Naam patiënt ……………………………….……... Geboortedatum: ……………………………………… FIAT ID: ………………………………...…….
RATS-3 / FIAT Testformulieren Meetmoment
3 3 maanden p.o. Contactgegevens:
Femke Nouwens 010-7043414 / 06-38195651
[email protected]
Carolina Méndez Orellana 010-7032429 / 06-312 33 22 4
[email protected]
Evy: 010-7043817
[email protected]
www.aphasia.nl
Erasmus MC Kamer Ee 2291 Postbus 2040 3000 CA Rotterdam
Erasmus MC Kamer He 125 Postbus 2040 3000 CA Rotterdam
SPONTANE TAAL Checklist testprotocol RATS-3 & FIAT Testmoment 3 = 3 maanden post onset
RATS-3
Test datum (ddmmyy)
AAT spontane taal ANTAT Assen informatie (MAAS) Auditieve lexicale decisie Barthel Index Boston Naming Test CAT taalbegrip EuroQol Evaluatie patiënt zelf Fluency Fonologisch Fluency Semantisch Nazeggen niet-bestaande woorden Participatievragenlijst Partner-ANTAT (P.C.V) Rankin Score Sabadel SAT verbaal ScreeLing Token Test
FIAT PALPA Rijmbeoordeling PALPA Synoniembeoordeling
RATS-3 & FIAT, september 2011
Opname
SPONTANE TAAL Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Goodglass Aphasia Severity Rating: ☐ 0 Geen bruikbare spreektaal of bruikbaar verstaan van gesproken taal. ☐ 1 Communicatie komt tot stand door fragmentarische uitingen van de patiënt, waarbij de luisteraar door doorvragen en gissingen het gesprek gaande moet houden. De informatieuitwisseling is op een bepaald gebied mogelijk. ☐ 2 Een gesprek over bepaalde onderwerpen is mogelijk als de luisteraar hierbij helpt. Patiënt faalt vaak als hij een bepaalde gedachte wil overbrengen, maar m.b.v de onderzoeker is patiënt in staat om het gesprek gaande te houden. ☐ 3 Bijna zonder hulp of geheel zonder hulp kan de patiënt een gesprek voeren over dingen van alledag. De beperking in het gebruik en/of verstaan van taal maakt een gesprek over bepaalde onderwerpen moeilijk of onmogelijk. ☐ 4 Een nog duidelijk verlies aan “fluency” van de gesproken taal of verminderd taal-verstaan, zonder dat dit een beperking heeft op het uiten van gedachten of op de manier van uitdrukken. ☐ 5 Minimale belemmering in de gesproken taal; voor de geoefende luisteraar zijn de subjectieve moeilijkheden van de patiënt niet duidelijk aanwezig.
Aantekeningen:
RATS-3 & FIAT, september 2011
Opname
SPONTANE TAAL Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Goodglass Aphasia Severity Rating: ☐ 0 Geen bruikbare spreektaal of bruikbaar verstaan van gesproken taal. ☐ 1 Communicatie komt tot stand door fragmentarische uitingen van de patiënt, waarbij de luisteraar door doorvragen en gissingen het gesprek gaande moet houden. De informatieuitwisseling is op een bepaald gebied mogelijk. ☐ 2 Een gesprek over bepaalde onderwerpen is mogelijk als de luisteraar hierbij helpt. Patiënt faalt vaak als hij een bepaalde gedachte wil overbrengen, maar m.b.v de onderzoeker is patiënt in staat om het gesprek gaande te houden. ☐ 3 Bijna zonder hulp of geheel zonder hulp kan de patiënt een gesprek voeren over dingen van alledag. De beperking in het gebruik en/of verstaan van taal maakt een gesprek over bepaalde onderwerpen moeilijk of onmogelijk. ☐ 4 Een nog duidelijk verlies aan “fluency” van de gesproken taal of verminderd taal-verstaan, zonder dat dit een beperking heeft op het uiten van gedachten of op de manier van uitdrukken. ☐ 5 Minimale belemmering in de gesproken taal; voor de geoefende luisteraar zijn de subjectieve moeilijkheden van de patiënt niet duidelijk aanwezig.
Aantekeningen:
RATS-3, september 2011
ANTAT AMSTERDAM-NIJMEGEN TEST VOOR ALLEDAAGSE TAALVAARDIGHEID
Opname
Score formulier L. Blomert, Ch. Koster en M-L. Kean Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Opm. alg.:
Sessie afgebroken: ja/nee Reden afbreken:
A-SCHAAL TOTAAL:__________________ 1. STOMERIJ 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
2. VOETBALLEN 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
3. TELEVISIE 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
4. SCHOEN 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
5. AFSPRAAK 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
B-SCHAAL TOTAAL:__________________
2
2
2
2
2
6. HANDSCHOEN 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
7. BUURMAN 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
8. HOND 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
9. KENNISMAKEN 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
10. FRUITMAND 1---2---3---4---5 1---2---3---4---5
A-schaal B-schaal
Opm.
Herh. 1
2
2
2
2
2
RATS-3, september 2011
ASSEN INFORMATIE (MAAS) Pagina 1 van 3 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
NB. Alleen wijzigingen, aanvullingen en nieuwe informatie hoeven ingevuld te worden!
As I : Afasie en communicatie: Datum ontstaan afasie: ……………………………………………………………………............ Resultaten uit onderzoek en observatie (vermeld data!):....................................................... ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………...........
As II : Somatische conditie Ziektegeschiedenis voor zover van belang en ziekten/complicaties sinds het huidige CVA (in het ziekenhuis of daarna, bijv. insult, grand mal, TIA): ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………........... ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………........... Belastbaarheid:..……………………………………………………………………………............
As III : Neurologische stoornissen Neurologische uitval: Verlamming………………………………………………………………………………………..... Hemianopsie…………………………………………………………………………………..…..... Neglect……………………………………………………………………………………………..... Apraxie……………………………………………………………………………………………..... Dysartrie……………………………………………………………………………………..…..... ………………………………………………………………………………………………….….....
RATS-3, juni 2012
Pagina 2 van 3
As IV : Neuropsychologische stoornissen Neuropsychologische uitval: Geheugen………………………………………………………………………………….....…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Aandacht, concentratie.……………………………………………………………………..…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Oriëntatie,verwardheid…………………………………………………………………………..... ……………………………………………………………………………………………………..... Uitvoerende functies (planning, initiatief, flexibiliteit) ………………………………………..... ……………………………………………………………………………………………………..... Ziekte-inzicht, fouteninzicht..........................................................................................…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Traagheid, apathie…………………………………………………………………………..…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Stemming (triest, somber/depressief, eufoor, vlak, angstig, labiel)…………………....…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Gedrag (vreemd, niet adequaat, ontremd/impulsief, achterdochtig, vijandig, niet coöperatief, rusteloos)……………………………………………………………..............…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Persevereren (verbaal, onderwerp, handelingen)…………………………………….....…..... ……………………………………………………………………………………………………..... Zijn er testgegevens voorhanden? Ja / Nee
As V : Psychosociale situatie en psychosociale stressoren Hoogst genoten opleiding (LO, LBO, MBO, MAVO, HAVO, VWO, Universiteit): ………………………………………………………………………………………………..…........ ………………………………………………………………………………………………….…..... Diploma wel / niet behaald:………………………………………………………………....…..… Aantal jaren opleiding: ……………………………………………………………………....…..... Beroep(en): …………………………………………………………………………….…….......... …………………………………………………………………………………………………......... Met pensioen: nee / ja, sinds :……………………………………………………………........... Arbeidsongeschikt voor huidige CVA: nee / ja, sinds :…………………………………...........
RATS-3, juni 2012
Pagina 3 van 3 Samenlevingsverband: ……………………………………………………………………............ Kinderen: ……………………………………………………………………………....................... ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………..................... Sociaal netwerk (premorbide en verwachte situatie op 3 maanden): ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Wonen (premorbide en verwachte situatie op 3 maanden): ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Hobby’s: ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Geboorteland: ………………………………………………………………………………............ Moedertaal: …………………………………………………………………………………............ Las de patiënt erg weinig tot niet (voor werk/vrije tijd)? Ja / Nee Zijn er voorheen spraak/taalproblemen geweest? Zo ja: welke? ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………..................... Stressoren (ernstige ziekte/overlijden van belangrijke contactpersonen, relatieproblemen met belangrijke contactpersonen, financiële problemen, verhuizing, problemen met politie/ justitie): ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
RATS-3, juni 2012
AUDITIEVE LEXICALE DECISIE Pagina 1 van 2 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum: Voorkom liplezen. “Ik zeg steeds een woord. Wanneer dat woord bestaat, zegt u ja. Wanneer dit woord niet bestaat, zegt u nee. Bijvoorbeeld: safel bestaat niet, tafel bestaat wel”. Alleen op verzoek of bij verstoring 1 keer herhalen per item (aangeven met H). Maximaal 2 keer herhalen per testafname.
1
televasie
2
daad tirannie gevot kalender gerk taspoor opleiding smart professor gezei trend toment rets tunnel zaa sloet azijn manie blad oog komstoet overmied wijze wrok steep familie kemer gijst bijl
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Antwoord Ja Nee Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja Ja
+/ 31 libiet
Antwoord Ja Nee
32 stof 33 lagande
Ja
Nee
Ja
Nee
34 hotel 35 gevag
Ja
Nee
Ja
Nee
36 neus 37 bedekenis
Ja
Nee
Ja
Nee
38 scham 39 ding
Ja
Nee
Ja
Nee
40 dorp 41 graan
Ja
Nee
Ja
Nee
42 dakter 43 gal
Ja
Nee
Ja
Nee
44 lomocotief 45 tapat
Ja
Nee
Ja
Nee
46 bield 47 tolk
Ja
Nee
Ja
Nee
48 zogma 49 vand
Ja
Nee
Ja
Nee
50 argument 51 trom
Ja
Nee
Ja
Nee
52 radijt 53 fiet
Ja
Nee
Ja
Nee
54 koffie 55 drigt
Ja
Nee
Ja
Nee
56 bloek 57 big
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
58 stog 59 moeder
Ja
Nee
Nee
60 statuut
Ja
Nee
+/ -
RATS-3, juni 2012
AUDITIEVE LEXICALE DECISIE Pagina 2 van 2
+/ -
Antwoord
Antwoord
61 hulde
Ja
Nee
71 kans
Ja
Nee
62 dunctie 63 tup
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
72 lits 73 trekker
Ja
Nee
64 indruk 65 steffer
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
74 hiekenzuis 75 gam
Ja
Nee
66 gevaar 67 purapla
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
76 kraal 77 illitatie
Ja
Nee
68 politiel 69 gezicht
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
78 sfeer 79 veus
Ja
Nee
70 fabel
Ja
Nee
80 beerenburg
Ja
Nee
+/ -
Totaal correct: _____/ 80
RATS-3, juni 2012
BARTHEL INDEX Pagina 1 van 2 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
De Barthel index moet een indicatie zijn van wat de patiënt doet en niet van wat de patiënt zou kunnen. Het invullen is gebaseerd op informatie van anderen en eigen observaties. Uiterlijke verzorging: persoonlijke hygiëne, zoals tanden poetsen, gebit in en uit doen, haar verzorgen, scheren, gezicht wassen. De daarvoor noodzakelijke artikelen mogen door een verzorger worden aangegeven. Toiletgebruik: in staat zijn om naar het toilet te gaan, zich voldoende uit te kleden, schoon te maken, aan te kleden en weg te gaan. Met hulp betekent hier: kan zich afvegen en enige van bovengenoemde handelingen verrichten. Eten: in staat zijn om normaal voedsel te eten (niet alleen zacht voedsel). Het eten mag gekookt en opgediend worden door andere, maar niet fijngemaakt. Hulp betekent hier dat het voedsel wordt fijngemaakt, maar de patiënt zelf eet. Aan- en uitkleden: in staat zijn om kleding te kiezen en zelf aan te doen. De kleding mag aangepast zijn. Enige hulp bij knopen, ritssluitingen etc. scoort 1 punt. Traplopen: in staat zijn om zelf eventuele hulpmiddelen te dragen bij het traplopen. Baden/douchen: in staat zijn om zonder hulp en zonder toezicht te baden/douchen.
1.
Heeft u de afgelopen week last gehad van incontinentie voor onlasting? 0 ja, meermalen (ook "ja" invullen als u hulp van een ander nodig hebt bij het krijgen van ontlasting) 1 ja, één keer 2 nee, helemaal niet
2.
Heeft u de afgelopen week last gehad van incontinentie voor urine? 0 ja, meermalen (ook "ja" invullen als u hulp van een ander nodig hebt bij bijvoorbeeld catheteriseren) 1 ja, af en toe (maximaal één keer per dag) 2 nee, helemaal niet
3.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij uw persoonlijke verzorging? bijvoorbeeld gezicht wassen, scheren, haren kammen, tanden poetsen 0 ja, gedeeltelijk of volledig hulp nodig 1 nee, geen hulp nodig (of alleen voor het aangeven van bijvoorbeeld een kam)
4.
Heeft u op dit moment hulp nodig als u gebruik maakt van het toilet? 0 ja, volledig hulp nodig 1 ja, gedeeltelijk hulp nodig, gedeeltelijk zelfstandig 2 nee, helemaal geen hulp nodig
RATS-3, mei 2011
BARTHEL INDEX Pagina 2 van 2 5.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij het eten? het gaat hier om het eten zelf, niet om het koken of eten op tafel zetten en dergelijke 0 ja, volledig hulp nodig (bijvoorbeeld ook bij voedsel naar de mond brengen) 1 ja, gedeeltelijk hulp nodig (bijvoorbeeld bij vlees snijden of brood smeren) 2 nee, helemaal geen hulp nodig (nadat zo nodig het eten onder handbereik is gezet)
6.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij een transfer van bed naar stoel en omgekeerd? 0 kan helemaal niet zitten (geen zitbalans) 1 ja, volledig hulp nodig maar kan wel zelf zitten 2 ja, gedeeltelijk hulp nodig, of alleen toezicht nodig 3 nee, helemaal geen hulp nodig
7.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij het verplaatsen in huis? 0 ja, kan me helemaal niet zelfstandig verplaatsen in huis (ook niet met rolstoel) 1 kan me met rolstoel zelfstandig verplaatsen in huis 2 kan zelf lopen, met hulp van één persoon, of zelf lopen onder toezicht 3 kan zelfstandig lopen (eventueel met gebruik van krukken, beugels en dergelijke)
8.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij het aan- en uitkleden? 0 volledig hulp nodig 1 gedeeltelijk hulp nodig (bijvoorbeeld bij knopen, ritssluiting, schoenen) 2 helemaal geen hulp nodig
9.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij het traplopen? Het gaat om traplopen naar één verdieping, zowel naar boven als naar beneden 0 volledig hulp nodig 1 gedeeltelijk hulp nodig (ondersteuning, of dragen van krukken en dergelijke) 2 helemaal geen hulp nodig
10.
Heeft u op dit moment hulp nodig bij het nemen van een bad of douche? 0 gedeeltelijke of volledige hulp nodig, toezicht nodig 1 helemaal geen hulp of toezicht nodig
Barthel score:
RATS-3, mei 2011
Opname
BOSTON NAMING TEST Pagina 1 van 2
Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
+/ 1.
Bed
2.
Boom
3.
Potlood
4.
Huis
5.
Fluitje
6.
Schaar
7.
Kam
8.
Bloem
9.
Zaag
Type fout
10. Tandenborstel 11. Helikopter 12. Bezem/veger 13. Octopus 14. Paddestoel 15. Hanger 16. Rolstoel 17. Kameel 18. Masker 19. Krakeling 20. Bank 21. Tennisracket 22. Slak 23. Vulkaan 24. Zeepaardje 25. Dart/dartpijl 26. Kano 27. Wereldbol 28. Krans 29. Bever 30. Mondharmonica
RATS-3, september 2011
Opname
BOSTON NAMING TEST Pagina 2 van 2
+/ -
Type fout
31. Neushoorn 32. Eikel 33. Iglo 34. Stelten 35. Dominostenen 36. Cactus 37. Roltrap 38. Harp 39. Hangmat 40. Klopper 41. Pelikaan 42. Stethoscoop 43. Pyramide 44. Muilkorf 45. Eenhoorn 46. Trechter 47. Accordeon 48. Strop 49. Asperge 50. Passer 51. Slot 52. Statief 53. Boekrol 54. Tang 55. Sfinx 56. Juk 57. Traliewerk 58. Palet 59. Geodriehoek, gradenboog 60. Telraam
Totaal:
_____/ 60
RATS-3, september 2011
CAT Taalbegrip
Instructie*voor*de*patiënt:*“Ik$zeg$een$woord.$Welke$a1beelding$hoort$bij$dat$woord?”. Alleen$op$verzoek$van$de$patiënt$of$bij$duidelijke$verstoring$1$keer$herhalen$per$item$(noteer$ met$H).$Maximaal$1$keer$herhalen$per$testafname. TAALTEST
$ $
Scoresysteem.Bij subtests7 - 27 }iroudtu de volgende scoring aan,tenzli anders vermeld: 0 = fout 1 = correct na herhaling van de stimulus (H), zelfcorrectie(Zc) of na een tijdsinterval van meer dan 5 seconden(T). 2 : correct zonder hulp of vertraging Indien de patiënt niet het doelwoord als antwoord geeft, omcirkel dan altijd het antwoord, of schrijf het antwoord woordelijk op.
DEEL 1.:TAALBEGRIP
7. Mondeling taalbegrip:woorden Materialen
Afbreekresel
Comitie en Taal testboek1
Afbreken na 5 opeenvolgende 0-scores
Aanbiedingstijd per testitem: 5 seconden
ITEM
FONOLOGISCHE AFLEIDER
SEMANTISCHE AFLEIDER
\tiiír:l;'., .. ,i . . 'a,,kip1$q "i. ': ';.i.,i, . ,,,
€,.1,..'
NIET-
RESPONS
GERELATEERDE AFLEIDER
WI]ZE :-
tt:
::;::
SCORE
::i
: : : " "" .: :'''--'''i
1
schip
schil
kano
klokhuis
TZcH
012
2
kat
kar
hond
fiets
T ZcH
012
3
hoorn
doorn
qewer
naald
TZcH
012
, +
taart
paard
cake
ezel
TZcH
012
5
roos
doos
tulp
container
TZcH
012
6
mler
bier
wesp
wrln
TZc}{
012
7
bever
beker
eend
kopie
TZcH
012
8
peer
beer
appel
VOS
TZcH
012
9
kip
Iip
haan
neus
T ZcH
012
10
boot
boom
surfplank
struik
TZcH
012
11
kerk
kers
kasteel
aardbei
T ZcH
012
TZcH
012
12
den
pen
oalmboom
potlood
13
mol
wol
koniin
breinaald
TZc}{
012
74
poort
koord
deur
ketting
TZcH
012
15
schaap
schaal
seit
bord
TZcH
012
TOTAAL
130
RATS-3, juni 2012
EUROQOL Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Kies steeds de zin die het best past bij uw gezondheidstoestand vandaag. Mobiliteit o Ik heb geen problemen met lopen o Ik heb (enige) problemen met lopen o Ik ben bedlegerig Zelfzorg o Ik heb geen problemen om mijzelf te wassen of aan te kleden o Ik heb enige problemen om mijzelf te wassen of aan te kleden o Ik ben niet in staat mijzelf te wassen of aan te kleden Dagelijkse activiteiten (bijv. werk, studie, huishouden, gezins- en vrijetijdsactiviteiten) o Ik heb geen problemen met mijn dagelijkse activiteiten o Ik heb enige problemen met mijn dagelijkse activiteiten o Ik ben niet in staat mijn dagelijkse activiteiten uit te voeren Pijn/klachten o Ik heb geen pijn of andere klachten o Ik heb matige pijn of andere klachten o Ik heb zeer ernstige pijn of andere klachten Stemming o Ik ben niet angstig of somber o Ik ben matig angstig of somber o Ik ben erg angstig of somber Vergeleken met mijn gezondheidstoestand gedurende de afgelopen maanden is mijn gezondheid vandaag: o Beter o Ongeveer hetzelfde o Slechter
RATS-3, mei 2011
EVALUATIE PATIËNT ZELF Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Vraag de patiënt zelf naar zijn/haar oordeel over de verbetering van de taal ten opzichte van vóór de therapie c.q. rustperiode. De formulering mag aangepast worden, als de vraag maar duidelijk is voor de patiënt. “Vindt u dat uw taalgebruik in het dagelijks leven is verbeterd?”
“U mag een cijfer geven tussen 1 en 10 voor uw taalgebruik. Geeft u een cijfer voor uw taal vóór de therapie c.q. rustperiode en hoe het nu gaat met uw taal.” (Kruis -latenintekenen bijv.)
1
5
10
“Hoe is de periode van vier weken intensieve therapie c.q. rust u bevallen?” Vraag bijv. in de therapiegroep: “Hoe vond u de intensiteit, iedere dag een uur? Wat vond u van de periode, een maand? Wat vond u van de oefeningen?” Vraag bijv. in de controlegroep: “Wat vond u van de begeleiding van de logopedist?” (indien van toepassing).
RATS-3, mei 2011
FLUENCY – Fonologisch
Opname
Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
“Wilt u in 1 minuut zoveel mogelijk woorden met de letter D noemen? Het mogen alle soorten woorden zijn, maar geen namen van mensen of plaatsen en u mag niet steeds met hetzelfde voorvoegsel beginnen. Dus niet: wijnglas, wijnfles, wijnkelder”. Tijd opnemen. Totaal letter D:
“Wilt u in 1 minuut zoveel mogelijk woorden met de letter A noemen? Het mogen alle soorten woorden zijn, maar geen namen van mensen of plaatsen en u mag niet steeds met hetzelfde voorvoegsel beginnen. Dus niet: wijnglas, wijnfles, wijnkelder”. Tijd opnemen. Totaal letter A:
“Wilt u in 1 minuut zoveel mogelijk woorden met de letter T noemen? Het mogen alle soorten woorden zijn, maar geen namen van mensen of plaatsen en u mag niet steeds met hetzelfde voorvoegsel beginnen. Dus niet: wijnglas, wijnfles, wijnkelder”. Tijd opnemen. Totaal letter T:
RATS-3, september 2011
FLUENCY – Semantisch
Opname
Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
“Wilt u in 1 minuut zoveel mogelijk dieren noemen? Het mogen alle soorten dieren zijn: vogels, vissen, insecten…Gaat uw gang, tot ik stop zeg”. Tijd opnemen. Totaal Dieren:
“Wilt u in 1 minuut zoveel mogelijk beroepen noemen? Piloot bijvoorbeeld is een beroep. Begint u maar, tot ik stop zeg”. Tijd opnemen. Totaal Beroepen:
RATS-3, september 2011
Opname
NAZEGGEN NIET-BESTAANDE WOORDEN
Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Alleen op verzoek 1keer herhalen per item (aantekenen met H). Maximaal 1 keer herhalen per testafname. 3 grafemen 1. nak
+/-
Respons
2. jit 3. beg 4. kof 5. dap 6. mer Correct: 4 grafemen 1. hank
/6 +/-
Respons
2. bist 3. nief 4. beum 5. doep 6. neek Correct: 5 grafemen 1. groek
/6 +/-
Respons
2. munst 3. spuif 4. kelft 5. faast 6. plien Correct: 6 grafemen 1. strank
/6 +/-
Respons
2. kricht 3. berfst 4. straag 5. prucht 6. sproog Correct:
/6
Totaal correct: _____/ 24 RATS-3, juni 2012
PARTICIPATIEVRAGENLIJST
Maak een inschatting van de talige activiteiten van de patiënt buiten de RATS-contacturen. Neem mee in de beoordeling: krant lezen, e-mailen, internet gebruiken, communicatief netwerk en dergelijke. Let op: dit is géén beoordeling van het communicatieniveau van de patiënt c.q. de ernst van de afasie; het gaat erom welke gelegenheden de patiënt heeft en gebruikt om te communiceren. Kies eerst de categorie en bepaal vervolgens de exacte score. Dus als een patiënt zonder partner in een verzorgingshuis zit en niet zelfstandig activiteiten onderneemt, is de inschatting meestal weinig talige activiteiten, dit kan score 1, 2 of 3 zijn. Als deze patiënt nauwelijks familie of kennissen heeft, maar de krant goed leest en goed contact heeft met verzorgers, krijgt hij/zij score 2 of 3. Zet een kruis in het hokje onder de toegekende score.
Hoeveelheid talige activiteiten heeft de patiënt buiten de RATS-contacturen: WEINIG 1
2
MATIG 3
4
5
ZEER VEEL
AANZIENLIJK 6
7
8
9
10
Korte onderbouwing van de score:
RATS-3, mei 2011
Naam patiënt: ………………………
P. C. V. PARTNER COMMUNICATIE VRAGENLIJST
Beoordeling van de verbaal communicatieve vaardigheid van patiënten met taalproblemen door de partner
© 1993 L. Blomert Correspondentie adres:
Faculteit Psychologie VERBODEN TE KOPIEREN!
P.B. 616 6200 MD Maastricht
[email protected]
RATS-3, mei 2011
Vult u a.u.b. onderstaande gegevens in voordat u de vragenlijst invult.
1. Datum 3a. Hoe oud bent u ?
.... jaar
3b. Hoe oud is de patiënt?
....jaar
4. Wat is uw relatie met de patiënt? olevenspartner okind overzorger
○ vriend(in) ○ ouder ○ anders:………………………
5. Wanneer zijn de spraak- en taalproblemen begonnen? …. jaar ….. maanden
PCV © 1993 L. Blomert
1
RATS-3, mei 2011
Instructie Lees a.u.b. rustig door, voordat u de vragenlijst invult Patiënten met taalstoornissen hebben vaak problemen met het overbrengen van een boodschap. Deze handicap kan het dagelijkse leven van de patiënt en zijn/haar omgeving op ingrijpende wijze beïnvloeden. Partners van patiënten zijn bij uitstek bekend met deze communicatieve problemen. Een partner is de levenspartner, verzorger, vriend of familielid en is vertrouwd met het dagelijkse leven van de patiënt. De voor u liggende Partner Communicatie Vragenlijst doet een beroep op deze kennis van partners van patiënten met taalstoornissen. Uw beoordeling draagt in belangrijke mate bij aan inzicht in de verbaal communicatieve problemen van uw partner. De PCV bestaat uit vragen over de communicatieve spreekvaardigheid van uw partner. In de vragen worden situaties geschetst uit het leven van alledag. Het zijn 46 situaties waarin uw partner verbaal een boodschap over moet brengen. Probeert u zich bij het beantwoorden van de vragen in de situaties in te leven. Kies het alternatief dat, volgens u, de prestatie van uw partner in de beschreven situatie het beste weergeeft. Let wel, het gaat om de spreekvaardigheid van uw partner: in hoeverre is uw partner in staat om mondeling de boodschap over te brengen. In de vragen wordt dus uitdrukkelijk niet gevraagd of uw partner de boodschap over kan brengen met behulp van handgebaren en gezichtsuitdrukkingen. Het kan voorkomen dat enkele van de situaties u niet daadwerkelijk overkomen zijn. Probeert u zich dan toch voor te stellen hoe uw partner zich verbaal zou redden in een dergelijke situatie. Hoewel sommige vragen misschien op elkaar lijken, verzoeken wij u alle vragen te beantwoorden. Tenslotte, er is geen goed of fout antwoord; het gaat om uw mening en uw indruk. Kies steeds het antwoord dat uw mening het beste weergeeft.
PCV © 1993 L. Blomert
2
RATS-3, mei 2011
Voorbeeld Geef aan in hoeverre u vindt dat uw partner in staat is om in een situatie mondeling duidelijk te maken wat hij/zij bedoelt. Het gaat dus niet om wat uw partner duidelijk kan maken met behulp van gebaren of gezichtsuitdrukkingen. Bij elke vraag kiest u uit dezelfde vijf antwoord mogelijkheden. 1. nee, lukt nooit 2. nee, lukt meestal niet 3. lukt soms wel / lukt soms niet 4. ja, lukt meestal wel 5. lukt altijd
Vraag: De buren zitten buiten in de zon. Kan uw partner
12345
een gesprek met hen beginnen? (Omcirkel het antwoord dat het best uw mening weergeeft) Vindt u bijvoorbeeld dat zo'n gesprekje met de buren soms lukt, dan omcirkelt u 3
Wanneer u geen enkele antwoord mogelijkheid helemaal goed vindt, kiest u dan toch het antwoord dat uw mening zo dicht mogelijk benadert.
PCV © 1993 L. Blomert
3
RATS-3, mei 2011
In hoeverre is uw partner in staat om in de volgende situaties mondeling duidelijk te maken wat hij/zij bedoelt. Omcirkel het beste antwoord!
1. nee. lukt nooit 2. nee, lukt meestal niet 3. lukt soms wel/soms niet 4. ja lukt meestal wel 5. ja, lukt altijd
1.
Uw partner maakt zich zorgen over de toekomst. Kan uw partner aan u vertellen wat hem/haar dwars zit?
12345
2.
Kan uw partner aan iemand de weg vragen wanneer hij/zij verdwaald is?
12345
3.
Uw partner komt op straat een bevriend echtpaar tegen. Ze vragen of ze diezelfde avond op bezoek kunnen komen. Dat kan! Kan uw partner hen antwoorden dat het goed is?
12345
4. De loodgieter komt langs omdat de waterleiding stuk is. Kan uw partner hem vertellen wat er aan de hand is?
12345
5.
12345
Bij u thuis was een feestje. Twee vrienden vragen hoe het was. Kan uw partner aan hen vertellen hoe het feestje was?
6. Uw partner krijgt van familieleden een cadeau wat 12345 hij/zij al heel lang had willen hebben. Kan uw partner hen bedanken en vertellen waarom dat al zo lang een grote wens was? 7. Uw partner ligt in het ziekenhuis. Hij/zij is niet tevreden over de hulp die geboden wordt. Kan uw partner aan u vertellen wat er mis is?
12345
8.
U bent ergens verdrietig over. Kan uw partner aan u vragen wat er aan de hand is?
12345
9.
U wil op vakantie. Uw partner voelt zich daar nog niet fit genoeg voor. Wanneer u uw partner's mening vraagt, kan hij/zij u dan vertellen hoe hij/zij erover denkt?
12345
10. Kan uw partner aan iemand vragen de deur open te houden wanneer hij/zij dat zelf niet kan?
12345
11. De buurman is net terug van vakantie. Kan uw partner hem vragen hoe de vakantie is geweest?
12345
PCV © 1993 L. Blomert
4
RATS-3, mei 2011
IS DE SITUATIE U NIET BEKEND: PROBEER U DAN VOOR TE STELLEN HOE UW PARTNER ZICH MONDELING ZOU REDDEN 1.nee, lukt nooit 2. nee, lukt meestal niet 3. lukt soms wel/ soms niet 4. ja, lukt meestal 5. ja, lukt altijd 12. U volgt samen een t.v.serie. U hebt een stuk gemist. Kan uw partner dan aan u uitleggen wat er in het verhaal is gebeurd?
12345
13. De buren vragen uw partner of deze het weerbericht heeft gehoord. Kan uw partner het weerbericht navertellen?
12345
14. U bent samen op een feestje. Er wordt druk gepraat. Kan uw partner aan de gesprekken meedoen door zelf af en toe iets te vragen?
12345
15. Kan uw partner aan de huisarts uitleggen hoe het met hem/haar persoonlijk gaat?
12345
16. U zit in de trein, naast u wordt luid geschreeuwd en gezongen. Uw partner heeft er last van. Kan hij/zij aan de mensen vragen of het niet zachter kan?
12345
17. Uw partner vermoedt dat zijn/haar paraplu bij familie is blijven liggen. Kan uw partner opbellen en vragen of de paraplu daar nog ligt?
12345
18. U bent samen bij de arts, deze vertelt een onbegrijpelijk medisch verhaal over de ziekte van uw partner. Kan hij/zij de arts om verduidelijking vragen?
12345
19. Een paar vrienden vragen uw partner mee uit. Uw partner voelt zich niet zo lekker. Kan hij/zij aan hen vragen of het niet een andere keer kan?
12345
20. Kan uw partner een brood kopen bij de bakker?
12345
21. U bent bij een goede vriend, die net een sterfgeval heeft meegemaakt.
12345
22. Kan uw partner hem vragen hoe het gaat? 23. Uw partner wordt in de winkel door twee verkopers beschuldigd van diefstal. Kan uw partner zichzelf verdedigen en zeggen dat dat niet waar is?
12345
23. Uw partner wil met de bus mee. De bus zou al langs geweest moeten zijn, maar er staan nog drie mensen bij de bushalte. Kan uw partner aan hen vragen of de bus al weg is? PCV © 1993 L. Blomert
12345
5
RATS-3, mei 2011
IS DE SITUATIE U NIET BEKEND: PROBEER U DAN VOOR TE STELLEN HOE UW PARTNER ZICH MONDELING ZOU REDDEN 1. nee, lukt nooit 2. nee, lukt meestal niet 3. lukt soms wel/ soms niet 4. ja, lukt meestal 5. ja, lukt altijd 24. U loopt met z'n tweeën langs een café. Kan uw partner aan u vragen of u zin heeft om daar een kop koffie te drinken?
12345
25. Een paar vrienden vragen of ze uw auto mogen lenen, 12345 maar die hebben ze al een keer eerder geleend en met deuken erin teruggebracht. Kan uw partner zijn twijfels over het al dan niet lenen uitspreken? 26. Kan uw partner aan iemand vragen hoe laat het is?
12345
27. Stel uw partner zit bij de kapper, die vraagt naar het beroep van uw partner. Kan uw partner iets vertellen over zijn/haar beroep?
12345
28. Kan uw partner iemand vragen hem/haar te helpen bij het opstaan uit een stoel? (wanneer hij/zij dat alleen niet kan)
12345
29. Uw partner wordt op straat aangesproken door een paar 12345 toeristen. Ze zoeken een museum. Uw partner weet waar het is. Kan uw partner aan hen uitleggen waar ze moeten zijn? 30. U bent bij kennissen op bezoek. Uw partner laat een erg 12345 duur glas uit de handen vallen. Kan uw partner hen zijn/haar excuses aanbieden en vragen of hij/zij dit kan vergoeden? 31. Twee agenten vragen u als getuigen bij een ongeval. Kan uw partner aan de agenten vertellen wat er gebeurde?
12345
32. U bent in de dierentuin. Een echtpaar vraagt aan uw 12345 partner of deze een foto van hen wil maken met hun camera. Kan hij aan hen vragen hoe de camera werkt? 33. Een paar vrienden vragen aan uw partner hoe hij/zij zich redt met de ziekte. Kan uw partner hen iets vertellen over zijn situatie?
12345
34. Kan uw partner u vertellen wat voor een weer het is. als u daarnaar vraagt?
12345
PCV © 1993 L. Blomert
6
RATS-3, mei 2011
IS DE SITUATIE U NIET BEKEND: PROBEER U DAN VOOR TE STELLEN HOE UW PARTNER ZICH MONDELING ZOU REDDEN 1. nee, lukt nooit 2. nee, lukt meestal niet 3. lukt soms wel/ soms niet 4. Ja, lukt meestal 5. Ja, lukt altijd 35. Er staan schoolkinderen bij de deur om kinderpostzegels te verkopen. Kan uw partner aan hen vragen op welke school ze zitten?
12345
36. U heeft vandaag afgesproken bij een oude kennis 12345 op bezoek te gaan. Maar u bent ziek. Kan uw partner opbellen om de afspraak te verzetten? 37. De buurjongen heeft de radio te luid staan. Kan uw partner hem vragen of de muziek wat zachter kan?
12345
38. Kan uw partner aan iemand vragen waar het toilet is?
12345
39. De buurvrouw vraagt aan uw partner waar in de tuin zij 't best de plantjes kan zetten. Uw partner weet dat wel. Kan hij/zij hierover iets aan haar vertellen?
12345
40. Vrienden van u hebben slecht nieuws gekregen. Kan uw partner hen vragen of ze hulp nodig hebben?
12345
41. Kan uw partner aan de buren vragen of ze zin hebben om langs te komen?
12345
42. U heeft onenigheid over iets onbelangrijks. Uw partner is kwaad. Kan uw partner vertellen waarom hij/zij boos is?
12345
43. U moet verhuizen. Uw partner vermoedt dat u daar geen zin in heeft. Kan hij/zij aan u vragen wat u er van vindt?
12345
44.
Er komt een man aan de deur om geld in te zamelen 12345 voor een goed doel. Kan uw partner hem vragen van welke stichting hij komt?
45. De buren hebben een baby gekregen. Kan uw partner belangstellend vragen stellen? 46.
12345
Een paar kennissen beweren iets waar uw partner het echt 12345 niet mee eens is. Kan uw partner aan hen vertellen waarom hij/zij het niet met hen eens is?
ZIJN ALLE VRAGEN INGEVULD ? DANK VOOR UW MEDEWERKING PCV © 1993 L. Blomert
7
RATS-3, mei 2011
RANKIN SCORE Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
De Rankin score is bedoeld als globale inschatting van de mate van hulpbehoevendheid van de patiënt. In de beoordeling moet meegenomen worden hoe de patiënt premorbide functioneerde (bijv. een pianist scoort als gevolg van een lichte vaardigheidsstoornis in de rechter vingers een 3 in plaats van een 1).
0 Geen klachten, patiënten kunnen op hun oude niveau functioneren. 1 Klachten, maar geen beperkingen, patiënten kunnen op hun oude niveau functioneren. 2 Lichte handicap; enkele beperkingen maar wel zelfstandig, patiënten kunnen niet op hun oude niveau functioneren maar zijn wel onafhankelijk. 3 Matige handicap; klachten die duidelijk beperkingen met zich meebrengen, patiënten zijn niet geheel onafhankelijk, zij hebben enig toezicht of hulp nodig. 4 Patiënten hebben verzorging of verpleging nodig maar niet continu. 5 Voortdurend (dag en nacht) verpleging nodig, patiënten zijn in het algemeen bedlegerig. Rankin score:
3.
RATS-3, mei 2011
Opname
SABADEL Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
1. Leg de afbeeldingen neer en vertel het verhaal met gebruik van de steekwoorden of lees het voor. Wijs successievelijk de afbeeldingen aan. 2. De afbeeldingen blijven liggen en de patiënt vertelt het verhaal. N.B. De patiënt mag hierbij niet geholpen worden: er mag hooguit gezegd worden ‘ga maar verder...’ of iets dergelijks. Als de patiënt niets meer vertelt, dan is de taak afgelopen. De paraplu De vrouw verlaat haar werk en gaat naar huis. Het gaat echter regenen, steeds harder. Op het laatst regent het zo hard, dat ze in een portiek gaat schuilen. Zij wacht 5 minuten, 10 minuten, maar het blijft regenen. Er komt een meneer langs met een grote zwarte paraplu. Hij vraagt of ze mee wil onder de paraplu, biedt haar zijn arm aan en hij wil haar wel naar huis begeleiden. Zij wijst aan waar ze woont en ze lopen samen hard door. Dan ineens verstapt ze zich, ze valt en ze verstuikt haar enkel. De man klapt de paraplu in, tilt haar op en brengt haar naar huis. Hij belt aan en haar echtgenoot doet open. Eerst kijkt hij verbaasd, maar begrijpt dan de situatie en nodigt de man (of galante begeleider) binnen uit. Samen drinken ze gezellig een glas wijn en de vrouw zit met pijn en een chagrijnig gezicht op de bank met haar been omhoog. 1. vrouw werk 2. regenen 3. harder regenen 4. schuilen portiek 5. man met paraplu 6. arm aanbieden 7. samen onder de paraplu 8. woning aanwijzen 9. hard doorlopen 10. vallen 11. enkel verstuiken 12. paraplu inklappen 13. dragen 14. echtgenoot opendoen 15. mannen glas wijn 16. vrouw chagrijnig 17. bank, been omhoog
RATS-3, juni 2012
SAT-VERBAAL Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
“Hier (wijzen) staat een woord. Eromheen staan 4 andere woorden. Kunt u aangeven welk woord in betekenis het meest hierbij hoort; die, die, die of die (steeds wijzen). Eentje is goed, u moet de beste kiezen.” De woorden niet voorlezen (alleen bij de oefenitems is dit toegestaan). Target
Correct
Semantisch verwant 2
Semantisch verwant 3
Niet semantisch verwant
Oefenitems: BAKKER KERKTOREN
0 brood 0 klok
0 eieren 0 wekker
0 karnemelk 0 horloge
0 wiel 0 kip
Testitems: 1 POES 2 KAN 3 LUCIFERS 4 INKTPOT 5 HAAI 6 SPIEGEL 7 NON 8 AQUARIUM 9 KUSSEN 10 KOK 11 BABY 12 PIRAMIDE 13 HANGSLOT 14 SCHOEN 15 SPOOK 16 BLOEM 17 AAP 18 NEUS 19 BRIL 20 MEDAILLE 21 TENT 22 HOND 23 SCHEERMES 24 MASKER 25 HAND 26 BOOM 27 ESKIMO 28 MOND 29 HORLOGE 30 MATROOS
0 mand 0 glas 0 kaars 0 vulpen 0 harpoen 0 auto 0 kerk 0 vis 0 bed 0 koekenpan 0 wieg 0 palmboom 0 sleutel 0 voet 0 kasteel 0 gieter 0 banaan 0 zakdoek 0 oog 0 atleet 0 kampvuur 0 bal 0 kin 0 clown 0 want 0 bijl 0 iglo 0 tandenborstel 0 arm 0 sloep
0 nest 0 vaas 0 ster 0 inktlap 0 hengel 0 fiets 0 school 0 kikker 0 stoel 0 theepot 0 ledikant 0 spar 0 vijl 0 hand 0 poort 0 emmer 0 peer 0 ring 0 oor 0 kapper 0 fakkel 0 pop 0 elleboog 0 ballerina 0 sok 0 zaag 0 huis 0 vork 0 been 0 kano
0 hol 0 eierdopje 0 lamp 0 gom 0 lasso 0 zeilboot 0 fabriek 0 zeehond 0 kruk 0 strijkijzer 0 kar 0 tulp 0 schaar 0 gezicht 0 schuur 0 douche 0 chocolade 0 sjaal 0 mond 0 jongen 0 vuurpijl 0 hoepel 0 neus 0 pastoor 0 trui 0 hamer 0 hut 0 pincet 0 hals 0 surfplank
0 vlieger 0 klok 0 radio 0 televisie 0 voetbal 0 tafel 0 schaats 0 soldaat 0 vlag 0 parachute 0 riem 0 reddingsboei 0 krant 0 zeepaardje 0 tennisracket 0 anker 0 envelop 0 piano 0 olifant 0 kameel 0 schilderij 0 postzegel 0 ananas 0 schaap 0 vuurtoren 0 telefoon 0 parasol 0 ladder 0 schildpad 0 wol
Items goed:
__________/ 30
Items fout:
__________
Geen response:
__________
RATS-3, september 2011
SCREELING Pagina 1 van 4 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum:
Subtest 1 Subtest 2 Subtest 3 Subtest 4 Totaal Eindtotaal
Semantiek niet te beoordelen goed /6 /6 /6 /6 /24
Fonologie goed /6 /6 /6 /6
niet te beoordelen
/24
Syntaxis goed /8 /4 /6 /6 /24
/ 72
Copyright © 2006 Erasmus MC Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de auteurs gereproduceerd worden.
niet te beoordelen
SEMANTIEK (pagina 2 van 4) (N.B. ieder item mag 1 keer herhaald worden op verzoek van de patiënt)
SEM_1
U ziet hier een aantal afbeeldingen. Kunt u ze allemaal goed zien? Welke afbeelding (alle aanwijzen) hoort bij dit woord? (woord aanwijzen en tegelijk hardop voorlezen) Testitem g.r +/1. pet, zonnehoed, helm, muts, hoed, zuidwester 2. pijl, vlieger, vliegtuig, parachute, helikopter, ballon Goedscore 3. toekan, papegaai, eend, ooievaar, pinguïn, flamingo SEM_1: 4. schoen, gymp, sandaal, slipper, pump, laars 5. fiets, trein, auto, tractor, boot, motor 6. gorilla, tijger, olifant, ijsbeer, wolf, giraffe SEM_2 U ziet hier een zin. Let goed op de betekenis (zin voorlezen). Is deze zin goed of fout? Oefenitem Reactie g.r +/Heb je al boodschappen gedaan? goed fout Heb je die wijn al gebraden? goed fout Testitem 1. Het ijs vergiste zich in de richting. goed fout Goedscore 2. Het zwembad gaat om 8 uur open. goed fout SEM_2: 3. Veel mensen kijken ’s avonds naar de radio. goed fout 4. De straten staan gekleurd van de regen. goed fout 5. De minister was het niet eens met de beslissing. goed fout 6. Het goud schreeuwde het uit. goed fout SEM_3
In het midden van de bladzijde staat een woord (aanwijzen en voorlezen). Er staan vier woorden omheen. Welk woord past hier het beste bij (woorden eromheen aanwijzen en voorlezen)? Let op de betekenis. Oefenitem Reactie g.r +/muis worst, kaas, pet, appel Testitem 1. brief krijt, verf, pen, gras Goedscore 2. boom ijskast, boeket, graan, struik SEM_3: 3. restaurant kalender, menu, boei, agenda 4. protest scherm, glimlach, spandoek, lint 5. controle haan, boulevard, bos, douane 6.ontdekken uitvinden, fantaseren, belemmeren, componeren SEM_4
U ziet hier vier woorden (woorden aanwijzen en voorlezen). Drie woorden horen bij elkaar. Eén woord hoort niet in het rijtje thuis. Welk woord is dat? Let op de betekenis. Oefenitem g.r +/kok, piloot, mug, dirigent Testitem 1. viool, sirene, trompet, piano Goedscore 2. meeuw, dolfijn, haai, walvis SEM_4: 3. roos, anjer, tarwe, narcis 4. aangenaam, vriendelijk, prettig, brutaal 5. roven, geven, grijpen, stelen 6. receptie, bijeenkomst, afwijzing, vergadering Copyright © 2006 Erasmus MC Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de auteurs gereproduceerd worden.
Opname
FONOLOGIE (pagina 3 van 4) (N.B. per subschaal mag 1 van de 6 items op verzoek van de patiënt herhaald worden)
FON_1: opnemen en reactie uitschrijven
We gaan nu naar het onderdeel nazeggen (pagina tonen waar NAZEGGEN op staat, vervolgens lege pagina tonen). Ik zeg een woord. Wilt u mij nazeggen?
Testitem
Reactie
g.r
+/-
1. plak 2. macaroni 3. legitimatie 4. kletterende regen 5. vlijmscherpe stukjes glas 6. de excentrieke antiekhandelaar * Bij een succesvolle zelfverbetering ½ punt. FON_2: opnemen en reactie uitschrijven
Goedscore FON_1:
Nu gaan we naar het onderdeel hardop lezen. Wat staat hier?
Testitem Reactie 1. klap 2. monopolie 3. organisatie 4. griezelige dieren 5. flinterdunne plakjes kaas 6. de enthousiaste beroepsgoochelaar * Bij een succesvolle zelfverbetering ½ punt.
g.r
+/Goedscore FON_2:
FON_3 Ik zeg nu steeds twee woorden, luister goed: bijvoorbeeld ‘hond’ ‘hand’. Zijn deze woorden hetzelfde (pagina tonen waar HETZELFDE op staat)? En als ik zeg: ‘vaas vaas’ ? Is dat hetzelfde? De vraag is steeds: Zijn deze woorden precies hetzelfde? Zegt u maar ‘ja’ of ‘nee’. U mag ook aanwijzen wat u bedoelt. Oefenitem Reactie g.r +/boom – boom goed fout pen - pan goed fout Testitem Goedscore 1. baard - buurt goed fout FON_3: 2. mus - mus goed fout 3. lamp - lamp goed fout 4. poes - soep goed fout 5. straat – staart goed fout 6. kleur - kleur goed fout FON_4 Ik zeg een woord, bijvoorbeeld ‘bloem’. Wat is de eerste letter van ‘bloem’? Wijst u de letter maar aan, waarmee het woord begint (letters NIET oplezen). Oefenitem bloem Testitem 1. olifant 2. sloot 3. appel 4. boek 5. ring 6. evenaar
a
Reactie z
b
i s
o l
a t
e g i o
a k r a
p b m e
Copyright © 2006 Erasmus MC Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de auteurs gereproduceerd worden.
g.r
+/-
Goedscore FON_4:
SYNTAXIS (pagina 4 van 4) (N.B. ieder item mag 1 keer herhaald worden op verzoek van de patiënt)
SYN_1
U ziet hier een zin (aanwijzen en hardop voorlezen). Bekijkt u alle afbeeldingen goed. Welke afbeelding hoort bij deze zin? Reactie g.r +/1 2 3
Oefenitem Hij fietst Testitem 1. Kneden 2. Schroeven 3. De krant ligt op het boek 4. Ze zijn buiten aan het spelen 5. Hij kust haar 6. Er is geverfd 7. Hier wordt de man door de vrouw geknipt 8. De vrouw wast zich
1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3 3
4 4
Goedscore SYN_1:
SYN_2
U ziet hier een situatie. Hieronder staat een vraag (aanwijzen en voorlezen). Wijst u het antwoord maar aan. Oefenitem Reactie g.r +/Wat geeft zij hem? banaan: Testitem Goedscore 1 Wie krijgt er een biertje? vrouw: SYN_2: 2. Waar slaat hij mee? krant: 3. Met wie praat zij? 4. Wie ziet dat hij een taartje pakt? SYN_3
jongen (geel): vrouw:
U ziet hier een zin. Ik lees deze zin voor. Is dit goed Nederlands of is het fout? (Maak duidelijk dat het antwoord ‘goed’ of ‘fout’ ook mag worden aangewezen.)
Oefenitem Waarom niet klopt het?
Reactie goed fout
Hij kan heel goed fotograferen. Testitem
goed
1. Door ziek is komt ze niet. 2. Het is heel druk geweest op het terras. 3. De leraar eet naar het brood. 4. Die bloemen is veel te duur. 5. Er worden geen studenten meer toegelaten. 6. Zij zegt omdat ze gewonnen heeft.
goed fout goed fout goed fout goed fout goed fout goed fout
SYN_4 Oefenitem
g.r
+/-
fout
Goedscore SYN_3:
U ziet hier een zin. Er is één woord weggelaten (oefenzin voorlezen). Welk woord vult u hier in (woorden aanwijzen en voorlezen)? Reactie g.r +/-
De meeste kinderen houden … pannenkoeken.
1
2
3
4
1. … droomt van een wereldrecord.
1
2
3
4
2. Ze verheugen zich … de vakantie.
1
2
3
4
3. De trainer … het meisje. 1 4. Hier houdt niemand zich … de maximum snelheid. 1 5. Hij …een prachtig boek geschreven. 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
6. De jongen geeft zijn vriendin….
2
3
4
Testitem
1
Copyright © 2006 Erasmus MC Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de auteurs gereproduceerd worden.
Goedscore SYN_4:
TOKEN TEST (De Renzi, 1978) Pagina 1 van 2 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum: Herhalen (één keer) bij geen reactie binnen 5 seconden èn bij foute reactie. Afbreken bij 5 opeenvolgende fouten. 1 = Goed of na zelfverbetering goed ½ = Na herhaling goed 0 = Fout Plaatsing blad: grote cirkels aan patiënt’s zijde. “U ziet hier vierkanten en cirkels (aanwijzen). Sommigen zijn groot, anderen zijn klein (aanwijzen). Er zijn rode, zwarte, groene, gele en witte (aanwijzen). Ik ga u nu vragen om er één aan te raken.” Indien vraag patiënt “Welke?”, antwoord: “Welke u wilt, raakt u maar een cirkel aan.” Reeks 1: blad ALLE tokens
1½0
1. Raak een cirkel aan 2. Raak een vierkant aan 3. Raak een gele aan 4. Raak een rode aan 5. Raak een zwarte aan 6. Raak een groene aan 7. Raak een witte aan Reeks 2: blad GROTE tokens
1½0
1. Raak het gele vierkant aan 2. Raak de zwarte cirkel aan 3. Raak de groene cirkel aan 4. Raak het witte vierkant aan Reeks 3: blad ALLE tokens
1½0
1. Raak de kleine witte cirkel aan 2. Raak het grote gele vierkant aan 3. Raak het grote groene vierkant aan 4. Raak de kleine zwarte cirkel aan
RATS-3, september 2011
TOKEN TEST (De Renzi, 1978) Pagina 2 van 2 Herhalen (één keer) bij geen reactie binnen 5 seconden èn bij foute reactie. Afbreken bij 5 opeenvolgende fouten. “Nu ga ik u vragen steeds twee figuren aan te raken. U mag daarmee pas beginnen wanneer ik uitgesproken ben.” Reeks 4: blad GROTE tokens
1½0
1. Raak de rode cirkel en het groene vierkant aan 2. Raak het gele vierkant en het zwarte vierkant aan 3. Raak het witte vierkant en de groene cirkel aan 4. Raak de witte cirkel en de rode cirkel aan Reeks 5: blad ALLE tokens
1½0
1. Raak de grote witte cirkel en het kleine groene vierkant aan 2. Raak de kleine zwarte cirkel en het grote gele vierkant aan 3. Raak het grote groene vierkant en het grote rode vierkant aan 4. Raak het grote witte vierkant en de kleine groene cirkel aan Tokens neerleggen conform blad grote tokens (cirkels aan patiënt’s zijde). “Nu ga ik u vragen steeds iets te doen met de figuren.” NIET afbreken en items NIET herhalen! Reeks 6: de tokens
1 0
1. Leg de rode cirkel op het groene vierkant 2. Raak de zwarte cirkel met het rode vierkant aan 3. Raak de zwarte cirkel en het rode vierkant aan 4. Raak de zwarte cirkel of het rode vierkant aan 5. Leg het groene vierkant weg van het gele vierkant 6. Als er een blauwe cirkel is, raak dan het rode vierkant aan 7. Leg het groene vierkant naast de rode cirkel 8. Raak de vierkanten langzaam aan en de cirkels snel 9. Leg de rode cirkel tussen het gele vierkant en het groene vierkant 10. Raak alle cirkels aan, behalve de groene 11. Raak de rode cirkel –nee- het witte vierkant aan 12. Raak de gele cirkel aan in plaats van het witte vierkant 13. Raak zowel de gele cirkel als de zwarte cirkel aan
Totaalscore: ____________ Score < 29 = afatisch RATS-3, september 2011
Deze testen alleen afnemen als de patiënt ook meedoet aan de FIAT studie
PALPA TEST 14 – RIJMBEOORDELING: AUDITIEF Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum: Instructie voor de patiënt: “Ik zeg steeds twee woorden. Wanneer die twee woorden rijmen, zegt u ja. Wanneer die twee woorden niet rijmen, zegt u nee.” Geef zes voorbeelden: muis en huis, lint en land, kaas en kaal, blauw en klauw, wolf en wolk, kuil en muil. Gebruik voorbeelden om het principe rijm goed uit te leggen. Verzin indien nodig extra voorbeelden. Herhalen is 1 keer per item toegestaan op verzoek of bij duidelijke verstoring (noteer met H). Maximaal 2 keer herhalen per testafname. Notatie op scoreformulier: Noteer een + wanneer de respons correct is. Noteer een – wanneer de respons niet correct is. Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Woordpaar bank – mank tol – tal pen – pek tol – tor krijt – meid raam – raaf lamp – damp hoes – blouse grof – graaf sik – sok deuk – deun jas – tas moer – mier mouw – dauw duim – pluim rok – sok vier – vuur rail – veel juk – jeuk plaat – plaag stoel – koel lap – lip jack – gek boom – boot haak – hoek vier – bier jus – nu kast – mast been – beek tram – klem
+/-
Nr
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
32
Ja
Nee
33
Ja
Nee
34
Ja
Nee
35
31
Ja
Nee
36
Ja
Nee
37
Ja
Nee
38
Ja
Nee
39
Ja
Nee
40
Ja
Nee
41
Ja
Nee
42
Ja
Nee
43
Ja
Nee
44
Ja
Nee
45
Ja
Nee
46
Ja
Nee
47
Ja
Nee
48
Ja
Nee
49
Ja
Nee
50
Ja
Nee
51
Ja
Nee
52
Ja
Nee
53
Ja
Nee
54
Ja
Nee
55
Ja
Nee
56
Ja
Nee
57
Ja
Nee
58
Ja
Nee
59
Ja
Nee
60
Woordpaar kop – kip grof – grot boek – hoek veer – peer beek – boek boot – biet kop – kom vis – mis dag – lach haak – haas erwt – hert hout – stout plaag – ploeg deuk – dik fruit – kruit lap – lam smog – lok bus – lus juf – juk web – step vier – vies krant – hand dek – rek krab – stap raam – ruim jam – stem pen – pan moer – moed vlek – snack sik - sip
Ja Ja
Nee Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
+/-
Totaal correct: _____/ 60 Functional Imaging in Aphasia Treatment
PALPA TEST 47 – SYNONIEMBEOORDELING Pagina 1 van 2 Naam patiënt:___________________________ Instelling:______________________________ Onderzoeker:_________________________ Testdatum: Instructie voor de patiënt: “Ik zeg steeds twee woorden. Als deze woorden ongeveer hetzelfde betekenen, zegt u ja en als ze niks met elkaar te maken hebben zegt u nee”. Herhalen is 1 keer per item toegestaan op verzoek of bij duidelijke verstoring (noteer met H). Maximaal 2 keer herhalen per testafname. Gebruik de voorbeelden om het principe synoniem goed uit te leggen. Nr vb vb vb vb 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Woordpaar start – begin brood – plant kikker – jurk ticket - kaartje jas – mantel penseel – gazon leugen – onwaarheid idee – gevecht getal – schip raad – advies kus – zoen oogst – opbrengst werkelijkheid – emotie advies – verdrag monarchie – leugen schaal – kom geraamte – kabouter monarchie – gereedschap dwerg – gazon doorn - kus munt – geldstuk gift – bruiloft plan – strijd woning – huis kwast – penseel stelling – bewering stekel – doorn gratie – leugen verdrag – overeenkomst mantel – schaal boot – schip koninkrijk – monarchie zoen – dwerg idee – gedachte
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
+/-
Functional Imaging in Aphasia Treatment
PALPA TEST 47 – SYNONIEMBEOORDELING Pagina 2 van 2 Nr 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
Woordpaar gazon – grasveld vergiffenis – gratie gedachte – raad realiteit – werkelijkheid werktuig – geschenk huis – jas bruiloft – trouwerij kasteel – paleis opbrengst – koninkrijk opbrengst – vergiffenis grasveld – kwast raam – venster overeenkomst – stelling trouwerij – oogst realiteit – gevoel arts – dokter geschenk – gift ontwerp – plan cijfer – venster gereedschap – werktuig geldstuk – stekel gevoel – emotie dwerg – kabouter strijd – gevecht skelet – munt paleis – arts kom – woning geraamte – skelet getal – cijfer kasteel – boot
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
+/-
Totaal correct: _____/ 60
Functional Imaging in Aphasia Treatment