SF-MAGAZINE P. 01
Heel even over dit nummer zelf : Naast onze nieuwe rubriek "FOCUS", waarover we reeds in het oktobernummer spraken en waarin we een drietal goede verhalen brengen van WALTER WILLAERT, omvat voornamelijk verslagen van een reeks evenementen, waaronder NOVACON, BENELUXCON 2 en een horror-filmweek te Antwerpen en enkele geslaagde fotomontages van onze Munchense vriend Waldemar Kummings. Waarover men in dit nummer minder zal aantreffen is de Algemene Ledenvergadering van SFAN, op 19 oktober ll. : ondanks de moeite die de inrichters zich getroosten om aan iedereen nog een persoonlijke verwittiging te zenden (waarvoor nb. 2 avonden, en een gedeelte van de nacht werden uitgetrokken) vonden 95 % van de betrokkenen het overbodig enige reactie te laten blijken. Het essentiële werd die dag dan ook beslist tijdens een informele vergadering, waaraan de voornaamste actieve medewerkers van SFAN deelnamen. In heel grote trekken komt hiet hier op neer dat onze vereniging zal worden omgevormd tot een "vereniging met officiële status" (V.Z.W. bv.), waarvan de samenstelling zal samenvallen met deze van een actieve werkgroep van ca. 10 à 15 personen; gelet op de passiviteit van andere leden, die verder dus als abonnenten zullen worden beschouwd, is deze beperking onvermijdelijk teneinde in een meer wettelijk kader representatieve vergaderingen en geldige beslissingen te kunnen bekomen. Als voorwaarde tot opname in de werkgroep wordt alleen gesteld dat men actief aan de activiteiten van deze groep deelneemt : eenvoudiger kan het wel niet. Vanzelfsprekend zullen de personen die begunstigd worden door een
SF-MAGAZINE P. 02 activiteit van de werkgroep in de mate van het mogelijke door deze laatste worden geconsulteerd; dit is altijd onze politiek geweest en daaraan hopen wij ons (mits enige medewerking van betrokkenen) ook te kunnen houden. De taken van de werkgroep, die dus meteen het bestuur vormt van de vereniging, omvatten het inrichten van een aantal lokale activiteiten (en bibliotheken), het inrichten van een jaarlijkse convention op internationaal niveau (met toekenning van awards) en het uitgeven van dit blad. Meer dan ooit bleken de problemen waarmede het bestuur reeds in het verleden te kampen had, eerder toe- dan afgenomen : het uitgeven van dit blad wordt deficitair en het overschakelen naar betere (en eenvoudiger) reproductiemethodes blijft financieel voorlopig ondoenbaar. Ledenwerving en oprichting van plaatselijke kernen kunnen hulp en geld opleveren, maar er is geld nodig en hulp om hier verder op gang te komen... Een mooi voorbeeld van vicieuze cirkel, als je 't mij vraagt. De geschiedenis van de kip en het ei, anders gesteld. Derhalve verwacht u niet dat wij hier met miraculeuze oplossingen zijn komen aandraven. Een verhoging van het abonnementsgeld tot 300 BF is inderdaad slechts een druppeltje water op een hete plaat : vergelijk even de 20% verhoging van uw bijdrage sinds 1971 (!) met de verdubbeling van de prijzen van het papier en deze van de post in dezelfde periode ... en daar wordt opnieuw een tariefverhoging aangekondigd voor januari ! Hoe dan ook zal dus hulp moeten opdagen willen wij SFAN verder uitbouwen, of zelfs, zoals de zaken soms staan, gewoon maar in stand te houden. Mensen om plaatselijke kernen te organiseren en activiteiten te plannen; mensen om Simon Joukes, die als voorzitter werd herkozen en Herman Ceulemans die nu ook nog met het inrichten van BENELUXCON3 op zijn schouders laadde, te helpen bij de tientallen taken die een congres met zich brengt ... mensen tenslotte om dit blad, met bijdragen en verhalen, op het peil te houden waarop het door zijn opeenvolgende samenstellers werd gebracht. Vooral een oproep aan onze Antwerpse leden ditmaal, om zich voor te dragen voor medewerking bij het inrichten van SF-avonden,bij het tot stand komen van SF-MAGAZINE (typen, stencillen, samenstellen ...) en bij het verzorgen van onze volgende convention, BENELUXCON 3, en die juist te Antwerpen wordt gepland, in het R.U.C.A. van 18-21.07.1975. Meteen zal u ook inzien dat fandom, naast het verslinden van literatuur in de eerste plaats een gelegenheid tot contact inhoudt, een samenwerking, over de grenzen heen, of, gewoon, een vriendschap ... Maar daarover handelt Simon veel beter dan ik, want zoals de Snorrepijp in Waver borrelt ... ROBERT SMETS
SF-MAGAZINE P. 03 "Achtentwintig (°1946), gehuwd, handelsstudies, boekhouder en melomaan ...", definieert Walter Willaert zich, bijzonder bescheiden. Aan ons dan hieraan toe te voegen dat hij reeds een hele reeks verhalen schreef, dat hij dit jaar bij onze wedstrijd werd bekroond en tevoren reeds eervol werd vermeld, dat hij plannen heeft voor langer werk en dat we hem ongetwijfeld spoedig op het voorplan zien versch ijnen, wanneer hij het niveau handhaafd waarvan de verhalen getuigen welke wij voor dit nummer selecteerden. "Wat mijn letterkundige ontplooiing betreft, moet ik SFAN tot hiertoe als voornaamste stimulans beschouwen. Qua creativiteit word ik gehinderd door een veeleisende dagtaak, die me ertoe verplicht mijn ideeën in het weekeinde uit te werken ... Ik moet voor de SFAN-redactie wel uit het duister verschijnen ... Is Walter geen nieuwkomer voor de lezers van dit blad, die ondermeer "There is no business like space business" lazen in INFO-SFAN nr. 30 (oktober '73), dan is het toch wel zo dat weinigen hem persoonlijk zullen hebben ontmoet. Hij woont weinig conventions of vergader ingen bij : niet omdat hij de "soms vreemde vogels van het freakgewas schuwt", doch omdat hij de beperkte vrije tijd, die zijn beroep hem laat, volledig aan schrijven wenst te besteden en in die optiek afleiding vreest die zijn werk helemaal niet ten goede zou komen ... En nu ben ik persoonlijk wel bijzonder slecht geplaatst om hem hierin tegen te spreken ... Waarom wordt iemand nu door SF aangetrokken ? "Ik ben SF beginnen lezen toen de eerste goedkope paperbacks verschenen : mijn belangstelling ervoor is ongetwijfeld toe te schrijven aan mijn geestelijke ontwikkeling, aan mijn interessesfeer en, last but not least, aan een avontuurlijke aantrekking tot literaire randgebieden ... Mijn kennis is echter betrekkelijk beperkt : geen nieuwlichters op het boekenplankje. Naast SF heb ik ook een voorkeur voor de veelal verkeerd begrepen magische realisten. Ik zit dus wel in de lijn van e meeste SF-auteurs ..." En, als de meeste SF-auteurs, vindt Walter de term "science-fiction" onbevredigend : "Ik vind dat het een enge beschrijving is van iets dat tenslotte dezer dagen toch heel uitgebreid is en aan alle kennisgebieden kn abbelt ... Technologie is slechts één aspect en misschien doet de nadruk welke de benaming SF erop legt wel afbreuk aan de populariteit van het genre ?"
SF-MAGAZINE P. 04 Verklaren wat SF voor hem inhoudt, vindt hij een ingewikkelde zaak omdat een visie tenslotte een continu-rijpingsproces ondergaat. Toch waagt hij zich aan volgende omschrijving : "Science-Fiction is een vorm van literatuur die essentieel over de toekomst handelt. Hierbij dienen twee zaken gepreciseerd : Primo is SF literatuur, wat betekent dat de beschreven toestanden geromanceerd zijn. De beschrijving van de toekomst is functie van de verbeeldingskracht die eigen is aan elke auteur. Ook is er een vaste waarde en regel : een roman beschrijft menselijke toestanden. De themata mogen dan wetenschappelijk opgebouwd zijn, de mens blijft altijd centraal staan. SF is géén wetenschappelijke vulgarisatie. De SF-auteur heeft dus zekere verplichtingen tegenover zijn publiek en het is belangrijk te weten hoe dit publiek is samengesteld : het genre richt zich immers tot een beperkte groep en zal nooit massale populariteit kennen. Het publiek vraagt nu van de auteur dat hij de smeltkroes van kennis gebruikt om een roman te scheppen die zich in de toekomst afspeelt. Zelf hoeft een auteur geen wetenschappelijke kennis te hebben : enkel zijn bekwaamheid om synthetisch en dieptepsychologisch te werken is primordiaal. Men zou kunnen zeggen dat hij de cerebrale wetenschapsmens aanvult. Secundo beschrijft SF toestanden die zich in de toekomst afspelen. Nu is de toekomst zuiver hypothetisch en kan de auteur haar niet uit eerste hand beschrijven, maar kan hij enkel een beeld ontwerpen infunctie van zijn eigen maatstaven. Hij grijpt dus onvermijdelijk terug naar het gekende, en dat is meteen zijn grootste handicap. Het feit dat de toekomst een irreëel iets is, maakt van de "reporter" een buitenstaander : een toeschouwer die op een gebrekkige manier tracht te vatten en te begrijpen". Maar juist deze beperking geeft ons een beter inzicht in de werkelijke waarde van de SF vervolgt hij : "... We moeten ontleden wat een SF-auteur is : hij is in de eerste plaats schrijver, literator, en dan pas moralist of pedagoog. Zijn rol zal dan ook weinig invloedrijk zijn; immers zijn publiek is evenmin massaal ... Maar de auteur is in de eerste plaats geinteresseerd in het beschrijven van een tijd die tenslotte zijn oorsprong heeft in zijn eigen tijd. Dat is een belangrijk punt : in feite is de SF-atuer een woordvoerDer van zijn eigen tijd, die een versterkte indruk weergeeft van wat nu gebeurt. Maatschappij-kritiek is dus de maatstaf en voor zijn eigen hedendaags publiek kan hij een belangrijke leemte vullen ..."
SF-MAGAZINE P. 05 De keuze verhalen welke wij voor dit nummer maakten, geeft o.i. goed de belangstelling van Walter Willaert weer. We kozen in de eerste plaats "ZENDELING", een reeds iets ouder verhaal, waarin Walter bewijst de "technologische" toekomst onder de knie te hebben, en hierin inderdaad iets meer te zien dan wetenschappelijke vulgarisatie. Slechts zelden voelden wij de koude werkelijkheid van de ruimte aan als in dit verhaal van een "zendeling" die op zoek gaat naar zijn schepper. Daarop een luchtige noot met "TITAN ROGER VERSUS ADIFURER", een kostelijke James Bond-parodie, waarin we kennismaken met superrobot, die vreemd genoeg ook zijn sentimentele avontuurtjes heeft. Deze satirische noot komt regelmatig terug in Walter Willaerts werk : hij persifleert wel eens een bijbels thema en ook de financiële plantrekkerij is voor hem niet veilig, zoals we reeds ondervonden met "There's no business like space business" ... een quasi-unicum in onze vaderlandse SF-wereld overigens, iemand die dergelijk thema wel eens aandurft. Hei derde verhaal "Alledag" werd dit jaar in onze wedstrijd bekroond en is o.i. het meest illustratief van wat Walter ons zei in verband met de betekenis van SF. Een geloofwaardig uitgewerkt toekomstbeeld, waarin de mens centraal staat : een ernstig verhaal, overdacht zonder cerebraal te worden, waarschuwend zonder somber te zijn. Een versterkt beeld ..." ... ik denk dat Alledag wel in die richting wijst", zei hij ons zelf. Plannen ? vroegen wij Walter nog. Een lange novelle, waarin de bijbelse zondvloed centraal staat ... "The rest si lence", zegt hij ... ROBERT SMETS O ===oooOoOooo=== O
De electronische webben ontsluierden de lange magere gestalte en het leven startte klikkend en brommend toen de computer zichzelf opwekte. Hij opende de ogen en voelde zijn maagspieren samentrekken. Het geluidsbord sprak en op het kleine scherm flakkerden getallen op. Hij was terug. Hij luisterde naar de zachte bijna menselijke stem en zijn geheugen zoog de gegevens op. Hij was 48 jaren weggeweest. Met de sneldheid waarmee zijn eenmansschip zigzaggend door de sterrenevels was gevallen, hadden de gegevens waarmee hij zich gevoed had, een lichtjaar nodig gehad om hem te bereiken. Hij draaide spontaan zijn cibernetische stimulator verder open zodat zijn lichaam prikkels begon door te sturen. Hij had nog een jaar voordat zijn lichaam zijn adem zou opslorpen. Hij herinnerde zich de starende ogen van de weinigen die ham hadden gevormd. Zij hadden op heldere sterrepunten geleken, onbeweeglijk en onwerkelijk. Toen zweeg de geluidsband en hij keerde naar zichzelf terug. Het scherm probeerde vertwijfeld het beeld vast te houden tot het stierf met een metalen doodskreet. Hij strekte zijn witte benige hand uit en drukte vragend de toetsen in. Ze leken op een tapijt van kleurige veldbloemen. De band was leeg. Hij begreep er niet meer zou volgen omdat er geen gegevens overbleven. De AArde voedde hem niet meer. Peinzend keek hij naar het dode scherm en vroeg zich af waarom ze hem sinds achtentwintig jaar verwaarloosd hadden. Hij bevond zich in het middelpunt van een sfeer waarin geen sterveling ooit was doorgedrongen. Hij richtte zich op en vroeg de positie van de volgende indicatiebasis, waarbij zijn geprogrammeerde koers niet zou protesteren. Het schip rukte zich los en sprong op een van de lichtbundels en viel enkele uren later op de planeet. Hij bekeek belangstellend naar de witte, levenloze vlakte beneden hem. De sneeuwwind wierp dikke korrels nat ijs tegen het glas. Hij wist dat de vlakte huilde van de afschuwelijke koude en wendde zich af. Het signaal van de basis verscheen op het scherm als een blauwe schittering en het schip schoot grommend naar de koepel. Hij keek naar de besneeuwde molshoop en wist dat alles dood was. In geval van nood had iedere Zendeling de morele verplichting bij de eerstvolgende basis om hulp te vragen. Indien de bewoner reeds overleden was, moest hij onmiddellijk de mangneetbanden die het testament van een jaar leven bevatten meenemen. Hij ging in de lift staan en voelde zich dalen naar de muil van de koepel. Hij
SF-MAGAZINE P. 07 werd vastgezogen aan de ingang en knipte de lamp aan. Zijn glanzende ogen namen de sobere ruimte op, samen met de grijsloden doodkist. Hij vond de kleine computer en snoof de dode geur van het nog ademende toestel op. Hij schakelde zijn batterij aan en wachtte geduldig tot de machine begon te leven. De lange schaduwen van zijn bewegingen bogen met het gewelf van de koepel. Het duurde enige minuten voor het tot hem doordrong dat de Aarde niet meer had doorgeseind omdat ze niet meer bestond. Hij bleef onbeweeglijk staan. Buiten huilde de wind met volle kracht. De sneeuw klauwde zcich schrapend vast tegen de muren. Hij schakelde het toestel uit en voelde zijn kracht terug groeien toen zijn batterij spanning kreeg. Hij keek de kleine ruimte rond waarin een eeuw geleden een mens geleefd had en wist dat hij enkel as in de doodkist zou vinden, daar de laatste electrische lading het verzwakte lichaam met een wanhopig gesnerp zou opgebrand hebben. Toen zocht hij de kleine muurkast af en vond de magnetische spoelen. Plots begon zijn lichaam te trillen. Hij stelde vast dat hij zich in een vrieszone bevond en zijn batterij teveel van zijn kracht had opgebruikt. Na een laatste blik op zijn toekomst verliet hij ijlings de dode ruimte. Hij huiverde toen hij terug in zijn warme schelp kroop. Terwijl het schip zich losrukte van het ijs ging hij liggen. De korte klik in zijn lichaam gaf aan de hij vermoeid Was. Hij keek naar de honderden sterren die zo dicht bij elkaar leken en zonk weg in een diepe slaap die zijn geest de gelegenheid gaf zichzelf te ordenen. De stelsels schoten voorbij en verlichtten het matte onbewogen gezicht. Toen hij wakker werd had het schip zijn planeet bereikt. De gouden vlek werd langzaam een halve eclips en toen was er enkel heldergeel licht. Hij sloot de ogen en volgde de gele projectie op zijn pupil, terwijl het schip zich zacht neerzette op de hete zandvlakte. Hij keek van op afstand toe hoe het schip zich zachtschurend omvormde tot de halve koepel waarin hij zijn verdere leven zou slijten. Hij hield zijn adem in en luisterde. Hier was niet het gehuil van een ijsvlakte, hier was enkel het onhoorbare gesis van een hete woestijn, waarop wit licht alle leven wegzoog. Hij richtte zich op en stelde zijn laatste programma op. Toen ging hij bij het raam zitten en luisterde naar de stilte. Hij verzonk in zichzelf. Het licht begon te verflauwen en de blauwe sterren schitterden plots in alle hevigheid. Toen het nacht was, stond hij op en opende de deur. De flauwe hete wind streek over zijn dode gezicht. Hij staarde in de purperen duisternis en begon te zweten. Het nog warme zand was dik en vermoeide hem terwijl hij enkele stappen in de veilige lichtbundel maakte. Eens waren hier gebergten geweest, waren hier beschavingen verloren gegaan, tot er niet meer overbleef dan de genadeloze wind. Hij bukte zich en woelde met gespreide vingers in het harde zand. Hij voelde zich duizelig worden en zette de stimulator meer open. De lichaamsprikkels deden zijn spieren loskomen. In een opwelling draaide hij de stimulator volledig open en ging in hurkhouding zitten. Zijn bloed begon heviger te bonsen. Hij snoof zijn eigen geur op en luisterde naar het razende getik in zijn slapen. Met een geluidloze zucht viel hij voorover en proefde de eeuwen tussen
SF-MAGAZINE P. 08 zijn rauwe lippen. Zijn zintuigen reageerden op de kunstmatige roes waarin hij zichzelf had opgewekt. Plots begreep hij wat er met hem gebeurde. Hij lachte wrang. Ze hadden zijn ziel weggesneden. Hij begreep dat dit een voorzorg was geweest. Indien hij volledig mens was gebleven zou de overgang tussen droom en werkelijkheid hem gedood hebben. De stimulator sloeg af en uitgeput zonk hij weg in het meegevende zand. De nacht kroop verder en de kilte maakte hem terug wakker. Oud en verzwakt wankelde hij naar de verlichte koepel. De deur sloot geluidloos achter hem. Hij ging voor de computer zitten en drukte zijn klamme gezicht tegen zijn handplamen. Voor het eerst hoorde hij het zachte gebons van zijn kunstmatig hart. Hij liet zijn hand zwaar neervallen en voelde geen pijn toen het hoekige staal zijn synthetische huis binnendrong. Hij drukte de rode knop in en de koepel extermineerde zichzelf in een allesomvattende lichtflits. (c) 1972 Walter Willaert O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 09
HET FESTIVAL VAN DE FANTASTISCHE EN DE SF-FILM TE ANTWERPEN door Eddy C. Bertin Caleb Williams EDDY C. BERTIN Op donderdag 12 september startte het Antwerpse horrorfestival ( want daar kwam het grotendeels op neer) in de Studio Century, Drink, te Borgerhout - bij filmliefhebbers reeds voldoende gekend om de vele premières in clubvertoningen van fantastische en SF-films die we anders zelden of nooit in gewone zalen te zien krijgen. Een ganse week lang kregen we twee hoofdfilms per avond voorgeschoteld, maar de echte liefhebber stoort er zich uiteraard niet aan dat hij elke avond pas laat na twaalf uur in bed te liggen komt. De bijprogramma's bestonden uit een kortfilm waarmede elke eerste filmvoorstelling begon, meestal betrof het hier een van de films enkele jaren geleden uitgezonden door de TV in de reeks "Histoires fantastiques", filpjes variërend van 18 min. tot een half uur, meestal het werk van Pierre Lévy, en gebaseerd op verhalen van Jean Ray, Thomas Owen en andere. Persoonlijk konden we het best stellen zonder deze, gezien we ons voor de meesten reeds vroeger de tijd beklaagden die we ervoor overhadden voor het TV-scherm. Gelukkig dan ook dat het maar korte dingetjes waren, enkel een (mislukte) voorspijs voor de hoofdbrokken. De eerste avond liep gehuld in de mantel van "hekserij en duivelbezwering", en als openingsvoorstelling had men, na de gebruikeljke speeches, een première voor België : de Britse occulte Thriller THE WICKER MAN van Robin Hardy uit 1973. Een filmografisch knap vervaardigde kleurenfilm naar het scenario van Anthony Shaffer. Het startgegeven lijkt aanvankelijk tamelijk routine voor dit soort films doch al vlug wordt de kijker voor enkele onverwachte wendingen geplaatst. Een politie-sergeant komt aan op Summerisle, een afgelegen Schots eiland, naar aanleiding van een anonieme brief vandaar verzonden en waarin medegedeeld wordt dat een twaalfjarig meisje daar verdwenen is. Hij ondervindt weinig medewerking van de bevolking, niemand schijnt het meisje te kennen, doch al vlug ontdekt de politieman dat het meisje wel degelijk bestaat of bestond en dat ze waarschijnlijk vermoord werd tijdens een heidens ritueel,
SF-MAGAZINE P. 10 gehouden op 1 mei van het vorige jaar. Gans de religieuze houding van de bevolking is namelijk gericht op een verering van de oude goden der vruchtbaarheid, die offers vragen. Opnieuw nadert nu het 1 mei-feest, en de sergeant vermoedt dat het meisje verborgen gehouden wordt om dit jaar als slachtoffer te dienen teneinde een goede oogst af te smeken. THE WICKER MAN is een dubbeltje op zijn kant : het verhaal op zichzelf weet te boeien en houdt de vereiste sfeer van mysterie in stand, er worden geen losse eindjes overgelaten die de toeschouwer zelf dient te ontrafelen. Niettemin verloopt alles wel wat erg traagjes en statisch, 3/4 van de film baadt in een eerder luchtige, bijna burleske sfeer : veel mooie prentjes van de streek, en een sterke nadruk op de humoristische confrontaties van de maagdelijke (geloof het of niet) en intens klassiek-christene politieman met de paganistische gebruiken en rituelen van de bevolking, overwegend afgestemd op sexualiteit en vruchtbaarheid. Dit maakt uiteraard dat het gruwelijke slot volledig tot zijn recht komt : een onafwendbare, van in het begin van de film voorbestemde verdoemenis, die echter weer verzwakt wordt omdat ze te lang uitgesponnen wordt. Het is duidelijk dat THE WICKER MAN niet bedoeld is als een zuivere horror-film, doch tevens een geloofsconfrontatie wil zijn, bijna een satire op een bepaald type gelovigen, zoals de laatst-uitgekrijste woorden van de politieman maar al te duidelijk bewijzen. Een knappe en genietbare film als dusdanig, doch niet bepaald een gelukkige keuze als openingsfilm voor een festival dat zo sterk de nadruk legt op de spanningselementen van de horrorfilm, die hier in grote mate ontbraken. Edward Woodward als de preutse politieman en Christopher Lee als de graaf van het eiland geven beide een knappe vertolking, en als toemaatje kregen we nog de mooigevormde Britt Ekland in haar blootje in een voor het verhaal zelf ietwat onlogische solodans. Ingrid Pitt dook tussendoor nog even op in een volkomen onbenullige nevenrol. Verder nog vermeldenswaard de leuke musicale score door Paul Giovanni, die echter soms het toeristisch-documentaire aspekt van het eerste deel van de film nog versterkt. Als tweede vertoning dan de "erotische hekserij" met "SATAN'S SKIN" alias "BLOOD ON SATAN'S CLAW" (Satans Huid), een Britse commerciële griezelfilm van Piers Haggard van 1970. Deze film is volledig opgebouwd op het stramien van de horrorfilm : een sterke muzikale score van Marc Wilkinson als begeleiding van de opeenvolgende shockhoogtepunten. Ondanks de aanwezigheid van alle klassieke elementen is het gegeven op zichzelf zéér origineel : nl. de hergeboorte van Satan, door middel van zijn volgelingen die geleidelijk elk een lichaamsdeel afstaan (dat aangetast wordt door "Satans Huid", een gruwelijke verkleuring en beharing) zodat de demon stilaan een eigen lichaam krijgt. De uitwerking zelf legt echter volledig de nadruk op de commerciële aspecten : de klassieke coven, verkrachtingen, bloederige offers, poging tot verleiding van een priester; en uiteindelijk de "witchfinder" die er met zijn slagzwaard een einde aan
SF-MAGAZINE P. 11 maakt. Interessant is wel dat de coven der "besmetten" grotendeels uit kinderen of jongeren bestaat, en dat de nadruk hier gelegd wordt op het dierlijke sadisme en de primitieve sexualiteit die hun verbintenis met de demon blootlegt. De film heeft de vereiste dosis shockmomenten (o.a. de hallucinante scène waarin een jongeman tijdens een nachtmerrie zijn eigen hand afhakt, denkende dat zij de klauw van Satan is; evenals de verkrachting en dierlijke afslachting van de jonge Cathy) maar de ware horror ligt dieper, zowel in het bovennatuurlijke (de hercreatie van de demon) als in het psychologische (de scene waarin de jongeman zijn krankzinnig geworden verloofde ziet wegvoeren). De montage van het verhaal doet echter soms wel wat verward aan doordat tamelijk veel gebeurt met tamelijk veel personages, vooraleer de toeschouwer in het bezit is van àlle elementen die het gebeuren begrijpelijk maken. Het scenario is van Robert Wynne-Simmons en Pierre Haggard, en onder de vertolkers vermelden we Linda Hayden als de beelschone en duivelse leidster van de coven, Barry Andrews als de jongeman die alles tegen zijn weten in start, en Patrick Wymark als de rechter. Als eerste avond van het festival dus niet bepaald een teleurstelling, maar toch evenmin twee films om van enthousiasme een gat in de lucht te springen. Dit werd echter volledig goedgemaakt op vrijgagavond, 13 september, in het teken van de "Bekroonde SF-films van het festival van Triëste". Als eersteling voor België kregen we THE SORCERERS, een Engelse film uit 1968 van de veel te jong gestorven Michale Reeves, een film waarover we reeds veel gehoord en gelezen hadden en waarover we nu eindelijk ons eigen oordeel konden vormen. Het SF-gedeelte is uitsluitend in de keuze van de thematiek, de uitwerking is zuiver moderne horror. Een miskende oude hypnotiseur heeft een apparaat ontwikkeld waardoor hij zijn proefpersoon volledig onder zijn geestelijke controle kan brengen en houden. Hij vindt die persoon in een jongeman op zoek naar nieuwe sensaties, en samen met zijn vrouw leiden zij nu hun menselijke robot. Hierbij voelen ze niet enkel alle sensaties die deze meemaakt, doch ondervinden er ook de lichamelijke gevolgen van hetgeen uiteindelijk zal leiden tot het lugubere en onverwachte slot van de film. Want de hypnotiseur wil na de tests zijn apparaat voor het goed van de mensheid aanwenden, maar de wil van zijn vrouw is sterker, zodat deze hem én de proefpersoon volledig domineert ... en deze vrouw wil sensatie; meer en meer, en steeds sterker, zodat de menselijke robot uiteindelijk op moordtoer gezet wordt. Het verhaal is goed geritmeerd, de suspens wordt geleidelijk verder opgebouwd naar het makabere einde toe, en na de aanvankelijk bijna karikaturale ontmoeting met de hypnotiseur is de nergens plaats voor humor ... enkel voor verschrikking. We zien Boris Karloff in een van zijn laatste rollen als de oude hypnotiseur, Catherine Lacey geeft een uitstekende vertolking van de bezeten oude vrouw die in korte tijd gans haar sensatieloos leven wil inlopen, en Ian Ogilvy als de door de Oudjes bestuurde menselijke robot.
SF-MAGAZINE P. 12 Even knap uitgewerkt was Boris Sagal's verfilming van Curt Siodmak's "HAUSER'S MEMORY" (USA, 1971). In tegenstelling met sommige aankondigingen in tijdschriften is dit nièt "Donovans Brein", vandezelfde auteur. HAUSER'S MEMORY is een hallucinante SF-thriller, die kan pronken op het uiterst knappe camerawerk van Petrus Schloemp dat de onwerkelijke sfeer uiterst gevoelig weet weer te geven. De hoofdthematiek is hier identiteit, en een ongewild herleven van een psychotische gebeurtenis uit het verleden. Hauser is een stervende geleerde, die echter werkzaam was aan een enorm belangrijk afweerwapen. De RNZ-ketens (de aminozuren die wat wij noemen het "geheugen" bevatten) worden uit zijn brein gehaald, en een jonge geleerde spuit ze bij zichzelf in. Daardoor verandert echter zijn eigen persoonlijkheid meer en meer in deze van Hauser, die door de Nazi's gefolterd werd. Gedreven door de obsederende beelden uit het verleden begint de geleerde een hallucinerende reis, een herleving, eerder een hérontdekking van het verleden van Hauser. De persoonlijkheid van deze laatste neemt meer en meer over, doch deze zelf is volledig gebaseerd op een schrikwekkend feit, dat ergens verborgen ligt in dat verleden. Een uitermate boeiende en intrigerende film, waarvan het verhaal (scenario van Adrian Spies) voortdurend heen en weer gaat tussen de werkelijk heid van het nu en de nachtmerries uit Hauser's verleden, zonder dat dit nochtans ergens enige verwarring schept. David McCallum levert een prima vertolking als de jonge geleerde. CALEB WILLIAMS De zaterdagavond zette in met de bekende SF-film "JOURNEY TO THE FAR SIDE OF THE SUN" (beter bekend als DOPPELGANGER) van Robert Parrish, een goedkope uitgave van 2001, maar op zichzelf een niet onaardig werkje, over een interplanetaire reis naar een planeet die zich bevindt aan de andere kant van de zon, op dedezelfde baan als de aarde. Wanneer de astronauten (Roy Thinnes - bekend bij de TV-kijkers uit THE INVADERS - en Ian Handry - die we de laatste tijd veelvuldig tegenkomen in horrorprenten) deze planeet bereiken, wacht hun een grote verrassing : de planeet is een zuiver duplikaat van de aarde, maar dan in spiegelbeeld. Uitstekend vertolkt door beide voornoemden, Patrick Wymark - heksenjager uit Satan's Skin - als hoofd van Eurosec, Europees tegenhanger van NASA en Herbert Lom in een knappe maar fragmentarische rol. De film is vooral belangrijk voor de geslaagde speciale effecten, waarvoor specialisten Gerry en Sylvia Anderson - geestelijke ouders van verschillende SF-poppenfilmen, waarvan de TV-reeks "The Thunderbirds" wel de bekendste is - verantwoordelijk waren. Toch is hij niet helemaal geslaagd te noemen; er wordt teveel aandacht besteed aan het technische gedeelte, waardoor een hele reeks onlogische zaken in het scenario blijven zitten, die een beetje te doorzichtig zijn. Van beter gehalte was Don Siegels verfilming van Jack Finney's "INVASION OF THE BODY SNATCHERS, een klassieker gedraaid in 1956, waar-
SF-MAGAZINE P. 13 over reeds zoveel geschreven werd, dat er hier eigenlijk niet veel meer aan toegevoegd dient te worden, buiten misschien de tweeledigheid van het scenario, prototype van een anti-communistische propaganda, zonder dat de toeschouwer hier iets van merkt. Door het zaad, afkomstig uit de ruimte, en dat de ganse persoonlijkheid van de mensen overneemt, wordt iedereen gelijk, ongevoelig, willoos en vormen een onderdeel van massacommunicatie; alle basisopvattingen van het communisme op zijn Amerikaans. Maar voor wie dit over het hoofd ziet (het stoort helemaal niet) is INVASION OF THE BODY SNATCHERS wel degelijk één van de allerbeste SF-films ooit verwezenlijkt en zelfs na de vijfde visie verveelde de film nog steeds geen ogenblik. Zondagmiddag was voorbehouden aan de jeugd. Op het programma stonden de twee delen van de Dr. Who en de Daleks-films, filmische aanpassing van het populaire televisie-feuilleton van de B.B.C., maar in deplaats van John Pertwee als Dr. Who, zienswe in de films niemans minder dan Peter Cushing in de rol van deze geleerde, die de tijd/ruimte grens heeft doorbroken en in het eerste deel DR. WHO AND THE DALEKS, belandt op een verre planeet waar de Thals in een eeuwenoude oorlog verstrikt zitten met de in machines levende Daleks. Door bestraling van het planeetoppervlak door een neutronbom, honderd jaar geleden, werden beider rangen duchtig ingekrompen, maar de Thals vonden een pil uit tegen de bestraling, terwijl de Daleks zich verplicht zagen om zich terug te trekken in robotachtige machines. Natuurlijk schaart Dr. Who zich aan de zijde van de vredesgezinde Thals en slaagt erin de Daleks, die van plan zijn het heelal te veroveren, onschadelijk te maken. Maar de uitroeiing gebeurde niet zorgvuldig; dit blijkt uit het tweede deel "DALEKS INVASION EARTH 2150 A.D., waarin Dr. Who met zijn machine terugkomt in het Londen van 2150 A.D., na een invasie van de Daleks, die de bevolking ofwel robotiseren of hen als dwangarbeiders gebruikt in een mijnschacht, die ze willen gebruiken om de aarde te veranderen in een gigantisch ruimteschip. Redelijk naïef verwezenlijkt door Gordon Fleming zijn deze films nochtans technisch geheel af en voorzien van prettige dialogen, uitstekend gedebatteerd door akteurs als Peter Cushing, Andrew Keir, Jill Curzon, Ray Brooks, Barry Ingram, geoffrey Toone, terwijl de Daleks op een metaalachtige computertoon spreken, wat soms wel komische effekten teweegbrengt. Vooral het tweede gedeelte getuigt van een uitgesproken gevoel voor het SFmedium en bevat een aantal hallucinante tonelen, die het geheel wel verheffen boven het middelmatige van een jeugdfilm. Twee films waaraan alle liefhebbers van SF - en vooral deze die houden van de serial en de pulp-SF - hun hartje duchtig aan opgehaald hebben. 's Avonds zagen we de Poe-adaptatie van filmreus Jacques Tourneur, CITY UNDER THE SEA, welke helaas de zwanengang moest worden van de man die de filmgeschiedenis pareltjes schonk als CAT PEOPLE, I WALKED WITH A ZOMBIE, NIGHT OF THE DEMON en COMEDY OF TERRORS. Zonder al te veel inspiratie verwezenlijkt werd CITY UNDER THE SEA de zoveelste variante op Jules Verne's "20.000 mijlen onder zee" en de
SF-MAGAZINE P. 14 de cinematografische bewerking hiervan door Richard Fleisher. Het knappe spel van Vincent Price en de meesterlijke (soms expressionistisch aandoende) decors van Frank White, slaagden er niet om de beperktheid van het scenario te overbruggen. In de tweede helft van de film krijgen we een achtervolging onder zee, die veel te lang duurt en te verwarrend is om te volgen (jagers en opgejaagden dragen dezelfde duikpakken), zodat deze sequentie (ca. 20 minuten) eerder verveling dan spanning teweegbrengt. Naast Price een aantal tweederangsakteurs als Tab Hunter, Susan Hart en John Le Mesurier, maar het is enkel David Tomlinson die erin slaagt zich gedeeltelijk uit de zware schaduw van Price te trekken. Daarna was het de beurt aan Jules Verne's "MASTER OF THE WORLD", meesterlijke evokatie van William Witney, met een even geniale Vincent Price als Robur, de man die met zijn luchtschip de wereld wil redden van het juk van de oorlog, maar de wijze waarop hij dit doel wenst te bereiken, valt niet in de smaak van de all-American gevangenen die hij in zijn luchtschip houdt. Van deze vier gevangenen is het enkel Charles Bronson die hem begrijpt en bewondert, maar hierdoor tevens beseft dat deze man uitgeschakeld moet worden, maar daar hij de oorlog met oorlog (bijzonder originele en machtige wapens, door hemzelf ontworpen) wil bestrijden. Het scenario van Richard Matheson is bijzonder sterk en lokte geregeld reakties uit in de zaal, wanneer hij zijn anti-militaristische ideeën uitte, via de mond van Price. Uit het scenario van MASTER OF THE WORLD blijkt duidelijk dat het geen toeval is dat Matheson intussen uitgroeide tot één van de beste en meest gevraagde scenaristen van Hollywood (en ver daarbuiten). Niettegenstaande de film reeds bijna vijftien jaar oud is, doet hij nog geenszins verouderd aan en is hij door zijn prachtige camerawerk (van Gilbert Warrenton) nog steeds een lust voor het oog, dank zij een uitstekend kleurenspel in de dekors. Duidelijk een miskende film, die meer aandacht verdient dan hij tot hiertoe verkreeg. EDDY C. BERTIN Maandag 16.09 waren de vampiers volledig aan de macht met twee sterk contrasterende horror-films. John Patrick Hayes' GRAVE OF THE VAMPIRE (1973), waarvoor hij zelf samen met David Chase het scenario schreef, gebaseerd op Chase's roman "The Still Life" lijkt aan de start een routine commerciële vampierstory, maar wijkt al vlug van de geijkte paden af. Een vrijend koppeltje wordt door een zopas herrezen vampier aangevallen, de jongeman gedood en het meisje verkracht. Het kind dat daaruit voortkomt voedt zich met het bloed, en trekt er later op uit om zijn duivelse vader te vinden en te vernietigen. Deze heeft inmiddels een andere naam gekozen en doceert het occulte aan een universiteit. De trucage- en make-up-effekten zijn zeer effectief, en al doet Michael Pataki, met zijn bloedgrijnzend gebit als de vampier soms wel of hij een parodie op zichzelf vertolkt, toch is er feitelijk nergens reden tot lachen. Interessant is wel, dat Hayes volledig weggedaan heeft met de klassieke ontwikkeling van de vampierfilm (sceptisisme en ongeloof bij het
SF-MAGAZINE P. 15 begin) doch - zoals in vele moderne horrorromans ook gebruikelijk is - gewoonweg van in het begin van de film het bestaan van vampiers als een normale zaak te aanvaarden. De film heeft zelfs een tweetal werkelijke shock-momenten toen men écht een opgeschrikte reaktie kon waarnemen in de zaal. Niet voorbestemd om een klassieker te worden, maar een degelijke en boeiend vervaardigde horrorprent, al kan men niet nalaten het slot(?) te vergelijken met Polanski's vampierprent. Gans andere koek met COUNTESS DRACULA, een Hammer-produktie van Peter Sasdy, naar een sc enario van Jeremy Paul, Alexander Paal en Peter Sasdy, en "naar een idee van Gabriel Ronay". Dat idee is uiteraard zijn studie "The Dracula Myth" en is een zéér vrije bewerking van de geschiedenis van Gravin Elisabeth Bathory, de "Bloedgravin" die enkele honderden maagden liet ombrengen om in hun bloed te baden. De film brengt een zeer gerom atiseerde versie, met Ingrid Pitt in een uitstekende vertolking van "Gravin Nadasdy" die per toeval ontde kt dat bloed van een maagd haar haar jeugdige uiterlijk teruggeeft. Wanneer ze verliefd wordt op een jonge soldaat moeten er dan ook maar verschillende jonge meisjes aan geloven. Als gruwelprent is het niet bepaald een succes na "Grave of the Vampire", maar als psychologisch horrordrama is het een uitstekende en boeiende film, daar de nadruk niet zo erg gelegd wordt op het leegbloeden der slachtoffers (in de film allen slechts achtergrondpersonages onder werkelijke persoonlijkheid) maar wel op de wanhopige liefde van de gravin, naar hunkering naar haar verloren jeugd die haar tot het uiterste drijft. Dinsdag 17.09 was er een merkbaar verschil in het publiek : immers dit was de avond van de "sadie", de film die zich uitsluitend baseert op bloed, fysische gruwel en erotiek. Luidkeelse opmerkingen en brullend gelach in de zaal vertelden voldoende welke soort mensen in dit soort film speciaal geïnteresseerd zijn. Ze kwamen wel enigszins teleurgesteld uit, want de starter BURKE AND HARE, van Vernon Sewell (1972) bleek een intelligent vervaardigde en zelfs eerder sobere film, zowel een aanklacht tegen het sociale milieu in de Londense achterbuurtenvan de jaren 1800, als een goedmoedige satire op sexuele perversiteiten. Van rasecht sadisme feitelijk helemaal geen sprake, Burke en Hare zijn niet geïnteresseerd in gruwelmoorden, integendeel : de lijken mogen niet geschonden zijn om aan Dr. Knox te verkopen. Derren Nesbit en Glyn Edwards leveren een puike vertolking als de twee schavuiten die voor het geld veranderen in beroepsmoordenaars. Een knappe en vlotte film, die echter niets nieuws brengt dat men niet reeds kon zien in Griffith 's klassieke "The flesh and the fiends" uit 1959, het belangrijkste verschil misschien zijn de dat Dr. Knox in "Burke and Hare" eigenlijk maar een onbelangrijke nevenrol speelt, daar waar Peter Cushing 's monoloog als Knox in Griffith's film een der belangrijkste momenten is. Een zuivere sadie daarna met THE UNDERTAKER AND HIS PALS van Tom Swicegood (1968), met alle specifieke kenmerken : enorme slechte
SF-MAGAZINE P. 16 vertolking, vaak absurd-lelijke kleurenfotografie, tonnen bloed, een zwak en bijna kinderlijk-stupied verhaal, en een zaal die zich zit kreupel te lachen in plaats van te griezelen. Het gaat om een exchirurg die nu een snack-bar openhoudt, waarin hij dagelijks "specialiteiten" serveert ... bestaande uit mensenvlees. Hij en zijn helper hebben een overeenkomst met een begrafenisondernemer : met hun gedrieën, gekleed in zwarte lederen jeckers en op zware motors, overvallen ze eenzame jongedames die ze op gruwelijke manieren afslachten. De chirurg-snackbarman neemt dan zijn dagelijkse provisie vlees mee (soms de benen, soms de borsten, of zo) en de begrafenisondernemer contacteert de naastbestaanden en regelt de begrafenis van het slachtoffer. De film is een voortdurende afwisseling van typische "sick humor" (als men eens vrouwenhand door de vleesmolen zien gaan en in hamburgers veranderd ? Of twee mannen die in de bewegende ingewanden van een vrouw zien scharrelen en dan zeggen "Isn't she beautiful inside ?") en gewild-gruwelijke moorden, waarbij de verf echter zo rood is dat men het nog moeilijk voor bloed kan aanzien. Inderdaad een filmpje dat men niet vlug zal vergeten, al duurt het nog geen vol uur, maar ga het zien als een koldersatire op de gruwelfilm. Van échte gruwel is er nergens geen sprake, gans het opzet zorgt voor dat het net té overdreven is. Wat de erotiek betreft, die vergeten we maar best. Er was méér bloot in "Burke and Hare" dan hier. Als toemaatje bij dit bizar tweeluik kregen we nog een zeer poëtisch opgevatte sfeerfilm van Orson Welles THE IMMORTAL STORY, uitmuntend door zeer mooie fotografie. Het gaat om een oude man, die besluit een klassieke zeemanslegende waarheid te maken. Daartoe zoekt hij een jonge, arme matroos die door met de jonge "echtgenote" van de oude man naar bed te gaan moet zorgen voor diens nageslacht. Weinig werkelijk fantastisch maar een knappe en sfeervolle film, uitstekend vertolkt door Welles en Jeanne Moreau. Typisch voor het soort publiek van deze avond was wel dat de helft de zaal verliet halverwege deze extra-film. Woensdag 18.09 twee klassiekers van de moderne griezelfilm : Arthur Crabtree's HORRORS OF THE BLACK MUSEUM als eerste, met Michael Gough in de rol van een invaliede schrijver, die zelf de moorden pleegt waarover hij daarna horrorromans schrijft. Uitstekende musikale score, een degelijk uitgewerkte griezelscenario's vol puike vondsten, waarbij de eerste (de verrekijker met de naalden, die in het brein van de kijker priemen wanneer hij hem gebruikt) reeds de filmgeschiedenis is ingegaan. Daarna Terence Fisher's HORROR OF DRACULA (1958) de eerste en nog steeds de beste uit wat een lange reeks aan het worden is. Ook de enige van de reeks die zich enigszins aan Bram Stoker's roman houdt, met een degelijk scenario van specialist Jimmy Sangster. Natuurlijk met Christopher Lee en Peter Cushing. Overbodig over deze klassieker nog iets te zeggen : wie hem niet zag weet gewoon niet wat een goede vampierfilm is. Een van de revelaties van het festival kregen we dan op de laatste dag, donderdag 19.09 met de weinig bekende film LET'S SCARE JESSICA TO DEATH van John Hancock uit 1971. Practisch iedereen die betrokken was bij deze produktie waren nieuwelingen in het vak, zoals
SF-MAGAZINE P. 17 reeds de naam "The Jessica Company" doet vermoeden. Met een zeer beperkt budget en een stel onbekende akteurs is men er in geslaagd een doorlopend boeiende en intelligente horrorfilm te maken die de beste elementen van de psycho-horror en het bovennatuurlijke samenbrengt tot één geheel dat nog lang in ons geheugen zal blijven. Het startgegeven is zeer klassiek : een jonge vrouw die zes maanden in een krankzinnigengesticht heeft gezeten komt met haar echtgenoot en zijn vriend naar een afgelegen hoeve die ze gekocht hebben. Daar vinden ze een jonge vrouwelijke hippie die dan ook maar haar intrek neemt bij hen.De houding van de dorpelingen is openlijk vijandig, en allen schijnen ze een vreemd litteken te dragen. Dan beginnen vreemde dingen : een man wordt vermoord, maar zijn lijk verdwijnt. Jessica hoort stemmen die anders niemand hoort, en een vreemd wezen probeert haar zover te krijgen dat ze zich verdrinkt. Wat gebeurt er werkelijk, en wàt is er enkel in haar geest ? Op het einde krijgt de kijker zèlf de keuze, want voor élk voorval blijkt er zowel een bovennatuurlijke als een "hallucinante" verklaren te zijn. Het scenario van Norman Jones en Ralph Rose maakt handig gebruik van de oudste elementen van de vampiermythe (een boosaardig mens die sterft komt als een vampier terug - zonder dat een beet nodig is) om een hoogst merkwaardige en doeltreffende variant daarop te scheppen. Speciaal opmerkelijk is nog dat precies de scènes waarin de vampier als dusdanig optreedt allen in het volle daglicht gefilmd zijn,en toch zeer effectief blijken. Als besluit dan Roy Ward Baker's film ASYLUM (1972), een RosenbergSubotsky-produktie, waarvoor Robert Bloch vier van zijn oude verhalen uit "Weird Tales" aaneenreeg tot een knappe e pisodenfilm. EEN jonge dokter arriveert in het Dunsmoor Asiel en moet om zijn kundigheid te bewijzen ontdekken wié van de vier gevaarlijke patiënten Dr. Starr is. Starr is de vroegere hoofddokter van het asiel, die zelf krankzinnig geworden is en een nieuwe persoonlijkheid aangenomen heeft. Zo krijgen we dan vier bovennatuurlijke "vase histories" in notedop, rangerend van een in stukken gehakt lijk dat wraak neemt, over een satanisch kostuum naar een geval van zuivere schizofrenie en uiteindelijk demonisch bezielde poppen. Alle vier films zijn knap uitgewerkt en vertolkt, maar onze persoonlijke favoriet blijft de bewerking van "Lucie comes to stay". Het geheel en het bindverhaal worden op knappe en lugubere manier afgerond in het onverwachte slot van de film. Onder de vele akteurs noteren we Patrick Magee, Peter Cushing, Britt Ekland (voor eenmaal gans gekleed) en Herbert Lom. Een degelijke finale voor dit uitstekende festival, ingericht door de Antwerpse Centrale Filmclub. CALEB WILLIAMS : voor de liefhebbers tenslotte de films die in december zullen vertoond worden en die allen in het kader van SF en fantastiek staan : 3&4.12 : METROPOLIS VAN FRITZ LANG en DAS KABINET DES DR. CALIGARI VAN ROBERT WIENE - 10&11.12 : ANGST DES TORMANS BEIM ELFMETER VAN WIM WENDERS - 12.12 : IL FRUSTO E IL CORPO VAN MARIO BAVA en DIE, MONSTER, DIE VAN DANIEL HALLER - 30.12 : WHAT van ROMAN POLANSKI 31.12, 1.1&2.1 : NIGHT OF THE LIVING DEATH van GEORGE ROMERO en EYE OF THE DEVIL van J.LEE THOMPSON.
SF-MAGAZINE P. 18
"Deze zaak is zo belangrijk dat de veiligheid van het Rijk op het spel staat", sprak de man achter het bureau gewichtig. Hij greep greep een sigaar uit een vergulde doos met de initialen van de Rijksdienst voor Informatieverwerking, alias de Interplanetaire Veiligheidsdienst, en duwde ze tussen de tanden. Titan Roger hing gemakkelijk met zijn rechterbeen over de stoelleuning. Hij bracht even zijn ogen naar elkaar toe en de sigaar schoot in brand. De man achter het bureau schrok en keek woedend over de walmen heen naar de grinnikende Titan. "Jouw talenten dienen niet om grapjes mee uit te halen", gromde hij verward. Hij haalde de sigaar voorzichtig uit zijn mond en keek ontzet naar het stukgebeten deel. Met de andere hand greep hij daarop een casette en gooide ze naar de jongeman toe. "Hier, neem en eet !", beval hij en staarde vervolgens naar het plafond waarin de initialen van de R.I.V. waren gegraveerd. Titan stak de cassette in een plooi van zijn huid en sloot de ogen. Het geruis duidde aan dat de informatie razendsnel in zijn brein werd opgeslagen. Hij opende zijn ogen en trok verbaasd een wenkbrauw op. "Dit is inderdaad belangrijk", verklaarde hij in ernst. de cassette tussen de tanden en beet erin.
Hij stak
SF-MAGAZINE P. 19 "Baas, je weet dat ik geen bananensmaak lust", zei hij op een verwijtende toon tot de man die zenuwachtig afwachtte. "Samengevat", mompelde Titan met een mond vol banaan, "komt het hier op neer dat in NGC 1976 een gek rondwaart die beslist de kosmos wil overheersen". "Precies", stemde de baas in, "en het is jouw taak om hem ... eh van gedachten te doen veranderen". Hij wees met een dreigende vinger naar de nadenkende jongeman. "Verknoei deze taak niet zoals het geval met het "Monster van Go !", siste hij, terwijl hij een nieuwe sigaar nam. "Baas, dat was mijn schuld toch niet !", weerlegde Titan treurig, "mijn ontwerpers hadden geen rekening gehouden met mijn menselijke gevoelens, en hoe kon ik verhinderen dat ik verliefd werd". "Verliefd werd !", echoëde de baas terug, "op een monster ! Jij bent me er ook een !" Hij bukte zich en rommelde in een la om een pakje boven te halen dat hij Titan toegooide. "Dit zijn de passen, A-pasje, NGC-pasje, vals pasje en een radar die eruit ziet als een pasje". Titan Roger nam het pakje en stak het in zijn hemd. De baas keek plechtig en stak een hand uit. Hij kromp even ineen onder de geweldige druk van Titans berrylium hand. "Ik hoop dat je weer niet stukgeschoten wordt, we kunnen niet altijd voor prothesen zorgen". "Ik ben geen honderd procent mens, baas, dat vergeet je altijd", lachtte Titan en stond op. Het vervulde Titan Roger altijd met genoegen, dat alle hekken zonder protest voor hem wegzwaaiden op vertoon van een of ander pasje. Het duurde geen vijf minuten of hij zat reeds knus in een tweedeklasschip met bestemming Pluto. Hij was niet van plan een regeringsschip te gebruiken, omdat er verondersteld werd dat hij inqognito reisde. Dus zat hij onopgemerkt temidden van tientallen ambtenaren die hun kwartaalvakantie in de Leegte kwamen opgebruiken. Tot overmaat van tegenslag zat hij naast een jongen die hem nauwkeurig bestudeerde en daarbij fluimde. Titan verademde toen de versnaperingen kwamen aanrollen. De mensen begonnen zich klaar te maken om veertien uren in een kokon te leven. Ze kozen uit beeldcassettes, snaterden in hun geluidloze koepels of deden eenvoudig een dutje. Toen het schip Saturnus naderde, onderbrak de knaap zijn gefluim en staarde zoals de anderen naar het kleurrijke schouwspel. Titan maakte van de tijdelijk herwonnen zwaartekracht gebruik om met zijn A-pasje de brug te verkennen. Hij stapte in de lift en herademde in de koele klinische sfeer die hem aan zijn jeugd deed terugdenken. Mijmerend ging hij verder en kwam in de navigatiezaal. Een man bij de computer schrok even op en nam hem nauwkeurig onder de loep. "Wie ben jij, en wat doe je hier ?", snauwde hij. Titan voelde de bekende prikkeling in zijn pijnappelklier, wat op gevaar duid-
SF-MAGAZINE P. 20 de en hij bracht ongemerkt Zijn regelaar op agressie. Zwijgend toonde hij zijn pasje. De man haalde zijn schouders op en maakte rechtsomkeer. Titan volgde hem. "Ik ken jou, man" siste hij en sloeg zijn hand als een klauw in de schouder van de verdachte, die door de verpletterende kracht struikelde en languitneerviel. Titan greep de man bij de kin, duwde de kaken vaneen en keek naar de tanden. Hij kende het gebit van twee miljoen misdadigers in het heelal. "Derek, de Zwarte Programmeur", gromde hij voldaan. Van de onderbreking gebruik makend, sloeg Derek en rolde weg. Titan kroop recht en wreef met een grimas over zijn wang. Bijna was een circuit gesmolten! "Wat ben je van plan met dit schip te doen ?" drong Titan kil. Derek deinsde onder de dreigende blik achteruit en neep de lippen op elkaar. "Moet ik je kaken openbreken?" drong Titan rustig aan. Hij hoorde Dereks tanden nerveus over elkaar schuiven. "Smerige reactionair !", barstte Derek vol haat los, "Jij zult de toekomst niet in de weg staan ! Ons hoort het heelal !" Er kwamen belletjes over zijn lippen. Titan greinsde. "Jij bent een van de mannetjes, ik ben op het goede spoor", stelde hij rustig vast, "en wat was jij van plan ? Mij uit de weg te ruimen en tegelijk ook tweehonderd onschuldigen ?" Derek antwoordde niet maar haalde een zwarte capsule uit zijn zak. Titan was vlugger. Hij bracht zijn ogen naar elkaar toe en Derek zonk ijselijk gillend in elkaar. "Niet dat ik schuldig zou zijn", mompelde Titan, terwijl hij het lichaam in een afvallift keilde. De gastenkamers van Lenin City ergens in NGC 1976 zijn eenvormig en weinig berekend op de ontvangst van toeristen. Maar Titan was minder gewend, en na een goed macrobiotisch maal deelde hij de receptiebank mee dat hij naar gezelschap verlangde. Hij bekeek zichzelf in de spiegel. Zijn vermomming was uitstekend door de optische gadgeds en hij leek op een keurige zakenman van middelbare leeftijd die de economie in evenwicht kwam brengen. Het meisje kwam binnentrippelen, in haar rechterhand een kristallen kan met blauwe inhoud en in haar linkerhand een boekje. Titan was opgetogen want ze bleek van zijn eigen soort te zijn. "Lieve kind, ik ben een eenzame zakemnan op doorreis en ik verlang geestelijke ontspanning. Ik ben verheugd dat jij mij naar oorden van vrede wilt brengen", zei hij galant en bood haar een knusse hoek in de kussenhoop aan. Ze boog sierlijk en een paar rijen zilverkleurige snijtanden ontblootten zich. "Ik zal mijn heer genoegen doen. Is mijn heer voor de Magellaanse poëzie ?" "Mijn voorkeurspoëzie, lieve kind", antwoordde Titan en hij begon de glazen te vullen met de waarschijnlijke liefdesdrug. Haar klanken fladderden als vlinders en haar wendingen waren van een voor-
SF-MAGAZINE P. 21 treffelijke muzikaliteit. Het drankje begon door te werken en Titan draaide zijn regelaar terug. Hij voelde zich op wolken en begon een deel uit zijn voorkeurscyclus "De Nachtegaal van ALDEBARAN" voor te dragen. Ze luisterde opgetogen en bewoog haar hoofdje op de statige alexandrijnen. Na afloop schoof hij dichter toe en ze koesterde zich in zijn verzengende nucleaire hitte. Haar ogen flonkerden in de flauwe schemering en hij sloeg zijn armen over haar heen. Maar toen hij haar wilde kussen, sloeg zijn regelaar vanzelf door en hij werd kil als een ijsblok in de ruimte van de Krabnevel. Verbaasd herstelde hij zich, maar zijn lichaam reageerde niet meer. Hij liet zich terugvallen met een frons van verbazing tussen zijn wenkbrauwen. "Ik weet het !" flitste iets door zijn brein, "ze hebben mijn programma verknold zodat ik geen liefdesavontuur meer kan hebben !" Hij ademde zwaar en zond een onbetamelijke hersengolf naar zijn thuisplaneet. Hij keerde zich hulpeloos tot het meisje. "Ik zal ze erin peperen", siste hij woedend. Ze reageerde niet, maar begon verder te lezen. Tenslotte was het haar beroep en er waren alle soorten vreemde vogels in dit stelsel. Professor Schroederowitsj was een kwiek mannetje dat voortdurend zijn woorden met vuistslagen kracht bijzette. "Omdat ik de enige historicus op deze planeet ben, wil niet zeggen dat ik hier alles weet !", riep hij met enige trots uit en sloeg met zijn vuist op het bureau. "Als hier iemand geheimzinnig wil doen, dan mag hij dat, tot op het ogenblik dat het eigendomsrecht geschaad wordt. Maar bovendien moet ik eerst geregistreerde klachtenpatronen vormen, zoniet ben ik aan handen en voeten gebonden, bij wijze van spreken", zei hij rad. "Natuurlijk heeft die man geen schending gedaan bij wijze van spreken op de planeet zelf", zei Titan geduldig, "maar zijn activiteit gebeurt van buitenaf, met het doel een buitenaardse macht te vormen, die zich dan in alle hevigheid zal ontplooien." De professor antwoordde niet maar schoof onrustig heen en weer. "Ik neem aan", liet Titan er fijnzinnig op volgen, "dat u uw funktie niet wilt verliezen als hij uw kennis wil gebruiken voor zijn propaganda". De professor sprong kwiek op en liep naar een bank toe. "Dit ding heeft een grotere waarde dan alle politici tesamen," sprak hij en streelde het toestsenbord met enige tederheid. "Ik zou voor de drommel mijn functie niet willen verliezen en daarom zal ik proberen van enige hulp te zijn". Hij draaide zich naar Titan toe die ruim anderhalve meter uittorende. Toen zijn nek pijn deed, draaide hij zich terug naar het toetsenbord. "In dit ding zitten alle cardiogrammen van de menselijke bedrijvigheden per geografisch quadrant. Als ik een spoor vindt van illogische activiteit, dan zal dat waarschijnlijk in het epicenter van het energiepatroon te zoeken zijn" . "Dit lijkt me niet normaal, riep hij opgewonden uit, nadat hij een reeks cassettes had geprobeerd. Hij haalde een andere band
SF-MAGAZINE P. 22 boven, een tweede model lichtte op en toonde ongeveer dezelfde grafiek. "Zie je", riep hij triomfantelijk uit, "hier gebeurt iets ! De ACco's in vak 4bis tonen abnormale economische radialen ! Als ik jou was, zou ik dat eens gaan onderzoeken !" De megafoon kraakte ergens vanuit de rotsen aan zijn rechterkant. Hij kromp ineen en zijn ogen begonnen te schitteren. Had hij ze ergens op geconcentreerd, dan was dat in vlammen opgegaan. "Kom eruit of je gaat eraan !" brulde de stem en de nagalm klonk onhijlspellend in het desolate maanverlichte landschap. Titan besloot naar de koepel een paar honderd meter links te rennen, van waaruit hij stratigisch zijn positie kon overzien. Hij zette zich in de zweeftoestand, veerde op en snelde tegen een ontzaggelijke snelheid naar de hut toe. Een schot kraakte en zijn linkerarm schoot in een boog van hem weg. "Daar gaat mijn linkerarm", dacht Titan, "de baas zal woedend zijn !" Hij herstelde zijn evenwicht en schakelde mistroostig de bloedtoevoer in zijn ex-linkerarm uit. Zijn plan liet hij varen, want de zwartgeharnaste man met het kanon in de hand wildeniet wijken. Titan hield zijn overgebleven arm omhoog en keek scheel tot zijn oogballen pijn deden. Het deed allemaal niets, want de sombere gedaante had bovendien een polavisier op zijn neus. "In de hut", beval de rauwe stem. Titan merkte dat hij nog zweefde en enigszins verlegen schakelde hij zijn menselijke po sitie teterug in. "Ik moest er toch binnen zijn", grijnsde hij mat. De loop van het wapen bezorgde hem vervelende prikkelingen in zijn klier. "Klim op tafel", snauwde de man, waarop Titan het rare bevel opvolgde. Hij probeerde zo waardig mogelijk een zithouding aan te nemen. Plots was de hut verdwenen en bevond hij zich op de glanzende zwartmarmeren vloer van een indrukwekkende hall. Voor hem zat in een hoge massieve zetel een even gezagwekkend persoon, erg vettig en door zijn gunsige positie enorm uitgebreid. "Dat is een geheim wapen van me", verklaarde hij met een zware stem. Hij zag eruit als een blok graniet dat door optisch bedrog begon te leven, een kermisstuk. "Ze hebben transmutatie, vandaar !" flitste het door Titans brein. Hij nam zijn prooi goed op. Dit was dus de beruchte Adifurer, de leider van tienduizend fanatici ! Titan kwam tot de onwetenschappelijke vaststelling dat hij geschift was. "Jullie hebben dus transmutatiegeheimen uit de regeringslabs gejat. Jullie weten dat enkel de hoogste autoriteiten in het stelsel over deze techniek mogen beschikken, en dat zal je dan ook de eeuwige verbanning naar de buitenruimte kosten", sprak Titan, rustig, terwijl hij de zwakke plekken van zijn tegenstrever zocht. De man barstte los in een galmende schaterlach en schudde in al vleesmassa's. "Jij bent me een rare !" hikte hij, "je staat op het punt Odin te
SF-MAGAZINE P. 23 bekijken en je hebt nog zoveel noten op je zang !" Zijn stem werd dreigend toen hij zich voorover boog. "Als ik je hersenen heb onderzocht, zal ik je een ander toontje doen zingen". Titan overwoog of hij de man niet meteen zou neerbliksemen, maar zijn orders waren formeel. Hij moest de kostbare herseninhoud bemachtigen om die ter beschikking van de regeringslabs te stellen. Het leek wel een middeleeuws duel! "Wat is de reden van uw plotse expansiedrang, mag ik vragen ?" vroeg Titan beleefd. "Jouw hypocrisie is afstotelijk", antwoordde Adifurer nors, "en ik veronderstel dat je een verdomd gevaarlijke robot bent." Hij liet een schril lachje horen. "Jammer eigenlijk, spijt je minderwaardigheid zou je een uitstekende kracht in mijn legioenen zijn". Hij rees statig op en zijn blik verzonk in de verte. "Wij dulden geen minderwaardige soort in het heelal. Enkel met een progressieve selectie is de sleutel tot de geboorte van de Kosmologische Mens mogelijk! Enkel de macht over de zwakken zal ons naar de goddelijkheid leiden. Wij zijn voorbestemd om Meesters van de Kosmos te worden ! Ons behoort de ruimte, ons behoort het Heelal !" Zijn stem was crescendo gegaan en de laatste woorden werden scheurend door de hall gezonden met het geluid van een slecht onderhouden taxi. Hij zonk terug in zijn troon en veegde vermoeid het zweet van zijn slapen. "Onze etiek isgebaseerd op een zeer oude magische geschiedenis", ging hij rustig verder, "dank zij een goddelijk toeval hebben wij het Verdoemde Boek terugvonden. Misschien laat ik je de vertaling nog 's lezen." Titan had eindelijk de zwakke pees gevonden en zijn brein begon onverstoorbaar de taktische zetten op te maken. Hij ging er wat gemakkelijker bij zitten en probeerde onderdanig te kijken. "Is er geen mogelijkheid om uw macht te zien vooraleer ik heen moet gaan ?" Adifurer knipte met de dikke vingers en plotseling stonden acht zwaarbewapende broers van het eerste exemplaar rond het duo, compleet met visier en kanon. Adifurer stond moeizaam recht en schreed de enkele treden naar de vloer af. "Ze waren er al die tijd, dank zij de transmutatie," dacht Titan verbitterd, "mij laten ze in stukken schieten alhoewel ze weten dat mijn wapens hier geen waarde hebben." "Hij werd ingesloten door de soldaten en allen gingen achter Adifurer aan in de richting van een monumentale poort, waarvoor twee soldaten roerloos en in de leegte starend, de wacht hielden. "Waarschijnlijk onder de drugs", stelde Titan vast, "dat kan ons van pas komen". De poort ging open toen Adifurer zijn arm ophief en daar was een wijdse communicatieruimte met alles erop en eraan. In het midden van de grote zaal was een energiepatroon in de vorm van een doorzichtig beeldscherm dat bijna de ganse doorsnee in beslag nam. Hier moest de oorzaak van ProfessorSanders experiment gezocht wor-
SF-MAGAZINE P. 24 den. De soldaten verdwenen zoals ze gekomen waren en Adifurer keerde zichzelf glimlachend tot Titan Roger. "Dit is de operatiezaal. Van hieruit beveel ik mijn legioenen, die verspreid over drie planeten en achter acht manen mijn bevel afwachten om de Orde uit te breiden. Weldra zullen wij op weg zijn naar diverse geprogrammeerde punten door middel van nieuwe kwikzilvermotoren, ook afkomstig uit jullie labs." Hij liep naar het controlepaneel. "Zover zal h et niet komen, mens" dacht Titan verbeten, met zijn agressie op volle maximum, "het wordt tijd dat ik mijn cannibalistische neiging ten berde breng". Hij kwam geluidloos achter de dikke man toe, die druk knoppen aan het induwen was, bracht zijn vingers tegen elkaar en zijn vingertoppen begonnen door katalysatie te gloeien. Hard stootte hij zijn gespreide en gestrekte vingers tussen de halswervels van de leider, die verschrikkelijk spastisch begon te schokken en ineenzonk zonder een kreet te slaken. Titan brak zorgvuldig de hersenpan open en zocht de plek op, waarna hij met een injectienaald het sap opzoog en de ganse inhoud daarna ergens in zijn hem deponeerde. Hij keek nogmaals naar de kolossale vleesklomp die eens grootse dromen in petto had en haalde de schouders op. Hij zou de mensen nooit begrijpen. "Waarschijnlijk zijn de lijfsoldaten zo afgericht dat hij ze kan oproepen wanneer het telepatische contact verbroken wordt. En dat betekent dat ik nog maar enkele minuten over heb om hieruit te geraken", dacht Titan rondspiedend. Hij liep naar de poort toe en en vond vlug de fotocel. De wachten bleken nog altijd in trance te verkeren. Hij bereikte de plek waar hij eerst geland was. Alles zag er onwerkelijk uit en wezenloos, en hij voelde zich eenzamer dan ooit. "Ik heb geen transmutatiemiddel" , dacht hij plots ontzet, "nu weet ik waarom er geen mens rondloopt. Enkel zijn wil kon iemand oproepen en die wil heb ik verwoest !" Hij schatte de muren van dit graf op een ondoordringbare dikte, rekening gehouden met de primitieve angsten van de ontwerpers ervan. Daarna zweefde hij ontmoedigd terug naar de operatiezaal en begon rond te speuren. Zijn vreugde was groot toen hij een telekinetisch toestel ontdekte, bestemd om kleine voorwerpen over te zenden. Hij scheurde een stuk van zijn hemd en krabbelde met wat afgetapt bloed een boodschap neer, die hij na instelling van de coördinaten, verzond, enigszins jaloers. Op dat ogenblik kwamen de soldaten terug te voorschijn. Ze hadden enige tijd nodig om de situatie op te nemen en Titan schoot met ongehoorde snelheid naar het plafond toe. De bommen explodeerden in zijn orbit en hij stootte zich tegen het plafond. In de verwarring die ontstond, dook hij op twee vijanden neer en kraakte hun schedels met een afgrijselijk geluid. Een seconde later had hij twee visieren weggeslagen en zijn blik had de rest gedaan. Toen hij omhoogschoot voelde hij dat er iets ontbrak, zijn rechter-
SF-MAGAZINE P. 25 been hing nog aan een vezel te bengelen en het bloed spoot op de soldaten neer. Titans bloed is een van zijn honderd geheime wapens, want het is van het synthetische soort dat vastkleeft. De soldaten probeerden verwoed de kleefstof van hun visier te wrijven, en Titan maakte van de gelegenheid gebruik nog een tweetal ontzettende slagen toe te brengen. Het viertal was aldus gehalveerd, maar de kogels logen er niet om. Het oorverdovende lawaai vulde de eens zo efficiënte ruimte. Titan gierde als een zielige pop heen en weer. Toen verbrak het gewone tijd-ruimte-continuüm en Titan werd door het paralelle geslingerd. Hij opende zijn linkeroog en zag de baas over zich heenbuigen. "Baas", fluisterde hij mat, "het spijt me van de prothesen". Hij voelde de nieuwigheid van zijn ledematen in de rest van zijn lichaam. "Praat niet jongen, je bent nog in reparatie", mompelde de baas ontrooerd. "Hoe is de zaak afgelopen ?" vroeg Titan hortend, terwijl hij zijn oog terug sloot. "Alles is in orde, we hebben de planeet onder controle", antwoordde de baas en hij keek schichtig heen naar de deur. "Baas, beloof me één ding", vroeg Titan. De baas kwam dichterbij. "Baas, er is een meisje op die planeet. Zeg haar dat het mijn schuld niet is". Toen verloor hij het bewustzijn. De baas richtte zich op en zuchtte diep. "Soms vraag ik me af of jij wel een robot bent", zei hij zacht tot de stille gestalte. (c) 1974 Walter Willaert O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 26
NIEUWE SF IN NEDERLANDSE TAAL
Eddy Bertin, André DeRijcke, R. Smets
HET IJS door Anna Kavan Meulenhoff, grote pb, Nr. E336, 1974, 172 blz., Fl 16,50/BF 275. Oorspr. "Ice" (1966). Brian Aldiss sprak met enorm veel lof over "Ice" toen deze ver scheen in 1966, en begrijpelijk gezien Aldiss op dat moment eveneens aan het experimenteren was met de styllistiek van de "nouveau roman". HET IJS roept zowel herinneringen op aan Alain Robbe-Grillet's "Dans le labyrinthe" als aan Kafka's "Der Process", en vooral ook Brian Aldiss' eigen "Report on Probability A". D e biografische nota vermeldt dat men het boek ook als een metafoor kan lezen voor de verslaafdheid aan heroine (Kavan werd in 1968 dood aangetroffen met een heroïne-spuit in haar hand) en sommige passages, zelfs de algemene sfeer van nakende onontkoombare dreiging doen inderdaad denken aan hallucinatieve nachtmerries. Maar of het nu SF is of een parabel of eender wat, het is in elk geval een bevreemdend en vaak angstaanjagende circulaire roman. In een nabije toekomst wordt de wereld bedreigd door een neiuwe ijstijd, en tegelijkertijd leidt het wéten van de nakende ondergang tot een uitbarsten van allerlei onderlinge oorlogen die gans de beschavingsstruktuur aan flarden rijten. In deze wereld vinden we een zonderlinge liefde/haat-driehoeksverhouding tussen de "Ik"-persoon, de "landvoogd" en het "meisje" (geen ooit bij naam genoemd). De obsederende liefde van de "Ik"-figuur voor het meisje, dat zijn jeugdliefde is, dwingt hem ertoe haar overal te achtervolgen in een poging haar voor zich terug te winnen, en haar tevens te redden uit de klauwen van de sadistische "landvoogd", haar minnaar, die zij haat en vreest doch waarvan ze tevens afhankelijk is. Het "meisje" als symbool van de mensheid in haar totaal is een geboren psychotisch slacht offer : zij aanvaardt deze rol als de enige zekerheid in haar leven. De "Ik"-figuur kan haar slechts benaderen door zijn eigen zwakte en pogingen tot zachtheid, doch precies daardoor verliest zijn "humaniteit" het ook altijd tegen de zelfzekere wilskracht van de authoritaire landvoogd. Noch tijd noch realiteit hebben belang, zij vloeien doorheen elkaar, worden in elkaar verweven, net zoals de drie persoonlijkheden, wanneer we beseffen dat "ik" en de "landvoogd" twee aspekten zijn van dezelfde persoonlijkheid, een symbolische gespleten persoonlijkheid, waarin ook het meisje dient opgenomen te worden vooraleer zij erin slaagt zichzelf te vernietigen. En over deze tijdloze barokke wereld van verwrongen hartstocht, oorlog en geweld, heerst het komende ijs, koud en onverbiddelijk, een wraaknemende natuur, symbool van het noodlot dat allen opwacht, symbool ook van het gebrek aan wérkelijk psychologisch inzicbt dat de drie-eenheid gescheiden houdt. Beslist geen gemakkelijk boek, doch een dat zeker het lezen en herlezen waard is.
SF-MAGAZINE P. 27 DALROI EN DE ZWARTE RIDDERS door Colin Capp Meulenhoff, pb nr. SF-73, 1974, 195 blz. Fl 7,50/± 120 BF. "The dark mind" alias "The Transfinite Man" (1964) vertaald door Walter B. Relski. Oorspronkelijk een vervolgroman in New Worlds. Aanvankelijk lijkt het zo'n beetje op James Bond-in-andere-dimensies : Dalroi is een superdetectieve, opgegroeid in de goot, in de eeuwige schaduw van Failway, een ultradimensioneel vermaakoord voor de rijken, die in de andere dimensies die Failway opent hun geheimste dromen kunnen waar maken. Mensen verdwijnen echter in Failway, en Dalroy heeft het zich tot zijn levenstaak gemaakt Failway te vernietigen ... als hij er zelf niet eerst aangaat. Iedereen schijnt hem naar het leven te staan : Failway, én de mysterieuse Zwarte Ridders. Kapp is echter een te intelligent auteur om het daarbij te houden, en hij krijgt alle kansen om zijn voorliefde voor barokke symboliek ten toon te stellen wanneer Dalroy belandt in de transfiniete ruimtes van Failway en van zijn eigen brein, en daarin iets ontdekt dat hem aanvankelijk vreemd is : het duistere deel van zijn eigen geest, de verschrikkingen die dààrin verborgen liggen. Kapp weet zijn roman een degelijk en logisch slot te geven door een thematiek aan te wenden die niet bijster neiuw of extra-origineel is, doch die hier wel verrassend aankomt. Boeiende roman, waarbij ook de liefhebbers van zuivere ontspanning-doorspanning terdege aan hun trekken komen. PRINSEN VAN AMBER door Roger Zelazny Spectrum, 1974, Prisma pb nr. 1626, 187 blz, BF 76. "Nine Princes in Amber" (1970), vertaald door J. Baars. DE WEG NAAR AMBER door Roger Zelazny Spectrum, 1974, Prisma pb nr. 1644, 186 blz, BF 76. "The Guns of Avalon" (1972), vertaald door J.A. SChalekamp. De eerste twee (afzonderlijk even genietbare) delen van een trilogie waarin Roger Zelazny sommige der i deeën reeds gebruikt in "Jack of Shadows" terug opdiept en nu tenvolle uit gebruikt. Amber is de eeuwige stad, de stad die letterlijk àlles is, en die overal rondom zich heen "schaduwwerelden" werpt. In feite een soort symboliek van een allesomvattende superieure geestesgesteldheid, want onze aarde, onze "realiteit" is slechts eén van de vele schaduwen van Amber. Precies in deze realiteit bevindt Corwin zich, een der nog overlevende van de negen prinsen van Amber, die aan geheugenverlies leed en stilaan zijn herinneringen terugkrijgt. De prinsen van Amber hebben het Patroon bewandeld, en kunnen zich dus via hun geest lichamelijk verplaatsen doorheen de "schaduwen", de dimensies. Corwin besluit terug te keren naar Amber om daar de koningskroon op te eisen die hem, naar zijn eigen mening toekomt. Maar niet iedereen gaat daarmee akkoord, en Corwin's aanval op Amber loopt dan ook niet te best af. In het tweede boek is hij dan ook vastberadener dan ooit om Amber onder zijn bewind te brengen, doch hij is ook sluwer geworden, en besluit vuurwapens in te voeren in Amber. Tamelijk onvoorzien komt
SF-MAGAZINE P. 28 hij echter in contact met het resultaat van één van zijn eigen vervloekingen : de Zwarte Cirkel en de verdoemde wezens die van daaruit het land teisteren. Corwin zal zijn zin krijgen, zij het ook niet op de manier die hij wenste, maar de grootste dreiging voor Amber wacht reeds in de schaduwen" ... en wij op de derde roman. Absoluut geen zuivere SF als dusdanig, al springt Zelazny ook vrij heen en weer tussen verschillende realiteiten, maar wel een vreemde vermenging van Heroic Fantasy, compleet met witte en zwarte magie, tot demonen en andere monsters toe, met een aktievolle avonturenroman met Corwin in de hoofdrol, die ondanks zijn afstamming en duizendjarige leeftijd denkt en handelt als een twintigste-eeuwer, hetgeen soms leidt tot vaak zeer grappige vergelijkingen in Zelaznys beeldspraak. Zeer vlot en onderhoudend geschreven, en zeer aangenaam leesbaar. Waarom echter niet alle drie delen samen uitgebracht ? Nu krijgen alle mysterie-elementen die ons ons volop trek doen krijgen naar het besluit van deze trilogie ... EDDY C. BERTIN STAD ONDER DE STERREN door Arthur C. Clarke Meulenhoff, SF nr. 75, 1974, 254 blz, 135 BF. Oorspr. "The City and the Stars" Het is bijna ongelooflijk dat een klassieke SF-roman van dergelijk hoog gehalte zo lang op een nederlandse vertaling heeft moeten wachten. Arthur Clarke begon op twintigjarige leeftijd in 1937 aan dit boek, waarvan de eerste versie in 1948 onder de titel "Against the Fall of Night" door john W. Campbell jr. geweigerd werd, doch die dan toch in hetzelfde jaar gepubliceerd werd in "Startling Stories". Clarke herwerkte dan het verhaal tot een meer volumineus boek "The City and the Stars" dat in 1956 verscheen. Het verhaal heeft een traag maar majestueus verloop. Het beschrijft de mensheid over meer dan een miljard jaren. Een mensheid die nadat ze de melkweg beheerst had, zich om nog onbekende redenen teruggetrokken heeft in de laatste stad op Aarde, Diaspar. Deze grootse, volautomatische stad beschermde zijn inwoners tegen het aftakelingsproces, liet ze in een droomwereld, méér dan duizend jaar leven en liet ze regelmatig herboren worden ... dit alles sinds de "indringers" de mens vanuit het Heelal naar de Aarde terugdrongen. De niet-conformistische Alvin tracht te ontdekken wat er buiten Diaspar bestaat en zo ontdekt hij een andere stad, Lys, Diaspar's pastorale tegenhanger. Samen met zijn vriend Hilvar van Lys gaat Alvin verder op zoek om het verleden te ontsluieren, het "waarom" van alles te vinden. De menselijke nieuwsgierigheid, die duizenden jaren heeft gesluimerd is opnieuw ontwaakt. Dit alles wordt op een zeer poëtische manier beschreven, doch met een poëzie die gans anders is dan de meer beperkte dichterlijkheid van een Ray Bradbury. Heb je ondertussen al opgemerkt dat Diaspar een anagram in van "
SF-MAGAZINE P. 29 Paradise", doch dan zonder de laatste "e". Deze roman is zeker een must die in geen enkele SF-boekenkast mag ontbreken. DE RAT VAN ROESTVRIJ STAAL & DE STALEN RAT NEEMT WRAAK door Harry Harrison Meulenhoff SF nr. 76, 308 blz, 1974, 135 BF. Oorspr. "The Stainless Steel Rat" "The Stainless Steel Rat's Revenge" Harrison kennen we reeds in het Nederlands door Zijn "Doodstrijd's romans". De eigenaardige titel van deze n ieuwe dubbelromans uit 1961 & 1970, betreft enkel een symbolische rat, d.w.z. een moderne slimme boef die in de toekomstige maatschappij van ferrobeton toch zijn slag kan thuis halen. Zo'n sympatieke interstellaire zwendelaar is Jimmy diGriz die, nadat hij door de Speciale Brigade werd gesnapt, door deze laatste een bondgenootschap aangeboden krijgt om de kapers van een reusachtige oorlogsruimtekruiser gevangen te nemen. Deze kaper is evenwel een beeldschoon mei sje, Angelina, op wie diGriz natuurlijk niet kan na laten verliefd te worden ... In het tweede deel brengt Jimmy - vanzelfsprekend gans alleen - een galaktisch imperium van oorlogszuchtige en op verovering uitzijnde planeten tot betere en meer vredelievende gedachten. U merkt het reeds : een SF-kolderroman van het zuiverste water; niet aanbevolen voor humorloze lezers ! ANDRE DE RYCKE DE SPELERS VAN TITAN door Philip K. Dick Meulenhoff SF nr. 71, 1974, 188 blz, FL. 5,50. Oorspr. "The Game-Players of Titan" (1963). Het is nogal moeilijk deze ingewikkelde roman samen te vatten. Pete Garden, één der hoofdpersonnages is een Leenman, d.w.z. dat hij eigenlijk eigendomsakten bezit van gronden en steden van half Californië. Hierdoor mag hij deelnemen aan "Het Spel", waarbij eigendomsakten de inzet zijn. Verliest men hierbij, dan verliest men ook zijn vrouw. Zo heeft Pete reeds achttien vrouwen gewonnen, maar ook verloren. Dit "Spel" werd ingevoerd ongeveer een eeuw geleden toen de Terranen de oorlog verloren tegen de Vugs van Titan, amorfe wezens op basis van silicium die zeer sterk ontwikkelde psikrachten bezitten. Door dit spel kunnen de Terranen, die wel zeer lang leven doch praktisch onvruchtbaar zijn, aan partnerruil doen en alzo de vruchtbaarheid verhogen. Op aarde bestaat er een Terraanse politiemacht naast een der Titaanse Vugs. Pete raakt nu verwikkeld in een complot dat sommige Vugs smeden om de ganse aarde in hun macht te krijgen. Er worden enkele moorden gepleegd. Het gegeven gaat crescendo verder tot het uiteindelijke spel tussen de Titanen en de Terranen met de Aarde als inzet. Gelukkig bezit ook de Aarde enkele mensen met speciale talenten en worden er volgens Dick's traditie weer eens duchtig drugs geslikt.
SF-MAGAZINE P. 30 Het is een spannende roman, grotendeels een SF-detectieve thriller. Zeer vlot geschreven. Aanbevolen. ANDRE DE RYCKE BLAUWBAARDJE IN DE RUIMTE door Louis Paul & Jo Boon Paris-Manteau, 310 BF. Alle respect voor Louis Paul Boon, die een aparte plaats bekleedt in onze Vlaamse Vaderlandse l etteren. Voor zijn sociale werken en ook voor het onconventionele van zijn houding in de juist bijzonder ongemakkelijke kringen van "couleur obligé"-letterkunde die de onze is. Zo bv. ook voor het feit dat hij niet schroomt commentaar te borduren omheen een aantal naakt- en halfnaaktfoto's, genomen door zoonlief. In casu, de ruimtelijke avonturen van een dame met name Blauwbaartje, die in dit album onder een reeks uiteenlopende belichtingen wordt vertoond. "Saains-fiksjion" noemt hij dit soort avonturen, al zouden wij terzake wel iets gereserveerder willen zijn. De personages, Blauwbaardje zelf, de geheime agent Bames Jond (sic) en zijn tegenspeler Johnson, zoon van Kloetsjef (re-sic) vormen eerder een aanleiding of een voorwendsel tot een reeks bedenkingen en woordspelingen, die in losse causerievorm omheen het foto-materiaal worden geplaatst. Het niveau van voormelde woordspelingen is helaas karakteristiek voor het niveau van het hele boek en van de wijsheden die erin ter overweging worden gegeven, waarbij Boontje dan nog meermalen duidelijk buiten adem raakt en steeds moeizamer voortploetert naar een ontknoping in Strangers ofte Theo-Van-den-Bosch-stijl. Op zijn manier dan weer erg Vlaams-vaderlandse humor dus. Bovendien maakt het "male-chauvinist-pig" in me me erop attent dat de heldin dezer erotische foto-roman nu ook niet bepaald opwindend is. Durf ik t e schrijven dat ook zij erg Vlaams-vaderlands aandoet ? ROBERT SMETS DE DRAAK IN DE ZEE door Frank Herbert Luitingh, 1973, 190 blz. Hier is dan eindelijk de vertaling van Frank Herbert's beroemde "The Dragon in the Sea". Het boek heeft een lange publicatiegeschiedenis : eerst als vervolgroman in Astounding SF in november, december 1955 en januari 1956 onder de titel "Under Pressure", boekpublicatie in 1956 als "21st Century Syb" en herdruk als "The Dragon in the Sea". Olieschaarste maakt het noodzakelijk voor de VSA om duikboten uit te zenden die nieuwe bronnen gaan aanboren letterlijk onder de neus van de Russen. De een na de andere missie gaat echter ten onder. Waar ligt de reden ? Sabotage ? Of is er iets anders ? Dus wordt de onderzeeër Fenian Ram uitgezonden met een vierkoppige bemanning, waaronder een vermomd psycholoog die moet uitvissen wat er
SF-MAGAZINE P. 31 nu precies scheef gaat. Hetgeen hij dan ook ontdekt wanneer hij "de zwakheden in de bemanning en in zichzelf" ontdekt zoals dat zo mooi op de backcover staat. De roman valt eerder tegen, hij is boeiend geschreven met goed getekende (zij het ook stereotiepe) personages, maar loopt over van het technische jargon (wij zouden hem voor geen geld ter wereld willen vertalen), en het SF-gehalte is uiterst miniem. Meer een psychologische oorlogsroman dan iets anders. Neem er de 21e eeuw uit, en enkele andere zaken die nu al gedateerd zijn, en waar zit je met de SF ? EDDY C. BERTIN ALLERLEI
Eddy Bertin, Andre De Rycke, Guido Eekhaut, Robert Smets
PARADOXE PERDU door Frederic Brown Ed. Calmann-Levy, Coll. DIMENSIONS nr. 10, mei 1974, 195 blz, 24FF. Zoals iedereen weet moet men zich voor humor en ironie in SF wenden tot Robert Sheckley en Fredric Brown. Wel, van deze laatste auteur verscheen nu een Franse vertaling van de bundel "Paradox Lost" verweven met 5 verhalen uit "Angels and Spaceships", in totaal 14 min of meer lange teksten. Het titelverhaal "Paradox Lost" is een subliem pareltje op het tijdsverschuivingsthema. Verder vallen sterk op : "Puppet Show", "The Waveries", "Ob edience" en "Nothing Sirius", alle handelend op een totaal verschillende manier over een ontmoeting met aliens, doch dit dan perfect uitgewerkt in een typisch Brown'se stijl. Het Satan-thema komt hier ook tot zijn recht in "Monsieur dix pour cent". Verder nog enkele superkorte verhalen van 1 à 2 bladzijden. Keurig verzorgd boek. Aanbevolen. THE GODMAKERS door Frank Herbert Berkley Medallion, 95 ¢, 220 Blz. In dit in 1972 geschreven boek wordt aardig met go dsdienst en Psi-krachten geschermd. Ook hier weer mensen die een voorafbepaalde lotsbestemming te vervullen hebben zoals we uit Dune kennen. Lewis Orne werkt voor een organisatie die tot doel heeft mogelijke broedplaatsen van oorlog en geweld en onlust in het heelal uit te schakelen. Daarom moeten agenten zoals hij zich op een planeet installeren en daar hun ogen en oren goed openhouden. Twee keer volbrengt Orne de hem toevertrouwde taak snel en accuraat. De derde keer keert hij in flarden terug. De dokters geven hem op, maar als door wonder blijft hij in leven. Hij herstelt zelfs voldoende om terug in dienst te gaan. Maar zijn omgeving wordt er zich van bewust dat hij geen normale mens meer is. Zijn laatste en en meest vreemde opdracht bevestigd dit : Lewis Orne is een God geworden, met een enorme Psi-kracht. Geen gemakkelijk boek om te lezen, Herbert's vrij moeilijke taal
SF-MAGAZINE P. 32 in aanmerking genomen, en het feit dat het verhaal ietwat onregelmatig is opgebouwd. GUIDO EEKHAUT INDOCTRINAIRE door Christopher Priest. Pocket Books nr. 77367, 95 ¢. Christopher Priest is ergens een der mindere goden der Britse new-wave. Verhalen in New Worlds, Impulse, en New Writings in SF, "The Head and the Hand" en "Indoctrinaire". Dr. Wentik, Brit, werkt in de Antartica aan een geheim project, dat de ontwikkeling inleidt van een gas dat toelaat Pavloviaanse processen te versnellen. Ontvoerd naar Brazilië van 2189 A.D. wordt hij geconfronteerd met de nawerkingen zijner ontdekking. Dit is zowat alles wat over dit boek kan gezegd : conventioneel geschreven en uitgewerkt, zonder enige persoonlijke bijdrage ("again, the mathematics of this are slightly beyond me ..."), berust het in feite voornamelijk op de vreemde gebeurtenissen in een soort gevangenis in 2189, die Wentik, en de lezer, er dienen van te weerhouden snel te ontdekken waar alles om draait. De motivatie ervan blijkt achteraf mager en opgeschroefd en suspens is nagenoeg afwezig. Weinig dus om enthousiast mee op te lopen. ROBERT SMETS
SNUISTEREND IN DE BOEKENBERG
Simon Joukes
Kijk, hier had ik nu een bespreking moeten geven van de HUGO-winnaars van dit jaar. Ik zie er echter van af, want bij nader inzien lijkt dit nogal veel op een "opgelegde taak" en ik heb me zoals u weet vast voorgenomen in deze rubriek alleen maar te spreken over boeken die ik erg fijn vind. Toch even een woordje over RENDEZ-VOUS MET RAMA waarmee Arthur C. Clarke de Hugo (en ook de Nebula trouwens) wegkaapte. Het is zeker geen slecht boek, hoewel het in drie grote brokken uit elkaar valt. Clarke berijdt daarin zijn geliefkoosd stokpaardje : zijn optimistische visie op de voortschrijdende technologie en de weldoende invloed ervan op de mens, als een middel tot ontvoogding, om uiteindelijk te komen tot een hogere trap van menselijkheid, voorzien, bestuurd en tot een goed einde gebracht door een buitenaardse hogere intelligentie. Het deel van de roman waain het reusachtige verlaten ruimteschip door de Mensen wordt verkend is een boeiend stukje wetenschappelijke extrapolatie. Ook wordt nog eens met nadruk gewezen naar de onmogelijkheid van waarachtige communicatie tussen twee vreemde gedachtengangen. Als geheel dus een onder-
SF-MAGAZINE P. 33 houdend boek, dat pertinente vragen opwerpt, maar dat als literair werk toch wel teleurstelt en zeker niet de toppen scheert van bijvoorbeeld CHILDHOOD'S END of, zij het in mindere mate, THE CITY AND THE STARS, waarvan juist een Nederlandse vertaling bij Meulenhoff is verschenen. Aangezien de HUGO's in de eerste plaats populariteitstests zijn, kan ik er zeker vrede mee nemen, in ieder geval meer dan met de Hugo van verleden jaar, namelijk THE GODS THEMSELVES van Isaac Asimov, het eerste boek dat hij in tien jaar voor de essef schreef. Ach, ook dat boek leest wel lekker, en de "science fact"-aanhangers onder ons hebben beslist een vette kluif aan de "Good Doctor" uitgedachte "Electronenpomp", maar de problematiek en de uiteindelijke aard van de aliens in het andere universum komen beslist niet uit de verf en van een roman kan men zeker niet spreken omdat het gewoon om naast elkaar geplakte delen gaat. Asimov is zeker een kundig schrijver van al dan niet humoristische essefverhalen geweest maar met de structuur van romans heeft hij altijd moeite gehad en dat is er met dit werk niet op verbeterd. Waar schematisering van personages (in bepaalde gevallen zelfs tot caricaturisering) in een kort verhaal soms noodzakelijk kan zijn wegens het gebrek aan ruimte, is dit voor een roman zeker uit den boze. En de vrij goedkope spotternij aan het adres van een bepaald soort wetenschapslui, zouden we ook best kunnen missen. Bovenstaande hoeft er u natuurlijk niet van te weerhouden "The Gods Themselves" te lezen, maar iemand als Dick geeft uiteraard meer voldoening. Tijdens een wijkbraderij viel mijn oog on langs op tafels vol afgeprijsde boeken, waarbij een flinke stapel van EEN AANMERKELIJKE LUCHTREIS van Bilderdijk, uitgegeven als Kramers pocket nr. 13. Ik had al jaren (nog van mijn vader geërfd, meen ik) een oude uitgave van dit luchtige werkje op mijn boekenplankje staan, maar ik had het eigenlijk nooit helemaal uitgelezen. Dat heb ik nu gedaan. Welnu, hoewel dit verhaal op een week tijd in juli 1813 werd geschreven en zeker als een van de voorlopers van de Nederlandstalige essef moet worden beschouwd, staat het nog zeer stevig op zijn poten. De romantische, vrij breedsprakerige stijl van Bilderdijk zal misschien niet eenieder aanspreken, maar inhoudelijk steekt dit torenhoog boven wat Jules Verne een halve eeuw later neerpende. Ik zou zeggen : probeer alsnog een van die afgeprijsde boekjes te bemachtigen en beleef er een prettig uurtje aan. Reeds jaren geeft Editions Opta te Parijs een luxueuze en bibliofiele essefreeks uit, de bekende maar ook peperdure CLA-reeks. Michel Demuth (die overigens ook op Sfancon 5 aanwezig was) poogt hierin uit het Engels vertaalde "klassieken" te brengen en meestal slaagt hij daar ook wel in, zodat die boeken, hoe duur ze ook zijn, toch een waardevol bezit vormen. Kwaliteitscontrole is echter iets wat de Franse drukkerijen blijkbaar niet kennen en zo wil het wel eens voorkomen dat men een exemplaar in handen krijgt waarin vervuilde of onbedrukte pagina's voorkomen, met alle last van terugzenden dat daaruit voortvloeit. Maar goed, om het verschijnen van het 50ste deel in deze prachtige reeks enigszins kleur bij te zet-
SF-MAGAZINE P. 34 ten, werd besloten de volledige "INSTRUMENTALITY"-cyclus van Cordwainer Smith, of Paul Linebarger, zoals hij in werkelijkheid heette, is in het Nederlands slechts bekend door zijn verhalenbundel MEESTERS EN KNECHTEN dat in de Meulenhoff SF-reeks verscheen en dat is bijzonder jammer want deze man schreef van het allerbeste wat de essef ons vermag te schenken. Als er eén auteur is die precies weet wat "sense of wonder"is, dan is het wel Cordwainer Smith, de man die ons de verdorven planeet Shayol, de betoverende poesvrouw C'mell, de ontembare zoeker Casher O'Neill, de magische aantrekkingskracht van het tot "stroon" gerafinneerde "santaclara" van de zieke schapen op Norstrilia, allerlei vreemde gadgets en buitenissige gebruiken voorschotelt. Wetenschap komt hier absoluut niet te pas, maar des te meer "speculatie" en "fictie". Hoewel de cyclus van de Instrumentaliteit uit klassiek opgebouwde verhalen en romans bestaat, zal Cordwainer Smith ongetwijfeld de essef-literatuurgeschiedenis ingaan als een waarachtige voorloper van new wave. Een van de mooitste stukken uit deze "geschiedenis uit de toekomst na de toekomst", uit deze legenden en mythen van grootheid en verval, zal voor mij steeds "DRUNKBOAT" blijven, een prachtige toekomstparafrase van "Le bateau Ivre" van Rimbaud. Kortom een absolute must, van THE PLANET BUYER, over DEAD LADY OF CLOWN TOWN tot STARDREAMER. U kent mijn voorliefdevoor Ursula K. LeGuin, de grote dame van de Amerikaanse essef. Wel, Prisma verwent ons want dit jaar verschenen (of zullen verschijnen) niet minder dan vijf boeken van deze uitmuntende schrijfster bij deze uitgeverij, waander de drie delen van de EARTHSEA-trilogie, namelijk WIZARD OF EARTHSEA (Machten van de Aardzee, nr. 1636) en THE LATHE OF HEAVEN (Meester Dromer nr. 1637) en THE KING OF EARTHSEA (Koning van Aardzee nr. 1665), en verder verscheen nog ROCANNON'S WORLD (Rocannon nr. 1624) en THE TOMBS OF ATUAN (De tomben van Atuan, nr. 1649), terwijl al eerder PLANET OF EXILE verscheen. De AARDZEE-boeken behoren tot de zuivere fantasie, duidelijk voor kinderen geschreven, maar van een dermate goede kwaliteit dat ook volwassenen er grote vreugde aan beleven. Ik wil me niet vermoeien met het zoeken naar superlatieven, wat overigens ook niet nodig is, maar leesgenot verschaffen die deeltjes zeker. Wat steeds weer opvalt bij LeGuin is de afwezigheid van zelfs het kleinste greintje pretentie en de grote zorg die ze besteedt aan de waarachtigheid van haar verhalen : zij is een door en door eerlijke schrijfster die de lezer nooit bij de neus neemt en hem van de ene verrukking naar de andere voert. O ===oooOoOooo=== O
De deur schoof weg en de automaat zei zijn geijkte welkom. Het licht veranderde volgens medisch voorschrift. Er was geen geluid, niets wat op de aanwezigheid van zijn vrouw kon duiden. Hij stapte via de antiviruscel in zijn werkruimte en plofte in de zetel neer. Hij haalde de vierentwintig opties boven die een dagwerk en negenduizend kilometers samenvatten en stopte ze in de terminal. Hij regelde het apparaat voor de verdere verwerking en keek naar de klok. Het was vijftien uur vijfentwintig. Dat betekende dat hij nog zeven uur voor de boeg had. Hij liep naar de keuken en koos zich een eenpersoonsmaal uit, dat hij in de oven schoof. De bereidingsduur was dertien minuten, zodat hij ondertussen een massagebehandeling in de slaapcel nemen kon. Hij zag in het schemerlicht dat zijn vrouw toch thuis was. Ze had de videobril op en hij merkte dat het een komisch programma moest zijn. Hij liep naar het bed toe en deed het een kwartslag draaien, zodat ze met het hoofd naar hem toegekeerd was. Ze deed de bril af en knipperde met de ogen. "Je bent al terug", stelde ze vast en gaf hem een zoen. "Je bent ook vroeger terug", voegde hij eraan toe en streelde haar glanzende haar. Ze sloeg haar benen over de rand en bracht haar kapsel in orde. "Er is minder werk met die rellen in Afrika", verklaarde ze.
SF-MAGAZINE P. 36 Hij sloeg zijn arm om haar smalle schouders en ze keken een ogenblik zwijgend naar de bril die verder lachte. "We hebben nog zeven uur om te bekomen, wat doen we ?", vroeg hij wat afwezig. "Heb je al gegeten ?", antwoordde ze. Hij schudde het hoofd en ze stond op om haar relaxpak glad te strijken. "Zie ik eruit ?" vroeg ?" vroeg hij glimlachend toen hij merkte dat ze hem nauwkeurig stond op te nemen. "Je ziet eruit, misschien kan je beter een infra nemen vooraleer te eten". "Ik heb al een aftasting gehad", mompelde hij. Hij schakelde de bril uit en stond op. Ze liepen naar de keuken toe, waar het maal al in de oven dampte, en hij ging aanzitten terwijl ze in de ijskast rommelde. "Moet jij niets hebben ?" vroeg hij met een mondvol. "Ik heb op kantoor wat gegeten, maar ik wil wel wat drinken". Ze kwam terug met een paar longdrinks. Hij at verstrooid en ze nipte aan haar drankje terwijl ze hem aankeek. "Misschien kunnen we beeldcasettes bekijken", opperde ze, maar hij trok een gezicht. "Ik heb de hele dag genoeg gezien, ik wil me wat ontspannen". Ze streek over zijn haar. "Ik had gedacht om misschien mijn voornaamste klant op te zoeken, er is teveel concurentie tegenwoordig", mompelde hij. "Je hebt toch een monopolie ?" vroeg ze. "Er is altijd een mogelijkheid dat het artikel wordt vervangen, de techniek staat niet stil, en fotooncellen voor tuinrobots zijn nu niet bepaald blijvertjes". Ze besloot van onderwerp te veranderen. "Ik ga het huishouden aan kant zetten terwijl jij verder eet. We zullen dat wel bekijken wat we kunnen doen", riep ze op weg naar de keukenrobot. Hij stelde de televisiekrant in en bekeek alle ontspanningsaktiviteiten van de dag. "Er is niets in het centrum dat ons kan interesseren", riep hij naar de keuken. Zijn vrouw kwam tevoorschijn met een programmacassette in de hand. "Er moet toch iets zijn, er is altijd iets in het centrum", weerlegde ze beslist. Hij haalde de schouders op en ze liep terug naar de keuken. Hij veegde de resten schoon op en brak de schotel in twee gelijke stukken voor de verbranding. "We kunnen misschien naar zee gaan", merkte zijn vrouw op toen hij eraan kwam, "tijd genoeg om de zonsondergang te zien". "Je weet dat ik tijdens de werkweek een hekel heb aan verplaatsingen", antwoordde hij met een afkeurende buiging in de stem. Ze keerde zich naar hem toe en kuste hem op de wang. "Je bent een lastpost", zuchtte ze luchtig en drukte verder knoppen in voor het dagprogramma.
SF-MAGAZINE P. 37 "Vroeger gingen de mensen na hun dagtaak in de natuur en ze kwamen in groepen bijeen, zomaar", zei hij nadenkend. "Waar kun je hier te voet terecht ?" lachtte ze, "we zouden vlug genoeg opgepakt worden !" "In de parken zijn tenslotte wandelpaden voorzien", weerlegde hij koppig. "Als je dat wil, zullen we haast moeten maken", brak ze zijn betoog af, "het duurt een uur vooraleer we ter plaatse zijn, en nog een uur vooraleer het onze beurt is". Hij ging naar het raam toe en keek afwezig naar de andere gelijkvormige wooncellen. "Er moet toch een manier zijn om ... op den duur wordt die vrije tijd een sleur", zei hij haperend, "heb je ook dat gevoel niet ..." "Wat bedoel je nu weer ?" vroeg ze wat scherp. "Ik wil zeggen, we hebben zoveel dat we geen plezier meer ondervinden. Om vier uur zijn we thuis en dan wacht ons het karwei van zeven uren vrije tijd, elke dag opnieuw, dat wordt een sleur", vervolgde hij hardnekkig, alhoewel hij voelde dat hij zich gek aanstelde. Ze zei niets maar werkte haar programma af. Hij merkte aan haar oorschelpen dat ze geraakt was. "Ik vroeg me af of we die jacht naar nieuwe ontspanning niet kunnen vervangen door iets ... iets duurzaams", ging hij aarzelend verder. Hij haalde diep adem. "Misschien moeten we een kind hebben," viel hij uit. Ze gooide haar tabel op het aanrecht en keek hem met glanzende ogen aan. "Hou je soms niet meer van mij ?" vroeg ze trillend. Hij kende de symptomen en wilde haar omarmen, maar ze weerde hem af. "Je weet heel goed dat onze planning nog geen kind voorziet", zei ze zenuwachtig, "ons krediet is te beperkt, en de wachtlijst voor een nieuwe woning heeft nog niets voorzien." Hij liet zijn armen zakken en bewoog zich onhandig. "Je weet wel dat ik van je hou ... Je bent de enige van wie ik hou in deze stomme maatschappij," antwoordde hij vlug. Hij voelde de behoefte naar een wat stevigere drink en liep naar de ijskast. "Wat wil je eigenlijk van ons huwelijk hebben ?" vroeg ze angstig terwijl ze naar zijn rug keek. Hij haalde een blikje boven vooraleer te antwoorden. De druk ontsnapte sissend uit het ding. "Ons huwelijk is goed", antwoordde hij bedachtzaam, "ik denk dat ik moe ben, laten we er niet meer over praten". Hij dronk het blikje leeg en keek haar aan. Ze liep naar hem toe en drukte zich in zijn armen. Onder hun voeten was de reinigingsrobot bezig. "Hou je echt van me ?" fluisterde ze. Hij greep haar stevig vast. "Laten we naar bed gaan", zei hij schor, "naar de hel met de vrije tijd". (c) 1974 Walter Willaert
O ===oooOoOooo=== O
Hoe meer conventions men aandoet, hoe meer men tot de conclusie komt dat elke "con" een heel eigen karakter heeft. Met een honderdtal deelnemers (waaronder een twintigtal Belgen) verliep BENELUXCON 2 in een intieme sfeer, waarbij iedereen iedereen kende en ook ten volle van alle activiteiten genoot. "Amersfoort" is, zoals een der inrichters ons wist te vertellen etymologisch afgeleid van "SF-oord aan de Amel" en was van oudsher het toneel van druïdenconventions en zo meer : veel is er dus niet veranderd in die jaren. Na een rustige start bij de lunch, zaterdagmiddag, zette het programma in met de vertoning van een tiental kortfilms die meedongen naar een prijs in een amateur SF-filmwedstrijd. Een belangrijke Belgische deelname, hoewel de inzendingen ("SF schijn of werkelijkheid", "Duivelarijen", "Mr. Corned", "The yell of Mr. Asher" en de inmiddels beruchte "Vloek van de Farao") eerder onder het documentaire of onder het horror-genre vielen : de jury, onder voorzitterschap van Katinka Lannoy, meende dan ook een meer SF-getint werk te moeten bekronen, nl. "Het einde van een tijdperk". Het publiek sprak daarentegen zijn voorkeur uit voor Pierre Van Der Straeten's montage van SF-covers, nl. "SF, schijn of werkelijkheid", waaraan ook André De Rijcke meewerkte. Naast de gebruikelijke stands, waar boeken, posters, comics en kalenders werden verkocht, kwamen neven-activiteiten op g ang op andere plaatsen in het Evert Kupersoord : in de bibliotheek gaf Hans Wolff een bijzonder leuke demonstratie met zijn veelzijdige robotjes, terwijl in een benedenzaal een reeks kortfilms werden vertoond, waaronder "Brainwash"van M. Toonder-studio's, "Birth of a Mountain" en "Een Droom zonder einde" en een zestal amateur-beeldhouwers zich aan het boetseren zetten om de mooiste "alien" te fabriceren.
SF-MAGAZINE P. 39 Na het diner volgde de vertoning van Woody Allen's (met een Hugo bekroonde) "Sleeper", die het reeds vrolijke gezelschap nu aan het gieren bracht, en daarna nog een veiling, die door Gerard Suurmeyer tot een eind in de nacht werd voorgezet. Overbodig te zeggen dat inmiddels druk "65" werd rondgefluisterd : het nummer nl. van de kamer waar Ian Howard Finder en Simon Joukes hun room-party hadden gepland, wat ons dan tot de zondagmorgen voerde. Een late start dan, die morgen, wat de deelnemers ruim de gelegenheid liet in het ruime park te kuieren, waar nu de zon doorbrak, en om de roze olifantjes een plasje te laten maken. Na een aandachtig gevolgde voordracht, waarbij Jo Dautzenberg een aantal juiste bezwaren naar voren bracht tegen het doorsnee-SFwerk, volgde op de middag een paneelgesprek met de schrijverseregasten, waaronder Ef Leonard en Felix Thijssen van Nederlandse en Eddy Bertin en Paul Van Herck van Belgische zijde. Eddy's alien "Juulke" viel daarop de eer te beurt als mooiste uit de bus te komen. De Gentse afvaardiging was vereerd en Juulke zelf, die al de hele tijd aan een menselijk wezen had gepeuzeld, boerde luidruchtig toen we hem om zijn indrukken vroegen. Twee Engelse documentaires waarin gekende auteurs als Ellison en Harrison over SF spraken en een door Simon geleide discussie over het fandom (waarvan u in zijn "snorrepijp" een echo opvangt) rondden dan deze bijzonder leuke en bijzonder geslaagde con af. Wel moeten wij hier vertellen dat wij omstreeks het sluitingsuur discreet richting Amersfoort verdwenen om toch nog even deze mooie stad te bekijken ook, vooraleer het al te donker werd. En dit bekloegen wij ons nb. niet : in zijn ring van kanalen bleef de middenstad, met zijn 14e en 15e eeuwse monumenten en "muurhuizen" betrekkelijk gaaf bewaard, terwijl je buiten deze ring de indruk krijgt door een Marklin-decor terug je weg naar het station te zoeken. Blijft ons enkel de inrichters, Alfred Brouwer, Annemarie Kindt, Jacob Rip en Gerrit van Oven nogmaals geluk te wensen en, overigens namens de ganse Belgische delegatie, voor hun inspanningen te danken. ROBERT SMETS/JEANNINE SMETS
O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 40
Dit jaar trokken weer enkele fans naar Birmingham, waar eind oktober NOVACON 4 werd gehouden. Opvallend was het grote aantal deelnemers aan deze Britse herfstconvention : 300 fans bezetten het hotel en bijgevolg moet voor volgend jaar naar een groter hotel worden uitgekeken. Wegens ernstige ziekte weerhouden kon James Blish niet deelnemen maar te elfder ure kwam Harry Harrison opdagen met wie ondergetekende dolle uren aan de bar heeft gesleten. We hielden een coctail-mix-wedstrijd. Harry won de prijs voor de gekste samenstelling, die ik trouwens in de dranknevelen vergeten ben. Bij elke cocktail moesten Harry en ik ook "toten trekken" : in deze specialiteit eindigden we ex-aequo. Zoals gewoonlijk was het programma uiterst fannish. Hoogtepunten waren de verkleedparty waar we een naakte Brian Burgess zagen rondhollen, de speech van eregast Ken Slater over het fandom in de vijftiger jaren bekend om de drinkgelagen met "home made" wijn en de waterpistool-gevechten in de gangen van de conhotels en een debat over de noodzakelijkheid de jaarlijkse Britse paasconvention twee jaar van te voren aan een organisatiecomité toe te vertrouwen. Tijdens dit gesprek bleek ook dat de BSFA, de zusterorganisatie van SFAN in Engeland, op sterven na dood is en dat een onbegrijpelijk aantal Britse fans daar niet rouwig om is. Engelsen hebben een hekel aan organisatie en slechts weinigen zijn de mening toegedaan dat een overkoepelend orgaan nodig is. Peter Weston vertelde zijn interessante belevenissen als TAFF-winnaar op de Worldcon. Hij was enigszins "getekend" uit deze trip teruggekomen en sprak zijn vrees uit voor de monsterachtige organisaties die de wereldcongressen thans aan het worden zijn. Volgens hem kunnen dergelijke congressen niet meer met succes door amateurs worden voorbereid en zijn ze hun doel voorbijgeschoten : het is er onmogelijk geworden nog enige persoonlijke contacten met auteurs en fans te leggen. Hij bepleitte en meer intieme aanpak en selectie van de deelnemers al zag hij zelf ook niet in hoe dit zou moeten gebeuren aangezien je moeilijk bepaalde mensen kunt uitsluiten. De roomparties liepen dit jaar volledig uit de hand zodat de hotelleiding verklaarde volgend jaar geen prijs meer te stellen op ons gezelschap, in weerwil van het feit dat de bar elke avond een batig saldo van meer dan 8000 Pond opleverde ! 3 bedden bezweken onder het te grote gewicht van de "opzittenden" ... Verder waren er degelijke lezingen en debatten waaraan ondergetekende praktisch niets van heeft meegemaakt. Hij zat liever met vrienden aan de bar of in een Chinees restaurant. Wie zin heeft om volgend jaar van de partij te zijn, neemt liefst zo snel mogelijk contact met me op ! Op 2 november was ik present in Brussel voor "Weekend 2001". De afwezigen hadden dit keer geen ongelijk. Hoewel het aangeboden
SF-MAGAZINE P. 41 zeer goed en goedkoop was, was er verder van een Convention geen sprake. Er waren trouwens praktisch geen fans aanwezig, er waren geen debatten of lezingen, geen veiling, geen of praktisch geen tweedehandse boeken. Alleen Bernard Goorden deed zijn best om zijn keurige amateuruitgaven (aanbevolen !) aan de man te brengen maar slaagde er niet in omdat hij het goede publiek niet had. Er was geen bar of restaurant, zodat je je niet met kenissen kon afzonderen om te praten en in het algemeen heerste er een doodgraverssfeer, wat nog in de hand werd gewerkt door de horrorstands ! Een ervaring om maar liefst zo snel mogelijk te vergeten ... Tenslotte was er op 9 en 10 november het tweede Beneluxcongres te Amersfoort, georganiseerd door onze Nederlandse zusterorganisatie NCSF, met een flinke bijdrage van SFAN tot het programma. Deze bijeenkomst, waaraan ongeveer 100 fans deelnamen, is een zeer succesvol en gezellig congres geworden : de accomodatie was uitstekend, de sfeer prima en het programma zeer interessant. Aan het schrijverspaneel namen Ef Leonard, Felix Thijssen, Eddy Bertin, Paul Van Herck, Gerard Suurmeyer en Jo Dautzenberg deel. Er was een boetseerwedstrijd die door Eddy Bertin werd gewonnen : het was een prachtig monster; een "impromptu" liedjesfestival, met teksten van Annet van Battum, Ef Leonard, Eddy Bertin, Katinka Lannoy en anderen, op muziek gezet door Ab Bronkhorst, een discussie over het fandom, geleid door ondergetekende, dat uitgroeide tot een serieus gesprek over eventuele samenwerking tussen verschillende bladen (we komen hierop uitgebreid terug), een interessante veiling, een filmwedstrijd met prenten op behoorlijk niveau (de prijs werd in de wacht gesleept door Hans Plas), een lezing over computers en een scherpe aanval van Jo Dautzenberg tegen de Amerikaanse "heck"-essef. Een roomparty werd gehouden op de kamer van Jan Howard Finder die speciaal uit Italië was overgevlogen. Verder waren er rijkvoorziene boekentafels en een non-stop filmprogramma. Ik geloof dat de organisatoren tevreden mogen zijn met wat ze bereikt hebben : er was voor elk wat wils, zonder dwang, de persoonlijke contacten waren zeer intens. Kortom, een van de leukste conventions die we de laatste jaren hebben bijgewoond. Het was eigenlijk mijn bedoeling om deze SNORREPIJP te wijden aan het fandom. Plaatsgebrek noopt mij ertoe een apart artikel hierover te schrijven, want ik kan moeilijk de redaktie opschepen met tientallen bladzijden voor deze ene rubriek. Toch nog even enkele opmerkingen. Het is niet zo dat een verwoede esseflezer ook een esseffan is of moet zijn. Het is het volstrekste recht van eenieder het fandom niet genegen te zijn. Persoonlijk ben ik me er wel degelijk van bewust dat het fandom aspecten kan vertonen waar niet iedereen het mee eens is. Men moet echter wel eerlijk genoeg zijn om het verschijnsel als zodanig te accepteren en ook om het niet te verwerpen zonder er eerst kennis van te hebben genomen. Kritiek op het fandom vanwege mensen die het fandom niet kennen (ook al menen ze te goedertrouw dat dit wel het geval is) kan ik moeilijk aanvaarden. En wanneer Jo Dautzenberg
SF-MAGAZINE P. 42 verklaart dat Forrest J. Ackerman, een van de bekendste fans ter wereld, nooit iets zinnigs over Essef heeft gezegd, moet ik hem ten stelligste tegenspreken en wijzen op de talrijke publikaties en bijdragen van Forry in de gespecialiseerde vakpers, voor zover die bestaat. Dat Forry stellingen poneert die Jo Dautzenberg (en ikzelf) niet hoeven bij te treden (en dat dan ook niet doen ...) spreekt vanzelf, maar dit betekent niet dat zijn uitspraken soms hout zouden snijden. Kortom, ik wilde hiermee een oproep doen voor meer tolerantie en vooral voor minder dogmatisme in de wereld van de essef-kritiek. Ook hier kom ik op terug in een artikel ... Tot volgende maand. O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 43
NIEUWE INITIATIEVEN ALLERHANDE Zo start bv. de Werkgroep Jean Ray nu in december met een bibliofiele uitgave onder de naam "ICON". Het opzet houdt de publicatie in van vier mappen per jaar, die telkens aan één bepaald SF-schrijver uit het nederlandse taalgebied gewijd zullen zijn. De inhoud omvat een voorstelling van de auteur, een verhaal of een fragment, waarvan een gedeelte in manuscript of typoschrift, een bibliografie en illustratie. Het eerste nummer wordt aan Eddy Bertin gewijd en in februari volgt een Albert van Hageland-editie. Inschrijving is noodzakelijk en wel voor elke publicatie, dus voor 26.12 voor de eerste jaargang. Prijs bedraagt 600 F en is degressief, d.w.z. dat hij resp. 450, 300 en 150 F bedraagt naargelang je slechts 4,3,2 of 1 map bestelt. Alle inlichtingen bij : JOZEF PEETERS, Lobergenbos 27, 3200 KESSEL-LO. EN IN NEDERLAND verschijnt in januari nog een nieuw SF-blad. Het komt uit het hoge noorden, ditmaal, en wel van Z.L.A. (Rias) Nununga te Groningen. "OMEGA" verschijnt voor de eerste maal in januari '75,volgt een tweemaandelijks publicatieschema, en brengt telkens ca. 30 blz. off-set in quarto-formaat met verkleind letter type. De bedoeling is in de eerste plaats bio- en bibliografie van gekende auteurs, met checklists e.d., plus recenties en discussies te brengen. De prijs bedraagt 280 F, die per internationale postwisselkunnen worden betaald. Proefnummers en inlichtingen bij : Z.L.A. NUNINGA, Cortinghlaan 12a, NL-8003 GRONINGEN. VERDER MOETEN WE wie ernstige studies waardeert toch wijzen op (of herinneren aan) volgende publicaties, die behoren tot het interessantste wat momenteel verschijnt op kritisch vlak : SF-studies een reeks van zeven publicaties van de Universiteit van Indiana, waarvan naar ik meen ook de drie reeds verschenen uitgaven nog te verkrijgen moeten zijn. Telkens een tachtigtal blz. op boekformaat, met bijdragen van Stanislaw Lem, Ursula K. LeGuin, Fr. Rottenstei-
SF-MAGAZINE P. 44 ner e.a. eminente kenners en critici. Voor zeven uitgaven, d.w.z. de drie reeds verschenen nrs. + de vier volgende, bedraagt de prijs slechts 10 $, dus, alle verhoudingen in acht genomen, eigenlijk bijzonder weinig. Het adres luidt : SCIENCE-FICTION STUDIES DEPT. OF ENGLISH INDIANA STATE UNlVERSITY TERRE H AUTE INDIANA 47809 US. Foundation een Britse publicatie in A5, met een 100-tal pagina's per nr. Bijdragen van alle gekende namen, van Brunner tot Van Vogt, over mensen als Ian Watson en Christopher Priest. Artiekels en kritiek, met talrijke boek- en filmrecensies. De prijs bedraagt hier £ 2.30 en het adres luidt : THE SCIENCE-FICTION FOUNDATION NORTH EAST LONDON POLYTECHNIC LONGBRIDGE ROAD DAGENHAM, ESSEX RM8 2AS, G.B. TWEE OPROEPEN NU De heer W.R. van de Kerkhof, van de uitgeverij BORN (Haspelstraat 2 te Amsterdam) vroeg of reeds voor enige tijd of iemand hem kan inlichten of, en desgevallend welke werken van SAMUEL DELANY in het Nederlands werden vertaald ? Wie hiervan op de hoogte moest zijn kan zich rechtstreeks met dhr. van de Kerkhof in verbinding stellen. Iemand stelde er anderzijds de redactie van dit blad van in kennis dat een Belgisch bisdom zijn medewerkers en personeel zou hebben verboden in enige wijze deel te nemen aan zaken als occultisme, parapsychologie, spiritisme, hypnose en ... science fiction. Aangezien wij er bijzonder op gebrand zijn dit dekreet in onze persoonlijke collectie op te nemen, houdt het secretariaat een comic-editie van Farmer's "Image of the beast" ter beschikking van wie haar hiervan een exemplaar of een fotocopie kan bezorgen ... IN DEZELFDE ORDE VAN GEDACHTEN … en alsof Perry Rhodan niet volstond, noteerden wij dat een Amerikaanse uitgeverij (FREEWAY, by the way) K'ING KUNG-FU (Adventure and) SCIENCE-FICTION adverteert, in de vorm van een reeks waarin zij nu al aan nr. 7 toe is ... WAT ONS DAN WEER ONwEERSTAANBAAR HERINNERT … aan iemand wie we spraken over een opvoering van Ramayana en Mahabaratha door het Kerala State Theatre. "Je weet wel", zeiden we, "het epos waarin de strijd verhaalt wordt van Hindoeïstische godheden en de ontvoering van een godin door de
SF-MAGAZINE P. 45 koning der apen, en zo meer ..." "King Kong", zei hij, "ja, dat ken ik ..." En het is enkel omdat zij authentiek is dat we deze reactie hier voor de eeuwigheid boekstaven. NIEUWE ABONNENTEN PETER DENIS J. SLOTEMA PAUL DE KEIZER PIERRE ARDAEN MARK HOLSTEYN MARCEL WILMET GERRIT VAN OVEN WILLEM R. HETTINGA JOS SIMONS
Janssenlei 4 J. van Lennepstraat 342 V. Diepenbeekstraat 93 Torhoutsesteenweg 198 Rinskopflaan 5 Masuiplein 31 Dalweg 127 Multatulistraat 114 De Ruwiellaan 8
2530 BOECHOUT AMSTERDAM 2000 ANTWERPEN 8400 OOSTENDE 9219 GENTBRUGGE 1000 BRUSSEL SOEST GRONINGEN AMSTELVEEN
HERINNEREN WE al onze abonnenten er nog aan dat wie een nieuweling aanbrengt nog steeds twee BORN-pockets van ons toegezonden krijgt. EEN PIJNLIJKE NOODZAAK IS BOVENDIEN onze leden wier lidgeld in december en in januari vervalt te verzoeken ons dringend hun abonnementsgeld voor 1975 te storten en ons niet te verplichten bovendien nog enkele uren per week aan nazicht en herinnering te moeten besteden. Wanneer ieder van u nu even voor zich wil kijken, dan besp aart u ons een hoop werk. En bespaart u ons bovendien oproepen te moeten plaatsen die o.i. ons blad ontsieren. DOE HET NU !!! ROBERT SMETS
O ===oooOoOooo=== O
SF-MAGAZINE P. 46 BIJ DE MONTAGES VAN WALDEMAR KUMMINGS EUROCON 2 - GRENOBLE 8-13.07.1974 1. Zijde, links : naast een opname van het amphitheater wordt Pierre Versins (l) door TV-mensen geinterviewd; lager, naast de inschrijvingstafel, Gerd Hallenberger (l) en Frank Dross (r). Onderaan herkent men (l naar r) Jean-Paul Cronimus, Monique Munard en (4e) Ion Hobana. Daarnaast Vernon Brown, R. Zielschot, J. Raasveld en André Derycke. Rechts verschillende opnamen van panelen : op de derde rij bemerken we Ion Hobana (2e) en daarnaast Gérard Klein, Prof. Goimard en inrichter J. Boczke. Daaronder spreekt Jean-Pierre Andrevon voor de micro. 2. Zijde, bovenaan, beëindigt Roland Grünberg een karikatuur, terwijl rechts van hem fans een comic tentoonstelling bewonderen; onder Grünberg een nadenkende Ion Hobana, en daaronder een uitreiking van awards met traditionele zoenpartij. Nog lager een blik op een room-party, met Hazel Reynolds en John Mansfield, naast een aan hitte onderhevige Manuel Van Loggem. Rechts, bij de autobus, hurkt Grünberg, middenin, met links van hem Martine Grosse. Rechts onderaan tenslotte bemerken wij nogmaals André Derycke, in een typische pose, met vlak naast hem (grootbeeld) Waldemar Kummings zelf, waaraan we deze montages danken en, uiterst rechts Simonne Raasveld en Bernard Goorden, met lichte ringbaard. SFANCON 5 - GENT 30/31.08 & 01.09.1974 1. Zijde: linksboven de audiovisuele afdeling met Walter Belpaeme (l) en Marcel Van Hecke (r); daarnaast Dr. Eric Elst, Peter Roberts, Dr. Konrad Fialkowski en Dr. Peter Koenig. Lager - bebloemd hemd - Gary Hoff en daarvoor Pam Bulmer met een der Bulmer-zoons. Voor de kolom Ronald Hahn en daarvoor de dames Katinka Lannoy en Pénard. De fotograaf op de achtergrond is natuurlijk Jan Jansen en naast hem spreken Pierre Barbet (l) en Henri Prémont (r). Een rij lager weer R. Zielschot en Rambling Jake; Jean-Paul Cronimus en Ken Bulmer en, rechts dan, André Derycke met Rog Peyton, tussen de boekenstands. Britse fans onderaan links, met daarnaast Simon (met een tekening van F.I. Van Damme), onze artistieke adviseur René Pauwels en Bernard Goorden (met zljn diploma). Boven Simon Dieter Sachse. Rechts onderaan tenslotte Michel Féron (onder de tekening), naast Helmut Pesch en diens zuster. 2. Zijde : bovenaan links twee verklede musici van Blue Sound; daarnaast S. Joukes die als gids fungeert bij een wandeling door Gent en rechts een room-party die in de gang uitloopt en waarbij we, uiterst rechts, Brian Hampton herkennen. Midden de blz. dan links scènes van een andere room-party met schilder Danny Bloes van Oostende. Middenin David Rowe, met bierglas; rechts een blik op het Gravenkasteel, endaaronder Rambling Jake en Waldemar Kummings bij een telepatisch experiment met droogkappen. Onderaan nog enkele room-party-scènes met Dieter Sachse, H. Pesch'zuster,onderaan, Gary Hoff en H. Ceulemans. Middenin herkennen we Jan Jansen, en rechts S. Joukes bij een verdiende ontspanning, tussen Yves Frémion en (nogmaals) de zuster van Helmuth.