Reimerswaal 25ste wijziging bestemmingsplan Buitengebied
wijzigingsplan Mairepolder
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Reimerswaal 25ste wijziging bestemmingsplan Buitengebied
wijzigingsplan Mairepolder
identificatie
planstatus
pro jectnummer:
datum:
sta tus:
0703.008354.00
18-05-2010
ontwerp
15-09-2010
vastgesteld
opdrachtleider :
M.008/02
ing. R.G.M. Louwes
gecertificeerd door Lioyd’s conform ISO 9001: 2000
rboi aangesloten bij: adviseurs ruimtelijke ordening
RBOI - Middelburg bv Nieuwstraat 27 Postbus 430 4330 AK Middelburg Telefoon (0118) 689 010 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Doel en opzet 1.3. Leeswijzer
blz. 3 3 4 4
2. Projectbeschrijving 2.1. Bestaande situatie 2.2. Beoogde situatie
5
3. Beleidskader 3.1. Rijksbeleid 3.2. Provinciaal beleid 3.3. Gemeentelijk beleid 3.4. Conclusie
9
4. Toetsing 4.1. Landschappelijke inpassing 4.2. Bodem 4.3. Water 4.4. Ecologie 4.5. Archeologie en cultuurhistorie 4.6. Verkeer 4.7. Geluid 4.8. Luchtkwaliteit 4.9. Relatie met omliggende functies 4.10. Externe veiligheid 4.11. Kabels en leidingen 4.12. Economische uitvoerbaarheid 5. Juridische planbeschrijving 5.1. Toepassing Wijzigingsbevoegdheid 5.2. Plankaart 5.3. Voorschriften
5 6
9 9 11 12 15 15 16 17 18 20 21 22 22 22 23 24 24 25 25 27 27
Bijlagen: 1. 2.
Advies Waterschap Zeeuwse Eilanden Advies AAZ
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
2
Inhoud van de toelichting
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding Van Wezel V.O.F., gevestigd aan de Mairepolder 1 te Rilland, wenst het melkveebedrijf uit te breiden met een nieuwe veestal en voeropslagen. Voor de gronden waarop de uitbreiding is beoogd, geldt het bestemmingsplan Buitengebied en vigeert de bestemming "Agrarische doeleinden". De locatie ligt in het gebied met de bestemming Zone II, agrarisch gebied met openheid, en subbestemming IIa, "brede agrarische ontwikkeling in combinatie met behoud openheid". Ter plaatse van de gronden, waar de realisering van de ligboxstal is voorzien, is momenteel geen bouwvlak opgenomen, waardoor realisering van het project thans niet mogelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid, waarmee uitbreiding van het bestaande bouwvlak mogelijk wordt gemaakt. Voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een wijzigingsplan nodig. Dit wijzigingsplan bestaat uit een korte toelichting op het initiatief en een gewijzigde plankaart. Voorliggende onderbouwing voorziet in deze toelichting.
Figuur 1.1. Het bedrijf Van Wezel V.O.F.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
4
Inleiding
1.2. Doel en opzet Doel van het wijzigingsplan is het onderbouwen en juridisch - planologisch regelen van het project. Wijziging van een bestemmingsplan dat is opgesteld onder de WRO blijft onder de Wro mogelijk.
1.3. Leeswijzer De opzet van de toelichting van het wijzigingsplan is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt kort het project beschreven. Achtereenvolgens wordt daarbij kort ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling (beschrijving van het project). In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteedt aan het beleidskader. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten vermeld van de toetsing van de realisering van het project aan aspecten als archeologie, bodemkwaliteit, ecologie, water en milieuaspecten (luchtkwaliteit, geluidshinder en externe veiligheid), evenals de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de juridische regeling. Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Projectbeschrijving
5
2.1. Bestaande situatie Ligging locatie Het bedrijf van Van Wezel is gesitueerd aan de Mairepolder 1 te Rilland. De locatie is in rood aangeduid op figuur 2.1. Ten noorden van de locatie ligt, op circa 300 meter, de rijksweg A58. Het perceel wordt omsloten door open agrarisch gebied. Op korte afstand ten zuiden van de locatie ligt de Bergkilweg. De Bergkilweg is een beschermde dijk en is beplant met populieren.
Figuur 2.1. Ligging locatie Van Wezel V.O.F. Van Wezel V.O.F. is 12 jaar geleden gevestigd aan de Mairepolder in verband met een bedrijfsverplaatsing ten behoeve van woningbouw. Ter plaatse worden thans 125 melkkoeien gehouden. Het bedrijf heeft circa 80 stuks jongvee ten behoeve van de verjonging van het melkvee. Het bedrijf heeft 60 ha landbouwgrond in eigendom. Aanvullend wordt in de omgeving ook landbouwgrond gehuurd. De capaciteit van de ligboxstal is momenteel maximaal benut. Het bedrijf past weidegang toe.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
6
Projectbeschrijving
Het bouwblok Mairepolder is momenteel als volgt benut (zie ook navolgende figuur 2.2).
1. 2. 3. 4.
agrarische bedrijfswoning; koelcel; schuur; loods;
5. 6. 7. 8.
rijbak; voeropslag (4 sleufsilo's); opslag vaste mest; ligboxstal (29 bij 67 meter).
Figuur 2.2. Erf met bebouwing Het bouwblok is met deze functies volledig benut en bezit geen restcapaciteit meer om een uitbreiding van de ligboxstal te faciliteren. Het bouwblok is overwegend verhard. Aan de randen en rond de woning is gras aanwezig. Aan de noord- en westzijde van het perceel staat een enkele bomenrij.
2.2. Beoogde situatie Initiatief Ligboxstal Het bedrijf wordt uitgebreid met een nieuwe ligboxstal van circa 33 bij 67 meter. De goothoogte van de ligboxstal bedraagt 3,5 meter, de bouwhoogte 10,4 meter. De nieuwe ligboxstal wordt gebruikt voor droogstaande koeien en jongvee (in totaal circa 300 stuks). Door de realisering van de nieuwe ligboxstal kunnen in de bestaande ligboxstal circa 180 tot 200 melkkoeien worden gehouden. Hierdoor kan een groei van de melkproductie plaatsvinden. Voeropslag De bestaande voeropslag, voor zover gelegen naast de bestaande ligboxstal, wordt uitgebreid. Deze uitbreiding is binnen het bouwvlak mogelijk.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Projectbeschrijving
7
Mestopslag De nieuwe ligboxstal wordt voorzien van een ondergrondse mestput. Landschappelijke inpassing Voor de landschappelijke inpassing is er een beplantingsplan opgesteld. Het plan betreft de aanleg van twee groensingels: aan de noordzijde van de nieuwe stal en een verlenging van de groenstrook langs de noordgrens van het perceel. De beplanting sluit aan op de bestaande beplanting en heeft een breedte van 5 meter. Waterberging Onder de nieuwe ligboxstal wordt ook een waterkelder voorzien, waarin hemelwater wordt geborgen.
Figuur 2.3. Bouwplan Mairepolder (in rood aangeduid de uitbreidingen)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
8
Projectbeschrijving
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Beleidskader
9
3.1. Rijksbeleid Nota Ruimte In de Nota Ruimte zet het rijk in op krachtige steden en een vitaal platteland. De middelen en de inzet om een vitaal platteland te behouden worden gebruikt om een sociaaleconomisch draagvlak te realiseren, waarbij de identiteit van het gebied voorop staat, en de kwaliteit(sverbetering) van de groene ruimte (water, natuur, toerisme, recreatie en landschapsontwikkeling) wordt gewaarborgd. Belangrijk is dat iedereen kan meedoen om een goede toekomst van het platteland te garanderen. Dit beleid is verwerkt in het Omgevingsplan Zeeland.
3.2. Provinciaal beleid Omgevingsplan Zeeland Provinciale Staten hebben het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 op 30 juni 2006 vastgesteld. Dit ruimtelijk plan voor de gehele provincie integreert het beleid van de fysieke leefomgeving in één beleidsplan. In het Omgevingsplan is het Zeeuwse platteland omschreven als een uniek landschap met bijzondere cultuurhistorische elementen en met een sterke eigen identiteit. Het bedrijf van de initiatiefnemer is gelegen buiten de begrenzing van het bebouwd gebied. Op basis van het Omgevingsplan Zeeland is in het gebied ruimte voor nadere afweging. In de visie van de provincie heeft de landbouw de potentie in zich om ook op langere termijn de beeldbepalende positie in het Zeeuwse platteland te behouden. Dit is noodzakelijk om, in het kader van Duurzaam Ontwikkelen, de vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied te behouden. Hiervoor zijn twee doelstellingen geformuleerd. In standhouden agrarische productiefunctie Doelstellingen De eerste doelstelling in het omgevingsbeleid is het in stand houden en ruimte bieden voor de agrarische productiefunctie, want de concurrentiekracht van de marktgerichte landbouw staat onder druk. De provincie streeft naar het bieden van flexibiliteit en ondersteunen van ontwikkelingsmogelijkheden aan de grondgebonden en verbrede landbouw. De provinciale inzet is er op gericht om, samen met de agrarische sector, te werken aan een verbetering van de agrarische (productie)structuur en het realiseren van een hoogwaardige en duurzame kwaliteitsproductie. Schaalvergroting, intensivering, diversificatie, innovatie en samenwerking zijn daarbij de sleutelwoorden. Samengevat betreft de eerste doelstelling het volgende: – het optimaliseren van de agrarische verkaveling en streven naar schaalvergroting; – het streven naar betere benutting beschikbaar zoet water; – het bevorderen van (nieuw)vestiging van melkveehouderijen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
10
–
Beleidskader
het versterken van de samenwerking in de keten.
Conclusie Het project voldoet aan deze doelstellingen. Multifunctioneel platteland Analyse Tweede doelstelling is het streven naar een multifunctioneel platteland. Het platteland, het agrarisch gebied, is de kern van Zeeuwse kwaliteiten. Rust en openheid zijn belangrijke waarden voor verdere ontwikkeling van de provincie. Ontwikkelingen op het platteland moeten worden afgestemd op deze multifunctionele doelstelling. Voor het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied geldt dat een tegenprestatie wordt verwacht in de vorm van een investering in de omgevingskwaliteit, de zogenaamde verevening. Dit principe is niet van toepassing op agrarische bedrijfsactiviteiten. Voor het voorliggende uitbreidingsplan van de melkveehouderij van Van Wezel is verevening daarom niet aan de orde. Conclusie Het project voldoet aan deze doelstelling. Ontwerp provinciale ruimtelijke verordening Provinciale Staten hebben de ontwerp provinciale ruimtelijke verordening (prv) op 1 september 2009 vastgesteld. De wijze waarop in het ontwerp prv wordt omgegaan met het Zeeuwse platteland en de benutting van de omgevingskwaliteiten in de vorm van de ontwikkeling van, onder meer, nieuwe economische dragers is gelijk aan het provinciaal beleid zoals dat in het Omgevingsplan is vastgelegd. Concentratie agrarische bebouwing Analyse Met deze regel wordt toepassing gegeven aan het agrarisch vestigingsbeleid, zoals dat in het Omgevingsplan is verwoord. Het provinciale belang is gelegen in het behoud van omgevingskwaliteit en het tegengaan van verstening en versnippering van het buitengebied. In de provinciale verordening is opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe agrarische bouwwerken niet worden toegelaten buiten het in het plan, voor een agrarisch bedrijf, aangewezen bouwvlak. Aansluitend aan een bouwvlak zijn in een bestemmingsplan toegelaten sleufsilo's en kuilvoerplaten en tijdelijke mestopslag op veldkavels. Ook kleinschalige bouwwerken zijn toegestaan. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor uitbreiding van het bouwvlak door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. In specifieke gevallen kan op basis van een expliciete onderbouwing maatwerk worden geleverd. Conclusie Het project voldoet aan de prv. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor wijziging. Vensters op Zeeland Analyse In als Vensters aangewezen gebieden (kaarten 6A tot en met 6C) worden geen nieuwe vormen van grondgebruik en wordt geen bebouwing, anders dan bestaand gebruik en bestaande bebouwing, toegelaten. De Mairepolder maakt deel uit van een gebied waar het vensterbeleid op van toepassing is (groene gebied op figuur 3.1). Het voorliggende project betreft een uitbreiding van een agrarisch bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare. In de verorde-
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
11
ning is een uitzondering gemaakt (artikel 2.7 lid 2) voor een vergroting van het agrarisch bouwvlak tot 1,5 hectare. Conclusie Het project voldoet aan de verordening. Er is sprake van een uitbreiding van een bestaand agrarisch bouwvlak tot 1,5 hectare.
Figuur 3.1. Vensters op Zeeland.
3.3. Gemeentelijk beleid Geldende bestemmingsregeling Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied, 2e herziening' uit 2006. De bestemming op perceelsniveau is: 'Agrarische doeleinden'. Op gebiedsniveau is het perceel gelegen in Zone II "Agrarisch gebied met openheid" met de subbestemming IIa "brede agrarische ontwikkeling in combinatie met openheid". Analyse Bestemming op perceelsniveau In de doeleindenomschrijving is (voor zover hier relevant) opgenomen dat gronden die op de kaart zijn aangewezen voor 'Agrarische doeleinden' zijn bestemd voor: grondgebonden agrarische bedrijven en niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten als neventak, een en ander zoals is toegestaan in artikel 28 tot en met 33; de doeleinden die in hoofdstuk III in de betrokken zone rechtstreeks zijn toegestaan bij wijze van medebestemming. Daarbij zijn per zone tevens aangegeven de doeleinden en bouwmogelijkheden die na vrijstelling (thans ontheffing) of planwijziging zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
12
Beleidskader
Bestemming op gebiedsniveau De gronden waarop de uitbreiding wordt gesitueerd, liggen in Zone IIa. Het gebied dat op de kaart is aangewezen als Zone IIa (Agrarisch gebied met brede agrarische ontwikkeling in combinatie met openheid) is mede bestemd voor: de doeleinden en bouwmogelijkheden als hiervoor bij de bestemming op perceelsniveau is overwogen; de doeleinden en bouwmogelijkheden zoals in tabel 2 en artikel 33 aangegeven. In relatie tot de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn in het plan de vormen van agrarisch gebruik opgenomen die in de verschillende zones zijn toegestaan met in achtneming van de bijbehorende voorschriften (tabel 2, zone II Agrarisch gebied met openheid). Hierbij zijn ook de mogelijke agrarische ontwikkelingsmogelijkheden weergegeven, waarbij is aangegeven of deze rechtstreeks zijn toegestaan, na vrijstelling of planwijziging of in het geheel niet. Uit de tabel blijkt dat de beoogde ontwikkeling past binnen de agrarische gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden (grondgebonden veehouderij). De uitbreiding van het agrarisch bouwvlak is mogelijk met een wijzigingsbevoegdheid en wel onder de volgende voorwaarden: a. uitbreiding is mogelijk tot 1,5 hectare voor grondgebonden bedrijven; b. planwijziging is nodig voor: 1. doelmatige bedrijfsvoering; 2. toepassing van milieuvoorschriften of wettelijke bepalingen; 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf; 4. 2 ha indien het een kassenbedrijf betreft (goedkeuring onthouden); c. er dient sprake na planwijziging sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf; d. planwijziging mag niet leiden tot: 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven; 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden; 3. onevenredige schade aan infrastructuur; 4. ten aanzien van a.4 dient tevens te worden voorzien in voldoende landschappelijke inpassing; 5. onevenredige schade aan de archeologische waarden ter plaatse van de gronden aangeduid op de voorschriftenkaart 5 als "hoge verwachtingswaarde" of "middelhoge verwachtingswaarde"; e. planwijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderij; f. planwijziging is niet toegestaan voor Zone IIb; g. burgemeester en wethouders winnen advies in bij: 1. de agrarisch deskundige omtrent de onder b opgenomen voorwaarden; 2. ten aanzien van a.4 en d.4 tevens bij de landschaps- en natuurbeschermings-deskundige; 3. ten aanzien van d.5 bij de archeologisch deskundige. Conclusie Het bouwplan voldoet aan de criteria van de wijzigingsbevoegdheid. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt hier nader op ingegaan.
3.4.
Conclusie
Rijksbeleid Het project past binnen de kaders van het rijksbeleid, waarbinnen een vitaal platteland wordt voorgestaan.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
13
Provinciaal beleid Zowel het omgevingsplan en het ontwerp van de provinciale verordening streven naar het behoud en de ontwikkeling van het platteland. Daarbinnen zijn twee doelstellingen: het in stand houden en ruimte bieden voor de agrarische productiefunctie; het streven naar een multifunctioneel platteland. Realisering van het project is binnen deze provinciale beleidskaders mogelijk. Gemeentelijk beleid Het rechtstreeks toelaten van de beoogde uitbreiding van het bouwvlak behoort binnen de bestemmingsregeling niet tot de mogelijkheden. Nu er sprake is van een gewenste ontwikkeling binnen de kaders van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid ligt het in de rede om gebruik te maken van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Het opstellen van een wijzigingsplan, dat wat betreft de bouw- en gebruiksbepalingen aansluit op de ruimtelijke situatie ter plaatse, is om deze reden aanvaardbaar.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
14
Beleidskader
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Toetsing
15
4.1. Landschappelijke inpassing Beplantingsplan De nieuwe stal sluit aan op de bestaande bebouwing. Er is daarom sprake van een logische uitbreiding van het erf. De nieuwe stal is wat betreft ruimtelijk beeld ook gelijk aan de huidige stal. Er is een beplantingsplan opgesteld. Uitgegaan wordt van een verlenging van de bestaande groensingel aan de noordzijde van het terrein en de aanplant van een nieuwe groensingel aan de noordzijde van de nieuwe stal. De lengte van deze nieuwe groensingels is 30 meter, de breedte bedraagt circa 5 meter. De inrichtingsschets is een indicatie van het beeld, de bomen zijn niet afzonderlijk op de schets vermeld.
Figuur 4.1. Beplantingsplan Mairepolder. Beoordeling Het beplantingsplan voorziet in de aanplant van voldoende bomen. Uitgangspunt is dat naast de essen ook populier of wilg worden aangeplant. Dit zijn snelgroeiende soorten die voor een effectieve afscherming op korte termijn kunnen zorg dragen. Als de essen groot genoeg zijn, worden de populieren gerooid en ontstaat een degelijke groensingel. Conclusie De aanleg van 5 meter brede beplantingsstroken wordt als voldoende beoordeeld. Het assortiment en de hoeveelheid beplanting voldoet. Voor een tijdelijke landschappelijke inpassing wordt tussen de definitieve landschappelijke inpassing een snelgroeiende boomsoort ge-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
16
Toetsing
bruikt. Op het moment dat de definitieve landschappelijke inpassing voldoende is, worden de snelgroeiende boomsoorten verwijderd. Op deze wijze wordt zorg gedragen voor een goede landschappelijke inpassing.
4.2. Bodem Beleid Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, wordt vervolgens nagegaan welke maatregelen genomen moeten worden om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren). Onderzoek Naar aanleiding van de voorgenomen realisering van een nieuw te bouwen ligboxenstal voor melkvee op een gedeelte van de Mairepolder 1 te Rilland heeft Grond-, Gewas en Milieulaboratorium "Zeeuws-Vlaanderen" BV in 2009 een bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op een gedeelte van het perceel Reimerswaal L 115. Uit dit onderzoek bleek dat er op het onderzochte gedeelte een bodemverontreiniging aanwezig is met DDE, DDD en DDT. De concentraties variëren van licht tot sterk verontreinigd. De onderzoeksresultaten zijn door het bevoegd gezag (gemeente Reimerswaal) beoordeeld. Geconcludeerd is dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Conclusie Geconcludeerd wordt dat op de locatie een ligboxenstal gebouwd kan worden. De aanwezigheid van de verontreiniging vormt hiervoor geen bezwaar. Voorwaarden hergebruik grond Er zijn voorwaarden verbonden aan het hergebruik van de vrijkomende grond. De bij de bouw vrijkomende grond kan niet zonder meer worden hergebruikt binnen de gemeente. Hiervoor is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Hergebruik van de grond binnen de gemeente dient plaats te vinden conform de geldende bodemkwaliteitskaart. Het herschikken van de grond binnen de locatie is wel toegestaan. Hergebruik buiten de locatie dient altijd te worden gemeld. Tevens moet worden opgemerkt dat er bij een eventuele nieuwe uitbreiding er mogelijk een nader onderzoek of sanering kan worden gevraagd afhankelijk van de dan geldende wet- en regelgeving.
4.3. Water Watertoets Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toetsing
17
De locatie ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Zeeuwse Eilanden, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft op 2 augustus ingestemd met het wijzigingsplan. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 1 bij dit wijzigingsplan. Huidige watersysteem Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied gelegen in de Mairepolder de volgende gegevens te ontlenen. Het perceel (en de omgeving) is sterk zettingsgevoelig. Het perceel staat niet onder invloed van zoute kwel; ook is er geen sprake van een zoetwatervoorraad. Het gebied is aangeduid als minder geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Dat houdt in dat dit gebied kwetsbaar kan zijn in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke uitbreiding zijn in principe bijzondere aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen. Het perceel ligt niet in een aandachtsgebied vanuit water. Het huidige watersysteem Het plangebied voor de beoogde functieverandering ligt aan de Mairepolder, ten zuiden van de snelweg A58. Het maaiveld ligt op circa 0,8 meter +N.A.P. De locatie ligt in het afvoergebied van het gemaal van Waarde. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting gemaal en uiteindelijk uitgelaten op de Westerschelde. Het polderpeil is voornamelijk afgestemd op de agrarische belangen. In de huidige situatie is op het perceel reeds bebouwing aanwezig. De beoogde ontwikkeling voorziet in een nieuwe ligboxstal van circa 2200 m2. De huidige woning is aangesloten op een sceptic tank. Er zijn geen problemen met het grondwater. In de (directe) omgeving van het plangebied is geen bijzondere natuur aanwezig, op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een bufferzone. Toekomstig watersysteem Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Zeeuwse Eilanden of de uitbreiding van het bouwblok past binnen de waterdoelstellingen of waterhuishoudkundige maatregelen noodzakelijk zijn. thema
beoogde functiewijziging
veiligheid (waterkering)
in en / of aangrenzend aan het perceel bevinden zich geen primaire- of regionale waterkeringen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
18
Toetsing
wateroverlast
Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren" richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. De nieuwe ligboxstal zal, omdat het regenwater dat afkomstig van het dakoppervlak schoon is, rechtstreeks naar een aan te leggen regenwaterkelder onder de stal worden gevoerd. Het water zal dan worden hergebruikt als drinkwater en proceswater. Met de realisering van de stal zal het verhard oppervlak worden vergroot met circa 2.200 m2. Om het hemelwater van dit oppervlak op te kunnen vangen is waterberging noodzakelijk. Rekening houdend met toekomstige klimaatontwikkelingen dient bij nieuw verhard oppervlak per m2 verhard oppervlak 75 mm te worden geborgen. Derhalve zal de regenwaterkelder minimaal voorzien in (2200 x 0,075=) 165 m3 waterberging.
riolering
De huidige woning is aangesloten op een sceptic tank. Dit zal niet veranderen. Onder de ligboxstal zal, naast de regenwaterkelder, een gierkelder worden gerealiseerd.
watervoorziening
De waterbeheerder vraagt nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Hergebruik van water wordt in voorliggend plan toegepast in de vorm van een regenwaterkelder onder de ligboxstal. Het regenwater wordt benut als drinkwater en als proceswater voor het bedrijf.
volksgezondheid
Niet van toepassing
bodemdaling
Niet van toepassing. Er vindt geen aanpassing van het polderpeil plaats.
oppervlaktewaterkwaliteit
de oppervlaktewaterkwaliteit wordt door de functiewijziging niet nadelig beïnvloed.
verdroging
is niet aan de orde.
natte natuur
het perceel grenst niet aan nat natuurgebied. Maatregelen zijn niet nodig.
onderhoud waterlopen
de functiewijziging leidt niet tot verandering in de waterlopen.
waterschapswegen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de omliggende waterschapswegen. De verkeersaantrekkende werking van het veehouderijbedrijf neemt niet noemenswaardig toe (zie ook paragraaf 4.6)
Conclusie Geconcludeerd wordt dat het project niet strijdig is met waterdoelstellingen of noodzaken tot waterhuishoudkundige maatregelen.
4.4. Ecologie In deze paragraaf wordt de ontwikkeling voor wat betreft ecologie, getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Toetsingskader Flora- en faunawet (soortbescherming) Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige,
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toetsing
19
met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen niet in de weg staat. Dit is het geval als ingrepen nodig zijn waarvoor ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden: a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door gedeputeerde staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van gedeputeerde staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet zal kunnen worden verkregen. Analyse Huidige ecologische waarden De locatie bestaat uit een intensief beheerd perceel (huiskavel agrarisch melkveebedrijf). Het perceel bestaat grotendeels uit verharding en deels uit grasland. Het omliggende agrarisch gebied wordt eveneens intensief beheerd. Gezien de ligging van de locatie zijn er geen broedvogels te verwachten, die zijn gekoppeld aan de omliggende agrarische percelen. Op de locatie zijn evenwel kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft algemene soorten, zoals muizen, egel en mol. Huidige waarden gebiedsbescherming De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of grenst aan dergelijke gebieden. De locatie grenst tevens niet aan een provinciale ecologische verbindingszone. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. Toetsing Flora en faunawet De grondwerkzaamheden en de realisering van het project leiden mogelijk tot verstoring en/of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren en broedvogels. Het betreft evenwel algemene soorten, waarvoor een vrijstelling geldt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
20
Toetsing
Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is vereist. Wat de gebieds- en soortbescherming betreft wordt geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Aanbeveling Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli) te starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Dit betekent dat moet worden gewerkt volgens het principe van zorgvuldig handelen. Aangezien de locatie intensief wordt beheerd, is aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten niet te verwachten.
4.5. Archeologie en cultuurhistorie Toetsingskader Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland. Archeologische waarden zijn daarbij vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart) en de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde). De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart Cultuurhistorische hoofdstructuur. Archeologie Analyse IKAW/AMK De locatie heeft op de IKAW de aanduiding "lage trefkans" op archeologische waarden. De locatie maakt op de AMK geen deel uit van een terrein van enig vastgestelde archeologische waarde. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Cultuurhistorie Analyse De Mairepolder werd in 1694 herdijkt, en maakt deel uit van de heerlijkheid Maire. De Mairepolder behoort tot het zuidwestelijk zeekleigebied dat een groot deel van Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden beslaat en wordt als het zogenoemde "nieuwland" gekarakteriseerd. Vanaf het midden van de 13e eeuw werden dijken niet meer zozeer aangelegd om bestaand land te verdedigen, maar ook om 'nieuw' land aan te winnen. In nieuwlandpolders liggen vaak resten van kreken, die bij de bedijking afgesloten werden van het buitenwater. De nieuwlandpolders zijn hoger opgeslibd en minder ingeklonken dan de oudlandpolders en liggen dus relatief hoog in het landschap. De bodemopbouw is veel uniformer dan die van de oudlandpolders. De bewoning in de nieuwlandpolders was niet gebonden aan bepaalde hoogliggende delen; de polders waren vlak en hadden een goede natuurlijke afwatering. Hierdoor kon ook een groot deel van het land gebruikt worden voor akkerbouw (graan, meekrap en vlas, later aardappelen en suikerbieten) en fruitteelt. Alleen de laagst gelegen delen langs de kreken werden als grasland gebruikt. De inrichting van de polder is meestal rationeel: een rechthoekige, relatief grootschalige verkaveling met rechte wegen. De boerderijen werden verspreid in de polders gebouwd, de nieuw gestichte nederzettingen concentreerden zich langs de we-
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toetsing
21
gen en dijken (weg- en dijkdorpen). Vanaf de 15e eeuw werden ook voorstraatdorpen gebouwd. In de 19e eeuw is het landschap van de nieuwlandpolders plaatselijk sterk beïnvloed door de aanleg van spoorwegen, kanalen en dammen, later volgde de inundatie van 1953 en de grootschalige herverkavelingen. Kenmerken van nieuwlandpolders zijn samengevat: open, agrarische polders; rationele verkaveling en inrichting van de polders met rechte, beplante dijken; inlagen en karrevelden; welen; kreken / kreekrestanten. Toetsing De locatie heeft de volgende kenmerken. de Mairepolder is een open, agrarische polder (nieuwland); de polder is rationeel verkaveld; er is geen sprake van nabij gelegen inlagen of karrevelden; welen zijn niet op of in de omgeving van de locatie gelegen; nabij de locatie (Duivenhoek) ligt een binnengedijkte kreek. Er is geen sprake van bijzonder cultuurhistorische waarde (waardevolle bebouwing). De dijk ten zuiden van het projectgebied is als beschermde dijk aangewezen. De ontwikkeling vindt in aansluiting op het bestaande agrarische complex plaats. Er doet zich geen aantasting van de ruimtelijke kenmerken van de Mairepolder en de nabijgelegen beschermde dijk voor. De cultuurhistorische waarde wordt behouden. Conclusie Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de realisering van het project.
4.6. Verkeer Analyse De locatie wordt voor het verkeer ontsloten via de route Gaweegsedijk, Valkenissepolder, Krommeweg, Mairepolder. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Het groeien van de veestapel als gevolg van het realiseren van de nieuwe ligboxstal zal leiden tot een zeer beperkte toename van wegverkeer (aan- en afvoer van veevoer, mest en melk). De toename van wegverkeer is echter zeer marginaal. Aanvoer van veevoer vindt 1 à 2 keer per maand extra plaats. Melk wordt, in verband met regelgeving al regelmatig opgehaald. De transporteur zet hiervoor op de melkproductie afgestemde melkwagens in. In de praktijk betekent dit dat met een grotere melkwagen gereden zal worden. Conclusie De uitbreiding leidt tot een zeer beperkte toename van de verkeersstromen van en naar het melkveebedrijf. De toename is echter zo gering dat deze niet leidt tot problemen op het wegennet. Verkeer vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
22
Toetsing
4.7. Geluid Toetsingskader en analyse Een ligboxstal wordt door de Wet geluidhinder niet als geluidsgevoelige bestemming aangemerkt. Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van wegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk. Conclusie De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.8. Luchtkwaliteit Toetsingskader Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (hierna: Wlk). In het Besluit en de Regeling "niet in betekenende mate" is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Analyse De beoogde ontwikkeling houdt een uitbreiding van het bestaande melkveebedrijf in. Het project is wat aard en omvang en ruimtelijke effecten betreft, vergelijkbaar met een project dat "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Conclusie In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit oogpunt van bescherming van de gezondheid van de mens wel rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties binnen de gemeente Reimerswaal, wordt gesteld dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen van de Wlk. De Wlk staat de realisering van het project niet in de weg.
4.9. Relatie met omliggende functies Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van milieubelastende activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Wet geurhinder en veehouderij De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt: voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (Regeling geurhinder en veehouderij), geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object; voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Toetsing
23
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Voor geurgevoelige objecten die deel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom. Analyse Binnen een straal van ongeveer 800 m rond de beoogde ontwikkeling zijn geen bedrijven of woningen gelegen. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt een afstand van 50 m van een melkveehouderij en geurgevoelige objecten. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Gezien de afstand tot omliggende functies zal er ook geen sprake zijn van overige milieuhinder als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Conclusie Door de uitbreiding van het melkveebedrijf met een extra ligboxenstal doen zich geen belemmeringen voor ten aanzien van omliggende gevoelige functies. Omliggende functies staan de realisering van deze ontwikkeling niet in de weg.
4.10.
Externe veiligheid
Analyse Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies kan het aspect externe veiligheid van belang zijn. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op: vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen; bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Vervoer van gevaarlijke stoffen In december 2009 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Over de A58 worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Omdat deze weg op ongeveer 250 meter afstand van de beoogde ontwikkeling ligt, treden er geen knelpunten op tussen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
24
Toetsing
het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A58 en de beoogde ontwikkeling. Op en in de directe nabijheid van de locatie vinden andere relevante activiteiten (vervoer over water, weg of spoorweg, of via buisleidingen en bedrijvigheid) niet plaats. Als gevolg van de ontwikkeling neemt het aantal personen niet toe. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor de beoogde ontwikkeling.
4.11.
Kabels en leidingen
Analyse Voorschriftenkaart 6 van het bestemmingsplan Buitengebied bevat de ligging van de (ondergrondse) leidingen. De gronden aan de Mairepolder 1 liggen binnen het toetsingsgebied van de leidingen. Ter plaatse zijn de volgende leidingen aanwezig: 80 meter ten zuiden van het perceel: ondergrondse hoogspanningkabel; 100 meter ten zuiden van het perceel: afvalwaterpersleiding. Tot 5 meter aan weerszijden van de afvalwaterpersleiding en tot 36 meter aan weerszijden van de hoogspanningsleiding zijn de gronden bestemd voor de genoemde leidingen. De ontwikkeling vindt op ruimere afstand van de genoemde leidingen plaats. Tevens ligt op ongeveer 80 meter ten noorden van het perceel een bovengrondse hoogspanningsleiding. Voor deze leiding geldt een zakelijke rechtstrook van 60 meter. De beoogde ontwikkeling ligt buiten deze strook. Conclusie Kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de realisering van het project.
4.12.
Economische uitvoerbaarheid
Toetsingskader Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de economische uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. Analyse De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Voorliggende ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien het kostenverhaal met een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente is voorzien. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het project financieel uitvoerbaar is.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Juridische planbeschrijving
25
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke onderdelen de bestemmingsregeling wordt gewijzigd.
5.1. Toepassing Wijzigingsbevoegdheid Wijzigingsbevoegdheid Het bestemmingsplan Buitengebied biedt het college in artikel 29, lid 7 de mogelijkheid om met toepassing van artikel 11 WRO (thans 3.6 Wro) een vergroting van het bouwvlak mogelijk te maken. Voordat de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast, dient te worden voldaan aan de volgende regels: a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan: 1. 1,5 ha indien het een grondgebonden bedrijf betreft; 2. 1 ha indien het een niet-grondgebonden bedrijf betreft met de subbestemming Ait; 3. 1 ha indien het een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, niet zijnde een regionale mestverzamelsilo, betreft met de subbestemming Aan; 4. 2 ha indien het een kassenbedrijf betreft met de subbestemming Ag;(goedkeuring onthouden) b. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor: 1. een doelmatige bedrijfsvoering; 2. toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen; 3. de continuïteit van het agrarisch bedrijf; 4. ten aanzien van a4. dient te worden aangetoond dat verplaatsing niet mogelijk is. c. na planwijziging dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf; d. planwijziging mag niet leiden tot: 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige bedrijven; 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de aangrenzende gronden; 3. onevenredige schade aan de infrastructuur; 4. voorzien dient te worden in voldoende landschappelijke inpassing; 5. onevenredige schade aan de archeologische waarden ter plaatse van de gronden aangeduid op de voorschriftenkaart 5 als "hoge verwachtingswaarde" of "middelhoge verwachtingswaarde"; e. planwijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderij; f. planwijziging is niet toegestaan voor Zone IIb; g. burgemeester en wethouders winnen advies in bij: 1. de agrarische deskundige omtrent de onder b opgenomen voorwaarden; 2. landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige; 3. de archeologisch deskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
26
Juridische planbeschrijving
Toetsing voorwaarden Het project is aan de regels van de wijzigingsbevoegdheid getoetst. Dit leidt tot de volgende bevindingen. a. De oppervlakte van het nieuwe agrarische bouwblok bedraagt 14.623 m². Daarmee wordt voldaan aan de in de wijzigingsbevoegdheid gestelde maximale oppervlakte van 1,5 hectare. De aspecten onder a2, a3 en a4 zijn niet relevant. b. Het project is beoordeeld door de Agrarische Adviescommissie Zeeland (AAZ), die op 10 maart 2008 advies heeft uitgebracht (zie bijlage 2). Mede naar aanleiding hiervan heeft de gemeente het volgende geconcludeerd: 1. er is sprake van een doelmatig bedrijf; 2. dit aspect is niet aan de orde; 3. door de uitbreiding is de continuïteit op langere termijn gewaarborgd; 4. het bedrijf betreft geen glastuinbouwbedrijf. Verplaatsing is daarom niet onderzocht. Bovendien is het bedrijf vanwege woningbouwuitbreidingen op de oorspronkelijke locatie naar de huidige locatie verplaatst. c. Van Wezel V.O.F. exploiteert een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf, waarvan de continuïteit op de langere termijn gewaarborgd zal zijn. Het verzoek tot aanpassing van het bouwblok kan vanuit een positieve grondhouding worden benaderd. De AAZ is van oordeel dat vergroting van het bouwblok zodanig is dat de geprojecteerde ligboxstal en de uitbreiding van de voeropslag naast de huidige ligboxstal kunnen plaatsvinden. Ten aanzien van de aan de achterzijde ingetekende kuilplaten en mestsilo merkt de AAZ op dat deze vooralsnog niet aan de orde zullen zijn, dan wel dat het onzeker is of deze gerealiseerd zullen worden. Vergroting ten behoeve van deze voorzieningen acht de AAZ dan ook niet noodzakelijk. Het college heeft dit advies gevolgd en dit aan de initiatiefnemer medegedeeld ( 1 april 2008). d. Het uitbreidingsplan is getoetst aan de onder 1 tot en met 5 genoemde criteria. Daarbij is het volgende geconcludeerd. 1. Er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige bedrijven plaats. Het meest nabij gelegen bedrijf en burgerwoning bevinden zich op circa 800 meter en vormen geen belemmering. Evenzeer vormen het meest nabijgelegen bedrijf en de burgerwoning geen probleem voor de ontwikkeling; 2. Er vindt geen onevenredige verstening, verglazing en versnippering van aangrenzende gronden plaats. Het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij de uitbreiding door de AAZ is goedgekeurd. Uitbreiding vindt plaats in aansluiting op het bestaande bouwvlak. 3. De verkeersproductie en -attractie neemt niet noemenswaardig toe (zie ook hoofdstuk 4). Om deze reden is geen schade aan de infrastructuur te verwachten. 4. Het betreft geen glastuinbouwbedrijf. Toetsing aan landschappelijke inpassing is geen voorwaarde. Overigens op basis van het omgevingsplan en de provinciale verordening landschappelijke inpassing toetsingskader. Met het oog hierop heeft landschappelijke inpassing plaatsgevonden (zie hoofdstuk 4). Geconcludeerd is dat sprake is van voldoende landschappelijke inpassing. 5. Ter plaatse zijn geen archeologische waarden aanwezig. Schade is om deze reden niet te verwachten. e. Het betreft een grondgebonden veeteeltbedrijf. Aangrenzende percelen en in de omgeving gelegen percelen behoren tot de melkveehouderij. Planwijziging is om deze reden toegestaan. f. De locatie is gelegen in zone IIa. Planwijziging is daarom toegestaan. g. Burgemeester en wethouders hebben advies ingewonnen bij genoemde instanties en deskundigen. 1. De AAZ heeft positief gereageerd op het verzoek van de initiatiefnemer.
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische planbeschrijving
27
2. Er is een landschapsplan opgesteld. Voldaan is aan de voorwaarden uit de provinciale verordening en het Omgevingsplan. 3. Archeologische aspecten zijn niet aan de orde. Het raadplegen van een archeoloog is om deze reden niet noodzakelijk.
5.2. Plankaart Bestemmingsplan Op de plankaart is het agrarisch bedrijf voorzien van de bestemming Agrarische doeleinden. Hiervoor is een nauwsluitend bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De goothoogte bedraagt ten hoogste 6 meter. Ter plaatse van de beoogde uitbreiding is geen bouwvlak opgenomen. Wijziging Het bouwplan wordt in aansluiting op het bouwvlak aan de achterzijde gerealiseerd, ten westen van de bestaande ligboxenstal. Om deze reden is wijziging van de plankaart nodig in de vorm van vergroting van het bouwvlak in westelijke richting. Het nieuwe bouwvlak is niet groter dan 1,5 hectare.
5.3. Voorschriften De voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied 2H (vastgesteld 30 mei 2006, goedgekeurd 7 mei 2002) blijven onverkort van toepassing voor de locatie waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt. Wijziging van de voorschriften is niet nodig.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
0703.008354.00
28
Juridische planbeschrijving
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Advies Waterschap Zeeuwse Eilanden
1
0703.008354.00
2
Bijlage 1
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Advies AAZ
1
0703.008354.00
2
Bijlage 2
0703.008354.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
kaart(en)