OPLEIDING: PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG
BPV WERKBOEK, LEERJAAR 3 BBL SCHOOLJAAR 2013-2014
Summa Welzijn Willem de Rijkelaan 3 5616 EA Eindhoven 040 269 5300 / 040 269 5600.
Summa Welzijn
INHOUDSOPGAVE: A.
ALGEMENE INFORMATIE KWALIFICATIEDOSSIER MAATSCHAPPELIJK ZORG PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG
5
B.
EXAMENMATERIAAL
9
C.
JAARPLANNING
19
D.
URENREGISTRATIE
21
E.
ACTIVITEITEN TIJDENS DE BPV
23
F.
WERKMODELLEN
25
G.
INTEGRALE OPDRACHTEN
27
H.
BEOORDELING VAN DEZE BPV
29
I.
BIJLAGEN:
43
3
Summa Welzijn
4
Summa Welzijn
A.
ALGEMENE INFORMATIE KWALIFICATIEDOSSIER MAATSCHAPPELIJK ZORG: PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG
1. Kwalificatiedossiers De Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg is een niveau 4 opleiding die opleidt voor instellingen die diensten, ondersteuning en zorg bieden aan mensen met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking al dan niet in combinatie met gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek. De instellingen bieden zorg- en dienstverlening op het gebied van wonen, dagbesteding en/ of vrije tijd. Dit zijn bijvoorbeeld woonvoorzieningen, zorgboerderijen en activiteitencentra. De hulpverlening is doorgaans intramuraal of semimuraal maar ook wordt in toenemende mate als ambulante zorg aangeboden. De opleiding Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg is een specifieke opleiding voor het werkveld gehandicaptenzorg. Als Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg ga je direct werken met individuen en groepen cliënten. Als Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg heb je daarnaast nog een aantal taken en verantwoordelijkheden die liggen op het vlak van coördinatie van de begeleiding en zorg. Een geschikte beroepshouding op uitvoerend en coördinerend niveau is voor de persoonlijk begeleider essentieel. Een uitgebreide uitwerking van deze beroepshouding kun je lezen in het kwalificatiedossier voor de opleiding maatschappelijke Zorg. Dit Dossier kun je terug vinden op www.kwalificatiesmbo.nl .
2 . Kerntaken, werkprocessen en indicatoren In het eerder genoemde kwalificatiedossier kunt je de diploma-eisen teruglezen. Deze diploma-eisen zijn beschreven in kerntaken, werkprocessen en competenties. Het kwalificatiedossier bestaat uit 3 kerntaken: Kerntaak 1: Het opstellen van een plan van aanpak; Kerntaak 2: Het bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg; Kerntaak 3: Het uitvoeren van organisatie en professiegebonden taken. De grootte van iedere kerntaak wordt in het KD overzichtelijk gemaakt door de kerntaak in werkprocessen in te delen met de daarbij behorende competenties. Het toetsen van werkprocessen met de competenties vraagt om het meten van gedrag in een beroepssituatie. Vandaar dat wij, als summa Welzijn er voor gekozen hebben om ieder werkproces te specificeren in indicatoren. Deze indicatoren geven dus het meest concrete gedrag van een student aan. De student laat zien dat hij dit specifieke onderdeel betreffende het bij behorende werkproces en competenties beheerst. De concrete indicatoren kun je teruglezen in hoofdstuk B.
5
Summa Welzijn 3. BPV in de BOL en BBL opleidingen In de verschillende opleidingen zijn natuurlijk een aantal stages opgenomen. BOL Om te beginnen gaan de BOL student in leerjaar 1 op VPE. VPE staat voor Voorbereidende Praktijk Ervaring. Studenten gaan in deze voorbereidende stage aan de hand van opdrachten het beroep en de benodigde vaardigheden en competenties onderzoeken. Daarbij gaat de student ook onderzoeken of hij/ zij door wil gaan bij Medewerken Maatschappelijke Zorg (niveau 3),Persoonlijk begeleider gehandicapten zorg (niveau 4) of Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen (niveau 4). In leerjaar 2 gaan de studenten een heel jaar stage lopen. In dit jaar gaan ze in de praktijkgericht werken aan kerntaken, werkprocessen en dus ook indicatoren. In leerjaar 2 ligt de nadruk op de werkprocessen uit kerntaak 1 en 2. In leerjaar 3 is de stage voornamelijk gericht op de werkprocessen uit kerntaken 2 en 3.In leerjaar 4 gaat de student op alle kerntaken afstuderen. BBL BPV, werken neemt in de BBL opleiding een prominente rol in. De student heeft gedurende de gehele opleiding 1 dag terugkomonderwijs. 4. BPV Gids Naast dat elke student en ook werkbegeleider in het bezit dient te zijn van dit BPV werkboek, dient ook elke student en ook elke werkbegeleider in het bezit te zijn van een BPV gids. In de BPV gids staan de algemene regels en afspraken rondom stage lopen bij Summa welzijn. Graag willen wij als opleiding MZ de aandacht leggen op de onderstaande punten uit de BPV gids: In geval van ziekte of afwezigheid om andere redenen brengt de student zowel het BPV - bedrijf als de school hiervan op de hoogte. Als bij ziekte de periode langer dan 4 weken duurt, aaneengesloten of cumulatief (3 maal in de 4 weken), dient er overleg tussen de praktijkbegeleider, de school en de student plaats te vinden. De student volgt naar beste vermogen aanwijzingen van de begeleider van Summa Welzijn en van de begeleider van de praktijkbiedende organisatie op. De student is verplicht – in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid – de binnen de praktijkbiedende organisatie geldende gegevens, regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen. De student is verplicht, alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan de student het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs moet begrijpen. Denk hierbij aan het schrijven van verslagen voor je opleiding maar ook aan het invulling geven van je persoonlijke Blog, website of webdiensten als Hyves, Facebook of Twitter. Voor BPV instellingen kan het niet professioneel hiermee omgaan een reden zijn om een BPV te beëindigen.
6
Summa Welzijn
5. Beëindiging BPV Een BPV kan voortijdig worden beëindigd. Hier gelden de volgende regels voor: 1. De BPV kan pas beëindigd worden na overleg met de loopbaanbegeleider. De loopbaanbegeleider moet goedkeuring geven voor de beëindiging. 2. Ook op de praktijkplek moet de BPV formeel beëindigd worden. Hiervoor vindt een gesprek plaats tussen student, loopbaanbegeleider en praktijkbegeleider. 3. In het gesprek met de loopbaanbegeleider worden bindende afspraken gemaakt voor het vervolg van de opleiding en BPV. Eventueel wordt een contract opgesteld waarin deze afspraken worden vastgelegd. 6. Werken aan school op BPV Bij BPV vanaf 22 uur mogen BOL studenten GZ minimaal 2 uur per week aan opdrachten voor school werken. De BBL student gaat hierover zelf in overleg met zijn begeleiding om te kijken wat hierin de mogelijkheden zijn.
7. BPV bezoek De loopbaanbegeleider (LB-er) komt in de periode van één schooljaar in ieder geval twee keer op BPV bezoek. In beide BPV bezoeken staat in een gesprek de voortgang in het leerproces van de student centraal. Het is de bedoeling dat de werkbegeleider, de LB-er en de student aan het gesprek deelnemen. Aan de hand van de werkprocessen wordt het leerproces van de student in kaart gebracht. Tijdens het eerste bezoek ligt de nadruk op: - Kan er door de student en de werkbegeleider gewerkt worden met de BPV toets en het BPV boek; - Hoe is de start ervaren van de BPV; - Hoe staat de student er voor t.a.v. de verschillende werkprocessen. - Hoe werkt de student met zijn POP. (Persoonlijk Ontwikkelings Plan) Tijdens het tweede bezoek ligt de nadruk op: - Zijn er nog vragen over de BPV en de BPV toets; - Hoe staat de student er voor t.a.v. de verschillende werkprocessen; - Staat het leerproces voldoende op de rit om dit leerjaar met een voldoende af te sluiten; - Het invullen van de evaluatie door de student en werkbegeleider na de BPV beoordeling (zie bijlage 5 in het BPV werkboek) In de BPV bezoeken wordt gebruik gemaakt van het gespreksformulier BPV. Dit formulier is als bijlage toegevoegd. Student en werkbegeleider kunnen dat formulier ook gebruiken om het BPV bezoek voor te bereiden. Mocht het leerproces stagneren dan is het mogelijk dat er vaker contact is tussen de LB-er en de werkbegeleider. Een werkbegeleider kan altijd telefonisch contact opnemen met de LB-er. De opleiding is te bereiken op het nummer: 040 269 5300 / 040 269 5600 of
[email protected]
7
Summa Welzijn
8
Summa Welzijn B. EXAMENMATERIAAL Zoals u al in het algemene informatie deel A hebt kunnen lezen hebben we de kerntaken en werkprocessen uitgewerkt in indicatoren. In de onderstaande paragrafen kunt u de indicatoren teruglezen zoals die gedurende de opleiding getoetst worden. Kerntaak 1 Opstellen van een plan van aanpak (ondersteuningsplan) Werkprocessen 1.1 : inventariseert de hulpvragen van de cliënt 1.2 : schrijft het plan van aanpak (ondersteuningsplan) 1.3 : specificeert het plan van aanpak (ondersteuningsplan) tot een activiteitenplan
Competenties: D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen M: analyseren N: onderzoeken Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten.
Werkproces 1.1: inventariseert de hulpvragen van de cliënt
Competenties: D: aandacht en begrip tonen N: onderzoeken Indicatoren a. voert een gesprek teneinde relevante gegevens te verzamelen b. krijgt relevante informatie van cliënten door belangstelling, betrokkenheid en een actieve luisterhouding c. werkt functioneel samen met de cliënt bij het inventariseren zodat de cliënt zich begrepen voelt d. maakt een verantwoorde keuze uit bronnen, methoden en technieken voor het verzamelen van informatie e. observeert de cliënt planmatig f. ordent alle verzamelde gegevens voor een volledig beeld van de situatie en wensen van de cliënt
9
Competenties D D D N N N
Summa Welzijn
Werkproces1.2: schrijft het plan van aanpak
Competenties: E: Samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren M: analyseren Indicatoren a. Vraagt mening van collega’s over de invulling van het ondersteuningsplan b. Het ondersteuningsplan voldoet aan de professionele eisen c. Creëert draagvlak voor het ondersteuningsplan in het (multidisciplinaire) team d. Bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op e. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken f. Draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. analyseert en selecteert de verzamelde gegevens op wensen, behoeften en mogelijkheden h. combineert gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie en formuleert op basis daarvan hulpvragen i. vertaalt deze hulpvragen naar hoofddoelen voor een duidelijk ondersteuningsplan j. specificeert hoofddoelen naar subdoelen voor een realistisch en werkbaar ondersteuningsplan
Competenties E E E J J J M
M M
Werkproces1.3: specificeert het plan van aanpak (ondersteuningsplan) tot een activiteitenplan.
Competenties: J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten. Indicatoren a. specificeert subdoelen uit het ondersteuningsplan naar concrete werkdoelen b. vertaalt de werkdoelen naar een activiteitenplan c. Bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op d. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken e. Maakt bij het opstellen van het activiteitenplan keuzes voor activiteiten en begeleidingsvormen op basis van de verzamelde gegevens f. Draagt er zorg voor dat het activiteitenplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. Formuleert de werkdoelen SMART aansluitend bij de mogelijkheden van de cliënt en de organisatie h. stemt de activiteit af op de behoeften, wensen en mogelijkheden van de cliënt zodat deze zich kan vinden in de geboden ondersteuning
10
Competenties J K J J J K J Q R
Summa Welzijn
Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg Werkprocessen 2.1: Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging 2.2: Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 2.3: Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 2.4: Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied 2.5: Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven 2.6: Ondersteunt het sociale systeem 2.7: Voert verpleegtechnische handelingen uit
Competenties: B: aansturen C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen F: ethisch en integer handelen H: overtuigen en beïnvloeden K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten T: instructies en procedures opvolgen U: omgaan met veranderingen en aanpassen
Werkproces: 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
Competenties: C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen F: ethisch en integer handelen K: vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. Stimuleert de cliënt om gestelde doelen tav persoonlijk verzorging te bereiken b. Geeft passende persoonlijke verzorging aan de cliënt zodat de begeleidingsdoelen gerealiseerd worden c. Heeft een vertrouwensband opgebouwd door begrip te tonen tav voorkomen, mening, gevoelens en persoonlijk hygiëne van de cliënt d. Stelt zich betrouwbaar op door discreet om te gaan met de privacy en door gemaakte afspraken na te komen. e. handelt effectief, bekwaam en volgens hygiënische en ergonomische voorschriften tijdens de persoonlijk verzorging van de cliënt
11
Competentie C C D F K
Summa Welzijn
Werkproces: 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
Competenties: C: begeleiden L: materialen en middelen inzetten R: op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten T: instructies en procedures opvolgen Indicatoren a. Kiest, met de cliënt, situaties en activiteiten uit waarin hij zijn zelfredzaamheid kan behouden of ontwikkelen b. Ondersteunt de cliënt tot zelfredzaamheid volgens het ondersteuningsplan c. Maakt doelmatig en efficiënt gebruik van materialen, middelen en tijd en heeft hierin een voorbeeldfunctie d. Sluit in de ondersteuning, leefsituatie en activiteiten aan bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt en stelt zich flexibel op tav veranderingen e. werkt conform procedures en veiligheidsvoorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan en uniformiteit in de ondersteuning gewaarborgd is
Competentie C C L R T
Werkproces: 2.3 ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
Competenties: C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen L: materialen en middelen inzetten Q: plannen en organiseren Indicatoren a. Biedt activiteiten aan waarbij de zelfredzaamheid wordt gestimuleerd zodat deze bevorderd of behouden blijft b. Heeft inzicht in de gevoelens van de cliënt en biedt hulp op het gebied van werk, scholing en vrije tijd zodat de cliënt groeit in zijn sociale ontwikkeling c. Stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door waar mogelijk regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven d. Kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. Plant op een methodische wijze activiteiten en acties voor de cliënt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd
Competentie C D C L Q
Werkproces: 2.4 Begeleidt cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied
Competenties: C: Begeleiden E. Samenwerken en overleggen L. Materialen en middelen inzetten Q. Plannen en organiseren U. Omgaan met veranderingen en aanpassen Indicator a. Biedt op een methodische wijze activiteiten aan waardoor de ontwikkeling van de cliënt gestimuleerd wordt b. Geeft waar mogelijk feedback op het gedrag van de cliënt waardoor de cliënt met een positieve instelling de activiteit uitvoert en in zijn ontwikkeling wordt gestimuleerd
12
Competentie C C
Summa Welzijn c.
Overlegt tijdens activiteiten over haar aanpak, schakelt tijdig hulp in bij onverwachte situaties zodat de kwaliteit en continuïteit van de begeleiding gewaarborgd is d. Kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. Plant, organiseert en monitort activiteiten op een methodische wijze f. Past handelen snel en flexibel aan bij agressie, lastige en/ of crisissituaties zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen wordt g. Voert interventies bij agressie, lastige en/ of crisissituaties uit volgens afspraken in het plan van aanpak (ondersteuningsplan) , de richtlijnen van de organisatie en wet- en regelgeving zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen wordt
E
L Q U
U
Werkproces 2.5 ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven
Competenties: B: Aansturen H: Overtuigen en beïnvloeden K: Vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. Voorziet collega’s en deskundigen van informatie en aanwijzingen waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren. b. Maakt resultaat afspraken met collega’s, deskundigen en het sociale systeem waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren. c. Leidt op een methodische wijze gesprekken waardoor er draagvlak gecreëerd wordt voor de manier waarop er regie gevoerd wordt over het leven van de cliënt d. Past gesprekstechnieken en begeleidingsmethodieken toe e. Draagt relevante onderdelen van haar expertise over aan betrokkenen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden f. Stimuleert de cliënt en andere betrokken in actie te komen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden
Competentie B B H K K
K
Werkproces 2.6 Ondersteunt het sociale systeem
Competenties: C: begeleiden K: vakdeskundigheid toepassen U: omgaan met verandering en aanpassen Indicatoren a. Geeft de personen uit het sociale netwerk van de cliënt gericht advies en mogelijkheden over de uitvoering van de ondersteuning zodat zij een rol willen en kunnen spelen in de ondersteuning van de cliënt b. Draagt haar kennis tav de begeleiding van de cliënt en zijn ziektebeeld over aan het sociale netwerk zodat ook zij de cliënt kunnen ondersteunen c. Past gedrag, omgangsvormen en communicatie aan op betrokkenen uit het sociale systeem zodat er een samenwerkingsrelatie kan ontstaan
13
Competentie C
K U
Summa Welzijn
Werkproces: 2.7 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Competenties: K: Vakdeskundigheid toepassen L: Materialen en middelen inzetten T: Instructies en procedures opvolgen Indicator a. Vormt zich een beeld van de lichamelijke en psychische gesteldheid van de cliënt. b. Voert verpleegtechnische handelingen op een accurate en verantwoorde wijze uit zodat deze voldoen aan gestelde kwaliteitseisen. c. schakelt leidinggevende, collega´s of deskundigen in waar nodig d. Kiest de geschikte materialen, hulpmiddelen en apparatuur voor de uit te voeren verpleegtechnische handelingen e. Gebruikt middelen effectief, efficiënt, vindingrijk, zorgvuldig en veilig f. Volgt de protocollen, veiligheidsregels- en voorschriften en werkt binnen de wettelijke kaders
14
Competentie K K K L L T
Summa Welzijn
Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie - en professiegebonden taken Werkprocessen 3.1: werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen 3.4: voert coördinerende taken uit. 3.5: voert beheertaken 3.6: evalueert de geboden ondersteuning
Competenties: D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen L; materialen en middelen inzetten M: analyseren Q: plannen en organiseren T: instructies en procedures opvolgen Y: bedrijfsmatig handelen
Werkproces 3.1: werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
Competentie: K: vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. Houdt vakkennis en vaardigheden bij b. Draagt de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over aan collega’s en andere deskundigen c. Gebruikt feedback om van te leren d. Levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep e. Werkt methodisch aan haar POP
Competentie K K K K K
Werkproces 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
Competentie: T: instructies en procedures opvolgen Indicator a. Handelt overeenkomstig wettelijke richtlijnen b. Handelt overeenkomstig de voorgeschreven procedures en protocollen c. Stimuleert andere om te werken volgens procedures en wettelijke richtlijnen d. Werkt volgens kwaliteitszorgsystemen e. Bewaakt systematisch de kwaliteit van de zorgverlening, signaleert en rapporteert knelpunten
15
Competenties T T T T T
Summa Welzijn
Werkproces 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
Competenties: E: samenwerken en overleggen Q: plannen en organiseren Indicator a. Overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig met anderen en raadpleegt anderen indien nodig. b. Weet wat de consequenties zijn van eigen acties en stelt zich zo op dat de samenwerking in het team soepel verloopt. c. Geeft relevante informatie over de cliënt door aan het multidisciplinaire team, zodat de gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt. d. Levert een bijdrage aan de samenwerking in het team e. Stelt duidelijke, haalbare doelen en prioriteiten in de werkzaamheden en in de overdracht rekening houdend met knelpunten, tijd en kwaliteit.
Competenties E E E E Q
Werkproces 3.4: voert coördinerende taken uit
Competenties: E: samenwerken en overleggen Q: plannen en organiseren Indicatoren a. toont waardering aan derden door bv. feedback b. deelt kennis en ervaringen met derden c. maakt functioneren van zichzelf en derden bespreekbaar d. Zorgt voor voldoende mensen en middelen voor een optimale zorg e. Maakt afspraken met derden om de continuïteit van de ondersteuning te garanderen f. Voldoet aan de wettelijke vereisten binnen de ondersteuning
Competenties E E E E Q Q
Werkproces 3.5: Voert beheertaken uit
Competenties: J: formuleren en rapporteren L: Materialen en middelen inzetten Y: Bedrijfsmatig handelen Indicatoren a. Verwerkt en registreert zorgvuldig alle benodigde (financiële) gegevens b. Checkt regelmatig materialen en middelen en levert een bijdrage aan het onderhoud c. Zorgt voor financiële registratie en verantwoording van zijn projecten en maakt regelmatig afwegingen tussen kosten en baten
16
Competenties J L Y
Summa Welzijn
Werkproces 3.6: evalueert de geboden ondersteuning
Competenties: D: aandacht en begrip tonen J: formuleren en rapporteren M: analyseren Indicatoren a. Vraagt de cliënt en derden naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en begeleiding en luistert aandachtig b. Brengt alle ingewonnen informatie in binnen de evaluatie c. legt de bevindingen vast in een duidelijk en helder evaluatieverslag met duidelijk gescheiden hoofd- en bijzaken d. analyseert alle gegevens en trekt conclusies of de geboden zorg en begeleiding en de uitgevoerde coördinerende taken voldoen e. Concludeert of er voldoende voortgang is en komt zo nodig met haalbare oplossingen
17
Competenties D D J M M
Summa Welzijn
18
Summa Welzijn C. JAARPLANNING
SCHOOLJAAR 2013-2014 Periode 1 SW weeknr. ma di woe do vrij
1 35 aug 26 27 28 29 30
2 36 sept 2 3 4 5 6
3 37 sept 9 10 11 12 13
4 38 sept 16 17 18 19 20
5 39 sept 23 24 25 26 27
6 40 sept/okt 30 1 2 3 4
7 41 okt 7 8 9 10 11
42 okt 14 15 16 17 18
8 43 okt 21 22 23 24 25
9 44 okt/nov 28 29 30 31 1
10 45 nov 4 5 6 7 8
18 3 jan 13 14 15 16 17
19 4 jan 20 21 22 23 24
Periode 2 SW weeknr. ma di woe do vrij
11 46 nov 11 12 13 14 15
12 47 nov 18 19 20 21 22
13 48 nov 25 26 27 28 29
14 49 dec 2 3 4 5 6
15 50 dec 9 10 11 12 13
16 51 dec 16 17 18 19 20
52 dec 23 24 25 26 27
21 6 febr 3 4 5 6 7
22 7 febr 10 11 12 13 14
23 8 febr 17 18 19 20 21
24 9 febr 24 25 26 27 28
10 mrt 3 4 5 6 7
25 11 mrt 10 11 12 13 14
1 dec/jan 30 31 1 2 3
17 2 jan 6 7 8 9 10
Periode 3 SW weeknr. ma di woe do vrij
20 5 jan 27 28 29 30 31
26 12 mrt 17 18 19 20 21
27 13 mrt 24 25 26 27 28
28 14 mrt/apr 31 1 2 3 4
29 15 apr 7 8 9 10 11
Periode 4 SW weeknr. ma di woe do vrij
30 16 apr 14 15 16 17 18
31 17 apr 21 22 23 24 25
18 apr/mei 28 29 30 1 2
19 mei 5 6 7 8 9
32 20 mei 12 13 14 15 16
33 21 mei 19 20 21 22 23
34 22 mei 26 27 28 29 30
35 23 juni 2 3 4 5 6
36 24 juni 9 10 11 12 13
37 25 jun 16 17 18 19 20
38 26 jun 23 24 25 26 27
Schoolvakanties Lesdoorbrekende weken/ toetsweken
Praktijkbegeleidersbijeenkomsten 2013-2014 Toelichting op de opleidingen en de BPV-boeken: Woensdag 2 oktober 2013 14.00 uur 15.00 uur Maandag 7 oktober 2013 16.00 uur 17.00 uur Vervolg bijeenkomst: Woensdag 22 januari 2014 14.00 – 16.00 uur
19
GZ GZ GZ GZ
SD SD SD SD GZ
MMZ MMZ MMZ MMZ SD
MMZ
39 27 jun/jul 30 1 2 3 4
Summa Welzijn
20
Summa Welzijn D. URENREGISTRATIE De student houdt het aantal gewerkte uren zelf bij in het blokje van de juiste maand en dag. Heb je dus op 6 augustus 6½ uur gewerkt dan vul je in dat vakje 6½ in. Zie het voorbeeld in onderstaand schema.
JAN
FEB
MRT
APR
MEI
JUNI JULI
AUG SEP
OKT
NOV
1 2 3 4 5 6 6½ 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Totaal Werkdagen: aantal uren dat je BPV loopt per werkdag invullen in het juiste vakje. (Vakantie = V / Buitengewoon Verlof = O / Ziek = Z / Terugkomdag/lesdag = T) Wekelijks door de student in te vullen en aan het einde van de BPV ondertekent de praktijkbegeleider. BPV-Periode: van ….… -- ………… -- ……….. t/m .….… -- ……..…… -- …...….…. Aantal totaal gewerkte BPV-uren: ......... uur
Datum: ..................................
Naam en plaats BPV-instelling: …………………………………………………………………………… Naam student: ……………………………………. Naam begeleider: ………………..…………. Studentnummer: …………………….. ..……….......…….......…….…….......... (Handtekening student)
............……..…….………….…….... (Handtekening praktijkbegeleider)
21
DEC
Summa Welzijn
22
Summa Welzijn
E. ACTIVITEITEN TIJDENS DE BPV De BPV is primair bedoeld om de student in de praktijk een beroep te laten leren. De student gaat dus tijdens de BPV, naast dat hij aan de slag gaat met de werkzaamheden op de BPV plaats, vooral aan de slag met zijn leerproces. De student werkt aan zijn leerproces met behulp van: POP De student werkt methodisch aan zijn Persoonlijk OntwikkelingsPlan, kortweg POP genoemd. De student beschrijft in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan hoe hij op methodische wijze zijn leerproces vormgeeft. Zowel op school als op de BPV wordt de voortgang van zijn POP regelmatig besproken en moet de student zijn leerproces inzichtelijk kunnen maken. Het POP komt terug als bespreekpunt in de begeleidingsgesprekken Portfolio In het portfolio bewaart de student alle bewijzen waarmee hij kan aantonen dat hij een competentie, indicator, werkproces en dus uiteindelijk een kerntaak beheerst. Het POP is een belangrijk bewijsstuk. Integrale (stage) opdrachten: De rode draad van de opleiding vormen de integrale opdrachten. Deze opdrachten bereiden de student voor op de examens, waar de werkprocessen met de competenties door middel van indicatoren worden getoetst. Met behulp van deze integrale (stage) opdrachten gaat een student aan de slag met werkprocessen en competenties. Een integrale (stage) opdracht is een opdracht die leidt tot een beroepsproduct. Het uitvoeren van een integrale opdracht leidt tot het verwerven van de benodigde competenties. Tijdens het uitvoeren van integrale opdrachten loopt de student tegen leervragen aan, die op school invulling geven aan het onderwijs. Integrale opdrachten worden zowel vanuit school als ook vanuit de praktijk begeleid. De student voegt bij onderdeel E een kopie van de integrale opdrachten aan de BPV map toe waar hij op dit moment aan werkt. Als werkbegeleider kun je altijd vragen naar deze integrale opdrachten. Opdrachtenmagazijn Angerenstein: Naast integrale opdrachten uit te voeren in de praktijk leert de student het vak in de praktijk. Bij het aanleren van dit vak kan de student gebruik maken van opdrachten uit een opdrachtenmagazijn. Dit zijn gestructureerde opdrachten waarin studenten via competenties werken aan werkprocessen. De opdrachten uit het opdrachtenmagazijn zijn zo geformuleerd dat de student hier zelfstandig mee aan de slag kan. De student kan hier wel begeleiding bij vragen van zijn werkbegeleider.
23
Summa Welzijn
Vaktaal Vaardigheden: Naast dat de student dient te bewijzen dat hij vakinhoudelijk het beroep beheerst moet de student gedurende de opleiding ook bewijzen dat hij algemene vaardigheden beheerst. Hierbij moet je denken aan Burgerschapsvaardigheden, Rekenvaardigheden en Taalvaardigheden. Aan het stuk taalvaardigheden wordt binnen de school gedurende de opleiding weer veel aandacht besteed. Maar ook op BPV willen we dat studenten laten zien dat ze beschikken over taalvaardigheden. Om studenten in dit stuk als werkbegeleider ook daar waar nodig te kunnen begeleiden hebben we als bijlage een ondersteunend document VTV toegevoegd.
24
Summa Welzijn
F. WERKMODELLEN De term werkmodel wordt gebruikt voor gedragsaanwijzingen( wat moet ik precies doen, wat doe ik eerst, wat daarna, waar moet ik op letten) in de vorm van richtlijnen, methoden, checklisten, procedures, protocollen, vuistregels, handelingsvoorschriften. In de opleiding komen verschillende werkmodellen aan bod. Een werkmodel is ontleend aan het aanpakken of oplossen van problemen in de beroepspraktijk en geeft aspecten van een beroepstaak aan. Wat mensen dagelijks doen bestaat meestal uit het toepassen van werkmodellen van veters strikken tot het voeren van een slecht nieuwsgesprek. Werkmodellen zijn de bron voor kennis die iedereen dagelijks nodig heeft en gebruikt om handelingen uit te voeren. Hieronder leest u de werkmodellen die gedurende de opleiding worden aangeboden: 1.
Werkmodel POP Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
2.
Werkmodel Ondersteuningsplan Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
3.
Werkmodel projectplan Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
4.
Werkmodel vergaderen (agenda) Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
5.
Werkmodel vergaderen (notuleren) Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
6.
Werkmodel observeren Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
7.
Werkmodel gesprekken Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
8.
Werkmodel Inwerklogboek Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
9.
W erkmodel Intervisie incidentmetho de Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
10. Werkmodellen reflectie Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
11. W erkmodel STAR Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
12. Werkmodel draaiboek Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
13. Werkmodel Schrijven van een verslag Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
25
Summa Welzijn
26
Summa Welzijn G. INTEGRALE OPDRACHTEN Zoals je al hebt kunnen lezen in onderdeel C werk jij als student aan de hand van integrale opdrachten. Om te voorkomen dat je als student met te veel integrale opdrachten tegelijkertijd aan de slag gaat worden de integrale opdrachten pas uitgedeeld op het moment dat je er aan toe bent. Dit niet vooraf uitdelen van integrale opdrachten geeft ons als school de mogelijkheid om integrale opdrachten regelmatig aan te kunnen passen en up to date te kunnen houden. Dit vraagt wel van jou als student dat je van integrale opdracht een kopie toevoegt aan dit onderdeel. Je werkbegeleider kan te allen tijde vragen naar de integrale opdrachten waar je op dat moment aan werkt.
27
Summa Welzijn
28
Summa Welzijn
H: BEOORDELING VAN DEZE BPV In leerjaar 3 BBL: Opleiding: MZ niveau 4 Medewerker Gehandicaptenzorg Toetsvorm: Uitvoering: Duur: Begeleiding:
Evaluatie:
Beoordeling:
Herkansing:
Observatietoets bestaande uit twee onderdelen Op de BPV plaats 39 weken Begeleiding vindt plaats door: - Begeleider op de BPV - Loopbaanbegeleider Op de BPV plaats wordt de student 2x gedurende het leerjaar geëvalueerd. Deze evaluatie wordt ingevuld door de begeleider op de BPV. De 2 evaluatiemomenten plant de student, in overleg met de begeleider op de BPV, verdeeld over het leerjaar. De evaluatie gegevens worden besproken met de loopbaanbegeleider. Naar aanleiding van deze gegevens plant de student een BPV bezoek. In dit bezoek wordt de voortgang besproken tussen de student, de begeleider op de BPV en de loopbaanbegeleider. Een loopbaanbegeleider komt (minimaal) 2 maal langs gedurende het leerjaar. Op de BPV plek wordt de student beoordeeld . Deze beoordeling wordt ingevuld door de begeleider op de BPV. De beoordeling moet ingevuld zijn voor SW 35. Mocht de student een onvoldoende scoren dan kan hij er zorgen dat hij voor SW 39 het gedrag kan ombuigen in een voldoende
Inleiding: Hieronder ziet u de beoordeling van de BPV. De beoordeling bestaat uit 2 onderdelen, te weten: -1Beoordeling Basishouding BPV In de beoordeling wordt uitgegaan van een aantal competenties, zie hoofdstuk B. -2Ontwikkelingsgerichte toets BPV leerjaar 3 van de opleiding BBL. In deze toets worden de indicatoren gebruikt uit het examendocument, zie hoofdstuk B. Aan het eind van de opleiding dient de student dus alle indicatoren te beheersen.
29
Summa Welzijn Uitleg Beoordeling Basishouding BPV De student wordt beoordeeld op zijn basishouding gedurende de BPV. De basishouding is uitgewerkt in de indicatoren van een aantal competenties. In deze toets moet de student gaan bewijzen dat hij de beschreven indicatoren op voldoende wijze beheerst op de werkvloer. De beoordeling basishouding BPV wordt ingevuld door de begeleider op de BPV Per indicator kan de student gaan scoren. De student kan een 1, 2, 3 of 4 scoren. Concreet betekent dit: 1= Indicator wordt niet/onvoldoende gezien, student weet het niet/kan het niet 2= Indicator wordt soms gezien, student weet/kan het nog onvoldoende 3= Indicator wordt regelmatig gezien, student weet/kan voldoende maar heeft soms nog enige aansturing nodig 4= Indicator wordt veelvuldig gezien bij de student: student handelt zelfstandig en vanuit eigen initiatief Uitleg Ontwikkelingsgerichte toets BPV De student wordt getoetst door middel van de ontwikkelingsgerichte toets BPV. In deze toets moet de student gaan bewijzen dat hij de beschreven indicatoren op voldoende wijze beheerst op de werkvloer. De ontwikkelingsgerichte toets BPV leerjaar wordt ingevuld door de begeleider op de BPV Per indicator kan de student gaan scoren. De student kan een 1, 2, 3 of 4 scoren. Concreet betekent dit: 1= De student voldoet niet aan het omgeschreven item 2= De student heeft bewezen dat hij dit item door middel van aansturing van een begeleider kan uitvoeren (begrijpen en toepassen) 3= De student heeft bewezen dat hij dit item onder supervisie van een begeleider zelfstandig kan uitvoeren (integreren) 4= De student voldoet op eindniveau aan dit item. Hij zou dat onderdeel van het beroep zelfstandig en zonder enkele vorm van begeleiding uit kunnen voeren (verbeteren) In bijlage 2 vindt u een ondersteuningsdocument. Dit document kan u ondersteunen met het bepalen op welk niveau een student functioneert. Evalueren en beoordelen: De student is al bekend met deze wijze van evalueren en beoordelen. In de voorafgaande leerjaren heeft hij namelijk ook al gewerkt met dit beoordelingsinstrument. Gedurende het gehele leerjaar wordt de student tweemaal geëvalueerd en eenmaal beoordeeld. De beoordeling is in schoolweek 35. De 2 evaluatiemomenten plant de student in overleg met de begeleider op de BPV. Evaluatie A dient ingevuld te worden voor schoolweek 20. Evaluatie B dient ingevuld te worden voor schoolweek 30. Bij de beoordeling dient elke pagina te worden geparafeerd door de student en de werkbegeleider. Tot slot moeten op de laatste pagina van deze toets de student, de werkbegeleider en de LB-er deze toets ook nog voor akkoord tekenen. Een voldoende beoordeling van de BPV is voorwaardelijk voor de diplomering. Cesuur Beoordeling Basishouding: Voor minimaal 12 van de 16 indicatoren is een 3 gescoord Een 1 mag niet gescoord worden Per categorie mag je maximaal maar een keer een 2 scoren Voor de indicatoren ‘Je houdt je aan afspraken’ en ‘Met feedback omgaan’ is de score minimaal een 3.
30
Summa Welzijn
Cesuur ontwikkelingsgerichte toets BPV: De student BBL zal aan het eind van leerjaar 3 in de ontwikkelingsgerichte BPV toets op alle indicatoren minimaal een 3 moeten scoren. Bij de beoordeling dient elke pagina te worden geparafeerd door de student en de werkbegeleider. Tot slot moeten op de laatste pagina van deze toets de student, de werkbegeleider en de LB-er deze toets ook nog voor akkoord tekenen.
31
Summa Welzijn
1. BEOORDELING BASISHOUDING BPV Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg (leerjaar 3 BBL) Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er:
BEOORDELING BASISHOUDING BPV BASISHOUDING Evaluatie A C: Begeleiden A Je kunt interesse tonen in de ander, luisteren, en doorvragen B Je kunt overleggen over te stellen doelen en daar duidelijke afspraken over maken C Je kunt de ander ruimte geven om naar eigen inzicht te handelen D Je kunt stimuleren E Je kunt iemand vertrouwen geven D: Aandacht en begrip tonen A Je kunt jezelf presenteren B Je kunt de effecten van je eigen gedrag op anderen inschatten en daar goed mee omgaan C Je kunt oprecht begrip hebben voor de gevoelens van anderen D Je kunt respect tonen voor de persoonlijkheid en mogelijkheid van anderen E Je kunt je verdraagzaam opstellen als iemand een andere mening heeft
Evaluatie B
Beoordeling
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Voor toelichting van de bovenstaande indicatoren verwijzen we naar de bijlage Algemene beroepshouding
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
32
Summa Welzijn E: Samenwerken en overleggen A Je houdt je aan afspraken B Je kunt indien nodig hulp aan anderen vragen. Je kunt hulp bieden en meedenken Je kunt openstaan voor de ideeën van anderen, goed luisteren en de andere ruimte geven om zich uit te spreken E Je kunt goed met feedback omgaan J: Formuleren en rapporteren A Je kunt je taalgebruik aanpassen aan de doelgroep
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
C D
Voor toelichting van de bovenstaande indicatoren verwijzen we naar de bijlage Algemene beroepshouding
Beoordeling: Voldoende
Onvoldoende (omcirkelen wat van toepassing is)
Bij beoordeling paraferen: Paraaf werkbegeleider
Paraaf Student
Datum/ periode:
33
Paraaf LB-er
Summa Welzijn
Persoonlijk Begeleider Gehandicaptenzorg (leerjaar 3 BBL) Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er:
ONTWIKKELINGSGERICHTE TOETS BPV: Kerntaak 1
Opstellen van een plan van aanpak (ondersteuningsplan) Evaluatie A Werkproces 1.1: inventariseert de hulpvragen van de cliënt. A voert een gesprek teneinde relevante gegevens te verzamelen B krijgt relevante informatie van cliënten door belangstelling, betrokkenheid en een actieve luisterhouding C werkt functioneel samen met de cliënt bij het inventariseren zodat de cliënt zich begrepen voelt D maakt een verantwoorde keuze uit bronnen, methoden en technieken voor het verzamelen van informatie E observeert de cliënt planmatig ordent alle verzamelde gegevens voor een volledig beeld van de situatie en wensen van de cliënt Werkproces 1.2: Stelt aan de hand van hulpvragen, de doelen voor het werkplan/ ondersteuningsplan vast A Vraagt mening van collega’s over de invulling van het ondersteuningsplan B Het ondersteuningsplan voldoet aan de professionele eisen C Creëert draagvlak voor het ondersteuningsplan in het (multidisciplinaire) team D Bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op E formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken F Draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt G analyseert en selecteert de verzamelde gegevens op wensen, behoeften en mogelijkheden H combineert gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie en formuleert op basis daarvan hulpvragen I vertaalt deze hulpvragen naar hoofddoelen voor een duidelijk ondersteuningsplan J specificeert hoofddoelen naar subdoelen voor een realistisch en werkbaar ondersteuningsplan
Evaluatie B
Beoordeling
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
F
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
34
Summa Welzijn
Werkproces 1.3: specificeert het plan van aanpak (ondersteuningsplan) tot een activiteitenplan A specificeert subdoelen uit het ondersteuningsplan naar concrete werkdoelen B vertaalt de werkdoelen naar een activiteitenplan C D E
F G H
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken Maakt bij het opstellen van het activiteitenplan keuzes voor activiteiten en begeleidingsvormen op basis van de verzamelde gegevens Draagt er zorg voor dat het activiteitenplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt Formuleert de werkdoelen SMART aansluitend bij de mogelijkheden van de cliënt en de organisatie stemt de activiteit af op de behoeften, wensen en mogelijkheden van de cliënt zodat deze zich kan vinden in de geboden ondersteuning
Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg Evaluatie A Werkproces: 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging A Stimuleert de cliënt om gestelde doelen tav persoonlijk verzorging te bereiken B Geeft passende persoonlijke verzorging aan de cliënt zodat de begeleidingsdoelen gerealiseerd worden C Heeft een vertrouwensband opgebouwd door begrip te tonen tav voorkomen, mening, gevoelens en persoonlijk hygiëne van de cliënt D Stelt zich betrouwbaar op door discreet om te gaan met de privacy en door gemaakte afspraken na te komen. E handelt effectief, bekwaam en volgens hygiënische en ergonomische voorschriften tijdens de persoonlijk verzorging van de cliënt Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
Werkproces 2.1 zie ook bijlage 6
35
Evaluatie B
1
2
3
4
Beoordeling
1
2
3
4
Summa Welzijn
Werkproces: 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden A Kiest, met de cliënt, situaties en activiteiten uit waarin hij zijn zelfredzaamheid kan behouden of ontwikkelen B Ondersteunt de cliënt tot zelfredzaamheid volgens het ondersteuningsplan C Maakt doelmatig en efficiënt gebruik van materialen, middelen en tijd en heeft hierin een voorbeeldfunctie D Sluit in de ondersteuning, leefsituatie en activiteiten aan bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt en stelt zich flexibel op tav veranderingen E werkt conform procedures en veiligheidsvoorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan en uniformiteit in de ondersteuning gewaarborgd is Werkproces: 2.3 ondersteunt de cliënt bij dagbesteding A Biedt activiteiten aan waarbij de zelfredzaamheid wordt gestimuleerd zodat deze bevorderd of behouden blijft B Heeft inzicht in de gevoelens van de cliënt en biedt hulp op het gebied van werk, scholing en vrije tijd zodat de cliënt groeit in zijn sociale ontwikkeling C Stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door waar mogelijk regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven D Kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen E Plant op een methodische wijze activiteiten en acties voor de cliënt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
36
Summa Welzijn
Werkproces: 2.4 Begeleidt cliënten op sociaal Maatschappelijk gebied A Biedt op een methodische wijze activiteiten aan waardoor de ontwikkeling van de cliënt gestimuleerd wordt B Geeft waar mogelijk feedback op het gedrag van de cliënt waardoor de cliënt met een positieve instelling de activiteit uitvoert en in zijn ontwikkeling wordt gestimuleerd C Overlegt tijdens activiteiten over haar aanpak, schakelt tijdig hulp in bij onverwachte situaties zodat de kwaliteit en continuïteit van de begeleiding gewaarborgd is D Kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen E Plant, organiseert en monitort activiteiten op een methodische wijze F Past handelen snel en flexibel aan bij agressie, lastige en/ of crisissituaties zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen wordt G Voert interventies bij agressie, lastige en/ of crisissituaties uit volgens afspraken in het plan van aanpak (ondersteuningsplan) , de richtlijnen van de organisatie en wet- en regelgeving zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen wordt Werkproces 2.5 ondersteunt de cliënt bij het
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
voeren van de regie over zijn leven A
B
C
D E
F
Voorziet collega’s en deskundigen van informatie en aanwijzingen waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren Maakt resultaat afspraken met collega’s, deskundigen en het sociale systeem waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren. Leidt op een methodische wijze gesprekken waardoor er draagvlak gecreëerd wordt voor de manier waarop er regie gevoerd wordt over het leven van de cliënt Past gesprekstechnieken en begeleidingsmethodieken toe Draagt relevante onderdelen van haar expertise over aan betrokkenen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden Stimuleert de cliënt en andere betrokken in actie te komen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
Gearceerde indicatoren in deze toets worden dit jaar niet beoordeeld
37
Summa Welzijn
Werkproces 2.6 Ondersteunt het sociale
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
systeem A
Geeft de personen uit het sociale netwerk van de cliënt gericht advies en mogelijkheden over de uitvoering van de ondersteuning zodat zij een rol willen en kunnen spelen in de ondersteuning van de cliënt B Draagt haar kennis tav de begeleiding van de cliënt en zijn ziektebeeld over aan het sociale netwerk zodat ook zij de cliënt kunnen ondersteunen C Past gedrag, omgangsvormen en communicatie aan op betrokkenen uit het sociale systeem zodat er een samenwerkingsrelatie kan ontstaan Werkproces 2.7 Voert verpleegtechnische
handelingen uit A B
C D
E F
Vormt zich een beeld van de lichamelijke en psychische gesteldheid van de cliënt. Voert verpleegtechnische handelingen op een accurate en verantwoorde wijze uit zodat deze voldoen aan gestelde kwaliteitseisen. schakelt leidinggevende, collega´s of deskundigen in waar nodig Kiest de geschikte materialen, hulpmiddelen en apparatuur voor de uit te voeren verpleegtechnische handelingen Gebruikt middelen effectief, efficiënt, vindingrijk, zorgvuldig en veilig Volgt de protocollen, veiligheidsregels- en voorschriften en werkt binnen de wettelijke kaders
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
Gearceerde indicatoren in deze toets worden dit jaar niet beoordeeld Werkproces 2.7 zie ook bijlage 6
38
Summa Welzijn Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie - en professiegebonden taken Evaluatie A
Werkproces 3.1: werkt aan
Evaluatie B
Beoordeling
deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep Indicatoren: A Houdt vakkennis en vaardigheden bij B
C D E
C D
2
3
4
1
2
3 4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3 4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3 4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3 4
1
2
3
4
Draagt de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze aan collega’s en andere deskundigen Gebruikt feedback om van te leren Levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep Werkt methodisch aan haar POP
Werkproces 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg A Handelt overeenkomstig wettelijke richtlijnen B
1
Handelt overeenkomstig de voorgeschreven procedures en protocollen Stimuleert andere om te werken volgens procedures en wettelijke richtlijnen Werkt volgens kwaliteitszorgsystemen
E
Bewaakt systematisch de kwaliteit van de zorgverlening, signaleert en rapporteert knelpunten Werkproces 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen A Overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig met anderen en raadpleegt anderen indien nodig. B Weet wat de consequenties zijn van eigen acties en stelt zich zo op dat de samenwerking in het team soepel verloopt. C Geeft relevante informatie over de cliënt door aan het multidisciplinaire team, zodat de gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt. D Levert een bijdrage aan de samenwerking in het team E Stelt duidelijke, haalbare doelen en prioriteiten in de werkzaamheden en in de overdracht rekening houdend met knelpunten, tijd en kwaliteit. Werkproces 3.4: voert coördinerende taken uit. A toont waardering aan derden door bv. B C D E
F
feedback deelt kennis en ervaringen met derden maakt functioneren van zichzelf en derden bespreekbaar Zorgt voor voldoende mensen en middelen voor een optimale zorg Maakt afspraken met derden om de continuïteit van de ondersteuning te garanderen Voldoet aan de wettelijke vereisten binnen de ondersteuning
39
Summa Welzijn
Werkproces 3.5: Voert beheertaken uit A Verwerkt en registreert zorgvuldig alle benodigde (financiële) gegevens B Checkt regelmatig materialen en middelen en levert een bijdrage aan het onderhoud C Zorgt voor financiële registratie en verantwoording van zijn projecten en maakt regelmatig afwegingen tussen kosten en baten Werkproces 3.6: evalueert de geboden ondersteuning A Vraagt de cliënt en derden naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en begeleiding en luistert aandachtig B Brengt alle ingewonnen informatie in binnen de evaluatie C legt de bevindingen vast in een duidelijk en helder evaluatieverslag met duidelijk gescheiden hoofd- en bijzaken D analyseert alle gegevens en trekt conclusies of de geboden zorg en begeleiding en de uitgevoerde coördinerende taken voldoen E Concludeert of er voldoende voortgang is en komt zo nodig met haalbare oplossingen
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
Gearceerde indicatoren in deze toets worden dit jaar niet beoordeeld
40
Summa Welzijn Ondertekening MZ niveau 4 Medewerker Gehandicaptenzorg
Ontwikkelingsgerichte toets BPV leerjaar 3 Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er:
Evaluatie A Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
Evaluatie B Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
Beoordeling Voldoende
-
Onvoldoende
(omcirkelen wat van toepassing is)
Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
41
Summa Welzijn
42
Summa Welzijn I. BIJLAGEN BIJLAGE 1:
Gespreksformulier BPV- bezoek Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg Naam student: Groep/ klas: Naam LB-er: Naam Praktijkorganisatie: Naam Praktijkbegeleider: Basishouding
Kerntaak 1
Kerntaak 2
43
Summa Welzijn Kerntaak 3
Algemene opmerkingen:
Ondertekening: Datum: Praktijkbegeleider
Student
44
LB-er
Summa Welzijn BIJLAGE 2: ONDERSTEUNINGSDOCUMENT BPV TOETS Wat mag je van een leerling/ stagiaire verwachten? Met dit schema kun je door een aantal vragen te stellen kijken op welk niveau de leerling/stagiair zit. Dit schema is een hulpmiddel om te kijken waar iemand staat en wat je mag verwachten. Het is geen beoordelingsinstrument. Begrijpen Wil weten Vraagt / bevragen Uitleggen Bekend met Herkennen Benoemen Ziet Bespreekt wat hij niet snapt Informeert Weet Oriënteert Volgt Kan bedenken Heeft door dat….. Voelt in/aan Omschrijft Geeft definitie Op de hoogte van Heeft besef van Toont belangstelling Empaties vermogen Raadpleegt Ondervindt Is nieuwschierig Is leergierig Luistert Let op Bevestigt Komt afspraken na
Toepassen Neemt initiatief Laat zien Voert uit Pakt aan Werkt volgens protocollen Maakt gebruik van Hanteert Bepaalt Weegt af Houdt toezicht op Kan uitleggen Brengt in Presenteert Legt voor Spant zich in Oefent / herhaalt Verzamelt Doet voor Komt afspraken na Levert aan Presteert Oefent uit Raadpleegt Vermeldt Onderbouwd acties Overlegt Reflecteert Schikt Helpt Betrekt Signaleert Houdt rekening met Kijkt Kritisch Ziet gevolgen
Integreren Legt verbanden Koppelen theorie en praktijk Ziet overeenkomsten en verschillen Inzicht Geeft betekenis aan Brengt samen Coördineert Ziet processen Doorziet Kijkt kritisch Onderzoekt Controleert Heeft mening Visie Kan beredeneren Varieert Wijkt af Brengt over Zet om Verwacht Verbindt Volgt een proces Verklaart Legt uit Verwijst Vergelijkt Combineert Brengt ordening aan Kent grens Werkt samen Weegt af Onderscheidt Toetst Bewaakt Overweegt
45
Verbeteren Ziet knelpunten Kan omgaan met weerstanden Kan veranderingen aanbrengen op strategieën Probleem oplossen Ziet valkuilen Analyseert Heeft ideeën Oordeel Doet voorstellen Ziet toe op Voegt toe Controleert Onderzoekt Verandert Twijfelt Weegt af Ziet tegenstellingen Herkent talent (bij anderen en zichzelf) Herstelt Vervangt Probeert uit Bevordert Bedankt Corrigeert Spreekt uit Enthousiasmeert Zet anderen aan tot.. Weerlegt Improviseert Flexibel Confronteert Onderhandelt Vervolledigen
Summa Welzijn
46
Summa Welzijn BIJLAGE 3: BASISHOUDING BPV C: Begeleiden a. Je kunt interesse tonen in de ander. Interesse tonen in het werk en voor de doelgroep Interesse tonen in de ander b. Je kunt overleggen over te stellen doelen en daar duidelijke afspraken over maken. Houden aan afspraken Het werk zien c. Je kunt de ander ruimte geven om naar eigen inzicht te handelen. Bewust zijn van eigen macht d. Je kunt stimuleren Initiatief tonen Interesse tonen in de ander Vertrouwen geven e. Je kunt iemand vertrouwen geven. Vertrouwen geven Zorgvuldig omgaan met informatie Eigen emoties en gevoelens hanteren Eigen grenzen bewaken D: Aandacht en begrip tonen a. Je kunt jezelf presenteren. Bewust omgaan met persoonlijke hygiëne Kleding kiezen passend bij de uitoefening van het beroep Vriendelijk en beleefd zijn Taalgebruik aanpassen Bewust zijn van belang van mimiek Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal b. Je kunt de effecten van je eigen gedrag op anderen inschatten en daar goed mee omgaan. Eigen emoties en gevoelens hanteren Grenzen bewaken Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek c. Je kunt oprecht begrip hebben voor de gevoelens van anderen. Interesse tonen in de ander door te luisteren Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek d. Je kunt respect tonen voor de persoonlijkheid en mogelijkheid van anderen. Interesse tonen in de ander door te luisteren Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek e. Je kunt je verdraagzaam opstellen als iemand een andere mening heeft. Vriendelijk en beleefd zijn Eigen emoties en gevoelens hanteren Flexibel zijn E: Samenwerken en overleggen a. Je houdt je aan afspraken. b. Je kunt indien nodig hulp aan anderen vragen. Hulp of ondersteuning durven te vragen Begeleiding accepteren Initiatief tonen Vriendelijk en beleefd zijn Over problemen die je tegenkomt praten c. Je kunt hulp bieden en meedenken. Eigen grenzen bewaken Initiatief tonen
47
Summa Welzijn Houden aan afspraken Het werk zien d. Je kunt openstaan voor de ideeën van anderen, goed luisteren en de andere ruimte geven om zich uit te spreken. vriendelijk en beleefd zijn interesse tonen eigen emoties en gevoelens hanteren eigen grenzen bewaken e. Je kunt goed met feedback omgaan. initiatief tonen zorgvuldig omgaan met informatie eigen emoties en gevoelens hanteren bewust zijn van eigen macht bewustzijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal J: Formuleren en rapporteren a. Je kunt je taalgebruik aanpassen aan de doelgroep. Vriendelijk en beleefd zijn Bewust zijn van verbaal en non –verbaal gedrag Taal aanpassen aan de doelgroep Bewust zijn van het belang van mimiek
48
Summa Welzijn BIJLAGE 4: VAKTAALVAARDIGHEDEN
Deel I: Tips voor taalbegeleiding op de werkvloer Voor praktijk- en werkbegeleiders 1. Instructie geven op de plaats van handeling Geef de student instructie op de plaats waar de handeling wordt uitgevoerd. Foto’s, wandplaten en handboeken op de werkplek zijn handige hulpmiddelen. Door taal aan beelden te koppelen zorgt u ervoor dat de student de kennis makkelijker onthoudt. 2. Werkbespreking op de werkplek Houd de werkbesprekingen zoveel mogelijk op de werkplek. U kunt dan makkelijk iets aanwijzen of uitbeelden, bijvoorbeeld de volgorde van handelingen of de werking van apparaten. 3. Notities maken Laat de hoofdpunten van uw instructie of uitleg in steekwoorden noteren door de student. Het is vaak niet eenvoudig om uit een grote hoeveelheid informatie de belangrijkste punten op te pikken. Het helpt als de student belangrijke woorden uit uw verhaal opschrijft. De student onthoudt de informatie zo ook beter en leert bovendien om aantekeningen te maken. 4. Teksten verklaren Geef mondelinge uitleg bij schriftelijke informatie. In schrijftaal worden vaak andere woorden gebruikt dan in spreektaal, bijvoorbeeld ‘faseren’ voor ‘iets verdelen in de tijd’ en ‘aansluiten’ voor ‘vastmaken’. Teksten die op de werkvloer gebruikt worden, zoals schriftelijke instructies en werkroosters kunt u ook mondeling toelichten: welke woorden zijn belangrijk / wat moet de student nu doen. Wel Niet Wat ga je vanmiddag doen? Begrijp je wat je vanmiddag moet doen? 5. Mondelinge uitleg Pas aan wat u zegt en hoe u het zegt aan het niveau van de student. Zie hiervoor onderstaand schema: 6. Begrip controleren Controleer regelmatig of iemand het begrijpt. Stel open vragen want dan wordt de student gedwongen zelf een volledig antwoord te bedenken. Bijvoorbeeld: Gespreksonderwerp Geef steeds aan over welk onderwerp u gaat introduceren praten. Praat niet over te veel verschillende onderwerpen tegelijk. Vertel ook niet te veel nieuwe dingen achter elkaar Begrijpelijk Leg moeilijke begrippen of vakbegrippen uit. taalgebruik Spreektempo
Praat duidelijk en rustig. Benadruk belangrijke woorden.
Herhalen
Herhaal regelmatig wat u eerder gezegd hebt.
Reageer
Geef een reactie als de student iets zegt wat niet duidelijk is. Herhaal de woorden van de student, vraag wat hij bedoelt of vraag of hij het nog eens wil zeggen.
49
Summa Welzijn Hulptaal (voor anderstaligen)
Woord
Soms spreekt een student beter Engels (of een andere taal die u ook kent). Als het niet lukt om in het Nederlands iets uit te leggen, kan het handig zijn om het woord in de andere taal te gebruiken. Ga niet over op die andere taal, maar gebruik enkel een woord als het echt nodig is.
7. Kernbegrippen Bied kernbegrippen aan, zoals de namen van voorwerpen en onderdelen. Welke woorden moet de student zeker kennen rond een bepaald onderwerp? Bied deze woorden aan als u uitleg of een instructie geeft. Herhaal deze woorden later nog eens en controleer of de woorden nu bekend zijn. 8. Woorden uitleggen U kunt op verschillende manieren woorden uitleggen. U kunt een omschrijving geven of een voorbeeldzin, een soortgelijk woord (een synoniem) of het tegengestelde. U kunt ook zeggen in welke combinatie het woord vaak gebruikt wordt. Omschrijving Synoniem/ voorbeeldzin/ woordcombinatie
aanbrengen
Als je een slot op de deur aanbrengt, dan maak je een slot op de deur.
Maken, plaatsen
de karaf
Een karaf is een soort vaas van glas. In een karaf kun je water of wijn doen. Een karaf zet je op tafel.
Bij vergaderingen moet er voor de sprekers altijd een karaf water op tafel staan.
preventie
Als je een medicijn ter preventie gebruikt, dan gebruik je het om niet ziek te worden.
Voorkomen Woordcombinatie: zwangerschapspreventie
9. Leg spreekwoorden en gezegdes uit In het dagelijkse taalgebruik gebruiken veel mensen uitdrukkingen en zegswijzen: dat deed hem de das om, ze begreep er geen klap van, hij stond op zijn achterste benen, te gek, je kunt geen ijzer met handen breken. Voor sommige studenten, bijvoorbeeld voor studenten voor wie Nederlands een tweede taal is, vormen ze een struikelblok. Als u uitdrukkingen en gezegdes gebruikt, kunt u ze even toelichten. 10. Taalcontact organiseren Zorg ervoor dat de student in situaties komt waarin hij moet praten. In het begin zal de student zich misschien moeilijk uiten uit verlegenheid of uit angst om fouten te maken of om iets geks te zeggen. Op de volgende manieren kan taalcontact worden gestimuleerd Introduceer de Stel de student persoonlijk aan iedereen voor. student bij collega’s Laat de student door verschillende mensen rondleiden en inwerken (in het bedrijf en/of op hun eigen werkplek). Zo leert hij het bedrijf en de mensen kennen. Het is nu makkelijker voor hem om het contact te onderhouden Laat verslag doen Laat de student regelmatig mondeling verslag doen van wat hij gedaan heeft. Aan u of aan een collega. Betrek de student bij alledaagse gesprekken
Betrek de student bij gesprekken. Stimuleer collega’s om dit ook te doen.
50
Summa Welzijn
11. Feedback geven Geef uw reactie op wat de student zegt en op hoe hij het gezegd heeft. Daarvan leert de student. Het laatste kunt u aangeven door de zin anders te formuleren. 12. Oefen met uitleg laten geven door de student Er is een groot verschil tussen kunnen doen en kunnen zeggen. Een student kan bijvoorbeeld na instructie wel de machine stopzetten bij een storing, maar nog niet aangeven wat het probleem is (ook al weet hij het ongeveer wel). Of hij weet niet wat hij moet antwoorden als een collega telefonisch een verandering in het werkschema doorgeeft. Wat wilt u dat de student moet kunnen zeggen? U kunt bedenken wat veel voorkomende situaties zijn. Bedenk vervolgens welke zinnen je hiervoor gebruikt. Bij de uitleg van een handeling of situatie op het werk kunt u dan meteen de ‘handige zinnen’ erbij geven. 13. Werkoverleg voorbereiden Betrek de student bij het werkoverleg. Met elkaar praten over het werk is een ingewikkelde en abstracte gebeurtenis. Bovendien vraagt het nogal wat durf om in een groep je mond open te doen, zeker als je de taal niet zo goed spreekt. Er zijn verschillende manieren om de student te helpen: Agenda doornemen Neem de agenda met de student door, voorafgaand aan het werkoverleg. Licht de onderwerpen of standpunten toe. De student weet dan over welke onderwerpen wordt gesproken. Voorbereiden
Als de student zelf iets wil inbrengen, kunt u dat samen voorbereiden. Hoe zeg je dat precies? Wanneer kun je dit zeggen? Welke reacties kun je verwachten?
14. Telefoneren Een telefoongesprek voeren met een collega is een taak die vrijwel elke student wel eens moet uitvoeren. Maar, veel mensen vinden het moeilijk of zijn bang om de telefoon aan te nemen. Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat de student het opnemen van de telefoon niet steeds aan anderen overlaat? Oefen telefoongesprekken U kunt standaardgesprekken oefenen, bijvoorbeeld het doorgeven van een storing of het doorverbinden met een collega. Zo weet hij wat hij moet zeggen en wat hij kan verwachten Stimuleer telefoon Studenten die de telefoon mogen of moeten aannemen aannemen hebben soms nog hulp nodig. Het kan handig zijn eerst nog een collega ‘bij de hand’ te hebben. Een lijstje met standaardzinnen bij de telefoon kan ook een hele steun zijn. Notities maken
Vooraf: de student schrijft op wat hij wil zeggen of vragen Tijdens: de student maakt aantekeningen, zodat het makkelijker wordt de boodschap aan anderen over te brengen
51
Summa Welzijn
15. (Taal)maatje In praktijk zijn er vier manieren waarop anderstalige studenten problemen met taal- en communicatiesituaties aanpakken. Stap 1: de student doet niets als hij wel iets moet doen of zeggen. Dit is de minst effectieve stap. Stap 2: een manier waar een student wel van leert is als hij het een ander laat doen. Stap 3: een manier waar een student van leert is om het samen met iemand anders te doen. Stap 4: de student pakt zelfstandig taal- en communicatiesituaties aan. Dit is de meest ideale situatie. Studenten die problemen op het werk systematisch uit de weg gaan (stap 1), kunt u helpen door ze aan iemand te koppelen bij wie ze met vragen terecht kunnen.
52
Summa Welzijn
VAKTAALVAARDIGHEDEN
Deel II: Checklisten Soms zit je als student of als werkbegeleider met de vraag of de student qua niveau op het gebied van taalvaardigheden voldoende functioneert. Op de volgende pagina’s staan een tweetal checklisten die daarbij kunnen helpen. De eerste checklist is bedoeld voor de student om zelf te beoordelen of zijn niveau voldoet. De tweede checklist is bedoeld voor de werkbegeleider. Aan beide checklisten is ook een toelichting toegevoegd. Het is wel belangrijk om te weten dat het hier gaat om checklisten, het zijn geen toetsen/ beoordelingsinstrumenten!
53
Summa Welzijn
54
Summa Welzijn
Checklist bij het schrijven van teksten voor de student en de stagebegeleider CHECKLIST SCHRIJVEN: STUDENTENVERSIE
Als ik iets geschreven heb moet ik op onderstaande punten letten:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Passend Mijn tekst past bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is en is indien nodig in vaktaal / vakjargon geschreven. De tekst is functioneel voor de persoon voor wie de tekst geschreven is, bijvoorbeeld een reflectieverslag, notitie, agenda, notulen. Uiterlijk & Opbouw De tekst ziet eruit volgens de werkmodellen van notulen, verslagen, telefoongesprekken, observaties De tekst is op de juiste wijze opgebouwd. Woordenschat Ik heb genoeg verschillende woorden gebruikt. Ik heb de juiste woorden gekozen bij het onderwerp waarover ik heb geschreven. Grammatica en spelling De woordvolgorde in de zinnen is juist. De werkwoorden zijn goed vervoegd. De spelling van de woorden is correct. Ik heb overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters, die nodig zijn, geplaatst. Persoonlijk ontwikkeling Doe ik het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Maak ik bepaalde fouten nu niet meer? Heb ik voldoende opgeschreven?
55
1
2
3
4
Summa Welzijn
CHECKLIST SCHRIJVEN: BEGELEIDERSVERSIE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
De tekst moet aan onderstaande voorwaarden voldoen: Passend De tekst past bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is en is indien nodig in vaktaal / vakjargon geschreven. De tekst is functioneel voor de persoon voor wie de tekst geschreven is, bijvoorbeeld een reflectieverslag, notitie, agenda, notulen. Uiterlijk & Opbouw De tekst ziet eruit volgens de werkmodellen van notulen, verslagen, telefoongesprekken, observaties De tekst is op de juiste wijze opgebouwd. Woordenschat Er zijn genoeg verschillende woorden gebruikt. De juiste woorden zijn gekozen bij het onderwerp waarover is geschreven. Grammatica en spelling De woordvolgorde in de zinnen is juist. De werkwoorden zijn goed vervoegd. De spelling van de woorden is correct. De punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn, zijn juist geplaatst. Persoonlijk ontwikkeling Gaat het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Worden bepaalde fouten nu niet meer gemaakt? Heeft de student voldoende opgeschreven?
56
1
2
3
4
Summa Welzijn
Toelichting bij de checklist schr ijven: studentenversie Passend 1. Past jouw tekst bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is? Als je aan een vreemde schrijft dan schrijf je U en niet je en dan schrijf je niet boven het briefje Hoi. Je kunt dus altijd aan een tekst zien voor welke soort persoon die geschreven is. 2. Heeft die persoon (voor wie ie de tekst geschreven hebt) er wat aan? Als je iets schrijft dan is het goed dat je altijd de persoon voor wie je schrijft in je gedachten erbij neemt. Je vraagt je af wat die persoon weet en nog niet weet en of die persoon begrijpt wat er nodig is of wat er gebeurt is als hij/zij jouw tekst leest. Uiterlijk & Opbouw 3. Ziet de tekst er uit zoals het "hoort"? (notulen, verslag, instructie, telefoon notitie) Veel soorten teksten die je schrijft moeten volgens een bepaald model geschreven worden. Een brief ziet er anders uit dan notulen of een korte notitie die je maakt voor een collega na een telefoontje. 4. Is de tekst op de juiste wijze opgebouwd? Als je dingen in een bepaalde volgorde beschrijft dan moet je daar de goede opbouwen de goede woorden voor kiezen, bijvoorbeeld: eerst moet je …, dan doe je … en op het laatst doe je .... Als je bijvoorbeeld een verslag schrijft over iets dat vorige week gebeurt is, dan schrijf je in dat verslag alle werkwoorden in de verleden tijd en niet tegenwoordige en verleden tijd door elkaar. Woordenschat 5. Heb je genoeg verschillende woorden gebruikt? Sommige mensen gebruiken heel vaak achter elkaar dezelfde woorden. Dat moet je niet doen, dat moet je vermijden. (In de vorige zin is twee keer hetzelfde gezegd met toch andere woorden.) Vooral veel verschillende werkwoorden gebruiken, is belangrijk. Leer jezelf aan veel verschillende woorden te gebruiken; daar worden je teksten beter van en mensen lezen die teksten dan met meer waardering.
6. Heb je de goede woorden gekozen bij het onderwerp waarover ie hebt geschreven? Als je iets schrijft over je werk, over je stage of over een les over een bepaald onderwerp, let dan op dat je zo veel mogelijk de woorden van die les of dat onderwerp gaat gebruiken. Grammatica en spelling 7. Is de woordvolgorde in de zinnen juist? Staan de werkwoorden op de goede plaats? Is er niet iets weggelaten? 8. Zijn de werkwoorden goed vervoegd? Let op dat je niet per ongeluk schrijft: Ik geeft of Hij liept. Controleer altijd even de werkwoorden.
57
Summa Welzijn
9. Is de spelling van de woorden correct? Als je met een computer schrijft kun je de spellingscontrole met de computer doen. Anders moet je zelf even controleren. 10. Heb je overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn?
Persoonlijke ontwikkeling 11. Doe je het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Als je elke week zorgvuldig kijkt naar de teksten die je schrijft, dan zullen je teksten steeds beter worden. 12. Maak je bepaalde fouten nu niet meer? 13. Heb je voldoende opgeschreven? Als je elke week enkele teksten schrijft en je controleert je teksten, dan wordt het schrijven steeds gemakkelijker voor je.
58
Summa Welzijn
Toelichting bij de checklist schrijven: begeleidersversie Passend 1. Past jouw tekst bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is? Wie aan een vreemde schrijft, schrijft U en niet je en dan schrijf je niet boven het briefje Hoi. We kunnen dus altijd aan een tekst zien voor welke soort persoon die geschreven is. Hierbij letten we dus vooral op de stijl, aanspreektitel en manier van presenteren; bij 2 gaan we vooral letten op de inhoud. 2. Heeft die persoon (voor wie je de tekst geschreven hebt) er wat aan? In het algemeen geldt dat als je iets schrijft, het goed is om altijd de persoon voor wie je schrijft in je gedachten erbij te nemen. Immers, terwijl je schrijft vraag je je af wat die persoon weet en nog niet weet en of die persoon begrijpt wat er nodig is of wat er gebeurt is als hij/zij de tekst leest. Daarom is het eigenlijk een beetje apart dat studenten teksten moeten schrijven voor hun docent terwijl zij weten dat die alles beter weet dan zijzelf. Het is heel goed mogelijk dat studenten af en toe iets schrijven om te laten zien dat ze de leerstof beheersen, maar voor hun schrijfvaardigheid is het beter als ze zo veel mogelijk publiekgericht schrijven. Docenten zouden daarom hun schrijftaken zo moeten formuleren dat er een bedoelde lezer bij hoort. Bijvoorbeeld: je noteert voor enkele collega's die er vandaag niet bij kunnen zijn de hoofdpunten van het gesprek (of: de belangrijkste aandachtspunten waar ze op moeten letten) en je zorgt ervoor dat zij begrijpen wat er is afgesproken (of: waar ze op moeten letten). Uiterlijk & Opbouw 3. Ziet de tekst er uit zoals het "hoort"? (notulen, verslag, instructie, telefoonnotitie) Veel teksten moeten volgens een bepaald model geschreven worden. Een brief ziet er anders uit dan notulen of een korte notitie voor een collega na een telefoontje. Hoofdkenmerken van de tekstsoort of tekstconventies moeten wel geëerbiedigd worden. Bovendien moeten studenten zulke aspecten ook kennen om ze te kunnen herkennen. Daarom is het handig om van veel voorkomende tekstsoorten een sjabloon te geven in het begin. 4. Is de tekst op de juiste wijze opgebouwd? Er zijn een paar tekstopbouwregels die studenten moeten kennen. Als ze die volgen schrijven ze steeds beter en ook veel duidelijker. Bijvoorbeeld: als ze de dingen in een bepaalde volgorde willen beschrijven dan moeten ze daar de goede opbouwen de goede woorden voor kiezen, bijvoorbeeld: eerst moet je …, dan doe je …. en op het laatst doe je .... Als ze bijvoorbeeld een verslag schrijven over iets dat vorige week gebeurd is, dan moeten alle werkwoorden in de verleden tijd en niet in de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar staan. Woordenschat 5. Hebben de studenten genoeg verschillende woorden gebruikt? Sommige studenten gebruiken heel vaak achter elkaar dezelfde woorden. Dat maakt een tekst kinderachtig en veel lezers vinden dat hinderlijk. Maar ook moeten we letten op meer variatie in woordenschat omdat het de woordenschatuitbreiding helpt. Studenten die nieuwe woorden leren moeten die ook gaan gebruiken. Dat moet een gewoonte worden. Ook vooral veel verschillende werkwoorden gebruiken, is belangrijk; als je er op let dan zie je dat sommige studenten een beperkt aantal (verschillende) werkwoorden gebruiken. 6. Hebben ze de goede woorden gekozen bij het onderwerp waarover is geschreven? Als studenten iets schrijven over hun werk en over hun vak dan zouden ze de gelegenheid moeten
59
Summa Welzijn benutten om vakwoorden en onderwerpgebonden woordenschat te gaan gebruiken. Daarom moet daar ook speciaal op gelet worden. Het mag er natuurlijk ook weer niet toe leiden, dat ze een tekst gaan maken waarin ze allemaal zinnen en woorden uit de vakleerstof gaan herhalen om op die manier maar zo veel mogelijk vaktaal in de tekst te krijgen, zonder dat ze laten zien dat ze begrijpen wat het betekent. Grammatica en spelling 7. Is de woordvolgorde in de zinnen juist? Staan de werkwoorden op de goede plaats? Is er niet iets weggelaten? (Zie ook het bijgevoegde schema). 8. Zijn de werkwoorden goed vervoegd? De student zou in ieder geval altijd de werkwoorden moeten controleren. 9. Is de spelling van de woorden correct? Als studenten met een computer schrijven dan kunnen ze de spellingscontrole met de computer doen. Anders moeten ze zelf achteraf controleren. (Foute spelling wordt ook aangegeven met behulp van een cijfer.) 10. Staan overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn?
Persoonlijke ontwikkeling 11. Doet de student het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Als studenten elke week zorgvuldig kijken naar de teksten die ze schrijven, dan zullen de teksten steeds beter worden. Daarom is regelmatige/wekelijkse feedback zo gewenst. Studenten moeten natuurlijk zelf steeds hun teksten verbeteren. 12. Maakt de student bepaalde fouten nu niet meer? 13. Heeft de student voldoende opgeschreven? Lange teksten zijn niet een doel op zich. Echter, een vaardige schrijver kan meer geven dan een knullige, hortende schrijver. Als studenten elke week enkele teksten schrijven en die teksten controleren (laten controleren) en verbeteren, dan wordt het schrijven steeds gemakkelijker. En gaan ze steeds sneller schrijven en kunnen ze (als het nodig is) ook steeds langere teksten schrijven. Dat is bevorderlijk voor de doorstroom naar hogere opleidingen.
60
Summa Welzijn
BIJLAGE 5: FORMULIEREN tbv de BPV: -1- Evaluatie door de student; -2- Evaluatie door de praktijkopleider/ werkbegeleider; -3- Evaluatie Praktijktoetsing; -4- Formulier vastlegging afspraken ter verbetering van leerproces; -5- Formulier voortijdige beëindiging van de BPV.
61
Summa Welzijn
62
Summa Welzijn -1- Evaluatie door de student Evaluatieonderwerpen
score Zeer tevreden
Motivering / suggestie Tevreden
Over ROC Eindhoven: 1.Over de wijze waarop ik door de school geïnformeerd ben over de BPV, ben ik 2. Over de wijze waarop de docenten mij-, binnen de opleiding hebben voorbereid op de BPV ben ik Over de BPV- opdrachten 1.Over de tijd die ik in het leerbedrijf kon besteden aan de BPV – opdrachten ben ik 2. Over de begeleiding van mijn leerproces door de praktijkopleider in de BPV ben ik 3. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten van de opleiding ben ik 4. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten van het leerbedrijf ben ik Over de Begeleiding 1.Over het aantal overlegmomenten met de praktijkopleider ben ik 2. Over de inhoud van die overlegmomenten met de praktijkopleider ben ik 3. Over het aantal overlegmomenten met de BPV-begeleider van school ben ik 4. Over de inhoud van de overlegmomenten met de BPV-begeleider van school ben ik Over de BPV- beoordeling 1.Over de evaluatie en beoordelingsformulieren van de opleiding ben ik 2. Over de manier waarop de evaluatie en beoordeling, door de praktijkopleider, besproken is met mij ben ik
63
On tevreden
Zeer on tevreden
Summa Welzijn
Eindoordeel 1. Over het leerbedrijf ben ik 2. Over mijn praktijkopleider ben ik 3. Over mijn BPV-begeleider van school ben ik 4. Over de organisatie van de BPV door mijn school ben ik
Overige opmerkingen:
64
Summa Welzijn -2- Evaluatie door de praktijkopleider/ werkbegeleider; Evaluatieonderwerpen
score Zeer tevreden
Motivering / suggestie Tevreden
Over ROC Eindhoven: 1.Over de gehanteerde plaatsings/sollicitatie-procedure, ben ik 2. Over de voorlichting c.q. verstrekte informatie ben ik 3. Over de wijze waarop de student voorbereid is op de BPV ben ik 4. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten ben ik Over de Student: 1.Over het inzicht en begrip (kennis en theorie, feiten en achtergronden) van de student ben ik 2. Over de beroepsvaardigheden van de student in de praktijk, ben ik 3. Over de manier waarop de student verantwoordelijkheid draagt voor zijn leerproces ben ik 4. Over de sociale en communicatieve vaardigheden, zelfstandigheid, houding en inzet-/- motivatie ben ik Over de BPV-begeleider van school: 1.Over de kwaliteit van de begeleiding door de BPV-begeleider van school ben ik 2. Over het contact van de BPV-begeleider van school met mij als praktijkopleider ben ik 3. Over het aantal van 2 praktijkbezoeken ben ik 4. Over de tijd die ik als praktijkopleider moet besteden aan begeleidings en opleidingsactiviteiten ben ik 5. Over de wijze waarop de praktijkbegeleider reageert op problemen c.q. knelpunten ben ik
65
On tevreden
Zeer on tevreden
Summa Welzijn
Over de BPV- beoordeling 1.Over de evaluatie en beoordelingsformulieren in het werkboek ben ik 2. Over de wijze waarop de beoordeling uitgevoerd wordt ben ik Eindoordeel 1. Over de student ben ik 2. Over de BPV-begeleider van de opleiding ben ik 3. Over de BPV-organisatie van de school ben ik
Overige opmerkingen:
66
Summa Welzijn -3- Evaluatie Praktijktoetsing; Was deze toets relevant voor het beroep? Ja / Neen *) Toelichting: Had deze toets het vereiste niveau? Ja / Neen *) Toelichting: Was deze toets toepasbaar / uitvoerbaar? Ja / Neen *) Toelichting: *) omcirkelen wat van toepassing is
67
Summa Welzijn
68
Summa Welzijn 4- Formulier vastlegging afspraken ter verbetering van leerproces; Summa Welzijn ______________________________________________________________ Naam student:
Nummer student:
Opleiding en differentiatie: BPV - instelling: Praktijkbegeleider: BPV – docent / Loopbaanbegeleider: Cursusjaar : 2012-2013 ______________________________________________________________ De gemaakte afspraken ter verbetering van het leerproces: * * *
Toelichting: Deze afspraken zijn ervoor bedoeld om de BPV vanaf nu beter te laten verlopen. Leg ook een datum vast om op de gemaakte afspraken terug te komen, om te kijken of de gemaakte afspraken zijn nagekomen of om te zien of er nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Indien de gemaakte afspraken uiteindelijk niet tot het gewenste resultaat leiden, kan het gevolg een (voortijdige) beëindiging van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst zijn (BPVO). Aldus overeengekomen op ….. ..…. ………. te …………………………………..
Handtekening praktijkbegeleider:
Handtekening student:
Handtekening loopbaanbegeleider:
……………………
……………………..
……………………………
Kopieën aan: BPV - docent, praktijkbegeleider, LB-er, de student en eventuele andere betrokkenen.
69
Summa Welzijn
70
Summa Welzijn -5- Formulier voortijdige beëindiging van de BPV. Summa Welzijn _____________________________________________________________________ Naam student :
Nummer student:
Opleiding en differentiatie: BPV - instelling Praktijkbegeleider
: :
BPV – docent / Loopbaanbegeleider : Cursusjaar en periode: 2012-2013: van ………..…………….. t/m ………..……….……… Loopbaanbegeleider: _____________________________________________________________________ Datum van de beëindiging BPV
:
Reden(en) van de beëindiging BPV : *
*
* Stopt opleiding* Gaat naar een andere BPV - plaats* * (= kruis aan wat van toepassing is) Plaats: …………………………….. Datum: ……………………………. Handtekeningen: Namens de BPV - organisatie, de praktijkbegeleider
De BPV - docent Loopbaanbegeleider
……………………………..
…………………………
Inleveren bij het BPV – bureau
71
De student
…………………….
Summa Welzijn
72
Summa Welzijn
BIJLAGE 6: verzorgen en verpleegtechnisch handelen Zoals u hebt kunnen lezen in het examenmateriaal van de opleiding GZ en in de Ontwikkelingsgerichte Toets BPV van GZ, zijn de volgende werkprocessen een onderdeel van de opleiding; - 2.1 “ Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging” - 2.6 “Voert verpleegtechnische handelingen uit” Op school worden studenten middels de Skilllab methodiek (oriëntatie-, demonstratie-, oefenfase en uitvoeringsfase) tav van deze thematiek getraind. Hieronder kunt u lezen welke (basis)vaardigheden worden getraind op school. Het is de bedoeling dat studenten gedurende de BPV’s van de opleiding de onderstaande vaardigheden ook nog zoveel mogelijk trainen. Om inzicht te krijgen welke vaardigheden op BPV getraind zijn willen we u als BPV begeleider vragen de onderstaande twee lijsten in te vullen voor het einde van de BPV periode. Het gaat hier puur om te inventariseren of een student deze vaardigheden binnen een BPV ook heeft getraind.
Werkwijze: - Zet een kruisje achter de vaardigheid die gedurende de desbetreffende BPV is getraind; - Onderteken de lijsten basisvaardigheden verzorging - en verpleegtechnische vaardigheden zodat de student een bewijs heeft waar hij al dan niet aan gewerkt heeft tijdens deze BPV;
73
Summa Welzijn
Naam:
Klas:
Basisvaardigheden verzorging
Getraind tijdens deze BPV
Bijzonderheden
1a. Handen wassen
1b. Beschermende Maatregelen Hygiëne 1c. Bed opmaken Zorg voor de omgeving van de patiënten, cq kamer (opruimen van de kamer, schoonmaken,enz) 2a. Verzorgen van de mond en het gebit /(prothese) Tanden poetsen Mondverzorging (mond reinigen met een gaasje) 2b.Nagelverzorging handen/ voeten 2c. Steunkousen aan en uitdoen 2d.Scheren van baard
2 e. Oorverzorging, gehoorapparaten 3a. Wassen en baden van een zorgvrager 3b. Aan en uitkleden van een zorgvrager 3c. Wassen en kammen en verzorgen van de haren van een bedlegerige patiënt 4a. Hulp bij eten en drinken
74
Summa Welzijn Meehelpen van de distributie van maaltijden. Rekening houden met de aantrekkelijkheid van een maaltijd en de verschillende culturen. 4b. Eten met beperking; bv. slechtziend, tremoren, parese,slikstoornissen 4c. Hulp bij braken
4d. Hulp bieden bij toiletbezoek/ po-stoel Hulp bij po en urinaal Incontinentiemateriaal
5a.Til en verplaatsingstechnieken * in en uit bed helpen * verplaatsen in bed * in en uit de rolstoel 5b. Ondersteunen bij lopen, gebruik van hulpmiddelen bij het lopen 5c. Tilliften
6. Temperatuur opnemen 7. Pols / ademhaling Observeren en beheersen
Naam student:
ONDERTEKENING: Naam BPV begeleider:
Handtekening student:
Handtekening BPV begeleider:
Datum:
Datum:
75
Summa Welzijn
Verpleegtechnische vaardigheden
Getraind tijdens deze BPV
Bijzonderheden
1a. Medicijnen checken, registreren en distribueren
1b. Medicijnen toedienen: Oraal, rectaal,vaginaal,via de huid ,via de luchtwegen en via de slijmvliezen 2a. Tensie meten
2b. Pols tellen, temperaturen, ademhaling observeren 3a. Bloedsuiker prikken
4a.Maagsonde observeren en controleren 4b. Toedienen van sondevoeding en voedingspomp bedienen 5a.Eerste hulp verlenen bij verwondingen,vergiftigingen verstikking,verslikking 5b.Herkennen van wonden: Rode en gele wonden 5c.Snelverband. Wonddrukverband en steristrip Vingerverband 6a. Het aansluiten en verwisselen van een katheterzak. Het verzorgen, observeren en controleren van een blaaskatheter Hulp bij gebruik van een condoom katheter
76
Summa Welzijn 6b. Blaasspoeling uitvoeren
7. Verzorgen van een stoma
8. Verzamelen van monsters t.b.v diagnostiek. Urine/faeces
Naam: Naam student:
Klas: ONDERTEKENING: Naam BPV begeleider:
Handtekening student:
Handtekening BPV begeleider:
Datum:
Datum:
77