gy,
rioop^ Geloof en
Gy
meugt faam
in
voorrecht deelen
't
Van Vorst Jezus Heerfchappy:
Liefde,
door geen tyd
Juicht nogtans in
Zal
't
Geloof in
te
deeren.
heerlykst
't
loc.
Zien verkeeren
't
En de Hoop in 't vol Genot ? Liefde, boven haar verheven. Zal volmaakt en eeuwig leeven.
Zuivre
Liefde,
Hemelfpruit
Koningin der Kristendeugden EeiTieraad van
Bron der
om
't
't
Heilgeloof gebaard
Heilgeloof
Vriendlyk
Wezen
Schoon uw vuur
Bruid,
vreugden
allerreinfte
Vrugt door Zuil
Jezus
in
te
,
fchraagen
zagt van aart
onze dagen
Wordt verdoofd , door Haat en Nyd *k
Heb myn' Zang u
toegewyd.
Hebt
,
OVER
DE
Hebt ge ó
L
I
:,
,:
,: ,,,
LIEFDE. EFDE
!
107
Alvermogen
't
E^r de Menfch wierd voortgebragt Niet van eeuwigheid bewogen.
Om
op
Daar het
Met
't
Menfchelyii geflacht
lag in
zynen bloede
ontferming neer
Go EL
noopte ge,
om
te zien ?
ten goede
V'an zyn Volk zig aan te biên
Toen , om hun Rantfoen
Hy
te
vinden >
zig willig dorst verbinden.
GoËL
trokt ge uit
's
Vaders troon
Deedt hem fmart en armoe draagen, Bragt
hem onder Schimp en hoon
Hebt hem aan het Kruis
geflaagen
Toen men hem van hulp ontbloot Zag
als
En Voor
Borg voor Zondaars fterven
het leven, door zyn' dood, zyn'
Vyand
zelfs
verwerven
Daar de grootheid van
uw
Met verwondring wierd
O
a
Kracht
betracht.
Gy
,, ,
io8
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
ontvonkt,
Ook
in
hart der
't
Vroomen,
een' Zuivren liefde gloed
Die, door onfpoeds waterflrooraen Niet verdoofd wordt, maar gevoed.
Gy ontlleekt hunne Offerhanden, Gy beftiert hun flil gebed. En gy bindt, door liefdebanden, Hen aan 's Heeren Liefdewet
Gy doet hen door De Armoe kleeden
liefdegaaven
,
't
fpyzen
,
laaven.
Heilig Volk, dat door u blaakt.
Mint zyn'
En,
God
terwyl
Mint en
't
in
vreugd en fmarte.
geveinsdheid wraakt.
dient het
hem van harte.
Zyne Liefde wankelt
Ze
,
,
is
ftandvastig
;
't
niet.
Alvermogen
Dat naar blanke oprechtheid Slaat
op haar zyn gunftige Oogen.
God, Of
ziet.
de
die
Liefde
Li E F D E
in
't
is,
merkt terflond
hait zig grondt.
Hy
:
L
:,
E F D
ovE
R
D E
Hy
die
door u wordt gedreven
,
I
Wenfcht met zym
G o d' En
te lieven all'
't
te
te
draagen te ligt
Mag
een' Waereldling behaagen
Zyn
begeerte in
Kiets zo
Zyn
,
God
op
gericht
hemel en op aarde, lief,
zo groot van waardel
verlicht Ferfiand
ontmoet
Gods werken, wegen, reden.
In
Zo
En
veel wysheid
zo veel goed
,
beminnenswaardigheden
Dat zyn' In
109
leeven
Schepzél valt hier veel
Vindt
E.
zyn genegenheên
Onbepaald hem op 't
,
Ziel alleen
G o d'
,
, , ,: ,
dit
M
Liefde
met grond*
voorwerp kan berusten. zyn Krachten
Air zyn leden,
Zyn
ftraks
,
met
Aan zyn
all'
alle
,
hand en mond
zyn lusten,
zorg en vlyt
liefdedienft
O
3
gewyd.
Wende
,, ,
iio
; ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wendt hy op
Op Gods Hier
zal
Voor
dien Zielsbeminden,
Zoon, het oog Liefde vinden
lieven
hy een
bepaald verftand te hoog.
'c
Dan wenfcht hy Neer
dien
te liggen in
te
kusfen
zyn' Schoot.
Liefde
Niets kan zyne Sterker
Zoon
blusfen,
zy dan den dood:
is
Zelfs in wreede folteringen,
Doet zy Vroomen vrolyk Zingen.
GoËl,
GoEL
fchat
Alles wat Is
hy eeuwig mint,
hy onwaardeerlyk.
hy aan hem vindt
verkwiklyk en begeerlyk. 't
't
dien
Zy hy hem
als
God
befchouvvt
Zy als Menfch, tot heil van Menfchen, Of 't V^erlosfmgswerk ontvouwt,
Alles wat zyn Ziel kan wenfchen
En
tot licht
Ziet zyn
en leven ftrekt,
Liefde in hem
ontdekt.
Lief-
; ,, , :
OVER DE
I
LIEFDE.
Liefde, kenmerk Band
, ,,
II
van een' Kristen,
der Vriendfchap, grond der Rust;
Vyandin van
't
fchaadlyk twisten
Aller braaven vreugd en lust.
Gy '
leert
ons den Naasten minnen
Nooit vergelden kwaad voor kwaad
Helpt ons Monfters overwinnen.
Daar ge Wraakzugt ,
Nyd
en Haat
Dwinglandy en andre plaagen, Boeidt aan
*t
uwen Zegewagen.
Geen ge wenfcht
Doet ge aan andren Zugt
Gy
uw
,
dat
ii
gefchiedt,
naar vermogen
Naaste in naar verdriet
wordt met zyn leed bewogen
Zyne vreugd
Welk een
ftrekt
u
tot
vreugd
eerkroon moet u fierenj
Daar ge, ó allerfchoonfle Deugd!
Zyt lankmoedig, goedertieren.
En
geen afgunst u beroert,
Geen
ligtvaai'digheid vervoert?
Trotfeh-
,
112
,, , ,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Trotfchheid
Of
ongefchikten handel
,
verfoeilyke Eigebaat,
men
Speurt
nooit in
Nooit verbitterd
,
uwen wandel fchoon gefmaad
Nooit kwaaddenkend, vry van laagen,
Om
het onrecht nooit verblydt;
Kan de Waarheid u behaagen; Daar ge
't
al
bedekt, en lydt,
't
Al gelooft, en hoopt geduldig,
't
Al verdraagt
al
zyt ge onfchuldig.
Heilvorllin! waar gy regeert
Groeien de 't
allereelfte vrugten.
Volk en
't
huis
dat u ontbeert
,
Heeft een' zekren val Ziel en Lichaam
Leeven
als
Kwynen
,
Kerk en Staat
ge daar meugt leeven als
Schoonde Telg Bloei
,
te diigten.
gy hen uit
in een'
verlaat.
.
Edens dreeven
volmaakten fland
In den Tuin van Nederland.
H
Haat
verixekt
T.
Krakkeekn
i
maar
de liefde dekt alle overtredingen toe.
Spreuk. S AL. X. De aloude Haat wordt door deze oude Frou-jj verbeeld , Zy voert een pook, en zoekt haar' naasten aan te randen.
12.
Haar mond rookt van het vuur, in 't driftig hart aan 't branden, Haar hand Jlrooit Jlangen daar ze uit Üange zaad geteeld, ,
Verdeeidheén
zaait
Dat
woede God' nog Godsdienst
zelfs haar
en
't
bock vol grwjoien kan
vertoonen.
zal verlchoonen.
C Verfoeïlyke lurccdheid der menfchclyke boosheid! de vogelen voeden, de ivilde beejlen Jjiaaren zig, maar de Menfchen 'jvcedai tegen malkan' deren.
Cyprianus.
P
Hel-
, ,,
114
;
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING «^Jelfch Gebroedfel! Bloeddorsc
ftraalt
uit
wiens oogen
eiiRazerny,
,
Dat, vervreemd van Mededogen,
En
gevoed door Hovaardy,
Brult en byt in euvlen
moede:
Booze en onverzoenbre Die met Wraaklust
Nyd
Haat,
en
Woede,
Uit het heilloos Slangezaad
Zyt
En
ter
ééner dragt geboren
ook met haar gaat verloren.
dat Liefde,
Snood Gedrocht,
Rust,
Vree , nog Vriendfchap kunt verdraagen Vyandfchap
En
de Twist
ftrekt
uw
u
tot lust,
welbehaagen.
Waar gy ook uw
treden zet
Kunnen Steen nog Landen Daar ge u bindt aan
Menfchen maakt
En
tot
tieren
pligt
nog wet,
wreede dieren,
onze Aarde een Woesteny:
Pest der nutte Maatfchappy!
Zoudt
,
H A A
OVER DE
,
::
,
T.
11$
Zoudt gy ook de Aarts^oedbeid haaten
Door wie Ja
moet beftaan?
alles
boosaartig en verwaaten
!
Grypt gy haare deugden aan Poogt gy
niet haar recht te
hoonen
Drukt gy haare Schepslen niet ? Zoudt gy Gode ook liefde toonen
God'
,
dien gy nog kent nog ziet.
Daar ge menfchen
Die gy
?
,
vrienden
,
maagen
ziet, niet kunt verdraagen?
Vorsten
,
door
uw"* geest bezield
Vormt gy fchielyk in Tirannen Dan wordt de onfchuld ligt vernield.
En de Onnozelheid verbannen. Gy verdeelt het Huisgezin , Wapent Kindren
tegen Ouders,
Breekt den band der kuifche Minn" ,
Zy,
die,
met vereende Schouders,
Eertyds droegen
Zet ge
't
Huivlyksjuk ,
in tweedragt
P 2
,
twist en druk.
Deedt
,, , ,, ,,
,
11(5
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Deedt gy 't
Huis
Zonder
niet
Gods Tempel beeven ?
den Vredevorst gewyd
,
flag in
Hebt ge
één gedreven
fints
,
zyn' eerften tyd
Vaak door Twist van één Sints 'er
gereten.
Hoogmoed wierd
Met den Dwang van Wierd het
't
geëerd
vry geweten
dikwils omgekeerd.
Door ontmenfchte
Priesterfcharen
In een' Kuil van Moordenaaren.
Stiert de
Waant
Wraakzugt uwe hand
ge dat
men u
Straks verblindt ge
En uw
beledigt: 't
eêl verftand
hart wordt niet bevredigd
Schoon ook de Ootmoed
Gy, door
't
Vloekt en
fchult bekent.
helfche vuur ontlloken. raast
,
tot ge
u
in
't
end'
Aan uw' hoonder hebt gewroken,
En
de drift, die in u woedt,
Hebt verzadigd door zyn
bloed.
Wordt
,
OVER
H A A
DE
,
T.
11.7
Wordt gy door de Nyd bewogen,
Wyl
uw ongenoegen
ge
toont,
Als het giinstryk Alvermogen D'arboid van uw' naasten kroont.
Schoon zyn ramp u
En zyn 't
kan baaten,.
zegen u niet deert:
Noopt u
En
niet
hem
echter
te
haaten,
de ervaarnis heeft geleerd.
Dat gy vaak, door looze llreeken,
Zynen weldand
Kan een
wist te breekcn.
fchulddooze daad
Kan een woord u
En
u, fchoon gy
Niet terftond
Wie
Uw
niet mishaagen
in
't
't
pas verflaatj
harnas jaagen?
welraeenend durft beflaan
verkeerdheid u te ontdekken.
En de deugd u aan te raên. Kan- uw gramfchap llraks verwekken. En hy merkt uw boozen aart. Vaak heeft Waarheid
P
3
Haat gebaard. Wree-
,
ii8
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wrede! kunt ge wel gedoogen, Dat hy, dien gy haat
Mag
in
't
hart.
verfchynen voor uwe oogen?
Baart zyn byzyn u geen fniart?
Kan men
uit
uw
driftig
uw houding, uw woedende
Uit
Niet
wezen
uw
en
fpraak,
inborst leezen'?
Strekt het u niet tot vermaak.
Als gy, door
Hem
uw
een pyl in
fchamper 't
j^/v^/('^;?
hart kunt fteeken?
Daar de Vree de welvaard voedt.
En
de Liefde vergenoeging:
Zyn
het Monsters die gy broedt,
Tiveedragt-, Oorloge Moordzugt-, IVroeging.
Door wier magt gy Als ge, op
's
't
al
beroert.
Wacrelds treurtoneclen
Volkren tegen volkren voert,
En uw
bloedrol poogt te fpeelen:
Daar het alvernielend Zwaard 'c
Allerdrukkendst onheil baart.
Dog,
, , ,
,
HAAT.
OVER DE
Ï19
Dog wien ooit uw woede ontrustte, Gy ontrust u zelf het meest. ,
Schoon ge 't
in
bloed het wraakvuur bluste,
Vuur van uw' ontroerden
geest
Blaakt, en zal oneindig blaaken,
En Stilte
leeft in
gy
grootst verdriet.
't
kan u niet vermaaken
Zagte kalmte kent ge niet.
Ongevoelig
als
Blyft gy, zelfs
de Heenen als
armen weenen.
Vrees Ontaarte! vrees dien
Die, by
al
U nog
uw
tegenftreeven
draagt, en in
uw
Door zyn goedheid nog
lot.
laat
Daar gy. zonder oorzaak
Of om
durft naar
Schrik! eer
En
leeven: ligt,
ydle beuzelingen
Vliegt uw' Naasten in
En hem
God,
God
zig door zyn'
't
't
gezigt
leven dingen;
in toorn ontfteekt.
donder wreekt.
Vroo-
I
Ï20
,
,,, ! ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Vroomen Abel deedt gy fterven Wreede Haat! door 's Broeders hand.
Jozef
huis
DAV
en vryheid derven,
D buiten hof en land
Voor Vorst Sauels woede vlugten. En 't bekommerd jfoodsch geflacht Voor de zwaarfte rampen dugten Onder
Hamans
list
en magt:
Jezus zelfs , fchoon vry van zonden Heeft uw wreedheid ondervonden.
Zalig
is
het
Dat door u Dat geen
vroom gemoed
niet
wordt gedreven
dolle
Wraakzugt voedt,
Ligt een misdaad kan vergeeven
En, vernoegd
in
zynen
Poogt zyn driften
te
overwinnen.
flaat,
Niets dan fchandelyke Ondeugd haat.
En
zyn' naasten durft beminnen
Recht, getrouw en
Zo
niet in fchyn,
het wenfcht bemind te zyn
VOORZICHTIGHEID.
Ziet dan hoe
gy
voorzichtelyk 'Jsjndeli: niet als
cmvyze, maar ah
E F es: Hier
zit
ci'isf.
V. IS'
Voorzichtigheid,
En ziet het Doodshoofd, met De Slang omvat haar' arm de ,
gehuld met Moerbeiblaên oplettende indruk, aan, SJang die voor de Hagen
,
dekt. De fnelle pyl gepaard zekren * Fiscb , die 't Schip fluit, zegt men , in zyn vaart: Toont dat zy (fchoon niet traag) te haastig niets zal waagen.
Haar hoofd voorzichtig
Met
De Voorzichtigheid
is voor den Menfcb , 'f geen de Ziel is voor het Lichaam, dat zy 't leven geeft: de Zon voor de IFaereld, die zy verZy verdryft onze licht ; de Stuurman voor 't >ichip dat hy bejlierd.
duijlernijjen
,
ontlo/i
onze tivy/elingen en bejliert ons in onze voorneemens.
PiCTET. *
Nam. de Visch Ecbeneh of Remtra.
Q
't
Lust
,, :
122
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING J^ust
't
my
Uwen luister Dog daar 5
En
thans,
af te maaien:
ge ons het veiligst leidt
bewaart voor
Stier
Voorzichtigheid!
dpn zelf
't
fchaadlyk dwaalen
myn Poëzy,
my alle uwe eedie trekken. Alle uw Schoonheid, naar waardy.
Leer
Zo op
't
Dat uw
Kunsttafreel ontdekken: beeltnis elk bekoor'.
Elk naar uwe
lesfen hoor'!
Heldre Leidflar, Stut van
't
leven,
Wysheids naaste Bloedvriendin.
Hem,
u wordt gedreven.
die door
Brengt ge rust en voordeel Billik
wierd , op
's
Waerelds baaren
Aan uw Schikking,
Om 't
Ge
in.
aan uw' raad.
het groot gevaar te ontvaaren,
Roer vertrouwd van Kerk en onderfcheidt
,
by
't
licht der
Staat.
reden,
Tydy plaats en omflandigheden, '
Wy^
,,,!
OVER DE
VOORZICHTIGHEID.
Wyze Deugd, 't
,
den notDd,
die in
Menfchdora vaak voor ramp
Hoe wordt uw
123
beveiligt:
geluk vergroot.
Als ge u aan den Godsdienst heiligt Als ge u poogt tot Scheppers eer, 't
Eind' der Scheppinge
Zet gy u
Om 't
op
te leiden
in ftilheid neer.
het valsch van
En,
,
in alles
't
waar te fcheiden.
welberaan
Juiste heilfpoor in te flaan.
gy u verbinden Aan een Schepfél, dat ook dwaalt,
Nimmer 't
zult
Licht,, in
't
eeuwig
Woord
Dat met zuivre glanszen
Wyst u
,
in
flraalt
naar den Rots der Waarheid ,
Daar men 't
En
te vinden»;
befl
zyn huis opbouwt.
oenen nacht van naarheid
Ongehinderd op vertrouwt;
Schoon ons wind en regen
Of
treiFen
de Watren zig verheffen,
Q
a
Toen
:
^24
, ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Toen gy Wierdt
tot
Toen 't
eerst 's
van de ydelheên,
Heeren
dienst
bewogen.
bragt gy u niet alleen
Zalig voorrecht onder de oogen 't
Zalig voorrecht van dien flaat:
Maar ook zag men u betrachten Al den
driik^ en /mart
,
en fmaad^
\ Lyden dat ge hadt te wachten Dog toen woeg des Levens Kroon Meer dan 's Waerelds ramp en hoon.
Gy bedwingt nu tong en Upper. ^ Op dat nooit een ydel woord Mag uw' mond te los ontglippen Als u deugd of ondeugd hoort. Alle uw' reden baaren flichting, 't
Zy gy
Straks
troost, of Urafc, of
wekt.
wordt in uwe onderrichting
Ernst en Liefde faam ontdekt
Ernst, maar zonder heerfchappye.
Liefde, zonder vleïerye.
God,
:,
PVER DE
,
VOORZICHTIGHEID.
God, uw
en uwen
heil,
Slaat ge in alle uw'
125
pligt.
werken gade.
Eer gy nog een daad verricht ,
Weegt gy Niet
al
haar nut en fchade.
te laag,
of niet
te
hoog.
Schat gy dan de Zigtbre dingen.
Nooit 't
verliest
Nadrend
gy
uit het
eind' der Stervelingen
Dat de dood u
niet misfchien
Treff', wanneer ge
Wordt,
Uw
Oog
't
langs eerlyke
denkt
te ontvliên.
wegen.
vermogen uitgebreid:
Dan erkent gy 's Hoogden Zegen En gebruikt met dankbaarheid \ Goed, u, op uw vlyt, gefchonken: Dog uw hart wordt, in dien ftaat, Aan het aardfche niet geklonken 5 Gierigheid en Overdaad,
Klippen , daar
we
Poogt ge op
Waerelds Zee
's
fchipbreuk lyden
Q
3
te
myden» Druk:
:
Ï26
,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Drukt u harde Ziet gy
Gy,
tegeijfpoed ,
uwen handel kwynen die
nyd nog wanhoop voedt.
Zorgt, hoe duister
't
ook mag fchynen.
Dat ge uw' Schepper
En
zyn wys
Of, op
befliuur
niet bezwaart.
zoudt wraaken.
een' verboden aart.
Naar uws Naasten goedrm haaken. Schamele Armoede of verdriet
Krenkt
Wakker
uw trouw
zyt ge
,
of Godvriigt niet^
en onverdroten
Geeft ge op uwen fyand acht:
Daar een heir van vloekgenoten
Naar uw'
val archlistig tracht.
Tcrónt de Booze zyn vermogen Stelt de
Waereld blinkend goud,
Weelde of aanzien u voor oogen
Gy,
die nooit het vleefch vertrouwt.
Zult, door leidden en door zuaakgn.
Dan hunn'
toeleg ydel maaken,
Gy
,
't
:
voorzichtigheid.
6ver.de
Gy
,
Gods
verkiest
Liefst tot
uw
127
heilig kroosi
vertrouwde vrinden
Daar gy den bedroefden
Den gewonden
troost,
•
zult verbinden;
Kindren voedt ge nog met melk,
Mannen
Zo
geeft
gy vaste fpyzen
voorzichtig zult ge aan elk
Door uw wys gedrag, bewyzen. Dat ge u om hun
En
aan allen
heil
verblydc,
alles zyt.
Maar zoudt ge u dan ook onttrekken,
Aan
Zondaar? neen.
een' divaaïend'
Neen, gy zoekt hem op te wekken. Brengt hem zyn verkeerde Zeen V^ry,
dognedrig, metbedaaren.
Onder Dien
te
't
Oog ; en wyl
redden
uit
gevaaren:
Hoedt ge u, dat gy
Hem
door wreedheid
Af -zoudt
ge tracht
,
te
onbedacht
of door vleïen.
fchrikken of misleïen.
Als
,
128
:
, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Als gy
uwen
naasten vindt
Van de waarheid afgeweken;
Gy,
Om
befcheiden, niet gezind
deswegen u
te
wreeken:
Haat gewetensdwang, en poogt
Hem
door liefde
God,
Kan
te overtuigen.
die uit het (lof verhoogt.
alléén het hart
dog buigen
]Maar dan waakt ge dat ge nooit
Zwynen
Paarlen voor de
Heersch Vorftin Heersch
in
door
!
't
alle
flrooit.
tyden
vrye Nederland!
Leer het wys de flrikken myden
Die geweld of
list
het fpant.
Dat de Hulk der Batavieren ,"
Als de Zee der Volkren woedt Veilig, onder
uw
beftieren
Blyf voor bank en klip behoed!
Heersch
in
Als zy
't
,
't
hart van onze
Volk
tot heil
,
Vadren
vergadren-
\
,
,
LEERZAAMHEID.
Die
'Vijs is
Zal hooren
,
cnde sal in leere toeneemen.
SpiiEUK. Sal; I'S'
Leerzaamheid,
hierin h^t wit gemaad met de jeugd het liefst verkeeren: De Spiegel fiert haar borst, en op haar vvjihoofd (laat Een Papegaay, die 't best der Menfchen fpraak kan leeren. Zy jirekt haar handen uit , verrichc haar werk met fpoed Maar wraakt het Zwyn, dat in het llyk der domheid wroet. Zie nutte
Ze
De
is
jeugdig, en wil
bcjie regelen
om
ke, veel hoore.
een
Jongeling te hejchaa'-:en zyn , dat hy weinig/preeZyne eigene gedachten mistnwjoe en die van anderen,
naar verdienjle hoog Jchatte.
W. Temple.
R
Len-
,,,
170 o
,
!
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING *£ientebIoemen
Telgen daar
,
Liefdepcmden
men
vriigt
van wacht
Vlugge en edele Verbanden,
Hoop van
'c
volgend Nageflacht
Braave en rechtgeaarte Loten,
Daar het jeugdig bloed
in fpeelt.
Sieraen uwer Stamgenooten
Laat u
dit
bekoorlyk Beeld
Nyvre Leerzaamheid, behangen: 't
Lust
my
't
aan u op te draagen.
Hoort dan , daar myn kunst u wekt ï
Mydt
Op
de Traagheid, die de leden het vadzig Leger rekt
:
Wilt ge uw' tyd met nut befleeden
?
Arbeidt vroeg , en zweet en zwoegt In den morgen van
uw
leven
Vroeg het Letterveld beploegd.
Zo
zal
't
vroeg zyn vrugten geeven.
Dat myn Zedepoëzy Neêrlands
Jei/gcl,
tot heil gedy'
Lee R-
, ,,
OVER DE L E E R Z A A
Leerzaamheid
fiert
,,:
MHE
uwe
I
D.
13T
jaarcn.
Zy, aan 't eel verftand gehuwd, Maakt ons wyzer en ervaaren
Wyl ze Onkunde en üomheid fchuwt, Zy geleid ons als by trappen ,
Niet bevreesd voor
't
fteile
pad.
Naar het koor der Weetenfchappen
Daar zy ons een ryke
fchat
Schat, door vloed nog gloed te Krenken,
Voor wat moeite en
Zyn
En
vlyt wil fchenken.
het vrngtbaar Lentfaifoen
de Zomer,
tyden,
juifte
Die de hoop des Landmans voên
En hem met Wordt hy
Om
den Oogst verblyden ? daarin aangezet
nog zorg nog zweet
Eer de Winter
't
Zo wordt ook , om 't
Best de
hem
te fpaaren
•
belet?
vrugt te gaaren
'Jotigkhe'id
aangefpoord
Eer de kwaade dag haar Hoort.
R
2
In
,, , ;
!
132
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING In de Jeugd; 6 Jongelingen Is
't
om
Vlug en vaardig, Recht
De
verbeeldingskracht vol leven vast en Iterk,
de wakkre geest gedreven
Door meer vuurs , 't
de dingen
te vatten in haar' aart.
Het geheugen
En
min bezwaard)
verfland (nog
naar
't
noeflig werk.
Lichaam , min ontbloot van krachten
Kan dan ook zyn'
pligt betrachten.
Bange Zorg of Huisverdrïet
Mag, eenMaatren '/
't
tyd benaauwen:
Stoori de blyde Jongkheid niet
Zal haar' y ver niet verflaauwen
Zy mag
.
in dien
vryen
Onbekommerd adem
flaat
haaien.
En den fchoonen Dageraad 't
Best tot onderzoek bepaalen
Eer de Dag de zorgen wekt
En
de zorg haar aandacht trekt.
Schoon
, ,
LE
OVER DE
E
, ,
,
:
RZ A AMHE
I
D.
133
Schoon Verleiding , op haar paden
Vaak haar looze netten Zal ze
't
Die
minst den Jongling fchaaden,
beflierd door
Zig voor Ledigheid
En
in
fpreidt;
't
Ledigheid
Leerzaamheid,
zal
hoeden
Boekvertrek zig
mag
fluit.
wellust voeden
Naarjligheid belet en
fluit
't
Eerft zyn
'c
JVerkzaam hart wordt minst bedrogen.
list
en groot vermogen.
Leerzaamheid 't
Eenzaam kan Zelden
zal
wraakt
al 't
gewoel,
haar meer vermaaken.
zy, tot haar doel,
By een woest gezélfchap raaken. Met de Stommen pleegt zy raad Dooden
''
leeren haar te leeven
Zy , die 't logge fluimren haat Zy wordt vroeg naar 't werk gedreven En,
terwyl haar weetlust groeit.
Werkt ze fpade en onvermoeid.
R
3
Door
:
134
, ,, ,
,,,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Door geen ydlen waan bezeten. Vliedt ze dwaaze Hovaardy
En
zal
hen, die meerder weeten
Sclioon van miiidren flaat dan zy,
Yvrig hooren
Zy
,
hooger eeren.
blyft nedrig en beleefd
Schoon haar j'oNgr e
jfaarer^ leeren
Schoon haar Armoe '^eiigd
Om
nog rang
lesfen geeft.
zal haar beletten
haare oefning voort te zetten.
Haar verjiund doorzoekt en
tracht
D'aart der zaaken na te fpeuren 't
Geen zy nut of fchaadlyk acht.
Weet
ze goed - of af- te keuren.
Haar geheugen wordt daardoor Niet gevuld met beuzelingen
Maar vertoont een ryk Trezoor, Daar de vrugt
dier oefeningen
Vrugt die Zielen voordeel baart
Wordt
zorgvuldig in bewaard.
Zy
,::
,
OVER DE Zy
LE E
finaakt
R ZAA
(doof voor
:;
MHE
I
D.
135
weelde)
dartle
Lust en rust by vlyt en zweet
Schoon de Luiheid zig verbeelde Dac ze in fmart haar dagen fleet. Laat de wulpsheid zig verblyden
,
Als ze de eerft ontloken' Jeugd
Durfc aan fnooden wellust wyden
Leerzaamheid weet waare vreugd, Die geen naberouw
zal baaren,
Wyflyk aan het nut
te paareri.
Wellust leidt de Jeugd naar
't
graf.
Luiheid doet de welvaard fneeven
Leerzaamheid
flrekt
vaak een flaf
En een lleun voor 's Menfchen Zy geniet der braaven gunst. Werkt
tot heil
leven.
van Kerk en Staaten,
Leeft door Weetenfchap en Kunst Laat Onweetenheid haar haaten
Zy En
verdient eene eerekroon.
veracht der dwaazen hoon.
Maar
, ! ,, , ;
,
i3<5
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Maar hoe hoog
klimt haare waarde,
Deugd vereend
ze zig met
i\ls
Dan verftrekt ze een Zout der Aarde. Deugd het edelst piiikgefleeiu' Schiet gewis nog fchooner ftraalen
Als zy in het duurzaam goud.
Goud van
Hy Én
die
Weetenfchap raag praalen.
Deugd op Kennis bouwt
Deugd de Kennis
aan
heiligt:
Leeft gezegend en beveiligd.
Lentebloemen , Telgen daar Paart dan
En
we
fiere
Jeugd
vrugt van wachten
Leerzaamheid
het weet en aan
't
aan Deugd
betrachten:
Sticht door leven en door leer
Leeft 't
En
,
gelyk
Volk
tot
uwe Ouders wenfchen nut
beklimt, by
Dan
,
,
en God' ter
eer'
Gode en Menfchen,
door Deugd en Weetenjcbap ,
D'allerhoogfben glorietrap.
,
,
RIENDSCHAP.
ölie, tnde reukwerk verblydt het hdrte^ aho Vriend, van wegen den raad der Ziele.
ii
de toetigheidvanieinandi
SfREUK. SaLT XXVr. '
().
pronkt in 'r Wit ; bekranst , haar borst ontbloot Wyst ze op baar hart , omarmt een' Olm , Ichiêr zonder leven Dog met een' fVyngaardy die nog welig bloeit, omgeeven: En toont door 't byfchrift dat ze in leven en in dodo, Kabt of Verr', zowel in droeve i N x t R-dagen Als in een Zo m ek- vreugd, zig vriendlyk zal gedraagen.
De Vriendschap
W
£m
Vriend tV een Medicyne des gantfch alleen die zonder Vriend jV. want daar is geen deugdzaamer noch krachtiger Medicyne vrior onze Wonden , dan ecnen te hebben die ons vntmoet in ongemak met me-
Hy
is
Levens
delyden en in vootjpoed met gelukvicnfching.
AUGUSTINUS. S
Ledie
: ,
138
,, , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING jSedle
Vriendschap,
zout van
't
leven.
Zuil der nutte Maatfchappy,
Schat aan weinigen gegeeven.
Der verdrukten Artzeny, Sieraad der befchaafde Volken
Band, dien tyd nog nyd verbreekt. Licht by onfpoeds duistre wolken
Vrugt, door Liefde en Trouw gekweekt i
Die ,
in
droeve en blyde tyden
Treurt met droeven
U, die ons En voor Haat
U zy
,
juicht
met blyden»
vermaakt en ibcht.
en
Nyd
beveiligt
myn nedrig Dicht, Maar vnorlang myn hart geheiligd. thans
Uit gelyke Drift
tot
Wierdt ge 6 Schoone!
Deugd 't
eerst gehore».
Nooit kon Baatzugt, wulpfche Vreugd,
Of Verwaandheid u bekooren Daar de Olyf uw' Schedel
En
de Reden u
fiert
beftiert.
Afe
OVER DE
VRIEND SCHAP.
'
13P
Als ge uw' Vriend het Kruis ziet draagen,
Zult ge, deelende in zyn fmart.
Niet alleen zyn
Maar ge Daar
uw
reikt
troost
En uw
hem hand en
zelfs, in
Door uw goedren
En
tot
nut,
drukkend lyden or^derftut:
traanen af te droogen.
Klaagt 't
flrekt
uw mededogen
zo poogt
Zyne
hart»
hem kan verblyden, hem
raad
Wordt hy
lot beklaagen:
uw
Vriend op
'/
kivynend bed:
Klaaghuis zoekt ge niet te ontvlieden.
Neen! gy wordt dan aangezet.
Om
hem meerder
hulp te bieden.
Hoort ge dat hy u
Gy
verdubbelt
uwe fchreden,
En, wanneer
't
gevaar vermeert,
Dan vermeerdren uw Gy,
begeert:
gebeden y
het best gekend in nood,
Blyft getrouw tot in den dood.
S 2
Ziet
,
r^o
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Ziet
uw
Vriend zyn heilzon ryzen:
Straks ryst dan
Gy»
die
uw
"onugdeUcbt.
met hem God
Acht zyn'
pligt,
Als zyn' Zegen
wilt pryzen,
zo wel uw' pligt.
uwen Zegen.
,
Strekt het de Afgunst tot verdriet.
Als haar naaste op zyne wegen
En
zyn' handel heil geniet;
Nimmer
Op den
flaat
bloei
ge nydige Oogen
,
van zyn vermogen.
Wierdt ge, door
uw ampt
of Goed^
Boven uwen Vriend verheven:
Gy,
jdie
Geld- nog Staatzugt voedt,
Zyt nogtans
2;y«'
Vriend gebleven.
Schoon het goud den vrek
verleidt
Grootsheid trotfchen kan verblinden
En te
Gy
fchat
ligt
het Maagfchap fcheidt:
uw
geliefde vrinden
Daar ge u
veilig
Meer dan
hoogheid,
,
aan vertrouwt
meer dan goud Las-
,;
OVER DE
,
,
,
VRIENDSCHAP.
141
Lastrif7g , vol van helfche treken
Mag,
terwyl ze de onfchuldt fchendt,
Vaak uw' Vriend
Gy, Lydt
die
niet dat
hy wordt als
beledigd,
hy wordt gefmaad:
ge üraks zyn deugd verdedigt;
Want 't
j
zyne oprechtheid kent,
\ Smart u
Wyl
tot nadeel fpreeken
de Liefde denkt geen kwaad.
Zal de Snoode nooit gelukken
U,
door
een'
list,
Vriend
te
ontrukken.
Haat of roekloos Onbefcheid
^ag 't vertrouwde elk openbaar en: Gy fchoon ook zyn vyand vleidt Zult uw vriends geheim beivaaren. ,
't
Geen zyn
Wordt ook
in
hart aan
uw
u ontdekt,
hart gefloten.
Nooit wierd uwe trouw bevlekt;
Daar gy y vrig , onverdroten Overal zyn voordeel zoekt
En gehaate
valfchheid vloekt.
S 3
Wordt
,
142
: :,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wordt een
•'jjoord niet
wel gefproken^
Ziet ge een' misflag in uw' vrind
Dat
heeft nooit den band gebroken
Band
die harten faamenbindr.
Gy kunt ligt een feil vergeeten Gy die nimmer wraakzugt toont. *
Wordt , wanneer het uw geweten Of uw eer, niet kwetst of hoont: Straks veeleer tot mededogen
Dan
,
verwet bewogen.
tot hits
Echter wraakt ge Fleïery, Dzvaalt *t
uw
Raakt
Vriend op Zondepaden
uw
teer
gemoed , en gy
Poogt hem dan getrouw
te raaden.
Nooit was waare Liefde blind 't
Zyn Gy,
Zult
verblinden die dit waanen. die ongeveinsd
hem
Om
eer
met
bemindt.
ernst vermaanen.
het groot gevaar te ontvliên,
En zyn
dwaaling niet ontzien.
Dog
: ,: » ,
VRIE ND
OVER DE Dog 'c
S
H AP.
C
'c
zyn dan geen norfche woorden ,
Is
geen taal die gramfchap wekt:
Neen
zyn zagte
'c
liefdekoorden
Daar gy uwen Vriend door
143
,
trekt.
Woest geweld mag yzer buigen Menfchen tracht ge, naar hunn' Door de Reden te overtuigen. 't
Gy, Weet,
aart.
voorzichtig en bedaard, dat, op verdwaalde Zinnen
Liefde meer dan toorn kan winnen.
Dwaalt ge zelf (wat vroom gemoed
Kan dog
Gy
,
fleeds
die
den dwaalweg myden ?}
nimmer
Kunt uw Vriends
trotscheid voedt
beltraffing lyden.
Daar ge erkent zyn Zorg en trouw, Nooit
uw
Maar u
misdaên wilt bedekken eer
,
door waar berouw
Zuivren van die boezemvlekken
Zo
herftelt
Straks
uw
ge, met
uw
deugd,
Vriends gekrenkte vreugd.
Poogt
, ,,
144
:,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Poogt
uw
Vriend u gunst
te
toonen,
Heeft zyn weldaad u verblyd:
Gy
tracht gunst
met gunst
te
Daar ge nooit ondankbaar
Dog uw
't
zyt.
vrye Uefdehlyken
Zoeken Zal
Iconen
loon
nog
lof,
veelmeer
uw heufchheid die ontwyken. Is uw vreugd uw loon en eer,
Als ge moogt uw' pligt betrachten
En uws
naasten juk verzagten.
Eedle V^riendfchap Dcelgenoote
in
,
al
myn
lust,
vreugd en lyden
Minnaares van Vrede en Rust,
Die de Twedragt poogt
te
myden.
Eeuwig mint , geen' Vriend
verlaat
Schoon ge ook moest zyn byzyn derven;
Gy,
daar David voor den Haat,
Als een Veldhoen Blyft
,
al
om moet zwerven
woedt een Aartsiiran
Zyn getrouwe
Jonathan.
,
N E D R
G
I
HEID.
Foor de 'uerbreekinge zal des Menfchen harte zig verheffen drigheid gaat voor de eere.
Spreuk. Sal:
De
fchoone
Nedrigheid,
:
ende de
Ne-
XVIII. 12.
die, in het treurgcvcaad
Haar handen op haar borst, haar oog ter aarde Jlaat, Draagt hier een bal , die, als hy neder wordt gefraeten. Weer opwaarts ftuit, en leert dat God, uit fmart en hoon, Den Nedrigen verheft. Haar voet treedt cp een Kroon , Ten blyi<e dat zy nooit door Staatzugt wierd bezeten. Indien men my vraagt: -aelke de eer/te deugd van een' Kristen is"? Zo antwoorde ik onbsfckroomd, dat het is de Nedrigheid , de tiveede de Neen 'wanneer men my het duizenddrigheid , de derde de Nedrigheid maal vraagde , ik zoude altoos bet zelfde anfJiOBrden. :
AüGUSTINUS.
T
Wyk
!
145
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING TPf^
verwaande Hovaardy!
i\fgodin der Waereldlingen 't
Lust
myn Zedepoëzy
Nedrigheid ter Nedrigheid, Trotfche
wyk
!
.
.
.
eer te Zingen: die ge eeuwig haat:
neen
!
leen
me uwe
ooren \
Mooglyii dat ge uw' waan verlaat,
Mooglyk kan
het u bekooren:
Als ik haar eenvouwdig fchoon.
Op myn
dichttafreel vertoon.
Roos van Saron, blanke Mirt, die
in
Leli,
de diepte groeit.
Hoofddeugd van het Evangeli, Schoonheid die de pracht verfoeit >
En uw' tyd niet Met den tooy
zult verkwisten
van
't
floflyk deel:
Echte Kenmerk van een' Kristen,
Nedrigheid Daarin 't
fchoonst Zielsjuweel,
God en Godgezinden
Allergrootfte fieraad vinden.
Dat
, ,,
, :,
©VER DE
NE D RIG HE
Dat de Dwaasheid
En
door
I
D.
»
147
zig verhefF'
Hoogmoed word'
bezeten
Nooit haare afkomst recht bezefF'
Maar
zigzelve hebb' vergeeten:
Nimmer Daar ge
En
ó wyze Maagd!
zult ge,
uwe
klein zyt in
oogen.
u nederig gedraagt
Roekeloos uzelf verhoogen:
Neen
En
„
Is
,
gy vreest voor
's
Hemels roê
roept vaak den trotfchen toe
onze oorfprong niet
uit
Aarde^
„ Zyn wy niet een leevende asch'^. „ Hoe gering is onze waarde! „ Al het Vleesch verdort als gras „ Al zyn fchoon „ En „ Arm, ,5 (Zo
gelykt het feer gehloemf.
ontbloot, verblind, elendig, het eeuwig
„ Walglyk zyn we „ Op
onbeflendig,
is
,
dien Staat nog
T
Woord
ons noemt)
en wie zou
roem 2
te
't
waagen
draagen ?
Gy,
, ,
148
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
,
aan
't
Heilgeloof gepaard
Merkt nog meer uw Als ge ó Stiert ten
Nedrigheid! van beme/ uw gedachten,
Daar ge
God
Al,
En
Dekt,
in
't
beftiert,
Met een
eeuwig leeft.
gefchapen heeft.
begin der dagen,.
en onderhoudt:
diep ontzag befchouwt»
ootmoet neergebogen,
Smeekt ge 5,
die
de aard'
zyn welbehaagen
uit niet,
het, fints
Dan
God,
een'
die, naar
't
kleine krachten:
Toorn
llraks
niet
met Terahs Zoon:
eeuwig Alvermogen
„ Dat uw goedheid my verfchoon' „ Mag een Sterfling vol gebreken , „ Mag een bandvol fiofs, een niei, 3,
Met den Waereldrechter fpreeken? „ Met een' Heer die 't al gebiedt;
„ Durft een /Aardworm 3,
Wat ben
ik?
tot
u nadren?
Wat zyn myn Vadrea?" Gy,
!
NEDRI G H EI D.
OVER DE Gy,
Gy
149
voorfpoed u verblydt,
erkent de hulp des Heeren. Is
't
Als ge 't
als
,
Is
geen
uw
van uzve vlytt
vriigt
welvaard ziet vermeeren.
geen werk van uwe magt.
Als ge wordt gedekt voor fchade.
Neen, Roept ge
daar ge eigen lof veracht, :
„ Heer
„ Dat gy 5,
Gy
Dat
my
my
!
het
is
genade
uw' Zegen fchenkt,
leed nog afgunst krenkt!"
zult, onder
\
kruis te draagen,
Hartvriendin der Lydzanmheid
Nooit
te veel
uw
loi
beklaagen.
Nog het Goddelyk Beleid Door uw tegenfpreeken hoonen.
Gy
bekent uwe euveldaên.
„ Wilt
ge naar verdiende loonen?
„ Heer! wie Zegt ge,
in
Onder
lastig
't
't
zal
voor u beflaan?'*
overtuigd geweten.
juk gezeten.
T
3
Dat
X50
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Dat de Dwaas
in
't
purper treed"
<,
Dat hy pronk' met feestgewaaden :
Gy, En die
u met ootmoed
die
kleedt.
grootschheid kmit verfmaaden.
Hebt
Nimmer
Wyl
in
't
kleed ,
roem gevonden:
flof tot 't
u
waarmee ge u dekt,
ter gedachtnis (trekt:
Dat onze Oudren
door de Zonden
,
Naakt, ontbloot van heerlykheid,
Wierd het
Kleed bereid.
eerfte
Laat een Tirotfche mindren drukken y
Dat hy voor geen meerdren wyk:
Gy
wilt graag voor
andren hukken ,
Acht den minjlen u Nooit
zult ge
Wysheid,
op
uw
die van
gelyk.
ivysbeid roemen.
boven
daalt.
Leert u zulk een dwaasheid doemen.
Door
dit
Godlyk
licht beflraald.
Ziet ge flraks, dat al
Hoe
verheven
,
klein
uw mag
weeten, heeten.
Laat
;
OVER DE
NE D RI GHE ID.
Laat een Farizeeuwsch gemoed In de fchyndeugd zig vermaaken,
Als het zyn verwaandheid voedt;
Gy,
die leerde uzelf verfaaken,
V'indc in uiterlyk gebaar
Of
^'eel
woorden min behaagen;
Daar ge u, met den Tollenaar, Euigt ootmoedig en verflaagen,
Voor de Godheid,
die het meest
Ziet op een' verbroken geest.
Graag hekendt gy
En gy,
mv
gelreelen^
daarvan ondemcht.
Zult die nimmer tegenfpreeken
Want gy
acht het zelfs uw' pligt,
Als de Lastrïng u mogt hoonen,
Haat of hiya u vloekt of
Dan
geen kwaad met kwaad
plaagt. te
loomn.
Daar gy \ al geduldig draagt, Zult ge, door dit nedrig leven,
Hoe
verdrukt, ten hemel ftreeven.
151
:y
ïSi
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Jezus voorbeeld
licht
u voor,
Jezus nedrig en zagtmoedig^
Volgc ge, en in
fpoor,
dit heilig
Schoon vol doornen, naauw en bloedig, Stapt ge door zyn' geest galeid,
Zyn 't
geboorte
,
leven , jlerven
Schoonst Tafreel der
Maakt u, waarge ook
,
Nedrig heid,
om moet
zwerven.
Als een Dienstmaagd van dien Heer,
Nooit belust op Waereldfche
Daar
zal
Als
't
eer.
eens een dag verfchynen,
hoogmoedige geflacht
Zal gelyk het Kaf verdwynen
Dag,
die u,
Boven andren
hoe min geacht. zal verhoogen.
Dat de Trotfche dan
verfchrikk'
Voor het eeuwig Alvermogen, In dat vreeslyk oogenblik!
Gy
zult, uit het flof verheven
In volmaakte vreugde leeven.
:
GODSDIENST.
zuivere en onbevlekte Godsdienst voor God cnde den Vader is dezBy Weezen en WedwJicn bezoeken in haare verdrukkingc , {cnde') hemzelven
De
onbejmet bewaaren van de iVaereld.
Jacob.
De
zuivre
Godsdienst, op
hzB.r^
I: 27,
Hoek/leen neergezeten,
Waarop Zy lorscht een' Tempel, aan haar rechte zyde flaac De Vogel die van ouds Godvruchtig wierd geheeten Dees draagt in zynen mond een Slang, door hem geveld, Zo overwint de dienst van God het ntlsch geweld. zy veilig rust, pronkt in het wit gewaad.
,
De Godsdienst
is
gegrond
in het
waar belang der Menfchctt;zo
onviogelyk ziude zyu, niet Godsdienstig
zig
zeken, en
te
dat het kun
weezen, zolang zy
liefde tot
begeerte naar hunne gelukzaligheid hadden, indiende
God
deezer eeuwe en hunne eigen bcgcerlybhedcn hunne oogcn niet zozeer ver-
blindedm, dat zy hun waar belang
niet
kunnen ondetjcheiden. '1 I
V
LL oT
s
o N.
Wie
,
154
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ie is
deeze, die vol klaarheid.
Uit den
En
daar
't
't
Hemel
zuiver licht der waarheid,
Menfchelyk
Zy die Nog
nederdaalt.
geflacht beftraak?
eerst uit God'
geboren,
befchermd wordt door Gods magtj
Zy die ons Godslof laat hooren En tot God weer wordt gebragt? *t Is de Godsdienst, in haar wezen Is
haar Vaders beeld te leezen.
Licht der Waereld Eelst gefchenk den
,
Bron der vreugd
mensch gcgeeven,.
Voedfter van de waare deugd,
School der VVysheid,
Weg
ten
Leven,
Sterkfte Zuil voor Kerk en Staat,
Vaste Rots
in
's
Waerelds baaren
Grootile Schat die nooit vergaat, Veilge Schuilplaats in gevaaren,
Erfgenaam van 'k Vlegt
voor
's
ii
Hemels troon: een letterkroon.
Gods-
OVER DE G o D Godsdienst, Van
Gy
me
die
D IE NS ,
T.
155
op vlugge pennen
befpiegling, voert vau de Aard';
leerc
Zo
S
als
my
de Godheid kennen.
zy zig openbaart,
In een' glans van eigenfchappen.
Gy, wanneer ge
En
ons opleidt,
Tot het
Gy
ons onderricht,
by trappen.
als
alierreinfbe
Licht:
werkt dan, by die betrachting,
Vrees, Verwondring Liefde en Achting.
Voert ge ons opgewekt verftand
Tot de wording
Dan
aller
dingen:
aanbidt ge de Almagtshand
Die onze Aarde en Hemelkringen, Uit hun niet,
te
Wordt de ahvyze
voorfchyn bragt.
Godsregeering
In het Schepslenheir betracht;
Dan noopt
ge yder ter vereering'
V^an dien Koning, naar wiens raad.
Door wiens magt, het Al
V
2
beflaac.
Dog
iS6
DICHTKUNDIGE BESPIEGE.LING Dog
leidt
ge ons, op hoogre gronden.
Naar den Heilbron van genaê. Daar Gods Zoon,
Lydt en
llerft
Dan befchouwt Godj Maar
die
hierin
tot
op Golgotha:
ge in groocre klaarheid,
eeuwig
't
zoen der zonden,
licht
bewoont.
zyn Wysheid, Waarheid,.
Goedheid, Magt en Recht vertoont.
Wondren, waarop Englen
flaaren.
Wilt ge aan Menfchen openbaaren.
Daal
ik
Leert gy
met u naar beneên.
my
den Mensch betrachten,
Die Gods wet dorst overtreên.
En Gods Zie
'k
flraffen
hem
heeft te wachten:
raadloos in dien Haat,
Kan hy nergens uitkomst vinden:
Dan
geeft gy
hem hulp en
raad,
Gy wilt zelf zyn wond verbinden,. Gy ontdekt in Jezus bloed, Artzeny voor
't
Krank gemoed. Zit
, ,
OVER DE G O D Zit
S
DIEN
,
^
S T.
157
hy onder Ziekte of lyden
Gy
vertroost
hem
in
Komt de vyand hem
Gy Gy
Hemels donderflagen
's
maakt zynen geest bedaard;
Wordt
het
Land gedrukt door
plasgen-,
de Waereldling vervaard:
Gy
leert
Die
in
hem op God vertrouwen
nood ons kan behouën.
Gy
houdt
Zonder u
Gy
beflryden,
zyt toe zyn hulp gereed.
Klinken
En
zyn leed;
ó
't
al
sj»'
fiand^
vervallen.
Godsdienst!
Meer dan
Gy
zal
alles in
dekt het land
legers, fclians of wallen.
hèjchermt de Heerfchappy,
Meer dan
fterke
Lyfwachtsbenden.
Ontrouw weert ge en Dwinglandy, Die de
rust der V^olken fchenden.
Gy leert Heer en Onderdaan,Hun veipligting gadeflaan.
V
3
"Wordt
,
158
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wordt Dan
de Forst door
aanbidt
u gedreven
hy de Oppermagt,
Die hy rekenfchap moet geeven. Daar hy loon of
Dan
zal
En
van wacht.
hy door h"efdeblyken
door
'c
oefnen van het recht,'
Naar d'Alheerfcher
Naar
ftraf
dien
God,
'c
meest gelyken;
die
Heer en Knecht,
Nog genadig wil verfchoonen, En in 'c flraffen Lankmoed toonen.
Liefde,
Werkt ge
Trouw, Gehoorzaamheid, in
't
hart van d^ Ingezeten:
Dien gy nooit door vrees geleidt.
Maar door
'c
overtuigd geweten.
Ter verrichting van zyn'
En 't 't
pligt.
zo wordt, op eedier gronden,
Hooggezag by
't
volk gedicht,
Volk meer aan den Vorst verbonden:
Dan wanneer
't,
door
ftraf
bedreigd.
Ligt tot bloedige oproer neigt. Ecfi'
OVER DE G o D
SD E NS I
T.
159
Eendragt^ zuetien, orde en zeden
Godsdienst!
Bloeien daar ge ó
bloeit.
Tweedragc, woestheid, fpoorloosheden
Worden door u
Gy
en eerlyk wandlen;
leert recht
Want
uitgeroeid.
geveinsdheid duit gy niet:
Yder zo zyn' naasten handlen. Als hy wil dat
Waar
hem
gefchiedt.
ge inv fcappen drukt, ontlpringen-
Bronnen van Gods Zegeningen.
Nimmer
ge
'zult
^t
vry gemoed
Door geivetensdwang benaauwen. 't
Monfter
Sla vol drift
Daar In
uwe
Gy
,
in
zyn tygerklaauwen.
zyn wreede Vierfchaar ipant,
't
onbefmetfle Leden: die
'c
redelyk verftand
Overtuigt door
En
de Hel gebroed,
door
Wraakt
't
't
licht der
licht
van
't
reden.
Heihvoord
,
gy
die Zielentirany.
Gy
,
i5o
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy beteugelt onze driften y Gy verbetert onzen aart, Doet ons
't
goed van
kwaade
't
fchifcen;
Daar gy ons verjland verklaart^
Onze
wil aan Gode heiligt
Ons vernoegd en deugdzaam maakt,
En
naar ziel en lyf beveiligt.
Leert ge ons,
als
de dood genaakt,
fVelgetroost en vrolyk fterven
Om
;
het Zaligst heilgoed te erven.
Beef dan vry rampzalig Rot!
Dat de
Godsdienst
Zalig Volk! dat
Dient , en op zyn
uwen God heil
kunt wachten.
Godsdienst!
Leef ó
Voer de
durft verachten.
Ziel
tot
ongeftoord.
Gods nabyheid:
Neetland blyft het heilryk Oort,
Daar ge
veilig,
Tot aan
's
met de Vryheid,
Waerelds einde bloeit.
Door geen dwinglandy
befnoeid.
,^
WAARHEID,
Caat em
door de luyken
''can
Jeruzakm,
en ziet nu toe, etide verneemet
ende Zoeket op haare Straat en, of gy ietnatid vindet , rffer één is, die recbt doet, die Waarheid zoekt , zo zal ik baar genadig zyn. Ende of
zy
al
zeggen
valfchelyk.
;
S
(zo waarachtig ah) de
HEER E,
HEER E
keft, zo zweeren zy dog
en (z/fn) uivc oogen niet «aar
Waarheid?
Jerem. V:
I,
2,
3.
Waarheid
voert in haare rechte hand De blanke De Zon, die 't al verlicht, als zy , door haare flraalen; Terwyl ze in de andre , by Gods IVoord, haar dierbaarst pand, Dtn Palmtak draagt, ten blyk van 't moedig zegepraalen. En, Overwinnaares van al wat haar beftreed De JVaereld, die zy wraakt, met haare voeten treedt.
Alen meet altoos (/f Waarheid fprceken , niet alleen om da: Cod het gebiedt en hy zelf de God der Waarheid /j, maar liernüts de gezonde reden ons leert , dat 'er altyd eene cveréénftemming tusfchen cns hart, onzen mond Pictet. tn onze handen moet zyi,
X
.
Zal
,
i62
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^al
uwe fchoonheid maaien,
ik
Waarheid, Laat
my
Dat
Uw
ik
dan
uw
op
myn
heilig
Kerkjuweel ?
glans beftraalen; dichttafreel,
volmaakte en eedie trekken
Schets, met een' gepasten zwier:
uw vuur myn traagheid wekken. Dat uw invloed my beflier', En my juiste klanken leere. Nu ik Zing uw deugd ter eere! Laat
Schoone en onbevlekte Maagd, Telg van
'c
eeuwig Alvermogen,
Zuil die Land en Godsdienst fchraagt,
Vyandin der fnoode Logen Leidsvrouw, die ons zeker
Op
leidt,
het rpoor der reinfle zeden,
Klaare Spiegel die niet vleit, Halsvriendin van
Deugd en Reden,
Krygsheldin die vreest nog zwigt. Ligt van
't
ongefchapen Licht.
Hoe
,
OVER DE
WAARHE
I
D.
163
Hoe doorluchtig zyn uw wegen, Nimmer flapt ge in duisternis. God den Bron van licht en zegen ,
Waarheid
Die een God der
is.
Leert ge ons in Oprechtheid nadren.
Dat de Schyndeugd haar gebrek.
Door
het kleed van vygebladren.
Voor des Menfchen oog bedekk':
Nimmer wierden Door
Gy Noopt
de Alziende Oogen
Schynheiligheid bedrogen.
vervreemd van Huicblaary, ons
V hart voor God te
Nimmer, hoe
onthlooten;
onrein het zy.
Zal zyn liefde een hart verflooten.
Dat, met ongeveinsd berouw.
Komt voor hem zyn
Gy
fchuld beweenen.
bemint de zuivre Trouw ^
God
Nooit zyt ge voor
God,
verfchenen.
die yders Ziel doorgrondt»
Met een higm
in
X
2
uw mond. Wil
i54
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wil de Aartsvyand ons
verleiden.
Lokt hy ons op Logenpaên:
Gy leert loaar - van - valschheid fcheiden , Gy wyst ons den heilweg aan. Gy, wanneer we Daar
in
duister treeden.
gevaar den voortgang (loort:
't
Kunt ons, door de
En
't
door
't
toorts
van
licht
Voor de dwaaling
't
best
't
Nacht en nevel op doen
Gy,
al
Door de
Gy
der Reden,
eeuwig
Woord j
bewaaren. klaaren.
wordt ge ook aangerand ftoutfte
al raast
Logenmonden:
de Dwingeland,
Blyft in alles ongefchonden.
Gy
ontfteekt een' eedlen
In het hart van
Om, Onder
met 't
uw
fleren
gloed
Belyders,
heldenmoed.
oog van hun Beflryders,
Willig, u ter liefde alleen,
In het
Mamlperk
te treên.
Gy
,
WAARHEID.
cvER DE Gy
:
leert ons de
165
Onzvmrbeid wraaken.
Eer en Steun der Maatfchappy!
En
ons nimmer fchuldig maaken
Aan bedrog of veinzery;
Zo met onzen Als ons
En
't
naasten fpreeken.
eerlyk hart gebiedt;
zo wars van valfche treken
Dat
in
blydlchap of verdriet,
Hart en mond, en
leer en leven
Nooit elkandren tegenflreeven.
Vlèiery Streelt
poog, wyl ze
en lacht, het meest
Judas mag, door
Met
een'
Gy
vleit.
't
te
fchaaden:
geld verleid.
Kus zyn' Heer verraaden:
vloekt allen valfchen fchyn,
Toont ons,
dat de
Vriendfchapsblyken,
Die geveinsd en trouwloos zyn, 't
Naast naar
's
Duivels
List, waardoor
En
list
gelyken
hy God beloog.
de Aartsmoeder eerst bedroog.
X
3
Kan
,
i66
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Kan 't
Wil
Vooroordeel
licht
verdooven,
Redenlicht van onzen geest: 't
ons t'onrecht doen gelooven,
Dat ons
Dan
\
God
hart
dient en vreest:
verdryft ge, door
uw
Klaarheid,
Straks de nevels van dien
Voert ons naar het woord der
Daar wy
Ziel
-
waan.
Waarheid,
en - Lichaams daên
D'ydlen fleun van ons vertrouwen, In een klaarer licht befchouwen.
Zoveel zegen brengt ge voort. Spruit des
Hemels, Heil der Aarde!
Maar waar
is
Dat u mint en
het zalig oord, eert naar
waarde?
Schoone! waar onthoudt ge u nu? Struikelde ge op onze ftraaten?
Zwerft gy elders V mist men u?
Hebt ge ons Aardryk ook verlaaten? Vliegt ge voor uw Vyandin? Voert ge weer ten Hemel in?
Woont
,,
oVER DE
Woont
:
WAARHEID.
167
ge ook in het bof ^er Grooten?
Zit ge 'er in der Eedlen rei?
Neen!
daar wordt ge ligt verftootea.
Loosheid, Staatzugt en Gevlei
men daar uw plaats Hoe gelukkig waar de
Ziet
Zo
ge
't
veilig
bekleeden.
Vorst,
mogt betreeden,
't
En uw glans niet wierd bemorst! Hof moet vaak dit opfchrift draagen
„
Waarheid Hebt ge, aan
kan hier
't
heilig
minst behangen."
Recht verknogt,
uw
In de Vierfchaar dan Ja!
't
Zetel?
maar fmts het helsch Gedrocht
Schandlyke Eigenbaat vermetel 't
Recht dorst buigen door geweld.
Wordt ge door
een'
drom van
listen
Vaak gehoond, vervolgd, gekweld; Daar men
,
onder
Vuile Logen
En
't
fiert
haar beeld als
haatlyk twisten
en kroont. 't
uw
vertoont.
Iq
i(^
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING God
In het buis aan
geheiligd^
Waarheid
Stoel der
Daar de
flaat,
Leeft ge raooglyk meer beveiligd: Ja! daar pronkt ge in feestgewaad,
Daar verfchynt ge
Ach! Die
uw
in witte kleeren.
dat zelf des Priesters
nut aan
't
mond.
volk moest leeren.
Niet het eerst uw'
luister
fchond!
Mogt hy, door oneedle trekken, Nooit uw Godlyk fchoon bevlekken!
Dog wie u
verfmaadt of eert,
Waarheid, Schoon
Gy
Troost en Lust der vroomen!
Heelal in ftof verkeert,
't
hebt geen verderf te fchroomen.
Dat hy,
die u tegenftreeft,
Bukk' voor
Dat ge
in
uw
bevallig
wezen!
Neêrland eeuwig
Alvaas hebt ge
'er niet te
Frybeidy daar ge u
't
leeft!
vreezen.
liefst
Dekt u voor hunn' wreeden
mee
paart.
aart.
'GIERIGHEID.
Zet
toe ende
wacht u
%}an i?
Gierigheid:
'xant het en is niet in den
overvloed (^gelegen ,) dat iemand leeft uit zyne goederen.
Luk: De Gierigheid Haar
De Kan
die, bleek van
XII.
ijf.
wezen, \Jchreiend Kind
volk horst onttrekt^ gaat in Slavinnekleeren. gouden Keten, die haar vast aan de aarde bindt.
haar gehegtheid aan het tydlyk goed ons leeren. tot een merk, wiens dienst haar hart behaagt
Gelyk ze
Des Goudgod
Hy
Pluto's beeld
ontkenne dat de Gierigheid
'noemen, dat de
HEERE voor
,
op
't
norfche voorhoofd draagt.
afgodery sy
,
die het Gerechtigheid
dertig Zilverlingen verkocht
kan
is.
HlERONYMUS.
Y
Vrek-
,
170
> ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING IFtekken
,
die
,
in
't
flof
gebogen
Voor de Mammon, tyd en
vlyt.
Noesten arbeid en vermogen
Aan
dien gouden Afgod wydt:
Hoort Misleiden! hoort Bant
uit
my
zingen
uw benaauwd gemoed
Nypende bekommeringen.
Om
een handvol tydlyk goed.
Gierigheid, de bron dier plaagen Poogt myn kunst u voor te draagen.
Gierigheid ontaart
Gedrocht
Dat nog God' nog Menfchen fpaarde, Daar ge uw' Heer voor
En uw
heil
voor
't
't
Geld verkocht.
flyk der aarde.
Gulzig Monster, Goudflavin Overtreedller der geboden,
Koesteres der Eigenmin, Dienaares van vreemde Goden, Heilloos Ondier dat zig voedt
Met
des naasten zweet en bloed
Uit
,,
!, ,
GIERI GHE
OVER DE
,,
ID.
171
Uit het morrend Onvernoegen
Zy t gy
,
fnoode
Bleeke Zorg heeft In
uw
,
,
voortgeteeld
mat van zwoegen
kindsheid u geftreeld
Toen de Nyd uw Voedfler
ftrekte.
En de fchandelyke Eigenbaat In uw Jeugd een drift verwekte ,
Drift, die, door geen goud verzaad
By 't ontfangen van 't begeerde. Nog van dag tot dag vermeerde.
Voortgedreven door
dit
vuur,
Dorst gy u alvroeg , Verdwaalde
Kanten tegen Gods beftuur.
God die yders deel bepaalde En u fpys nog drank onthoudt; 't Zy ter voedinge of verkwikking: God beftrydt ge , wyl ge ftout ,
(Niet
te
vreden met zyn fchikking)
Haakt naar
't
goed dat zyn beleid
Vaak voor andren
Y
heeft bereid.
2
Pest
,
172
:
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Pest van
nuttig faamenlevenl
't
Die nog volk nog Godsdienst Daar ge beeft
iets zult
geeven ,
tot nut.
zyt de Aarde, die den
Regen
Indrinkt
Uw
ge
Lands Gemeenebest
's
Gy
als
flut
maar geen vrugten draagt.
,
geluk baart niemand zegen.
Daar gy andren minder fchraagt
Dan, vervreemd van mededogen. Drukt en
trapt
Schoon ge
En u
fchat
daar
In
vermogen»
op fchatten hoopt,. te ftreelen
u de Afgunst noopt,
Naasten welvaard 't
uw
voorfpoed fchynt
Kan u, 's
door
ligt
verveelen.
Smart u , dat zyn klein gewin
uw
kas niet wordt gefloten
Dikwils
flaat
ge wegen in.
Om
hem nog daar van Daar uw Hebzugt , Vaak de fnoodfle
te
ontbloten
tot
zyn leed
listen fraeedt.
Hosrt
:
,,,,:;
,,
GIERIGHEID.
OVER DE
173
Hoort ge fchamele Armoe klagen. Durft zy u , bedroefd In den nood
Gy
't
handen
toe.
naakte Weesje weenen
Daar de
Gy, nog
byfland vraagen
hart en
fluit
Ziet ge
om
moe
te
felle
koude
't
drukt
harder dan de fbeenen.
Schoon het voor u neder bukt Weigert zyn ontbloote leden, Uit uw' Overvloed
Uw gemoed Want
te kleeden.
,
kent rust nog vree
verfchrikking, angst en zorgeir
Waaren voor uw
Legerllieê:
Daar ge , voor den vroegen morgen
Door de vreeze
Weer
gefleept
reeds gewekt.
wordt naar
uw
banden
Als de nacht ons halfrond dekt
Slaapzugt, met fluweelen handen.
De Armoe
flreelt
Waakt ge nog aan
Y
van
,
't
3,
't
werk vermoeid
,.
geld geboeidi
Sdiooni
, ,,
174
,,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schoon ge zyt
\ goud gezeten.
in
uw
Durft ge , van
Naauwlyks
Kwelt u
't
Voor uw
verzadiag eeten.
ge een' hoogren prys
als
voedfel
Goud
't 't
ter
fchraale fpys
,
moet
betaalen.
u ten Dwingeland,
is
Laat u zugtende adem haaien
Daar het
al 't
genoegen bandt.
En u geen vermaak wil geeven Slyt ge in llaverny uw leven.
Waar voor wordt uw goed Arme Dwaas Dat ge
vergroot
!
uw
in
weinige uuren
Voorraad , fchuur en een' vroegen
Wat zal Wat zal u 'c
dan 't
Geen ge
Wordt dan
uw fchuuren!
voorraad daar vergaart
Mooglyk moet ge
Door
gelpaard ?
uw
dood
al ,
uw
goed
verlaaten.
overvloed
gefpaarde baaten ? flechts in ligt
fchyn bezat,
uw' Vyands
fchat.
Of
,,
,
OVER DE G Of bewaart gy
't
I
ER
voor
I
uw
Kindren die , misfchien
GHE
,
I
,,
D.
17S
Kindren ? in
't
kort
Met meer vreugd uw goed vermindren Dan 't van u vermeerderd wordr. Zoudt gy 't voor uw Kroost vergadren , Dat ge mooglyk overleeft?
Zyn
het geen misleide Vadren
Die , fchoon God hun goedren geeft Lust en rust en vreugd verfaaken
Om hun
Kindren ryk
te
raaaken V
Maar Rampzah'ge! wat Vindt ge
in
de
uiterile
uw Rykdom u
Als
raad
oogenblikken. verlaat.
En Gods toorn u zal verfchrikken ? Dan zyt ge arm by al uw goud
En uw
Gy
winst baart niets dan fchade.
hebt op
uw
fchat
gebouwd
Steun dan niet op Gods genade;
God ,
dien gy voor
Hoort dan naa
uw
't
goud
verliet y
klagten niet.
Zuk
:
17^
,,
!
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zult ge zo uzelf vergeeten!
Waagt gy, om wat blinkend
Tyd en
rust, een
flyk,
goed geweten.
eeuwig Koningryk?
Ja! een
Kan de Waereld zo verblinden? Is
haar kracht, op u zo groot?
Beeft dan , wroetende Aardfchgezinden
Achans (leenhoop, Judas dood,
En Gehazis plaag ontdekken; Hoe veel leeds ge u kunt verwekken.
Zoek ó Menfch! Scliat dien 't
mot nog
een' betren fchat, roest verteerde.
Heil dat vroome Job bezat,
Toen hy
al
het aardfche ontbeerde
Was zyn God Moogt
en vry gemoed
ge zulk een' fchat verwerven
Zalig zyt ge in tcgenfpoed!
Ryk
al
moet ge uw' Rykdom derven
Zulk een goed van eedier Is
uw
aart.
zorg en arbeid waard'.
,
HOVAARDY.
Hovaardigheid
is
voor de verlreck'inge
yal.
;
ende hoogheid dss geeft es voor den Spreuk. XVI. iB.
H
o v a a n D y die 't meefl: zigzelf behaagt Zie hier de Als ze in den Spiegel ziet haar pracht en grootfche Zwieren. Ze omvat den trotfchen Paauw hovaardigften der dieren, Die zoveel Hoogmoeds op zyn' flaart en vedren draagt, En leert ons, daar haar hoofd pronkt met twee Ezelsoureny Dat meest de Ho vaardy uit Domheid wordt gebooren. ,
Geen Zonde verdiende oeit gereeder of zwaarder Straf dan vermetele Hovaardy , die voor geen ftraffc beducht, moeder is en vedfter teffens van het verderf en de Peft aller deugden , voor alle menfcben 2» alle Zonden ,
tuis een verdriet
,
ah
voor den tieere een gruwel.
VOLLENHOVE
Z
Trot-
,
,
178
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^rrotfche Scerfling, blinkend ftof.
Van de
vleiziigt
vaak verheven
Zong de Dichtkunst Door 'k
't
Met
uw
Jof
verleidend goud gedreven:
Zing
.
.
Mogt myn' 'k
ooit
.
maar fnoode vleïery
zanglust nooit beftieren,
Zal het beeld
derHovAARDV
geen Letterkrans verfieren:
'k Stel het in
Toom uw
zyn dwaasheid voor.
eerzugt, leen
my
't
Oor!
Heilloos Monfler , oud van dagen
Hebt ge op de eerstgefchapene
aard*
Vuile zonden, zwaare plaagen
Niet
Kont
ter ééner dragt gebaard ?
ge ook onder de Englenreïen,
In volmaakter heerlykheid.
Uw befraettend
gift verfpreïen ?
Hebt ge fommigen
En Is
uit
hun
verleid.
hun geluk verfloten? val uit u gefproten?
Plaag
,,
,;
HO V AARD Y.
OVER DE
Plaag en Pest van Kerk en
Gruwel
Gods
in
Walg van
Op
Land
oogen.
redelyk verfland
't
HovAARDY, 't
heilige
179
wier fch y n vermogen
zigzelf verliefd
Doet van ydele
gemoed
•
Eerztigt zwellen
Daar Onweetendbeid u voedt. Eigenliefde en IVaan verféllen,
Jiaat en
Nyd
u
't
liefst
bekoort;
Brengt ge niets dan Alonfters voort.
Arme Menfch! waar
wilt ge
op roemen?
Moest ge,
als
ge aan uw' Oorfprong dacht.
Niet terftond
uw
dwaasheid doemen
Daar ge
Merkt ge by
Van uw' Dat ge
't
voortgebragt?
uit ftof zyc 't
bedaard befchouwen.
ivankelhaaren Jlaatj
uzelf' niet kunt
Weet
ge dat ook
Zeker
Stevfiot
Waarop
wilt ge
,
u zal
behouën?
vroeg of
laat>
trelFen ?
u dan verheffen ?
Z
2
Zyt
,,
i8o
,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zyt ge
op braave daên ,
trotfch
uw Vaderen bedreeven? Wat gaan u hun deugden aan ? Daar gy mooglyk in uw leven Nimmer d'allerminden trek
Die
,
Van
der Oudren deugd vertoonde:
Strekt ge
uw
Stamhuis tot een vlek
Dat gy door verbastring hoonde. Erft
men , met hunn' naam en goed
Ook
der Vadren braaf
gemoed?
Bouwt ge op rykdom uwen
Rykdom
is
Zetel ?
vaak kort van duur
Zyt ge op uw gezag vermetel ?
Uw
gezag wordt in één uur
Door een Stoft
Morgen
toeval
gy op
ligt
uw
zyt ge
'er
verbroken.
Jlmpt en Eer?
van verftoken.
Op uw Schoonheid'^, die is teer. Op uw fterke Lichaams Krachten f Dan zyn
beesten hooger te achten.
Maar
v
:
overdeHOVAARDY. Maar uw
i8r
hoogverlicbl verjland
Doec u boven andren pronken
Waanwys
Schepzél! welk een hand
uw' geest dat
tieeft
Wie
licht
gefchonken ?
bewaart het ongekrenkt?
Hoeveel moet ge nog ontbeeren ?
Wysheid Zal 't
uw
die de
zuivere
Alwysheid fchenkt.
Ootmoed
leeren.
Kenbaarst merk der Zotterny'
Is
gehaate
Roemt ge,
Op uw
Ho aard y.
als
Farizeeuwfche Dwaazen,
deugd en beiligbeid?
Maakt de deugd ons opgeblaazen?
Neen
!
't is
fchyndeugd die u
vleit.
Godvrucht zoekt geen zelfver hooging 5
Zy
bukt nedrig in het flof.
Al haar arbeid,
al
haar pooging.
Strekt niet tot haar eigenlof.
Maar om d'Oorfprong van
God, van
alles
haar leven
de eer te geeven.
Z3
Gy
,
i82
,;
,
:::
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
vermeetle
Zoekt uiv roem
Hovaardy! in alle
uw werken
De Almagt zkt ge ligt vnorhy, 't Zyn uw handen die u Herken, 't Is uw vlyt waarvan ge u voedt. Alles dankt ge uw noestig zwoegen Maar, by wrange tegenfpoed.
Waant ge,
in
morrend onvernoegen
Dat uw deugd geen recht gefchiedt:
Dog uw
misdaên
ziet
ge niet.
Wilt ge u niet voor God verneêren 't
Zal ook voor geen menfcb gefchiên;
Yder meent ge moet u eeren
.
Yder u naar de Oogen zien Liggen mindren voor
Dat verblydt het
Moet ge
Dan
Zy
die
't
eerst
uw
uw
voeten
trotfche hart.
meerdren groeten
gevoelt ge een bittre fmart.
u
in niagt gelyken
Dringt ge , dat ze voor u wyken. Vléït-
,:
,,,
Vleier-j (Irekt
Streelt
u
tot
183
vreugd,
u bekooren
alléén kan
't
,
HOVAARDY.
OVER DE Zy
:
uw
grootfchheid
,
als
ge mengt
Onverdiende loffpraak hooren.
Gy
die V.ricncifchap kent
nog kweekt.
Hebt by Braaven weinig vrinden:
Een ,
die naakte waarheid fpreekt
.Kan by u geen
fchuilplatits
vinden
Want gy
acht u ftraks gehoond
Als hy u
uw
Zo
dwaasheid toont.
ge uw' naasten ziet geftegen
Uit het flyk,
tot betren
Staat:
Aanflond vreest ge, dat zyn Zegen
Uw gewaande hoogheid
fchaad'.
Al wat andren ooit bedreven
Noemt
ge laag flechts
Uw gedachten En
,
en gemeen.
zyn verheven
verftandig alle
uw
reen
uw poogen
Wysheid
ftraalt
Zo
u de waan bedrogen.
heeft
door
al
Pronkt
,
i84
,,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Pronkt dan in het purpren kleed
Dat
uw
Dienaars u omringen
Elk zy op uw' wenk gereed
Maar, verdwaalde Ziet in trosfchen
Sterfelingen
Hamans
!
val,
In Herodes fchriklyk fierven, In den Vorst Stichtte
De
die Babels wal
en met het vee moeffc zwerven
allerklaarfte Schildery,
Der
Gy,
5
,
geftrafce
die
God
Hovaardy,
en Menfch dorst hoonen.'
Wordt van Menfch en God Elk die reedlyk denkt,
zal
Dat hy uwe dwaasheid
Maar de Godheid,
verfmaad.
toonen
haat.
die Tirannen
Neerftort, zal voor
al
het volk,
Haar gevreesde Vierfchaar fpannen
En op u,
in
's
Afgronds kolk.
Haar getergde hoogheid wreeken
En
,
uw* trotfchen Schedel breeken.
^
K U
I
S
C H H E
I
^
D.
een iegelyk van u
Dat
Kuifchheid is die Deugd die de Begeerlykbeid temt, en de driften, die de Onkuiscbe Liefde in onze harten ontfteikt, fmoort, die bet vleefcb bedwingt en het leert de Ziele, zyne ixettige Mejterejfe, te dienen. C Y P R I A N u s.
De
Aa
Wordt
» Dit ziet op 't geen Valerius Maximus van de vedaalfche Maagd ?;/f«« verhaalt, die, Qva haare Kuischlieid voor yder te hewyzen , Water in een Zeef uit denTiberfchepte en naar den Tempel van Vella droeg. Zie Valer: Max. Lib. VIII, Cap. i § 5. Aangehaald van Auguftinus in zyn i'it/^ G^ds Boek X. Cap. i6.
:
i86
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING TPoxdit de fchoone Poëzy, Rein van Oorfprong, vaak ontluisterd.
En
in vuile Slaaverny,
Door onkuifche Min ,
Moet ze, by
gekluisterd
7
het woest gedrang
Van de dartelende Reïen, Met oneerbaar kunstgezang.
De
Ontugt zelf ten dans geleien?
'k 't
Zing de
Ku
I
s
c H H E I D.
Rein gehoor vermaak' en
KuiscHHEiD,
.
.
myn
dat
dichc
flicht'.
Breidel onzer tochten,
Vyandin der wulpfche vreugd. Sterke Temfter der Gedrochten,
Schoonfte Kroon der eedie Jeugd:
Daar ge,
En
uit Heiligheid
geboren.
door Maatigheid gevoed
Rein van mond , en oog en ooren Onbefmet zyt van gemoed: Leert ge ö
Roem
der ICi-uisheldinnen
l
Ons ons-zelven overwinnen.
Hoe
: ,!
OVER DE K U I Hoe
voorzichtig
S
ftiert
CH ge
,
!
HE
uw
I
D.
187
tred
Werken, woorden en gedachten
Vormt ge
naar
Gods rewe wet,
Wulpfchaart mag het blydfchap achten; Als hy zyne
,
drift verzaadr,
(Drift gelyk de drift der beesten)
Dat hy vry
Gy
in wellust baad'
gepaard met eedier geesten
Blank van zeden , rein van zin Blaakt van zuivre Hemelmin.
Dat
verleiding vry de weelde
In haar Zielbetovrend fchoon
Met een' losfen zwier verbeelde, En voor uw gezigt vertoon' Gy, die kent haar heilloos poogeng En 't gevaarlyk lokaas ziet, Sluii flraks
Staart
op
welbedachc uzve oogen^ 't
vleiend voorwerp niet.
Uit het zien van Is
't
wulpfche wezen
vaak de eerste lust gerezen.
Aa
2
Poogt
:,
i88
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Poogt ze u door een ydel woord
Of
een' dartlen zang te ftreelen
't
Zal, fchoon
Straks 't
uw
't
andren
bekoort.
eerbaar Oor verveelend
Maakt u fchaamrood ,
Daar ge
ligt
baart
u fmart
ongezouten fpreeken
't
Vrugten van een ydel hart,
Vuur om
onrein vuur te ontfleeken
Vuile taal, die wellust wekt,
Acht
Nooit
als flyk
dat ligt bevlekt.
u een ivoord ontgHppe}^^
zal
Dat de Deugd
tot
nadeel zy.
Nooit befmet gy uwe
Met
lippen
oneerbre Spotterny.
Al wat eerlyk
is ,
en {lichting
Voor oplettende Aandacht
baart.
Alles wat tot onderrichting
Strekt
Van de
Word
,
en
d'
onbezonnen
aart
woestheid kan betoomen
uit
uwen mond vernomen. Dat
,, ,
OVER DE
KUISCHHEID.
Dat de Dartelheid
Met
,
189
zig tooi
verleidende Sieraaden,
En om Haar
't
Zondig Lichaam plooi
gewaaden,
ligtvaardige
Of haar En, met
naaktheid pas bedekk' half ontblooten leden,
Ligtvervoerde harten trekk'!
Gy
,
't
die
zedig in
,
uw
kleeden,
Meest op Zielefchoonheid
Schuwt den Rok door
Nooit vindt ge u
tot
't
Iet,
vleefch beCnec
vreugd genegen.
Als ze wnilpfchheid voedzel geeft,
Gy
die acht hebt
Mydt Nimmer
op
uw wegen
de plaats daar de Ontugt leefc zal
men u ontmoeten
Daar, met
lugtig feestgebaar,
Dronkenfcbap op ronde voeten Slingert
,
en naar
luit
of fnaar
Danst, en zonder nagedachten Spilt
en Ziels- en Lichaams krachten.
Aa
3
Aan
:,
ipo
,,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Aan geen zorgelooze Rust, Ledigheid, de bron der plaagen, Kvveekfter van verboden lust,
Wydde
ge ooit
uw
vrye dagen.
Ontugtvoedende Romans,
Die de onkuifche Min blanketten Dichters die een' Letterkrans
Op het hoofd der Wulpfchheid En de Deugd tot nadeel zyn Haat ge
als
zetten
een verguld venyn.
Schiet de Onkuifchheid dartle lonken
Poogtze, wylze Vuilen
lust in
Lokt ze u
Dan
u
te
ftreelt
en vleit,
ontvonken,
tot Oneerbaarheid:
door waare Deugd bewogen
Zegt ge ; „ Zou
ik losberaên
„ Voor uw reine en alziende oogen „ Hemel! zulk een fluk beftaan? „ Moest
ik niet,
Voor uw
na
't
was bedreven.
Strafgerichten beeven?'
Kon
:
OVER DE Kon
,
,
,
KUISCHHEID.
191
een looze Delila,
Simfons krachten overwinnen t Bragt het fchoon van Bathfeba
David
tot oneerlyk
minnen
Wierd zyn groote en wyze Zoon
Door de
list
der dartle vrouwen,
Zelfs vervoerd tot vreemde 't
Goön:
Leert u op geen menfch vertrouwen
Want, met
zvysbeid , deugd en kracht
Worde hy ook
Dit verpligt u
,"
om
een val gebragt.
fmeeken
te
Dat Gods Mügt uw zvjakheid fterk'
„ Laat uw gloed myn liefde ontfleeken 5, Dat uw geest myn' geest bewerk*
my
),
Gy
5,
„ En ([dus bidt ge) ó Levensheer Dat myn Lichaam zy geheiligd
voor Wellust
„ Tot
een'
beveiligt,
Tempel, u
ter eer,
9,
Daar de zuiverfle offerhanden
5,
Op
't
Altaar van
't
\
harte branden"! 't
Hei.
, , ,,
192
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING van uw* God
Heilig voorbeeld
't
Tracht ge, door een heilig leven,
weg van zyn gebod
In den
Schoon
God
,
naar te flreeven.
het aUerreinJle Licht
Leerde u
Die
zwakheid
in
alle
werken vlieden
onheilig
,
tegen pligt
In de duisternis gefchieden.
Wyl u 't pad van heiligheid En van deugd ten hemel leidt.
Dat het Rot der Zondaars
kriele
In een poel van wulpfche vreugd!
Goël, Bruigom uwer Ziele Zal
Die
uwe onbefmette Deugd,
hier,
doof voor
's
Waerelds zangen,
Luisterde naar zyne flem
Met
de Maagdenrei ontfangen
In het rein 'Jeruzalem:
Daar onheilige Aardfchgezinden
Geen
verblyfplaats zullen vinden.
DANKBAARHEID.
—
Danket
Jf n
HEER E,
hekend onder de volkeren
,
roept zynen
mame
vermeldt dat zyn
aan, maakt zyne daaden
naam verhoogd
is.
Jes: XII. 4.
De
blyde
Dankbaarheid
is
vriendlyk van gelaat.
Den Ojevaar, gewoon der Oudren trouw te loonen, Houd ze in haar hand, en aan haar rechte zydeftaat dankbaare Olifant, terwyl de Rank met Bonnen, boonen, die den grond bemesten, die haar voedt, Leert dat de Dankbaarheid genoten gunst vergoedt.
De
Met
gy uw brood eet, zo dank Hern, die het u gegeeven heeft, trekt ge een kleed aan, zo dank den milden Geever , die ubekwaame Klederen voor den Zomer en den Winter fchenkt ; hebt gy esnen dag geëindigd, 20 dank Hemt die de Zonne heeft laaten fchynen , over bun, die het niet verdienen.
Ms
Bazilius.
Bb
Vol-
,,
ip4
,, :
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wolken door Gods
gunst verheven
Volken door Gods magt bevryd, Die
in vrede
En
,
viy moogt leeven
in d' afgeloopen tyd
Wierdt bevoorrecht boven andren:
Op, 'c
.erkent
uw
heuglyk lot!
Hartaltaar der Nederlandren
Moet,
ten dienst van Ncêrlands
Steeds van
altoosblyde
Lust het
Zy,
rooken
Dankaaarheid
Door de
De
heilig offer
't
my
God,
ontftoken.
Dankbaarheid.
ter eer' te zingen.
die ons eerbiedig leidt
Naar de Bron der zegeningen Als ze van Juichend
,
is 't
Gebed verzeld
by het bly ontfangen
Van Gods Zy
't
heil,
ten hemel fnelt:
voorwerp rayner zangen
Dat rayn Kunst uwe aandacht wekk*
En uw'
pligt ten fpoor verllrekk'!
Gyi
,, ,
,
!
,
DANKBAARHEID.
OVER DE Gy,
;
die vroeg
Daar ge,
in
195
den Schepper eerde, 's
Waerelds uchtendflond
Morgenftarren zingen leerde
Toen ons Aardryk wierd gegrond: Priesceres der Dankaltaaren
Hartvriendin der Nedrigheid,
Liefde en
lust der
Heïerfchaaren
Die de hoogfle Majefteit
Eeuwig looven , dienen , vreezen.
Dankbaarheid, Gy vervreemd En
beminlyk wezen
van ydele eer
door heilig vuur bezeten,
Werpt u voor de Aartsgoedheid
En
zult
moh
Weldaên,
neer,
baar gunst vergeeten, die zy
u bewyst.
Brengt gy haar in ootmoed weder 'c
't
Zy
de
Zon
des morgens rystt
Zy
ze daalt des avonds neder,
Gy
erkent en roemt de magt,
Die u hoedt by dag en
Bb
2
nacht,
Schonk
, : :::
ip5
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schonk u God hec tydlyk 't
Wordt
leveni
ten dienlt' van
God bedeed.
Wierd u fpys en drank gegeeven
Gy 5 Pryst
het zy ge drinkt of eet
Gods vrye gunstgefchenken.
Schraagt zyn hand
uw
leetfien
hut
,
Mag u kwaal nog ziekte krenken De Almagt, die u onderftut. Hebt gy uw gezonde dagen. Uit erken tnis, opgedraagen.
Zugtte ge op het kivyncnd
Hoorde God uw bange Zyt ge door
Gy wydt uw
Z'^n
klagten
Hand gered:
vernieuwde krachten
Aan de Hand ,
die
u herftek.
Wierdt ge voor den Strik Strik die
Lyf en
Ziel en
beveiligd.
u den val voorfpelt
Ziel wordt
God,
hedy.
die,
God
geheiligd.
wyl de vyandt woedt,.
Lichaam heeft behoed. Groei-
, ,
o
VER D E
DANK
B A A
:
,, ,
R-
,
:,
HE
I
D.
ip7
Groeien zueide - en - akkerlanden ,
Worde uw
met
huis
heil verblyd
Nimmer kuste gy uw handen, Nimmer dankt gy 't uwe vlyt:
Hem
die vroeg-en-fpaaden regen
,
Op
het dorflig Aardryk giet
D'AUerhoogflen , door wiens zegen Huis en handel vrugt geniet.
Wordt , door 't
liefde
en pligt gedrongen
\'roIyk danklied toegezongen.
Maar hoe Slaat ze
't
uw
juicht
grootjle
dankbre Ziel
Heikverk gade
Waarin God, toen
't
Menfchdora
viel.
Toonde een volheid van genade Overweegt ze
't
zalig
goed
Haar van eeuwigheid gefchonken
Op
haar Goëls
Dat kan
En
hart en
Godlyk bloed:
mond ontvonken.
ze dankt, zo lang ze denkt.
God
,
die haar dit voorrecht fchenkt.
Bb
3
Wordt
,, ,
198
, , , :
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wordt u
Dat uw
En
u
't
eeuwig JVoord verkondigd
't
luistrende aandacht wekt,
fchoon gy hebt gezondigd
,
Heilfpoor door
Geloof ontdekt:
't
Misfen andren dezen zegen
Die, ontbloot van zulk een Licht,
Dwaalen op verkeerde wegen
Gy
erkennende uwen pligt.
,
Poogt, fchoon veelen dwaaslyk handlen,
Dankbaar
Gy Voor
in dat Licht te
vindt (lof
om
't
wandlen.
Albefluiir
ontelbre gunstbewyzen
Yder
jaar
en dag, en uur,
Yder oogenblik
Dog
,
te
fchoon ge
pryzen; al
uw
kracht en tyd
Werken , woorden en gedachten
God
,
voor zoveel weldaên , wydt >
Hier ontbreeken tyd en krachten
De
Eeuzvigbeid , waarnaar ge haakt,
Maakt de
Dankbaarheid
volmaakt.
Dankt
!
Dankt ge God^ wiens
Gy
,
DANKBAARHEID.
OVER DE U
,
veilige
199
hoede
bewaart, wiens gunst u kroont:
vergeet ook nooit het goede,
Dat de Menfch aan u betoont.
Nimmer Als
zyt gy onverfcbiUig^
uw
Naaste u gunflig
is.
Altyd nedrig, en gewillig
Tot oprechte Erkntenis, Poogt ge
,
in zuivre HefdehlykeiTt
Nooit voor uwen Vriend
Zalig Volk
Dat, door
,
gelukkig
te
Land
Dankbaarheid
Buigt ootmoedig voor de
Die het
God
wyken.
alles
gedreven^
Hand
heeft gegeeven.
fchept in de Dankhren lust,
Dankhren wil hy zegen toonen
En,
daar Vriendfchap
->
Liefde en Rust
Hunne zamenleeving kroonen. Wordt, door 't
't
nut der
Dankbaariieid7
Heil der Landen uitgebreid.
Ne&-
;
£00
,;
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Neêrlands Volk, voor andre Volken,
Tot
erkentenis verpligt,
Dat uw dankjlem door de wolken Klimra', tot
God
Tot dien God,
Voor u
God,
ftrced
En
't
zalig licht,
die tachtig jaaren ,
in
't
bloedig veld
die haardfteen en altaaren
Hoedde voor
God,
in
die
u
uit
het Spaanfch geweld
boeien flaakte.
twee ü euwen voor u waakte.
Jaar, dat zig ten einde fpoedt,
't
Ondervond ook zyn ontferming.
God Staat en
heeft Staat en
Kerk, dankt Gods befcherming
Nimmer moet In
Kerk behoed
het Nageflachc
uw Landkronyken „ Neetland
„ Tot den
is
door
leezen: 's
Hoogflen magt
top van heil gerezen
„ Maar door fnoode Ondankbaarheid 9)
Heeft hetzelf zyn' val bereid.
,
REDE.
Vrede zy
Zo
in
wm
Vejlinge.
JVekAAren
in
urn
Taleizen.
Psalm CXXU.
praalt de fchoone
Vree,
De Vreugd van Gode en De Olyf verfiert haar hand
;
7.
de Steun van Kerk en Siaat
Menfch,
in
't
hagtlwit gewaad.
de Olyf het heugivk teken
^
Dat zy de Weetenfchap en Kunden bloeï.^n doet. Zy ftort een' vollen Hoorn van ryken overvloed. Gewoon der Volkren Magt en Welvaard aan te kweeken.
Hoe
bly en heugJyk
is
het gelaat
van den Vrede?
dit doet alles
grenen en
en veiligheid van ; ctcden eiPdicze gezaaide Vruchten; zyne Landen -worden gekouivd; het Veld geeft verzamelen en God in Scbuuren en de , kanze met vreugde maaien
bheïen heeft
,
geeft rufte
van binnen
,
buiten
,
met een "£eruft en vrolyk harte danken voor zynen Zegen. Ü
Cc
NYLoë,
Wie
,
202
!,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING TPxQ
Nu
wekt op nieuw myn dichtgedachten 'c
jaar
vernieuwt ? wie noopt ray weer ?
Wie noopt me, om, met Te zingen waare deugd Zyt gy
't
ó
Zyt gy Deel dan
En
't
Vrede?
vernieuwde Jirachten». ter eer' ?
ó lieve
Vrede!
ó Schoone? ontfluit ge
dit jaar
't
jaar?
uw' Zegen mede
dek zyn' loop voor krygsgevaar!
ö Vrede! een ander mag door 't vuur des Oorlogs Waakend Gy kunt my meer vermaaken.
Myn Het
.
kunst biedt u deez' eerstling aanj
eerst dit jaar in
't
licht getreden
j
Belommerd door Olyvenblaêq,. Verhef
En
ik alle
zing
uw
uw
Zaligheden
nut , ó Heilvorftin
Vermaak des Hemels, Vreugd der Aarde, Kunstkweekfter , Vriendfchaps Hartvriendinj
Juweel van onwaardeerbre waarde Sieraad van Jezus Kerk, Bedwingfter van
't
geweld,
Geluk van Stad en Veld,
Hoe
,
© V E R
Hoe ó
D È
R
V"
zièlVërkwikkènd zyn
Vrede
!
waar ge
uw
Ë
, ,
DE.
S03
uw wegen! ftappen zet,
Daar bloeien Vr^heid^ Waarheid^ Zegen ^ Daar
leeft het
Recht, daar heerfcht de ïVei.
De IJ^oestheid vlugt op uw verfchyning. De Tweedragt keert naar 't jammerdal De Roofzugt die , door ondermyning ,
Van
Wordt
flraks
naasten heil , tracht naar zyn val
's
door u gefnuikt; wyl Liefde en Fergenoegen
Zig aan
De
uw
Godsdienjl
Benaauwd
,
,
zyde voegen.
door een vreemde Magt
en onder
't
juk gezeten.
Wordt door uw komst
Zy mag, Weer Zy,
in vryheid
in rust g^bragt.
van geweten,
ongeftoord ten Tempel treên.
die,
met traanen op de Wangen,
De fmaad des Vyands heeft geleên Wydt nu aan God haar lofgezangen. Door u wordt Zalems muur, (verwoest door 't Krygsgeweld) In betren ftaat herfteld.
Cc a
V
Landt
,
ao4
, , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING V Lands Aan
't
Hooggezagt door
's
Oorlogs woede
wankien, wordt door u gefdiraagd,
Der Vadren trouw, en zorg, en hoede
Door
's
Vyands
list
niet
meer belaagd.
De Rechter mag ter Vierfchaar treeden Gy flrekt het heilig Recht een flut, En 't Recht een toom der Spoorloosheden, Zo wordt de Onnozelheid
befchut.
En de yzren Roe,gefcherpt door 't heerfchendKrygs vermogen. Der Dwinglandy onttoogen
-Gy, eedle Zuil der Maatfchappyl
Gy ftyft de Gy dekt
beurs der Handelaaren ,
de nutte Koopvaardy,
Niet meer benaauwd door krygsgevaaren
De Zee wordt met meer rust bebouwd De wreevle roofzugt is geweken De Koopman ruilt zyn waar voor goud, » En wacht, uit tweepaar Waereldftreeken Zyn Schepen ryk
gelaên, ter haven veilig in.
Verheugd
om
't
zoet gewin.
De
,
De
Steden bloeien
,,
V R E D
D E
o V E R
,
t
.
,
E.
2Q5
de Ingezeten
Leeft vry , ontheft van Oorlogsfraart
Geen
Krygsgefchrei
,
geen jammerkreeten
Ontroeren meer zyn Oor en Hart.
De Werkman
Hy Zyn
nu loon voor
trekt
moede
vlyt en zweet,
huis verblydt zig in het goede,
Terwyl
Weer
arbeidt wel te
't
zyn brood
in llilheid eet.
ruimer adem haalt, en looft, voor die verkwikking 's
uw Zon
Beftraalt
Straks tieren
het kwynend veld.
Menfchen , Beeften
,
Landen i_
De bloei fchynt met de rust herfteld En Bouwman flaat op nieuw zyn handen Aan Zal
En
De
't
noestig
hem nu
Hy
,;;
Algoedheids vvyze fchikkiiig.
zaait
in
7'
werk ; geen Rooflbldaac zyn arbeid fbooren,
-r
met vreugd zyn vrugtbaar zaad
maait verblyd het rype koren
Herder zingt by
En
'c
Vee, uw blyde komst
vreest geen
Krygswolf meer.
Cc
3
ter eer*. ,
.
De
,
loö
:
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De Kunst en IVeetenfchap herleeveii En bloeien, daar gy leeft en bloeit. Die Schoenen, door den Kryg verdreven?
Of door zyn
woest gedruis vermoeid
Ontfluiten weer haare OefFenfchoolen
Haar 's
Priesters leiden,
by uw
licht,
Lands Jonglingfchap , hun zorg bevolen.
Op
wysheidsfpoor ; hun onderricht
Befchaaft, verfiert en vormt die jeugdige verdandea.
Tot
De
heil- van
R'jkC', die,
Kerk en Lauden,
door
't
2ig van zyn Schatten zag
Krygsgeweld, ontbloten,.
Leeft nu weer ruimer van zyn geld.
Tot nut van Land-en-Stadgenooren;
En By
d'
treurende yirmoê, die op hulp
Oorlogsllorm vergeefs moest wachtea,
Verblydt zig in haar laage ftulp; Milddaadigheid , krygt nieuwe krachten
En
biedt van lasten vry,
nu met een mildre hand.
Verdrukten onderftand.
De
, ,
©VER
D E
V R E D
>
E.
De Kryg gespt Volken tegen Volken En gy hereen tze en heek hun fchaê De Kryg fcherpc Spietzen Zwaarden , ,
En gy
207
Dolken j
het Kouter en de Spaê.
De Krj'g verwoest Stad, Dorp en Wooning, En gy bouwt Wooning , Dorp en Steen. De Kryg ontdekt een Schrikvertooning, Een Schouwburg van onraenfchlykheên, En-gy
een.
Paradys, daar rust en vreugde bloeien
En
o
zegenflrooraen vloeien.
Heiiryk Volk, gelukkig Oord!'
Daar gy, gezegende Voogdesfe! Heerfeht eeuwig, vry en ongefloord;
Het Volk
U
dat, naar der
wyzen
meer dan de Overwinmng
Die Helden
Het oord
in
lesfe,
mint,.
den Kjyg behaalen.
dat kent en ondervindt
Dat nooit door
't
bloedig Zegepraalen
Maar door uw zacht beftuur, op Liefde en Trouw gegronè ^
Zyn
heilftaac veilig ilpnd.
Schyn
,!
2o8
,
!
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schyn
^rfö'^oo/? in vollen luister
uw
Schyn ... dat
glans beflendig
Geen dondrende Oorlogswolk
Uw
heldren gloed
Verlicht
's
Beziel
Hen ,
Zo moet verr' dees
Mogt
d'
in
verduister'
Leeuwendaal.
't
zy welberaên
als
vrye Volk vergadren
ge ook
Landen
En
,
flraal'
Lands trouwe Vredevadren
Tot nut van
Van
,,
als
,
een Krygsorkaan
dreigt, de
wolken op doen klaaren.
Oorlogsflorm bedaaren.
nooit Europe
Zien zinken
in
uw
heerlyk licht
een Zee van traanen!
N'erborgt ge u nooit voor zyn gezigt;
Zo
wierd door Mekkaas halvemaanen
Uw glans verdonkerd Zo bleef dit En Sion ,
.Voor
Uw
frisfche
's
jaar
aan u geheiligd.
thans in druk gezet,
Vyands
Olyf ó
nog befmet
list
en magt beveiligd
Vree!
verfier jaar uit, jaar in,
Land , Kerk en Huisgezin
:
Daarom
heeft by over baar uHgeftort de
grimmigheid zynes toornt ende de Oorloge, en hy heefize rontomme in vlamme gezet, dog zy en merken 't niet , ende hy heeftze in brand gcjleken , dog zy en neemen 't niet ter harten. Jes: XLIl. 25. De rrows:, die, vol van drift, zit op een moedig Paard, Gewapend tot den Stryd, met Harnas, Helm en Zwaard, Wier Klesdren, rood van bloed, haar moordzugt ons ontdekken Kan, daar ze een fcherpe Spiets, ivopt met baar rechte hand. En met haar linke. Steen en Dorpen zet in brand. Een leerzaam Zinnebeeld van d' Oorlogsramp verflrekken.
magt
Oorlog ,
der
een vreejlyke hoofdplaage alle plaagen en afgryjlykheden te gelyk Oorlog altoos ongelukkig te achten, ook daar men recht-
behelzende.
vaardiglyk Oorlogt en ook daar zege behaald vjordt.
Menfchcn de
Kerken
Oorlog
is het die
de
in Ondieren, de Sleden in Sterfhuizen, de in
Kerkers, de hloeicndjle Landen in
reld alom in een
Akkers in Kerkhoven, Woeflynen en de fVac-
Akeldama een bloulakker germeiilyk verandert.
Dd
VüLLENHOVE. Een
,
2IO
,
, ,,
:
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING JSen ander mag zyn vlugge veer 't
bloed der Oorlogshelden doopen,
Hy
zing hunn' groote daên ter eer'.
In
En
voel zyn' geest door
Myn
Krygsvuur noopen
Dichtkunst, die den vree bemint.
d'OoRLOG,
Poogt
't
het hoofd der plaagen.
als
Gedrocht dat goed en bloed
U Zy
in
zyn woede voor
maalt den naaren
Met
juiste
ó Wreede
Die
uit
!
leeft
Gefchikt
Kr yg,
Haat en
Hemels zwaarfte
flraf.
af.
Nyd
geboren
en groeit by moord en brand
om
En met
draagcn:
te
als 's
verwen
verflindt
's
Menfchen
rust te ftooren
de rust, den bloei van
Verderf van Velden
,
*t
Land,
Steden, Dorpen,
Verflindend Dier, gewoon het bloed
Der Menfchen
greetig in te florpen
Plaag die ontelbre plaagen broedt:
Myn kunst,
ó Vyandin van kunst en weetenfchappen Volgt
uw
bebloede flappen.
Zy
,,
DEN
OVER
, ,,
OORLOG.
aii
Zy ziet hoe ge in het rookend veld By 't klinken van de Krygstrompetten De Legers vormt , en 't woest geweld Doet Spiets, en Dolk, en Degen wetten.
Gy
,
door de Staatzugt aangevoerd
Leert Menfchen tegen Menfchen kampen
Terwyl ge de Aarde en Lugt beroert
Een Wolk van
flof en
Zwaveldampen
Het Zonnelicht bedekt, en, by het
De
flaan der
Trom,
moordkreet klinkt alom.
Daar naderen de Legerhenden
,
Waar wordt myn Dichtkunst nu gedekt?
Men
valt elkandren in
Door donderend
Wat
wreedheid
de lenden.
gefchut gewekt.
welke raazernyen!
!
Hier woedt de wraak, hier heerfcht de dood,
Help God
!
.
.
daar Horten ganfche ryen
Getroffen door
En
't
vernielend fchroot.
hier valt, door den flag der barftende granaaten
De bloem
,
der Krygsfoldaaten.
Dd
2
Het
,,:
aia
,
, ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Het Paard ,
befpat
met brein en bloed
Vliegt briefcliend door een hoop van lyken
Zyn Maar
Ruiter blaakt van heldenmoed
zal
voor
's
Vyands magt bezwyken
Een Kogel werpt hem neer
in
't
Zand.
Gints klooft de Sabel bekkeneelen.
Daar boort de kling
in
't
Elk tracht zyn bloedrol hier ö Naare Schouwburg
!
Befchouw dh Veld! !
te fpeelen
die het hardile hart verbaast
Terwyl de Moordlust
ó Menfch
Ingewand
zo
's
.
.
raast.
neen
!
fluit
uwe oogen
Menfchen ramp u
drukt.
Hier groeit de vrugt der Oorelogen,
De
vrugt des doods wordt hier geplukt.
Hier liggen lyk by lyk verflagen. Jong, Oud, Gebieder en Gemeen.
Hier hoort men zugten
,
kermen , klaagen
Hier vindt men Helden afgeflreên,
Die doodelyk gewond, ten fleun der zwakke krachten, Vergeefs naar laafnis trachten.
Dees
OORLOG.
DEN
OVER.
,
,
.
,
213
Dees kermt verminkt aan hand of voet.
Maar
met de hoop van lecven
ftreelt zig
Die kruipt en wendelt
Dog
zig in
:
bloed
't
fchynt den jongden fnik te geeven.
Hier vielen Paard en Ruiter neer. Ai! zie dees roodbebloede gronden. Bezaaid met vreeslyk Krygsgeweer.
Dit Veld
daar de eellle vrugten
,
Treurt met den veldling
Of
,
die
zyn graan
Honden
ziet afgefneSn
door het Heir vertrecn.
maar welk een fchrikvertooning! óKryg! Ween Landman met uw Huisgezin! daar brandt uw zvooiüng! Daar brandt ach help .
.
. .
Daar In
't
ziet
! .
ge
uw
zweet vergaard
De
eerelyk gewin ,
door
't
vuur verteeren.
Krygskunst meent, door zulk een daad.
Des Vyands oogmerk
afte weeren.
Gyzugt, terwyl de Rooffoldaat
U zelfs van
't
goed ontbloot, van 't goed, met angst en zorgen,
Nog
uit
de vlam geborgen.
Dd
3
Ont-
!
!
214
, !
!
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Ontaarte! fchrik voor
Maar wac gedonder
Hoc wordt
Wat deerlyk De Vyand
die lot
in
Hemels magt!
myne ooren?
trefc
Stad is
's
't
naauw gebragc
haar befchoren
nadert. Schans en
Wal
Beeft door het hüksmen der Kartouwen.
Wat
vreeslyk vuur
!
wat zwaare
val
Daar Kerk en andre Hoofdgebouwen, Getroffen door een borab, neerftorten, en de brand Vafl:
Wat
woedt aan
allen kant.
hang gefchni van
Oud
en Jongen
Klinkt uit de Vest? wat naar geklag?
De Stad wordt van alom belprongen, En fel gebeukt door flag op flag. De V^yand Jlormt , ó welk een woede Hy trekt ter muurhresfe Hy wint. .
.
,
in
Zie nu (ten zy u de Almagt hoedde) ó
Van
'c
Arme
Stad! zie
nu
't
begin
fchriklykst Treurfpel, dat door
Worde nimmermeer
uwen Ingezeten
vergeeten.
Myn
, :
Myn
Dichtkunst vlugt van
En
, ,,
ach! hier heerfcht ook
215
bloedig veld
't
Vermoeid , naar minhenaauwde
Maar
,
OORLOG.
DEN
OVER
,
Steden.
Krygs^ezueld
't
pleegt zyne ongebondenheden.
Des Ryken
Hy
fchat
ziet zig in
wordt onderraynd
zyn Goed vermindren
De Koopman treurt, zyn handel kwynr, De Werkman klaagt met Vrouw en Kindren, Terwyl de Krygsman , die zyn wooning
Zyn
vlyt
met moedwil
niet veifchoont,
loont.
De fchamele Armoe fchynt verlaaten. De fchaarsheid fluit hier hand en hart De vrees loopt langs de ontroerde flmaten En 't
dreigt
Gebrek en
nog grooter ramp en 's
Krygsmans
eifch
fraart.
vermeerdren
De Rust vermindert dag aan dag. Men vloekt getrouwe Landsregeerdren, De Muitzugt kwetst hun hoog gezag. Gods Kerk zugt onder
De
't
juk, terwyl de Staatskrakeelen
Burgery verdeelen.
De
!
2i6
!
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De Een
Kiende wordt nu algemeen.
zklcie
,
uit d' Oorlogsrarap
geboren
Sleept duizenden ten grave heen.
Thans rekent yder zig verloren.
De
ieedre
Geen
Kunne
Schuilplaats voor geweld en laagen.
Dees mist
een'
Vervoerd, of in
Wyl
die
vlugt, en vindt
Vader , Zoon of Vrind 't
gevecht ver/Jaagen;
zyn Maagfchap ziet
,
met fmart , door 's Vyands magt
In G;^zeliiig gebragt.
Oorlog! Stelt alle uw Myn zangfier, ó
.
Verllomt
Mogt
nooit
maar wat Kunstvermogen
.
gruwlen in het
in
door
uw
't
al
't
leed
einde , en
heilloos
licht ?
bewogen,
fluit
haar dicht.
vuur ontbranden!
Wierd nooit uw jammerkreet gehoord!
Wierd
nooit de rust en
't
heil der
Door u op Batoos Erf
Landen
verftoord
VfugtPlaagvan'tMenfchdom! vlugt, naar 's Afgronds duistre
En
druk nooit vrye Volken
(Kolken,
V
—
•
Maar
-
indien
R
gy
H
y
ook kondt vry
worden
E
,
D.
I
gebruikt Cdat) liévsr, 1
Corinth:
VII. 21^
Door 't fsitte Fecflgeiuaad beeldt de eedle Vryheid af Dat, zy vernoegd van Ziel, in voorrpoed leeft en blyheid. De Hoed verftrekt een fchets van 't Pand dat Rome'gaf Den losgelaaten Slaaf, ten teken zyner Vryheid^ Gelyk het juk, hier door haar voet vertreên, hoe zy
Het yzren juk Onder
alle
verfoeit der harde Slaaverny'.
beweegingen, die Godzyne Schepzelen heeft ingeboezemd , munt
de ziigt der Vryheid
uit. Al ivat 'er leeft en adeinfccept op den viydeti Aardbodem wil gaarn vry en buiten banden keven , inzonderheid de Hy die tot Vryheid gefchapcnfchytit en om niemand te dienen Menfch. .
dan als zynen God, mydt
alle
Slaaverny zo veel hy kan.
K.
Ee
Brandt. Ik
;
üiS
,
,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING -Tk zing voor vryheid minnende Ooren.
De Vryi-ieid, Die,
uit
Gerechtigheid geboren,
Nooit bukt voor
De
fleun der Maatfchappy',
gouden
't
Jak der Dwinglandy',
Vryheid,
die in
't
fchikken
Van Huis en Handel en Gedrag, Geen Nukken
Maar ongefloord
volgt van vreemd gezag. zig raag verkwikken,
In de eedie vrugten van haar kunst of noeste vlyt
Zy myn
Myn •
Zy
De
gezang gewyd.
Dichtkunst vleit
hen nooit
Poëzy wraakt
De Vryheid
Men
flreelt
geen Dwingelanden,
om
eer of gunst.
flaaffche
banden
blyft vriendin der kunst»
kweekt het best
in
ürj^ lugten
Daar Dwinglandy geen Onweer wekt
Of 't
De
De
licht der
Weetenfchap bedekt.
fchoonfte en nutlte Lettervrugten.
Nachtegaal wordt meest in
Daar
'c
vrye bofch gehoord
niets zyn' Zanglusc ftoort.
6
VrY4
,
,
DENVRYHEID.
OVER
Vryheid! Vreugd
ó
,
en Trooffc van
't
2I>
Leven,
Fontein van aardfche Zaligheên
Gefchenk , van God den Menfch gegeeven
Vermaak der Velden Gezegend zyn
Lust der Steen
,
die heuglyke
Oorden
Waarin uw heilzon nimmer Daar
't
Volk, door uwen glans beflraald.
Alleen door
En
daalt.
Rede -en -Liefdekoorden dwang,
nooit door wreeden
als
't
,
redeloos gödiert',
Geleid wordt en beftierd.
Gy
dekt de trouw der Burgeryti
Met
een geheiligd Wapenfchild
Waarop de magt
der Dwinglandye
Vergeefs haar fcherpe pylen
Gy
hoedt den Wakkren Ingezeten
By
alles,
Hy
leeft,
Zo
fpilt,
als
Dat dwang nog
wat
hem de Almagt
fchenkt,
en werkt, en fpreekt, en denkt.
zyn eerelyk geweten. kluister
dugt van
't
Het nut en heilzaamst
Ee
2.
breidelloos
bewind.
vindt.
Pfe
:
220
,
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De
zuivere Onfchtdd
ligt
verwezen
'
•
Daar Eigen willekeur gebiedt Heeft, daar ge heerfcht, geen leed
Den Elk 't
leeft 'm
zyn bezitting
Zy arm
of ryk , 't
't
veilig,
zy groot of kleen
nut van
't
Algemeen.
Het Recht der fchaamlen wordt zo geacht,
vreezeo,
Magteloozen drukt ge niet
Eik zorgt voor
By u
te
als 't
Recht van
Hem,
heilig
die tydlyk goed
Bezit in overvloed.
Gy doet den mitten De Koopmanfchap
,
Wordt
vrye volk gedreeven.
Zy
best door
't
Ha^?dcl]eevcn; die
Landen fchraagt.
fchynt gelyk een fiere
Maagd,
Die, niet gedwongen maar gebeden. Niet hard gehandeld, maar gellreeld.
Haar gunst Die fchoone Nooit
haar'
zal in
Minnaar mededeelt. land-of-fteden
tieren, daar de lugt, door
Haar
d'
ademtogt
Dwinglandy befmet»
belet,
Nooit
OVER Nooit
V R Y H E
DE
zult
, , , ,
,:
,,
I
D.
221
gy haare welvaard drukken
Gy Iaat den Koopman ongeftoord De vrugten van zyn' arbeid plukken ,
Dies breidt hy, door u aangefpoord,
Ten
befte zyner
Landgenooten
Den Handel, daar geen dwang hem ftuit, Met winst naar Oost- en- Westen uit.
Hy Leeft
vreest geen Kneevlaary der Grooten
Zeeman , Kunftenaar en Ambachtsman
Zo
lang gy
hem
ten nut.
befchut.
Gy kweekt den Moei du JVeetenfchappen , Gy zet haar' Onderzoeker aan
Om
,
In
onvermoeid
\
,
met ny vre ftappen
fpoor der Oefning voort te gaan.
Nooit tracht ge
De Rede,
't
edel Zielsvermogen
nooit de Denkcnskracht
Te dwingen, door een vreemde Elk
By u
is
laat
raagt.
ge zien uit eigene Oogen.
niemand
,
V^oor
om 't
de vrugten van zyn' geest
woest geweld bevree§t.
Ee
3
Gy
,
222
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELINQ Cy
Kroont doorluchtige Verfiandefiy
Beloont hun vlyc met fchat of eer:
Vooral ,
als
'c
nut der vrye Landen
Bedoeld wordt, door hun fchrandre veer.
De Slaaverny mag Domheid kweeken. Op dat geen Slaaf in 't moeilyk werk Zyn
Gy
keten breek', zyn onheil merk',
poogt een klaarer
licht te ontfleeken,
Verdryft de Onweetendheid en
uw
Uit
Gy
leert
't
blind vooroordeel vliedt
verlicht Gebied,
de Volken dapper Jïryden;
Bezielt
hen met meer heldenwoed,
Terwyl ze geen gevaaren myden.
Om
eigen Haardfteên, goed en bloed
Te dekken voor
Wat Wat
uitheerafche Magten.
byftand kan het wreed geweld hulp , in
't
rookend Oorlogsveld
Van zwaargedrukte Slaaven wachten?
Wie
vecht niet willig, daar zyn hart van liefde brandt,
Voor
't
vrye Vaderland.
Gy
,,
OVER
V R Y H E
DE
,
ï
D.
Iiri --ö
Gy dekt den Godsdienjl voor gevaaren. En bergt zyn Kindren in uw fchoot, Als zy, door Aartsgeweldenaaren
Vervolgd, van
alle
hulp ontbloot»
By u weer ruimer adem X)e Dv.'inglandy
Zal Als
haaien.
voor reden doof.
,
het dwaalend bygeloof
ligt
haar verheft , doen zegepraalen.
't
Ligt wordt haar Beeltnis zelf' door
Op
't
Is
't
Huichlaryt 't
geweld, wordt voortgezet;
bindt aan zagter Liefdewet.
Dies wraakt ge
't
De Waarheid, Wordt
Zy
Godionteering,
't is
Godsdienfl^ die, naar Jezus leering,
Ons
Zy
dom en wuft gemeen
Outer aangebeên.
Die, door
Geen
't
vreest
dwingen van die
u
't
't
geweten j
meest bekoort.
onverliinderd aangehoord.
by u geen boei of keten
fpreekt, door Bygeloof
Vrymoedig
als
nog Dwinglandy gekrenkt, ze denkt.
Wie
; ,
2^.4
>
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wie moet ó
dan
Oord
't
Vryheid!
niet heilryk achten,
daar ge uw' zetel vest.
Daar onafhanklyke Oppermagten
Nooit krenken
't
Algeraeenebest
Daar Deugd, door vast geftaafde Wetten,' Beloond, en de 0/?^^//^^ wordt verfmaad
Daar yder het belang van Staat Zal boven eigen voordeel zetten.
En onvermoeid
het heil der Maatfchappye zoekt,
Maar Dwinglandy vervloekt?
Bewaart, bvrygevogten Londen!
De Vryheid, meer Toont yder Dat u
,
dan goud geacht.
die haar aan durft randen.
als
't
Als Zoonen van
waardig Nagedacht
uw
braave Vadren
Die Haar, van Godsdienst vergezeld. Verlosten uit het Spaanfch geweld
Dat u hun bloed nog Bukt nooit voor
Tot
't
al
flraalt
door de Adren
Slaaffche Juk: zo bloeit
het aardfch vergaat.
uw
vrye Staat
^
DWINGLANDY.
——
zyn voor den Tiran 'vaeggekgd, het ge, in de vrede zelve komt de vermoe/Ier hem over , hy en gelooft r.iet uit de duijlemijje weder te keerm : maar dat hy beloerd wordt ten Zwaarde. Job XV. 20--22.
{Weinige) jaaren
in getale
luid der verfchrikkinge is in zyne Ooren
aart der wreede Dwinglandy' harnas , fteeds door doodfche vrees gedreven Terwyl haar yzren Kroont haar harde Heerfchappy' En 't ptupren Kleed haar dorfl: naar bloed te kennen geeven Zy voert geen ftaf maar dwingt door 't Staal den onderdaan
Dees Frouw verbeeldt den
Zy
gaan in
En
't
tracht dien in het
Geiveldenaiy loosheid
,
Juk der Slaaverny
te Haan.
van Heeren en Vorjlen, hunne magt misbruikende y is een Aartskoning van alles niet plag te lyden , maar met ge-
die de
jïrenge en al de ïVaereld kenbaare oordeelen te firaffcn.
VOLLENHOVE.
Ff
Wat
,
22(5
,,
:
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING lW\x. Monster rood van Menfchenbloed, Bekleed met breidelloos vermogen.
Dat zonder Rede op de Onmacht woede
Het Recht
vertrapt
Niet kent, maar
Wat Monster 't Is
,
't
en
ftygt uit
dreigt
.
Mededogen
met
al
DwiNGLANDY,
Zy
't
's
fchrik vervult:
Afgronds Kolken ?
die Pest der
Volken,
dog , fchoon ze dreigt en brult
.
Nooit zalze, door haar Muil of Klaauw,rayn dichtkunst dwingen.
Om
haar ter eer te zingen.
Hoe! waant
ge ontmenfchte
Dwingeland,
Dat de Almagt u heeft magt gefchonken
Op
dat het
Menfchdom door uw hand
In flaaffche ketens word' geklonken ?
Wat
Godontheiligend beflaan!
Neen , neen Veeleer Ziet
En zou
!
't
tot gunst
dan draf bewogen
Menfchen met ontferming aan
de Algoedheid
U
barmhartig Alvermogen
,
om
den Sterveling
te
kwellen
op den Rykstroon flellen? Vlied
,,
Vlied fnoode
!
durft ge
't
227
reinfle Licht
Hout, met zulk een fmet bevlekken?
Uw Gy
,
DWINCLANDY.
OVER DE Zo
,
Troon
op
is
V geweld ^e?i\c\it,
poogt dien door
Het
loos
't
Bedrog bekleedt
Verdrukking
zuilen
te
uw
Bloeddorst en
,
Van keur en Handvest
Zyn
geweld
't
dekken. zy'
verbreeken
llinkfche treken
,
uwer Heerfchappy.
Daar vleizugt , Eigenbaat, verwaandheid,
Befchermen
uw
list
en Logen
vermogen.
De Deugd treurt onder uw gebied Zy heeft by u geen heil te wachten. Gy loont de Trouw der Braaven niet, Maar
ftraft
hen
die hunn' pligt betrachten.
,
De Waarheid Gerechtigheid
Moet
,
vlugt voor
uwen
troon.
de fleun der Ryken
daar voor Eigen voordeel wyken.
De Godvrugt Mcnfchlievendheid
,
lydt 'er
ramp en hoon.
gereed ter zalving onzer wonden
Wordt by u
niet gevonden.
Ff
a
De
,
428
,, ,
,,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De
Rust , waarmee
Dat eerlyk denkt,
leger
oprecht gemoed
zig kan
Onbeert ge , daar
U op uw
't
komt
't
verkwikken,
vergoten bloed
verfchrikken.
Hier meent ge dat verraad u wacht, Gints ziet ge
Men
dreigt
Te
Zo
Wraak den Moorddolk fcherpen
u van den troon
ontneeraen
baart de Woede
uw
te
werpen
misbruikte magt.
u fchrik , daar ze aan uwe Onderdaanen ,
Kost goed en bloed en traanen.
Door u wordt
de Onfchuld zelf' beklad
En vaak in ketenen geflaagen. De R^ke ziet zig van zyn fchat. Zo ras 't uw Roofzugt zal behaagen Door
list
of door geweld ontbloot
Geen Burger kan
Hy Als Haat
'er veilig
leeven
wordt door bleeke vrees gedreven ,
En dugt en Nyd ,
By u
een'
die
onvermydbren dood, ligt te ras
zyn welvaard merken
zyn' val bewerken.
De
,
Handel daar het Land door
Kvvynt by u
,
Hy wordt
met den door
last
bloei der
op
last
Landen
befnoeid
,
ziet
zyn Koopmanfchap
Te naauwe
De Moet,
,
229
bloeit,
En vast gehecht aan flaaffche banden. De Koopman, die zyn fchatten waagt. En onderfteunt zyn Landgenooten Mag naauwlyks dien door vlyt vergrooten Of wordt met nieuw bezwaar geplaagd
En
,
DWINGLANDY.
OVER DE De
, ,, ,
,
door Baatzugts harde wetten.
paaien zetten.
nutte JVeetenfchap en Ktwst daar gy heerfcht
,
als
balling
zwerven
Haar onderzoeker kan nog gunst
Nog roem by woedend Hof verwerven Gy fpoort geen Letterminnaar aan. Op dat hy, in het Pad der Braaven, 't
Befleed' zyn tyd en vlyt en gaaven.
Tot
Wyl
doorn en
heil
van uwen onderdaan;
distel
Op uwe
't
meest , maar zelden kunstlauwrieren velden tieren.
Ff
3
'cBest
,
,
230
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 't
Best fchraagt ook
Pas voelt ze
En
Hem
'c
Juk haar fchouder drukken
,
Dwinglandy
noodzaakt voor haar magt te bukken 't
Lichaam flreng gefolterd wordt.
De Ziel door Wie zou dan
Hem d'
Domheid Slaaverny
wie zou, daar de
Daar
Nog
,
doodfchen fchrik beftreden
,
daar één enkle reden
,
ligt in
grooter onheil ftort
afgematten geest, in
't
midden zyner boeien,
Door onderzoek vermoeien?
Geen Dapperheid geen Heldenaart Bezielt een' Haaf
Zou hy , met
Ook
vegten
,
,
in
yzren banden.
zoveel ramp bezwaard
voor dezelfde handen
Waarvan hem
al
zyn leed genaakt?
Neen! fchoon hy wordt naar
Hy
waagt voor dien niet
Die hem zyn leven
Maar poogt
veeleer
Met
's
't
,
gevaar
,
van
veld gedreven,
zyn leven.
ligt
bitter
't
maakt; 's
vyands kant te dugten
Bwinglands magt,
te ontvlugten.
Gy
,
;::
OVER DE Gy
drukt den Godsdienji
Door dwang
De Tot
DWINGLANDY. te
,
kweeken en
231
dien gy waant te
hoeden
Godsdienst zelf, die elk vermaant
liefde
,
uw
wraakt
woeden.
heilloos
Laat Mahoraet zyn dwaalleer vry
Door vuur en zwaard alom verbreiden De Dienst, die ons naar God zal leiden.
Wordt
niet geleerd
door
Dwing l and y.
Geen woest geweld, offchoon 'er 't Lichaam voor moet buigen
Kan Zielen
overtuigen.
Dit ondervond het helfch Gedrocht,
Wreede
Inquifitie, die,
Het Bygeloof ,
Te
fchraagen
Wanneer
,
verwaaten.
Neêrland
in
zogt
,
door haar bloedplakaaten
ontaarte Perenot,
Ten Bisfchoplyken
Stoel gezeten.
Dacht redeloos het vry geweten
Te dwingen,
dat het
Niet dienen naar zyn licht
Te Trente
,
zynen God
maar naar
't
gebod zouleevenj
voorgefchreven.
6 Volk!
:
Ö32
:
,
, ,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ó Volk
dat
!
,
tegen rede en wet.
Weleer Kaftüïcs Juk moest draagen
Maar
tans
En van
door
,
's
Hoogften arm gered
dien flaaffchen band ontflaagen,
In eedle vryheid leeft en bloeit
Dat
heil,
Moet u
uw Vaderen
tot
dankbaarheid ontvonken
Zolang ge
Uw
gefchonken.
D win glandy
zy God', die u van
dienst
't
verfoeit!
dienflbaar Juk beveiligt,
ó Nederland! geheiligd.
Bloei lang in
Geen
uw
Flips bind'
gelukkig lot.
weer
uw
vrye handen.
Geen Bloedraad bouw' het Moordfchavot Geen Alva,
't
Hoofd der Dwingelanden,
Pleng' ooit der Burgren dierbaar bloed:
De
fchoone Vryheid word', verbonden
Met waaren Zo
blyft
Godsdienst ongefchonden
van Land en Kerk behoed!
Tot
heil
uw
vrye Staat, befchermd door
Een wonder
in elks
Gogen,
't
Alvermogen
BOETVAARDIG H
Myn
Cod
te heffen tot
ik
E^
D.
hen hejchaamd ende fchaamrood , on myn Aangezicht tot uop luant onze Ongerechtigheden zyn vermenigvuldigd
myn God:
boven Qons) hoofd, ende onze fchuld
is
groot geworden tot aan den
Ezra
Hemel.
IX. 6.
Boetvaardigheid, Haar
hart voor
God
die, fcheonvm wezen, losvanhair. ontbloot, verwerpt het Kleed der Zonden,
met nedeiig gebaar: bloed van Jezus wonden GewalTchen, ziet ze omhoog, van waar ze hu!p verbeidt,' Treedt op het Momtuig en verfoeit Schynheiligheid. Slaat op baar borst en fmeekt
Verfierd met
Dit maakt
'xit
gewaad ,
in
't
bet onderfcbeld tnffcben
rff
Boetvaardigheid
^(?r
ixaare
van de geveinsden is maar als een dte by vlaagen en hervattinge komt , maar de veibryzeling des iioorts harte üj« de GcLovigen, vernieuwt zig alle dagen. P I C T E T. Celüovigen en die der geveinsden
:
die
,
Gg
Wie
,
:
;, ,
*4
234
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING zy, die, geparst door
ie is
'c
leed,
Schynt vol verrukkende gedachten.
Die
En
in het
kermt, en fmeekt, en zendt ten Hemel haare klagten? 't Is
treurende
Wier In
'c
men , fchoon
ze fchreid
wezen kan ontdekken
Oprechtheid Uraalt
Myn
uit haar gezigt.
Kunst fchetst haar
in nedrig dicht
maalt met woordenverf , haare ongeveinsde trekken.
Dat u myn 6 Neerland 't
't
Boet va ar digheid:
eedie Ziel
zedig
De En
peinzend eenzaam treedt,
Strekte
!
Boettafreel bekoor',
mogt myn wenfch gelukken op den Boet^ag u ten fpoor;
Leerde u boetvaardig voor de Aartsgoedhcid neder bukken. Ik poog, tervvyl de Boetjiem klinkt.
En
't
Zwaard van
's
Heeren gramfchap
Boetvaardigheid Kom fla met my haar
u voor
blinkt j
te draagen.
flappen gaê,'
Volg haar gezegend voorbeeld na Let op haar
ftil
gedrag
,
en hoor haar ernftig klaagen. Zie
,
BOETVAARDIGHEID,
OVER DE
Zie toe, zy bukt voor
Kruipt
als
een
Opperheer,
worm voor zyne
Haare Oogen
En
d'
flaatze in
sqj.
voeten
Ootmoed neer.
poogt haar' Rechter met een diep ontzag
te
ontmoeten.
Haar hand, door euveldaên bemorfl, Slaatze
En,
op haare ongetrouwe borst,
daar Godlievende offergeuren
Ontflaan uit een' verbroken geest,
Niet
uit veel zwiers
zo tracht ze
,
't
meest
Haar hart, haar fteenen hart, en niet haar kleed, tefcheuren.
Geen zweemzel van
Wordt
De Zyn
Schytiheiligheid
in haar ganfch gedrag
zilte
gevonden.
traanen, die ze fchreit,
traanen voortgevloeid , uit diepgeflaagen' wondeni
Een Davidi
En
in
die
zyn bloedfchuld kent,
den nood naar
God
zig
wendt,
Manasfe van den troon gedreven
En Een
fmeekende onder Asfurs magt, Petrus tot berouw gebragt.
Die Boetgezïnden poogt ze
in
waarheid naar
Gg
2
te Itreeven.
Zy,
,
,
,:
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
Ö3Ö
Zy
van haar jammer
,
Vreest
billik
Door
best bewust,
't
voor Gods alziende Oogen
overtuigd gemoed ontrust.
't
Ziet zy haar mlsdaén, fchrikt en voelt haar onvermogen
Zy
ziet
Het
Zy
maar
,
een klaarer h'cht
in
niet betrachten
van
haar' pligt
vindt zig door een heïr van
Omringd, en
Zo
De Toegang
t
in het
Zonden
naauw gezet.
fchynt de toegang haar beléc tot dien
God
wiens wet zy heeft gefchonden.
,
Dog fchoon ze in En wegens al haar ,
zulk een naarheid zugt.
fpoorloosheden
^iet recht des Hemels gramfchap dttgt
Nog
waagt zy 't , fchoon van verr'
Zy
gaat
,
maar gaat van
Die Zonden
Verwon
Nu
,
en
,
't
dringt ze
Dood en
voor 's Hoogften troon
Hem 't
te-
C^^'^^^^^'
verzeld ,
helfch geweld
heilfpoor heeft ontfloten* 's
Vyan
Zwyg Waereld! zwyg Zy
,
en leen haar
fpreekt, en zal haar hart voor haaien
God
't
oor!
ontblooten^
„ Achi
,,
: ;
OVER DE
BOETVAARDIGHEID.
^37
Ach! (roeptze) Ach God verfchoon, verfchoon!
,,
!
„ Toorn niet , daar 'k my durf onderwinden ,, Te naderen voor uwen troon i.
Ik, die
5,
j,
my
roekloos aan de Waereld dorst verbinden,
„
Ik, die
.,
Heb
my
zints
aan haar' ydlen dienst gewyd,
En jaaren
in dien dienst gefleren
j,
Maar u
„
Uw gunst my
My hoede
,
myn morgentyd,
,
die
my
het leven gaf,
fchonk,
en voede , en dekte ,
in plaats
van
flraf,
U fchandlyk heb vergeeten.
„ De Wet van uwe Heerfchappy, „ De Wet geflaafd door vloek en zegen ,
„ ,;
Nog Dood nog
'„
my,
Ontrustte nog bekoorde
leven kon
my
tot
uw' dienst bewegen.
5,
Het lokkend Evangelywoord
5,
Wierd
Hoe
vrugtloos van
vaak wierd
my
die
my
aangehoord
Raad gegeeven
?
n Keer, Zondaar, keer naar Jezus heen! „ By Hem is rust, by Hem alleen 1 :"
Maar
ach! het
Oor
is
doof, en
Gg3
'c
hart verhard gebleven.
»,
Ik
,
.,
„ En
5»
Ik volgde
myn
'k
Deed
waar iny
,,
Ik zegt vergeefs in onrust, rust
alles
blydfchap, in
liet
„ Zo ging
3,
ik
Nu zie
zorgloos
,,
,
ik
tot
droef heid flrekte.
voort van kwaad tot kwaad,
hoe
beter licht beftraald
heb gedwaald
ik
op den rand der Eeuwigheid gewandeld.
Waarom
uw
Niet door
hebt gy
't
En In
fchuld,
last
my
,
belaên
van euveldaên,
nog genade mogt bewyzen?
wilt ge
't
van
verdraagen!
my, om myn
op dat gy
„ Met zulk een
My
geduld!
hand, voorlang ten afgrond neergeflaagen?
„ Of was
licht
vleefch toe wekte,
„ ó God! hoe groot is uw Hoe kon uw lankmoed my ,,
3,
't
„ Zo heb ik uwe tugt verfmaad , Zo dwaaslyk heeft myn Ziel gehandeld! „
„ En
verkeerden lust,
geen de deugd
„ Maar nu, door
Het
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
asS
j,
,
nu , door fcheppings kracht
midden van een' duistren nacht,
heil
en troost , nog
in
myn
Ziel
doen ryzen ? 5,
,
Ik
,!
cvER DE
BOETVAARDIGHEID.
Uw gunst, „
„ En
,,
239
Ik heb den nek u toegekeerd,
„ },
,
zo vaak
my
aangeboden,
my afgeweerd voort my tot uw gunst
Baldaadig van
echter vaart gy
te
nooden.
„ ó Diepte van genac zult gy „ Aan uwe Vyandin , aan my"", !
„ 6 God!
m
hefde nog gedenken?
„ Wilt gy nog op my neder „ Die 55
Wilt gy
eertyds zogt
uw oog
te ontvlien ?
me uw' Zoon, eninuw'Zoonhetlevenfchcnken?
„
Aartsheiland
!
als
ge wilt , ge kunt
„ Myn wonden met een woord „ Genoeg, j,
Van uwen ,,
indien
liefdedifch
Wafch,
,
't
my
reinig
„ Verheugd zyn,
Roem
ik
geneezen.
wordt vergunt
de kruimkes op
te leezen.
myn befmet gemoed van uw godlyk bloed myn geest verlavikken
„ In 't wafchbad „ En laat uw geest 9, Dan zal 't verbryzelde
jj
zien
.*
gebeent'
en, met u vereend,
dan eeuwig dees gezegende Oogenblikken.
»
Wyk
:
!
240
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING „
„
Wyk
'k
Verlaat
,,
Waereld, wyk
lust, fchat
en eer!
met vreugd den draf der Zwynen.
Riyn Vader zelf omhelst
my
weer,
„ Al 't aardfch , hoe groot , hoe fchoon moet als een rook ver,
„ 'tlsnutloosnyk, 't baart Ziele fchaê, C^wynen. „ Het minde flraakje van genaê „ Geeft meerder „ Dan
Op
't
al
.
.
heil
hier
heeft
,
meer vermogen
zwygt ze , wyl de Ziel
goed dat haar
te
beurte viel.
Valt peinst, en blyft nog in verwondring opgetogen.
Wel
hem.'
die zo uit
's
Waerelds drom.
Stapt op het zalig fpoor ten leven
Gelukkig Land, zo
't
volk alom
Wierd op den 2?05'/^<^^ door B o ET v A ARD I GHE iD gedreveni, Wierd Ninevé,
in fchrik gezet.
Nog doorBoETVAARDiGHEjD
gered.
En heeft die Stad haar wenfch verkregen Gy , meer verlicht dan Ninevé, Boetvaardigen kunt op uw beê ,
Voor Neêrlands
ftaat
en Kerk ook wachten meerder zegen,
,
,
GODLOOS
—
De Codlooze
valt door zyne
Door deeze Frouw,
HEID.
ConioosHtiü. Spreuk. Sal.
XI. s*
die vol affchuzvelyke trekken,
Ferhünd, het fpoor betreedt, dat haar ten afgrond leidt. Wier Ezels Ooren ons haare domme Onweetendheid En fcherpe doornejlruik des Hemels vloek ontdekken, Gelyk de Slang, dat ze is uit Slangezaad geteeld. Wordt voor 't befpieglend Oog Godloosheid afgebesid.
—
Godiooze is om en door het gev^eeten der Zonde nergens zeker ^ nergens gerufl, nergens blyde ; maar draagt geduurig en zonder ttijjcbenpoozen zyne Jlraffen , zynen vyand met zig om : beoorlogt van zig zei-
Ider
ven, en vliedende, daar buiten hem geen vreze is dan Jchrik van rontomme.
is y
om
dat binnen
hem
nuts
MOONEN.
Hh
Zal
, ,, ,:, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
242
Z2X ook van U myn Godloosheid, Zult gy
Die nergens
in
,
myn
plaats verdient
me uw
lust
't
Ja!
Dichtkunst zingen
bron der Euveldaên?
befpiegelingen
dan ook een plaats beflaan ?
,
heilloos beeld te fchetzen.
Schoon ge ook , gewoon de Deugd
Uw Nog
Klaauwen
zal
Maar
Op
,
myn
myn' Arbeid
dat de Sterfling
Gebroed ,
flaat,
vertoonen
aart
recht kenne en eeuwig haat'.
uit d'
Gedrocht ,
u
kwetzen
kunst u niet verfchoonen
uw' fnooden
elk
Ontaarte
in
te
,
Afgrond opgeflegen
dat
God
alleen tot
en Deugd veracht
kwaad genegen
Verderf der Landen, fmaad van Vertreedfter van
Gods
'c
Menfchelyk Geflacht,
heil'ge
wetten
Onreine, vol van boezemfmetten. Gevoelloos onder eigen fmart.
Verblind in
En Is
't
't
doof voor
Onrecht na 's
te jaagen
Hemels donderflagen
Lichaam ganfch melaatfch en
't
hart geheel verhard.
Hoer
; ,,, ,
OVER Hoe
i)
GO ÖLOOSHEID.
E
kant ge u tegen
!
Ontkent ge dat
Hy
't
Alvermogen ?
en
is
243
leeft.
Die zo doorluchtig voor onze Oogen In
't
heir der Schepzelen
uw
Poogt gy met
zigzelf ' te
,
kennen geeft ?
verfland te dringen
Door Aarde en Zee en Hemelkringen: Aard, Zee en Hemel
Waar
in
Maar ,
wy zyne
wilt ge
Zie in uzelf' , aan
't
Ontdekt ge
\ Pronkftuk van zyn werken
all'
Die
't
't
?
onftoflyk deel verknocht.
't
zyn groote daaden
Geen wysheid geen Zal
gewrocht.
grootheid merken
(lof,
in
is 't
aarden vat dan
gevreesde magt?
Hem
verfmaaden
kunflig uit wat leems te voorfchyn heeft gebragt?
Wie
heeft
^Vie
't
u
't
zyn, wie heeft u
't
leven,
Lichaam , wie de Ziel gegeeven ?
Wie 't Lichaam zo vol kunst gevormd? Wie fchiep de Ziel dat denkend wezen , ,
Waarin
Wie
iets
Godlyks
anders, dan die
is
te
leezen?
God, wiens hoogheid gy bedormt?
Hh
2
-
Wordt
, ,;
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
844
Wordt door uw
vuile Spotternyen,
Gods werk, en weg, en wet gehoond? Zult ge onbefchaamd zyn woord beftryen
Waardoor ge met uw haat ons vaak uw domheid toont ? Beef Aardworm
durft ge de
!
Almagt tergen
Die de Aarde fchudt, voor wie de Bergen, Als wafch verfmelten
Hy
!
Die
zig aan Faro wist te
Zal
uw
leeft dien
Beef! die
God ^
wreekcn
gevloekten fchcdel breeken
Hy
gy ontkent,
heerfcht dien gy bcfpot.
Durft ge ook de blanke Deugd verachten?
Verheugt ge u
En Aan
's
de Godvrugt lydt?'
als
hebt ge Ziel en lichaams Krachten
Waerelds
Jfgodin,
aan de ydelheid
Slyt ge in haar' dienst
En
levensjaaren?
hukt ge voor de vloekahnaren
Van Kan
't
wellust.
Goud-of eerzugt neer?
heeld der
Zonde uw aandacht wekken
U meer dan Zo
uw
gewyd?
God
dient ge de Jfgoon
,
en
't
goede trekken?
en gy rooft uws Scheppers eer.
Gy
,
GODLOOS
OVER DE Gy
ipreoktj maar vloekt in euvlcn
Gj' vloekc, en wenfchc
En
eifcht,
dat
's
uw wraak
zelf
Kacm,
245
moede,
naasccn fchaê,
God, de Bron van
Het kwaade werke, en Gods gvooze
om
HEID.
't
goede.
ten dicnfle
(la.
aanbiddenswaardig,
JVordt vaak moedwillig en ligtvaardig
Door u misbruikt ; uw
losfe
mond
Beflaat, door valfch en roekloos zweeren.
De
Hem
Ahveetendheid van
te
onteeren
Van Hem wiens Naam geen Menfch ooit ongewroken fchond» ,
Be
tyd, den Godsdisnji opgcdraagen.
Wordt fchandlyk van u
doorgebragt.
Schoon Leeraars leeren , bidden, klaagen^
Hun
klagte, en bede, en leer wordt dog van
Geen Tempel,
u veracht.
daar zig Godgezinden,
In heilige Oefning werkzaam vinden,
Wordt
Met
ooit
Veeleer
fliert
Naar
huis
't
,
mee ge
lust
uw
verdwaalde gangen
daar ge
lugtig feestgebaar,
u
van u betreên r
,
onder dartle zangen ^
baadt in ydelheêiu
Hh
3
Efen
,
,,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
24<S
Den pligi 9 den Kindren voorgefcbreven En dien hun zelfs nattuir gebiedc, eer te geeven.
Oni aan hunne Ouclren de Eer,
die
Uw
Hoogmoed
buigt zig voor geen
Uit boosheid of
Wordt
En flrekt
ge niet,
Meerdren
Trotsheid wraakt uw' Landsregeerdren;
Uw'
Zo
pligt betracht
hun zorg verdient, dien
't
om
vuil
hgt de ruft door
gewin
uw
verbroken
vuur der Muitery ontftoken
ge een Pest, in Staat, en Kerk, en Huisgezin.
Gy
,
die
Door
uw' Naasten
haat of
in
uw woede.
Wraakzugt aangezet.
Slaat, Kwetst, of ('t zy
Hem doodt
Gods hand het hoede)
en door zyn dood u met zyn bloed befmet;
Dat bloed
eifcht
Onkuisfchey die
In
't
wraak van
uwe
ydele
't
Alvermogen.
Oogen
beeld der dartle Wulpsheid weidt.
Kan u de wufte Min vermaaken,
En
zult ge in
Schrik! de Ontugt
is
't
vuur der Ontugt blaaken ?
ten flraf het eeuwig vuur bereid.
Gy
,
«VER DE G O D L Ö O
, ;,
H E
S
I
D.
247
Gy tracht^ door helfche nyd gedreven. Met list of kracht, naar V naasten gosd-,
En rooft , dat God hem heeft gegeeven. Misgun hem zyn gewin maar by den overvloed ;
Zal
't
vergenoegen u ontbreeken.
Uw Mond,
gewend aan
't
logenfpreeken
Hobnt de Oiifchuld, wraakt der hraaven daën.
Dog,
U God
,
mag,
't
ge andren kunt bevlekken,
tot oneedle blydfchap flrekken:
die de oprechten hoedt, flraft
Uw hart Naar
ftreelten
Gy
laat
Maar
Gy
uw
haakt, i'an begeerte aan
alles
En Oor Meest
als
en
geVl'óèkt beflaan.
branden^
't
wat het vleefch bekoort
Oog , Reuk Mond en Handen
gyhet
liefst
fmaakt , riekt , en ziet , en hoort,
door Rede u nooit beftieren.
wilt
uw
drift
den teugel vieren,
fchynt een Zee, die door den wind
Beroerd wordt, en niet weet van ruften
Daar, by
U fleeds nog
't
volbrengen uwer lusten,
meer ontbreekt , dan ge
in
't
begeerde vindt.
Zo
:,
,
248
, ,
, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo
zonder recht
leefc ge
te lecven
Zo denkt en fpreekt en werkt ge 'c kwaad Zo wordt ge naar 't verderf gedreven Zo haat ge uzelven, wyl ge God en Menfchen haat. Zo flapt ge voort van kwaad tot kwaader Een Gierigaart wordt een Verraader, Een Dfonkaart wordt onkuifch, en
Wordt
En
uit
Onkuifchheid
ligt
Moord geboren.
zo gaan lyf en Ziel verloren
Als u de Aartsrechter daagt en doemt in zyn gericht.
Gy
deedt deWaereld, door
Vergaan
Omu, Wierd Siddims
in
uw
boosheid,
d'algemeenen vloed
flrafwaardige
Godloosheid!
dal vernield,
door
Vaak moet
De Hemel
,
om 't kwaad
dondren
,
's
Hemels zwavelgloed.
door u bedreven
de Aarde beeven
Pest, Kryg en Honger brengt ge voort.
Leer dan die plaag van Kerk en Staaten
Godloosheid, En
rayden, vlieden, haaten.
toon dat Godvrugt u, ó Nederland
!
bekoort.
^
,
GODVRUGTIGHEID.
Df Godzaligheid
tV tot alle
dingen nut^ hebbende de belofte des
tegen*,
'woordden ende des toekomenden Levens.
iTiM.
IV.
8.
GoDVRUGTiGHEiD
vcrtoont zig als eenfcboone Maagd van de aarde om hoog te ftrecven. tracht Die door liaar vleuglen en de vlam , die 't voorhoofd draagt Hemel, Haar zien leii God naar te kennen geeven , liefdedrift Zal ons haar bor/i. Hoorn van overvloed haar De op Haar hand l-itft fchenkt voor Ziel en Lichaam 't Zaligst goed. en uit Stortze ,
De God^rugt
is
de bron der
Godvrugt
Deugd
—
Jlles "Mat goed
is
op de Aarde be-
gemeerfchap met haaren God, gint vibt de /larde niets van de Stormen en oproeren des , zy gevoelt op is een Hemel de angften van het hart nog dwarrckvindcn der driften, vvi de Levens, vreugd. Een God aan te der geluiven beginzel is het God te een Jan Een God lief te hebben brengt die tot de hidden diet dezelve toeneemen.
Ecne Ziel,
in
'v'Jniaakiheid.
YOUNG. I i
Schoon
,
250
,
,, ,, , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELINQ jSchoon wel de Dichtkunst Lamverbladen
Met
recht , voor dappre Heldendaaden
Voor Kunst en Weetenfchap
Zy wordt Het best
Der 't
De
nogtans van haare Zoonen
om 't Hoofd te kroonen Godvrugtigheid.
gebruikt
ftichtende
Is loflyk
bereidt;
Dicht met Deugd
te paaren.
Kunst, uit Godlyk Zaad geteeld,
Spant nooit met eedier wit haar fnaaren
Dan
als
ze door haar' zang godvnigtige Ooren
Doorluchte Telg
uit
God
ftreelt,
geboren
Vermaak der juichende Englenkooren ,
Gods Dienares en Gods Vriendin, Kroon der Grysheid
Sieraad der Jeugd en
Fontein van Heil
,
begin der Wysheid
Der Vroomen Schat en Pilaar der
grootst
gewin
Kerke, Zuil der Landen,
Kleinood der Ziel Behaaglykfte
aller
GoDVRUGTiGHEiDj
,
Mariaas Deel
Offerhanden,
vciüer
myn
nedrig Didittafreel.
Wie
,
Wie zal De Zon
verdooft by
Een
van
licht
van
uw
En
't
Uw
't
toont
ongefchapen Licht,
in
't
de Ondeugd in
licht der reinfle
fchynt
licht
fluit
Maar
Wezen
te leezen
God
tot
't
gezigt.
zeden
heetiykbeid^
tegenheden
den Zondaar 't/poor, dat
Gy
251
ftraalen
driemaal heilig
Verlicht de Ziel in
En
uwe
ganfch gedrag
fchittert
Gy leeft
,
naar waarde uw' luister maaien ?
glans
Is uit
, ,
GODVRUGTIGHEID.
OVER DE
En
, :
hem
ten leven
leidt.
het Oo^ voor ydle dingen,
Itaart,
door
uw
befpiegelingen.
Op God, zyn' dienst, en 't Zaligst goed, Gy boon: maar boort al wat tot {lichting ,
Tot
troost en nuttige onderrichting
Verflrekt voor
Uw handen
Ontvlieden
't
ongeveinsd gemoed.
poogen recht
En fcbraagen
Uw voeten-,
't
de
te
Armoe
in haar leed
die voorzichtig
heilloos
bandleuy
wandlen,
Pad, waarop de Waereld li 2
treedt;
Uw
:
252
,
^
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Uw Woorden
,
Godheid eeren
die de
En Menfchen ftichcen , troolten, leeren, Zyn niet vermengd mee Zotterny; Uw Mond befmet zig met geen Logen,
Uw Kniè'n, Zyn
voor Gods troon gebogen,
niet verftyfd door
Ho vaar dy.
Gy dwingt het Fleefchy en temt zyn Op dat het u, op 't onvoorzienst.
hifien,.
Niet mogt verrasfen en ontrusten
Zo
leeft,
en werkt, en
Uw Han Is
God
uw
/i?^^«
God
ten dienfl.
ten Heiligdom geheiligd;
Hem
Daar vindt men 't
ge
voor de y delheid beveiligd
Daar wordt
En
ftelt
't
't
Offer toegebragt;
heiiig
Vuur ontflokeni
Reukwerk van Gebeden rooken
;-
Daar houdt men aan de Poorten ivacht ;
Daar wafcht mtn In
zig van
boezemvlekken
\Wafchhad^ door Gods Zoon
bereid i
Daar kan men zyne naaktheid dekken
Met
Priesterlyk
Cewmd,
het Kleed der heiligheide
Zo
,
e
:
:
GODVRUGTIGHEID.
VER DE Zo
,
om
gaat ge
's
2 53
Heeren Altaar heenen
Het zy men u hoort biddend weemn , Als land of Kerk voor onheil
Oï juichen
En
En
Aan
d'
kont
Een
PriesterpUgten
het Volk verrichten,
en vreugd dan Levi ooit vermogt.
uit
Godgewyde
bladren,
fchat van weetenfchap vergadren,
Gy En
licht
alle
Evangelidienst verknogt,
By God en by
Gy
eet en.
viert ge een eeiiwigduurend Feejl.
zo raoogt ge
Met meerder
vroom geweten
van de Ojjerfpyzen
ziet
Zo
in het
vreefi:
zat aan Jezus voeten neer ,
hebt, voor
Hem
in
't
Scof gebogen.
Uit zyn' alwyzen IVIond gezogen,
Den
honig zyner Waarbeidsker.
Nu durft ge alom Nu kert ge aan
Nu
zyn'
Naam
belyden.
andren hunnen
pligt,^
kunt ge treurigen verblyden,
En zwakken
ilerken, door
uw
nuttig onderricht',
li 3
Gy
,
:
SS4
:
,,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
tracht het'Godsryk voort te zetten,
'EnJlrydP voor
Al
raast
uw
's
Konings eer en Wetten,
hem,
Gefterkt door
die
Aan zyn Triumf koets Zult ge
Op
als
,
Vyandin
trotfche
dood en Zonden
heeft gebonden.
der Deugden Koningin
Hel en \Vaereld Zegepraakn
En, van
De
haar woest geweld bevryd.
Levenskroon ten prys behaalen
Als Ovenvinnaares
,
aan
einde van den J}ryd.
't
Zo kan de Hoop van
Den
vcrr' betrachten
Heilllaat, dien gy hebt te wachten,
Terwyl gy door \ Celoove
Zo
Om
,
voert de Liefde
God
Die
te lieven.
alles
u
uit
uw
leeft
hart naar
God
te
liefde
boven
looven, geeft.
De M^atigheid beftiert uw paden, En de Ootmoed maakt u klein en ftil Oprechtheid blinkt in alle uw daaden En
Lydzaamheid
leert
u berusten in Gods
wil.
Wie
:
OVER DE
,,
GODVRUGTIG HEID.
255
Wie zou om meerder zegen wenfchen, God vrugtigheid! zo 't hart der Menfchen Alom wierd door uw licht geleid ?
Gy
Volk beminnen,
leert den Forst het
Zig in zyn driften overwinnen.
En
Gy
neigt
hem
doet het Volk in Zegen leeven.
En,
daar het twist en Muitzugt haat,
Des Heerfchers
Wanneer
tot Gerechtigheid.
wil nooit tegenftreeven
des Heerfchers wil
Den Ryken
Gods
wil niet tegendaat.
om by
hoedt ge,
zyn Schatten
In Overdaad niet uit te fpatten,
Gy weert den Hoogmoed uit zyn hart: En de yirmoé weet ge by het treuren ,
Door
betre goedren op te beuren,
Gy zyt haar Troosteresfe in fmart. Gy leidt de Jeugd, die de eerste krachten Aan God en
Den Ouden
Op
't
Zalig
Uur,
niet aan
leert
dat
't
ydie
wydt
ge vrolyk wachten
hem van
's
Lichaams band bevrydt.
Nooit
,
, :
256
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Nooit kan de Kennis , hoe verheven
Da
Ziel beftendig voordeel geeven
Zo zy door u '/
Gebedt hoe
Geen
niet
,
wordt verlicht
fierlyk uicgefproken,
u van hulp verfloken
Blyft zonder
dienst
,
met hoe veel zwiers verricht
Kan de Almagt zonder u behaagen; Milddaadig zyn
Ea 't Is
!
als
de Armoe fchreit,
zwaarite Kritls gewillig draagen
,
zonder u Geveinsd- en- Qnge-voeligbeid.
Dees Tyke
Dan
al
Parel.,
meer
in
waarde
wat zee of afgrond baarde
GoDVRUGTiGHEiD
ficr
Ncêrlands Kroon
Dees fchoonfle Bloem der Deugdgezinden Bloei eeuwig
En
,
vry van Onweerwinden
fprei haar' luister daar ten toon,
Dees Star moet aan zyn' Hemel hchten Dit Fuiir brande op het hartaltaar.
Zolang
als in
zyn Godsgeftichten
Het Licht der Waarheid fchynt op zynen Kandelaar,
SCHYN HEILIGHEID.
Alzoo ook fchj-nt gy ivel den Menfchen van buiten rechtvaardig, viaar van binnen zp gy vol geveinsdheid ende Ongerechtigheid.
Matth.
xxiir. 28.
Schynheiligheid, melaatfch van top tot teen , zagce Schaapenvel om 't Lichaam heeft gellaagen;
Zie hier
Die
't
Dog kykt de 'icreede Wolf vzxi onder 't dekzel heen: Zy zal, gelyk haar Riet, geen vrugt maar bladen draagen. En evenaart de Z-jjaan, die, daar ze by haar flaat.
De Hy
zwarte huit bedekt door
't
witte pluimgewaad.
gedaante van Godzaligheid, die alléén het uHojendigè van den Godsdienjl zonder eenige inwendige bevattinge daarvan volbrengt; die God uiterlyk dient , maar innerlyk geen eerbied nog ontzag heeft alléén een
gedeelte
toedraagt niet
\
die, indien het 'v:erk jlegts verrigt en de pligt bstragt
bekommerd
is
met
'S)at
word,
hart en genegenheid, hy denzelven betragt
heeft.
TiLLOTSON.
Kk
Ver-
, ,
£58
, ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING IFerherg u
een Schaapenvagt,
in
Gevloekt Gedrocht
Uw
!
Wolvenaart voor
Myn Zal
,
't
vry , en tracht
oog
te
dekken:
Dichtkunst, die u eeuwig haat,
onbevreesd , dat zagt gewaad
Al brult ge , van
Zy
veif^s
zal
,
by
't
uw
lenden trekken.
allerreinste licht
Der Waarheid , uw gedrag befchouwen
Voor
't
En, in befpieglend maatgedicht. Oog der Waereld alle uw gruwelen ontvouwen.
ScHYNHEiLiGHEiD,
verguld
Gevaarlyk Net, verborgen
Wel
Venyn,
Myn,
glinsterend maar valfch gefleente,
Bedrieglyk Ooft uit Siddims dal.
Van
buiten zoet, van binnen gal,
Gepleisterd Graf vol dor gebeente,
Trouwlooze
in d'
Afgrond uitgebroed
Vrindin van fnoode List en Logen Aartsvyandin van
Dat door uw fchyndeugd
't
laas!
Vroom gemoed te dikwils
wordt bedrogen.
Een
, , ,:, ,:, :;
OVER DE
SCHYNHEILIGHEID.
Een wind van Ecrzugt
dryfc u voort
Want, fchoon de Deugd u
De Naam
nooit bekoort.
van deugdzaam kan u
Te fchynen
't
flreelen
geen gy nimmer waart
Te ontveinzen uw' verkeerden Voor
't
oog de
259
rol
aart
van Vroome fpeelen
Zyn' Naasten vleien , maar zyn fchand
Met vreugd
verbreiden
,
en
te
paaren
Een Jakobs Item met Ezaus hand Is
't
haatlyk
kenmerk der gedoemde Huichekaren.
Gy
ftapt ten
met een weidfch gebaar
Slaat
Op
Tempel, daar ge
't
oog
om
hoog
dat aan alle Kerkgenooten,
Uw
uw drift ten Hemel blyk' Terwyl uw hart nog kleeft aan 't flyk. Of aan den goudklomp ligt gefloten. lust
Gods
Uw
lof
,
/o/ is 't
wordt niet van u bedoeld. wit van
alle
uw werken
Terwyl ge een ydle vreugd gevoeld Als andren
uw
gedrag en flichtlyk voorbeeld merken.
Kk
2
Zo
, ,
:
2(?o
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo zyn Geen Vaak
de traanen^ die
g^^
fchrett
^
traanen van Boetvaardigheid
lacht het hart, al
Het
lacht,
wanneer
Zyns Naasten
Of tot zyn
weenen de o ogen; 't
zyn
list
volvoert,
geest door droefheid roert,
hem
fchaê
heeft bedrogen.
Gy kromt uw hoofd gelyk een bies Gy fpreekt maar zugt lleeds onder 't Beklaagt een' andren om 't verlies ,
Van
,
't
eeuwig
heil
,
en gy blyft zelf van
Al kleedt ge u ook
Nog
Gy
zwelt
uw
't
fpreeken
heil verfleken.
in grove p'^^
hart van hovaardy.
wraakt verachte Tollenaaren, vast, en zwoegt, en zweet.
Gybidt, en
En Dog
fchraagt den
meest voor
Geen Liefde
't
Armen
Oog van
in
zyn leed
ganfche fchaaren
dryft u tot dien pligt,
Geen Medelyden kan u wekken Vermits ge alléén
Om
dwaaslyk uit den
uw werk
mond van
't
verricht
V^olk
uw roem te trekken. Zo-
,
OVER
HYNHEILIG
D E S C
II
E
I
D.
sdi
Zolang de Waarheid wordt beleen' In rust, bevryd van tegenheên.
Zolang ze
bloeit in blyde dagen
uw
Schynt ook
Maar
als
.•
een Storm van onfpoed loeit,
Dan wordt hy
Gy
yver onvermoeid
ras ter
zyt gelyk
't
neer geflaagen.
onvrugtbaar Zaad
Dat, neergeworpen op de lleenen.
Geen wortel
fchiet, fchoon
Maar voort verdort, wanneer de Zon
't
weelig flaat.
het heeft befchenen.
Straks hebt ge voor de dartelheid
Een
Uw
onuitbluslyk vuur bereid;
woord doet vaak den Zondaar beeven.
Terwyl uw hart van wellust blaakt.
En
't
liefst in
Als ze in
Gy
't
wulpfchheid zig vermaakt.
verborgen wordt bedreven.
toont geen trek naar tydlyk goed.
Neen! (roept ge} Offchoon ge
ik ftreef naar
uw
hoogre zaaken!
onverzaad gemoed
Meer naar 't genot van 'tgoiid,dan vanGods gunst voelt haaken.
Kk
3
De
, ,,:
252
,,,:,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De klemfle De minste
vlek in
V Naasten kked.
niisflag
dien hy deed
Eén enkel woord
Een
lach
,
niet
wel gefproken
een onverfchilge daad
Wordt openlyk van u verfmaad
Of met beflmffing ftreng gewroken En wyl u fteeds de waan bedroog ,
Blind in
uw
eigen zeer te dekken
Merkt gy den balk
niet in
uw oog
Als gy den fplinter uit uws Broeders tracht te trekken.
Gy
biedt ons
ligt
uw
"vriendfchap aan
Maar zoekt ons dan het meest Als ge ons
uw
gunst wilt mededeelen
Dewyl de mond van vrede Als
't
te fchaên
Ipreekt
hart verraad en onrust
kweekt,
Gy wondt, wanneer ge ons fchynt te ftreelen. Gy lokt, en fmeekt, en zingt, en vleit, En weet u naar elks aart te fchikken Tot ge eindlyk, door uw loos beleid. De Onnozelen
vervoert en vangt in
uwe
flrikken.
Zo
,
,,
,
,
overdeSCHYNHEILIGHEID. Zo
fprak de Booze door uw'
Toen hy , Zig
Waerelds morgenftond
's
aan de Aartsraoeder haaren pligt
En Te
's
Heeren
flellen
,
eifch in klaarer licht
maar
haar' val verwekte.
Toen zy , op zyn Een eeuwig leven Maar , door
verleidend woord
zig beloofde.
verboden Ooft bekoord
'c
Bemerkte, dat hy haar van
Gy
fpoorde
Toen
't
Vermomd
Uw Jmafa Toen
't
'c
leven zelfs beroofde.
Kroost van J^köl; aan
Sichems Voorst en Onderdaan, door Godsdienstfchyn , vernielde
;
hand bewoog een Joabs hand
Toen
Gy
Mond,
een Godsgezant ontdekte,
als
Om
in
263
die geveinsde
groette en
hem
Dwingeland ontzielde;
leefde en heerfchte in Izebel,
I^abotb moest zyn' VVyngaard derven
En,
naar der Oudften wreed bevel,
Onichuldig, door de
list
dier Koninginne, llerven.
Maar
,
,,
!
,, , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
254
Maar
't
Door u Wanneer
Zyn .
booze hart van Judas wierd tot 't
fnooder daad beflierd
zyn eigen
winst in
't
heil verfiiaadde
grootfte nadeel zogt
Zyn' Meester voor een' prys verkogt
En
Kus
Jezus met een'
Rampzalig V'olk
!
verraadde.
wiens hart en
mond
En handel door u wordt bewogen God, die des Menfchen Ziel doorgrondt. Zal
't
eens ontdekken en dan ftrafFen voor elks Oogen.
Vhed Neêrland! Dat u
dit
Schynheiligheid!
vlied
Monfter nooit
verleid'
Volg uwer Vadren braave zeden
Die ongeveinsd y oprecht van
En om hun ISiet
blanke
aart.
Trouw vermaard
anders fpraken dan zy deeden.
Tracht zo in waarheid
,
niet in fchyn
,
Uw' Godsdienft voor Gods Oog te pleegen.* Zo zal uw ftaat voorfpoedig zyn En God, der Vadren God, fchenkt u der Vadren zegen!
,
R
PVelgelukzalig
is
E
B
een iegelyk die den II E
ER E
Arbeid
Wandelt , gy zult eeten den zalig zult gy zyn» en het zalii welgaan. ivant
D.
vree/l, die in Zyne
uwer handen ,
Psalm
wegen
'JJelgeluk'
CXXVIII. i,
2.
Zie hier den Arbeid als een jonge enfrisfche Maagd: Die door het graene Kleed, dat ze om de leden draagt. Haar ftille hoop ontdekt op vrugcen van haar werken Zy houdt een Boek , ten blyk der oefning van den geest, Terwyl wy aan haar zyde , in d''Os, een werkzaam beest. De nyvre bezigheid des Lichaams kunnen merken.
JVy moeten naarjlig zyn in ons byzonder beroep en hedieninge , in ilenjlaat, welken God ons toegefchikt heeft , hoedanig die ook zy : 't zy dezelve bejlae in den Arbeid onzer handen, of in de verbetering onzes verjlands.
TiLLOTSON.
LI
Myn
, ,,
266
,,
, !
,
;
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING -Zl£yn Dichtkunst vlegt een Letterkrans
Voor Die
't
eerlyk hoofd des wakkren
naarftig in
Mans
zyn pligtsbetrachting.
Verdient der Braaven liefde en achting.
Zy roemt den Arbeid, door geen zweet Of moeite , of lasten afce fchrikken Die
's
Levens vlugtige oogenblikken
Nooit ledig, maar met vrugt befteedt,
De
nyvre Poëzy, door werkzaamheid gedreven.
Poogt aan de Werkzaamheid verdienden lof
te
geeven.
Schoon logge Traagheid u veracht. Elk, die bedaard het nut betracht.
Dat Land en Huis door u erlangen
Noemt u
,
ó voorwerp myner Zangen
Een' Herken fleun der Maatfchappy Een'
ftaf daar
de Armoede op mag rusten
Een' teugel voor verboden lusten
Een' Zuil van Neêrlands Koopvaardy, Een' Vriend van weetenfchap , Bron van rechtfchapen' weelde
Die Rykdom, Rust en Eer door
't
noes tig werken teelde.
Gy
,,
OVER DE Gy 't
wilt
zy
,
God
ARBE
Waar
uw'
geejl
met
toe gy die van 's
En
&6j
iv^^sheid fiert,
leden
in
hem
,
ontfingt.
de Aard begraaven?
uw
pligt
u dringt
u vertrouwd Talent het algemeen
te (lerken
zo met Lyf en Ziel , voor Ziel en Lyf
Ge
ID.
Hemels dierbre gaaven
Eer poogt ge , daar 't
, ,
tot dat eind' befteeden
Hoe zoudt ge Zo vrugteloos Door
,,
door Dankbaarheid beflierd
Of 't Lichaam vormde Jlerk van Die weldaad
:,
te
werken.
aanbidt een Alverzorgers band.
Wiens mildheid Weide en Akkerland
Moet Zonnefchyn en Regen geeven
Op
dat 'er
Maar
Menfch en Vee van leeven
ploegt, en egt, en mist, en zaait,
En
werkt ge niet met
Gy
zult vergeefs
uw
alle
op vrugten wachten.
Geen Graan wordt van
Waarop de Door
krachten
het
Land gemaaid
Luiaart flaapt: zo zeker wordt
ernjlig bidden
,
Gods zegen.
en door naarjlig werk , verkregen.
LI
2
Ook
,
2(58
,,,
^
;,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Ook
Om
onderhoud
eiTcht het nodig 't
En om
Huisgezin , uzelf
uw
zorg vertrouwd
vergenoegen
te
Uw yvrig waaken zweeten Uw Kroost wacht van uw ,
En gy Door
zwoegen.
hand het brood.
verkwikt die Hefdepanden 't
noestig werken
Zo hebbenze Gefterkt door
,
uwe
vlyt
in
uwer handen
den jongden nood
min voor
,
't
gebrek
te
dugten
^
Terwyl des Luïaarts huis moet onder Armoe zugten.
Des Scheppers
Hy In
al
voorbeeld fpoort u aan
kan door zyn doorluchte daên 't
gefchapen klaar
U door zyn Zelfs
werk
tot
ontdekken
werken wekken.
moet de bezigheid en de
aart
Der
kleine en redelooze dieren^
Daar
't
groote heir der nyvre Mieren
Zyn brood voor
En 't
te
fchaarzer tyd vergaart
Bytje uit bloem en Kruid
Den Menfch van zynen
pligt
,
den honig weet tot
te
zuigen
werken overtuigen.
Gods
; ;»
OVER DE A R B Gods Kerk,
Ook
die magtlooze
E
I
Armoe
,
D.
26g
fchraagt,
de oude Stok door druk geplaagd
En
't
Z3'
fmeeken
vroegverlaaten Weesje zugcen
om
Die gy door
een deel dier vrugten eerlyk werken wint
't
Ik zie u met hun leed bewogen.
Door dubble
Gy
vlyt
hun traanen droogen.
doet, tot weldoen fleeds gezind,
(Laat vry de vrek alléén
om
eigen voordeel zweeten)
Ook van uw handenwerk den
Gj
Met
sj/,
fchaamlen Naasten eeten.
by uwe bezigheên.
fobre fpyzen meer te vreén
Dan
Luiaarts die
Het
edel vergenoegen misfen.
by
volle disfchen
Gy eet met fmaak, en drinkt n^et lust, En dankt de Aartsgoedheid voor het goede. Zo leeft en werkt ge wel te moede. En flaapt na 't werk met meerder
Dan By
rust
zy, die werkloos vol bezwaarende gedachten,
al
het Aardfch geluk zig ongelukkig achten.
LI
3
Ver.
:
270
,,
:
,
,
,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Verleiding, die de Ledigheid
Zo
vaak
verrafl:,
zo
ligt
verleidt.
Zal zonder vrugt haar looze netten
Voor nyvre Werklién open Schoon ook de
Zy
vleicaal
Wyl ,
kan
uw
vlyt niet flooren,
u haar vuil geklap verveelt.
liefde en lust
Beletten u
Onktiifchheid lokt en flreelt
vindt by u geen luistrende ooren
Haar
Uw
zetten.
om
om
,
trouw
in
uw
op haar Zotterny
beroep
te
merken.
te
Wie
d'eedlentyd, die, voortgefneld
Door
fchat of
Ook mogt Hy, voor
werken
magt niet wordt herfteld
in ydelhcid verliezen
het fynfte goud te kiezen
Wordt met meer nut van u Datandren,
in
hun
laatfte
hefteed
dagen,
Zyn jammerlyk verzuim beklaagen Gy fchat hem dierbaar want gy weet Dat God, de Heer des tyds, den tyd
Op
dat
men
dien verkwift'
met
ledig
niet heeft gefchapen
zyn en
flaapen.
Schoon
,, , ,
Schoon ook na
's
Vervloekt wierd
En
in het
,
ARBEID.
ovERDE
Toen Adam had
,
!
Menfchen en
271
val, onze aard'
uw werk bezwaard
zyn' ph'gt vergeeten
zweet zyn brood moest eeten:
Bragt (hoe hier Luiheid tegen pleit)
De
Aartsvader dog zyn heilig leven.
Niet ledig door in Edens dreeven,
Maar mogt
En magt nog
reeds (in zyn
wys
beleid
ongekrenkt) die zalige Landouwen
Daar doorn nog
distel
,
wies, met vrugt en vreugde bouwen»
Ook heeft het Qodgezind geJlacU ó Arbeid! nimmer u veracht,
Gy
waart in vroege en laatre dagen
Der Vadren
Men
lust
en welbehaagen.
zag hen reeds in eedlcn vree
Het vrugtbaar Land alom bereiden
Den Wyngaard
Wol , Melk
planten, Schaapen weiden.
en Boter van hun vee
Graan van den Akker , en van Byen honig trekken
Om zig en
't
Huisgezin te voeden en
te
dekken.
Gy
,
272
,
, ,!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy Da Ook
De
bouwt en onderhoudt de Steen ,
door
fchraagt gy,
Koopman/chap
Uw zweet Gy
uw
ryke welvaard drukt
leidt
,
uw
fchreên
llerk
vermogen,
wier loflyk poogen
en vlyt met winst beloont.
de nyvre Jeugd by trappen,
I^aar V Koor der nutte IVeetenfchnppen ,
Daar zy haar yver
En
,
ziet
gekroond;
daar gy lyf en geest poogt tot
Zult gy de Kerk zowel
Zo
als 't
Land
En
heil
,
door
wekken
tot voordeel llrekken.
's
in
zyn
beftier
Höogflen ryken zegen
noeste vlyt ten top gedegen.
Dat lang
Lang riun
Zo Zolang het
pligt te
zag de nyvre Batavier,
Die Luiheid wraakte
Zyn
hun
die gloed dit
Volk
zien zyn rechtgeaarte
Arbeid leert
hidt
beitraal'
Zoonen
door de welvaart Kroonen!
het vrye Leeuwendaal
en werkt
,
aan twee paar Waereldftreeken
Dat Deugd , verftand en vlyt den bloei der Landen kweeken.
H
u
Hoehnge
zult
gy
Lüiaa RT
E
D.
nederliggen'i ixianneer zult
opjlaan'? een "J^einig Jlaapens
,
een
'jieinig
Jluimerens
,
gy vanwxenjlaap een laeinighand'
vouvjens al neder liggcnilc : zo zal uwe Jrmoede (u) overkomen als een 'siatidelaar ; en u gebrek als een gewapend Man.
Spreuk. Sal.
VI. p-ii.
Dees Frouw zal ons den aart en 'c lot der Luiheid Jeeren; Daar zy het duttend hoofd laat hangen naar beneên. De beenen kruist, en, fchuw van nutte bezigheén. De loome handen dekt zit ze in gefchmrde kleeren, En toont dat Armcè meestuit Luiheid wordt geteeld: Terwyl de SchildpatUe ons haar traagen aart verbeeldt. ,
al vermaak miJTen dg Kinderen der Traagheid! weinig, ach! hoe weinig weet de vadzige Jlaaper , welk cene aangcnaame verlujliginge hy vaaren laat, mn het genot van' t /innzalig/le der dier lyke verkwikkingen.
lJ'''ai
Hervey.
Mm
Op
:, !
274
,,,
,
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Lui AART,
^p
die den vroegen
Op 'c vadzig Leger, Met flaapen en met Ontwaak! de
Het
morgen
zonder zorgen, fluimren
flyt
lieve Lentetyd,
eerfte licht der Zonneftraalen
De wakkre Veldling bloem en gras De zilvren daauw het veldgewas ,
,
Het zingend koor der Nachtegaaien
De Ja
!
nyvre By, de Mier, het Schaap en
Aarde en Hemel roept
Maar
Aard' nog
:
verlaat
uw
al
het Vee,
Legerfteé
Hemel, Menfch nog Dieren,
Nog Vrugten die den Akker fieren Nog 't Morgenlicht nog 't jeugdig Groen Nog 't aangenaamfle Jaarfaifoen ,
,
Kan u van
't
zagte rusibed trekken
Natuur, hoe zeer ze lokt en
En
al
vleit,
haar fchoonheid open fprcidt,
Poogt vrugteloos u op Vergeefs dan, daar dog niets Vergeefs ook maalt
myn
te
uw
kunst de
wekken. traagen geest
Luiheid
bewoog.
voor
uw oog. Ver-
, ,
.
.
.
maar neen!
poog een eedier
Ik
'k
drift te
Zing niet voor u ;
De Hoop
,
,
,
LUIHEID.
OVER DE Vergeefs
;
lig
275
vry te ronken!
ontvonken zing voor de jeugd
'k
des Volks, der
Oudren vreugd.
Voor Neêriands braave en wakkre Zoonen
Voor hun
zal ik
uw' fluggen
aart
Die onfpoed en verachting baart, In fpreekend Schildery vertoonen:
Op dat als ze uw gedrag en zyn Zy Luiheid fchuwen, en haar ,
Verachte
Die
Luiheid,
gevolgen zien
lokkend aas ontvliên.
Pest der
laag van geest, en traag
Den
Staat
van handen,
nog Godsdienst voordeel geeft.
En, zonder
recht te leeven, leeft;
Een Kweekfter van Een Dwaaiflar,
Een Vyandin Een Hinkend
Landen,
onreine togten
die de
Jeugd verleidt,
der Naarftigheid,
broeinest van Gedrochten,
God den tyd, uw Huis het brood ontfieelt, daar men recht vertoont uw haatlyk beeld.
Een' Dief, die Vertoont ge
,
Mm
2
Gaf
,,
27<^
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gaf dan
't
aanbidlyk Alvermogen
Aan u geen
Op
dat elk lid
Voor
.
Is
't
hand-Qn-voet-Qn-oogen ^
'c
zyn werk getrouw
algemeen verrichten zou?
Oog dan
meest voor
't
zorgloos flaapen
't
De Voet om altoos ftil te ftaan De Hand niet om ze aan 't werk ,
Maar
fiechts tot ledigheid
Eifcht niet de
Dat yder
lid
Mond,
met
Wat mag
zolang zy
vlyt voor
Tyd u
de
Als gy den tyd
Gefchikt
is
,
,
't
te flaan
gefchapen ? 't
lyf door fpyzen voedt.
Lichaam werken moet ?
voordeel geeven
die voor
uw
leven
zonder werken
flyt ?
Nooit kan de vrugt , door eigen vlyt
Op
't
Land
geteeld
,
Dewyl uw Kouter
En
u vergenoegen: rust
en roest,
de Akker onbebouwd en woest
U toeroept
.•
dat ge zonder ploegen
Slechts nutloos onkruid wint, dat
En
nooit door voedzaam graan
uw
u
in aart gelykt,
fchuiir
of kas verrykt.
Zo
;,
OVER DE L U
H E
I
,
:
, ,
,
D.
I
277
Zo moet uw voorraad fteets vermindren Zo wordt gy met uw Huis en Kindren Door
fchaarsheid in
'c
vervolg bedreên
Het fcherp gebrek drukt 'sLuiaarts Ligt moet ge, zwak en oud van dagen
Terwyl ge
uw
frisfche jeugd
fchreên.
,
en kracht
In ledigheid hebt doorgebragt
Aan andren nog om byftand vraagen
Want
die
met
Leeft vaak in
vlyt
d'
nog zweet
ooit
Ouderdom van
's
werkte
zal het altoos werkloos
Uw
vlugge leden vroeg verftyven.
uw
hindren
Het
niets doen doet het
Teveel rust krenkt
gezonden
uw
zynen tyd
Naasten zweet en
Ook
En
in
blyven
flaat
Lichaam kwaad.
Zielsvermogen.
De Lui AART flerft reeds eer hy derft Wyl 't ftilflaand water 't eerst bederft, Het Uurwerk , wordt het In onbruik raakt, en
't
vlyt.
meest de
niet
Mot
,
bewogen het kleed doorknaagt.
Dat min gedraagen wordt of weinig wordt gevaagd.
Mm
3
Gy,
,,,
278
,
,, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gy
tot
j
geen Onderzoek genegen
Streeft nooit, langs moeielyke
wegen,
Naar weetenfchap, dewyl uw
Zo Geen
wel
als
't
geest
lyf voor d'Arbeid vreest.
eedle kunst kan u bekooren
De kunst die vroeg haar werk begint Den nugtren Morgenflond bemint Zou ligt u in uw fluimren ftooren. ,
Gy kent het nut nog 't fchoon Wyl domme Onweetendheid
Gy
,
dat ze aan haar Minnaars deelt
u op
uw
leger ftreelt.
wordt, door de Ondeugd aan
te
kweeken,
Een vrugtbre Moeder van Gebreken , Een Vyandin van 't vroom gemoed, Tervvyl gy zonde op zonde broedt.
De Onku'ufchheid ftreelt ge boven Zy is uw eerstgeboren vrugt, Haar vuile flank befmet de Haar
ilrik
Wanneer ze op Maar
't
allen
lugt
doet vaak den Jongling vallen zorgloos dons haar dartle leden rekt;
vlugt, zo ras ze
Deugd of Werkzaamheid
ontdekt.
De
,
OVER DE L U De Dronkenfchap Haar
lust tracht
Die,
Het
De
los
I
Wyn
En
I
D.
279
te
boeten
en onbezuisd van aart,
met de Onkuisjchheid
fchandlyke Achterklap 's
:
die, rond van voeten,
,
door den
liefst zig
Tot
H E
, ,
, : ,
,
paart.
genegen
Naasten Lastering en hoon,
de Ongebondenheid ^ gewoon
Door misbruik van Gods milden zegen
Lyf , en Kroost , en Land , en Kerk ,
Haar
Ziel , en
Zyn
fteeds door
Zo
u gevoed
baart ge
en
,
zonden
,
meest
't
uit
te
fchaên
u ontdaan.
en de zonden
Gaan met éejlraffen naauw verbonden
God Dan Dan
om u het vrugtbaarst oord brengt uw Traagheid Armoe voort llraft
drukt de duurte
Gy En
Die
roert
't
gemeen
met moeite uw logge leen.
fchrik, daar ge 't
Ingezeten.
zyt een Ballast van
Om onverdiende Dog
d'
uw
fpyzen
te eeten.
talent verwaarloost,
u heeft toevertrouwd en vrugt
'er
voor deMagt,
van verwacht. Elen-
e
i
: ,,
, ! ,!, ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
28o
Elendigen
!
die d'Arbeid
myden
En u hunn' tyd ó Lu h i d vvyden Of die tot wulpfchheid aangezet Hun jeugd in 't dartle feestfalét, By wufte Min en Wyn verflyten !
Zy, van het redefpoor gedwaald, Zy zullen, als hun heilzon daalt, Zig hunne Traagheid zelf verwyten
En
treuren
Hoe
als
zy zien, by
't
nadren van dien nacht,
fchandelyk van hun de dag
Van
doorgebragt.
hier dan, ftreelende Verleidfter!
Uw gift Nog
befmette, ó Giftbereidfler
kwetze ooit Batoos edel zaad
Blyf eeuwig van 's
is
Lands
fiere
's
Lands Jeugd verfmaad:
Jeugd , die
't
blanke wapen
Den Tabbaard, of den Handel Nooit vrugteloos
Met
Zo wordt Door
ledig
ze tot
kiest.
haar' tyd verliest
zyn of vadzig flaapen
's
Lands
heil eerlang,
door Heldenaart,
Letteroefening of Koopmanfchap vermaard.
:
TOT HET VA DERLAND.
Myfie oogen '^ulkn zien op de Getrouwe in den Lande , iatze by ten
:
die in den oprechten
weg wandelt ,
die
zal
my
Psalm Dees
Voor
dappre Jongling kiest den rook van
't
wy zU-
dienen.
Cl. ö.
Faderland
vreemde vuur, en heefc zyn Landsliên vrygevogten. Dus pronkt een krans van gras in zyne rechte hand, In de and) e een Burgerkroon van eikenloof gcvlogten Hy vreest geen Kuil, maar treedt getroost op Schild en Zwaard; Z)f
't
ZoisdeLiEfDETOTHET Vaderland van aart. Liefde TOT het Vaderland is een gevoelen onze
Zielen door de rede gejlyfd en door de eere beveseerlouzer voor een Mensch dan voor een' Fyand van zyn
door eigen belang ingedrukt tigd.
Niets
Vaderland
is
te
,
worden aangezien.
Lieden van eer gevoelen eene heimely-
ke vreugd y over het min/ie voordeel dat
hun Vaderland
erlangt.
PlCTET.
Nn
Wie
:
, ,
, , ,, , .
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
a8a
verdiende een gloriekroon te draagen
ie ooit
Een
gloriekroon, meer waard dan diamant,
Zy past aan u die goed en bloed dorst vvaagen , En , niet verfchrikt voor 's Vyands magt of laagen ,
Manmoedig Aan
die
11 ,
fchoon in
,
En
,
pligt
rein van
'c
kwynend Vaderland»
't
hoog bewind gezeten
verleid door ftreelende Eigenbaat >
Nooit wierdt
Die van uw
voor
flreedt
u
loflyk hebt
gekweten
hand en zuiver van geweten
Het Vaderland gediend met hulp en Grootmoedigen
Myn
!
kunst verheft de
Uw eerlyk hart voor De
my nu
leent
waare
Liefde,
al't
't Is
meest,
De zugt En .
,
in het
die
uwen
als
die voorlang
Menfchdom aangeboren
Voor 't Vaderland, ooit
gunflige ooren
andren kon bekooren;
Liefde,
Kan Poëzy
raad.
is 't
voorwerp van
geest vermaaken
zy die Hoofddeugd, zingt
u voor
vuur der
Die zelfde zugt
haar' zang^
't
ter
eer;
Vaderland deed waaken
eêlfte
Liefde
beftiert
blaaken,
ook myne veer.
Hoe
;
OVER DE Hoe
, , , ;,
LIEFDE TOT HET VADERLAND.
283
band ons immer houdt gebonden; Geen flerker, dan die 't redelyk gemoed flerk een
V^ereenigt
Hy,
met de Vaderlandfche gronden
door geen tyd of woest geweld gefchonden,
Blyft fleeds dezelfde in voor-en-tegenfpoed.
Wat
oord ons ook ter rustplaatze
Geen deugdzaam
De De
befchoren
is
waar
hart heeft,
't
zyn woning vest,
Liefde tot zyn Vaderland verloren;
rook in
't
Land , waarin men
Schynt klaarer , dan het vuur
Een Patriot, door V^oor
't
liefde
Vaderland t dat
is
geboren
in
,
't
vreemd gewest.
en pligt gedreven
hem
alleen vernoegt.
Zwoegt, zweet, en werkt, en poogt voor 't Land te leeven. Waarin hem God het leven heeft gegeeven Zolang hy leeft, en werkt, en zweet, en zwoegt.
De
gouden Vryheid, een der
eêlfte
panden
Van 't Vaderland i befchermt hy onvermoeid; Zyn groot gemoed veracht de flaaflche banden
De
dwinglandy der floutfte Dwingelanden
Heeft nooit zyn Ziel, zyn vrye Ziel, geboeid.
Nn
a
De
,, , , , ,
,
^
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
284
De
Fryheid door der Vadren bloed verkregen
En door hun Zoons
gedekt voor vreemde magt,
Wenfchchy getrouw, als 's Lands gewenfchten zegen Waarby geen goud , geen rykdom op kan weegen
Te Dat
levren aan een waardig Nageflachc.
vleiers
om
de gunst der Grooten fmeeken.
En ftreelen hen, die Of wreed geweld naar ,
Hy
vaak, door loos beleid 't
hart der Fryheid fleeken I
kent hun aart en haat hun' fnoode treken.
Nooit heeft zyn deugd de Tiranny
Haar nooit gevleid
Of voor
't
,
gevleid.
nog voor haar woedend dreigen >
gebrul des Olifants gevreesd.
wakkre Mannen eigen Die door geen fchrik tot onderwerping neigen Maar in den nood zig toonen groot van geest. Siandvastigheid
is
Komt 's Vyands IJeir het Vaderland benaauwen En flormt het reeds op zyn omringden wal Dreigt de Oorlogsplaag met open muil en klaauwen: Zyn Heldenmoed , die nimmer zal verflaauwen Staat als een Rots
by
't
Krygsgedonder
pal.
Als
;,
OVER DE
aarzelen
Acht hy
't
,,
;
,
LIEFDE TOT HET VADERLAND.
Als Bloodaarts
En
;
'c
eerst in zulk een tydflip
by
't
285
beeven.
naderend gevaar.
een eer voor
V Faderland te fneeven
Nooit wenfcht zyn trouw 's Lands welvaard te overleeven Hy leeft en flerfc voor Haardltede ea Altaar.
Maar
is
de nacht
,
de nacht des Krygs geweken
En leeft de Staat van Oorlogsrampen vry: Dan zoekt myn Held 's La^ids voorfpoed aan te kweeken
,
Nooit op zyn post , door moeite of tyd , bezweken Spreekt hy voor 't recbti de Zuil der Maatfchappy.
Hy
yvert voor de vastgeftelde IVetten^
En Door
zal aan list
hun, die, roekeloos van
aart.
of magt daartegen zig verzetten
Die fchennis door voorzichtigheid beletten
Zo wordt
:
de H^et in haar gezag bewaard.
Lands Voorrecht , dat op onverbreekbre gronden Van Keur, Verdrag en Handvest veilig Itaat, Verdeedigt hy en hoedt het ongefchonden Dat niet het volk worde aan een' last verbonden 's
Die Vrydom krenkt of nutte welvaard
Nn
3
fchaadt.
Hy
, :, , ;
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
28<5
Hy eerc hen, die het Hy onderwerpt zig En
,
zal
Is
aan de Heerlchappy,
de trouw der V-'adren hoog waardeeren
Maar nimmer 'c
Vaderland regeeren\
flaaffch zich
eerbied,
'c is
voor hun raagt verneeren,
ontzag; geen Slaaverny.
Muitzugt mag haar Heerfchers tegenftreeven Zy' Itaat en Heer en Volk op goed en bloed:
De
Hy
weigert nooit, door betren geest gedreven
Naar
En
Hy
's
Lands gebruik , zyn
ftilt
het morren van
't
mint de Deugde en pryst
Den
en cyns
te geeven gemoed. misnoegd
tol
Godsdienst^ door zyn
's
Lands onderzaaten
woord en voorbeeld, aan:
Oprecht van aart , zal hy geveinsdheid haacen Maar nooit door dwang ^ die pest van Kerk en Staaten,
Het vry gemoed
in flaaflche ketens ilaan.
Zyn zorg en vlyt doen nulten handel groeien , De Koopmanfchap verflrekt een (leun van 't Land Daar door zyn gunst de Weetenjchappen bloefen
De
kunst herleeft, de vaarzen weelig vloeïen,
Siert
hy den Staat, en kroont het braaf verftand.
Geen
,
OVER DE
, ,,
;; ,, ,
,
LIEFDE TOT HET VADERLAND.
2S7
Geen zelfbelang verblindt zyn waakzaame oogen Zyn blanke trouw verftrekt het volk ten ftut. Geen flikkrend goud heeft ooit zyn keur bewogen 'sLands 't
heil
weegt meer; hy fchat
Gemeen
in al
zyn poogen,
belang meer dan het eigennut.
Het blinkend
mag
gemoed behaagen Hy vloekt de winst die 't Land tot fchade ftrekt.* Gereed zyn goed eer dan 't gemeen te waagen Zal hy getroost voor 't Land de Ketens draagen Als uit zyn ramp het Land verlichting trekt.
De
aas
't
laag
Onnozelheid f in eer of goed beledigd
Of hard gedrukt door 't liefdeloos geweld Wordt door zyn moed en wys beleid verdedigd;
En
in haar' eifch
Zo wordt
,
haar rechten eifch bevredigd :
de rust, en veiligheid herfteld.
Menfchlievendheid beftiert zyn braave daaden
Geen norfche Heerfchzugt zweemt Nooit
zal
Nooit
zal
Nooit
in zyn gedrag. zyn magt zyn Medeburgren fchaaden zyn hart de nedrigen verfmaaden
fluit
hy
'c
oor voor
's
Armen bang
geklag.
Zo
, ,:
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
288
Zo leeft myn Held door voor het Land te leeven Zo wordt zyn deugd door 's Volks erkentenis Lands Kronyk, met gouden inkt gefchreven, Terwyl zyn Naam, ook by de laatre Neeven, En met zyn' Naam zyn werk gezegend is. In
's
ook nog de roem dier groote Helden Dier Bataviers, die voor hun Vaderland Hun goed, en bloed, en eer te pande Helden,
Zo
leeft
Die, daar hun Deugd en Dapperheid verzelden. De Fryheid Haakten van den flaaffchen band. Al woedde een Flips^ gebeten op 's Lands eedleu. Al dreigde een Alva hen met vuur en ftaal riep een Hofflaaf dat ze
Al
De
om
Fryheid beedlen
Vryheid kroont nogtans hunne achtbre fcheedlen.
Met
eeuwige eer , in
't
Vrye Leeuwendaal.
Dat niets het kroost des Bataviers verander'! Geen helfche Tweedragt fcheur' in lief of leed, 't
Gemeen
Dat 's
elk
belang dier Volkren van elkander;
getrouw , gelyk een
Lands
heil betrachte
,
Vaderlander,
en nooit zyn pligt vergeet'.
,
Ferbergt iny voor den heimelyken raad der boosdoenders heid van de JVerkers der Ongerechtigheid.
:
voor de Oproerig-
Psalm LXIV.
3.
Muiter y
draagt in haar rechte hand De Een Spiets , om zig met Moord en Burgerbloed te wreeken Haar linke houdt een Toorts, om feilen Oproersbrand, Ten ondergang van Volk en Overheid, te ontfleeken. 't Paar Henden dat vast blaft en naar elkandren byt. Toont hoe 't Oproerig Volk raast, woedt en zigbenydt.
ontzinde
Uit deezen bron (de cnvergenoegdheid) Spruiten eok de vheden van Eedgefpan, die met behulp van tyd en toevallen-, de vcrflandigfïe Regeeringen en Wetten oxier/lroovien, ja die de trowwjle voorjianders des f- 'ader landt dik*
maals als Tirannen
,
en oproerige wargeeften handelen.
W. Temple.
Oo
Op-
,
,
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
apo
Bloeddorflig woedt
Zie hier uw'
Dog denk
Myn
en driftig valt aan
raazen.
niet dat
myn Poezy
u
flreelt,
kunst heeft nooit de Muittrompet geblaazen.
Muitery
groost verderf van Veld -en -Stedelingen,
't
De
zwaarfte Plaag der nutte Maatfchappy
Schrik voor dit Beeld
En
't
verdeelt,
aart in dichtmaat afgebeeld
Ik zing en maal de ontzinde
Als
Land
dat f^tad en
Oproerig Volk!
hoor bedaard
my
,
verlaat die
haare
Raazerny,
woede zingen.
Gevloekt Gedrocht, dat, rood van Menfchenbloed
De
rust
en
't
heil der
Het zy gy wierdt
Volken tracht
uit helfche
Nyd
te lloóren,
gebroed
Of voortgeteeld door 't onvernoegd gemoed. Of uit de dolle Staatzugt zyt geboren. Aartsvyand van het Menfchelyk Geflacht hoofd des Stams , waar uit gy zyt gefproten
De Is
't
hebt, toen hy de Godlyke Oppermagt Eerst heeft beftreên en roekeloos veracht.
Gy *t
Hem
reeds gediend met
uwe vloekgenooten.
Hoe
,
OVER
DE
M U
I
,
,
T E R
Y.
zgi
Wat onheil hebt ge op aarde al uitgevoerd ? Wat vuur van twist en tweedragt aangeftoken ? Wat huis verwoest ? wat heiligdom beroerd? Wat goed vernield? wat leed aan leed geihoerd? Wat land en Stad van Burgerbloed doen rooken ? Het Volk, dat gy in uw gareelen bindt, ó u I T E R Y , wordt ivoesf en uitgeléiateft ,
M 't
Hoort naar geen raad
maar
,
driftig
en ontzind
Voor reden doof, en in 't verfland verblind Zal 't ligt de Deugd als fchandlyke Ondeugd haaten.
Hyy
die ten
voorwerp van uid* haat verllrekt,
Schoon de Onfchuld zelf, fchoon vry van fnoode treken. Wordt flraks van u met Lastertaal bedekt, Zyn blanke Trouw wordt met de fmet bevlekt
Van Ontrouw ;
die nooit Sterfling
Zyn Godvrugt wordt voor
is
gebleken.
veinzery geacht,
AI blinkt de waarheid in zyn woord- en -daaden, Hy blyft by u van logentaal verdacht
Hoe naauw hy ook zyn' pligt voor 't Land Hy poogt nogtans het Vaderland te fchaaden.
Go
2
betracht,
Maar
,
,
,
,, , , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
jjpa
Maar hy disn gy uiu liefde en achting biedt., Wiens lisc u deed voor zyn belangen bukken. ^
wys, al kent hy zelf de vvysheid niet. Is deugdzaam , fchoon hy ook de deugd verried En redt het Land , al mogt hy 't onderdrukken. Is
Lands Overheid (laat vaak uw wrok ten doel De Braafiten doemt ge dikv,?ils als verraders Men vloekt hun' naam , men werpt met wild gewoel 's
Hen
Men
uit
fchendt de
De
,.
den raad, en van hun' eerefloel.
Trouw
der allertrouwfte Vaders»
waardoor aan de Oppermagt
plegtigfle Eed.,
Voor 't alziende Oog is hulde en trouw gezworen Wordt roekeloos door uw geweld verkracht Geen woord geflaafd , geen burgerpligt betracht ,
Daar deugd en eer
uit het hart verloren.
is
De Wet des Lands altoos voor recht gekeurd De vafte band der heiligde verbonden Wordt door uw woên vertreden en verfcheurd ,
's
En
Lands voorrecht
,.
valt het zelfde lot te beurt,
wordt met keur en handvest ftout gefchonden.
De
, ,
, , ,,
OVER De
M U
DE
Vryheid treurt,
al
I
T E
R
Y.
293
roept de Raszerny,
Dat zy haar poogt te dekken voor gevaaren Zy laat het Volk alleen den naam van vry
Maar brengt
En onder
't
het vaak tot wreeder Dwinglandy,
Juk van Aartsgeweldenaarsn.
Gerechtigheid^ de flerkfte flieun van Staat,
Verlaat de Vierfchaar
,
door
Haar uitfpraak wordt door
Men En
leent het
't
't
geweld betreeden blinde Volk verfraaad,
Oor aan fchaadlyke Eigenbaat
baant het Pad voor ongebondenheden.
De Koopmanfchap De Zeevaardy daar
,
,
waar door
's
Lands welvaard groeit.
duizenden van leeven
Wordt in haar winst en vryen loop befnoeid > Of daar ge woedt door last op last geboeid Of ganfch verjaagd en uit het Land gedreven.
De Letteroefning vlugt waar gy verfchynt. De kunsten dryft ge uit haar gewyde Kooren De Liefde en Lust tot onderzoek verdwynt. De Wysheid treurt, terwyl Geleerdheid kwynt. Daar
's
Muiters
ftem en wild gedruis haar ftooren.
Go
3
De
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
2P4
De Kerk
Die zagt van
Worde
door Zalems V^redevorsü,
geflicht
geen oproer kan gehengen
aart
zelfs misbruikt,
en door
uw
flyk
bemorst,
uw
Knie, terwyl het hart vast dorst Niet naar Gods gunst, maar flechcs om bloed te plengen. Hier buigt ge
Uw Huichlaary Wanneer ge
riept:
„ Men Terwyl ge
fta
Hem Gy
Uw
't
list
,,
't
gemeen verblind.
de Godsdienst wordt verraaden
hem by^ al
krenkt door
den Burger
,
die nergens byfland vindt!
zelf, die Godsdienst kent
meest van
blaast
heeft vaak
't
nog mint,
uwe euveldaaden.
vuur van tweedragt
in
verwekt de Steden tegen Steden,
Volk tegen Volk, Huis tegen Huisgezin, Vriend tegen Vriend , vervreemd van Broedermin Zaait ge overal 't Zaad van onéénigheden.
't
Beeft
alles
voor het woedende geweld.
Eendragty Rust en Liefde 't Land verlaaten, Het Muitend graauw geen paaien vindt gefield. En dolle JVraak , van Haat en N'jd verzeld ,
Nu
Met Zwaard en Dolk
loopt raazend langs de flraaten.
Het
; ,
:
MUITER
OVER DE Eet Land 't
ligt ivoest
men
ploegt,
men
Y.
zaait niet
295
meer,
Uitzinnig Volk laat nutten arbeid fleeken, 't
Grypt naar geen Kouter, maar naar
De Zal
*t 't fs
't
't
Moordgevveer
Schuur wordt leeg, en Onderdaan en Heer nodig voedzel in het kort oncbreeken.
Gevaar vermeert; de ontraenfchte zurgedbeid woedt nergens vry, de nood alom te dugten,
De Plonderzugt vernielt en huis De IMoordlust doodt al wat haar Of dwingt elk ora met Lyfsgevaar Gints fleekt de woede
't
en goed.
hand ontmoet. te vlugten.
fchoonst Paleis in brand
Hier trapt ze in 't bloed, op reedsverraoorde Lyken Onteert Hen^ die het dankbaar Vaderland
Hun
trouw ten loon , deed door een Kunstnaars hand In hard Metaal of duurzaam Marmer pryken.
Dat vry een
Staat, die tegen rede en
Wordt door
't
geweld geboeid
Zig tegen
't
Oogmerk
wet
in Slaaffche
banden,
des Tirans verzett'
Maar Pest des Volks waarom hebt gy befmet Door vullen Stank de Lugt der vrye Landen ? !
Dog
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
288
Dog
wanrt gy Schoon zulks de
't
niet die
Nyd
Neêrlands Eedlen dreef.
en fnoode Lastring waanen,
Toen Flips met bloed zyn wreede wetten fchreef En hy voor 't Land geen Vorst , geen Vader bleef, Maar een Tiran wierd van zyne Onderdaanen.
Toen yder, Hoezeer men In
't
men
Dwinglands Juk verbrak. Volk vertrapte en plaagde en hoonde,
eer
's
grootst gevaar en drukkendst ongemak,-
't
Zyn trouw den Forst tot aan den hedehak En zynen pligt aan 't Vaderland betoonde.
Gy 't
waart het niet, maar Spanjes wreede haat,
Vertreên van
Wet, van Vryheid, Eed en Rechten,
Tiranny, vervolging, Schimp en Smaad, Belang van Huis , en Kroost , en Kerk , en Staat
De 't
Dwong
toen hun deugd voor
't
zugtend Land
te vechten.
Ach had ge 'er nooit in laatren tyd gewoed Dan waar de trouw der allerbraaffle Mannen Maar wreede! vlugt naar d' Afgrond, dat uw !
Nooit weer ontfleek' der Ingezeetnen bloed, Blyf eeuwig
uit dit
V^rygewest gebannen?
gloed
,
^
,
EENZAAMHEID.
De
'Xioordtn der
layzen moeten in (liUigheid aangehoord morden.
Predik.
IX. 17.
E e n z a a m h e i d in 't hagelwit gewaad teken dat zy naar een blanke Oprechtheid (laat, Het eenzaam Mufchje zien \vy op haar hul/cl pryken Zy treedt in "t eenzaam Feld, om 't Stads gewoel te ontwyken, Zy draagt een open Boek, waarop ze de oogcnjlaat En wil door oefning zig met weetenfchap verryken. Hier toont zig de
Ten
Lw ik zonder floornis fpreeken met myn eigen hart , en de weetenfchappcn leeren , iny zclven te kennen. Verdringt dan viymalkanderen gy Staatzuchtigen, by den Morgeugroet der Grooten; ik zal de be-
Hier
fcbeiden uuren der
Eenzaamheid
met alk naauwgezeiiieid
in acht
neemen.
Hervet. Pp'
Zwygt
,
:
£98
^
, , ,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^wygt Dat
ongebonden Waereldlingen
niets
Myn
my
in
myn
rust ontrust'
dichtvuur word', terwyl
't
my
lust
Het nut der Eenzaamheid te zingen Door uw gewoel niet uitgeblust! Dat andren
De
de vreugde deelen
vreugd van
Dat zy
En
in
lachend jaarfaifoen
,.
zig uit de Steden fpoên
dartlen in
hun
Ik wenfch in
Myn
't
't
lustprieelen
Eenzaam nut
te
doen.
dichtkunst wraakt, geen faamenlevenj.
Waarin men,, naar der byën
aart^
Een fchat van wysheids honig gaart, Of tracht het Deugdfpoor in te flreeven j
En Zy
't
aangenaam aan
kiest alléén
voor
't
't
nutte paart.
ydel woelen
Daar 't dartel oog in wellust weide, 't Gedrag der boozen ligt verleidt.
Die weetenfchap nog deugd bedoelen De. rustvervvekkende
Eenzaamheid. Vrien»
,, , , ,
, ,
EENZAAMHEID.
OVER DE
299
Vriendin van vree , Bron van genoegen
Beminnares van
Die
Dan
't
in
mee meer vreugd
edele vernuft verheugt.
ontfluit
\''oor
Gy
flilte
en deugd
goud , waarom de vrekken zwoegen
Het
Ge
uw
Icunst
de rykfte heiltrezooren
Godvn/gt en VQor Lettermin ,
lokt haar uit door
't
eelst
gewin.
En leidt haar , daar haar niets kan llooren Den Deugd- en -wysheids tempel in.
Gy
biedt haar keur van
Lekkernyën
Naar yders fmaak en weetlust aan:
Hem
die zigzelven
,
wel beraên
Der Godgeleerdheid "poogt te wyën, Wyst ge op de onfeilbre Bybelblaên. Daar hoort hy trouwe Boetgezanten Profeeten yvren voor Gods eer, Apostlen de Evangelieleer
By Jooden en by Heidnen
planten
Tot roem van hunn' gezalfden Heer,
Pp
2
Dien
,,
300
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Dien IV^shegeerte kan behaagen, Die Rechtsgeleerdheid iiooger acht,
Of 't nut
der Artzeny betracht
by u vergenoegder dagen, Dan daar de Waereld Ipeelt en
Slyt
lacht.
De wyze kan in u ontvouwen De x'jY.Q fchoonheën der Natuur'^ In
En
't
Water , Aarde
,
Lugt en Vuur
ganfche Schepslen heir befchouwen r
Het werk van
't
eeuwig Albeftuur.
Hy zal fchoon hier alléén gezeten Nu klimmen boven Zon en Maan, ,.
,
De HemeUkhten gade/laan. Hun afltand en hun grootte meeten Daar zy den
kreits der
Dan daalt hy weer in '/ Wanneer zyn nyvre
Wat Of Zee
En
Berg of ,
Myn
Lugt
bellaan..
hart der Aarde
,
geest betracht.
heeft voortgebragt
Rivier of Afgrond baarde
vind-t 'er
blyken van Gods magt. In
,,
EENZAAMHEID.
OVER DE In
tl
,, , ,,
doorloopt hy voorige
Daar hem Historiekunde Befchouwt den aart, en
301
Eeuwen leidc 't
onderfcheid
Van Romers, Grieken en Hebreuwen,
Hun
Hy
Godsdienst,
ziet de
Op
Kerk
in
taal,
en werkzaamheid.
de eerste gronden
waarheid en op deugd gedicht.
Vervolgd , geweken van haar
Aan
't
En Zyn
pligt
Bisfchoplyk gezag verbonden
weer herlleld
in klaarer licht.
Leeslust kan by u ontdekken
Al wat
in
't
vreemdst gezvest gerchicdc,
Hy, blyfc in zyn vertrek en ziet Den dappren Rus te velde trekken Die zynen Vyajid weerftand
Hy
biedt.
u met weenende Oogen, 't Verwarde Polen , daar de haat Den Godsdienst drukt, 's Lands wet verfmaadt, En ombrengt zonder mededogen Al wat zyn woede tegenftaat. ziet in
Pp
3
Straks
,
o 02
, , ,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Straks vindt hy zig daar
Den Dan zeilt hy
rnstloos
't
Zweden
langgevvenfchten Ryksdag houdt;
over
't
fchuimend zout
Tot hy de Staatsonéénigheden In
Nu
't
magtig Albion befchouvvt.
heeft hy
Van
't
't
oog op de Oorlogs velden
rotzig Korzika gevest
En ziet in dit gedrukt gewest, Hoe Paoli de roem der Helden
,
Strydt voor het vry gemeenebest.
Gints ziet hy Romes Kardinaakn
Met weidfchen
Hy Maar
zwier
't
Konklaaf betreên.
merkt hun noeste bezigheên blyft ([wienze
ook
tot
Paus bepaalen)
In zyne Boekcel wel te vreên.
Dan kan hy by 't befchouwen leeren Van 's Waerelds wiflelbaaren ftaat Dat, waar hy ook het oog op flaat, Het eens tot ftof zal wederkeeren Daar alles met den tyd vergaat.
Maar
, , , ,: , ,
,
OVER
,
EENZAAMHEID.
DE
Maar zoekt hy ,
uit
303
den drang gefcheiden
Hier rust voor zyn ontrust gemoed
Dan tracht hy naar 't hejiendig goed Z\n Ziel in 't Eenzaam op te leiden En vindt den weg in Jezus bloed. Hier leert hy kennen zyn gebreken Onbloot zyn hart voor 's Levensheer, Belydt zyn misdaên, geeft God de eer,.
Menfchen Oog ontweken Hier voor zyn troon in ootmoed neer.
En
valt
,
des
hy de aangenaamfte Honden En, fchoon de Waereld met hem fpot,. Hier juicht hy in de gunst van God
Hier
En
flyt
fmaakt in u , op zekre gronden
De
voorproef van zyn Zalig
lot.
Zo leeft hy in u vroeg en fpade En 't zy het daglicht daalt of ,
Hy Zyn'
leest,
God
ryst,
of zingt, of bidt, of pryst,
de IJronwel van genade,
Die hem
Iteeds
nieuwe gunst bewyst.Zo>
J
304
,,
:,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING kan hv in zyn Kamer ftichten Een Zoar, daar hy 'c kwaad ontvliedt. Een Beiheli daar hy de Almagt ziet Een Tempel voor zyn Godsdienstpligten Een Zalem daar hy rust geniet.
Zo
En
het hart der Aardfchgezinden
als
iNIet fchrik
aan dood en graf gedenkt
Wacht liy, door zorg nog vrees gekrenkt, Den tyd af, die hem zal ontbinden,
En
na den dood het leven fchenkt.
Kan u nu, wakkere verflan den Die fchoon ge d'arbeid zelden
En
't
meest door nutte Koopzorg waakt,
roem der vrye Landen, vuur van Deugd en wysheid blaakt.
Nogtans, In
't
ftaakt
tot
Kan Deugd en wysheid u bekooren Smaakt dan (door 's Hemels gunst Als ge uit
En
fluit
uw
Het zoet
uw
geleid)
bezigheden fcheidt.
drokke Koopkantooren der peinzende
Eenzaamheid.
,
DRONKENSCHAP,
Ende
viacht uzelven dat
met BraJJerye en
wwe
harten nkt t'eewger tyd bez'xaard en
mrden
Dronkenschap. Luk. XXI.
34.
De Dronkenschap,
reeds vroeg verouderd van gelaat , Toont hoe ze 't Lichaam krenkt, ï^rta^m 's Menfchen leden. De flordige Armoe blykt uit haar berooid gewaad En daar de Panter ons verbeeldt haar lot en zeden,
(Een Dier dat, graag op wyn wordt door den vvyn Vat zy den drinkkelk en ontdekt haar gulzigheid. ,
Dronkenschap Deugd-., een
is
eene
tiaarfligen
Moeder van 't booze, eene Fyandinne van de maakt zy traag en lui, een' maat igen maakt
Man
sy weUustig; zy kent de gerechtigheid
niet, de voorzichtigheid bluji
uit; ix-avt fielyk het '^ater Jlrydt tegen het vuur
vge
'a)3«
verleid)
,
zy
zofaydtookdeonmaa'
tegen de Reden.
Baziliüs.
Qq
Gy,
, : :,
3o5
, ,;
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING •y, die verhit door druivenzap,
In wulpfche vreugde tracht te deelen
Laat
myn gezang u
vry verveelen
Ik zing den aart der
Maar
niet
Geen
om uw
Wyn
Dronkenschap,
gehoor
te flreelen.
ontvonkt de Poëzy,
Of fchenkt haar zangen zwier en leven Zy wordt door eedier geest gedreven De Dronkenschap baart Raazerny Maar kan de kunst geen
ileraad geeven.
Ik fchets, Slaavin van vnilen lust Ontfleekfter van verboden driften Misbruikflier van
Gods goede
Aartsvyandin der
Uw Beeltnis
in
myn
ftille
giften,
rust.
zedefchriften.
Op dat uw Beeld een Spiegel ftrekk', En elk daarin uw fnoode daaden Uw woest gedruis, uw fchand' en fchaden. En pynigend berouw ontdekk' Zo leer men" eeuwig u verfmaaden.
Wat
, ,
,
,,
DRONKENSCHAP.
OVER DE
307
Wat leed is 't Menfchlyk Geflacht Dooru, ó Dronkenschap! befchoren? Die,
't
zy
uit Ledigheid.géborQn-,
Of door den Wellust voortgebragt Nog 't dwaaze Menfchdom kunt bekooren. Het Volk dat zig aan u verbindt Aan u , die niets dan ramp kunt geeven Waagt, fchoon in Eer of Magt verheven, Zyn Eer, en Magt, en hoog Bewind, Goed, Huis en Kroost, Ziel, Lyf en Leven.
Uw gift
verblindt het eêl verjfand.
Verdooft het
licht der zuivre reden
^
Kweekt duizend ongebondenheden, V^erzwakt het allerflerklte Land
En
ftrekt
een Pest der beste zeden.
Door uw betoverende
kracht,
Dieren, Herfchept ge Menfchen Die , door geen wysheidstoom te (lieren zelfs in
Doldriftig, los en onbedacht.
Hun
edele Natuur ontüeren.
Qq
a
Hier
,;
,
3o8
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Hier fchynt ge Wraakzugt, Toorn, en Haat, En Nyd , en ongegrond vermoeden In
't
hart des Sterflings uit te broeden
Hy
vloekt
,
en brult , en dreigt , en
En fchynt een Leeuw gelyk
in
't
woeden.
Daar kweekt ge vuile Dartelheid En toont in woorden en in daaden
U wulpfch, En hy, Zal
als
,.
onkuifch en losberaaden.
die door
u wordt verleid,
een Ziv^n in
Gints
flaat
teelt
't
flyk zig baaden.
ge Dwaasheid, en de
Dwaas
zy dan jong of grys van hairen) Zal in zyn houding en gebaaren, In 't vreemd gelach en wild geraas Meer Aap dan Menfch ftraks evenaaren.
(Hy
Ge
ontfluit het hart voor groot
en kleen.
Geheimen zult ge aan elk ontdekken Schoon ze ook tot 's Naasten fchade Itrekken
Of
Eu
voor uzelf verdrietlykheên
onheil voor
uw
huis verwekken. 't
B2-
, ,
NK
OVER DE D R O Beroept door
E
N
S
,
,
C
II
A
P.
309
eeuwig Wysbeleid De zorg des Sterfiings opgedraagen Verzuimt hy, wyl hy ganfche dagen. 't
't
In zweJgery en ledigheid Verfpilt,
Nooit
als
zal
gy hem kunt behaagen.
hy
't
langgefpaard geivin
Door moeite, vlyt of kunst venneeren, Maar 't in baldaadigheid verteeren Terwyl zyn Kroost en Huisgezhi Het nodig voedzel zal ontbeeren.
Zo
volgt
In keur van Ligt
,
als
hem de Anmê^ fchoon zyn wynen
uit
difch
moet fleeken;
de goedren hem ontbreeken
Zal hy nog., in bekommernis. mindren drank by andren fmeeken.
Om
Gy
krenkt het Lichaam daar ge in woedt,
Ontftelt het brein door fterke
dampen
Baart Koorts , verzwakking , Jigt en
,
Krampen
Ontfleekt de Gal, verhit het bloed.
Verwekt Beroerte en andre rampen.
Qq
3
*-
,,
310
,, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gezondheid kwynt , de krachf vergaat, En Hem ,^ die door u wordt gedreven
Zien we
den bloeityd van zyn leven. Verblind en doof voor vriendenraad. Door uw geweld vaak fchielyk fneeven.
'c
in
Gemoed, door u
in
vuur gezet,
Dronkenschap! verfteeken vuur om God te fmeeken
Blyfc, fnoode
Van
bei/ig
't Is
Met
,
niet in flaat
om
de Oppermajelleit
door
't
Gebed
te fpreeken.
Gy weigert de altoosblyde Deugd De Ichoone Maatigbeid te hooren Gy ftopt voor Lydzaambeid uwe Ooren De Godvrugt heeft u nooit verheugd. De KuJfcbbeid kan u niet bekooren. Geen fcbaamie kent ge, want zy Voor u terwyl gy uitgelaaten
vliedt.
,
Rinkinkt langs openbaare flraaten Voorzichtigheid bemint ge niet
En
fchynt een goeden
Naam
te haaten.
Zo
OVER DE D R O
NK
E
N
,
,
,
S
!
C
,
HA
P.
311
Zo kunt ge ó Pest van Orde en Tugt Geen nut voor Kerk of Staat betrachten Zo floopt ge Ziels en Lichaams krachten, En daar het Schepzel om u ztigt ,
,
Hebt gy
des Scheppers toorn te wachten.
Gedenk aan Hem, wiens ydel
hart
In drank en fpyze zig vermaakte
Maar
wanneer het wraakvuur blaakte. Vergeefs, tot lesfching van zyn fmart. die,
Naar éénen druppel waters haakte.
Wat
hebt ge ó fnoode
!
al
uitgericht
t
Waerelds vloed ontkomen Door u geen vloed van leed vernomen, Toen Cham, vervreemd van Kinderpligt, De Naaktheid hoonde van dien vroomen ? Heeft Noach
In Lot
,
,
uit
's
Zodoms
gloed gered
Doet ge een' onzuivren gloed ontbranden. Daar hy (ó onuitwifchbre fchanden !) Door u bezield , op 't eerloos bed Onteert zyn beide Huwlykspanden. Vlied
,
Sia
;
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING VHied Sterfling, vlied de Dronkenschap! Dat nooit door haar uw Ziel met Zonden
Uw huis met Armoe Uw Mond met vuil ,
Befmet worde en uwe
't
Lyf met wonden
en Zot geklap, eer gefchonden.
Nooit worde Bdtoos edel Zaad (Geen ketens meer gewoon te draagen)
Door
haar in Slaaverny geflaagen,
In Slaaverny, die zynen Staat
Meer dan
Astinijch juk zou plaagen.
'c
In Slaaverny
,
die Ziel en
Lyf,
Maakt dienstbaar aan de vuilfle togten Een volk zo roemryk vrygevogten Betoom den wellust en verdryf Die Hydra en haar vloekgedrochten. ,
Zo moer
En
de Maatigheid zyn hoofd
Huis met
heil en eerlauwrieren
Als zyn doorluchte V^adren, fieren. Zo fchyn' door fmart nog fraaad verdoofd.
De
Voorfpoedszon der Batavieren!
,
GERUSTHEID
Ende V werk
des
ckr Gerechtigheid zal vrede zyn
tigheid, zal
GEMOEDS.
:
zyn geruftigheid en zekerheid
ende de werkinge der Gerecb' tot in
eeuwigheid.
Jes.
De
FroWiio door
't
,
,
Licht bejlraald, gedost
in
't
XXXII.
17.
zuiver wit
Die leunende aan de Zuil der fFaarheid, nederzit Die door d' Olyftak en het Kruis ons doet befchouwen Dat zy door lust en lasc treedt met gelyken voet door het zinker toont haar welgegrond vertrouwen, Verbeeldt in haar gedrag Gerustheid van Gemoed.
En De
vrede Gods is een Paradys , een vajle vergenoeginge des Geeftes , het hoofd van de Deugden , de betemmer der Hartstogten , het Koniiigryke Gelukzalig en heilig is de Menjcb, die 'er bezitter af Gods in de Ziel.
iS.
Rr
Du MOÜLIN. Roem
y, ,
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
314
jR.oem Rykdom, Weelde en hooge Die
Trits van aardfche zaligheên
Bekoor hun vry ,
Op
Wat Oog, De
die zig alleen
goedren van den tyd verlaaten
Kies Waereld
De hoogde
Staaten;
Staat
,
,
:
door den fchyn verleid
en Vleefch, en Grootsheid
waar toe ooit Sterfling
is
vleit:
gedegen
reinde V^reugde, die berouw nog kwelling voedt,
De grootde
fchat, Is
waarby geen Ofirs goud kan weegen
een
De Menfch
,
Gerust Gemoed. met zynen God bevredigd |j
Met God die naar Oprechtheid ziet En duldt den fnooden Huichlaar niet. Met God, die fchoon door hem beledigd, ,
Zig op zyn fmeeken nog ontfermt.
Hem En
redt, en zegent, en befchermt.
fchenkt op Goëls dood
hem
't
onverganklyk leven.
Wiens Geest hem troost en leidt,door 's WaereldsKedar heen:
De
Meiilch tot zulk een heil, het zaHgstheil, verheven. Bezit die
rust
alleen.
Hy.
,
,
ovERDE
GERUSTHEIDdesGEMOEDS.
Hy hy alleen leeft wel te vreden Hy juicht, wanneer de Waereld ,
Js
Zyn
315
,
ryk, fchoon aardfche
Rykdom
zugt, vlugt,
glorie klimt in regenheden.
Befchouwt hy In
,
Hoogften Albelluur
's
de Schepflen
al
,
daar
Natuur
GodsWysheid, Goedheid, Magt vermeldt met duizend monden
Of Zo
let
hy op den Weg
als die
door
't 't
des beils
,
zyn vreugde en
lust.
Geloof in Jezus wordt gevonden
Bevordert zyne rust.
Wanneer hy zyn
befpiegelingen
Van de Aarde naar den Hemel richt. En ziet de Zon, 't alkoestrend Licht,
De Maan
en
alle
Starrekringen
Haar afltand, veelheid, grootte en nut.
De Magt,
die dit gevaarte Hut,
En voor zyn ondergang ruim vyftig eeuwen hoedde: Dan zegt hy: dit is 't Werk, het Werk vanmynenGod, „ ZogrootisdeAlmagt, „ Hoe
die
zalig
myfchiep en kleedde en voedde; is
myn
Rr
a
lot!
En
, , , ,,
,
,:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
3i5
En als de fchorre Donders klaatren De Blikzem door de Wolken barst De Wolken op elkaar geparst, i
ft
Een' ganfchen vloed Neerftorten
een Zee van JVatren
,
met een
,
Van Storm en Hagel
Dan
fterk
geweld
vergezeld
,
Waereld: maar hy, van haar afgezonderd,.
fchrikt de
Vertroost zig in zyn heil, en juicht in
„
Vrees niet
Wat
!
tuin of weide of akker baart
Gedierte, dat de lugi o^ aard'' ter
wooning
wat
Hy
Het Leven
Te Het
hem om ,
,
,
is
befchooren.
die eeuwig leeft
kracht en voedzel geeft
geraakt door
erkennen, dat die
jaar
,,
hloem^ en gras en kruid qw koren,.
Of Zee En al Verbindt
vroom gemoed
myn Ziel de God , die in den Hemel dondert „ Is God die u behoedt!
Boom,
't
't
God
's
Hemels gunstbewyzen.
die de
Jardevn/gten khenkt.
met goedheid kroont , en 't f^ee verzorgt van Ipyzen
Aan hem ook
gunitig denkt.
M Zou
!
OVER DE
,
,
GERUSTHEID DES GEMOEDS.
„ Zou God,
317
Lichaam, Licht en Leven,
die
„ Gezondheid, „ En, daar het
dekzel, tydlyk goed aarfch voor zwigten
moet,
„ Eene eedle Ziel my heeft gegeeven, 5, Een Straal van 't ongefchapen Licht,. „ Zou God, aan wien ik ben verpligt „ Al wat ik thans bezit , of immer heb bezeten 5,
Die
my
„ Zou dan
voor onheil hoedde en onderfteunde
Schepper en Behouder
die
„ Neen
Maar
flaat
hy
't
!
's
vergeeten ?
roept zyn juichend hart.
groote Zoenwerk gade.
Dat voor het Menfchelyk
Door
my
in fmart
geflacht
Heilands Kruisdood wierd volbragtj.
Waarin een Troostbron van genade
Voor
troosteloozen wordt ontdekt,
En
hy ,
is
Door Zonde en
die zig
fchuld
,
vond bevlekt
niet in de Knichtelooze plasfen-
DoorLevis hand geplengd,
Maar
in
in Stier-of-bokkenbloedj-
de heilfontein van Jezus rein gewasfchen ?
Dat geeft meer ruimte en moed
Rr
3
Heefr
: ; , ,,,
,
,
,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
3i8
Heeft Goël
hem
,
was verloren
die
Gekend, geroepen en gezogt. Verlost en door zyn Bloed gekogt,
En
door zyn' Geest op nieuw geboren
Eefchermt en
Hem Dan kan hy
leidt
hy door zyn hand
naar het juichend Vaderland
van zyn
alles
liefde
en magt verbeiden
Schoon de Aard dan beefde, fchoon de Hemel nederviel,
Nog
Aarde of Hemel
Dat
's
Dat doet hem
zal
hem
rust!
't
ooit van Jezus fcheiden
dat troost de Ziel!
pad t;^r^oe^^ betreeden,
Het pad voor zynen voet bepaald Schoon ook de Zon van voorfpoed
En hy
gedrukt word en beftreden
Schoon
Hem De R u s T ,
die
in een dorre
Zandwoeflyn
wind en weer nadeelig zyn 't
vroom gemoed geniet kan hem verkwikken ,
Die baart hem blydfchap
En
daalt,
als 'er
buiten droefheid
is
brengt door wondre kracht, in angflige oogenblikken.
Het Licht
uit duisternis.
Hy
,
,
OVER DE
,
,
GERUSTHEID DES GE MO EDS.
Hy mag
319
vry fohre fpyzen eeten
De Py
dekk' zyn vermoeide leen,
Zyn hoofd Het
,
!,
op een harden
ruste
rein het zilverblank
y?^^/?,
geweten
Voedt hem met y^yi" van meer waardy
Dan Siert
hem met
Waerelds kostbre Lekkerny,
's
eedier Kleed dan
Het Kleed der Onfchuld en Schenkt
hem een
't
't
purper van de Grooten
gewaad der heiligheid
die nooit de
nist-t
Op
't
Waereld heeft genoten.
bed van dons gefpreid.
Laat Lastrhig op zyn Godvrugt fmaaden
Zyn
Ziel, het veinzen onbewust.
Wordt
niet gekrenkt in haare rust
Maar toont
in
woorden en
daaden
in
Dat zy de Oprechtheid hulde
„ Gy „ Die
't
(zegt hy)
Wac
Gy
biedt.
die alles ziet
hart beproeft en kent van verre
„ Gy weet Alziende ,3
,
!
fchaadt het? laat
» Gy
zult
dat ik
my
u
in
myn
gedachten
,;
waarheid dien
dan de Lasteraar verachten,
myn
Onfchuld zien.
Geen
;
!
,, ,
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
320
Geen Hartstogtflorm ontroert zyn zinnen, Geen /Ifgunst knaagt hem , daar hy Haat , Toorn , Wraak en fchand'lyke Eigenbaat
Door
's
Hoogften hulp leerde overwinnen
Geen Wulpfchheid
zyn hart bekoord.
heeft
Geen wind van Hoogmoed dixy^t hem voort, Geen wrange Droefheid zal hem hoopeloos doen klaagen Nooit
Hy
fpat
zyn Blyd/chap
blyft dezelfde,
Een
uit, al ftreek
en houdt, effenbaar
in
hem de overvloed,
droeve en blyde dagen.
gemoed.
ó Parel van onfchatbre waarde! ó Schoonst Kleinood der blanke Deugd!
ó Bron van Heil
!
wat baart ge een vreugd
Een waare Hemelvreugd op
aarde
Hoeheilryk, Neêrland! waar
Zo
overal
uw
uw
Staat,
onderzaat
By de eedle Vryheid , ook de Reinheid van 't geweten By zoveel fchatten ook die onwaardeerbre fchat ,
En by
de Rust des Lands , zolang met nut bezeten
Die
Ziele rust bezat!
w
'•*
De
N
H
O
P.
Droefheid der Waereld merkt de Dood.
2
Corinth:
VII. 10.
Wanhoop,
Schrik voor dit Beeld! het is de uit wier 'Mezen De woede, en uit wier Kleed és Droefheid is te leezen: De Lykcipres vertoont haare onherflelbre fmart En hoopeloozen Staat, de pook doorboort bet hart. Zy valt , en by haar ligt een pas/er, die, gebroken. Ons leert, dat zy van rede en Oordeel is verdoken. Groot er Zonde kan 'er niet zyn dan de
Jlgenoegzaamheid en verwerpt zyne jierven'i fVaarovi verloren
Zeg
niety het is te laat
Wanhoop, heilbelofte
gaan? Bekeert u
—
tot
loant die 'xraah Gods "jjaarom zoudt
gy
den Leevenden God.
een recht bcrouvi komt nooit te laat.
Ss
G ARGON. Hoe
!,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
32a
jBLoq
zal
myn Zedepoëzy
Rampzalig voorwerp! u betrachten?
Uw
beeld ontroert
Wie, wie Een
En
dichtgedachten
vertoont een Schildery,
Schildery van zoveel naarheid ?
gy Voorzichtigheid en Waarheid
Stiert
Stiert
myn
gy myn kunst , op dat haar pen de
maal'
met
juiste
Wa nh o o p fchets'3
verf haar wreede folteringen
Bewaart haar echter , dat zy nooit de Aartsgoedheid kwets'^
Maar
Wie
zien
haar ter eer'
we
in een'
mag
zingen.
verwarden
ftaat,
Gints in het aaklyk eenzaam waaren ? \
Wat onheil mag haar Ziel bezwaaren? De ontfleltnis flraalt uit haar gelaat, Zy wordt door doodfchen fchrik gedreven Zy zweet, terwyl haar leden beeven,
Zy gaat Het
,
maar waar ze gaat , de wroeging volgt haar fchreên.
hair ryst haar te berg',
JNu
flaat
ze 'c
wat loost ze bange zugten!
Oog naar de Aard', dan naar den Hemel heen,
En
poogt voor
elli
te vlugten.
't Is
, ,,
,
o V E R 't
Is
D E
die
uit d'
N H o
A
Wanhoop,
Der Zonde ,
Zy,
W
is 't
't
,
o
,
:
P.
323
onzalig Kroost
afgrond voortgefproten
den Hemel vindt gefloten.
Ontbeert op Aarde rust en
Gepynigd door
't
troost.
benaauwd geweten.
Dat God en Go<3sdienst heeft vergeeten Vloekt ze op haarzelve, en fchrikt voor't ritslen van de blaên
Zy waant, Dan
te
dat de
groot te veel
kwaad door haar bedreven.
is 't
Godheid ooit, met haaren druk begaan,
Haar misdaad zou vergeeven,
Nu
zoektze naar een duister dal
Daar haar geen
Sterfling
kan befpieden
Zy wenfcht de Waereld uit te vlieden Of dat 'er rots of heuvel vall'
En
haar bedekk' voor
Zy
Vv'ringt
Staan wild
,
de handen
't
Alvermogen
en haare oogen
,
— daar fpreektze, ach
!
dat
,
in deeü'
(^(lond.
benaauwden
De Godverachters tog haar jammerklagten hoorden! Zy weent, en flaakt in 't einde uit haar' bellorven mond Dees fchrikkelyke woorden: S
s
2
,j
Waar
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
324
Waar
5,
vlugt ge heen rampzalig hart ?
5,
Waar
vindt ge rust in
,j
Waar
zal ik
„ Wat
Waar
5,
land, wat oord verligt
is
'er
!
dwaaJen? ?
myn
fmart?
veld, waar woestenyen, 's
berg verbergt
„ Maar ach
rustloos
ruimer adem haaien
„ Die my voor
„ Wat
't
Hemels toorn bevryen ?
my
in dit vreeflyk oogenblik ?
gebergt, woeflyn, nog veld
,
nog oord, nog landen
„ Bedekken my voor God voor God , voor wien ,
5,
„
'k
En voor zyne Almagts
ik fchrik
handen.
Zie boven ray de Majefteit,
„ Wier deugden door my zyn gefchonden y
„ Gereed „
'k
ter llraffe
Vind onder
myner Zonden:
my
een' Poel bereid
„ Waarin onheilige Aardfchgezinden „ De Wraak der Godheid ondervinden t
„ En „
in
my
leeft
een
Worm
die
onophoudlyk knaagt:
my den tyd verlpild in ydelheden „ En voor my 's Hoogden wet , die my ter vierfchaar daagt, „ En fchandlyk is vertreeden. 'k
Zie achter
j'
Zou,
,;
, ,,
W
oVE R D E
„ Zou God,
N H
A door
die
my
is
o
o
bef!:recn,
„ Zou God , dien ik van deugd verbasterd „ Ontkend, onteerd heb en gelasterd, ,
,,
My
óNeen!
,,
Ik
het heiluur
ik
is
verloopen
zou vergeefs op redding hoopen dien M^ nooit met ernst
Ik zou vergeefs van
„ Daar
,
nog genadig zyn? ó neen!
,,
„ V'anHeni, „
325
P.
Hem
zyn gunst
om heil of redding bad:
gunst, hulp of zegen wachten,
verftiet,
„ Zyn Zegen
zyn hulp
te ligt
vergat,
dorst verachten..
„ Het leven wierd my aangeboón,
„ En „
heb zelf den dood verkoren
ik
Ik ga door eigen fchuld verloren
„ Dewyl ik 't Zoenbloed van Gods Zoon, „ Voor Zondaars aan het Kruis vergoten „ Verfmaad heb en myn heil verftooten ,
,5
Hem
door
myn
Daar wordt geen
offer
„ Her
geveld en
„
Ja!
vonnis 5,
is
gedrag op nieuw aan 't Kruis gehêgc ,
geen verzoening meer gevonden, 't
leven
my
ontzegt;
ó Bittre vrugt der Zonden!
Ss 3
„ Ach?
,
32Ö
,
,,! , ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING „ Ach!
had' ik nooit naar
't
kwaad gehoord,
„ Of waar ik in Fjyn vroegfte dagen „ Eer my zyn fchynfchoon kon behaagen Vertrapt of in rayn bloed gefmoord
j.
„ Waarom mogt de Ahnagt zo
veel jaaren
„ Een' Godvergeeten Schepfel fpaaren? 5,
3,
6 Redeloos
gediert'! 'k
beny
uw
beter lot,
Gy flerft maar hebt wanneer ge fterft, geen llraf tedugten, „ Gy vreest geen eeuwigheid en geen vertoornde God ,
,
,
„ 3,
Laat u dan hooploos zugten.
myn vleefch verniel' myn dorre beenen
Dat Leeuw of Beer
„ Geen Aarde dekk'
„ Dat Maag nog Vrienden my beweenen j5 Geen Menfch my noem', indien myn 5,
3»
3>
kon wederkeeren
„ En eeuwig al 't gevoel Maar neen! onfterflyk leeft
Die de 5,
Slechts tot haar niet
allernaarfte zal
Ziel
ontbeeren.
ze in
d' allernaarflenllaat,
na duizend eeuwen blyven,
Zolang de Godheid leeft, en heerfcht, en
llraft
enhaat
Gevloekte wanbedryven. 33
ó Eeu-
,!
W
OVER DE
„ ó Eeuwigheid
„ Hoe! 5,
Hy
.
.
P.
327
maar wat gerugt!
.
Beeft de Aarde niet? de Donders kraaken,
door de lugt
flingert
Daalt niet de Aartsrechter naar beneden
„ En j,
!
o o
opent de Afgrond niet zyn iaaken?
„ De Bliksem „
N H
A
,
!
zit
zie
op
'Je
Hem
niet ter Vierfchaar treeden ?
wolkgefpan; zie daar! het
't
„ Ai my! wat vonnis welk een vervloekte 5, Ga weg van my !
,
„ „ Hoe
is 't
!
in
God
ö
uur;
ftem klinkt inmyneooren! '/
omtithlujlyk
A/j« vyanden hefchoren
vreeslyk
uiterst
!
vuur ,
!
hoe bang,
Hoe bang te vallen in uw handen „ Kom Dood verbreek myn Lichaamsbanden „ Waar zyt ge ? kom wat toeft ge lang „ Sny af , fny af myn levensdagen „ Want de Aarde is moe van my te draagen, 5,
!
,
I
„ Doorboor dit hart!''.. .Help God! zygryptnaar'tMoord-
Hou op Maar
Rampzalige wilt ge u dan eeuwig haaten ? !
vrugtloos
En
!
...
zy doorfleekt,
derft, van
God
zigzelf',
verlaaten.
(geweer;
valt raazend
(neer,
ó Naar
,
328
,,
,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ó Naar Tafreel! rampzaalge Dood! Begin van
Leer
Zy
't
nimmereindend lyden
Sterfling
voedc
,
dit
Maar drukt u
't
leer de
Zonde myden
Monfler
in haar fchoot:
overtuigd gewisfe ?
Vlied naar geen naare wildernisfe;
Neen!
val in nedrigheid
uw' Rechter
ftraks te
Beween uw Zonde, oprecht berouw komt
God
is
voet,
nooit te fpade,
barmhartig, en hy fchenkt in Jezus bloede-
Genade voor genade.
Laat Neêrland
!
daar
't
benaauwde hart
De Bron van troost wordt aangewezen De Heilarts die het kan geneezen De Balzem tegen Zielefmart, Laat nooit de
Wanhoop
Geen Judas vreeze uw'
u vervoeren
geest ontroeren
Mistrouw met Kaïn nooit Gods wysheid , goedheid , magt
Hy
redde uw' veegen Staat
Hy,
die
uw Vadren
,
fchier zonder
hielp, zal u, als ge
Ook nimmermeer
hoop van leven
op
begeeven.
Hem wacht.
,
,
VERDRAAGZAAMHEID.
Wandelt
-voaardiglyk
di roepinge, met
ootmoedigheid en zagtmoedigheid y
malkanderen in
liefde.
'oielke gy geroepen zyt : met alle met lankmoedigheid , verdraagcnde Efes. IV. i, 2.
De PFeide, door het licht der voorfpoed mild bejlraald, Gefchikt om Beesten van verfcheiden' zoon te voeden Bewaakt door 's Herders trouw die, daar de Wolven woeden, Dat Rnofgediert verdryft , zyn woest geweld bepaalt, En door d' Olyf verbeeldt een vreêryk zaamenwoonen Zal ons het voordeel der Verdraagzaamheid vertoonen. De
dwaalingen van anderen in zaaken die den Godsdienjl aangaan, beweegen de zagte en befcheidene gemoederen tot mededogendheid , en niet tot baat enverfmaadinge. Al nuie om't Geloovc tebebouden een bres maakt in de Liefde, doet zoveel of hy 't gewelf van een Kerk afbrak, cm de tnuuren te vermaaken.
Tt
Du MOULIM. De
:
330
,
;
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING JU^Q Aloudheid roeme op Orfeus
Die
't
woen der Dieren
En hunne Is
't
luit.
heeft gefluit.
wreedheid kon bedwingen
zeker, dat de Poëzy
Het woest geweld de Dwinglandy Kan teuglen , door een kundig zingen ? Stier eedle kunst,
Zo
temt misfchien
Nu
'k in
myn
flier
veer!
zang het woên der Kerktirannen ,
die, voor
't
licht der
Het vry gemoed aan u
doldriftig durft
Een werk,
En
ter eer
Rede blind.
kluisters bindt.
vermeeten
God voor
dat
zig
behoudt.
nooit een Sterfling heeft vertrouwd
Het heerfchen over Dees Telg
Verdraagzaamheid, Toont,
myn
myn dichtvermaak Verdraagzaamheid De fnaaren poog te fpannen.
Gy,
En
dan
uit
's
Volks geweten
;
Liefds en Recht geteeld
Sieraad der zuivre Kristenzeden,
dat de Aartsgoedheid
Om Zielen
te
u een zagter weg beveelt.
overreden.
Stand-
,
,
OVER DE
,
,
VERDRAAGZAAMHEID.
331
Standvaste Zuil van Kerk en Staat,
Der onderdrukten Toeverlaat Verachtfter van geweld te pleegen
Verdraagzaamheid! Nooit andren met een'
die, zagt van aart, last
bezwaart.
Waartoe ge uzelf niet vindt genegen:
De
Frybeid^ die gy dierbaar acht.
Die u de Schepper fchonk en
Gunt ge ook uw' Naasten
,
flrekt
uw
daar aan
van
lust
Hem
't
leven
die zelfde
Magt
Dit kleinood heeft gegeeven.
Gy
kent uzu zwakheén , en gy weet
Hoe ligt de menfch op 't dwaalfpoor En doolt van 't juiste pad geweken, En,
treedt
daar het u het meeft behaagt.
Als elk u in
uw zwakheén
draagt.
Draagt ge andren graag en hun gebreken.
Gy
,
fchoon u ook hun dwaaling fmart
En fchoon gy hen bedaard tracht Gy wraakt geweld vermits de ,
Het Hart
daarvan
te
overtuigen,
Schepper van het Hart
alleen kan buigen.
Tt
a
De
,, ;,
:
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
332
De
Godsdienst^ dien gy mint en eert,
Die ons den weg des Levens
En
leert
voorfchryfc de allerreinste pligten
Wierd
Maar
nooit gefchraagd door Dwinglandy
eifcht dat elk
,
gewillig
,
vry
En zonder dwang dien zal verrichten. God wil het hart, niet flechts den mond, 't
Geweld mag
Gy
ligt
door pyn een woord ten halze uittrekken
zult, terwyl ge
Een
uw
leer
,.
op overtuiging grondt,
eedier dienst verwekken..
Nooit wierd door dwang van vuur en zwaard-
De Leer der luaarbeid ons verklaard Hoe kon ze dan 't gemoed bekooren ? Maar gy. Vriendin van vrede en
Gy
Om
't
Gy 't
geeft ons vryheid,
ryd en lust
fchoon der Waarheid naar te fpooren.
weegt
Zyo Dwaazen
Gy
rust!
elks
woord met ryp
beleid
(zegt ge} die hun huis op zandgrond bouwden;
tracht, daar ge alles proeft en toetst en onderfcheidt
Het goede
vast te houden.
,
, : ,,,
OVER DE
VERDRAAGZAAMHEID.
333
De Onkunde wordt door u verlicht, En 't Bygeloof verdwynt of zwigt Daar ge
elk leert zien uit eigen oogen.
De Dwinglandy
heeft, daar ze woedt,.
Die fnoode Monsters opgevoed
En aangekweekt door haar vermogen. Zy Iaat den Menfch in duisternis Of dwingt hem
driftig tot een' dienst,
Wiens waarheid
langs wreede
daar ze zelf niet van verzekerd
,
wegen, is
Betoogd wordt door den Degen.
Gy
gaat
met beter Krygsgeweer
ó Krüisheldin
!
voor Jezus eer.
Met geestlyk zvapentuig ten ftryde Dewyl Gods heil uw helm verftrekt, ,
't
En
Geloof u
als
Zwaard
^q?,
't
't
een fchild bedekt.
woords pronkt aan
Gebed voor Haatren
Geduld en Nedrigheid,
Zyn Wapens
die
die
uw
zyde.
uitgeftort
andren
ligt
verdraagen,
gy voert, en door die Wapens wordt
De Vyand
eerst verllaagen.
Tt
3,
De
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
334
De
Koning, dien gy hulde biedt,
Vervolgt den Afgedvvaalden niet
Of drukt hem met geen harde boeien. De Liefde prykt in zyn banier, Wyl in zyn heilig Ryksbeftier De Vrede en Waarheid zaamenbloeien. Gy flaat uw Meesters voetfpoor in.
De
Liefde , die ook flrekt ter Leidsvrouwe uwer daaden
Is
goedertieren,
En
Het
zoekt geen menfch
te
fchaaden.
allerwigtigst Zielhelang
Noopt
Om
lankmoedig, zagt van zin
is
Gewetensdwang,
flerker dan
zulk een' Godsdienst aan te kleeven,
Waar van men met vertrouwen denkt Dat God daarin een middel fchenkt.
Om
eeuwig in zyn gunst
De
te leeven.
Tiranny dring met geweld
Op haar befluiten aan zy zal En 't ééns bepaald begryp !
,
Nooit
uit
haar
oogmerk misfen
hoe zeer ze 't Lichaam kwelt.
de Zielen wisfchen.
Dan
I
,
OVER DE Dan
,
:
VERDRAAGZAAMHEID.
,
335
baart ze niets dan Huichlaary,
Bedrog en vuile Spotterny,
Dan doetze ons flechts door all' haar Een Leer belyden met den mond Waaraan het
krachten
hart zig nooit verbond,
En die men heimlyk blyft verachten. Zo baant ze 't fpoor voor d' Ongodist, En voert den Sterfling tot een ongodsdienftig leven Of zal ligt oorzaak tot verwarring , haat en twist En doodlyk oproer geeven.
Zo
brengtze alom verwoesting, moord
En
meerder ramp en onrust voort
Dan zy
die flechts
Maar gy
eenvoudig dwaalen
fchenkt heil aan Kerk en Staat,
Verdraagzaamheid gy
hoedt en
laat
Verdrukten ruimer adem haaien.
Schoon ge ook aan hem
Zyn
heilig
die
God
woord verwerpt , of oproer
Den vryen
Staat ontrust en hoont
Nooit zult
's
veracht,
durft
verwekken
Lands Oppermagt,
ter Schuilplaats ftrekken.
Ge-
,
33^
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Gezegend zyt ge ó Leeuwendaal Dat niemand dwingt met vuur en daal
Om
eenen Godsdienst aan
Maar
dat,
meedoogend,
te
hangen
zelfs al
vroeg
Vervolgden gunflig gade floeg
En
hebt met open arm ontfangen.
Zo
De Wet,
Lodewyk
deedt ge nog toen
den Hugenoot
tot veiligheid
Verbrak in euvlen moede, en
De Onroomfchen
uit
gegeeven,
zyn magtig Ryk
heeft verdreven.
Eefcherm nog lang, ó heilryk Land!
De
zuivere Onfchuld
als
ze band
'En yzren Kettens moet ontvlugten! Laat
,
daar ge
Verbrakt
,
in
't
juk der Dwinglandy
uwe Heerfchappy
Gewetensdwang geen iMenfch doen zugten:
Zo moet
ge en
uw
rechtaartig Kroost
Tot 's Waerelds laatften dag nooit voor een' Dwingland bukken, 't
Weldaadig Neêrland
,
der verdrukten hulp en troost.
Geen nyd of onfpoed drukken.
,
,
VERVOLGING.
Wee
u gy Ferwoefler , die gy niet verwoe/i en zyt , en gy die trowaho!daar men niet trouwlooflyk tegen u gehandeld en heeft : als , gy het verwoejien zult volbragt hebben, zult gy verwoefl worden ; ah gy het trouwlooflyk handelen zult voleind hebbent zal inen trouwlooflyk tegen lyk handelt
u handelen.
De Frouw
Jes. XXXIII. in
V
rood, wier hand een pook
dmgt,
i.
dorst naar bloed
Zy
houdt een Keten , om het vry gemoed te boeïen Poogt magtlooze Onfchuld, die ze nazét , uit te roeien,
Toont door
En
haar vleugelen, haar drifc en fnellen fpoed. 't oog van verre ontdekt haar folteringen af, die Ziel en .Lichaam zoekt te dwingen.
fchetst, daar
Vervolging
Een Aartstiran mag
de Kerk zugten en traanen uirpersfen , maar 't zyn dan dampen en uitwazemingsn , die ten Hemel gcjlegen al' daar in blikzemen en donders veranderen , om hem te verbryzelen. niet anders
J.
Vv
Brandt.
,
338
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Onfchuldig Volk! door Aartstirannen Verdrukt , gekluisterd of verbannen
Wier wreedheid u op
't
Moordtooneel,
Bereidt de zvvaarfte folteringen 'k Zal
En
van
uw
offer
u
vyands woede zingen
dit Treurtafreel.
Mogt nu myn zang uw druk verlichten! Nog meer mogt nu myn kunst, door Godlyk licht beflraaldj, Beteuglen 't woest geweld 'k had in myn zededichten. I
!
Nooit eedier prys
Wie
Uw
behaald..
heeft, uit d'afgrond losgebroken. hart in helfchen gloed ontftoken ?
Door welk een heerfchend onbefcheid. Misbruikt ge, voor
's
Aartsrechters oogen,
Het aan u toevertrouwd vermogen Vervolgers der Onnozelbdd'i
Wat
Op
recht heeft u die magt gegeeven?
welk een wet fteunt
uw
onredelyk beftaan ?
Maar gYjdoorBloeddorstjGoud- of- Heerfchzugt voortgedreven, Ziet recht nog wetten aan.
Uw
!
hand durft
V Geweten
Gy
aan
, ,
wet
te
binden
daar elk de Godsdienstpligten
uw
naar
onderwinden
zelfs zfg
uw
339
geen Lichaams dienst alléén
eifcht
Maar poogt,
Moet
, ,,
VERVOLGING.
OVER DE
Uw
,,
ftreng bevel verrichten
Ook Ketens voor de Ziel te fmeên. Zo wilt ge ook over 't Hart gebieden Een voorrecht
Gy
,
nooit vergunt aan
dwingt door vuur en
ftaal te
's
MenfchenHeerlchappy.
veinzen of te vlieden
Voor uwe Dwinglandy.
Kan dan uw
Uw
V
oog in
harte dringen t
magt den geest des Menfchen dwingen
?
uw wysheid zyn verftand? uw wil zyn wil bepaalen
Verlicht
Kan ook
En
roept gy
hem
te
rug van
't
dwaalen
Wanneer ge uw wreede Vierfchaar fpant ? Of vindt ge u hier te zwak van krachten
En weet ge Hoe dwaaslyk
niet
of
't
hart
poogt ge dan
uw te
wetten eert of fchendt?
dwingen de gedachten,
Die gy nog vormt nog kent
Vv
a
Ver-
,
340
,
»
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Vervolg, bedreig, fmeed yzren banden» Laat vry de Martelvuiiren branden
En dood
het Lichaam door geweld
,.
Uw wreedheid zal de Ziel niet krenken , Uw flraf doet haar niet anders denken uw woede
Hier wordt
Op pynbank, Of waar
houtrayt, raoordtooneelen
uw
het Sterflyk deel
Wraakt nog de vrye Tot
Ziel
uw
Levens
's
6 Wreedaarts
U zulk een
een perk gefteld.
!
llrengfte foltring lydt».
harde bloedbevelen
>
laatften tyd»
heeft de
God
der
Goden
wreed bedryf geboden
Toen hy u
hoogheid bragt?
tot die
Moet gy
als
Herders
Of moet
gy
't
't
Volk bellieren?
zelf als wreede dieren
Verfcheuren , door
uw
grootre magt ?
Verdiende ge ooit den naam van P^adrenl
Neenluwe ontmenfchtheid maakt u zulk een' naam onwaard.
De Kudde,
die
uw
ftaf
zorgvuldig moest vergad'ren,
Verftrooit ge, woest van aart.
Kan
,,
,
avER DE V E R V o L G
I
,,
,
N
G.
:
34,1
Kan u Gods liefderyk regeeren Geen eedier V^olksbefliering leeren Die
d'
afgedwaalden Onderdaan,
Wildraagen, fpyzen, kleeden, hoeden. Nooit tegen Weereloozen woeden
Maar hen meêlydend Sloeg
God
gadeflaan ?
daar Vorst en Slaaf door leeven
,.
Den Menfch,op yder feil, door 't wraakzwaard van zyn hand HcÊLfchielyk zag men Voorst en Volk elendig fneeven!.
En wee den
Dwingt
gy,
Naar uwen
Dwingeland!.
het hart der Onderdaanen eifch, door bloed en traanen?
Een Ander
die
uw
wreedheid ziet
Tracht u misfchien, met meerdre krachten.
uw gedachten Wet die hy gebiedt.
Te dwingen , dat gy Schikt naar de
Het Is
't
recht
,
waarmee ge uw' dwang
recht waarop
Zyn magt
is
hy
lleunt
meer dan de uw'. Vloeit, dan uit
hy
,
is
wilt fchraagen
een Menfch
Wat Zee
als
gy
van bloed en plaagenv
Dwinglandy?
Vv
3
Zo
,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
342
geeft ge aan elk het
Zo
En wapent
Zwaard in
handen.
landen tegen landen.
Volk tegen Volk, Stad tegen Stad, Daar de een den andren
zal verpligten
Den Godsdienst naar zyn keur te richten En yder zig met bloed bekladt. Zo blust ge 't licht van waare blyheid Zo maakt
ge ons aarde tot een builende zvoeflyn.
Vol van Gedrochten, daar de Liefde, Vrede en V'ryheid
Alom gebannen
Hem,
zyn.
diezigzelf, naar
Door een gevaarelyke
uw
bepaaling.
dvvaaling.
Bereidt een eindelooze ftraf.
Bezwaart ge
mg
door
uw vermogen ,
^
Enjnydt^ vervreemd van mededogen,
Hem
alle
hoop van redding af.
Kunt gy hem door geen rede winnen
En Zo
zult ge
zyn verderf verhaasten door zyn' dood f
toont ge u, daar gy
hem moest
Van Menfchlykheid
als uzelf'
beminnen,
ontbloot.
Dan
, ,
V E R V O L G
OVER DE Ge
,
N
I
,
'
G.
343.
ontvolkt en plangt iiw eigen Staaten^
Devvyl de Braafften die verlaaten. Vervolging drukt de welvaard neer,
Doet Koopmanfchap en Landbouw zugten ^
De
Kunst- en- Weetenfchappen vlugten
Elk vreest haar doodlyk moordgeweer." ó Vorsten! door dien geest gedreven,
Gy En
hoedt niet, maar vernielt het menfchelyk geflacht.
zult eens rekenfchap aan
Van uw
zal
uw
te
gy
zult vrugtloos
Aartsdwingland
!
om
Het Martelbloed
Roep vry :
onderdrukken
booze wenfch gelukken,.
Zyn Konings hand
En
Waerelds Rechter geeven».
misbruikte magt.
Al poogt gy Zion Nooit
's
is
u
te llerk
u vermoeien het uit te roeien,.
is 't
Zaad der Kerk'.
de Kristnen voor de
Leeuwen !
Benaauw dit heilig Volk door Kruis , en Vuur en Zwaard ,
God
heeft het, onder
Voor
d'
't
woên van vroege en laatere eeuwen,.
ondergang bewaard. Zy*-
,
3;H
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zyne
Airaagt floeg zyn
Kerk
bejlryders^
En wreekte 't bloed van haar Belyders. Kon Nero , kon Domitiaan Kon Maximyn zyn flraf ontkomen ? Wie moet niet voor het Sterflot fchroomen-, Dat Decius moest ondergaan?
Hoe Vrankryks Toen
't
op
En Spanjes
Moordtlust wierd gewroken.
fint Bartels
dag verfloeg den Hugenoot,
wreedheid, die het land van bloed deed rooken. Leert Flips en Karels dood.
Erkent
uw
voorrecht
Die , onder
't
Batavieren
,
wys en
zagt beftieren
Der braafHe Vadren
,
veilig leeft,
Geen Dwingelanden hebt Maar fmaakt
in rust
te
dugten
,
de rykfte vrugten
Die ongekrenkte Vryheid Nooit moet gy of
I
uw
geeft.
Kroost vergeeten
Dat God, der Vadren God, door onweerftaanbre magt. Uit 's Lichaams Slaaverny en Dwang van 't vry geweten
U
tot dien Heilftaat bragt.
,, ,
,
MORGENSTOND.
Verzadigt o«x in juichen
;
^
Morgenstond met uive Goedertierenheid,
zo zullen
wy
ende Ferblyd zyn in alle onze dagen.
Psalm XC.
14.
Gevleugeld Kind verbeeldt de fnelheid van den tyd dieMensch en Vee verblydt, tyd des De heldre Morgenftar zien we op zyn Foorhoofd (Iraalen Zyn omgekeerde toorts ontfteekt het eerste licht, 't
Morgenstonds,
Den
Terwyl
Dj
daar uit zyn Kruik daauwdrupplen nederdaalen , vroege Ziaaaluw vliegt en toont den Mensch zyn'
ü Hoe bekoorelyk
is
hoe verkwikkelyk
de is
Wandeling
in het
uur van den nuchter en Dageraad!
de bedaarde Stilte der
langs de bedaauwde Laanen te treden en
Lugt
ie
pligt.
Natuure 't
te
mogen genieten
onberoofde Zoet der frijjcht
Jmaakcn!
Hervey.
Xx
De
!
34<5
,
, : ,,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING J^e Het
Nacht verdwynt, daglicht ryst
En ben
door
'k
Hoor
,
Ontwaak myn
Te zingen God
De
beveih'gd.
en pen aan
door hart, en mond,
God
danktoon klim' by 't
en denk
Morgenstond!
eerstling word'
En hand
Myn
lieve
een nieuw gefchenk!
ik leef,
God voor ramp
Zyt welkom
Myn
—
,
—
geheiligd. 't
klimmend
licht
vroeg gezang der Bofchchoraalen traage Ziel! 'k
ter eer
,
Nacht, op
by de
't
ben meer dan zy verpligt.
eerfte morgenftr aaien.
halfrond uitgebreid,
Verborg den glans en heerlykheid
Van 't Schepslenheir voor Sterflyke Oogen Maar 't licht, in dit gezegend Uur, Ontdekt de Schoonheên der Natuur'
Het werk van 't eeuwig Alvermogen. ó Eeuwig Licht ó Liefdegloed !
Mogt
ge ook het duister op doen klaaren,
Verdreef uw' glans den nacht , den nacht van
Dan zou
'k
uw
myn gemoed
heerlykheid den Menfchen openbaaren'.
De
,, ,
,
M
OVER DE
N
O R G E
De Daauw,
S
T O
N
D.
347
die vloeibaar diamant
Vertoont op gras , en bloem, en plant.
Verkwikt,
Het
De
in flille
Zomernachten,
dorstig aardryk, laaft en drenkt
vrugten van het veld
,
en fchenkt
Haar nieuwen groei , en geur , en krachten.
Drenk ook myn
En
laat
uw
Ziel
heil haar'
,
die naar
u zugt
grond befproeïen
Schenk leven, Levens Geest! dan zal'er deeelfle vrugt,
De vrugt
van heiligheid op mynen Akker groeien.
Maar Zilvren Daauzv., hoe fchoon ge zyt.
Wat
Uw
duurt
uw
glans een korten iydy
fchoonheid lleunt op zwakke gronden
Daar ze
in
een oogenblik verdwynt,
Als flraks de
Zon onze Aard
befchynt,
Waar wordt uw luister dan gevonden ? Waar' nooit myn deugd den daauw gelyk! Heer!
Geef
laat
uw
dat ze helder
kracht haar onderfchraagen
fchyn» en nimmermeer bezwyk'.
Al brandt de Zon van druk
in
zwaarbenaauwde dagen.
Xx
a
Hoe
,
348
:
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Hoe wyd zig V ruim der Heemlen flrekt, Zyn grootte ons ter verwondring wekt En we op zyn fchoonheid blyven ftaaren
5,
„ Hy is (roept ftraks 't verlicht verlland) „ Oneindig grooter, Hy, wiens hand Den Hemel en zyn Heiërfchaaren ,,
„ En
En Deeze
Eerst uit hun niet te voorfchyn bragt
't
hun fchoonheid heeft gegeeven
al
God ,
is
Bewaarde , en
in
die
my
in d' afgeloopen nacht
zyn gunst den morgen
—
Den morgen
!
maar wat
laat
beleeven.
lief geluid
ó Leeurik ! lokt ge onze aandacht
P
uit ?
Laat ge ons
uw
morgenklanken hooren ?
Zing dan
—
maar hoe! ontvlugt ge ons oog?
Wat klimt ge kleine zanger hoog Gy fchynt de Wolken door te booren. ,
Myn
Ziel!
fla
Streef, ftreef in
Op wieken En
laat
,
zulk een voorbeeld gaê,
uw
van Geloof in
uw Morgenzang
Üefpiegelingen 't
licht
van Gods genaê
door Lugt en
Wolken
dringen
I
Daar
,
:
M
OVER DE Daar
Kan Is
't
Voorsten
uw
in
—
do^Zon!
ryst
Zwygt
O R G E
,
wat
om
N
D.
349
INIajefteit!
zelfs
dien glans voorheen.
wierd aangebeên
Die nederboogen voor haar
ftraalen ?
Ziel, die zulk een dwaaling weert.
Heeft echter 't
T O
zwygt, geen heerlykheid
dat ze
Van Volkren
In
S
,
optogt hierby haaien
vreemd
Myn
N
,,
,
op vry eedier gronden
heerlykSchepzert beeld des Scheppers, dien zy eert
Den Vader
van het
De Zon
licht
,
de Bron van heil gevonden.
verlicht, geeft vreugd en vrugt,
Dryft damp en nevel
uit
de lugt
Haar loop bepaalt getyd- en- dagen:
De Zon van
^«7 verlicht het hart,
Verblydt de Ziel
En
druk en fmart.
doet ze waarheids vrugten draagen>
Den
nevel van bekommernis
Verdryftze
By hun
in
,
,
in wier
en werkt door haar verlichting
gemoed het nacht en winter
is
Een' dag, een lentetyd van leven, heil en ftichting.
Xx
3
De
,
,
,,,,
,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
350
De
rust, daar Stad en
Verdwynt
by
^
't
Veld
in lag,
klimmen van den dag,-
Be flilte vlugt voor bezigheden De llaap heeft nu zyn werk verricht De ontwaakte Mensch keert tot zyn Met frisfche en uitgeruste leden. Mogt ook, na 's Waerelds laatflen Wanneer
Myn
pligt
nacht,
het Graf zyn doön zal flaaken
rustend Lichaam, ó
Uit zynen yzren ilaap
De Zorg',
,
ter
myn God!
door uwe magt
heerlykheid ontwaaken
die ligt de rust belet.
Verliet al vroeg het zagte bed
De noestige Arbeid toont zig wakker. De nyvre Burger flaaft en zwoegt. De Landman en zyn Huurling ploegt Of zaait, of egt den vrugtbren Akker. Vlied ook myn Ziel de Ledigheid Zorg In In
's
't
dat 'ge
werkzaam wordt gevonden
goede werkzaam ,
als
ge , naar Gods wys beleid
Levens Avonduur, wordt van het vleefch ontbonden.
Gy,
!
MORGENSTOND.
OVER DE Gy
,
Uw
! , : !
351
die gedrukt door Ziekte ofpyn.
Oog
naar d' eerflen morgenfchyn
Vaak van uw
leger
hebc geflaagen
,
Alogt, na een' flaapeloozen nacht,
Met
Nu 't
zugt en fmarten doorgebragt,
licht
Mag
ik
uw
van
geneezing daagen
nog, na een zagte rust,
Aartsgoedheid
weer gezond verryzen
!
?
Schenk by 't vernieuwde licht , vernieuwde kracht en
Op
dat ik
lust
eeuwig roem dees nieuwe gunstbewyzen.
myn
Dit uur, dees dag,
Worde u
Zyn u
uwen
en
dienst
ganfche tyd
gewyd
de Morgemjferhanden
Gebragt van Levis Priesterfchaar
Mogt eeuwig, op myn 't
Dankoflfer
u
Myn weg
blyf' van
Dan
ftap ik
ter eere
,
branden
uw
licht bellraald.
door de duisternisfen
DerWaereld heen, en Aartsheiland
Hartaltaar,
zal
,
fchoon 't licht van voorfpoed
nooit het licht van
uw
daalt,
genade misfen.
Schyn
,,
3S^
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Schyn Zonne der Gerechtigheid!
Dat
zig
uw
En doe de
alom verfpreid'.
glans
Ziel geneezing vinden,
Die onder uwe vleuglen Als
't
onweer van vervolging
Ontdek het Laat
Het
fchuilc.
in
licht
duister
huilt.
oog der Blinden
de Heidenfche Woestyn
van
Verlicht de Jooden
't
Evangelie (Iraalen!
,
dat
uw
glans
ook op hun fchyn'.
Daar ze in een' duistren nacht, nacht van verharding dwaalen.
Geen Dag, geen blyde Verlicht' ó Neêrland
Nooit
ziet ge
Zon
Of zie ook hoe V^an
Om
't
uwen grond Oosten daagen,
het heuglyk licht
Vry - en - Waarheid u
God
verpligt,
de Erkent'nis op te draagen.
Verheerlyk
Het
in
!
Morgenstond
Hem,
die, door zyn magt.
licht uit duisternis
kon trekken.
Vergeet die weldaad nooit, en nooit
zal
u een nacht
Een nacht van Bygeloof of Dwinglandy bedekken.
,
Gy
hefchib de DuiJlerniJJe
,
ende het wordt
Nacht ,
in
den welken al het
gedierte des IVouts uittreedt.
Psalm CIV. De
duistre
Nacht pronkt
Een Kroon van Mankop
Zy fpreidt hair 't
Op
gewaad
dient haar tot een hoofdfieraady
om
halfrond te overdekken. 't helder Licht ontvliea. wild gedien'i gewoon in 't duister uit te trekken dat het buit behaale, aan haare zyden zien. Vleuglen uit,
Daar we Uil en
En
in het Starreryk
20,
P'lederinuis
— Jlrekt thans —
De Nacht
,
'c
die
zyn boden Scepter
fVaerehl. fVat doodjche /lilte
!
Wat
uit over eene Jluimerende
diepe duisternis
!
de Schepping
of de algemeene Aderjlag des Levens Jlil flaat , ende Natuur eene verpoozing maakt. Ontzacbelyke verpoozing, die haar einde
Jliapt.
Het
profeteert
is
!
YOÜNG.
Yy
De
,; ,;;,
,
354
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 'e Stilte is
op onze
myn
Niets zal nu
aard'
herboren
Befpiegling llooren
Den Nacht word myn gezang gewyd: De Zon is ons gezigt onttogen
De
zagte flaapzugt luikt reeds de oogen
Van moeite , zorg en
Men
hoort geen Zang der Veldelingen,
Geen kwinkeleerend 't
noeste vlyt.
Zvvygt alles; echter lust het
pluimgediert',
my
zingen
ter eer te
Van Hem , wiens Hand den loop van dag en Nacht belliert.
De woeling vlugt uit Veld en Straaten De Landman heeft den ploeg verlaaten. De Koopman fluit Kantoor en Kas De Werkman rust met moede leden De Menfch kent nu geen bezigheden En 't Vee ligt neder in het gras: Zo
zal
In
't
de
Dood
graf
komt
Misfchien zal ons in
Werk
dan,
myn
eens d'arbeid ftaaken
't
al
het werk te fpaê
kort de
Ziel!
Nacht
by tyds,
in
'c
des doods genaaken licht
van Gods genaê.
Het
,:
OVER DE N
A
C
,
,
H
T.
3SS
Het Roofgediert\ by dag verfcholen, Treedc nu
En Ach!
Hun
voorfchyn
te
brult in
't
V^eld
't
zyn holen
verhit op buit
,
dat nooit fnooder
prooi in
uit
wangedrochten
aaklig duister zogten
Dewyl de dag hun pooging
De
Dronkenfchap en de Ontugt boeten
Haar
Nu
nu , door geen oog befpied
lust
Roofzugt, die by
In
't
,
fluit!
licht
't
zou tegenlland ontmoeten,
uur der duisternis, geen gruwelen ontziet.
Maar Dwaazen Voor Hem,
!
die
Zal Duisternis
zal 't
de
N a c h t uw vlekken
hart doorgrondt,
uw
bedekken?
wangedrag
Verbergen voor het Alvermogen?
Waar fchuilt ge voor uw Scheppers Oogen By wien de Nacht is als de Dag?
Hy
ziet
u;
Hy
omringt
uw
paden.
Al baant ge uw' weg door
De Nacht,
't
donker'
dal.
door u misbruikt tot roekelooze daaden.
Schetst u een'
Nacht,
waarop geen Dag weer volgen zal.
Yy
2
Nu
,, ;
35(5
,, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Nu Een
voor al
't
fcboon der hoven
Gordyn gefchoven,
duistere
Nu 't
we
zien
mist de
Roos haar gloeiend rood
Sneeuwit der Lelie fchynt verdwenen
Paleizen
die zo heerlyk fcheenen
,
Staan zonder licht van pracht ontbloot.
Wat baaten uw bekoorlykheden ? Wat baat het of uw Lichaam praalt, ó Ydle Menfch
!
met fchoone en juistgevormde leden?
Indien het licht van deugd uw' wandel niet beftraalt.
De
nooit zal uw raazen
Nachtuil fchreeuwt
ó Lichtontwyker
my
!
verbaazen:
Het Bygeloof mag voor u
En
uit
uw
vliên
roepen ramp verwachten
Wy kunnen
,
als
we u
recht betrachten
In u het beeld des Zondaars zien.
Hy
vliedt het licht
,
en haat den
luifler
Die hem zyn wangeflalte toont,
Hy
vreest beflraffing,
Maar
enhy mint
als
gy, het duister.
raydt de plaats daar deugd en waarewysheid woont. 't
Wordt
,
deN
OVER 't
Wordt
Zie daar
lichter
,
A Maan
verrezen ,
,
elk
by
't
elk uit
En klom
;
en krygt vlekken
ftygt.
boezemfraet bevryd
zyn gemoed de Zondevlekken vaagen
'er
't
Dog met
licht
van deugd
,
by 't klimmen van den tyd
wat pracht ge ons zyt verfchenen
Gy moet nogtans uw ó
357
Itygen zyner dagen
Ook meer van Mogt
T.
!
fchoon gelaat ontdekken
Vermindren nu ze hooger
Wierd
,, !,
welk een heerlyk wezen
:
de Zilvren
in haar
,,
H
C
Zy breekt de Wolken door Nog fchooner glans terwyl de Die we
,,
Maan!
van
't
licht
ontkenen
helder licht der Zonn'.
Nooit zoudt ge met die fchoonheid praalen
En door Zo zy
dien weerglans de aard beftraalen
u niet verlichten kon.
Aartsheiland 'k
!
Bron van
Zweef zonder u
licht
en leven
in duisternis
Maar door uw invloed kan myn deugd haar fchynzelgeeven,
En
andren ftichten, fchoon 't een Nacht van onfpoed is.
Yy
3
Wae
,,
.358
,
,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wat
zien
we
u veranderingen ,
in
ó NachttQorts ! die aan
Nu Maar
Uw
wel met vollen ftraks
ons
En
afneemt,
tot
Hemels kringen
luister
Oog u
fchoonheid flechts
's
fchynt,
zult onttrekken ter helfte
ontdekken.
ge ganfch verdwynt.
Zo zyn alle Aardfche heerlykheden Hoe vast ze in 't Oog der Waereld
flaan
Los , onbeftendig , fchoon van dwaazen aangebeden
En
wisfelvallig, als
Wat
de wisfelende Blaan.
glansryk Heir van Hemelvieren
Zien we
al
den Kreits der Lugt verfieren ?
Wat Starren flonkren Wie zal haar grootte en
voor
't
gezicht ?
afftand
meeten?
Haar vorm en orde en werking weeten ?
Wie ftelt haar juist getal in 't licht? Wie door al 't Godlyk opgetogen ,
Roept
niet
,
met
Jesfes grooten
Zoon ?
Hoe heerlyk is uw Naam en Werk , ó Alvermogen Hoe blinkt uw Majeftiet in al 't verrukkend fchoon Maar
,,
N
DE
oVE R
Maar hoe verheven
A
Hy
'c
H
C
!
T.
359
zig die Lichten
Aan ons vertoonen , zy Nogtans
, , »,!, ,
verrichten
bevel van hunnen Heer
,
heeft aan elk zyn plaats gegeeven
Hun vasten loop hun voorgefchreven Zy keeren op zyn wenken weer. Ach
mogten
!
trotfche Stervelingen
Al klimt hun Aardich geluk
in top
Ook bukken voor de Hand, van wie ze 't al ontfingen. En volgen 't wys bevel des Alregeerders op
Wie ziet de zuivre Zo vol van luister,
En Wie
Nachtjuweelen
fchitteren aan
vuuren, fpeelen. 's
kan de magt van
Hemels Kroon; 't
eeuwig
Wezen
In zo veel gouden Lettren leezen
Fn knielen niet voor zynen troon ? Wie zal zig voor dien God niet buigen Die
Mogt
En
alles
Ongodist! u
rukken
uit
de eerste fchoonheid gaf, 't
een
fchoon des
Nacht
Nachts
nog overtuigen.
van ongeloof en
llraf
Zo
,
3(5o
: ,, ,,,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zo kan de Nacht myne aandacht wekken, En leerc my licht uit duister trekken Zo toont hy my en elk zyn pligt Laat andren , die in
Een 'k
Wat
blad
,
't
donker waaren
een fchim , een niet vervaaren ,
Ontdek , by
't
helder Redelicht
ydle vrees hen heeft bedrogen.
Geen
Nacht ontrust
vroom gemoed,
het
Dat , waar het waakt of flaapt , door niramerfluirarende oogen Bewaakt
De
en door de hand der Almagt wordt behoed.
,
Alheerfcher, die by
Zyn
Nacht en
dagen
Israël heeft gaê geflaagen
Geleid door Vuur- en -Wolkkolom
,
Verlicht in onfpoeds duistre Nachten
En
dekk' voor vyandlyke magten,
Zyn Neêrland Ja
!
fchoon ook
By God,
die al
Blyve
't
't
als
't
zyn Eigendom.
vredelicht
mogt daalen
khnken van de Krygsbazuin
woeden van den Vyand kan bepaalen
in een' Oorlogsnacbi de
Wachter van zyn Tuin.
:
U
E
J
D.
Gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uiver Jonglingfchap , eer dat de kosaade dagen komen, ende de Jaar en naderen van dewelke gy zeggen zult , Ik hebbe geenen lujl in dezelve.
Predik:
XII.
i.
De
Jonge Maagd verbeeldt ons door haar lachend wezen vrolykheid der Jeugd, die zorg kent nog verdriet: 't Doek toont haar leerzugt-; zy, die tyd nog vlyt ontziet, Poogt als de nyvre By uit bloemen vrugt te leezen
De
Daar
't
't
Verfiand der rechte tyd ovi
heid
,
zand, beneên in 't Uurglas voorgefteld , dat de Jeugd nog weinig Jaaren teic.
iDeinig
Ons aanwyst
Jeugd God
is
vlug , de
te dieren,
Memory
krachtig
,
't is
voor haar de
de Krans van deugd, de Kroon van heilig-
pajl op zulke Hoofden allerbejl.
Is
't
fVaereld groot, de Standva/ligbeid islofiyk, iyker is de overwinning.
G.
Zz
gevaar en de beksoring der is
de jtryd flerk
,
te heer-
Brandt de Jonge. Of-
!;,,
352
,
,,
y
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Offchoon myn kunst
in haar Befpiegelingen
ó Bloem des Landsl vaak uwer heeft gedacht, 't
Zy zy het nut der Leerzaamheid mogt zingen 't Zy 't lot der Luiheid van haar wierd betracht r zal ze zig
Tans
Tervvyl zy
't
nog meer
tot
u bepaalen
fchoon der rechtgeaarte
Jeugd,
Die God' behaagt en Land en Kerk verheugt.
Op 't dichttafreel zal Wat heil! zo gy,
u ten voorbeeld maaien. door haaren glans bekoord.
Ter deugd wierd aangeipoord
Een
Wtilpfchaart
En
driftig
Rechtaarte
Door
Zy
't
mag
God nog
Jeugd
in
't
wild losbandig rennen
Godsdienst gade (laan,
leert
vroeg haar' Schepper kennen.
Redelicht en niramerfaalbre Blaên;
kent den
God , den God van
haare V^adren
allerhoogst en allernodigsc goed
Als
't
En
tracht, langs
't
fpoor, gebaand door Jezus bloed ,.
In nedrigheid tot zynen troon te nadren
Zy
zoekt
Hem
Wordt
vroeg, en de eerstling van haar' tyd aan zyn' dienst gewyd.
Za
,
OVER
DE
U
E
J
G
,; ,, , , ,
,,
,
D.
^3
Zo poogt ze jong ten Tempel in te treeden Fn volgt hierin haar grooten Levensheer,
Zy offert Gode ootmoedige gebeden Zy hoort zyn woord en zingt zyn' naam Het Ongeloof
verlaate
's
ter eer'
Hoogflen wooning
Zy woont getrouw de Godsdienstoefning by. Dog nooit in 't Kleed der fnoode Huichlaary Zy weet God ziet door al die fchynvertooning En mint alleen een' ongeveinsden geest,
Hem
Die
Geen
En Maar
ydel
Boek ,
in waarheid vreest.
dat ligt de
de Ontugt vroeg in 't
't
Deugd kan hindren
jeugdig harte plant
eeuwig (Voord, die melk voor jonge Kindren,
Die vaste fpys voor
't
meer volmaakt verftand
Die bron van vreugd , verheugt haar teedre jaaren Dat heiltrezoor fchenkt haar het Daar boetze
Zo weet ze Zo zuigt
't
liefst haar'
nut aan
ze
De
't
al
't
grootst gewin
nyvren
aangenaam
leeslust in
te
,
paaren
vroeg gelyk de kleene
By
beste Lekkerny.
Zz
2
Zy
,,
3<54
;,,
, :, ,
, ,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zy
Wet, op Horeb voorgefchreven Door God geftaafd met heilbeloftenis kent de
Nooit weigert zy haar e Ouders
Zy weet watze
eer te geeven,
aan die Leidsliên fchuldig
is
Steeds zal haar hart voor hen in liefde blaaken
Zy flaat hun les, hun wyze lesfen gaê Zy volgt met lust hun zedig voorbeeld En , vroeg gewoon de ondankbaarheid te Toont ze
na
wraaken
elk, die haar ter deugd of kennis leidt,
Liefde en Gehoorzaamheid.
De
Nedrigheid blinkt in haar braave daaden
Die fchoone bloem
Zy
verfiert haar Lentfaifoen
fchept geen vreugd in prachtige gewaaden
Een
eerlyk kleed kan aan haar keur voldoen.
Zy eert haar Meerdren zonder flaaffch te weezen En toont zig ook by minderen beleefd; ,
De Aan
't
Vriendlykheid , die zoveel fchoonheid geeft
jong gelaat
,
is
uit haar
oog
Niet norfch , niet ftug , niet woest
Neemt zy de
harten
te ,
leezen ;
maar zagt van zin.
in.
Dft:
OVER De
Ü
E
J
G
3<55
zet haar vroeg tot yvrig werken aan
flyt
haar tyd en frisfche Lichaamskrachten
Niet vrugteloos, met fchandlyk
De
D.
Naarfligheid leert haar haar' pligc betrachten
En
Zy
DE
,, , ,
,;,
,
logge Luiheid
,
pest voor
Die wulpfchheid kweekt 't
't
in
't
ledig gaan.
jonge leven jeugdige
gemoed
Gemeen bezwaart en nypende Armoe
broedt,
Verfoeitze en toont, door eedier geest gedreven,
Dat zy den dag, onwerkzaam doorgebragt,Geheel verlooren
Oprechtheid mint ze
en
;
acht.
blykt in
't
al
haar poogen
Dat blanke Waarheid haar ten Leidsvrouw Haar jonge Ziel verfmaadt de
Geen veinzery 'c
vuile logen
heeft nog haar kleed bevlekt,
Eenvoudig hart kent
Maar
tracht nogtans
list
op
nog fnoode laagen, 's
Levens gladde paên
Daar Boosheid waakt , voorzichtig voort
En wysren
Zy
vaak
om
waagt niets
Wordt
ftrekt;
los
te
gaan
hulp en raad te vraagen ,
de
drift
van
'c
jong gemoed
niet te ligt geboet.
Zz
3
Zjr
,
3<56
; , ;
,
,;
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Zy
vliedt
den JVelhm en zyn looze netten
Die vuile
Of 't
fpin zal nooit het eerbaar rood
zuiver wit dier Lentebloem befmetten
Nooit heeft
Een wulpfche
De
wufte
dit gift haar
met ongebonden zeden.
voer',
Jeugd
van haar fchoon ontbloot.
ten dans
by veel of fnaar.
Haar kuifch gemoed veracht dat woest gebaar
En
wapent
zig
met deugd en wyze reden
Wanneer zy merkt,
dat fnoode Dartelheid
Voor haar den
Geen Die
Geen
Vuil geklapt geen ydle Zotternye, ras te veel het vlugtig hart
bits
Geen
Zy
flrik bereidt.
verwyt, geen
lastertaal
wordt
laffe
Het zwygen
past tog
vleïerye.
uit haar
fpreekt bedaard, en weet 't
bekoort,
mond
met nut
gehoord. te
zwygeii;
best aan haaren tyd
Zy hoort den Ouden, maar zy hoort met vlyt. En poogt daardoor meer licht meer vrugt te krygen Dan dat ze fpreekt , en vaak door waan geftreeld ,
,
Eens anders Oor
verveelt.
Ze
,
overdeJ Ze
is
U
G
^c\\\xwt
ze,
al
,,
D.
en houding ongedwongen
in haar taal
Gemaaktheid
e
»
;
357
,
toont ze zig beleefd.
Laat keur van fpys en drank aan kiefche tongen
En
is
vernoegd
in
't
Geen weidfche zwier,
geen de Aartsgoedheid geeft; die aan uitheemfche wetten
Het vry gemoed door
't
ydel tooilel bindt,
In wangeftalte een fiere fchoonheid vindt.
En
zig vermaakt in dartle feestzaletten
Geen Mode
ontfiert
hoe nieuw en ongewoon
,
Ooit haar natuurlyk fchoon.
Geen
los
Gezelfchap zal haar vergezellen
Dat meest
in
't
,
fpel zyn' nutten tyd verfpeelt,
Zy weet een perk aan tydverdryf te Hellen Hoe zagt het ook de jonge Zinnen flreelt. Het
nuttig zal
De
't
vermaaklyk overweegen
Wysheid ^chzize
't
allernuttigst
goed;
Wordt om wat gouds, gezogt, gezweet, gewroet,
En
't
zonder moeite
Om
uit
de aarde nooit verkregen
;
wysheidsgoud, dat meerder voordeel baart. Dient tyd nog vlyt gefpaard.
Geen
,, ,
3^8
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Geen
Baat-^ngt
Zyn
"'t
kwek
liaar,
en haar vroege jaaren
minst bezwaard met zorg voor
't
Huisgezin^
Maar reclit gefehlkt om weetenfchap te gaèren.. En, aangezet door eedle Lettermin, Tiacht ze onvermoeid door
Hoe zwaar Maar y\is
alles
heen
te
dringen,
hetfchynt, ze ontziet geen last of zweet.
acht haar tyd en arbeid wel hefteed
zy, door hulp van leerzaame oefeningen,
Het
doel bereikt, dat ze in het Letterveld
Zigzelf heeft voorgefteld.
\'olg edel Kroost der vrye Batavieren!
Dit loflyk voorbeeld in uw' Lentedag
Zo zult ge Staat, en Kerk, en Huis verfieren, Zo kroont Huis, Kerk en Staat uw braaf gedrag. Zo zult ge in rust ter zilvren grysheid nadren Zo noemt u elk, die 't nut des Lands betracht. De vreugd des Volks, de Hoop van 't Nageflacht, Rechtaarte Zoons van uw beroemde V'adren Zo
fchraagt ge als zy,
door Godvrugt en Veriland
Het vrje Nederland.
,
, ,
OUDERDOM.
Ouderdom
In den gryten de groene zyn, om
zullen
zy vrugten draagen: zy
te verkondigen dat de
HEERE regt
zullen vet en-
is.
Psalm
XCII. 15.
DeVroww, die, grysvanhair, gerimpeld van gelaat Ons d' Ouderdom verbeeldt, in een verflenst gewaad. Zien we in haar linke hand een Bril en Uurglas draagen Ken Uurglas dat ons hiexfchier ledig worde vertoond : Haar rechte hand leunt op een Jlok , om 't lyf te fchraa^en Haar voet ftaat by het graf, dat ryk nog arm verfchoont. Indien yder leeftyd zyne bitterhcden en zoetheden heeft , zo dunkt my nogtans , alles wel overwogen zynde, dat een Jlille, vreedzaame en eerlyke
OuDEKDOM,
boven alle andere trappen des Levens moet ge(Idd worden. eerwaa rdige grysheid van een vroomen Ouden , heeft niet alleen , vieer ontzag , maar ook meer eerlyk vermaak , dan alle de aanhkkingen en liefkozeryen die den jongen vervoeren.
De
Rivet.
Aaa
Roem-
, ,,
;,
,
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
370
*z.Coemwaarde Gryzaarts! die, zo blank van deugd, Als wit van hair, getroost den tyd voelt nadren,
Die 'k
't
ongeloof verfchrikt
wy
Zing u ten dienfbe , en
maar u verheugt
,
,
godvruchte V'adren
Aan u myn zang, myn zedezang; offchoon Het kunstmuzyk u Verwaardigt u
Myn En
Poëzy
meer kan bekooren
niet
myn Poëzy
te
hooren
vlegt eene letterkroon
poogt daarmee , vervreemd van weidfche zwieren r
Uwe
achtbre kruin
te fieren.
Dat Dwaazen,. door een* ydlen waan
oOuderdom! Ik kan in u,
Meer
lief
verleid,
u vry rampzalig achten
al raast
hun onbefcheid,
dan leed, meer
lust
dan
last
betrachten.?
In u, die, wars van Waereldfche ydelheên, In
's
Hoogften dienst
uw
leven hebt gefleten»
Die, aan den oever der Jordaan gezeten,
Het uur verwacht
En
reeds van verre
De
,
om aan
Kanan 't
in te treên
eind' der
Zandwoestynen
Rustplaats ziet verfchynen.
Dog
,
,
OUDERDOM.
OVER DE
371
Dog zvvygt myn kunst, die vleïery veracht. De rampen niet die uw geftél bezwaaren ó Ouderdom! gy voelt uw Lichaamskracht Vermindren by
't
vermeerdren uwer Jaaren.
Uw Huis vervalt, door flag op flag gefchud. Uw Wachters beeven en door onvermogen Gaan uwe
iterke
Die Pylers daar
Uw Maalfters
in
werk verhinderd
haar getal vermindert.
men
zoveel fchoon ontdekt,
het glas u nog tot hulp verftrekt,
glas ten dienst der
Ouden uitgevonden.
Gehoor verdooft , gy kunt met moeite en vlyt
Eens anders reden pas
De /maak 't
ter helfce
hooren.
vergaat, geen fpys kan fchier bekooren,
Het minst gerugt
Op
haar
wierd geflut.
af, verzwakt in laatre levensftonden
Wanneer
't
Gebouw door
Cezigt, waar door
Neemt Het
't
worden
Wyl
't
Mannen krom gebogen.
zagte dons,
verveelt
u , en gy
flyt
met zugt- en droeve klagten.
Vaak jlaapehoze nachten.
Aaa
a
Geen
,
,,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
372
Geen
bloem der Lentejeugd,
roode roos, de
Bloeit op gekreukte en ingevallen' kaaken
Ge
ontbeert dat fchoon , en mist de gulle vreugd.
Die komraerloos de Jonkheid kan vermaaken.
Ge ó
draagt, door ziekte en
O u D E R D OM
Zo
dat ge vaak
Met 'k
De
ó
,
een lichaam vol gebreken
door
al
dien
al
't
leed
,
waarmee
,
kwynend
bed.
by zoveel rampen ,-
Ziel nog heeft te kampen.
fchoon u zulk een
Ouderdom! Die onder
,
bezv;eken
last
fmart moet worstlen op het
Zwyg van
Dog
!
ongemak bezet,
't
aan
kruis
's
uw
last
van kwaaien drukt,
Hoogden
dienst geheiligd.
hals gewillig bukt
Gy blyft nogtans voor grooter ramp beveiligd: De Waereld die alleen het zigtbre ziet ,
Ziet ook alleen wat lastige ongemakken
Uw
leemen hut van tyd
Maar kent daarby
Waarmee ge uw'
tot tyd
verzwakken-,
het zalig voorrecht niet.
geest, tot de uicerlle oogenblikken,-
Kunt fterkenen verkwikken^
De
,, , ,,: ,
:
.
overdeOUDERDOM. De
•
Zig
onvaste Jeugd
tot
een zaak tans
Die ze even Is los
en
U
driftig
die
zaaken wikt
driftig
toont genegen
morgen weer veracht wegen
met een meer bedaard gemoed ,
en
niet zo ligt door
Ouderdom!
ó
die ligt en onbedacht
onheflend'ig in haar
Maar gy ,
De
,
,
't
wys door
't
fchynfchoon
ondervinden laat
uwe werken
Niet veel verandring merken^
De
wyze raad
verblinden,
gy bouwt op vastren voet
Ee/iendigheid \^^t ons in
Uw
373
(Irekt
-
andren vaak tot nut
,
Jongling roem' de llerkte zyner handen
't
Gemeen
belang wordt meer door u gefluü,
Ervarenheid fchraagt best het heil der landen.
De
laatre
Herfst fchenkt ons de rypfle vrugt;
Een Stuurman , Stiert best
lang beproefd in Zeegevaaren
de Kiel door de ongefluime baaren
Wanneer
het volk een dreigend onweer dugt.
doorzichtigheid, die niets te los zal waagen
.
Vertoont zig oud van dagen.
Aaa
3
Het-
;
;
,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
374
Het
onrein -uuur, dac
(De wufte Jeugd Haar fchoonte
die wellust kan bekooren}
en zonde en
ontfiert,
hartstogiftorm
Wanneer
de Jeugd ontfteekt,
u en heeft zyn kracht
Verdooft in
Geen
ligt
't
door zugt
,
llrafFe
kweekt,
verloren.
die 't jonge hart vervoert
om
ryk of grootfch
te
leeven
Door Nyd, of V'reugd, of Droefheid wordt gedreven, Heeft ooit zo
Gy
ligt
uwe
Itille
rust ontroerd
weet veeleer, door welbeftierde zinnen,
Uw
driften te overwinnen.
De Dwaas vergaap' zig san een' Laat hem het fchoon der Waereld
Gy kent
baar aart^ gy weet ze
Waarin ons Haat, Bedrog en
ydlen fchjm
vry behaagen, is
een woestyn,
List belaagen.
Gedrochten die op de onfchuld woên , wier magt Zo menigmaal door u wierd ondervonden
Nu
juicht
uw
hart
,
terwyl ge in weinig flonden
Uw Levensreis- gelukkig Een
(lapje
hebt volbragt;
nog, dan zyt gy
al
't
vermogen
Dier Vyanden onttogen.
Gy
,
OUD ERD
OVER DE Gy
met vreugd
ziet
Bedaard
,
aan
,
't
einde van
, ,, ,
,
,
o M.
375
uw paên
rug op zoveel moeilykbeden
te
Op al 't gevaar gelukkig doorgefiaan^ Op al het leed met lydzaaraheid geleden. Ge errinnert u by 's Levens avonduur Gods gunst y beproefd 'm de afgeloopen' wegen,
Hier vindt ge blyken van zyn milden zegen
Daar tekens van zyn hoede en wys beftuur Gints van zyn magt, die, welk een magt u plaagde^
Getrouw u onderfchraagde.
Gy
weet die God, wiens
uw God by
Blyft ook
Hy
zal
,
daar ge u
't
al
ge ondervondt,
liefde
hooggekloramen leven
vroeg aan
Hem
verbondt
Schoon grysheid naakt , u nimmermeer begeeven. Al fchynt
Gy
zult in
hem
Al üert geen
De
uw
Staat van Aardfche
>
een eedier vreugde erlangen
blos
uwe
grysbeidskroon
Die Kroon, op
vreugd beroofd
't
uitgeteerde
fiert
uw
wangen
godvrugtig hoofd,
pad van waare deugd gevonden^
Wordt door geen
tyd gefchonden.
Ver-
,
,, , ,
!
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
37<5
uw gehoor,
Vermindert
Gy
hoort
God
zelf wan vrede tot
Verzwakt het Oog , gy
Van
't
Uw
Zyn Arm
,
u
in
Wanneer
Dan
ge
"'t
't
om
Strekt u een flaf ,
den morgenglans
hy redde u door zyn bloed,
leeft,
die
ziet
u fpreeken.
door de Wolken breeken.
zaligst heil reeds
Goël
gy hoort nogtans
leed kon onderfteunen veilig
dal des
zult ge grys en
op
te
leunen
doods bewandlen moet..
moe , en
zat van Jaaren
In rust ten grave vaaren.
ó Vadren! die door Godvrugt, en verftand.
En
ryp beleid het algemeen helpt fchraagen
Uw grysheid ftrekke een Zuil van Nederland, Uw Heilzon klimm' by klimmen uwer dagen 't
Rehabeam mag
Der
los
en onbedagt
Oudften raad-, zyn ryk ter ftraf, verfmaaden;
Het dankbaar volk kroont dien met lauwerbladen Uw wyze raad word' lang met nut betracht. Lang blinkke uw deugd in 't Vaderlyk Der vrye Batavieren!
beftieren
,
,
K
R
—
Een Ryke
-
en heroeme
M.
z'ig niet in
zynen
R Y k d o m.
'"'
Je REM. IX.
23.
De R Y K
13 o M , die hier op een' gouden zetel prykt Stelt al haar eêl gefleente enfchatfen ons voor oo^en. Daar 't wollig l^ee , en goud, en zilver haar verrykt.
Geeft Kroon en Scepter ons een blyk van haar vermogen: Maar , wyl ze bh"nde]ings haar goed den Sterfling deelt
Op
Niet de
deugd nog ondeugd
Rykdommen,
iet, zien
wy
tnaar de begeerte tot
haar blind verbeeld.
Rykdommen
is
dewortehan
kwaad.
Niet Zy, maar diezi misbruiken doen het kwaad, nademaal zy dezslven met ongeregelde lujlen begeeren, door kwaade middelen byéén fchraapen , tot een kwaad einde aanleggen, met verdriet alle
bezitten
met ongeruftheid bewaaren, en met wanhoepe
*.
verliezen.
Du MOÜLIN.
Ebb
Leent,
:
378
, ;
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Ryken, leent
*/Zi!eent,
Zing u ten nutt';
'k
Dog waant
ü
my 'k
niet dat ik,
luistrende ooren
wyde u myn kunst;
om uw
onverdienden lof doe hooren.'
Wat
lot
Moet
Om
't
Zy, Zal tans den
my
treff
'
,
myn Poëzy
nooit, bezield door vleïery.
goud den
Sterfling
hooger achten
daar haar gunst nog wangunst fluit,
Rykdom
in
zyn
juisten aart betrachten.
Dies loktze uwe aandacht
o
gunst,
RyKD o M
!
uic.
meest van kleen - en - groeten
Geliefd, gezogt en aangebeên,
Alsof een fchat van Zaligheên In
uw
bezit was opgefloten;
Offchoon ge nooit de Ziel verzaadt 'k
Mag
echter u geer^ bron
van V kwaad.
Geen vyand van de Godvrugt heeten
Neen
Met
!
'k
weet gy hebt , wanneer gy wierdt
recht verzameld en
De Godvrugt
met dankbaarheid bezeten.
zelfs verfierd.
Gy
, :» ,
OVER Gy
RY
DE
waart een blyk van
's
Wanneer ge , met geen
drift
Nog
vermeerd.
door geweld of
Gy Ten
ftrekt,
by
die
list
verkregen.
u wel befteên.
beste van het algemeen; zal
uw
Dog
uw
glans bekoorlyks heeft
wat
bezittren krenken
ge ook fchynt, gy
Z'^x.è.Qtninfle
Die God zyn Kindren
Wat
heil
verwekt ge na
Rykdom! Gy ftuit geen ó
Gy
379
begeerd
Misbruik
Hoe fchoon
M,
Hemels zegen.
Van vrooraen Abram wierdt
't
D o
K
^,
,
door
al 't
't
der gefchenken
geeft.
zwoegen
geliefd IVletaal!
pyn, gy heelt geen kwaal,
geeft geen rust, geen vergenoegen,
Maakt niemand meerdere achting waard'. Verandert niemands ftuggen aart,
Gy
kunt geen korten leeftyd rekken
V^eroorzaakt geen verfland of deugd,
Nog weet
ons voor
Gy
't
gevaar
,
voor Haat of Nyd
fchenkt geen waare vreugd.
Bbb
a
te
dekken
_ Wat
, , ,; ,
38o
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Wat moeite kost ge by 't vergaêren ? Wat kost het zorg , om u voor 't woên Van Roofzugt en Bedrog
Wat
Wanneer
't
't
't
benaauvvd gemoed
zyn faamvergaderd goed.
linkfche treken wist te winnen
Of 't weer op Of door
hoen ?
angst i wat droefheid en gevaaren ,
Verwekt ge voor
Door
te
bezitten leert
En
't
't
onverwagtst verliest.
meer
't
goud dan God beminnen >
aardfch voor
't
hemelfch kiest ?
Wel hem, die met een ryper oordeel U in uw waarde recht betracht ,
U En
driftig
weegt
al
zoekt , nog los veracht 't
onheil en
al 't
voordeel
Dat, naar ge deugd of ondeugd
flreelt,
Den Staat door u wordt meegedeeld Wel hem, die, zuiver van geweten, Niet als een Mol in de aarde wroet
En ,
fchoon hy 't goud bezit , niet wordt van 't goud bezeten
Maar oogt op
beter goed.
Die
,
R Y K D
D E
oVE R
Die zo voorzichtig by
Van
o
M.
381
erlangen
't
aardfche fchatten werkt en denkt.
Zal nooit, hoeveel hem de Almagt fchenkt, Zyn hart 6 R y k b o m aan u hangen ; !
Maar
bindt zig nader aan dien
Van wien zyn
God,
ryk gezegend lot
Door vrye goedheid nederdaalde; Erkennend
Door
dat
hy
Verheft hy
blyft de
nog door kunst.
nog door nyvre vlyt behaalde.
grootre wysheid,
Hy
't
's
Hemels
gunst.
Hovaardy verfoeien,
Offchoonze in
't
ydele
gemoed
Door u gekweekt wordt en gevoed Dat by zyn
fchat
Zou hy, om
Hem Geen
Om Hem
zegent
bittre
zyn waan
dat
,
ziet groeïerr.
Gods milde hand
en zyn huis en land
tegenfpoeden treffen.
dat een ander uit het ftof
opbeurt, zou hy zig dan daarom zelf verheffen?
Hoe ydel
was zyn
Bbb
3
lof!
Hy
,
382
:,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Hy
zet ten fleim van zyn verfrouwe»
Geen
Hy Die
goed, geen blinkend flyk,
toont zig nooit dien Dwaas gelyk huis
't
Op
tydlylc
op
zand beflond
zand dat
losfe
't
't
Wanneer de vloed
De
,
ligt
'er
te
bouwen
vergaat
tegen
i,
flaat
regen valt, en winden waaien;
Zyne
Ziel, die eedier fchat verbeidt.
Laat door het glinstrend aas der dwaazen zig niet paaien.
Maar hygt
Hy •
naar de Eeuwigheid.
poogt door zyn verkregen fchatten
Zig
De
Om in
in geen
geen wellust
baên
't
uit te fpatten.
door Staatzugt niet beroerd
meest het blinde Volk vervoert.
Als fchatten haaren
Zyn goed
Hy
te
Maatigheid beftiertzyn daên.
Hy wordt Die
overdaad
hoogmoed fchraagen
baart andren geen verdriet,
geeft aan minderen geen reden
En
om
te
klaagen.
drukt zyn' naasten niet.
Hy
R
DE
oVK R
Hy fchat
Y
,,
,
:
D o
K
M.
383
een yder dag verloren
Die zonder weldoen wordt verkwist.
Geen
Hy
Gierigheid
geeft
Ten Geen
met onbekrompen hand
dienst van
lasten zal
En, hoe
's
•
't
hy
vrye Vaderland
Lands
tracht de
i
zig onttrekken.
veel gouds
acht (vervreemd van
Hy
hart of kist,
opent willig zyn trezooren.
En
Hy
^\i\t
hy ooit bezat,
d' aart
heil
der onverzaadbre vrekken_)
zyn grootflen
Kunsten aan
te
kweeken
Kroont JVeeten/chap en noeste Beloont de Deugd, en
Wanneer hy de Armoe ,
is
fchat.
vlyt
,
verblyd
fchier
bezweken
In haaren druk, verflrekt tot troost,
Hy
helpt het vroeg verlaaten kroost.
En poogt Gods
Zo
Hy
durft
Heiligdom
te
fchraagen
vaak door woede neergerukt
zyn fchatten voor den Godsdienst
rustig
waagen »
Dien Dwinglandy verdrukt,
ó Ryk-
:
384
, ,
!
:
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 6
RYKDoM
!
wierdt ge zo bezeten
Bezeten zonder Eigenbaat!
Dan
waart ge nut voor Kerk en Staat,
Dan mogt ge een fleiin van 't Menfchdom heeten. Dan wierden Wellust Twist, nog Pracht, Nog Afgunst door u voortgebragt. Dan zag men geen Afgoderye ,
,
Door u
geteeld in dit gewest.
Dan waart ge een Kroon des
Van
ó Land
!
Door
uit
't
Volks, een Zuil der Maatfchappye
vry gemeenebest.
tweepaar Waereldftreeken
nutte Koopvaardy verrykt
Dat voor geen andre Landen wykt In uw vermogen aan te kweeken
Ach
dat ge nooit
!
by zulk een
Der Vadren Nedrigheid
vergat
nooit het laater Nakroost hooren
Moogt
„ De Rykdom '
fchat
In Neêrland
,
daar
ging, ten kwaader flond,
hy wierd
uit
„ Door weelde en
Nedrigheid geboren pracht te grond
y ,
M
R
De Arme ,
o
D
E
wandelende in zyne oprechtigheid*, , al is hy ryk.
is
E.
Itter dan di: verkeerd is
van wegen
Spreuk. Sa L. XXVIII.
CJ.
Frouiv, die bleek van kleur en mager van gelaat. Ons hier verbeeld wordt in een oud verfcheurd gewaad Zien we, om een liefde gifi, haar rechte hand uit [trekken
De
haar bom, waarin haar onfchuld woont, Hemel, om van daar haar heil te ontdekken, Terwyl ze ons de eigenfchap der deugd^aame Armoe toont.
De Zy
De
linke drukt
ziet ten
Armoede
doet geen
kwaad den geenen ,
Natuur van nooden heeft
,
zy dwingt tot foberhcid. zyn, is een groot e Rykdom.
die niet
meer begeert dan de
en al ivie meerder begeert doel ze goed: want IVelnig te hebben , en daar mede te vreden te
Du MOULIN. Ccc
Gy,
:
38Ö
, ,
,
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING ^^y En
uw vermogen roemt. uw verkregen fchatten
op
die
waant dat
Het
grootst geluk in zig bevatten
Maar de Armoede als rampzalig doerat, Verwaande Rykaarts flaakt uw oordeel !
En
denkt niet dat het Zaligst voordeel
Beftaat in ryken overvloed: 't Is
En
ziet
misverftand, komt, hoort
hoe de
Armoe
vaak in
't
my
zingen,
welbewust gemoed
Smaakt eedier Zegeningen.
ó Eerlyke
Van Die,
't
Armoede!
onder
't
lot
nypende gebrek gezeten,
niet befchuldigd
van
't
geweten.
Bukt lydzaam voor de hand van God,
En 5
zonder morrend onvernoegen
U weet naar
zynen wil
Befpiegel met
En, zo wy
Dan
zult ge
te
my uwen
voegen Staat
dien te recht betrachten.
u , hoe ge van de Waereld wordt verfmaad Niet zo rampzalig achten. 't
Is
,
OVER DE A R 't
Daar
Is is
M
O
waar , V gemak ontvliedt geen weelde of pracht
te
,
, , ,
,
EDE. uw
Stulp
387
,
vinden,
Ge ontmoet by Grooten weinig vrinden. En vaak by Mindren weinig hulp Schaars moogt ge by uw lastig wroeten Met fchraale fpys uw eetlust boeten , ,
Pas kunt ge Pas
En
als
*t
voor de
't
naakte Lichaam kleên,
de nacht verfchynt
Op
Dog
,
dan moet ge
uw moede
leen
harde leger rekken.
't
treur
koude dekken
felle
om
zoveel onfpoeds niet
Ween niet of Iaat myn dichtvermogen De traanen van uw wangen droogen, En troosten u in uw verdriet. ,
By
't
licht der
Vertoon en
all'
onbefmette reden die tcgcnheden
Zig niet zo fchrikiyk voor
't
verftand
Als ze in het oog der Ilyken fcheenen;
Dan zyn
het roeden
,
Om u
in
uws Vaders
van de
licfdehandy
aard' te fpeenen.
Ccc
2
Zy
, ,;,
,
;
;
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
3S8
Zy leeren u voor ydlen waan. En logge Ledigheid u hoeden Door
arbeid nutte kunflen voeden.
En naar volmaakter Schatten flaan Zy noopen u om d'Ongezienen ,
Om
God niet om het Brood te dienen, Zy hoeden u voor overdaad,
Zy doen u min voor
En
't
dreigende gevaar, dat meest den
Met mindre
De Rust woont Meer dan
De
in
Door Gaat
't
in
\ ruim
een laage Hut Paleis der
Hof
Grooten
gefloten
weelde , uit overvloed geboren ligt
de glans der deugd verloren
meest op
't
't
Schepfel ziet,
Heeft meest des Scheppers toorn
zal
fchaadtj.
door de Lyfvvacht wordt befchut;
"De pracht, die •
Rykdom
moeite ontvhgten.
zorg wordt uit geen
Schoon
Wie
ovfpoed dugten
de Vriendjchap , die
men
ons
om
te 't
wachten voordeel biedt
Een waare Vriendfchap achten? Al
,,
Al
ziet ge
o E D
weinig
E.
389
difch belaaden,
fobre fpys kan ook verzaaden
Met
,
met geen kostbaarheên
Vany^y^ en drank uw'
De
M
A R
D E
o V E R
^y
is
Natuur
;
vreên:
te
By overvloed van lekkernyen Zal
uw
Dan
Men
gezondheid meerder lyen daar de Ichraale kost
kan zyn dorst door
't
u voedt:
bronnat
flillen
Dat minder fchaê verwekt , dan daar men tyd en goed Durft by den wyn veripillen.
AI pronkt gy
De
grove
Kan
't
in
geen Purpren Kleed
Py kan ook verwarmen
pronkgewaad u meer befchermen
Voor Ziekte, kwaal en drukkend leed? Al
Gy
rust ge
zult
ook op geen Zwaanenveeren
nog minder
Dan hy,
rust ontbeeren
die fleeds naar fchatten tracht.
Zelfs als zyn leen op dons zig flrekken.
Een vroom gemoed flaapt ook op 't bardfte leger Geen gouddorst zal het wekken.
CCC
3
zagt.
Hy
;
390
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING My Met Dan
minder arm, die
's
luttel
ó Lydzaarac
's
Goudzugc wordt gedreven.
ligt
Hemels
Armoe!
Dan Rykaart
rust
zyn' flaat
door het goud niet wordt verzaad.
Vaak kunt ge
Dat
in
goeds vermegd k^n leeven.
die, door
En
Zyn
, , ,
beter draagen.
zyn
al
liefde fiagen
lastig
goud
zyn vreugd hem doet vergeeten
beneemt, hem meest met moeite werkzaam houdt.
En
vaak van angst doet zweeten.
De Nydy
die
Tracht u niet
Niet
list
naar
ligt
wordt de
Der fnoode
Gy
eerst
't
den 't
Rykdom
plaagt,
hart te (leeken
Armoe
door de treken
F/eïerj belangd
kunt by blieven rustig zingen.
Geen Plonderzugt
zal
u befpringen
Om geld met moeite en zorg gefpaard.* Uw Stulp vreest voor geen roofjoldaaten 't
,
Die zullen, fchoon geen
U
flot
uw
ongehinderd
Kist of Kas bewaart,
laaten.
De
,^ ,:
o
VE
De Ryke
o E D
,
,
E.
391
door het goud verblind
God vertrouwen
Zal meer op goud dan
Hy
M
DE A R
R
,,
zyn fchuuren grooter bouwen
Iaat
Vermits zyn Ichat meer fchatten wint.
Hy
Tot hem het
En
flraks
Maar gy,
Uw fchat
met zyn
(Ireelt zig
in
't
van
komt
zyn
al
die aan geen
verrasfen
beil ontbloot
goud
blyft kleeven
aardfch niet zogt, verwagt getroost den dood.
Om Deeze
eeuwig rjk
aarde
Hier moet ge
En
Sterflot
volle kasfen
niet
is
m
te leeven.
uw
Vaderland
ballingfchappen zwerven i.
vaak het nodig voedfel derven.
Zou ook
het meerverlicht verftand
Zig nog met blinkend flyk belaaden
Wanneer
't
langs moeïelyke paden,
In zandwoeflynen wandlen
Gy Maakt
5
vreemd van
's
eedier voortgang,
Om
Kanan
moet?
Waerelds fchynbaarheden
min bezwaard met tydlyk
goedj,
in te treeden.
Uw
3'9i:
,,,,
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Uw Gy
Reistogt duur* dan lang of kort,
weet, de Hoeder van
Zal deugdzaame
leven
Armoe nooit
En fchoon uw Zyn
uw
begeeven
fpys verminderd wordt
liefdezorg zal nooit verraindren
,
lly blyft de Vader van zyn Kindren,
Hy
die Elia Vleefch en
Brood
Door Raaven zond, met hem bewogen. Beweegt voor u het
Tot
Zie., zie
Ryken
in
den nood
teder mededogen.
"'t
weldaadig Leeuwendaal,
Hefdepligt aan u
Zyn 't
hart der
bewyzen
uw hart door drank en fpyzen. Het kleedt uw naaktheid, zalft uw kwaal.
Verkwikt
Giet
Wyn
en Oly in de wonden
Helpt Weezen
En
leert de
,
die geen helper
vonden
Waereld hoe men moet
Noodlydenden
tot heil verflrekken.
Dat de Albeheerfcher lang de Volkren dekke en voed' Die d' Armen voên en dekken!
,
VERGANG KLYK
Ende de WaereU gaat voorby ende haart
HEID.
begeeiiykhcid.
I
Deeze Draagt
,
,
Joh. il
17.
oude Vrowji
, die in verjletcn kkedren ftaat in haar rechte band een Bloem , die ras vergaat,
ghs zo ligt te breeken toont Vergangklykheid ons door dees Schildery: De Zon , die hier in 't wejï fchier 't halfrond fchynt ontweken Ontdekt ons , dat de tyd loopt onvermoeid voorby. In de andre houdt ze een glas, een
En
fTat is hier tog bejlendig en duurzaam in de ganfche TVaereld ! luaar wijl Menfcbetyke , niet dan Men/chelyke wysheid of deugd bejlendigheid te vinden ? ket aaiigenaamfte en alom mee/l begeerde gaat voorby , en begeeft ons, wordt onder het genot , naauwlyks genoten ^ en Jlacht het broze glas, hoe fyner boe eer gebroken.
VOLLENHOVE.
Ddd
Hy
,,
3P4
,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING JoTy zoekt
het leven by de dooden
De rust op de ongeruste Zee, De veiligheid in angst en nooden De vreugd by 't kermend ach en wee Die , afgedwaald van Zoekt onvergafjgkljk
zie in
myn
(^Daar niets beflendig
Het
's
fpoor der reden
Waerelds fchynbaarheden»
Sterfiing! keer,
Keer
Kom,
heil in
't
gy wordt misleid.
Befpiegelingen
is
dan de onbeflendigheid^
haajivergangklyk lot der ondermaanfche dingen.
Befchouw 3 zo u geen waan verblindt
Befchouw uw onbellendig leven, 't
Wordt
Een ftroom Eén
Eén
flag
,
Hoe
als ,
een damp , een rook , een wind >
een fchaduvv voortgedreven.
ziekte, één koorts, één val, één floot
één
worm
ras
verloopen
Geen Arend
,
één kruid veroorzaakt ligt uw' dood.
uwe
vliegt
met
J.iaren, fneller vlugt.
Geen Schip zeik met meer fpoed voor windjdoor 't vlak der baa-
Geen
afgefchooten' Pyl fnort raslér door de lugt.
C^en»
Al
,
,
OVER
DE.
,
,
: ,;
,
V ER-G A N G K L Y K H E
Al zaagt ge
als
Vorst
uw
I
D. 395
aanzien groeien
Uw Wet gehoorzaamd van gemeen Uw Kroon zal niet beflendig bloeien 't
De dood
Hy
Uw
troon
is is
door
dringt door de flot
nog wal
wankelbaar,
ligt
Ter uitvoer brengt,
Of
Of door Door
't
door het
lot der
Lyfwacht heen
te fluiten.
wordt ge, eer ge uw befluiten in
't
Hof gelegd,
Oorelogen
een fnood verraad, of, tegen
pligt en recht.
muitend Volk beroofd van aanzien en vermogen.
Geen
Heerfchziigt keert het
Geen magt
heeft ooit zyn magt
Doodsgeweld
verwonnen.
Geen moed befchermt den Oorlogsheld, Geen wysheid wyze Salomonnen
Geen deugd weerde
ooit het Sterflot af,
Geen blanke Godvrugt hoedde een David Geen
'Jeugd een Abliilon, dien Spiegel,
Dat beeld der
Geen ^qïq Jchoonheid Geen
'voor het graf.
losle Jonglingfchap
fpaarde een Esther een Abigel,
gryshejd Enochs
Zoon op
Ddd
2
's
Levens hoogden
trap.
't
Zy
,
390
,
,
:
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING *t
Zy
ge u vermaakt in weeldezaalen
Daar wellust
Om 'c
Zy
flyt in
,
flryd, oor,
Maar de
En
,
pracht en overdaad
oog en mond onthaalen,
eedle Ziel niet wordt verzaad
ge onder drukkend leed moet klaagen
,.
tegenfpoed onaangenaame dagen,
Het zy ge
Of leeft
en vryheid woont
in rust
van anderen afhangklyk^
Ligt wordt u eerlang, door den dood of tyd getoond.
Dat
's
Waerelds
last
en
lust
is
onvast en vergfinkljk.
Hoop goud op goud, kan 't zyn vergaar Den Rykdom der Perufche mynen Vermeer uwe inkomst jaar op jaar. En laat uw (laat te vaster fchynen: ,
Gy Geen
koopt, met
uurtje levens,
Rukt
uit het
als
al
dien fchat, hoe groot:
u de onvermydbre Dood
midden uwer fchyven.
Het goud hoe hard, hoe
Het
duur', het
iVlaar
goud
wacht, met
vast,
hoe
lang-
zal zelfs hier nietbeftendigblyven al
hetaardfche, eenzekren ondergang.
Ver.
,,
o^ER
,
,
; ,
deVERGANGKLYKHEID.
3^7
Verwerf door dappre heldendaaden
Door
kunst of zueetenjchap een Icroon
V^an onverwelkbre Lauwerbladen
Dac groot en Dat Dichters u
En
Iaat
klein
onfterflyk
het Nageflacht op
Het hoedt geen Al mogt
uw naam
Het brengt geen
En
't
u achting toon'.
uw
noemen
verdienden roemen
Sterfling
zagter rust u in
vergaan;
uw
grafplaats aan ,
uwe beendren gesven,
Bowjü Ltntivaranden dat
uw
flaat
,
.
kunde, en orde, en groot vermogen
In keur van vrugten
En
't
u overleeven,
kan geen langer duur aan
Uw
voor
,
hoffieraad
beeldwerk yder fchyne in de oogen
Noem
vry
uw
Breng zeldzaamheden
Lusthuis naar uit het
uw naam
Oost en West
te
faam.
En laat de V^reemdeling gewaagen Van al zyn fchoonheên en waardy; Maar doe
MïN
dit
Fronkgewrocht
dit
zeker opfchrift draagen
;
VREUGD enheerlykheidgaanmetdentydvoorby!
Ddd
3
De
,,, ,,,
398
:
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING De
Aloudheid bouwde
uit
Marmerfleenen
Paleizen , Templen hoog van kruin
Wier weidfche
Of ligt
pracht voorlang verdwenen
veranderd
in puin.
is
Niets kan den tand des tyds verduuren
AI roemt Semiramis op Babels trotfche muuren,
Efeze op
't
grootfche Terapelwerk
Egipte op graf-en-praalge(lichten.
En Rhodes op zyn Deed hen met
al
Geen
beeld, de tyd, hun magt te fterk,
hun zwier voor zyne woede zwigten.
i^j/t,
Hoe trouw Hoe wel
hoe groot, hoe ver geacht,
befcherrad door heir en vlooten
voorzien van Oorlogsraagt
tloe wys beltierd door de eer der Grooten,
Hoe
ryk
,
hoe
Staat onveranderlyk
trots
,
hoe min
belast
op zynen grondflag vast
Gefchokt door harde Scormorkaanen
Wordt Het
ligt,
(gelyk de ervaaring leert)
beste land, ter ItrafF' van Vorst en
Van zynen
Onderdaanen,
glans ontbloot, verwoest en omgekeerd.
Waar
,
OVER DE Vi: R G A
N G K L Y K HE
I
D. 3^9
Waar h Baheh dat de laatre Neeven Van Juda floeg in flaaverny ?
Waar
Op Waar Schier
't
Persae^ ten top verheven 't
puin van Babels Heerfchappy?
Griekenland^ wiens heldendegen
algemeen bewind der Waereld had verkregen?
Waar Rome en zyn gevreesd gebied ? Waar wordt hun Majefteit gevonden ? Elk roept tans uit zyn afch ; „ het duurzaam woont hier ,,
De
tyd heeft ons gebaard
,
de tyd heeft ons verflonden
Geen Vriendfchap kan, hoe Hier de
Zyn' Jonathan door
1
teer ze mint.
Onverganklykheid
Een David moet
niet,
verwerven.
zyn' trouwen vrind 't
Geen Huwlyksmin ,
Krygslot derven.
wier liefdeband
.Twist , ramp, nog afgunst breekt, houdt hier beflendig fland.
Geen Jakob
redt het lieve leven
Van Rachel, 't
Is alles
al
zyn
lust
voorheen,
hoe geliefd, hoe magtig, hoe verheven,
Vergangklyk, ydel, los, behalven
God
alleen»
Zoudt
,
:
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
400
Zoudt ge u myn
Aan
Past
u
om
uwe
Zoek God, Die is
,
kort van duur ?
edele
Natuur?
bet'ren fchat te denken
dien de dief, de tyd
Hy
dan nog vergaapen
aardfche goedren
Verzaakt ge 't
Ziel!
zyt voor de Eeuwigheid gefchapen
Gy
Dan
,
Hem bezit
,
de mot
die blyft als
,
't
of roest kan krenken al
vergaat,
kan niets ontbeeren,
een vaste Rots, een zekre toeverlaat.
Schoon Aarde en Hemel
tot hun' eerften bajert keeren.
Verflaaf dan aan het tydlyk goed
o Batavier
Hoe
!
geen vrye harten
vaak zaagt gy
't,
door vloed, en gloed.
Door Veepest, ftorm en Oorlogsfmarten Geheel vernietigd of befnoeid?
Daar groeit inNeêrlandsTuin,offchoon 'er voorfpoed groeit. Geen vrugt die eeuwig kan verblyen
Geen Kanan kweekt
dat
duurzaam ooft.
Het wordt vergeefs gezogt in 's Waerelds woestenyen, Maar is aan 't vroom gemoed in 't Paradys beloofd.
•
E E U
WIG
H E
I
D.
engydeWaereldvoortgebragthait: ja van God. Gy doet den Menfche wederkeerentot verbryzelinge: ende zegt f keert ivcder gy Mcnfchcn Kinderen, want duizend jaaren zyn in uwe oogen, als de dag van gijleren, als hy voorby gegaan
Eer
de Bergen geboren 'waaren
,
Eeuwigheid tot Eeuwigheid zytgy
is
:
Psalm XC.
ende (als) eene nachtwaake.
2, 3, 4.
Wie maalde ooit de Eeuwigheid met juistgepaste trekken? Hier wordt ze van ons als een J'onge Maagd befchouwd , .-* Vermits ze door den tyd nog krachtloos wordt, nog oud;. * Een' Kring , waaraan nog eind nog aanvang is te ontdekken , ''/;' Draagt ze in haar rechte hand , in de andre een Kroon en Zwaard , 't Geen 't eeuwig lot der Deugd en ondeugd ons verklaart. .
gemoed kan de Eeuwigheid zig verbeelden'? wie peilt den grondeloozen Denk honderdduizen jaaren S Menfch ! zo wordt
/^'^f
afgrojid'?
,
^
..
als.
'ergrasfpruiten op de ylarde zyn, baaren in Zee, of zant aarqhet Zeeflrant, nadat de tydeerJUfégun , , dagen of uuren tydsverhopen zyn ,
als 'er jaaren
mg wordt door dit alles geene Eeuwigheid uitgedrukt of geminderd.
VOLLENHOVE.
Eee
Wyk
:
402
,,
,, ,
,
!
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING 3^^k
Waereld
Uw luister kan Gy Zyt
,
zo
flechts
Air
't
't
,
wyk Goud, Eer
en Pracht
niet eeuwig duuren,
verftand u recht betracht,
een vrugt van weinige uuren.
aardfch fpoedt naar zyn ondergang;
My n kunst kiest de Eeuwigheid ten voorwerp van haar' zang. Zo fluit zy haar Ze poogt aan
Befpiegelingen 't
einde van haar werk
Van de eindlooze Eeuwigheid, fchoon onvolmaakt te zingen. Oneindig wezen! dat
Eer God nog , Licht
't
uw
in
't
kracht haar onmagt fterkk'!
begin der dagen
uit het aaldig duister riep
En , naar zyn eeuzvlg welbehagen Den Tyd Stof en Beweeging fchiep-. ,
Eer Aarde en Lugt en Vuur en Stroomen
Nog
uit
hun
niet, op zyn bevel
zyn voortgekomen.
Eer nog de tyd door dag , en Itond
En
oogenblikken wierd gemeeten
Eer de Englen juichten, als het Aardryk wierd gegrond. Toen wierd reeds de Eeuwigheid alken van God h&neten. !
God,
, ,,
God, 't
die begin
W
U
OVER DE E E
I
,
!
G H E
I
D.
403
nog einde heeft,
Begin en Eind' van
alle
dingen
Die uit-en-door-zigzelven
leeft,
Wiens Wezen geen veranderingen
Door Die
al
eenig toeval ondergaat,
wat was, en
God
is,
en zyn zal gadeflaat,
aan maat nog tyd gebonden.
is
Die Eeuzvige en volmaakte Geeft Schoon ook al
't
Schepslenheir wierd door den tyd verflonden
Blyft nogtans eeuwige wat
Wie
hy eeuwig
is
geweest.
kent dat nooitbegonnen leven
Dat
al
wat
leeft het leven gaf.
Dat, door geen voortgang voortgedreven,
Neemt door geen jaar - of- eeuwen Wie meet het eeuwig Alvermogen? Hier
fluit
de denkingskracht
Hier
Buk
peilt
!
fchemeren onze oogen
—
kan tot die hoogte flygen ?
een diepte
Sterfling
hier
ziet het fcherpst verfland zig blind
Wat Menfch Wie
,
af?
buk
in
,
't
daar het
brem geen grond
flof en leer eerbiedig
Eee
2
in
vindt ?
zwygen!
Hoe
,
404
,
,,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Hoe moet
hier de aardfche heerlykheid
•,
Gelyk een rook en damp verdwynen ?
Wat In
't
is
een Vorst , wiens Majefteic
oog der Waereld groot mag fchynen ?
Offchoon geen Vyand hem belaagt,
Zyn troon door wysheid magt en rykdom word gefchraagd ,
Niets kan
hem voor
het Sterflot fpaaren
Straks meldt ons reeds zyn grafgefleent':
„ Dees wierd geboren „ Maar
— en hy heerfchte zo
flierf ten laatften
— en hier
Befchoiiw onze aarde en
aW
rust
veel jaaren
—
zyn dor gebeent."
de fchatten^
Die myn, en berg, en bofch, en veld^
En ftroom , en zee in zig bevatten En daar de Scerfling prys op fielt! Befchouw de
Zm^ Maan
tintelende vieren^
en Starren y die de hemeltent verfieren,
En wat Natuur 't
j,
Roept faam,
Wy zyn
door
's
ooit heeft gebaard
:
meer dan duizend monden: Hoogften hand gefchapen en gefpaard uit
„ Maar worden eerlang op zyn wenk , ook weer ontbonden." ,
De
,
U
OVER DE E E De
G H E
I
,
D.
405
eeuwig Licht ontdoken,
't
Onftoflyk deel aan
Wordt
Zy
I
,
Zie/ alléén het eêlst gewrocht,
Die vonk door 't
W
,
(lof verknogt
wordt niet verbroken.
niet geblust,
blyft, fchoon
't
't
zigtbre wordt gefloopt.
Verduurt den tyd , en fchoon de tyd ten einde loopt
,.
Zy heeft nogtans geen eind te vreezen. Hy, die haar eerst het aanzyn gaf, Schonk aan haar de Eeuwigheid, en haar on (lerflyk wezen.
Neemt door verzwakking
,
nog verloop van jaaren
af.
Al blust de Dood het ly^lyk leven Al moet ze, op Zig
uit haar
last
van
's
Levensheer
leemen hut begeeven.
Straks keert zy naar haar' oorfprong
En
zal,
Een vreugd
weer
kon Godvrugt haar bekooren.
genieten
,
die geen tyd of leed kan (looren >.
Daar leed en tyd zyn onbekend;
Of, kon haar de ydelheid behaagen
,*
Was de ondeugd haar vermaak:dan heeft haar flrafgeen end', I laar
vuur wordt nooit geblust , haar worm zal eeuwig, knaagen-
Eee3
óEeu-
,
4o5
!
,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING Eeuwigheid!
ó
Uw
wac Scerfling zal
beeld zig recht voor oogen Hellen ?
Hy mag
ontelbaar groot getal
't
Der flikkerende Starren
Hy
tellen
de droppen van
teir
al
\ nat,
Dat bron, en beek, en Hroom, en Oceaan bevat, Al
't
Kruid dat
En
all'
de velden kweeken,
fchoon zyn kunst voor yder kruid
En drop en ftar den tyd van duizend jaaren reken' Nog drukt dit al den duur der Eeuwigheid niet uit. ,
Gy,
die
Uw
,
in
hart
's
Levens vlugtige uuren,
met ydk
glorie vleit,
Hoe kort zal uwe hoogheid d uuren Hoe lang een naderende Eeuwigheid Durft ge
Om winst
om
!
eenfchat van weinig dagen
die ligt vergaat
,
een eeuwig heilgoed waagen ?
Verkiest ge een korte weelde en lust ,
Een vreugd van
weinige oogenblikken ?
Vrees voor eene Eeuwigheid, waarin geen tyd van rust.
Geen droppel van genaê den Zondaar
zal
verkwikken.
Maar
,
OVER DE E E Maargy In
's
die
WJ
U
uwen
!
,
G H E
1
D.
407
tyd bellieedt
Hoogften dienst, ó Deugdbetracbttrs
En
vaak in druk
uw
dagen
fleec,
Geplaagd door fnoode Godverachters, VerNTOcIit een vreugd die nooit
Een Kroon
Een
die eeuwighlotxi, een licht dat
rust die
Een Een leven Door
verdwynt.
nimmer wordt beflreden
luister
zonder fmet of vlek,
niet gefchokt
Jonklteids
door wisfelvalligheden
onkunde
,
of door Ouderdoms gebrek.
Misleiden, die, door waan. gedreven,
Terwyl ge
't
licht
der waarheid derfc.
Ontkent het leven na
En meent
dit
dat Ziel en
leven.
Lichaam
(lerfc:
Keert keert te rug! wie. kan niet merken,
Die
d'
corfprong van de Ziel, haar wezen en haar werken.
En Die
's.
let
Scheppers Avysheid gadeflaat.
hoe menigmaal op aarde.
De Deugd haar loon ontbeert, Dat zy onllcrflyk
is
en boven
't
en de ondeugd flraf ontgaat. ftof in
waarde ?
Wierd
!
, ,,
,,
!,
DICHTKUNDIGE BESPIEGELING
4o8
Wierd uwer Vadren Krygsbeleid
En Heldenmoed ó
Batavieren
Geheiligd aan de Onjierflykheid
Gekroond
raec bloeiende eerlauwrieren.*
Tracht naar een Kroon van meer waardy .
Die door geen tyd verwelkt, en door geen Tiranny
Of wreevle Muitzugt wordt gefchonden Strydt om eene eeumge erfenis
Om
't
Ryk daar dood, nog rouw, nog droefheid wordt gevonden,
Dat eeuwig duurt, gelyk zyn Koning
Zo zong myn
De Deugd Het eeuwig
Den
en Ondeugd heeft gemaald
lot
,
toont ze, aan
prys aan
't
is.
kunst, die onderfcheiden
dat voor die beiden
In vreugd of droefheid
Zo
eeinvig
't
is
bepaald.
einde van haar zangen,
einde van de Loopbaan opgehangen.
Dog U, die 't eeuwig licht bewoont, U wordt myn Offer opgedraagen Gy fchonkt myn dichtlust kracht,gy hebt me uw hulp getoond, Laat eeuwig hart en mond van uwen lof gewaagen
B L
A D
W
DER
Y Z E R
ZINNEBEELDEN en BESPIEGELINGEN. H.
DRUKFEILEN Bladz
en
VERBETERINGEN.
Verzameling
JAN BORMS
KunstbezU
^
H^
3.
/
1
^SBÊ
*
m
m