Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
Onderwerp Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel is voornemens een wijzigingsbesluit omgevingsvergunning te nemen. Het betreft een besluit ter vervanging van de omgevingsvergunning d.d. 16 oktober 2012, betreffende de activiteit milieu, verleend aan J.W.A. van Kasteren, Mijlstraat 47 te Boxtel, voor de activiteit milieu betreffende het veranderen, wijzigen en uitbreiden van een melkrundveehouderij op het perceel Mijlstraat 47 te Boxtel. Procedure Onderhavig ontwerpbesluit betreft een wijzigingsbesluit naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Oost Brabant d.d. 16 oktober 2013 waarbij de rechtbank ons in de gelegenheid stelt op grond van artikel 8:51a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, een gebrek in de eerder e verleende Omgevingsvergunning 1 fase van 16 oktober 2012 te herstellen. De rechtbank geeft in haar tussenuitspraak aan dat wij moeten motiveren dat zich geen dikke mest kan ophopen in de mestkelder onder gebouw 2 en er aldus geen behoefte bestaat aan het gebruik van de mixputten van gebouw 2. Verder hebben wij een voorschrift opgenomen om te verifiëren of zich in de mestkelder onder gebouw 2 geen dikke mest ophoopt en mocht dit onverhoopt wel het geval zijn te waarborgen dat deze mest met inachtneming van de grenswaarden in de vergunning wordt verwijderd. Tevens moeten wij motiveren of en zo ja waarom wij de verhoging van de toegestane geluidsbelasting op andere woningen toelaatbaar achten. Ontwerpbesluit Burgemeester en wethouders zijn voornemens, gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de omgevingsvergunning te verlenen aan J.W.A. van Kasteren voor het veranderen en voor het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting waarin de aantallen en soorten dieren worden gehouden die in de onderstaande tabel zijn opgenomen: Diersoort
Stalsysteem Aantal 1) (Rav-code) Melk- en kalfkoeien (A1.100.2) Permanent opstallen 168 Melk- en kalfkoeien (A1.14.2) Ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met 191 hellende gleuven (BWL 2010.35.V1) Jongvee (A3) Traditionele huivesting 124 1) Rav-code zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij van 11 februari 2011 (Staatscourant 2011 nr. 2435); Gebleken is dat uw aanvraag voldoet en daarom zijn wij voornemens u de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
1/18
ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
Bijgevoegde documenten De volgende documenten worden meegezonden met het besluit en zijn als gewaarmerkt stuk bijgevoegd: bijlage 1 Aanvraagformulier, ontvangen op 30 maart 2012; aanvraagnummer 333125, aanvraagnaam : J. van Kasteren, Boxtel, referentiecode 08121.AA002; bijlage 2 Tekening omgevingsvergunning milieu, datum laatste wijziging 01-11-2013; bijlage 3 Toelichting milieu, datum 02-03-2012, laatst gewijzigd 07-06-2012; bijlage 4 Akoestisch onderzoek van Greten Raadgevende Ingenieurs van 4 juni 2012, aangepast en aangevuld 11 oktober 2012 en een wijziging/aanvulling akoestisch onderzoek van 10 september 2013; bijlage 5 Onderzoek Wet luchtkwaliteit van 18 mei 2012; bijlage 6 Digitaal ontvangstbewijs melding Provincie Noord-Brabant van 28 februari 2012.
Boxtel, datum, Burgemeester en wethouders van Boxtel, Namens dezen, Hoofd Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling M. Snellen
Inwerkingtreding vergunning e De omgevingsvergunning 1 fase treedt op dezelfde dag in werking als de verleende e omgevingsvergunning 2 fase. Deze dag is de laatste van de dagen waarop de omgevingvergunning e e 1 fase respectievelijk omgevingsvergunning 2 fase afzonderlijk in werking zouden treden overeenkomstig artikelen 6.1 en 6.2a tot en met 6.2c van de Wabo. Mogelijkheid tot het indienen van zienswijze Met ingang van de dag dat dit ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kan daartegen gedurende een termijn van zes weken door iedereen zienswijze worden ingediend. Het ontwerpbesluit is op 7 februari 2014 ter inzage gelegd. Zienswijze kan mondeling of schriftelijk worden ingediend. Wij hebben de voorkeur voor een schriftelijke reactie. Schriftelijke reacties dienen te worden gericht aan burgemeester en wethouders, Postbus 10.000, 5280 DA Boxtel. Mondelinge zienswijzen kunnen worden ingediend bij de behandelend ambtenaar. Dit kan alleen op afspraak. Informatie over de behandelende ambtenaar treft u aan bij de stukken die ter inzage liggen. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt. De zienswijze, inclusief een eventuele reactie van de aanvrager, wordt bij de verdere besluitvorming betrokken. Een indiener van zienswijze wordt op de hoogte gesteld van het besluit.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
2/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 Andere regels en wetten Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten en regels (zoals een besluit op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven.
Afschrift aan • afdeling RO ten behoeve van Toezichthouder milieu; • Van Dun Advies B.V., t.a.v. F. van de Heijning, Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten; • Rechtbank Oost-Brabant, Postbus 90125, 5200 MA ’s-Hertogenbosch. Procedurenummer SHE 12/3821 WABOM V162; • Hekkelman Advocaten N.V. t.a.v. T.J.H. Verstappen, Postbus 1094, 6501 BB Nijmegen; • L.M.P. Schellekens, Armehoefstraat 20, 5281 LH Boxtel; • Linssen cs Advocaten, t.a.v. W.P.N. Remie, Postbus 246, 5000 AE Tilburg.
Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:
I N H O U D
VOORSCHRIFTEN.................................................................................................................. 7 A.
Algemeen ................................................................................................................. 7
B.
Bodem .................................................................................................................... 8
C.
Agrarisch afvalwater ....................................................................................................8 C.1.
Schrobwater stallen ............................................................................................... 8
C.2.
Afvalwater melkstal ............................................................................................... 9
C.3.
Percolatiewater en perssap uit de opslag van veevoeders. ................................................ 9
C.4.
Wasplaats landbouwwerktuigen ................................................................................ 9
D.
Brandgevaar ............................................................................................................. 9
E.
Luchtverontreiniging .................................................................................................. 10
F.
Geluid ................................................................................................................... 10
G.
Energie .................................................................................................................. 12 G.2.
Besparingsonderzoek .......................................................................................... 12
H.
Elektrische installatie ................................................................................................. 13
I.
Afvalstoffen ............................................................................................................. 13
J.
Houden van dieren .................................................................................................... 13 J.1.
Algemeen......................................................................................................... 13
J.2.
Opslag mest...................................................................................................... 14
J.3.
Transport en verwerking van mest ........................................................................... 15
J.4.
Kalveriglo’s ....................................................................................................... 15
J.5.
Melklokaal ........................................................................................................ 15
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
3/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 J.6.
Koelinstallatie van de melktank ............................................................................... 16
J.7.
Veevoeder ........................................................................................................ 16
J.8.
Kuilvoer ........................................................................................................... 16
J.9.
Kadaveraanbiedvoorziening ................................................................................... 16
K. Ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen en frequent schuiven (BWL 2010.35.V1)........................................................... 17 K.1.
Algemeen......................................................................................................... 17
K.2.
Technische uitvoering van het systeem ..................................................................... 17
K.3.
Gebruik van het systeem ...................................................................................... 18
BEGRIPPEN In deze vergunning wordt termen gebruikt die hieronder zijn gedefinieerd. ADR Accord européen relatief aux transport internationaux de marchandises dangereuses par route (Europeese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg). Bedrijfsriolering Voorziening voor de afvoer van bedrijfsafvalwater vanuit de inrichting naar een openbaar riool of een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. Emballage Glazen flessen tot 5 liter, kunststof flessen of vaten tot 60 liter, metalen bussen tot 25 liter, stalen vaten of fiberdrums tot 300 liter, papieren of kunststof zakken, laadketels. Emissie De uitworp van een of meerdere verontreinigende stoffen naar de lucht. Geluidsgevoelige bestemmingen Gebouwen of projecten, als aangewezen bij algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder (Stb. 1982, 465). Geluidsniveau in dB(A) Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in NEN 10651. Gevaarlijke stoffen (ADR) Stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de IMDG-Code. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) Het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
4/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 Lekbak Een vloeistofdichte bak van steen, beton, staal of kunststof. De lekbak moet bestand zijn tegen de als gevolg van lekkage optredende plotselinge vloeistofdruk alsmede de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen. De lekbak moet een inhoud hebben die ten minste gelijk is aan de totale hoeveelheid erin opgeslagen vloeistoffen. Maximale geluidsniveau (LAmax) De waarde die resteert na toepassing van de meteocorrectieterm Cm (conform de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai", uitgave 1999) op de hoogste aflezing van de geluidmeter in de meterstand "fast". NEN Een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. Zie www.nen.nl PGS Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen, Ministerie van VROM. Riolering Bedrijfsriolering of voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater. RM 1992 Richtlijnen Mestbassins 1992, uitgegeven door Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw, Natuurbeheer en visserij, maart 1994. Rodenticiden Middelen ter bestrijding van knaagdieren. Stookinstallatie De cv-ketel(s) eventueel gecombineerd met toestellen voor warmwaterbereiding en/of luchtverwarmer(s) met bijbehorende apparatuur. Verontreinigende stoffen Stoffen, die in de lucht op zichzelf dan wel tezamen of in verbinding met elkaar, hetzij hinder of nadeel voor de gezondheid van de mens kunnen opleveren, hetzij schade kunnen toebrengen aan dieren, planten of goederen. Vloeistofdicht Een situatie waarbij een vloeistof de niet met vloeistof belaste zijde van een materiaal niet bereikt.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
5/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 Vloeistofkerende vloer of voorziening Een verharding die voor een kortere periode in staat is om de vrijgekomen vloeistoffen op te vangen en te voorkomen dat deze in de bodem terechtkomen. Onder 'kortere' is dan te verstaan de periode die ligt tussen het vrijkomen van de stoffen en het moment dat de opruimactiviteiten zijn afgerond. Toelichting: Om te voorkomen dat vrijgekomen vloeistoffen in de bodem geraken moet de vloeistofkerende vloer in ieder geval bestaan uit een aaneengesloten verharding. Een dergelijke vloer hoeft niet van een verklaring vloeistofdichte voorziening te zijn voorzien. Woning Een gebouw of deel van een gebouw dat al dan niet permanent voor bewoning wordt gebruikt en daartoe is bestemd.
Voor zover een norm of richtlijn (zoals DIN, NEN, CPR, SBR, CUR/PBV of BRL), waarnaar in een voorschrift of in de begrippenlijst verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de vóór de datum, waarop de onderwerpelijke vergunning is verleend, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft de norm of richtlijn die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten geldig was, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
6/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
VOORSCHRIFTEN A.
Algemeen 1. De nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de inrichting dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen dan wel te worden beperkt. 2. De inrichting moet schoon worden gehouden en in een goede staat van onderhoud verkeren. 3. De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting en de te verrichten werkzaamheden moeten zodanig zijn afgeschermd dat buiten de inrichting geen hinderlijke lichtstraling en/of lichtflitsen worden veroorzaakt. 4. Het aantrekken van insecten, knaag- en plaagdieren moet worden voorkomen door het treffen van doelmatige bestrijdingsmaatregelen en/of toepassing van afschermingsmethoden. 5. Telkens wanneer in de inrichting plaagdieren of insecten worden waargenomen zoals ratten, muizen, vliegen, mijten e.d. moeten daartegen doeltreffende bestrijdingsmaatregelen worden genomen. 6. Eventueel toe te passen rodenticiden moeten zodanig zijn uitgelegd dat mens en huisdier daarmee niet zonder meer in contact kunnen komen. 7. Bij bedrijfsbeëindiging of het onderbreken van de bedrijfsactiviteiten gedurende een periode van meer dan zes maanden, moeten de mestopslagen worden leeggemaakt en schoongemaakt en moeten de opgeslagen grond- (waaronder voer), hulp- en afvalstoffen worden afgevoerd. Gebouwen en installaties die niet worden verwijderd en afgevoerd moeten ook na bedrijfsbeëindiging in goede staat van onderhoud blijven. 8. Voordat personeelsleden van derden werkzaamheden mogen verrichten binnen de inrichting moeten zij zodanig zijn geïnstrueerd en moeten zodanige maatregelen zijn genomen, dat de door hen te verrichten werkzaamheden geen extra gevaar opleveren voor de installaties, opslag e.d. en niet in strijd zijn met het gestelde in deze beschikking. 9. Binnen de inrichting moet een milieulogboek bijgehouden worden en aanwezig zijn. Het milieulogboek moet ten minste bevatten: a. een exemplaar van de omgevingsvergunning(en) met bijbehorende voorschriften; b. een registratie per jaar van de afgevoerde afvalstoffen; 3 c. een registratie per jaar van het verbruik van aardgas (in m ), elektriciteit (in kWh) en 3 water (in m ); d. een opgave van de datum, de duur, de aard en de wijze van beperken of ongedaan maken van de gevolgen van alle storingen en calamiteiten die zich hebben voorgedaan en aanleiding hebben gegeven tot ongewone emissies van verontreinigde lucht, stank, afvalwater, geluid of afvalstoffen;
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
7/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 e. de op schrift gestelde bevindingen c.q. resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven interne metingen, werkzaamheden c.q. controles. Tevens moet hierbij de datum van uitvoering en de naam van uitvoerende persoon/instantie worden aangegeven; f. afschriften van alle installatie- en keuringscertificaten, onderzoeksrapporten en meeten / of analyseresultaten die in deze vergunning worden genoemd. De gegevens in het milieulogboek moeten gedurende vijf jaar worden bewaard. Een logboek kan uit meerdere (losse) delen bestaan (zoals installatieboeken). B.
Bodem 1. Het bodemrisico van de opslag van bodembedreigende stoffen en het afleveren van mest en dieselolie moet door het treffen van doelmatige maatregelen en voorzieningen voldoen aan bodemrisicocategorie A zoals gedefinieerd in het NRB. 2. Een vloeistofdichte lekbak moet een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 3. Gemorste of gelekte voor de bodem schadelijke vloeistof moet direct worden opgenomen; voldoende absorptiemiddelen moeten aanwezig zijn om eventuele gemorste of gelekte vloeistof op te nemen. 4. Verontreinigd absorptiemiddel dient gescheiden van andere stoffen te worden bewaard in vloeistofdicht, goed gesloten vaatwerk. 5. De opslag en het gebruik van stoffen binnen de inrichting moet zodanig geschieden dat geen verontreiniging van de bodem optreedt. 6. De gedeelten van de inrichting waar ten gevolge van de bedrijfsvoering voor het milieu schadelijke (vloei)stoffen op of in de bodem kunnen komen, moeten zijn voorzien van een vloer die bestand is tegen die (vloei)stoffen. De vloer moet zodanig zijn uitgevoerd dat (vloei)stoffen of verontreinigd hemelwater niet de bodem en/of het oppervlaktewater kunnen geraken. 7. Een riolering voor het transport van afvalwater of verontreinigd hemelwater moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd en bestand zijn tegen de te transporteren stoffen. 8. Voor de bodem schadelijke vloeistoffen moeten worden opgeslagen in goed gesloten emballage die vloeistofdicht is en bestand is tegen de betreffende vloeistoffen. 9. Emballage met voor de bodem schadelijke stoffen moet zijn opgeslagen in of boven een lekbak.
C.
Agrarisch afvalwater
C.1.
Schrobwater stallen
1. Het waterverbruik moet worden beperkt. Hiertoe moet, tenzij dit om technische of organisatorische redenen niet mogelijk is, gebruik worden gemaakt van een hogedrukreiniger.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
8/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 2. Schrobwater afkomstig van het schoonspuiten van stallen moet worden afgevoerd naar de mestput. C.2.
Afvalwater melkstal
1. Afvalwater afkomstig van het voorspoelen van de melkinstallatie en de melktank, moet worden afgevoerd naar de mestput. 2. Afvalwater afkomstig van de hoofd- en naspoeling van de melktank (tank en leidingen) moet zo veel mogelijk worden hergebruikt. 3. De hoeveelheid afvalwater moet worden beperkt door bijvoorbeeld het gebruik van hogedrukreinigers en good housekeeping. C.3.
Percolatiewater en perssap uit de opslag van veevoeders.
1. Een voederopslag waaruit perssappen en eventueel percolatiewater kunnen vrijkomen, moet zijn voorzien van een vloeistofkerende vloer. De perssappen moeten via de bedrijfsriolering worden afgevoerd naar een mestput of opvangput. C.4.
Wasplaats landbouwwerktuigen
1. Het wassen en reinigen van landbouwwerktuigen moet geschieden op een daarvoor bestemde wasplaats, die voorzien is van een vloeistofkerende verharding voor het opvangen van vrijkomend afvalwater. 2. Een wasplaats moet afwaterend zijn gelegd naar een of meer putten, die zijn aangesloten op de bedrijfsriolering. Het wassen van landbouwwerktuigen moet op zodanige wijze plaatsvinden dat alle (verontreinigd) water wordt opgevangen. D.
Brandgevaar 1. Binnen de inrichting moeten tenminste de brandblusmiddelen aanwezig en gebruiksgereed zijn, die op de tekening behorend tot de aanvraag zijn aangegeven. 2. Een brandblusmiddel moet op een in het oog lopende plaats of wijze zijn aangebracht, onbelemmerd bereikt kunnen worden, in goede staat van onderhoud verkeren en steeds voor direct gebruik beschikbaar zijn. Brandblusmiddelen die op enigerlei wijze niet voldoende herkenbaar zijn (geplaatst in kasten e.d.) moeten zijn aangeduid door middel van een daarvoor geschikt en op afstand zichtbaar pictogram. Het onderhoud dient te geschieden overeenkomstig NEN 2559. 3. draagbare blustoestellen zijn uitgevoerd conform de norm NEN-EN 3-1, 3-2, 3-4 en 3-5 en dragen het rijkskeurmerk met rangnummer of een CE-markering.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
9/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
E.
Luchtverontreiniging 1. Uitmondingen in de buitenlucht van afvoeren van ventilatiesystemen, luchtbehandelingsinstallaties of afzuigsystemen, ten aanzien waarvan in deze beschikking geen andere voorschriften zijn gesteld, moeten zodanig zijn gesitueerd dat de hierdoor uittredende lucht en de daarin aanwezige stoffen geen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. 2. Het vullen van een silo uit de bulkwagen moet zodanig geschieden, dat voor de omgeving hinderlijke stofverspreiding wordt voorkomen; het via de ontluchting ontwijkende stof moet worden opgevangen in een doeltreffende stofzak.
F.
Geluid 1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, mag ter plaatse van woningen van derden niet meer bedragen dan in onderstaande tabel opgenomen geluidsgrenzen. Immissiepunt periode
meethoogte
Grenswaarde LAr,LT (dB(A)) 07.00 - 19.00 uur
19.00 - 23.00 uur
23.00 - 07.00 uur
1,5 m
5m
5m
5m
Armehoefstraat 22
38
43
40
35
Armehoefstraat 20
38
43
40
35
Armehoefstraat 18
37
43
40
35
Mijlstraat 49
37
44
40
35
Mijlstraat 36
40
43
40
35
Mijlstraat 34/34a
39
42
40
35
Mijlstraat 32
30
33
40
35
Referentiepunt 1
-
34
40
35
Referentiepunt 2
-
45
40
35
35
43
40
35
Mijlstraat 49
2. Het maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, mag op de in voorschrift F.1 genoemde beoordelingsplaatsen niet meer bedragen dan: 70 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur (dagperiode); 65 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur (avondperiode); 60 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur (nachtperiode).
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
10/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 3. Het meten en berekenen van de geluidsniveaus, alsmede de beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999, Ministerie van VROM). 4. Van de in de voorschriften F.1 en F.2 gestelde geluidsgrenzen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau (LAmax) mag maximaal 12 keer per jaar in de dag- en avondperiode voor het ophalen en uitrijden van vloeibare mest en het inkuilen van maïs en gras worden afgeweken. In onderstaande tabel zijn de maximale waarde opgenomen voor beide activiteiten. De vergunninghouder dient die maatregelen te nemen die mogelijk zijn om geluidsoverlast te beperken.
Incidentele activiteit Piek afvoer mest Immissiepunt periode
Inkuilen maïs en gras Grenswaarde LAr,LT (dB(A))
07.00 - 19.00 uur
07.00 - 19.00 uur
19.00 - 23.00 uur
meethoogte
1,5 m
5m
1,5 m
5m
5m
Armehoefstraat 22
43 (40)
47
43
47
44
Armehoefstraat 20
43 (43)
51
44
50
47
Armehoefstraat 18
42 (42)
47
44
49
46
Mijlstraat 49
42 (42)
49
45
51
48
Mijlstraat 36
47 (48)
48
46
49
46
Mijlstraat 34/34a
44 (44)
47
47
50
48
Mijlstraat 32
47 (48)
51
39
41
39
Referentiepunt 1
-
45
-
40
37
Referentiepunt 2
-
50
-
48
44
40 (40)
49
44
49
47
Mijlstraat 49
tussen haakjes is de maximale geluidsbelasting aangegeven indien onverhoopt voor de afvoer van de mest gebruik gemaakt dient te worden van de mixputten van gebouw 2.
Incidentele activiteit
Grenswaarde LAmax (dB(A)) dag
avond
nacht
Piek afvoer mest
70
-
-
Inkuilen maïs en gras
70
68
-
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
11/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
5. Van de activiteiten genoemd in voorschrift F.4 dient een logboek te worden bijgehouden waarin wordt vermeld: a.
De datum waarop de activiteit(en) heeft/hebben plaatsgevonden
b.
De begin- en eindtijd van deze activiteit(en)
c. Eventuele bijzonderheden met betrekking tot de geluidsbelasting gedurende deze activiteit(en) zoals bijv. het in of buiten gebruik zijn van (andere) grote geluidsbronnen. 6. Het logboek moet binnen de inrichting aanwezig zijn en moet op verzoek aan het bevoegd gezag worden getoond. De in het logboek opgenomen gegevens moeten 5 jaren binnen de inrichting worden bewaard. G.
Energie 1. Binnen de inrichting dient aandacht te worden besteed aan de mogelijkheden van het terugdringen van het energieverbruik; energiebesparingen moeten zoveel mogelijk worden doorgevoerd. 2. Het jaarlijkse energiegebruik van de inrichting moet worden geregistreerd. Deze registratie betreft alle ingekochte energiedragers en mag bestaan uit de energienota's. Deze gegevens moeten ten minste drie jaren worden bewaard en op een daartoe strekkend verzoek aan burgemeester en wethouders worden getoond. 3. Voor de ruimteverlichting moet gebruik worden gemaakt van energiearme verlichtingsapparatuur, zoals spaarlampen, LED-lampen of TL-verlichting. 4. Voor buitenverlichting, algemene verlichting en accentverlichting mag geen gebruik worden gemaakt van gloeilampen. Hiervoor moeten energiebesparende verlichtingsapparatuur, zoals reflecterende armaturen met spaarlampen worden toegepast. 5. Buitenverlichting moet met een schakelklok, of een lichtsensor worden in- en uitgeschakeld. 6. Alle verlichting, met uitzondering van de verlichting die continu moet blijven branden moet op een centrale plaats kunnen worden uitgeschakeld, tenzij ter goedkeuring van burgemeester en wethouders van Boxtel is aangetoond dat dit niet mogelijk is vanwege de huidige elektrische installatie.
G.2.
Besparingsonderzoek
1. Degene die de inrichting drijft neemt alle bekende energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of maatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
12/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 2. Indien aannemelijk is dat niet wordt voldaan aan het voorschrift G.2.1 dient binnen 1 jaar na het in werking treden van dit voorschrift een energiebesparingsonderzoek ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders zijn gezonden. H.
Elektrische installatie 1. De elektrische installatie moet zodanig zijn, dat hierdoor in de omgeving van de inrichting geen storing optreedt in telecommunicatieverbindingen, alsmede in radio- en televisieontvangst. 2. De elektrische installatie moet voldoen aan de voorschriften zoals aangegeven in de norm NEN 1010 voor zover deze hierop van toepassing is.
I.
Afvalstoffen 1. Binnen de inrichting dient het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk te worden beperkt. 2. Vergunninghouder is verplicht afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren. 3. Het is verboden afvalstoffen, van welke aard dan ook, op het terrein van de inrichting te storten, te begraven, te doen of te laten uitvloeien of te verbranden. 4. Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven; zij dienen, in afwachting van afvoer uit de inrichting te worden geborgen in een deugdelijke wateren luchtdichte verpakking of in een goed gesloten, speciaal daartoe bestemde ruimte. 5. Stoffen die om welke reden dan ook niet (meer) worden toegepast moeten zo spoedig mogelijk uit de inrichting worden afgevoerd. 6. Afvalstoffen, inclusief gevaarlijke afvalstoffen, die de bodem kunnen verontreinigen, moeten worden bewaard in goed gesloten, voor de desbetreffende stoffen geschikte, verpakkingen; deze verpakte afvalstoffen moeten worden bewaard in of boven een lekbak. 7. Het bewaren van afvalstoffen moet op ordelijke en nette wijze geschieden binnen de inrichting; van afvalstoffen afkomstige geur, stof of percolaat mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden; gemorste of gelekte stoffen moeten zo spoedig mogelijk worden opgeruimd. 8. Afvalstoffen moeten regelmatig uit de inrichting worden afgevoerd naar de daartoe bestemde inrichtingen; het afvoeren moet zodanig geschieden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden.
J.
Houden van dieren
J.1.
Algemeen
1. In de inrichting mogen gelijktijdig niet meer dieren gehouden worden dan de aantallen dieren zoals vermeld in de bij de vergunning behorende bescheiden die als zodanig zijn gewaarmerkt. Het maximaal aanwezige aantal dieren is als volgt:
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
13/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094
Stal 1 1 5 5 5
Diersoort en stalsysteem
Rav-code
aantal dieren
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
BWL 2010.35
A1.14.2
91
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
permanent opstallen.
A1.100.2
168
Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
BWL 2010.35
A1.14.2
100
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
109
Vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A3
15
2. Bewijzen dat de in het vorige voorschrift bedoelde aantallen niet worden overschreden, zoals landbouwtellingen of boekhoudkundige gegevens, moeten te allen tijde op verzoek van een namens het gemeentebestuur van Boxtel controlerend persoon worden getoond. J.2.
Opslag mest
1. De stallen moeten zijn voorzien van mestdichte vloeren, dan wel van roostervloeren boven mestkelders. 2. Dunne mest en gier moeten worden opgeslagen in een hiertoe bestemde mestdichte opslagruimte; deze opslagruimte mag niet zijn voorzien van een overstort. 3. De verbindingsbuis tussen de mestkelder van stal 1 en de mestkelder onder de sleufsilo moet door middel van een afsluiter zodanig afgesloten zijn dat de mest niet meer vrij naar de mestkelder onder de sleufsilo en vervolgens naar de mestkelder van gebouw 2 kan stromen. 4. Er mag alleen dunne mest met behulp van een mestpomp die is geplaatst op de bodem van de mestkelder van stal 1, verpompt worden naar de mestkelder onder de sleufsilo. 5. De mestpomp mag slechts in werking worden gesteld indien het mestniveau in stal 1 hoger is dan 1 meter boven het vloerniveau van stal 1 en de pomp moet middels een afslagbeveiliging afslaan indien dit niveau wordt bereikt. 6. De mixputten van gebouw 2 mogen niet worden gebruikt. 7. Alvorens de mestkelder onder gebouw 2 wordt geledigd, doch ten minste 1 keer per jaar, moet worden vastgesteld of zich in deze kelder dikke mest heeft opgehoopt. 8. Indien zich onverhoopt dikke mest in de kelder onder gebouw 2 heeft opgehoopt moet dit gemeld worden aan bevoegd gezag en dient tevens te worden onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren. 9. Indien zich in de kelder onder gebouw 2 dikke mest heeft opgehoopt mag de afvoer uitsluitend plaatsvinden tijdens de incidentele bedrijfssituatie en mag het verlaadpunt van de mest worden verplaatst naar de mixputten van gebouw 2.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
14/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 10. De verbindingsbuizen voor het transport van dunne mest naar mestopslagruimten moet plaatsvinden door middel van een gesloten en mestdicht riool of een ten minste daaraan gelijkwaardige voorziening. 11. Het spoel- en schrobwater uit de stallen en mestopslagen moet worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. 12. De opslag van vaste mest buiten de stal moet geschieden op een mestdichte mestplaat, die is voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening; de stapeling van de mest moet zodanig geschieden dat uitzakkend vocht niet van de mestplaat kan vloeien; dit vocht moet door middel van een gesloten, mestdichte riolering worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. J.3.
Transport en verwerking van mest
1. Het terrein van de inrichting mag niet worden bevloeid of op andere wijze van een laag mest of gier worden voorzien; deze bepaling is niet van toepassing bij het bemesten van grond volgens de normale bemestingspraktijk. 2. Het is in de inrichting verboden dierlijke meststoffen te drogen, te mengen, om te zetten of op enigerlei andere wijze te verwerken, anders dan ten behoeve van de normale bemestingspraktijk. 3. Bij het verwijderen van mest of gier mag de omgeving niet worden verontreinigd; transport van dunne mest of gier moet geschieden in gesloten tankwagens; vaste mest moet worden getransporteerd met behulp van daartoe geschikte transportmiddelen die op correcte wijze zijn beladen. 4. Het ledigen van mest- en gierkelders en/of -putten mag niet geschieden op zondagen en algemeen erkende feestdagen. J.4.
Kalveriglo’s
1. De kalveriglo’s moeten zijn geplaatst op een mestdichte vloer. 2. Uitzakkend vocht en verontreinigd regenwater mag niet op of in de bodem terechtkomen. Dit vocht moet door middel van een gesloten, mestdichte riolering worden afgevoerd naar een mestdichte opslagruimte. J.5.
Melklokaal
1. Reinigings-, schrob- en spoelwater, afkomstig van het schoonmaken van de melkinstallatie, de melkrobot en het melklokaal, mag in de mest- en gierkelder worden opgeslagen, indien een reinigings- en ontsmettingsmiddel op anorganische basis wordt gebruikt, waarbij het desinfectiebestanddeel wordt gevormd door waterstofperoxide of door hypochloriet en loog.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
15/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 2. Reinigings- en ontsmettingsmiddelen voor de melkapparatuur moeten zijn opgeslagen in goed gesloten vaatwerk; middelen die met elkaar kunnen reageren moeten in afzonderlijke lekbakken worden opgeslagen. 3. Ongereinigde lege verpakkingen van reinigings- en ontsmettingsmiddelen dienen te worden opgeslagen als volle verpakkingen. J.6.
Koelinstallatie van de melktank
1. De koelinstallatie moet altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud. 2. Er moet een inspectie- en preventief onderhoudsschema van de koelinstallatie van de melktank aanwezig zijn. Het bedoelde schema moet aan een controlerend ambtenaar op verzoek worden getoond. 3. Bij de vervanging van het in de koelinstallatie aanwezige koudemiddel, moet dit worden afgetapt zonder dat dit zich in de atmosfeer kan verspreiden. J.7.
Veevoeder
1. Het voer, met uitzondering van ruwvoer, moet in uitsluitend daarvoor bestemde, tegen ongedierte afgesloten, opslagplaatsen worden bewaard. J.8.
Kuilvoer
1. Een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs moet zijn gelegen op ten minste 25 meter afstand van een woning van derden. 2. Indien een kuilvoeropslag van gras of snijmaïs of een opslag van voederproducten met een droge stofgehalte lager dan 60%, niet zijnde knol of wortelgewassen of fruit, op minder dan 50 meter afstand gelegen is van een woning van derden, moet deze blijvend zijn afgedekt met een kunststoffolie, behoudens tijdens het uithalen van het product. Eventuele beschadigingen aan het afdekfolie moeten zo spoedig mogelijk worden gerepareerd. 3. Onverminderd het gestelde in het vorig voorschrift, moeten bij kuilvoeropslagen van gras die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter van een woning van derden de volgende maatregelen in acht worden genomen a. het uitgehaalde kuilvoer moet direct in de stal, dan wel in een afgesloten ruimte geplaatst worden, of op zodanige wijze worden afgedekt dat geen stankoverlast kan plaatsvinden, b. direct na het uithalen van het kuilvoer moet de kuil door middel van kunststoffolie, vastgelegd met zandslurven of een hieraan gelijkwaardige voorziening, toegedekt worden, c. eventuele restanten van het kuilvoer moeten direct van het terrein van de inrichting afgevoerd worden, dan wel op zodanige wijze worden opgeslagen dat geen stankoverlast kan plaatsvinden. J.9.
Kadaveraanbiedvoorziening
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
16/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 1. Kadavers moeten worden aangeboden aan de destructor in een mobiele kadaverbak en/of een kadaverton. 2. Een mobiele kadaverbak moet zodanig zijn geconstrueerd dat deze op een doelmatige wijze kan worden vervoerd zodat iedere mogelijkheid tot verspreiding van smetstof en afvalwater naar de omgeving in alle redelijkheid is uitgesloten. 3. Een mobiele kadaverbak moet vloeistofkerend zijn en moet bestand zijn tegen de inwerking van het toe te passen reinigings- of ontsmettingsmiddel. 4. Het reinigen en ontsmetten van de mobiele kadaverbak/kap en kadaverton moet plaatsvinden op een reinigings- en ontsmettingsplaats (spoelplaats) voor veewagens elders binnen de inrichting. Het reinigingswater dat vrijkomt bij het reinigen van de kadaverbak/kap en de –ton moet worden afgevoerd naar een opvangput of een mestput. 5. Het rechtstreeks lozen van het opgevangen (verontreinigd) afvalwater op of in de bodem (puntlozing), op het oppervlaktewater en/of de riolering is niet toegestaan. 6. Het afvalwater in de mestput of opvangput moet worden uitgereden over de landbouwgronden overeenkomstig het Besluit gebruik meststoffen. K. Ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen en frequent schuiven (BWL 2010.35.V1) K.1.
Algemeen
1. Het op de tekening als zodanig gearceerde deel van stal 5 en van stal 1 voor de huisvesting van melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, dient te zijn voorzien van een geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen en frequent schuiven, het systeem is aangelegd en wordt toegepast volgens het toelatingscertificaat van systeemnummer BWL 2010.35.V1. 2. Gezien het zeer beperkte emissiereducerende effect van de dakisolatie zal de verplichte dakisolatie worden verwijderd uit de systeemnaam en in de Rav bij een komende wijziging worden aangepast. De bijbehorende emissiefactoren blijven van toepassing. 3. Het systeem moet zodanig zijn geïnstalleerd en worden onderhouden dat de goede werking te allen tijde is gewaarborgd. K.2.
Technische uitvoering van het systeem
1. De vloer is opgebouwd uit zelfdragende prefab-betonelementen die van een tegelprofiel zijn voorzien. De vloeruitvoering moet voldoen aan de uitvoeringeisen van de systeembeschrijving van oktober 2011 nummer BWL.2010.35.V1 2. De vloer moet regelmatig worden schoongeschoven met een schuif. De mestschuif dient te worden uitgevoerd als vingerschuif. Deze schuif moet zorgen voor voldoende en goede afvoer van
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
17/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO
Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning 1e fase U1/2012094 de mest naar de mestkelder, zodanig dat de bovenzijde van het tegelprofiel wordt gereinigd en drooggetrokken. De schuif beweegt zich zelfstandig voort en kan optioneel worden voorzien van een sproei-inrichting. 3. Waar de betonplaten met de laagste randen bij elkaar liggen, bevindt zich een sleuf van circa 40 mm breedte in de dwarsrichting van de mestkelder. De urine wordt door deze sleuven afgevoerd naar de mestkelder, evenals een deel van de mest. Aan beide einden van de mestgang is in de vloer een afschot gemaakt voor de afvoer van de mest. Deze afschotten zijn voorzien van rubberen flappen. De mest wordt afgevoerd naar een gesloten mestopslag. 4. De mestschuif dient het gehele beloopbare oppervlak te reinigen. 5. Doorlopen, doorlooppaden en wachtruimtes mogen, in afwijking van vorig voorschrift tot een maximum van 10 % van het gehele beloopbare vloeroppervlak worden vrijgesteld van reiniging door de mestschuif als dit technisch niet mogelijk is. 6. Het met mest besmeurde vloeroppervlak, het emitterend vloeroppervlak per dierplaats is groter 2 2 of gelijk aan 3,5 m en niet groter dan 5,5 m per dierplaats. Dit oppervlak omvat de loopgangen, de doorlopen en de wachtruimte. K.3.
Gebruik van het systeem
1. De schuiffrequentie dient te worden vastgesteld op 12 maal per etmaal. De mest dient om de twee uur van de vloer te worden verwijderd met de mestschuif. Hiervoor is het noodzakelijk dat een tijdklok de aansturing verzorgt. 2. Indien de mestschuif is voorzien van een sproei-inrichting moet via deze inrichting een ammoniak-arme vloeistof over de vloer worden gesproeid. 3. In het onderhoudscontract met de leverancier of een andere deskundige partij moet een jaarlijkse controle en onderhoud van de mestschuif en afdichtflappen zijn opgenomen. 4. Het jaarlijkse controle onderhoud van de mestschuif en de afdichtflappen moet in een logboek bijgehouden worden. 5. Op de bedieningscomputermoet een terugleesoptie aanwezig zijn 6. Indien de stal wordt voorzien van een zogeheten autoschuif, dient hiervan een onderhoudscontract aanwezig te zijn.
J.W.A. van Kasteren Mijlstraat 47 te Boxtel
18/18
voorschriften ontwerpbeschikking WABO