NRC 2007
Dit jaar is wel een heel slecht jaar voor de IJsselmeerziekenhuizen. De vijf operatiekamers van het Lelystadse Zuiderzeeziekenhuis en de drie ok’s van het dokter J.H. Jansenziekenhuis in Emmeloord zijn sinds midden september op last van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gesloten. De steriliteit van de lucht in de ok’s voldeed niet aan de minimumeisen door een ontoereikend en slecht onderhouden luchtbehandelingssysteem. Dat er iets schortte aan de ventilatie was bekend, ook bij de medische staf. Een intern rapport lag al vijf maanden in de la van bestuursvoorzitter G.A. Rodriques Pereira. Onder grote druk trad hij af. Nog vóór de gedwongen sluiting van de operatiekamers werd het ziekenhuis van Lelystad opnieuw in drie onderzoeken tot de slechtste ziekenhuizen van Nederland gerekend. In de Independer Consumenten Monitor van dit voorjaar kreeg Lelystad de laagste waardering van de patiënten. Eind augustus zette het Algemeen Dagblad Lelystad op de een na laatste plaats, krap boven hekkensluiter Almere. Het weekblad Elsevier volgde begin september: In dat onderzoek voerde Lelystad wederom de lijst van slechtste ziekenhuizen aan. Eind augustus had voorzitter Rodriques Pereira voor het personeel een toespraak gehouden, de zoveelste, waarin hij waarschuwde dat het ziekenhuis zwaar in de rode cijfers ging duiken, voor de zoveelste keer leek met een verlies van dit keer rond de zeven miljoen een faillissement nabij. De toon was onmachtig, als een noodkreet, alsjeblieft geen discussie meer; de dingen die we vastgesteld hebben moeten ook gebeuren; vasthouden en uitvoeren; afspraak is afspraak. Mensen, alsjeblieft, zo kan het niet langer. En dan waren er nog medische missers die de krant haalden. Een groot stuk in de Telegraaf (3 februari) over de mislukte operatie op Els Terbach-de Feiter. Een KNO-arts zou –routineklus – haar voorhoofdsholtes schoonmaken maar schoot uit. Els stierf aan een hersenbloeding. De Zwolse rechter had in kort geding bepaald dat het ziekenhuis de feitenverslagen van het interne onderzoek moest vrijgeven. Een tweede sterfgeval kreeg aandacht van justitie. Een vrouw liep in december 2006 een bekkenbreuk op, een tweede breuk werd over het hoofd gezien, er was geen contact met de huisarts, laat staan met haar oncoloog in Almere zodat niemand wist dat zij al sinds 1987 aan een vorm van kanker leed. Toen de behandelend arts daarover door de familie werd ingelicht, weigerde hij aanvankelijk aanvullend onderzoek te laten doen: de inmiddels ondervoede en zwaar verzwakte vrouw was immers opgenomen wegens een bekkenbreuk en niet wegens kanker. “En dan kijken we nog niet eens naar de financiën van al die onderzoeken’, zo voegde hij er nog aan toe. Toen de vrouw twee weken later uiteindelijk toch op interne geneeskunde belandde, was dat te laat. In mei deed haar zoon aangifte tegen het ziekenhuis ‘ter zake het veroorzaken van de dood door schuld’ c.q. ‘het opzettelijk in een hulpeloze toestand laten met de dood ten gevolge’. In l982 werd het Zuiderzeeziekenhuis in Lelystad geopend. Een gemeenteziekenhuis. Bestuurlijk heetten de nieuwe polders ooit zogenaamde ‘Openbare Lichamen’ met een landdrost aan het hoofd. De al oudere Noordoostpolder werd eerst tot de provincie Overijssel gerekend, bij wet werden in l985 de Noordoostpolder, oostelijk Flevoland (droog l957) en de zuidelijk Flevoland (1968) tot de twaalfde provincie samengevoegd, met Lelystad als hoofdstad. Er werd gerekend op een doorgroei van Lelystad naar tenminste honderdduizend inwoners, dat aantal is blijven steken op ruim zeventigduizend. Ook de groei van andere nieuwe woonkernen in de polder werd optimistisch bezien. Wie wilde er nu niet wonen in het nieuwe ruime land met nieuwe kansen? In die euforie moest er dus een goed, groot ziekenhuis komen, het aantal
bedden werd begroot op 350 tot 400. Het leek een prachtige kans. Een modern ziekenhuis, vanaf de tekentafel, met alle noviteiten op de gebieden van medische kennis, verpleegkundige zorg, geautomatiseerde administratie en zonder de fouten en problemen van oude ziekenhuizen die steeds maar moesten bijbouwen en renoveren. De eerste plannen dateerden al vanaf 1968, na 11 jaar ‘van geduld, strijd, lobby, woede, overleg en nog eens overleg’, schrijft De Kroniek van een IJsselmeerziekenhuis, ging op 3 oktober 1979 de eerste paal de grond in. Architect B.H. Reintjes kreeg sinds 1971 een steeds wisselend eisenpakket op zijn bordje. Vanaf 1980 is het menens en bemoeien zich steeds meer mensen met de plannen. De kapsalon in de hal moest bijvoorbeeld toch maar vervallen. Desondanks ging er in de opzet voor de toen beoogde 300 bedden nog van alles mis. Er was geen goederenlift gepland, zodat operatiepatiënten in hun bedden, goederenvervoer en bezoekers van dezelfde liften gebruik moesten maken. Zo ook de doden op weg naar het mortuarium, die route liep na de lift door de hal, langs de winkel en keuken. Met straffe polderwind was geen rekening gehouden, als de automatische deuren bij veel verkeer in de gangen tegen elkaar open bleven staan, blies een koude noordooster tot achterin het polikliniekengebouw. De kantelramen konden van binnenuit gelapt worden, maar alleen bij mooi weer, anders waaiden de zieken uit hun bed. De afdeling borstonderzoek grensde aan de tuin, het management vond dat daar geen gordijnen nodig waren. Pas toen de artsen het hoofd personeelszaken vroegen of zij haar boezem wilde ontbloten, kwamen er onmiddellijk gordijnen. Met het oog op de groei werd het ziekenhuis ruim opgezet maar kreeg minder patiënten dan verwacht. Een lege etage kon van 1988 tot l994 verhuurd worden voor de opnames van de TROS serie Medisch Centrum West. De ambities lagen hoog. Het ziekenhuis zou geheel in de geest van die tijd een rolmodel moeten vervullen, zo zag ook de links georiënteerde gemeenteraad de toekomst. Geen aparte klassen, teamverpleging zodat de patiënt steeds met dezelfde verpleegkundigen te maken kreeg in plaats van met wisselende krachten, een speciaal budget voor kunst om emoties en gevoelens van verdriet, angst of pijn van patiënten en bezoekers te verlichten. Een soort hotel eigenlijk, de rode baksteen van de buitenmuren zou anders dan grauw beton warmte geven en aangenaam contrasteren met de groene omgeving. Maar vooral, iedereen, ook de medisch specialisten kwamen als ambtenaren in loondienstverband. Het moest immers om de patiënt gaan en niet om dokters die door extra verrichtingen hun inkomen konden opschroeven. De ivoren toren van de onaantastbare geneesheer diende afgebroken worden, er gingen zelfs stemmen op om de aanspreektitel ‘dokter’ maar te vervangen door meneer of mevrouw. Het zou ook niet nodig zijn om een medicus in het management op te nemen. Dat bestuurlijke gebrek aan medische kennis werd de eerste hindernis die na enige tijd gesloopt moest worden. Oane Wagenaar (58) was tien jaar lang tot ruim zes jaar geleden bedrijfsdirecteur: “De start was al fout. Het waren de roaring eighties, het loondienstverband voor medici was het meest heilige dat bestond, ik heb er zelf nog een tijdje in geloofd. Normaal worden specialisten als assistenten in een maatschap gekneed, opgebouwd en gedisciplineerd door hun eigen, ervaren vakgenoten. Nu stroomden jonkies binnen, vers in de praktijk, zonder zelfreflectie en zonder zelfreinigend vermogen. Plus mensen die ergens anders uitgeknikkerd waren. Een mengeling van idealisten en kneusjes, in de sollicitatieprocedures kon men het kaf niet van het koren scheiden. Toen al nestelde zich een hardnekkig virus in de groep.” Een van zijn bestuurlijke collega’s uit de medische discipline wil anoniem wil blijven. Hij werkte 15 jaar in of nabij de top van Lelystad. “De invloed van een PvdA gemeenteraad was groot op die afwijkende organisatie, alsof je op een eiland kon zitten en een ziekenhuis net zo iets was als een koekjesfabriek. Men had
het hoog in de bol. In de aanloopfase is zelfs gesproken over 600 bedden in een ziekenhuis met een welhaast academische status. Uit eindelijk kregen we erkenning voor 252 bedden. Later is het ziekenhuis losgekoppeld van de gemeente, maar die loondienst is een heel hardnekkige zaak geweest die pas jaren later voor een deel is doorbroken.” Internist Peter Tjepkema werkte vanaf de start in Lelystad, in loondienst, tot hij in april 2005 van de obu-regeling (overbruggingsuitkering) gebruik maakte om vervroegd met pensioen te gaan. Hij had zich als lid van de medische staf diverse keren proberen in te zetten om de problemen in Lelystad te overwinnen, de laatste jaren hield hij het voor gezien en bemoeide zich alleen nog met zijn eigen werk. “Het is na de startperikelen jarenlang een goed ziekenhuis geweest, maar het is in de loop van de jaren negentig ernstig achteruit gegaan door de bovenaf afgedwongen fusie. Ik heb veel goede specialisten weg zien gaan, goeie chirurgen, goede kinderartsen, goede internisten, goeie anesthesiologen. Met een slecht imago krijg je daar niet altijd de besten, laat staan even goeden, voor terug. Er is van alles loos geweest, de discussie over loondienst of vrije vestiging was zeker een splijtzwam, maar door die gedwongen fusie het Dokter J.H. Jansen ziekenhuis in Emmeloord en het Zuiderzeeziekenhuis in Lelystad is uiteindelijk een voortwoekerend kankergezwel in de organisatie ontstaan met de huidige toestand als dramatisch resultaat. ” Lelystad begon, kreeg tien miljoen extra om al die prachtige zaken zoals een dienstverband-ziekenhuis op te zetten en de Noordoostpolder (NOP) kwam bij de provincie Flevoland. In Emmeloord was een klein basisziekenhuis met 160 bedden gegroeid, dat de regio inclusief Urk bediende. Het dokter J.H. Jansenziekenhuis, vernoemd naar de eerste, pionier-huisarts in de polder. Ook dat ziekenhuis heeft zijn kinderziektes gehad, niet iedere specialist wil in zo’n klein ziekenhuis werken, de diensten waren zwaarder en doorgroeimogelijkheden ver weg. De plattelandsbevolking bepaalde sterk de sfeer van een ziekenhuis in opbouw. Weken eerst velen, en toen het ziekenhuis nog niet bestond was dat een noodzaak, uit naar omliggende ziekenhuizen als Kampen, Zwolle, Steenwijk en Sneek, langzamerhand werd de band groter met de huisartsen en de patiënten die door hen werden doorverwezen. Door de hoge geboortecijfers in een nieuwe bevolking en vooral die van Urk met zijn kinderrijke gezinnen, werd de zorg voor moeder en kind (gynaecologie, verloskunde, kindergeneeskunde) een pijler onder Emmeloord, al was de bezetting krap. De nieuwe bewoners van de NOP, veelal stammend uit Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel, bleken van het type niet lullen maar poetsen. Je ging pas naar de dokter als je echt ziek was. Hard werken, gemoedelijkere sfeer, meer gemeenschapszin. De verpleegkundigen kwamen vaak uit de buurt zelf, boerendochters, men kende elkaar. De Noppers waren best tevreden over ´hun´ ziekenhuis, en trots, dat dat zelf de broek kon ophouden. Emmeloord wist dat kleine ziekenhuizen op den duur in zwaar zouden kunnen komen, daarom werd er samenwerking gezocht met Zwolle en zijn er zelfs plannen geweest voor een verregaande samenwerking tussen Kampen en Emmeloord. Emmeloord richtte zich liever op Kampen, desnoods op Zwolle, Meppel of Sneek, dan op Lelystad. De mentaliteit was daar anders, de cultuurverschillen te groot. Lelystad, dat was het westen, dat was ook een soort Amsterdam, met grote bekken op het hufterige af. Al verbond dan die Ketelbrug de twee polders, het was een brug te ver. De 36 kilometer van Emmeloord naar Lelystad waren langere kilometers dan naar de omringende, meer plattelandsgerichte ziekenhuizen. Helaas, Kampen kon het in z´n eentje niet redden en sloot in 1994.
Begerig viel het oog van Lelystad het oog op Emmeloord. Daar waren klanten te halen. En meer geld, een fusie werd aangemoedigd met een bonus van bijna drie miljoen gulden extra per jaar. Schaalvergroting was het toverwoord. Het zal uiteindelijk blijken uit te draaien op schaalvernietiging. In ziekenhuisland is geen fusie te vinden die zoveel ellende van ruzies, rapporten, tegenrapporten, commissies, overheidsbemoeienissen, onderzoeken en contra-onderzoeken, mislukte conferenties, lijmpogingen en drama met zich mee heeft gebracht als de fusie van het Dokter J.H. Jansenziekenhuis en het Zuiderzeeziekenhuis tot de IJsselmeerziekenhuisen. HP/ de Tijd sprak een dertigtal medische, zowel als niet-medische medewerkers en ex-medewerkers, huisartsen en Flevolanders die via commissies, zorgplatforms en gemeenteraden bij die fusie betrokken waren. Lang niet iedereen wilde met naam en toenaam geciteerd worden, zeker een aantal niet dat nu nog in Lelystad werkt. Maar iedereen, al staan de standpunten soms lijnrecht tegenover elkaar, kijkt met verdriet, wrok of machteloze woede het drama van toen en nu. Sommigen konden hun tranen in het gesprek niet verkroppen. Een ex-lid van de ondernemingsraad: “Ik heb nog niet zo lang geleden alle paperassen weggegooid, omdat mijn dochter bang was dat ik overspannen zou raken. Steeds als ik er in keek, werd ik niet goed.” Ook Ahmad Hirzallah die 26 jaar algemeen chirurg was in Emmeloord en 8 jaar voorzitter van de medische staf is nog steeds aangedaan als hij terugdenkt hoe ‘zijn’ ziekenhuis langzaam maar onafwendbaar werd uitgekleed tot een polikliniek met dagbehandeling zonder 24-uurs zorg. “De fusieperikelen begonnen in l990. Voor Lelystad was het geld de motivatie, de bonus en meer patiënten. Onze patiënten. Ik ben in 2003 weggegaan. Ik kon mijn werk niet meer doen, het Dokter Jansenziekenhuis is geschiedenis geworden en ik heb het niet tegen kunnen houden.” Henk Doff ging een paar maanden terug met vervroegd pensioen. Hij was in Lelystad hoofd economische en financiële dienst van de IJsselmeerziekenhuizen, in 2000 deed hij een stap opzij en werd stafmedewerker voor (nieuw)bouwprojecten en financiering. “De voorwaarden voor de subsidie bonus waren: één gezamenlijke exploitatie, één medisch beleidsplan en één medische staf. De gezamenlijke exploitatie was voor ons geen probleem, dat liep wel. Maar medisch gebeurde er de eerste jaren niets. Emmeloord kreeg de geruststelling dat het een basisziekenhuis zou blijven en geen specialismen zou verliezen. Maar hoe moest die staven in elkaar schuiven? Een medische staf waar de Lelystadse meerderheid in loondienst was en een Emmeloordse minderheid in vrije vestiging? De verzekeraars wilden geen twee maatschappen naast elkaar, maar de Emmeloorders gingen niet zomaar in loondienst, ze hadden hun praktijk gekocht, goodwill betaald en uitgebouwd. We waren toen met die bonus die in een keer zes miljoen uitbetaalde, een van de rijkere ziekenhuizen, er waren plannen om dan maar de praktijken te kopen. De snijdende vakken hebben het meeste postuur in een ziekenhuis, die van Emmeloord hadden daar geen oren naar. Hirzallah was god naast de directeur, hij en zijn collega’s wilden hun ziekenhuis en hun onafhankelijke status niet opgeven.” Het conflict werd ingebakken in die zogenaamde éne medische staf, die uit twee kampen bleef bestaan, er was altijd wel iemand ergens tegen. De verschillen waar te groot weet internist DeKoninck, die het ook al in Emmeloord voor gezien hield en nu in Sneek werkt. “In de maatschap interne in Lelystad werkten ze met z’n vijven. Wij draaiden met z’n drieën bijna het dubbele van het aantal dat zij haalden. Ook dat had met die loondienst te maken. In Lelystad heerste een vergader- en ambtenarencultuur: wij zijn dan wel dokters maar wij werken volgens vaste tijden.” Orthopedisch chirurg Jan Roorda kreeg zijn aanstelling een dag voor 1 juli 1991 bij de IJsselmeerziekenhuizen omdat hij dan nog net in de ambtenarenregeling viel. Het systeem van loondienst stond door de fusie al op de helling. Roorda werkte zowel in Emmeloord als in Lelystad. In 2006 ging hij weg en
werkt nu in Dirksland, volgens hem en vele anderen wel een goed voorbeeld van een klein maar goedlopend streekziekenhuis, net zoals ook Dokkum. “Een specialist zat al tien jaar in Lelystad in loondienst. Als iets hem dwars zat, dan strafte hij het ziekenhuis door zich ziek te melden en geen poli te doen. Daar schiet je in de vrije vestiging weinig mee op. Maar toen er in Lelystad weer maatschappen kwamen, ging ik er op achteruit. In loondienst had je veel betere secundaire arbeidsvoorwaarden. Als dan je praktijk niet lekker draait, en dat deed-ie niet in Lelystad, dan heb je het als maatschap moeilijker.” Een chirurg die liever niet zijn naam bij deze uitspraak ziet staan, beaamt: “Ik werk nu in een ander ziekenhuis een dag minder en verdien bijna twee keer zoveel.” Jan Roorda: “Ik had het niet zo op de sfeer in Lelystad. Er werd nooit openlijk met elkaar gesproken. Wanneer Pietje je niet meer groette, dan zei je tegen de directie: Pietje groet mij niet meer, doe daar wat aan. ” Emmeloord vond Lelystad ambtenaren die teveel vergaderden en om vijf uur met hun tasje aan de bagagedrager naar huis fietsten, Lelystad vond Emmeloord ‘boertjes’ die hun praktijken op z’n boerenfluitjes runden, met zo min mogelijk rompslomp van protocollen en paperassen. Ex-Emmeloorder interniste Barbera Yntema: “Wij waren inderdaad niet zover met de protocollen en statusvoering zoals hoe je op papier je polikliniek inricht. Wij waren r ook niet zo overtuigd van het gelijk van Lelystad omdat het bij ons wel goed liep en bij hun niet. Organisatorisch was het heel slordig in Lelystad, niemand had het overzicht. Bij ons waren de lijnen kort, als je ’s nachts een moeilijk geval had belde je een collega om even te komen kijken. Je had het gevoel dat je met z’n allen die kar trok, al draaide je daarvoor een op twee of een op drie weekenddiensten. Dat ging wel spelen bij het aantrekken van nieuwe mensen, men wil hooguit een op de vijf weken weekend- en nachtdiensten draaien. Lelystad had het hoog in de bol, ze dachten dat ze beter waren dan een topklinisch ziekenhuis zoals Zwolle. Alles wat van onze kant kwam, was niet goed, deugde niet of kon veel beter. Terwijl wij zagen dat dat niet zo was, wij vonden het bij hun juist slechter gaan.” In de eerste twee jaar na de fusie gebeurde er op het gebied van medische samenwerking vrijwel niets. In juni 1992 stond eindelijk ‘de raamovereenkomst inzake de integratie van de medische staven’ op papier. De overeenkomst ging uit van gelijkwaardigheid, geen beslissing mocht ten koste gaan van die gelijkwaardige posities. De eigen cultuur en identiteit diende gerespecteerd te worden. En specialisten hoefden niet op andere locaties te werken als ze dat niet wilden. Die raamovereenkomst was eerder een wet op de status quo dan een poging tot integratie. Jarenlang is er nauwelijks samenwerking tussen de medische staven tot er eind 1997 weer een medisch beleidsplan komt voor basale zorg op beide locaties. Toch ging Lelystad dwars liggen, men wilde daar een centrumziekenhuis, dat kon alleen ten koste van Emmeloord. IGZ, de overheden en de geldschieters werden het beu. Als er nu niet snel echt gefuseerd zou worden, kon ingrijpen niet uitblijven. Rond 2000 stelde de IGZ de IJsselmeerziekenhuizen onder verscherpt toezicht. Dat leidde tot sancties zoals een tijdelijke opnamestop. Een commissie werd geformeerd onder voorzitterschap van ex-staatssecretaris en exburgemeester van Hilversum Jeltien Kraaijeveld-Wouters. Dat rapport zag in augustus 2002 als enige mogelijkheid Emmeloord af te slanken ten gunste van Lelystad. De Noppers waren het daar niet mee eens en startten een felle lobby met tegen-rapporten, steuncomités en conferenties tot demonstraties aan toe. Agnes Kant kwam met vertegenwoordigers van vrijwel alle partijen van alles beloven. De kersverse LPF minister Bomhoff, die van Pim Fortuyn geleerd had naar de stem des volks te luisteren, wilde de fusieplannen terugdraaien, maar kreeg daar de tijd niet meer voor. Ex-generaal en
kortstondig politiecommissaris te Rotterdam Jan Willem Brinkman werd via het bureau Boer en Croon aangesteld als interim manager. Hij bleef in totaal 20 maanden, werd tussentijds nog eens op non-actief gesteld en kwam weer terug. Brinkman zag in die korte tijd drie Raden van Bestuur en drie Raden van Toezicht komen en gaan. De laatste formeerde hij vrijwel zelf, met als tweede keus voorzitter Harry Borghouts, commissaris van de Koningin in Noord-Holland, die nu zegt dat hij eigenlijk geen toezicht kon houden omdat zijn raad van niks wist en niet ingelicht werd. Brinkman ging door. Emmeloord werd ‘uitgekleed’ tot een dagpoli, de eerste hulp buiten kantooruren kwam uiteindelijk onder verantwoordelijkheid van een huisartsenpost. De Noordoostpolder roerde zich hevig: “Kantoorgeneeskunde!” “Het rapport Kraaijeveld-Wouters gaat mensen letterlijk de kop kosten!” Brinkman krijgt dreigbrieven en de teksten op spandoeken bij demonstraties in Emmeloord geven hem geen complimenten. Emmeloord buitte de Calimero rol – wij zijn klein en zij zijn groot- publicitair zeer behendig uit. Kranten smulden van de ruzies. De twee medische staven waren als een kruiwagen vol kikkers, de dokters rollebolden vechtend over straat, het was een vuile oorlog, de ziekenzorg in de polder zou in elkaar storten, wie zou er nu nog willen werken in een ziekenhuis waar men elkaar naar het leven stond. Emmeloord had inderdaad al moeite open plekken in te vullen, daarin niet direct gesteund door Lelystad, van waaruit de sollicitaties geregeld en bekrachtigd moesten worden. Volgens chirurg Hirzallah trokken kandidaten zich terug omdat ze zo onbeschoft in Lelystad behandeld werden. Ook zou Lelystad steeds Emmeloord zwart proberen te maken bij de Inspectie, waar men een willig oor kreeg van inspecteur Janneke Schermers (thans Tweede Kamerlid voor het CDA), die in Lelystad als gynaecologe had gewerkt. “Ja, “zegt ex-directeur Oane Wagenaar, “Schermers zat nog in een groepje uit Lelystad, naar mijn idee was ze zo bevooroordeeld als de pest.” Anderen: “De Inspectie had zeker harder kunnen en moeten optreden.” Emmeloord sloeg terug. De gemeente Lelystad vond enkele brandgevaarlijke situaties in het ziekenhuis. De Urker huisarts Dekker nam een advocaat in de arm om Lelystad te dwingen maatregelen te nemen, anders zou hij geen patiënten meer doorverwijzen. Dat doet hij bij voorkeur nog steeds niet. Dwars door de rond dertig huisartsen in de Noordoostpolder en Urk loopt een scheidslijn, de ene helft verwijst wel naar Lelystad, de andere helft verwijst naar Sneek, Meppel of Zwolle. Nel Schenk, zij was al veertig jaar medisch secretaresse van de Emmeloorder specialisten, wordt onder het interim-bewind van Brinkman de Jeanne d’Arc van het verzet tegen Lelystad. Ook zij zou patiënten afraden naar Lelystad te gaan. In haar auto hing een bordje met de tekst: ‘Zeg schat, wij gaan niet naar het ziekenhuis in Lelystad’. Zij zou achter een plan zitten om deze bordjes ruim te laten verspreiden zodat mensen konden laten weten dat zij na een ongeluk of bij een acute aandoening niet in Lelystad opgenomen wilden worden. En zij zou de banden van de auto van Brinkman op de parkeerplaats van het dokter Jansenziekenhuis leeg hebben laten lopen. Brinkman kon haar niet ontslaan, Nel is was dienst van de vrij gevestigde specialisten, dus ontzegde hij haar dan maar de toegang tot het ziekenhuis. Toen bleek dat Nel’s telefoon in het ziekenhuis was afgeluisterd om bewijzen te verzamelen, ontstak een volkswoede en weer een demonstratie waarbij de spandoeken nu complimenten aan Nel geven. Nel doet aangifte en natuurlijk wint zij haar zaak, dat afluisteren ging te ver, en kan weer aan het werk. Dat doet zij nog steeds, zij het in een steeds leger wordend pand. Peter Lagendijk van Onderzoeksadvies en Beleidsontwikkeling is de geestelijke vader van de lijst van beste ziekenhuizen die hij sinds 13 jaar publiceert, onder andere in Elsevier. Voor 2002 werden de slechtste niet opgenomen, sinds 2002 zijn alle ziekenhuizen
gerangschikt. Voor Lelystad is de lijst gebaseerd op meningen van zo’n 40 interne en wisselende externe informanten, zoals huisartsen. In de medische wereld, zeker in die van Lelystad, wordt de betrouwbaarheid bij dat aantal in twijfel getrokken. Lagendijk is het daar niet mee eens, volgens hem zijn zijn gegevens overduidelijk. De IJsselmeerziekenhuizen kregen in 2002 een zesje vanwege medische onbekwaamheid en interne conflicten. In 2003 een 5,4 naast de conflicten werden financiële problemen en gedemotiveerde specialisten genoemd. In 2004 daalde dat tot 4,9. Nieuwe klachten betroffen ziekteverzuim en arrogantie van het personeel. In de jaren 2005, 2006 en 2007 werden de onderdelen verder uitgesplitst in Medisch en Verpleegkundig presteren van de diverse specialismen en in Personeel en Organisatie, c.q. omgang met de patiënt en de verwijzende huisarts. Hoewel cardiologie en longziekten werden geprezen en de kritiek van huisartsen een fractie afnam, bleef Lelystad in de totaalscores de laagste of een der laagste plaatsen bezet houden. Op de eerder genoemde medische missers na, helaas maken ook andere ziekenhuizen verwijtbare fouten, kleeft aan Lelystad een hardnekkige lijst van onuitroeibare klachten die zich als een resistente, wijd vertakte infectie tot diep in de organisatie heeft genesteld. De start is fout geweest. Het bestuur is behalve wellicht in de periode Wagenaar en Jansma altijd uitermate zwak geweest. Te weinig sturend, in zich zelf gekeerd, niet probleem oplossend, niet consistent, dat laatste lag gezien de vele wisselingen voor de hand. Men kon de verdeelde medische staf niet de baas. In een ziekenhuis vormt een goed functionerende medische staf het fundament onder de kwaliteit. Wanneer een bestuur zijn medische staf niet in staat stelt de zorg goed uit te voeren onder de juiste werkomstandigheden, grijpt de medische staf de macht. Als die macht ook weer onderling verdeeld is, verschansen de specialismen zich op hun eigen eilandjes, een goede onderlinge communicatie is er dan niet meer. Dat levert weer weinig houvast en veel irritatie op voor verplegend en ondersteunend personeel. En dat merkt op zijn beurt de patiënt. In 2004 kreeg Lelystad na een visitatie van de collega’s van de Vereniging van medisch specialisten al het advies om de zaken beter op orde te brengen en voorlopig geen complexe chirurgische ingrepen te verrichten. De waslijst kritiek lijkt tot op de dag van vandaag alleen maar te groeien. De interne organisatie deugt niet. Maatschappen communiceren onderling slecht bij de overdracht van patiënten, dossiers zijn nogal eens zoek of onvolledig. Sommige fouten zijn zeer hardnekkig: huisartsen hebben vele malen geklaagd dat ze geen bericht krijgen als een van hun patiënten in het ziekenhuis overlijdt. Gegevens van ernstig zieke patiënten die naar een academisch ziekenhuis gaan, raken zoek of worden niet doorgestuurd. Patiëntvriendelijkheid staat in Lelystad op de tocht. Er is geprobeerd dat probleem aan te pakken met cursussen van de Efteling, omdat het pretpark klantvriendelijkheid hoog in het vaandel heeft. De cursussen zijn vanwege de belabberde financiële situatie kort geleden weer gestopt. Patiënten en medewerkers vinden het ziekenhuis vies en oud. Door de al jarenlange jaarlijkse zware verliezen is er te weinig geld voor onderhoud. Dat zou ook de oorzaak zijn voor het achterstallig onderhoud van de ok’s in Lelystad. Die van Emmeloord, die minder lang geleden zijn opgeknapt, mogen inmiddels weer draaien. Bij Lelystad staan, een treurig gezicht, drie mobiele ok’s op het parkeerterrein. Bij de sluiting van de ok’s bleek hoe slordig er in Lelystad met de zorg wordt omgesprongen. De Inspectie vroeg wéér tevergeefs om een registratie van complicaties en infecties. Die was er al jaren niet, althans niet volgens het protocol. Een chirurg die ook al uit onvrede vertrok, vertelt dat de registratie vroeger in een schriftje kwam. “Dat liep je dan na een paar maanden of
een jaar weer eens na of je daar iets uit kon leren. Dan kan in deze tijd niet meer. Er is nu een geautomatiseerd systeem waardoor je ziekenhuizen onderling kunt vergelijken. Lelystad heeft dat volgens mij nog steeds niet, we hadden wel een soort informatiesysteem maar dat sloot niet aan op de ziekenhuisinformatiesystemen, al was het iets meer dan een schriftje.” Met de sluiting van de operatiekamers werd, zoals voormalig interimbestuurder Jan Willem Brinkman verwoordde: ‘het hart uit het ziekenhuis gesneden’. “In mijn tijd was de medische staf geen modelstaf, laat ik het voorzichtig zeggen. Lastige karakters, dan heb je sterke bestuurders nodig, de beide heren die na mij kwamen, Dekker ging weg en Rodriques Pereira bleef alleen over, hebben niet waargemaakt wat gehoopt werd. Als de top geen helderheid verschaft, dan krijg je dat mensen hun eigen gang gaan. Geen communicatie, geen samenwerking, men is niet kritisch tegenover elkaar, verslonzing op alle terreinen, het is van kwaad tot erger gekomen. Ik vrees dat dit het einde is van Lelystad als zelfstandig ziekenhuis.” Neuroloog Roeland Tans, lid van de huidige medische staf, wil niet geloven in die hardnekkige infectie of dat virus. “Het Zuiderzeeziekenhuis bestaat nu zo’n 26 jaar en het is altijd een beetje moeizaam geweest, met heel veel groeistuipen en kinderziektes, maar ook met personeel dat graag goede zorg wil leveren. Door onvoldoende, heel wisselende of onduidelijke sturing is er geen één lijn ontstaan. Het is een cultuurprobleem, iedereen is vanuit de geschiedenis noodgedwongen gewend om z’n eigen ding te doen. Een organisatie van 1100 mensen verander je niet zomaar. We dachten dat we op de goede weg waren, dit is een zware terugslag, het zal nu nog meer jaren duren. Dat zal niet zonder hulp van buitenaf kunnen. We realiseren ons eigenlijk al heel lang dat het niet verstandig is om zelfstandig door te blijven gaan.” Ondertussen bezoeken steeds minder patiënten Lelystad. Een ziekenhuis moet tenminste tachtig procent van de bevolking in zijn regio aan zich weten te binden, die adherentie heeft Lelystad nooit gehaald, de cijfers schommelden tussen de zestig en zeventig procent en zakken steeds harder weg. Het Antonius ziekenhuis van Sneek bouwt nu in Emmeloord. Eerst poliklinieken met dagbehandeling en functieafdelingen. De voltallige functieafdeling het Dokter Jansen ziekenhuis van Emmeloord is na een conflict met Lelystad onlangs zijn geheel overgestapt. Plannen voor een definitieve huisvesting met ziekenhuis bedden zijn in de maak. Sneek mocht Emmeloord niet kopen of huren. Pereira scheen daar eerst wel oren naar te hebben, maar moest op hangende pootjes zijn Sneker collega-directeur vertellen dat zijn medische staf ‘nee’ had gezegd. Liever kapitaalvernietiging dan zorgen voor de zorg, lijkt het motto van de medische staf der IJsselmeerziekenhuizen. Ton van Dijk.