Gezinscoaching in Oost-Groningen Ervaringen en uitkomsten in kaart gebracht
Scribent: S.M.A. Gebbink s1925563 Opleiding: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Afdeling orthopedagogiek Begeleider: Dr. J. Metselaar Meelezend docent: Dr. J. Knot-Dickscheit Datum: 6 Juni 2011
Gezinscoaching in Oost-Groningen
3
Voorwoord In dit verslag wordt onderzoek gedaan naar een term die steeds vaker in het nieuws naar voren komt: multiprobleemgezinnen. De samenwerking van de gemeente Veendam met de organisaties Elker en Compaen is één van de vele initiatieven waarin een oplossing wordt gezocht naar het verminderen van multiprobleemgezinnen in de samenleving. Gezinscoaching is één van de nieuwe interventies waarvan wordt gehoopt hier een bijdrage aan te kunnen leveren. Ik kwam in aanraking met de organisatie Elker door middel van de scriptiemarkt begin van het jaar. De onderzoeksvraag trok mijn aandacht en de afgelopen tien maanden heb ik mij volop verdiept in de term multiprobleemgezinnen en gezinscoaching. Er waren momenten dat het iets minder vlot verliep maar uiteindelijk is er toch een mooi verslag ontstaan. Het resultaat dat nu voor u ligt, mijn masterthesis, heb ik niet kunnen schrijven zonder de informatie en adviezen van anderen. Allereerst wil ik daarom mijn supervisor, Drs. J. Metselaar, bedanken voor haar advies en ondersteuning tijdens het schrijven van dit onderzoek. Verder mijn dank aan Dr. Jana Knot-Dickscheit die als tweede beoordelaar heeft gediend. Als laatste wil ik nog alle betrokkenen bedanken die bereid waren om tijd vrij te maken voor dit onderzoek. Simone Gebbink
Gezinscoaching in Oost-Groningen
4
Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding
6
1.1 Gezinscoaching
1.2 Vraagstellingen
8 9 10 11 11
2. Methode
13
2.1 Literatuuronderzoek 2.2 Interviews
13 13 13
3. Resultaten
14
1.1.1 Andere ervaringen Gezinscoaching 1.1.2 Effectiviteit 1.1.2.1 Niveaus effectiviteit
2.2.1 Onderzoeksgroep van de interviews
3.1 Literatuuronderzoek
3.1.1 Rijksbeleid 3.1.2 Algemeen werkzame factoren 3.1.3 Werkzame factoren hulpverlening aan multiprobleemgezinnen 3.1.4 Ketenaanpak multiprobleemgezinnen 3.1.5 Werkzame factoren gezinscoaching
3.2 Interviews
3.2.1 Oude en nieuwe situatie 3.2.2 Succesfactoren 3.2.3 Faalfactoren 3.2.4 Meetbaar maken werkzaamheid gezinscoaching 3.2.5 Tevredenheid interventie gezinscoaching 3.2.6 Veranderingen interventie gezinscoaching 3.2.7 Competenties gezinscoach 3.2.8 Waar staat gezinscoaching over 5 jaar?
14 14 15 16 17 18 18 19 20 21 22 22 23 23
4. Conclusie en Aanbevelingen
25
4.1 Beantwoording centrale onderzoeksvraag 4.2. Reflecties op het onderzoek 4.3 Aanbevelingen onderzoek 4.4 Aanbevelingen praktijk
25 27 27 28
Literatuurlijst
30
Bijlagen
32
Gezinscoaching in Oost-Groningen
5
Samenvatting Naar aanleiding van verschillende gezinsdrama’s bij gezinnen met problemen op verschillende leefgebieden, waarbij de veiligheid van de kinderen in gevaar werd gebracht, is de gemeente Veendam gestart met een pilotproject gezinscoaching voor multiprobleemgezinnen. Het bleek dat bij al deze incidenten verschillende hulpverleningsorganisaties onvoldoende samenwerkten en dat informatie niet op effectieve wijze werd uitgewisseld (Elker/Compaen, 2010). Het doel van dit onderzoek is om de werkzame factoren van gezinscoaching bij multiprobleemgezinnen in kaart te brengen. Waaraan is het succes wat tot nu toe is bereikt precies toe te schrijven en hoe kan dit gemeten worden. Als dit duidelijk is kan deze methodiek en de kracht van deze methodiek overdraagbaar worden en in de toekomst worden voorgezet en uitgebreid. Om antwoord te krijgen op deze vragen is er literatuuronderzoek verricht naar de werkzame factoren van gezinscoaching. Daarnaast zijn er 22 interviews afgenomen bij alle betrokken van het project gezinscoaching Veendam om de succes- en faalfactoren vanuit de praktijk in kaart te brengen. Uit het literatuuronderzoek komen verschillende werkzame factoren van interventies naar voren. De belangrijkste hiervan zijn: acceptatie, vertrouwen op kennis,ervaring en autoriteit van de gezinscoach, ondersteuning van de gezinscoach door de eigen organisatie, kennis en ervaring van de gezinscoach om de duur en intensiteit van het traject in te schatten, goede afstemming, mandaat,excalatiemodel, doorzettingsmacht en nazorg. Uit de interviews komen de volgende succesfactoren die door meer dan drie betrokken naar voren: drang en dwang, samenwerking, snelle inzetbaarheid, 1 contactpersoon en regie overnemen. De faalfactoren die meer dan drie keer zijn genoemd door de betrokkenen zijn: werkwijze/persoonlijkheid gezinscoach, taken gezinscoach, samenwerking/afhankelijkheid partijen, medewerking gezin, inzuigen gezinscoach. Nadeel van dit onderzoek is dat de gegevens maar door één persoon zijn geïnterpreteerd en gecodeerd. Verder is er alleen aandacht besteed aan de mening van de betrokkenen . De mening van de gezinnen komt in dit onderzoek niet naar voren. In de toekomst zou hier onderzoek naar gedaan kunnen worden en dan bij voorkeur met meerdere personen. Een aanbeveling voor de praktijk is om de methodiek te herschrijven aan de hand van de punten die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
6
1. Inleiding Naar aanleiding van verschillende gezinsdrama’s bij gezinnen met problemen op verschillende leefgebieden, waarbij de veiligheid van de kinderen in gevaar werd gebracht, is de gemeente Veendam gestart met een pilotproject voor multiprobleemgezinnen. Het bleek dat bij al deze incidenten verschillende hulpverleningsorganisaties onvoldoende samen werkten en dat informatie niet op effectieve wijze werd uitgewisseld (Elker/Compaen, 2010). De term multiprobleemgezinnen dateert uit het eind van de jaren ’50. In de Verenigde Staten en Europa ontstond er in die tijd veel interesse naar deze gezinnen (Baartman & Dijkstra, 1986). Er zijn veel beschrijvingen van wat multiprobleemgezinnen zijn (Hegeman & Hesse, 2009). Het NJI (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html) beschrijft een multiprobleemgezin als volgt: Een gezin van minimaal één ouder en één kind dat langdurig kampt met een combinatie van psychosociale en sociaaleconomische problemen. Naast problemen met de kinderen zijn er ook andere problemen aanwezig. Deze gezinnen hebben vaak problemen met de hulpverlening, door afwijzing van hulp, weigering of voortijdig afbreken. Er zijn volgens deze definitie vijf gebieden waarin de problemen zich kunnen voordoen bij multiprobleemgezinnen: huishouding, de maatschappelijke positie, de opvoeding, problemen in de individuele ontwikkeling van de gezinsleden, en de relatie tussen de (ex) partners (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). Bij de werkwijze gezinscoaching Veendam (Elker/Compaen, 2010) wordt de volgende definitie gegeven voor multiprobleemgezinnen: “Multiprobleemgezinnen zijn gezinnen die langdurig kampen met problemen op verschillende levensgebieden:opvoeding, werk, netwerk, financiën, verslaving, gezondheid, wonen en waarbij de hulpverlening onvoldoende effect heeft gehad met betrekking tot verbetering van de situatie”. In dit onderzoek gebruiken we de definitie van de werkwijze gezinscoaching Veendam. Deze beschrijving van een multiprobleemgezin komt grotendeels overeen met die van Baartman (1991), Ghesquiere (1993) en het NJI. Multiprobleemgezinnen hebben verschillende kenmerken met elkaar gemeen (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html): De problemen zijn veelvuldig en complex. De gezinnen leven jarenlang in een cyclus van spanningen, ontladingen en verzoeningen. De onderlinge verbondenheid tussen de gezinsleden is sterk maar vaak negatief. Tussen de verschillende generaties bestaan er vaak spanningen en conflicten. Voor de zorg zijn deze gezinnen vaak erg lastig, ze bieden weerstand, bieden weinig medewerking en zijn vaak niet gemotiveerd. Van de totale cliëntengroep van hulpverlenende instellingen zijn multiprobleemgezinnen maar een klein onderdeel. Multiprobleemgezinnen vormen ongeveer 1% van alle Nederlandse gezinnen. Er zijn verschillende redenen waarom het toch belangrijk is om extra aandacht aan deze groep te geven (Mehlkopf, 2008): De signalering is vaak te laat waardoor de problemen groter zijn dan nodig en moeilijk te behandelen. Doordat ze al vele hulpverleners hebben gehad zonder succes, hebben ze minder vertrouwen gekregen in de hulpverlening. Door de slechte samenwerking van de betrokkenen van meerdere instellingen ontstaan er problemen in de uitvoering van de hulp. De problemen van deze gezinnen zijn chronisch van aard en deze gezinnen hebben vaak een beperkte regie over de eigen situatie. De hulpverlening die vaak kort van duur is sluit hier vaak moeizaam op aan. Multiprobleemgezinnen hebben niet alleen zelf problemen maar zijn ook een probleem voor de hulpverlening (Mehlkopf, 2008). Gemiddeld zijn er bij multiprobleemgezinnen 5,8 hulpverleners betrokken. Vaak merken hulpverleners pas in de interventiefase dat er ook nog andere instellingen actief zijn in het gezin. Om dit te voorkomen is het belangrijk dat er vroegtijdig herkend wordt dat het gaat om een multiprobleemgezin (Mehlfkopf, 2008). Gezinscoaching in Oost-Groningen
7
Een risicofactor die bij multiprobleem-gezinnen groot is, is het feit dat de problemen meestal intergenerationeel en langdurig van aard zijn. De problemen worden van de ene generatie op de volgende overgedragen wat wordt veroorzaakt door een herhalend patroon van disfunctionele interacties (Van der Steege, 2008). De kans op problemen in de ontwikkeling is groter naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn. Bij multiprobleemgezinnen zijn er in het algemeen veel problemen waardoor zij al een slechte uitgangspositie hebben t.o.v. gezinnen waarbij deze problemen in beginsel niet aanwezig zijn(Hermanns, 2001). In deze gezinnen is er ook meer sprake van kindermishandeling of verwaarlozing omdat de opvoedingsproblemen vaak samen gaan met pedagogisch onvermogen van de ouders. Daardoor komt het onder toezicht stellen van kinderen ook vaker voor. Verder zijn er ook nog de problemen van werkloosheid, psychische problemen en het hebben van een laag inkomen. Hierdoor ontstaat er vaak stress binnen het gezin. Over beschermende factoren is in de literatuur geen informatie te vinden die specifiek is gericht op multiprobleemgezinnen (Steketee & Vandenbroucke, 2010). In het onderzoek van Tabibian (2006) en door het NJI (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html) worden interventies genoemd die worden ingezet bij hulp aan multiprobleemgezinnenen. In dit onderzoek worden een aantal van deze interventies beschreven. De keuze van deze interventiebeschrijving is gebaseerd op de interventie die het meest voorkomt en vervolgens de interventies waarvan er een redelijk tot groot effect te zien is. Family Preservation Services (FPS) Deze vorm van hulpverlening komt het meest voor bij multiprobleemgezinnnen. Er worden psychotherapeutische interventies gebruikt die zich richten op bescherming en behoud van de familiestructuur in gezinnen waarin verwaarlozing en misbruik voorkomen en uithuisplaatsing van kinderen dreigt. Uit effectstudies blijkt dat er maar een beperkt effect te zien is. De grootste oorzaak hiervan is voortijdige uitval (Tabibian, 2006). Families First Dit is een vorm van ambulante hulpverlening in de thuissituatie gericht op gezinnen in een crisissituatie waarin uithuisplaatsing dreigt. Bij deze interventie is het doel om de relatie tussen de gezinsleden en tussen het gezin en de omgeving positief te beïnvloeden zodat uiteindelijk de kinderen veilig thuis kunnen blijven wonen. Uit effectstudies blijkt dat de uitvoering van Families First in Nederland een succes is, resultaten die naar voren komen zijn: een significante vermindering in de gedragsproblemen van de kinderen, minder stress van de ouders en afname van het aantal ‘life events’ (Tabibian, 2006). Gedragstraining voor ouders In deze trainingen voor ouders, wordt hen geleerd om hun gedrag te veranderen en daardoor het gedrag van hun kind positief te beïnvloeden. De effectiviteit van deze trainingen is erg verschillend en gevarieerd. Soms is het een groot succes en soms niet. Dit is vooral te wijten aan het verschil in de leeftijd van de jongeren in de behandeling (Tabibian, 2006). Intensieve Orthopedagogische gezinsbehandeling (IOG) Deze interventie is een vorm van Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT). Het is een behandeling die gemiddeld vijf maanden duurt en waarin het gezin twee keer per week wordt bezocht. De doelstelling is dat het kind in een veilig gezinsklimaat kan opgroeien en zich ontwikkelen en dat de gezinsleden meer vaardigheid hebben om gebruik te maken van hun sociale netwerk. De interventie heeft in het algemeen een middelgroot tot groot effect op de vermindering van het probleemgedrag en van de opvoedingsbelasting (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). Family Support Programma’s Deze programma’s bieden hulp en ondersteuning aan multiprobleemgezinnen wanneer er sprake is van verwaarlozing of misbruik van kinderen. Uit de analyse van de effecten blijkt een klein maar statistisch significant effect te zien voor de korte termijn. Het effect blijkt het grootst te zijn voor ouders als de behandeling gericht is op het bevorderen van de vaardigheden van ouders (Tabibian, 2006). Pedagogisch thuishulp Pedagogische thuishulp is gericht op het verminderen van problemen bij jongeren met een crimineel gedrag en het verminderen van de opvoedingsbelasting bij hun ouders. Voor deze interventie bestaan er verschillende methodieken en onderzoek wijst uit dat na afsluiting van de behandeling er in alle gevallen sprake is van minder problemen bij kinderen en minder stress bij de ouders (Tabibian, 2006). Cognitieve gedragstherapie en training
Gezinscoaching in Oost-Groningen
8
Deze interventie bestaat uit cognitieve trainingen als probleemoplossende trainingen en ‘anger’ of stressmanagement. De effectiviteit van deze gedragsinterventie hangt samen met leeftijd, groepssamenstelling en mate van uitval uit de behandeling. De interventie blijkt minder geschikt te zijn voor kinderen van basisschool leeftijd (Tabibian, 2006). In het werken met multiprobleemgezinnen zijn er de laatste jaren nieuwe interventies bijgekomen. Een aantal voorbeelden zijn: Wrap-around care Deze interventie houdt in dat voorzieningen samenwerken op gelijkwaardige basis en erkennen dat ze van elkaar afhankelijk zijn om de hulp te verbeteren. Er zijn geen resultaten bekend van de effectiviteit van deze interventie bij multiprobleemgezinnen (Kalsbeek, 2011). Eigen Kracht -conferenties Deze interventie is gebaseerd op het concept Family Group Conferencing uit Nieuw-Zeeland. Bij een conferentie komen het gezin en de betrokkenen samen om te bespreken wie wat kan doen om de problemen te verhelpen. Deze conferentie wordt begeleidt door een onafhankelijke coördinator (Kalsbeek, 2008). In Nederland zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van deze interventie en daaruit blijkt dat deze interventie effectief is, ook in complexe situaties zoals bij multiprobleemgezinnen (www.medewerkers.eigen-kracht.nl). Snelkookpansessies Bij een snelkookpansessie wordt er naar concrete oplossingen gezocht door alle betrokkenen die samen zijn gekomen. Deze oplossingen worden daarna vastgelegd in een actieplan (Kalsbeek,2008). Effectresultaten zijn nog niet bekend. Gezinscoaching De gezinscoach helpt om het leven van een gezin weer op orde te krijgen. De gezinscoach is geen therapeut, maar een hulpverlener. We gaan hier verder in op de interventie gezinscoaching omdat deze interventie specifiek gericht is op multiprobleemgezinnen en uit diverse evaluatieonderzoeken en verschenen publicaties blijkt dat de clienten en betrokkenen grotendeels tevreden zijn ( Kalsbeek, 2011). Hieronder zal de interventie uitgebreid besproken worden en zullen er ook al een aantal ervaringen van deze interventie in kaart worden gebracht.
1.1 Gezinscoaching De gezinscoach helpt om het leven van een gezin weer op orde te krijgen. De gezinscoach is geen therapeut, maar een hulpverlener (Van Kouwen, 2004). “Niet meer werken op afstand, maar dicht bij het gezin. Vertrouwen winnen en behouden staat voorop. Duurzaamheid in de relatie in plaats van korte intensieve interventies” (Mehlkopf, 2008). Bij gezinscoaching is er geen strak omschreven methodiek waardoor het lastig is om het in een definitie te beschrijven desondanks heeft het zich toch ontwikkeld tot een ‘sterk merk’. De gezinscoach wordt gezien in verschillende contexten. Zo heb je de gezinscoach als een aparte functie, of de gezinscoach als rol (Mehlkopf, 2008). Bij de gezinscoach als aparte functie wordt de rol van de gezinscoach gezien als een vorm van gespecialiseerde hulpverlening. De gezinscoach is niet een van de hulpverleners die al in het gezin aanwezig was maar komt er pas bij als het samenhangend hulpverleningsplan aangeeft dat de inzet ven een gezinscoach nodig is. Doordat de gezinscoach in het gezin zit verminder het aantal betrokken hulpverleners omdat de gezinscoach zelf ook hulp verleent. Bij de gezinscoach als rol wordt gezinscoaching gezien als een rol die in te vullen is door een van de de al bij het gezin betrokken hulpverleners (Mehlkopf,2008). In dit onderzoek wordt de gezinscoach als volgt omschrijven: “De gezinscoach werkt in opdracht van een aanmelder met het gezin samen om tot een meer stabiele gezinsituatie te komen. De gezinscoach neemt de regie, vormt het aanspreekpunt voor het gezin en werkt met het gezin aan duidelijke en haalbare doelen”. (Compaen/Elker, 2010) Het doel van de gezinscoach in het algemeen is om de problemen in gezinnen te verminderen tot een aanvaardbaar niveau voor zowel het gezin als de omgeving. Een inzet van een gezinscoach in een ge-
Gezinscoaching in Oost-Groningen
9
zin is maximaal een jaar. Een belangrijke taak van de gezinscoach is om contacten te leggen met hulpverleningsorganisaties en instanties die al met het gezin werken, de samenwerking op te zoeken en de mogelijkheden van de inzet van een gezinscoach bekend te maken. Een outreachende houding van de gezinscoach is erg belangrijk (Mehlkopf, 2008). Gezinscoaching is meer dan een andere manier van werken van de hulpverlener. Het vraagt om het organiseren van samenwerking tussen hulpverleners, één gezin, één plan, één team. Ook is het belangrijk om de samenwerking tussen de instellingen beter te organiseren (Mehlkopf, 2008). De gezinscoach zorgt ervoor dat er gezamenlijk met alle betrokken hulporganisaties wordt afgesproken wie wat wanneer en waar doet. De gezinscoach bewaakt deze afspraken (Compaen/Elker, 2010). Om de term gezinscoach te verduidelijken zal hierna eerst een aantal kenmerken van een coach worden gegeven (Schaafsma, 2005): -Een coach staat aan de zijde van de persoon de hij coacht. -Een coach leert de persoon die hij coacht om het zelf beter te doen en neemt het niet over -Een coach ziet de mogelijkheden van de persoon die hij coacht, de omstandigheden waarin deze verkeert en brengt deze met elkaar in verband. -Het vertrouwen tussen de coach en persoon is groot. De coach wordt toegelaten als waarnemer van zijn persoon en handelen. -De coach ziet ontwikkelingsperspectief Een coach zou de ideale hulpverlener kunnen zijn omdat een coach niet betuttelend is maar adviserend, het bij voorbaat niet beter weet maar luistert en samen met de cliënt op zoek gaat naar wat het beste is (Schaafsma, 2005). Voor de functie van gezinscoach zijn er door het NJI een aantal competenties opgesteld. De gezinscoach is in staat om: - in te voegen en aan te sluiten. - vertrouwen te winnen door een professionele en deskundige werkwijze. - het zelfvertrouwen van de gezinsleden te versterken. - de praktische, pedagogische en relationele vaardigheden van de gezinsleden uit te breiden. - het gezin te helpen het huishouden op orde te krijgen. - de weg te wijzen naar allerlei instanties en regelgevingen. - grenzen te trekken. - bij onder andere huiselijk geweld, acute huisuitzetting, ontruiming, psychose daadkrachtig op te treden. - het formele netwerk te coördineren en de regiefunctie op zich te nemen. - transparant te werken. - het informele netwerk op te bouwen en te versterken (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html).
1.1.1 andere ervaringen Gezinscoaching. Op diverse plaatsen in Nederland wordt er gezocht naar manieren om de functie van gezinscoach vorm te geven. Limburg was de eerste provincie die de functie gezinscoach heeft ingezet. Dit pilotproject was zo succesvol dat het nu over de hele provincie wordt uitgebreid (Kalsbeek, 2008). In Zuid-Holland is sinds 2002 het project ‘de lokale gezinscoach’ gestart. De eerste resultaten van 120 gezinnen zijn voorzichtig positief. Door dit project zijn er meer multiprobleemgezinnen zichtbaar geworden en de gezinnen en gezinscoaches zijn in het algemeen tevreden over hoe het gaat (Kalsbeek, 2008). Bij de jeugdorganisaties FlexusJeugdplein in Rotterdam en Spirit in Amsterdam wordt er bij multiprobleemgezinnen gebruik gemaakt van drang en dwang om ze te helpen. Ze ervaren daar dat deze methode helpt en dat gezinscoaches toegang krijgen tot zorgmijdende gezinnen, hulp op gang brengen en ze motiveren om hulp te aanvaarden (Gerwen & Beer., 2009). Het programma Helpende Hand wat ook een soort van gezinscoaching is voor multiprobleemgezinnen, is wetenschappelijk geëvalueerd. Hieruit is gebleken dat de werkwijze van Helpende Hand succesvol is. Dit komt vooral door de eindverantwoordelijkheid bij één persoon te leggen voor het volledige traject van signalering tot en met nazorg en door de structurele inbedding van het programma in het lokale veld (Orobio de Castro, Veerman, Bons & Beer, 2002).
Gezinscoaching in Oost-Groningen
10
1.1.2 effectiviteit. In de jeugdzorg staat effectiviteit de laatste jaren hoog op de agenda. Een nieuwe beweging is op gang gekomen en brengt met zich mee dat jeugdzorginterventies hun legitimiteit verliezen wanneer er geen wetenschappelijk bewijs bestaat waaruit blijkt dat er positieve resultaten worden behaald (Berger&Mener, 2002). Verder is het besef gegroeid dat zicht op effectiviteit een belangrijke vereiste is om de zorg extern beter te verantwoorden en intern verder te ontwikkelen (Yperen & Veerman, 2008). In deze paragraaf worden de verschillende niveaus van effectiviteit van interventies beschreven. Per niveau zal kort worden aangegeven waaraan een interventie moet voldoen. 1.1.2.1 niveaus effectiviteit. Van Yperen en Veerman (2008) hebben de effectiviteit van interventies opgesteld in een kader en ingedeeld in een aantal niveaus. Op niveau 0 gaat het om een interventie die al wel in de gedachten van de uitvoerder zit maar wat ze precies doen en waarom dat werkt is voor anderen niet duidelijk op papier gezet. Op niveau 1 is de interventie al nader omschreven en meer gespecificeerd. Wat er vooral wordt beschreven: doel van de interventie, de doelgroep, de aanpak en de randvoorwaarden voor de uitvoering. Hierdoor is de werkwijze van de interventie te begrijpen, de kans op effectiviteit in te schatten en de aanpak gemakkelijker overdraagbaar. Een interventie voldoet aan niveau 2 als er een aannemelijk verhaal is dat de interventie kan werken. Als er ook nog gerefereerd wordt aan algemeen aanvaarde en met onderzoek ondersteunde theorieën dan komt de interventie nog sterker te staan (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). “Een interventie is theoretisch goed onderbouwd als het op basis van theorie en onderzoek aannemelijk is dat de interventie werkzaam kan zijn, terwijl dat nog niet afdoende is aangetoond”(http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). Een theoretische onderbouwing bestaat uit twee onderdelen: een analyse van de factoren die bij een probleem of risico een rol spelen en de werkzame bestanddelen van de interventie (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). Verder zijn er ook nog de niveaus 3 en 4. Bij niveau 3 moeten er cijfers beschikbaar zijn die laten zien dat de doelgroep wordt bereikt, dat de doelen van de interventie worden gerealiseerd, dat er weinig cliënten zijn die voortijdig afhaken en dat de cliënten tevreden zijn. Een interventie voldoet aan niveau 4 als er voldoende causale bewijskracht is. De gemeten verandering is toe te schrijven aan de gebruikte interventie (Veerman & Van Yperen, 2008). Een interventie is ‘bewezen effectief’ als met onderzoek voldoende aangetoond is dat de interventie werkzaam is. De interventie is ‘waarschijnlijk effectief’ als er al wel wat onderzoek is gedaan maar de effectiviteit nog niet voldoende is aangetoond. De interventie gezinscoaching valt nog niet onder het kopje ‘bewezen effectief’ daar is namelijk nog onvoldoende onderzoek voor gedaan (http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html). Wel zal niveau 1 op de effectlader gehaald worden, want de doel van de interventie, de doelgroep, de aanpak en de randvoorwaarden voor de uitvoering zijn bekend.
1.2 Vraagstellingen Het doel van dit onderzoek is om de werkzame factoren van gezinscoaching bij multiprobleemgezinnen in kaart te brengen. Waaraan is het succes wat tot nu toe is bereikt precies toe te schrijven en hoe kan dit gemeten worden. Als dit duidelijk is kan deze methodiek en de kracht van deze methodiek overdraagbaar worden en in de toekomst worden voortgezet en uitgebreid. We komen daarom dan ook bij de centrale onderzoeksvraag: Wat zijn op basis van de theorie en op basis van de mening van de betrokken de werkzame factoren van gezinscoaching? De deelvragen die hierbij zijn opgesteld zijn: 1. Wat zijn de succes en faalfactoren van gezinscoaching op basis van de theorie? 2. Wat zijn de succes en faalfactoren van gezinscoaching op basis van de praktijk vanuit het pilotproject Veendam? Om de werkzame factoren van gezinscoaching vanuit de praktijk in kaart te brengen wordt gekeken naar de werkzame factoren van het pilotproject gezinscoachin Veendam. Het project in Veendam richt Gezinscoaching in Oost-Groningen
11
zich op de hulpverlening aan multiprobleemgezinnen in de regio Veendam. De doelstelling van het project gezinscoaching in Veendam (Elker/Compaen, 2010) is “het verhelderen, eenduidig uitwerken en uitvoeren van de nieuwe taak gezinscoaching in relatie tot de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft op het terrein van coördinatie van de zorg en de verantwoordelijkheid die de provincie heeft op het terrein van de toewijzing van geïndiceerde jeugdhulpverlening. Een hechte samenwerking tussen 1e en 2e lijn over en weer en een warme overdracht zijn essentieel”. In bijlage 1 (Elker/Compaen, 2010) staat de methodiek van het pilotproject gezinscoaching verder beschreven. 3. Hoe kunnen deze factoren gemeten worden? Deelvraag 3 is een aanvulling op de deelvragen met oog op vervolgonderzoek. Om het succes van de interventie gezinscoaching te kunnen meten is het belangrijk om te weten hoe dit gedaan moet worden. In dit onderzoek worden de ideeën van de betrokkenen uit de praktijk hierover in kaart gebracht.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
12
2. Methode Voor het onderzoek zijn twee onderzoeksmethoden gebruikt: een literatuurstudie en interviews. Deze zullen hieronder apart beschreven worden. Het onderzoek valt onder de categorie kwantitatief beschrijvende statistiek ondersteund met citaten.
2.1 Literatuuronderzoek Aan de hand van gevonden literatuur wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag. De literatuur is gezocht met de volgende zoektermen: - multiprobleemgezinnen/multiproblem family - gezinscoaching/ family coaching - effectiviteit interventies jeugdzorg/ effectivity interventions youth care - methodiek jeugdinterventies/ methodology youth interventions - werkzame factoren gezinscoaching Met deze zoektermen is in de volgende databases gezocht: - Catalogus Rug - Picarta - Eric - Electronische tijdschriften - Website NJI - Website JSO - Purplesearch De literatuur die op bovengenoemde wijze is gevonden is beoordeeld aan de hand van de volgende zoekcriteria: - Literatuur niet ouder dan het jaar 2000 (bij uitzondering zal dit vermeld worden) - Literatuur die gaat over de nieuwe interventie gezinscoaching maar ook bruikbare informatie van varianten van deze interventie. - Effectiviteit van interventies van de jeugdzorg die betrekking hebben op multiprobleemgezinnen. De literatuur die voldoet aan de zoekcriteria is gebruikt voor het beantwoorden van de eerste deelvraag. Via deze literatuur zijn er weer andere geschikte bronnen gevonden voor het beantwoorden van deze deelvraag.
2.2 Interviews Door middel van het afnemen van een interview bij de betrokkenen van het pilotproject van Veendam zal informatie verzameld worden over de succes en faalfactoren van de interventie gezinscoaching vanuit de praktijk. Aan de hand van de theorie zijn deze interviews opgesteld. Gekozen is voor een gedeeltelijk gestructureerd interview dat tijdens face to face gesprekken is afgenomen. Zo kan er dieper op vragen worden ingegaan als iets niet duidelijk is maar zit er toch een vaste structuur in het gesprek (Baarda, de Goede & Teunissen 2005). De vragen waarmee dieper op de antwoorden kan worden ingegaan liggen niet vast maar in de structuur worden hier al wel een aantal voorbeelden van gegeven. Op drie manieren is het onderzoek bij de geïnterviewden geïntroduceerd: aankondigingmail vanuit dhr. Klinkhamer (gezinscoach vanuit Elker), telefonisch contact om een afspraak te maken en een introductiepraatje vooraf aan het interview. Er zijn eerst twee test interviews waarna een definitief interview is vastgesteld. De vragen die in de interviews zijn gesteld staan beschreven in bijlage 2. De interviewvragen zijn opgesteld aan de hand van de centrale onderzoeksvraag en in overleg met de teamleiders van het pilotproject gezinscoaching Veendam.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
13
2.2.1 onderzoekgroep van de interviews. De onderzoeksgroep bestaat uit alle betrokkenen van het project gezinscoaching voor multiprobleemgezinnen in Veendam. Voor het beantwoorden van deelvraag twee en een deel van deelvraag drie zijn 22 betrokkenen geïnterviewd van de verschillende organisaties die beschreven staan in bijlage 3. Het betreft personen uit organisaties die een belangrijke rol spelen bij het project gezinscoaching in Veendam. Niet alle vragen zijn door alle respondenten beantwoord. Dit komt doordat sommige betrokkenen verder van het pilotproject afstaan en daardoor op sommige vragen moeilijk antwoord konden geven. De antwoorden van de geïnterviewden op de vragen worden per vraag gelabeld. Dit houdt in dat de uitgebreide antwoorden op een vraag worden teruggebracht naar één kernwoord. Vervolgens wordt gekeken naar overeenkomsten tussen de antwoorden van de betrokkenen. In de resultaten komen de antwoorden naar voren die door meer dan één van de betrokkenen zijn genoemd. Elk interview (inclusief de uitwerking) heeft ongeveer 2,5 uur tijd in beslag genomen. De gemiddelde tijd van de interviews was ongeveer 45 minuten. Van tevoren is elke keer gevraagd of de gesprekken opgenomen mochten worden. Na het uitwerken van elk interview is het verslag opgestuurd naar de geïnterviewde om te vragen of hij/zij akkoord ging met de uitwerking. De sfeer van de interviews was over het algemeen goed. In het resultaat zullen de namen van de geïnterviewde niet genoemd worden om de privacy van de mensen te beschermen.
3. Resultaten In dit hoofdstuk zullen de uitkomsten beschreven worden die nodig zijn voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag. Allereerst zullen de resultaten worden beschreven die gevonden zijn aan de hand van literatuuronderzoek, vervolgens zullen de resultaten van de interviews beschreven worden.
3.1 Literatuuronderzoek Effectiviteit van interventies wordt steeds belangrijker. Met prestatie-indicatoren wordt een idee gekregen van de kwaliteit van de zorg en hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de effectiviteit in de jeugdzorg. Een prestatie-indicator brengt de prestatie van personen of organisaties in beeld (Werkgroep jeugdzorg, 2006). Wat de werkzame factoren zijn van de interventie gezinscoaching vanuit de literatuur wordt in dit hoofdstuk beschreven. Allereerst zal kort worden ingegaan op het beleid in Nederland voor multiprobleemgezinnen, vervolgens zullen de werkzame factoren van interventies in het algemeen aan bod komen, de werkzame factoren van een hulpverlener en als laatste nog de werkzame factoren bij een ketenaanpak. 3.1.1 rijksbeleid. Het beleid in Nederland rond multiprobleemgezinnen is voornamelijk gericht op: aandacht voor moeilijk bereikbare gezinnen, preventie door het tijdig signaleren van problemen en coördinatie van zorg. De belangrijkste ontwikkelingen in de afgelopen jaren zijn (ww.nji.nl): Een gezin, een plan Het doel hiervan is dat de verschillende hulpverleners die bij een gezin zijn betrokken, samen een plan opstellen. Coördinatie van zorg Voor duidelijkheid over de verantwoordelijkheden die de betrokken hulpverleners hebben is er een goede coördinatie van zorg nodig. De gemeenten en provincies hebben hiervoor elk hun eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Omslag naar preventie In 2011 moet elke gemeente een Centra voor Jeugd en Gezin hebben. Deze centra krijgen een belangrijke rol in het vroegtijdig signaleren van problemen. Verder komt er nog een landelijke invoering van de verwijsindex risicojongeren en digitaal dossier jeugdgezondheidszorg.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
14
Moeilijk bereikbare gezinnen Multiprobleeemgezinnen zijn vaak moeilijk bereikbaar. Hiervoor is er het beleidsprogramma ‘Diversiteit in het jeugdbeleid’ ontwikkeld om deze gezinnen beter te kunnen bereiken. Het jeugdbeleid moet er uiteindelijk toe leiden dat migrantenkinderen en ouders even goed worden beriekt door alegemen voorzieningen, problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en aangepakt bij migrantenhouders en professionals en de interventies en aanpak die worden ingezet bij migrantenkinderen, -jongeren en hun ouders effectief zijn (http://www.zonmw.nl/nl/onderwerpen/alle-programma-s/diversiteit-in-hetjeugdbeleid/). Outreachende hulpverlening Voor bureau jeugdzorg is er een nieuwe werkwijze geïntroduceerd. Dit houdt in dat bureau jeugdzorg actief moet reageren op signalen dat bepaalde kinderen of jongeren mogelijk problemen hebben. 3.1.2 algemeen werkzame factoren. De term algemeen werkzame factoren houdt in dat het onderdelen van een interventie zijn die tot het resultaat bijdragen ongeacht het soort behandeling en doelgroep. Voorbeelden hiervan zijn (Van Yperen & Veerman, 2008): - bij de motivatie van de cliënt aansluiten - een goede kwaliteit van de relatie tussen behandelaar en cliënt - de interventie uitvoeren zoals deze uitgevoerd hoort te worden - een goede structurering van de interventie (duidelijke doelstelling, planning en fasering) - professionele houding van de behandelaar - goede werkomstandigheden van de behandelaar - goede afstemming van het probleem en de hulpvraag enerzijds en de specifieke invulling van de interventie anderzijds. Voor multiprobleemgezinnen zijn de eerste twee punten belangrijk. In het contact met de cliënt moet veel aandacht besteed worden aan het opbouwen van een goede relatie en het motiveren van de gezinsleden om de aangeboden hulp voor het oplossen van problemen te aanvaarden (Kalsbeek, 2011). Volgens het onderzoek van White, Warrener, Reeves & La Valle (2008) is er bij een goed project sprake van acht succesfactoren. Dit onderzoek richt zich op moeilijke gezinnen waarbij meer dan één van de gezinsleden zulk ernstig antisociaal gedrag vertoond dat de gezinnen daardoor het risico liepen uit huis te worden gezet. De succesfactoren zijn: - Goed personeel dat ook voor een langdurige tijd blijft. Als een gezin niet telkens met dezelfde hulpverlener te maken heeft dan wordt hun vertrouwen geschaad. Belangrijk is dat de contactpersoon enthousiast is, betrokken en onder meer goede sociale en communicatieve vaardigheden bezit. - Een gezinswerker heeft de verantwoordelijkheid voor niet al te veel gezinnen zodat hij genoeg tijd heeft per gezin. Deze tijd is nodig om een vertrouwensrelatie met de gezinsleden op te bouwen en bij alle processen van de interventie nauw betrokken te zijn. - De hulp moet er zijn voor alle gezinsleden, ze krijgen namelijk allemaal te maken met verandering. Ook kan hierdoor duidelijker bepaald worden waar de oorzaken van de problemen in het gezin liggen. Er wordt zo ook makkelijker een totaalbeeld van alle hulp in het gezin gekregen. - De hulpverlener blijft in het gezin zo lang als nodig is. Vaak zijn er veel problemen om op te lossen, als er genoeg tijd is dan kan er eerst begonnen worden met het oplossen van praktische problemen en vervolgens verder te werken aan de onderliggende problematiek. - Hulpverleners krijgen genoeg ruimte om hun creativiteit te gebruiken in het hulpproces. Hierdoor kunnen ze beter omgaan met veranderingen die er plaatsvinden in het gezin. - Drang en dwang gebruiken waar nodig is. Door de gezinnen sancties op te leggen worden ze gedwongen om de ernst van hun antisociale gedrag onder ogen te zien. - Een goede relatie opbouwen met andere instanties en organisaties. Door een goede samenwerking krijgen de gezinnen alle hulp die ze nodig hebben en hierdoor kunnen ze organisaties ook
Gezinscoaching in Oost-Groningen
15
niet tegen elkaar uit spelen. Ook wordt het duidelijk dat er veranderingen worden verwacht en zo wordt het mogelijk om tot de wortels van de problemen van het gezin te komen. 3.1.3 werkzame factoren hulpverlening aan multiprobleemgezinnen. Hierboven zijn de algemeen werkzame factoren van interventies beschreven. Om informatie te vinden over de werkzame factoren van hulpverlening aan multiprobleemgezinnen zijn de stappen gebruikt die in de methodiek staan beschreven. Door meerdere zoektermen en databases te gebruiken zijn er meerdere bronnen gevonden met informatie. Niet alle bronnen waren bruikbaar. Hierna zal een weergave gegeven worden van de belangrijkste informatie die door de zoektocht naar voren is gekomen. Voor multiprobleemgezinnen is een aantal dingen erg belangrijk om ze effectief te kunnen helpen. Allereerst is het van belang dat er op meerdere terreinen tegelijk hulp wordt geboden, aan zowel ouders en kinderen als aan de leefomgeving van het gezin. Verder is het ook belangrijk dat de hulp intensief is, de hulpverlener de hulpverlening coördineert, de hulp in de leefomgeving van het gezin wordt aangeboden en er zowel therapeutische als praktische hulp wordt geboden (Kalsbeek, 2011). Volgens Steketee en Vandenbroucke (2010) is er in de aanpak van multiprobleemgezinnen veelal een onorthodoxe aanpak nodig, die zich richt op de basis, namelijk op het functioneren van het gezin en zich niet alleen richt op symptoombestrijding. Momenteel wordt er veel aandacht besteed aan de gezinscultuur. De kwaliteit van de relatie tussen de ouders en kinderen, de algemene sfeer in huis en de mate van onderlinge betrokkenheid zijn hierin belangrijke factoren. Volgens Steketee en VandenBroucke (2010) is een veelbelovende aanpak de integrale gezinsaanpak. De hulp hierbij is gericht op alle gezinsleden en de werkwijze is intensief en integraal. Hoe de hulpverlener zich opstelt is bij multiprobleemgezinnen nog belangrijker dan bij andere gezinnen. Deze gezinnen hebben al zoveel hulp gehad dat ze zich vaak wantrouwend opstellen. De centrale uitgangspunten moeten zijn: empowerrment en uitgaan van de krachten van het gezin. Verder zijn de volgende punten nog belangrijk: lage caseload, ondersteuning van de hulpverlener middels training en de organisatie van nazorg (Kalsbeek, 2011) Er is inmiddels al veel kennis over werkzame factoren van hulp aan multiprobleemgezinnen. Het versterken van de zelfregulering is een van de werkzame factoren. Dit houdt in dat er vanuit de eigen kracht van het gezin wordt uitgegaan en de hulpverlening zich moet richten op de versterking daarvan (www.jso.nl). Het concreet bijdragen aan het “herstel van het gewone leven” wordt ook als een werkzame factor genoemd. Een hulpverlener die een concrete bijdrage kan leveren aan een gezin verwerft gemakkelijker vertrouwen en gezag (Van der Zijden, 2011). Ook belangrijk is het om multisystemisch te werken. Een gezinsplan is hierbij erg belangrijk. In de handleiding gezinsplan van Van der Zijden (2011) worden verder nog de volgende werkzame factoren genoemd: het versterken van het sociale netwerk, planmatig en doelgericht werken en zorg voor continuïteit. Naast deze kenmerken zijn er ook nog enkele belangrijke kenmerken van een hulpverlener om te kunnen werken met multiprobleemgezinnen (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009; Konijn, 2006; Dawe, Harnett & Frye, 2008): - Betrokkenheid van de hulpverlener is belangrijk. Het is erg belangrijk om de gezinnen te betrekken bij het hulpverleningsproces omdat ze vaak al slechte ervaringen hebben met autoriteiten wat weer leidt tot wantrouwen in de hulpverlening (Dawe et al., 2008) - Een outreachende opstelling van de hulpverlener. Dit houdt in dat de hulpverlener naar het gezin toe gaat, flexibel is en zich actief opstelt (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009). - Een respectvolle opstelling van de hulpverlener. De hulpverlener moet de ouders serieus nemen en ook aandacht besteden aan wat er goed gaat in het gezin (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009; Dawe et al., 2008). - Een hulpverlener die zich empowerend opstelt. Dit houdt in dat de hulpverlener zich aansluit bij de krachten van het gezin en deze activeert. Ook is het belangrijk dat de hulpverlener de ouders als gelijkwaardig ziet. Het gaat hierbij ook om dat er wordt gekeken naar wat er wel goed gaat en ervoor zorgt dat dit wordt versterkt en uitgebreid. Gezinsleden kunnen weer greep op hun leven krijgen doordat er een sociaal netwerk om hun heen wordt geregeld en ze hierdoor ondersteuning krijgen. Het beste kan dit gerealiseerd worden door te werken aan Gezinscoaching in Oost-Groningen
16
-
-
-
concrete doelen, waarover overeenstemming bestaat tussen het gezin en de hulpverlener (Hemanns, 2002; Van der Steege, 2009; Dawe et al., 2008). Het is belangrijk dat de hulpverlener de ouders aanmoedigt om de factoren te benoemen die het behalen van de opgestelde doelen kunnen belemmeren. Hierdoor worden de problemen genormaliseerd en wordt er voorkomen dat ouders worden gelabeld als personen met ‘opvoedgebreken’ (Dawe et al.,2008). Een praktische omgang met het gezin en een individuele, flexibele benadering zijn ook erg belangrijk. De gezinnen hebben niet veel aan het feit dat er alleen met ze gepraat wordt, zij voelen zich meer geholpen met iemand die helpt met praktische zaken en die dit dan ook weer langzaam aan hen overdraagt. Als het gezin dan ziet dan deze hulp effect heeft, draagt dit weer bij dat een grotere vertrouwensrelatie (Hermanns, 2002; Van der Steege, 2009). Verder moet de hulpverlener uitgaan van een individuele, flexibele benadering omdat het niet behalen van bepaalde doelen door allerlei problemen kan komen. Een vastgestelde volgorde van interventiestrategieën is hierbij dus niet zinvol (Dawe et al.,2008). Een hulpverlener moet van vele markten thuis zijn: verpleger, onderwijzer, sociaal werker, therapeut en ook tevens als vriend. De veranderingen moeten in kleine stapjes gebeuren anders kan het leiden tot teleurstelling en frustratie. Als de hulpverlener de sterke kanten van de familie, van de relaties in de familie en van zichzelf kan herkennen dan is dit al een grote stap richting een goede werkwijze te vinden met deze families (Carsson, 1986).
3.1.4 ketenaanpak multiprobleemgezinnen. Naast de kenmerken voor een succesvolle aanpak voor een individuele hulpverlener zijn er ook een aantal voorwaarden voor een ketenaanpak voor multiprobleemgezinnen (Steketee en Vandenbroucke, 2010): - Het signaleren en koppelen, oppakken of doorgeleiden van signalen (en terugkoppelen) door de hulpverleners. - Gezamenlijke plan van aanpak en probleemanalyse vaststellen: het gaat hierbij om een brede blik van de ketenprobleemanalyse (dus niet vanuit perspectief van de instelling zelf) en om een inzet op de verschillende domeinen, zoals werk, inkomen en schuld; onderwijs/kinderen; sociaal psychologische vraagstukken, verslaving, huiselijk geweld;criminaliteit en geweld. - Tussen alle betrokken instellingen een goede samenwerking zoals volwassenzorg en jeugdzorg. - Er wordt gestreefd naar één verantwoordelijke hulpverlener en één plan per gezin - Integrale indicatiestelling: een effectieve aanpak vraagt om integrale indicatiestelling, waarbij de benodigde middelen direct beschikbaar zijn uit een gezamenlijke financieringsbron. - Niet loslaten, tijdig bijsturen en blijven volgen. - Deskundigheidsbevordering en ondersteuning van de hulpverleners die dagelijks met de multiprobleemgezinnen te maken hebben. 3.1.5 werkzame factoren gezinscoaching. Naast de hierboven genoemde werkzame factoren voor interventies in het algemeen en voor multiprobleemgezinnen wordt in deze paragraaf specifiek ingegaan op de werkzame factoren van de interventie gezinscoaching. Uit diverse publicaties komen verschillende succesfactoren naar voren van de interventie gezinscoaching. De volgende punten worden genoemd: - Mandaat, excalatiemodel & doorzettingsmacht. Als de gezinscoach over deze drie termen beschikt is er de bevoegdheid om bij gezin en bij professionals de regie over te nemen en af te dwingen, om direct en snel in te grijpen. Een escalatiemodel is geregeld voor de gevallen waarin geen overeenstemming wordt bereikt over de coördinatie van zorg en de cliënt dringend zorg behoeft (Schaafsma, 2010; Bex, Blank & Bovens., 2010;
Gezinscoaching in Oost-Groningen
17
-
Hilhorst, Wolswinkel & Schaafsma, 2010). Acceptatie: de bevoegdheden van de gezinscoach worden door de hulpverleners en het gezin geaccepteerd (Bex et al.,2010). Vertrouwen op kennis, (levens) ervaring en autoriteit van de gezinscoach. De gezinscoach kan zo de andere hulpverleners identificeren en coördineren en het gezin kan ondersteunen door het uitvoeren van taken (Bex et al.,2010). Ondersteuning van de gezinscoach door de eigen organisatie: door bijvoorbeeld training, begeleiding of intervisie (Bex et al., 2010; Schaafsma, 2010). De gezinscoach beschikt over de kennis en ervaring om de duur en de intensiteit van de tijd te bepalen die nodig is om in en om samen met het gezin te werken (Bex et al., 2010). Nazorg, een goede organisatie van de inzet van hulpverleners nadat de gezinscoach uit het gezin is (Bex et al.,2010). Goede afstemming: goede afstemming over de taken en de verantwoordelijkheden van de gezinscoach en de andere hulpverleners (Hilhorst et al, 2010).
Naast de hierboven genoemde succesfactoren uit diverse publicaties zijn er ook een aantal succesfactoren te halen uit evaluatierapporten van projecten gezinscoaching elders in het land. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Sterk aan het concept gezinscoaching in Limburg zijn de volgende aspecten: de aantrekkelijkheid van het begrip ‘coaching’, vertrouwenspersoon in een situatie van wantrouwen, de combinatie van persoonlijke betrokkenheid en kennis van zaken en gezinscoaching als goede vorm van ‘stutten en steunen’ (Schaafsma, 2005). In het project intensieve gezinshulp bij FlexusJeugdplein en Spirit gebruiken de gezinscoaches drang en dwang met succes. De gezinscoaches brengen hulp op gang, krijgen toegang tot zorgmijdende gezinnen en weten hen te motiveren om hulp te aanvaarden, zodat zij stap voor stap de regie over hun eigen leven herwinnen. Het succes van werken met drang en dwang komt voor uit dat de gezinscoach eerst begint met de meest basale levensbehoeften van het gezin en de bestaansveiligheid van de kinderen. De gezinscoach zorgt voor structuur, schept orde in de chaos en biedt het gezin houvast. Geleidelijk aan maakt de weerstand plaats voor vertrouwen omdat het gezin zelf ook ervaart dat de problemen worden opgelost (Gerwen & de Beer, 2009). 3.2 Interviews Allereerst zal een beeld worden gegeven van hoe de geïnterviewden de oude situatie zagen en hoe de nieuwe situatie: met de gezinscoach. Vervolgens zullen de succesfactoren beschreven worden. Naast deze succesfactoren zijn er ook faalfactoren genoemd. Daarna wordt in het kort weergeven wat de tevredenheid is van de geïnterviewden over de interventie gezinscoaching. Op de vraag hoe de succesfactoren meetbaar gemaakt kunnen worden zijn ook diverse antwoorden gegeven. Een samenvatting hiervan zal worden gegeven. Verder wordt kort ingegaan op de veranderingen die de geïnterviewden zelf zouden aanpassen aan de interventie als ze het voor het zeggen zouden hebben en de competenties waarover een gezinscoach zou moeten beschikken volgens de geïnterviewden. Als laatste wordt nog een weergave gegeven over waar de geïnterviewden de gezinscoach over vijf jaar zien staan. 3.2.1 oude en nieuwe situatie. De vraag naar de oude en de nieuwe situatie heeft betrekking op de verandering in de structuur van de hulpverlening met de komst van de gezinscoach. Eerst wordt een beeld geschetst van hoe de geïnterviewden de situatie zagen voordat het project gezinscoaching er was en vervolgens hoe ze het nu zien. In het kort wordt de oude situatie als volgt beschreven (n=22): 1. Langs elkaar heen werken van de hulpverleners (9x) 2. Gezinnen vermijden de hulp, het is moeilijk om een gezin binnen te komen, de hulp is vrijwillig. (5x) 3. Organisaties hebben tegenstrijdige belangen (2x) 4. Gezinnen lopen vast in de hulpverlening (2x) 5. Afhankelijk van indicaties (2x) Gezinscoaching in Oost-Groningen
18
Veel hulpverleners werkten in de oude situatie in een gezin langs elkaar heen “organisaties werken vaak langs elkaar heen “, ze hadden niet dezelfde doelen en men was erg aan het zoeken naar wie iets in het gezin kon doen. Er waren nog niet zoveel zorgoverleggen waarin de doelstellingen van het gezin werden besproken. In de oude situatie was er ook nog geen sprake van drang. De hulp was vrijwillig en de gezinnen konden de hulp weigeren als ze hier geen behoefte aan hadden. Hierdoor was het voor de hulpverleners lastig om ergens binnen te komen. Omdat organisaties ook vaak tegenstrijdige belangen hadden ging dit ten koste van de samenwerking en hierdoor ook van de resultaten in de gezinnen. “Organisaties zijn vanuit hun eigen hokjes aan het werk er is niet een geheel”. Financiële belangen speelden hierbij een grote rol. Uiteindelijk was het vaak zo dat gezinnen vastliepen in de hulpverlening en helemaal geen hulp meer wilden. Het vertrouwen in de hulpverleners was weg. In de oude situatie was de meeste hulp ook nog afhankelijk van indicaties waardoor het vaak erg lang duurde voordat er iemand in een gezin kon beginnen. Soms waren er wachtlijsten van een aantal maanden waardoor de problematiek alleen nog maar meer uit de hand kon lopen. Voor de rest zijn de volgende opvallende punten nog genoemd: 1. Ontbreken van een plan, gebaseerd op vertrouwen 2. Gezin blijft eigen regisseur 3. Weinig zicht op de situatie In de oude situatie was er bij de gezinnen niet een duidelijk plan aanwezig wat er moest gebeuren. De hulpverleners overlegden niet over de algemene doelstelling van het gezin waardoor er niet een plan aanwezig was. Er waren ook verschillende hulpverleners in het gezin maar niemand nam echt de regie over. Elke hulpverlener bood hulp op zijn eigen terrein. Hierdoor ontstond het dat hulpverleners langs elkaar heen werkten en er niet een totaalbeeld was van de problemen en verbeteringen waardoor er ook weinig zicht op de situatie gehouden kon worden. In het kort wordt de nieuwe situatie als volgt beschreven: 1. Meer afstemming, samenwerken, men weet van elkaar wie doet wat, 1 plan (19x) 2. Drang en dwang (12x) 3. 1 contactpersoon die de regie overneemt (11x) 4. Hulp kan snel ingezet worden (3x) 5. Een aantal keren een zorgoverleg (3x) In de nieuwe situatie is er meer afstemming tussen de hulpverleners, ze weten van elkaar wie wat doet en daardoor gaat de samenwerking ook beter. “alle betrokkenen wijzen met de neus dezelfde kant op” Er wordt één plan opgesteld wat de samenwerking ook bevordert. Door middel van drang en dwang kunnen de hulpverleners makkelijker in een gezin binnen komen. Het gezin wordt gedwongen om iets aan de situatie te doen anders worden er sancties geheven. Hierdoor werken de gezinnen vaak eerder mee. De start van hulpverlening begint ermee dat de gezinscoach de regie in het gezin overneemt en daarmee dan ook de coördinerende leider van de andere hulpverleners wordt. Hij gaat als het ware op de stoel van het gezinshoofd zitten en zorgt er vanaf dat moment voor dat alles wordt geregeld in het gezin. Een groot voordeel van de interventie gezinscoaching is dat de gezinscoach snel kan worden ingezet. Als een gezin wordt aangemeld kan de gezinscoach bij wijze van spreke de volgende dag al beginnen. Er zijn geen wachtlijsten en er hoeven ook geen uitgebreide intakegesprekken plaats te vinden. Als het traject is begonnen zijn er een aantal keren zorgoverleggen met de betrokken partijen van het gezin. Alle hulpverleners die in het gezin werken komen dan bij elkaar en dan wordt vervolgens het plan dat is opgesteld geëvalueerd en nieuwe afspraken gemaakt. 3.2.2 succesfactoren. Een belangrijk onderdeel van het onderzoek zijn de succesfactoren van de interventie gezinscoaching. Wat maakt de interventie tot een succes. Hoe zien de betrokken partijen dit. Uit de interviews komen vijf aspecten naar voren die de interventie gezinscoaching succesvol maken (n=22): Gezinscoaching in Oost-Groningen
19
1. 2. 3. 4. 5.
Drang en Dwang Samenwerking Snelle inzetbaarheid 1 contactpersoon Regie overnemen
(10x) (9x) (6x) (4x) (4x)
Doordat er sprake is van drang en dwang kunnen de gezinscoaches binnen komen in een gezin en hebben ze een houvast. De gezinsleden worden als het ware gedwongen om mee te werken anders worden er sancties verheven. Een groot deel van het succes hangt ook af van de samenwerking tussen alle partijen in een gezin. Door de samenwerking zijn de hulpverleners op de hoogte van wie/wat doet en zo kan er beter aan doelen gewerkt worden en wordt er minder langs elkaar heen gewerkt. Een gezinscoach kan erg snel in een gezin worden ingezet, er is vooraf geen wachtlijst en een gezin hoeft ook niet geïndiceerd te worden: “Als de hulpvraag duidelijk is en dan meteen actie”. Als de gezinscoach dan werkzaam is in het gezin wordt de gezinscoach de contactpersoon voor het gezin. Hierdoor weten andere hulpverleners of instanties bij wie ze moeten zijn: “Eén aanspreekpunt die alle partijen bij elkaar brengt op alle leefgebieden”. De gezinscoach neemt voor een bepaalde tijd de regie over van het gezin want het gezin zelf weet het even niet meer. Dit geeft allereerst een bepaalde rust voor de gezinsleden: “Even op de stoel van het gezin gaan zitten en het hele systeem van het gezin beschouwen, op alle punten dan iets regelen”. Andere succesfactoren die vaker dan twee keer zijn genoemd: 1. 2. 3. 4.
Duidelijkheid en structuur Beschikbaarheid Communicatie Taakverdeling duidelijk
(3x) (3x) (3x) (3x)
De gezinscoach is vooraf erg duidelijk waarvoor hij in het gezin komt en wat ze gaan doen. Hij geeft het gezin weer structuur. Ook is de gezinscoach dag en nacht beschikbaar voor het gezin.Als er problemen zijn kan de gezinscoach altijd gebeld worden. Een ander succesfactor wat nog wordt genoemd is de communicatie tussen de partijen. Alle partijen komen bij de zorgoverleggen samen en dan wordt er gekeken naar wat er allemaal moet gebeuren om tot een betere toekomst te komen. De taakverdeling wordt dan duidelijk en iedereen weet wie/wat moet doen. De gezinscoach heeft de regie en vanuit daar worden de taken verdeeld. 3.2.3 faalfactoren. Naast al deze succesfactoren zijn er ook dingen die er niet goed gaan. Belangrijk is om dit in kaart te brengen zodat hier in de toekomst aan gewerkt kan worden. Uit de interviews komen vijf aspecten naar voren die vaak genoemd worden als faalfactoren van de interventie gezinscoaching (n=21): 1. Werkwijze/persoonlijkheid gezinscoach (8x) 2. Taken gezinscoach (6x) 3. Samenwerking/afhankelijkheid partijen (6x) 4. Medewerking gezin (4x) 5. Inzuigen gezinscoach (4x) Onder werkwijze/persoonlijkheid gezinscoach wordt verstaan dat de gezinscoaches een erg verschillende wijze hebben van werken: “je moet drang en dwang durven uitvoeren” .De ene gezinscoach neemt een houding aan dat deze alles gaat doen voor het gezin en de andere neemt alleen de coördinerende rol aan. Verder valt of staat het ook met de persoon als gezinscoach die een verbinding heeft met het gezin. In de interviews werd vaak aangegeven dat de taken van de gezinscoach nog niet duidelijk zijn. Heeft hij/zij alleen een coördinerende rol of voert de gezinscoach ook taken uit. Wanneer wordt er iets wel en niet gedaan. Veel betrokkenen hebben hier geen duidelijk beeld van: “Eerst dacht ik dat ik het helder had maar gaandeweg het traject werd het steeds onduidelijker “. Gezinscoaching in Oost-Groningen
20
Verder werd nog als faalfactor genoemd dat de gezinscoach afhankelijk is van andere partijen. Als deze niet meewerken dan kan het project gezinscoaching ook niet slagen. In hun eentje kunnen ze niet veel bereiken. Er is soms ook sprake van tegenstrijdige belangen en dit werkt niet in het voordeel van het gezin. Ook is de gezinscoach afhankelijk van de medewerking van het gezin. Als zij niet willen meewerken dan kunnen de hulpverleners nog zoveel willen maar dan gaat dit erg moeilijk worden. Een onderliggend gevaar van het project gezinscoaching is dat de gezinscoach kan worden ingezogen. Doordat de gezinscoaches zoveel tijd in een gezin doorbrengen worden ze betrokken bij alle problemen waardoor ze veel dingen niet meer objectief kunnen bekijken. Andere faalfactoren die twee keer of vaker zijn genoemd: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Aanmeldcriteria AMW variant Niet altijd effectief Maatwerk Aantal gezinscoaches Financiën
(3x) (3x) (3x) (2x) (2x) (2x)
Voor het project gezinscoaching zijn er aanmeldcriteria opgesteld maar sommige gezinnen vallen er buiten die er wel baat bij zouden hebben zoals gezinnen die nog niet langdurig kampen met veel problemen maar waar de hulp wel hard nodig is. Verder is het ook niet altijd duidelijk of een gezin er nu wel of niet voor in aanmerking komt. Ook verschilt het project gezinscoaching niet veel van de werkzaamheden van een maatschappelijk werker. Het zou zo een AMW variant kunnen worden: “Het is niet nieuw er zijn veel organisaties die het ook bieden”. De interventie gezinscoaching werkt ook niet altijd in een gezin. Er zijn ook gezinnen waar een gezinscoach niet tot zijn recht komt: “Gezinnen waar het niet goed blijft gaan heeft de interventie gezinscoaching geen alternatief voor”. Elk gezin is anders dus voor de gezinscoach is het telkens weer maatwerk. Er moet elke keer gekeken worden met welke middelen er gekomen kan worden tot een oplossing. Elk gezin heeft zijn eigen problemen en vaak lijken de problemen op elkaar maar zijn de oorzaken weer heel anders. Een andere faalfactor die nog wordt genoemd is dat er maar twee gezinscoaches bij het traject in Veendam zijn. Als een gezinscoach te veel gezinnen onder zijn hoede heeft dan kan hij zijn werk niet meer goed uitvoeren. Een sterk punt van de interventie gezinscoaching is juist dat een gezinscoach zoveel tijd heeft voor een gezin. Als allerlaatste is het zo dat het project valt of staat met de financiering. Als er niet genoeg financiering is dan kunnen de gezinscoaches ook niet zoveel tijd in een gezin besteden wat juist een erg belangrijk punt is om de interventie te laten slagen. 3.2.4 meetbaar maken werkzaamheid gezinscoaching. Hierboven zijn de succes- en faalfactoren beschreven van de interventie gezinscoaching. Hoe kan nu gemeten worden of de interventie daadwerkelijk een succes is. Hiervoor moet naar verschillende factoren gekeken worden. Hieronder wordt een weergave gegeven van de ideeën die de geïnterviewden hierover hebben. Afname van schorsingen op school Om te beoordelen of de interventie gezinscoaching effectief is kan er gekeken worden naar het aantal schorsingen en schoolmeldingen op scholen. Zijn er minder schorsingen en schoolmeldingen waargenomen nadat er een gezinscoach in het gezin is gekomen. Initiatief cliënt Verandering in de verantwoordelijkheid van de cliënt kan ook duiden op een vooruitgang. Wordt er door het gezin meer initiatief genomen, worden de problemen zelf opgelost, is er een bepaalde mate van zelfstandigheid aanwezig. Participatie Gezinscoaching in Oost-Groningen
21
In welke mate participeert het gezin weer in de samenleving geeft ook een beeld van de vooruitgang. Mate van terugval Ook kan er gekeken worden naar de terugval van de multiprobleemgezinnen in het overleg van de Openbare Geestelijke Gezondheidszog Groningen (OGGZ). Als de gezinnen daar weer worden aangemeld dan is er sprake van terugval en heeft de interventie niet voldoende effect gehad. Vooruitgang op leefgebieden Bij elk gezin kan er ook op elk leefgebied gekeken naar de vooruitgang. Dit kan aan de hand van interviews of doelevaluatie geëvalueerd worden. Multiprobleemgezinnen veroorzaken vaak overlast. Gekeken kan worden naar de daling in de overlastmeldingen nadat de gezinscoach actief is in een gezin. Minder hulpverleners in het gezin Een bijkomend voordeel van gezinscoaching is dat het aantal hulpverleners in een gezin afneemt. Er kan gekeken worden naar de afname van hulpverleners nadat de gezinscoach in het gezin komt. Verder worden nog de volgende punten genoemd: kijken naar de behaalde doelen, afname van de inzet van woonconsulent en afname van het aantal huisuitzettingen. 3.2.5 tevredenheid interventie gezinscoaching. Hoe tevreden de geïnterviewden zijn met de interventie gezinscoaching wordt hieronder weergegeven (n=22). Ondanks de faalfactoren die zijn genoemd kan iemand toch tevreden zijn met de interventie en de mogelijkheden ervan inzien. Van de 22 geïnterviewden zijn er 18, ondanks de faalfactoren, tevreden met de interventie gezinscoaching. De overige vier zijn nog niet helemaal tevreden. Een aantal opmerkingen die worden gegeven, zijn: “Tevreden, goed dat de verbinding er is met het onderwijs. Positieve ervaring maar ook wel de beperking gezien”. “Heel blij met het project, snel hulp in het gezin, lokaal gericht en integraal op meerdere probleemgebieden”. “Ja, het is fijn dat de gemeenten het aanbieden, meerdere zouden dit moeten gaan doen”. “Niet helemaal tevreden. Niet duidelijk wat gezinscoach allemaal doet. Frequentie contact zou nog hoger moeten en de hulpverlening zou meer op elkaar afgestemd moeten worden”. 3.2.6 veranderingen interventie gezinscoaching. De interventie gezinscoaching staat nog op het punt van ontwikkeling. Er moeten nog aanpassingen worden gedaan om tot een succesvolle methodiek te komen. Wat er volgens de geïnterviewden nog aan de interventie veranderd moet worden, wordt hieronder in het kort beschreven. De volgende punten die van de 20 respondenten meer dan 1x zijn genoemd zijn (n=20).: 1. Meer duidelijkheid taken/betere afstemming (7x) 2. Langere periode waarin de gezinscoach in het gezin zit (3x) 3. Kijken naar de aanmeldcriteria, misschien eerder inzetten of bij meer gezinnen (3x) 4. Intensievere nazorg (2x) 5. Naam drang en dwang veranderen (2x) Van tevoren zou er meer duidelijkheid moeten zijn wat nou precies de taken van de gezinscoach zijn. De taakomschrijving moet uitgebreider zodat iedereen hier een duidelijk beeld van kan vormen. Ook wordt een langduriger inzet van de gezinscoach in het gezin aangeraden. Zes maanden blijkt soms te kort te zijn om de taken van de gezinscoach over te dragen aan een andere hulpverleningsinstantie. Gezinscoaching in Oost-Groningen
22
Een ander punt waar naar opnieuw moet worden gekeken volgens de geinterviewden zijn de aanmeldcriteria. Misschien is het nodig om de gezinscoach eerder in te zetten en de aanmeldcriteria te verruimen. Hier moet onderzoek naar gedaan worden volgens de geinterviewden. Ook zou er in de nazorg meer contact moeten zijn want anders wordt er alleen maar een momentopname gezien. Er moet meer aandacht besteed worden aan het opbouwen van een netwerk rondom het gezin. Door een aantal geïnterviewden wordt nog genoemd dat de naam drang en dwang niet altijd even fijn klinkt, dit zou aangepast moeten worden. Verder worden er nog de volgende punten genoemd: 1. Doorgeven van contactpersoon aan betrokkenen na afsluiting 2. Organisaties na beginfase niet meer als opdrachtgever benoemen 3. Goede selectie van het type gezinscoach. Als een gezinscoach weggaat uit een gezin draagt hij het gezin altijd over aan een contactpersoon. Voor de betrokkenen is het ook fijn om te weten wie dan de nieuwe contactpersoon van het gezin wordt. Verder willen organisaties als Acantus en de politie die worden gebruikt om bij een gezin binnen te komen niet meer genoemd worden nadat de gezinscoach in het gezin aan de slag is gegaan. De gezinscoaches mogen dan niet meer dreigen met uithuiszetting door Acantus of een bezoek van de politie. De gezinscoach moet dan vanuit eigen kracht verder kunnen werken. Een aantal geïnterviewden vindt het ook belangrijk dat er een goede selectie wordt gemaakt voor de functie gezinsocach. Een goede gezinscoach beschikt over een aantal belangrijke competenties. 3.2.7 competenties gezinscoach. Om gezinscoaching tot een succes te maken is het ook belangrijk dat er gezinscoaches aan het werk zijn met de juiste competenties. Hieronder wordt aangegeven welke competenties een gezinscoach volgens de geïnterviewden moet beheersen. Door elke geïnterviewden zijn er veel competenties genoemd daarom zal er in dit onderzoek alleen een weergave gegeven worden van de vijf meest genoemde competenties. De volgende competenties die een gezinscoach zou moeten beheersen zijn het vaakst genoemd (n=19): 1. Ervaring (9x) 2. Stevig in de schoenen staan (6x) 3. Goed netwerk/zicht op de sociale kaart (5x) 4. Communicatief sterk (4x) 5. Goede analyse van het probleem kunnen maken (3x) Belangrijk is het dat een gezinscoach ervaring heeft met hulpverlening in problematische gezinnen. De gezinscoach moet minimaal al een aantal jaren ervaring hebben in een functie als hulpverlener. Multiprobleemgezinnen willen vaak niet meewerken en zijn het vaak niet met de hulpverlener eens. Het is daarom belangrijk dat de gezinscoach stevig in de schoenen staat en bij zijn/haar standpunt blijft. Doordat er zoveel problemen bij een multiprobleemgezin zijn is vaak het overzicht ver te zoeken. Belangrijk is dat een gezinscoach hier een beeld van krijgt en het in kaart brengt zodat er gezocht kan worden naar de oorzaak en hier wat aan gedaan kan worden. Ook is het belangrijk dat de gezinscoach een duidelijk beeld heeft van alle instanties in de omgeving omdat de gezinscoach hier veel mee te maken krijgt. Goede communicatieve vaardigheden wordt verder ook nog genoemd aan het lijstje van competenties die een gezinscoach moet beheersen. 3.2.8 Waar staat gezinscoaching over 5 jaar? De pilot van de interventie gezinscoaching in Veendam is bijna ten einde en nu rest dan ook de vraag waar de interventie gezinscoaching over vrij jaar zal staan. De geïnterviewden hebben hierover allemaal hun eigen mening en hieronder wordt hiervan een weergave gegeven (n=18). De volgende antwoorden werden gegeven op de vraag waar de gezinscoach over vijf jaar staat: Gezinscoaching in Oost-Groningen
23
14 van de 18 respondenten die deze vraag hebben beantwoord denken wel dat de gezinscoach nog zal bestaan. 6 van deze respondenten denkt dat het een onderdeel zal worden van het CJG. Verder wordt nog aangeven dat de gezinscoach een vast en geaccepteerd onderdeel moet worden van de hulpverlening welke lokaal is ingebed. 4 van de 18 respondenten denken dat de gezinscoach niet meer bestaat, de taken moeten onderdeel worden van de voogdij van bureau jeugdzorg of van een maatschappelijk werker. Een aantal opmerkingen die worden gegeven: “Bestaat de gezinscoach niet meer. Geen geld voor. Wel een onderdeel van de voogdij van bureaujeugdzorg. Deze taak is boven komen drijven omdat het niet meer uitgevoerd wordt, door veranderde structuren “. “Een geaccepteerde methodiek die uitgevoerd kan worden in de gemeente Veendam. Deze specifieke kennis kan misschien ook door de provincie gefinancierd worden”.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
24
4. Conclusie en Aanbevelingen In dit hoofdstuk zal een antwoord worden gegeven op de centrale onderzoeksvraag door middel van het beantwoorden van de deelvragen. Vervolgens zullen de beperkingen van het onderzoek aan bod komen. Aan het eind van dit hoofdstuk zullen er aanbevelingen worden gegeven voor verder onderzoek en voor het werken in de praktijk. 4.1 Beantwoording centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag: wat zijn de werkzame factoren van gezinscoaching bij multiprobleemgezinnen? zal beantwoord worden aan de hand van de opgestelde deelvragen. Allereerst wordt ingegaan op de succes en faalfactoren van gezinscoaching op basis van de theorie. De eerste deelvraag is: Wat zijn de succes- faalfactoren van gezinscoaching op basis van de theorie? Allereerst is hiervoor gekeken naar de algemeen werkzame factoren van interventies, vervolgens de werkzame factoren van interventies voor multiprobleemgezinnen, van een hulpverlener en een ketenaanpak. Als allerlaatste worden de werkzame factoren vanuit de literatuur van gezinscoaching weergegeven In tabel 1 zijn al deze factoren in de eerste kolom weergegeven. In de tweede kolom zijn daarachter de succesfactoren vanuit de praktijk weergegeven. We nemen dan meteen de tweede deelvraag mee: wat zijn de succes- faalfactoren van gezinscoaching op basis vanuit het pilotproject in Veendam? Tabel 1: Samenvatting werkzame factoren uit de literatuur en de praktijk Literatuur Zorgdragen van goede motivatie van de cliënt Een goede structurering van de interventie: heldere doelstelling, planning en fasering Interventie uitvoeren zoals vastgelegd in protocol of draaiboek Voldoende professionaliteit Goede werkomstandigheden van de behandelaar Goede afstemming van het probleem en de hulpvraag enerzijs en de specifieke invulling van de interventie anderzijds. Goed personeel voor een langdurige tijd Lage caseload Hulp gericht aan alle gezinsleden Zo lang in het gezin kunnen blijven als nodig is Hulpverleners krijgen genoeg ruimte voor creativiteit Drang en dwang gebruiken waar nodig is Goede relatie opbouwen met andere organisaties Werkzame factoren multiprobleemgezinnen Meerdere terreinen tegelijk hulp bieden Intensieve hulp Hulpverlener die de hulpverlening coördineert Hulpaanbod in leefomgeving van het gezin Therapeutische als praktische hulp
Praktijk Duidelijkheid en structuur
Beschikbaarheid Drang en dwang
Regie overnemen
Lage caseload Empowerment en uitgaan van de krachten van het gezin Ondersteuning van de hulpverlener middels training Organisatie van nazorg Versterken van zelfregulering
Gezinscoaching in Oost-Groningen
25
Concreet bijdragen aan het herstel van het gewone leven Werken met een gezinsplan Versterken sociale netwerk Planmatig en doelgericht werken Zorg voor continuïteit Richten op het functioneren van het gezin Integrale gezinsaanpak Competenties hulpverlener Betrokkenheid Outreachende opstelling Een respectvolle opstelling Een empowerend opstelling Bespreken van belemmerende factoren Praktische omgang met het gezin en een individuele, flexibele benadering Kijken naar achterliggende oorzaken van ongelijkheid, marginalisering en intergenerationele problemen Werkzame factoren ketenaanpak Signaleren en koppelen, oppakken of doorgeleiden van signalen door de hulpverleners. Gezamenlijke probleemanalyse en plan van aanpak Taakverdeling duidelijk vaststellen Samenwerking tussen alle betrokken instellingen Samenwerking Individuele regie Integrale indicatiestelling Niet loslaten, tijdig bijsturen en blijven volgen Ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de hulpverleners Werkzame factoren gezinscoaching Mandaat, excalatiemodel & doorzettingsmacht Acceptatie Vertrouwen op kennis, ervaring en autoriteit van de gezinscoach, waardoor hij de andere hulpverleners kan identificeren en coördineren Ondersteuning van de gezinscoach door de eigen organisatie Tijd: de gezinscoach beschikt over de kennis en ervaring om de duur en de intensiteit van de tijd te bepalen die nodig is om samen met het gezin te werken Nazorg Goede afstemming Communicatie Vertrouwenspersoon in een situatie van wantrouwen Combinatie van persoonlijke betrokkenheid en kennis van zaken Gezinscoaching als goede vorm van “stutten en steunen” Aantrekkelijkheid van het begrip coaching
Gezinscoaching in Oost-Groningen
26
De twee succesfactoren die wel als succesfactor genoemd worden in de praktijk maar niet in de literatuur voorkomen zijn: -
Snelle inzetbaarheid 1 contactpersoon
Naast de werkzame factoren die door de geïnterviewden zijn genoemd bestaat het vermoeden dat er nog meer factoren in de praktijk zijn die overeenkomen met de werkzame factoren die genoemd zijn in de literatuur. In dit onderzoek komen alleen de factoren naar voren die meer dan 1x zijn genoemd. Ook kan het zijn dat een aantal factoren niet zijn genoemd door de geïnterviewden maar wel voorkomen in het project gezinscoaching. Deze komen in dit onderzoek dan niet naar voren. Naast de succesfactoren die hierboven zijn weergegeven zijn er door de geïnterviewden ook meerdere faalfactoren genoemd. Opvallende punten die vaak genoemd werden door de geïnterviewden zijn: de werkwijze van de gezinscoach, taken van de gezinscoach, samenwerking/afhankelijkheid van verschillende partijen, medewerking van het gezin en het inzuigen van de gezinscoach. Uit de interviews blijkt dat het voor veel betrokkenen nog niet duidelijk is welke taken de gezinscoach heeft en hoe hij/zij te werk gaat. Ook zijn de geïnterviewden van mening dat als de samenwerking tussen de partijen niet goed verloopt, de gezinscoach weinig kan bereiken in een gezin. Dit geldt eveneens voor de medewerking van het gezin zelf. Zonder medewerking van gezin of/en andere betrokkenen kan een gezinscoach zijn werk niet goed doen. Een gezinscoach moet verder zelf oppassen om niet teveel in het gezin ingezogen te worden. Naast deze faalfactoren zijn er nog een aantal faalfactoren die door meer dan twee geïnterviewden genoemd zijn: aanmeldcriteria, AMW variant, niet altijd effectief, maatwerk, aantal gezinscoaches en de financiën. Na beantwoording van de eerste deelvragen rest nog deelvraag 3: hoe kunnen deze factoren gemeten worden? Om deze vraag te beantwoorden wordt alleen de informatie gebruikt van de interviews. De geïnterviewden dragen de volgende punten aan: schorsingen, schoolmeldingen, verantwoordelijkheid cliënt, participatie gezin in de samenleving, terugval multiprobleemgezinnen, leefgebieden evalueren, overlastmeldingen, aantal hulpverleners, inzet woonconsulent, doelen evalueren en aantal huisuitzettingen. 4.2 Reflecties op het onderzoek Bij het doen van dit onderzoek is een aantal beperkingen naar voren gekomen: Allereerst is het onderzoek door één persoon verricht. Dit houdt in dat de gegevens door maar één persoon zijn geïnterpreteerd en gecodeerd. Dit geeft aan dat de basis zwak is. Verder is in de methodiek van literatuuronderzoek aangegeven dat er alleen naar bronnen wordt gezocht niet ouder dan het jaar 2000. In dit onderzoek zijn toch een aantal bronnen gebruikt die ouder zijn dan het jaar 2000. Er is hiervoor gekozen omdat de desbetreffende informatie erg bruikbaar was en er geen alternatief was in bronnen na 2000. Een nadeel van dit onderzoek is ook dat er alleen aandacht besteedt wordt aan de mening van de betrokkenen. De mening van de gezinnen komt in dit onderzoek niet naar voren. Het aantal geïnterviewden daarentegen is een positief punt van het onderzoek. Alle betrokkenen van het pilotproject gezinscoaching zijn geïnterviewd waardoor er een goed beeld gegeven kan worden van de werkzame factoren vanuit de praktijk. 4.3 Aanbevelingen onderzoek Uit dit onderzoek is een aantal punten naar voren gekomen waar verder onderzoek naar gedaan zou kunnen worden:
Gezinscoaching in Oost-Groningen
27
- Bij het beantwoorden van de deelvraag hoe deze factoren meetbaar gemaakt kunnen worden is alleen gebruik gemaakt van informatie die is opgedaan uit de interviews. Om deze vraag vollediger te kunnen beantwoorden zou hier ook literatuuronderzoek naar gedaan moeten worden. - Om ervoor te zorgen dat de interventie hoger op de effectiviteitlader komt te staan moeten er meerdere onderzoeken gedaan worden. De interventie gezinscoaching Veendam valt nu onder effectiviteitniveau 1. In de methodiek staat alles goed beschreven maar er is nog geen bewijs dat deze interventie op deze manier gaat werken. Om tot een hoger niveau te komen zijn er cijfers nodig die laten zien dat de doelgroep wordt bereikt, dat de doelen van de interventie worden gerealiseerd, dat er weinig cliënten zijn die voortijdig afhaken en dat de cliënten tevreden zijn. Het is dus aan te raden om een clienttevredenheidsonderzoek af te nemen en een doelrealisatie-onderzoek. - Uit de literatuur is een lijst van punten gekomen met werkzame factoren. In dit onderzoek komen alleen de werkzame factoren vanuit de praktijk naar voren die worden genoemd door de geïnterviewden. Om te kijken of de interventie gezinscoaching Veendam verder voldoet aan de punten die genoemd worden in de literatuur is verder onderzoek aan te raden. Dit kan door middel van interviews of dossieranalyse. -In dit onderzoek is alleen gekeken naar de mening van de betrokkenen. Aan te raden is om ook een onderzoek te doen naar de gezinnen die meedoen aan dit project. Hoe hebben zij dit ervaren en wat vinden zij de sterke punten van de interventie en waar lopen ze nog tegenaan. 4.4 Aanbevelingen praktijk Uit het onderzoek zijn een aantal aanbevelingen voor de praktijk naar voren gekomen: - De doelstelling van het project nog eens nader bekijken. Deze komt niet overeen met het doel van de interventie gezinscoaching. De doelstelling van het pilotproject gezinscoaching Veendam (Elker/Compaen, 2010): “het verhelderen, eenduidig uitwerken en uitvoeren van de nieuwe taak gezinscoaching in relatie tot de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft op het terrein van coördinatie van de zorg en de verantwoordelijkheid die de provincie heeft op het terrein van de toewijzing van geïndiceerde jeugdhulpverlening. Een hechte samenwerking tussen 1 e en 2e lijn over en weer en een warme overdracht zijn essentieel”. Er wordt hier helemaal niet gesproken over het verminderen van het aantal multiprobleemgezinnen en het verminderen van de problemen van gezinnen. -Strenge selectie van de gezinscoaches, het is erg belangrijk dat een gezinscoach aan de juiste competenties voldoet en daarom moet er tijd voor uitgetrokken worden om de juiste personen voor deze functie te vinden. -Herschrijving van de methodiek waarin de punten die in dit onderzoek zijn genoemd worden meegenomen: Door een duidelijke methodiek te hebben en doordat iedereen er zich ook aan houdt zou de faalfactor ‘onduidelijkheid werkwijze/persoonlijkheid gezinscoach’ voorkomen kunnen worden. Ook zou er dan meer duidelijkheid over de taken van de gezinscoach ontstaan. Voldoende professionaliteit is een factor die hier ook bij genoemd kan worden. Het is vaak niet duidelijk hoe de werkwijze van de gezinscoaches is, dit kan duiden op te weinig professioneel handelen vanuit de gezinscoaches. Om dit in de toekomst te veranderen moe er een gezamenlijk profiel geschreven worden van de gezinscoach: wat zijn de taken wat doet de gezinscoach wel en niet. Ook zou er een strenge selectie moeten komen van de gezinscoaches zodat er goed personeel is en ook voor een langere tijd. Als er steeds meer gezinnen bijkomen is het ook belangrijk dat er meer gezinscoaches bijkomen zodat ze een lage caseload hebben. Een werkzame factor die wordt genoemd en die bij de interventie gezinscoaching in Veendam nog verbeterd kan worden is de nazorg. Door de geïnterviewden wordt dit ook aangegeven bij de vraag wat ze zelf zouden willen veranderen. Belangrijk bij hulp aan multiprobleemgezinnen is de nazorg. Het gezin moet niet helemaal losgelaten worden, tijdig worden bijgestuurd en gevolgd blijven worden. Het blijkt dat er nu alleen een contactpersoon wordt aangewezen als de gezinscoach weggaat uit het gezin. Belangrijk is ook dat het netwerk rondom het gezin vergroot wordt en er een vertrouwenspersoon in de buurt is waaraan het gezin de problemen kan vertellen en die het gezin bijstaat als ze het moeilijk hebben. Ook kan deze vertrouwenspersoon weer hulp inschakelen als blijkt dat het weer misgaat. Een aantal faalfactoren die zijn genoemd zijn moeilijk op te lossen. Bij de interventie gezinscoaching zal er altijd de afhankelijkheid van de medewerking van het gezin zijn. Door de drang en dwang geGezinscoaching in Oost-Groningen
28
deelte van het project wordt dit al in grote mate beïnvloed. Ook zal er altijd een bepaalde afhankelijkheid blijven van de financiën. Een aantal geïnterviewden gaven aan dat ze de interventie gezinscoaching erg vinden lijken op het werk van een maatschappelijk werker. Belangrijk is om in de methodiek duidelijk naar voren te laten komen wat precies de meerwaarde is van een gezinscoach en wat zijn of haar taken precies zijn. Als alle betrokkenen overtuigd zijn van de meerwaarde van het project zal er ook meer medewerking komen. Om te voorkomen dat een gezinscoach wordt ingezogen in een gezin is het belangrijk dat de gezinscoaches een goede begeleiding krijgen vanuit de organisatie. Dit wordt ook als een werkzame factor genoemd: “Ondersteuning van de gezinscoach door de eigen organisatie: door bijvoorbeeld begeleiding, training of intervisie” (Kalsbeek, 2011). Over de aanmeldcriteria is er door de geïnterviewden ook veel gezegd. Een aantal geïnterviewden gaven aan dat gezinscoaching eerder in een gezin moet worden ingezet en dat de criteria verbreed moeten worden. Sommige vonden het ook onduidelijk wanneer een gezin nu wel of niet in aanmerking komt voor gezinscoaching. Dit punt zou meegenomen kunnen worden in een vergadering van het OGGZ en hierover zou gediscussieerd kunnen worden om te kijken hoe iedereen hier over denkt. Wat de voor- en nadelen zijn van het verbreden van de criteria en hoe deze voor iedereen duidelijk kunnen worden. Op de vraag wat de geïnterviewden graag zouden willen veranderen komen nog een aantal punten naar voren die hierboven niet zijn genoemd. Door een aantal geïnterviewden is genoemd dat ze de naam drang en dwang graag veranderd willen zien. Hier zou dus over nagedacht kunnen worden en i.p.v. drang en dwang zou het ook mandaad genoemd kunnen worden zoals in de literatuur: “Mandaat, excalatiemodel & doorzettingsmacht: de gezinscoach heeft de bevoegdheid om bij gezin en bij professionals de regie te nemen en af te dwingen, om direct en snel in te grijpen en er is een escalatiemodel geregeld voor gevallen geen overeenstemming wordt bereikt over de coördinatie van zorg en de cliënt dringend zorg behoeft” (Kalsbeek, 2011). Verder is het belangrijk dat de contactpersonen die worden aangesteld nadat de gezinscoach uit een gezin gaat ook kenbaar gemaakt worden aan de betrokkenen. Zo zijn zij op de hoogte wie ze moeten aanspreken als er problemen dreigen te ontstaan. Als verandering wordt verder nog genoemd dat er een goede selectie moet zijn van het type gezinscoach. Vanuit de praktijk worden de volgende punten als belangrijk gezien: ervaring, stevig in de schoenen staan, goede analyse van het probleem kunnen maken, goed netwerk/zicht op de sociale kaart en communicatief sterk. Deze punten komen overeen met wat hier over in de literatuur wordt gezegd. - Als de methodiek is veranderd aan de hand van de bovenstaande aanbevelingen is het belangrijk dat er een bijeenkomst komt van alle betrokken om dit door te bespreken zodat iedereen op de hoogte is en de veranderingen gaat toepassen.
Gezinscoaching in Oost-Groningen
29
Literatuurlijst Baarda, B., de Goede & M., Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen :Noordhoff Uitgevers b.v. Baartman, H. & Dijkstra, J.S. (1987). Multiproblem gezinnen II; de opvoedingsproblematiek. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 1,220-241. Bex, P.M.H.H., Blank, R.E. & Bovens, F. (2010). De gezinscoach in beeld. De werkzaamheden en knelpunten van gezinscoaches door Sira Consulting. Nieuwegein: Sira Consulting B.V. Berger, M. & Menger, R. (2002). Op weg naar veelbelovende en effectieve programma’s voor risicojongeren. Utrecht: NIZW Carsson, A.T. (1986). A professional challenge: Working with Multi-Problem Families. California: San Diego Sate Univ. CJIB. [Online] Available: http://www.cjib.nl Geraadpleegd op 25-10-2010 Dawe, S., Harnett, P. & Frye, S. (2008). Improving outcomes for children living in families with parental substance misuse: What do we know and what should we do in: Child abuse prevention issues, no. 29. Melbourne: Australian Institute of Family Studies. Elker/Compaen (2010). Werkwijze gezinscoaching Veendam. Veendam: Compaen. Gerwen, J. van & Beer, A. de (2009). Intensieve gezinshulp bij FlexusJeugdplein en Spirit Gezinscoach heeft succes met drang en dwang, Jeugd en Co Kennis, 3,.8-18. Geraadpleegd op Internet 15 december 2011, ca 15.30 uur via URL http://www.spirit.nl/uploads/tx_rtgfiles/DA09-60.pdf Hegeman, H.& Hesse,B. (2009). Sturen naar dezelfde bestemming; Coördinatie van hulpverlening aan multiprobleemgezinnen in de regio Zwolle. Zwolle:scriptie Christelijke Hogeschool Windesheim Hermanns, J. (2001a). Kijken naar opvoeding: Opstellen over jeugd, jeugdbeleid en jeugdzorg. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Hermanns, J. (2002b). Wat werkt in de gezinsvoogdij?Justitiële verkenningen, 28 (9), 50-61. Hilhorst, N., Wolswinkel, L. & Schaafsma, K. (2010). Gezinsmanagers in Marokkaans - Nederlandse gezinnen- Wegwijzer voor en door gemeenten. Amsterdam: DSP Groep. IPO (2006). Prestatie-indicatoren Jeugdzorg. Naar een gezamenlijke integrale visie en implementatie. Den Haag: Inter Provinciaal Overleg / IPO. Jeugdinterventies. [Online] Available: http://www.jeugdinterventies.nl Geraadpleegd op 20-10-2010 JSO [Online] Available: http://www.jso.nl Geraadpleegd op 5-11-2010 Kalsbeek, A. (2011). Wat werkt bij multiprobleemgezinnen? Utrecht:Nji Konijn, C. (2006). Allemaal een beetje verantwoordelijk. Verwarrend overheidsbeleid rond casemanagement multiprobleemgezinnen, Sozio, nr. 71,14-21. Kouwen, B. (2004). De gezinscoach: nieuwe bemoeizorg In: Pedagogiek.net
Gezinscoaching in Oost-Groningen
30
Lieshout,M., Mehlkopf,P. & Troisfontaine, S. Dwars door alle verbanden: gezinscoaching voor multiprobleemgezinnen. Apeldoorn: Garant. Leusink, T., Oosterhuis-Kars, D., Verwer, W. (2006). Designontwikkeling voor effectonderzoek naar de interventie ‘10’ Voor Toekomst.Groningen: scriptie Rijksuniversiteit Groningen. Mehlkopf,P. (2008). Tussen regels en handelingsruimte: Over multiproleemgezinnen, coördinatie van zorg en gezinscoaching. Handreiking bij Uitvoering. Gouda: JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding. Mogroep. [Online] Available: http://www.mogroep.nl Geraadpleegd op 1-11-2010 Multiprobleemgezinnen. [Online] Available: http:// www.multiprobleemgezinnen.nl Geraadpleegd op 11-11-2010 NJI. [Online] Available: http://http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/616.html Geraadpleegd op 24-042011 Orobio de Castro, B., Veerman, J.W. , Bons, E. & Beer, L. de (2002). Kansen gekeerd? Criminaliteitspreventie door gezinsondersteuning. Utrecht: Universiteit. Schaafsma,K. (2005). Het banen van een pad. Methodische beschrijving van gezinscoaching. Antwerpen: Garant. Steege, M. van der (2009). Multiprobleem gezinnen. In: Handboek kind en adolescent. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Steketee, M. & Vandenbroucke, M. (2010) Typologie voor een strategische aanpak van multiprobleemgezinnen in Rotterdam- Een studie in het kader van Klein maar Fijn. Tabibian, N. (2006). Effectiviteit van interventies voor probleemgezinnen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut White, C., Warrener, M., Reeves, A. & La Valle, I. (2008). Family Intervention Projects: An evaluation of their design, set-up and early outcomes. London: Department for Children, Schools and Families. Yperen van, T., & Veerman, T.J., (2008). Zicht op effectiviteit. Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Delft: Eburon. Zijden van der, Q. & Diephuis, K. (2011). Handleiding Gezinsplan & integrale indicaties West Friesland. West Friesland: Patners in Jeugdbeleid ZonMW. [Online] Available: http://www.zonmw.nl/nl/onderwerpen/alle-programma-s/diversiteit-inhet-jeugdbeleid/ Geraadpleegd op 13-05-2011
Gezinscoaching in Oost-Groningen
31
Bijlage 1 Methodiekbeschrijving pilotproject Veendam Bijlage 2 Interviewvragen Bijlage 3 Beschrijving geïnterviewden
Gezinscoaching in Oost-Groningen
32
Bijlage 1 Werkwijze gezinscoaching pilotproject Veendam Bij de gemeente Veendam hebben ze een eigen werkwijze gezinscoaching ontwikkeld. Hieronder zullen de verschillende fases kort worden beschreven (Elker/Compaen, 2010). Aanmelding De aanmeldingen voor gezinscoaching vinden plaats bij de Openbare Geestelijke Gezondheidzorg Groningen (OGGZ) en kunnen plaatsvinden door verschillende instanties werkzaam in de gemeente Veendam. Dit wordt gedaan door middel van een aanmeldingsformulier. Het gezin zal door de aanmelder geïnformeerd worden over de aanmelding voor gezinscoaching. Of de aanmelding voldoet aan de aanmeldcriteria wordt bepaalt door de pilot Gezinscoaching Veendam (Elker/Compaen, 2010). Intake Als het gezin geïnformeerd is door de aanmelder en voldoet aan de aanmeldcriteria neemt de gezinscoach contact op met het gezin om een afspraak te maken voor een intakegesprek. Bij dit gesprek kunnen de gezinscoach en het gezin kennismaken en zal de werkwijze en de doelstelling van de gezinscoach besproken worden. Tevens zijn aanwezig, de aanmelder en indien wenselijk de opdrachtgever. In het intakegesprek worden er verschillende dingen besproken als: inventarisatie van de problemen, de gezinsomstandigheden, arbeidsomstandigheden, krachten binnen het gezin, in hoeverre de ouders nog in staat zijn regie te voeren over de eigen huishouding etc. Op basis van al deze informatie worden de doelen voor de hulpverlening bepaald. Deze doelen worden geformuleerd in concrete en haalbare termen (Elker/Compaen, 2010). Hulpverlening/zorgcoördinatie De gezinscoach is in de eerste fase van het hulptraject tweeledig, als regisseur en als aannemer en coach in het gezin. Gedurende het traject neemt de taak van de gezinscaoch als aannemer en coach af en zal de rol als coördinator de overhand krijgen. De taak van de gezinscoach is om de gemaakte afspraken met het gezin en de betrokken hulpverleners te bewaken en ervoor te zorgen dat het hulpverleningsproces niet stageneert (Elker/Compaen, 2010). Afsluiting en nazorg Na een halfjaar vindt het eind zorgoverleg plaats. Er wordt gekeken hoe de huidige stand van zaken ervoor staat, wat er allemaal is bereikt het afgelopen halfjaar, hoe er is samengewerkt en hoe de hulpverlening in de toekomst gecontinueerd kan blijven. Het gezin sluit op het eind ook nog aan en geeft aan wat ze als succesfactor hebben ervaren en welke resultaten ze bereikt hebben. Het komende halfjaar erop blijft de gezinscoach op de achtergrond aanwezig. 1 keer per maand wordt er contact opgenomen met de contactpersoon om te vragen hoe het gaat en of de samenwerking nog goed verloopt (Elker/Compaen, 2010).
Gezinscoaching in Oost-Groningen
33
Bijlage 2 Interviewvragen De volgende vragen zijn in de interviews gesteld: 1. Hoe lang werkt u al bij deze organisatie en wat is uw functie? 2. Op welke manier bent u betrokken bij gezinscoaching? 3. Kunt u iets vertellen over hoe de situatie was voordat gezinscoaching werd ingezet en hoe de nieuwe situatie is? Welke veranderingen merkt u vooral? 4a. Wat in deze interventie denkt u dat deze interventie succesvol maakt/wat zijn de succesfactoren? b. Hoe zou dat meetbaar gemaakt kunnen worden? 5a. Wat zijn volgens u de faalfactoren/zwakke of kwetsbare kanten van deze interventie? b. Hoe zou dat meetbaar gemaakt kunnen worden? 6. Bent u tevreden met de interventie gezinscoaching, en zo ja/nee waarom? Extra vragen die nog gesteld zijn om meer informatie los te krijgen als het gesprek niet liep of als er onduidelijkheid was: * Bent u van mening dat deze interventie meer succesvol is dan andere interventies bij multiprobleemgezinnen? Welke andere interventies kent u? * Welke competenties zijn volgens u noodzakelijk voor een gezinscoach? * Als u het voor het zeggen had wat zou u dan veranderen aan de interventie gezinscoaching? Na twee testinterviews afgenomen te hebben is de volgende vraag er bijgekomen: * Waar denkt u dat de gezinscoach over vijf jaar staat?
Gezinscoaching in Oost-Groningen
34
Bijlage 3 Beschrijving geinterviewden - Elker Van de organisatie Elker zijn er drie medewerkers geinterviewd: Unithoofd van Elker (25 jaar werkzaam in de jeugdzorg) Tijdelijk unit hoofd (vanaf 1 januari 2011 bij Elker) Gezinscoach (9 jaar bij Elker) - Compaen Van de organisatie Compaen zijn er drie medewerkers geinterviewd: Manager, ( 6 jaar bij Compaen) Maatschappelijk werker (4 jaar bij Compaen) Gezinscoach (werkzaam vanaf 1997) - Lentis Van de organisatie Lentis is er één medewerker geinterviewd: Orthopedagoog (3 jaar bij Lentis) - Bureau Jeugdzorg Van de organisatie Bureau Jeugdzorg is er één medewerker geinterviewd: Medewerker functie: indicatiestellen (12,5 jaar bij Bureau Jeugdzorg) - Acantus Van de organisatie Acantus zijn twee medewerkers geinterviewd: Woonconsulent ( 18 jaar bij Acantus) Consulent Sociaal beheer en complexe overlast zaken ( 11 jaar bij Acantus) - Volkskredietbank Van de organisatie Volkskredietbank is één medewerker geinterviewd: Budgetconsulent (2 jaar bij Volskredietbank) - Scholengemeenschap Winkler Prins Van de organisatie Winkler Prins is er één medewerker geintervieuwd: Coordinator rebound schakelopvang en zorgcoordiantor (15 jaar bij Winkler Prins) - Politie Veendam Van de politie van Veendam is er één medewerker geinterviewd: Jeugdagent ( 22 jaar bij de Politie) - Gemeente Veendam Van de gemeente Veendam zijn vier medewerkers geinterviewd: Consulent inkomen ( 1 jaar bij de gemeente) Beleidsmedewerker jeugd ( 20 jaar bij de gemeente) Adviseur veiligheid ( 3 jaar bij de gemeente) Wethouder( 5 jaar bij de gemeente) - GGD Van deze organisatie zijn er twee medewerkers geinterviewd: Sociaal verpleegkundige ( 2 jaar bij GGD) Voorzitter OGGZ Veendam (meerdere functies) (10 jaar bij GGD) - Sub Rosa Van deze organisatie zijn er twee medewerkers geinterviewd: Projectbegeleider (3 jaar bij Sub Rosa) Trajectbegeleider/Loopbaanbegeleider ( 3 jaar bij Sub Rosa) Gezinscoaching in Oost-Groningen
35
- Leger des heils Van deze organisatie is er één medewerker geinterviewd: Leidinggevende (9 jaar bij Leger des Heils)
Gezinscoaching in Oost-Groningen
36