Vaste Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. de griffier
Email:
[email protected]
Datum
ons kenmerk
Utrecht, 13 december 2013 Onderwerp Reactie LOSR/MOgroep op Wijzigingswet Wwb/28-11-2013
ER/SM/131212 contactpersoon Ernst Radius
[email protected]
Geachte leden van de vaste commissie sociale zaken en werkgelegenheid, De wijzigingsvoorstellen voor de Wet werk en bijstand (Wwb) zijn onverantwoord! De LOSR gaat in deze brief nader in op de gevolgen van de wijzigingen van de maatregelen over vervangen van langdurigheidtoeslag, kostendelersnormen en stopzetten van uitkering. De LOSR doet eveneens per onderwerp aanbevelingen. Inleiding Een bijstandsuitkering is een vangnetvoorziening. De sociaalraadslieden, verenigd in de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR), zien dagelijks deze kwetsbare burgers die (al) rondkomen van bijzonder weinig inkomen steeds meer een beroep doen op de bijstand. Deze kwetsbare mensen hebben veelal schulden en/of betalingsachterstanden, en kampen met complexe problemen: schulden, echtscheiding, psychosociale problematiek. Mensen met afstand tot de arbeidsmarkt hebben vooral goede begeleiding nodig. Eerst begeleiding voor de oplossing van persoonlijke problemen, dan voor het doen van zinvolle dagbesteding of vrijwilligerswerk en liefst betaald werk (Schaarste, Mullainathan en Shafi, 2013). De wijzigingen in het voorliggende wetsvoorstel wijzigingen dwingen gemeenten in een ongewenst keurslijf van controle en handhaving. Dat bevordert bureaucreatie, gaat ten koste van de menselijkheid en randvoorwaarden als maatwerk en begeleiding. We creëren zo een harde samenleving waarin mensen in de bijstand als paria’s voortdurend gestraft kunnen worden als zij niet direct voldoen aan allerlei bureaucratische verplichtingen, gaan samenwonen of iemand in de buurt gaan helpen. Gestraft en gebrandmerkt door maatregelen waarvan de effectiviteit niet eens is bewezen. Sowieso dreigen veel mensen in de bijstand door deze maatregelen onder de beslag vrije voet te komen. Dat duwt mensen nog meer in schulden en armoede, waar ook kinderen de dupe van zijn. Dit staat haaks op de gedachte van een participatiesamenleving waarin mensen naar elkaar omkijken. Een harde overheid die burgers zonder pardon laat vallen leeft een slecht voorbeeld voor.
pagina 1 van 12
Sociaal raadslieden kijken deze mensen in de ogen en horen hun ellende. Onze aanbevelingen stoelen op de concrete alledaagse werkelijkheid. De Wwb-voorstellen van het kabinet creëren een vrijbrief voor Colleges om ongecontroleerd individuele burgers in de bijstand te korten, te straffen of te negeren. De voorstellen leiden tot onrechtvaardige effecten. Bijvoorbeeld bij de doorwerking op de beslagvrije voet. Als beslag gelegd wordt op het loon van een moeder die samenwoont met een kind van 18, 19 of 20 jaar, zal de beslagvrije voet minder zijn dan die van een alleenstaande en zal de gemeente aanvullende bijzondere bijstand moeten verstrekken. De Wwb-voorstellen zadelen gemeenten op met meer bureaucratie, verplichte controle en handhaving, waarvoor zij niet de benodigde mensen hebben. Steek liever meer energie, tijd en geld in begeleiding van kwetsbare burgers en stop met pesten en niet uitvoerbare bureaucratische controles en straffen. De Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden stelt voor om deze wetswijziging te verbeteren en te veranderen om zo meer recht te doen aan de armste en kwetsbaarste burgers, ten aanzien de volgende punten: PUNT 1 Het invoeren van een kostendelersnorm in de bijstand, AOW, en minimumregelingen (Anw, IOAW, IOAZ en Toeslagenwet). De LOSR beveelt aan: onderzoek voordat de maatregelen zouden worden uitgevoerd eerst welke effecten de maatregelen hebben op de beslagvrije voet en rapporteer dit terug naar de Tweede Kamer. De LOSR beveelt dat aan omdat deze kostendelersnorm ertoe leidt dat: meer mensen in de bijstand alleen zullen gaan wonen: kinderen gaan versneld op kamers, zussen en broers die samenwonen voor een beter sociaal leven gaan apart wonen. Het leidt tot vereenzaming en uiteindelijk tot verarming. Door de kostendelersnorm zullen burgers sneller onder de beslagvrije voet terecht komen met alle financiële en sociale gevolgen van dien. Mantelzorg afneemt en zorgkosten dus toenemen. Kwetsbare mensen bij niet verstrekken van informatie onder de beslagvrije voet komen. Kwetsbare mensen door niet te verkrijgen informatie ten onrechte onder beslagvrije voet komen. Kwetsbare mensen door beslag onder de bijstandsnorm komen. De LOSR/MOgroep beveelt aan ten aanzien van de gevolgen van de kostendelersnorm bij verblijf in inrichting, verpleeg- of verzorgingshuis: een hardheidsclausule. De Gemeente zou in die gevallen dat aan het delen van een woning een noodzaak ten grondslag ligt af moeten kunnen zien van toepassing van de kostendelersnorm. Laat College verantwoording afleggen over wijze waarop en mate waarin de hardheidsclausule jaarlijks wordt toegepast.
pagina 2 van 12
PUNT 2 Het vervangen van de langdurigheidtoeslag door een individuele inkomenstoeslag. De LOSR beveelt aan: Schaf de langdurigheidtoeslag niet af en zorg ervoor dat gemeenten niet alleen burgers in de bijstand hierover informeren, maar ook werkende armen, ZZP-ers en ouderen met slechts AOW. Laat het College verantwoording afleggen over de wijze waarop en mate waarin de langdurigheidtoeslag jaarlijks wordt toegepast. De LOSR/MOgroep beveelt dit aan omdat: de individuele inkomenstoeslag leidt tot willekeur ten opzichte van de allerarmsten. Afschaffen van de categoriale bijzondere bijstand leidt voor gemeenten tot extra uitvoeringskosten: de minder zelfredzame cliënten die nu automatisch bijzondere bijstand krijgen, zullen voor het indienen van een aanvraag Individuele Inkomenstoeslag en aantonen kosten een beroep moeten doen op hulpverlenende instanties. Als ze daar al aan toe komen. Juist deze meest kwetsbare groep cliënten, voor wie wet- en regelgeving een onoverkomelijke drempel vormt, en die niet in zicht is bij hulpverlenende instanties, zal onevenredig hard getroffen worden. Een garantie voor de spiraal van armoede, schulden, verpaupering, isolement. Er ontstaat willekeur tussen gemeenten, en willekeur binnen gemeenten. De individuele inkomenstoeslagen zijn niet vergelijkbaar en toetsbaar. PUNT 3 Uniformering van diverse arbeidsverplichtingen en bijbehorende maatregelen. De LOSR beveelt aan ten aanzien van veranderingen maatregelenbeleid: Laat voorafgaand aan de zoektermijn een korte intake plaats vinden, waarin wordt bekeken of iemand al dan niet aan de arbeidsverplichtingen kan voldoen. De LOSR/MOgroep beveelt dit aan omdat: van de kwetsbare groep mensen met multiproblematiek niet altijd verwacht kan worden dat zij aan de arbeidsverplichtingen kunnen voldoen. Het wetsvoorstel spreekt van ‘naar het vermogen’ aan verplichtingen voldoen. Dit begrip is te zeer subjectief. Het biedt onvoldoende waarborg voor die mensen die door in de persoon gelegen factoren (tijdelijk) niet kunnen voldoen aan de arbeidsverplichtingen. Door de zoektermijn wordt niet vooraf getoetst of iemand in staat is om aan de arbeidsverplichtingen te voldoen, maar pas na een termijn van vier weken. Met het zeer reële risico op onmacht en overmacht, geen inkomen, en dus schulden en nog meer problemen. I Aanbeveling LOSR ten aanzien van zoektermijn 4 weken voor 27 jaar en ouder en extra eisen aan uitkeringsgerechtigden: Geef gemeenten beleidsruimte om te bepalen of betreffende persoon voldoet aan inspanningsverplichtingen en laat zij haar beleid verantwoorden naar het bestuur. De LOSR/MOgroep beveelt dit aan omdat: een uniforme verplichte maatregel van drie maanden geen uitkering, is funest voor mensen aan de ‘onderkant’ van de samenleving. Deze inspanningsvereiste zal gelden voor alle aanvragers, ongeacht multiproblematiek of arbeidsperspectief. Gemeenten krijgen geen vrijheid voor maatwerk of afwijken, en kunnen geen onderscheid maken tussen niet willers en niet kunners. De gemeente zal moeten controleren en handhaven, begeleiden en ondersteunen. Drie maanden geen inkomen is opnieuw garantie voor stapeling problemen, armoede, huisuitzetting, geen brood. Bij slachtoffers huiselijk geweld, met kinderen op straat, GGZclienten, enz. Garantie voor
pagina 3 van 12
hogere maatschappelijke kosten met een toename van sociaal psychische problematiek, waarin de kwetsbaarheid van de klant/gezin toeneemt. II Aanbeveling LOSR ten aanzien van drie maanden stopzetting uitkering. Schrap de maatregel stopzetting uitkering en geef gemeenten de beleidsruimte passende maatregelen te nemen die zorg dragen voor de gewenste gedragsverandering, zonder daarmee direct deze mensen in financiële problemen te brengen. Laat Colleges verantwoording afleggen over wijze waarop en mate waarin de maatregel jaarlijks wordt toegepast. De LOSR/MOgroep beveelt dit aan omdat de zeer reële schade door het ontnemen van inkomen dusdanig groot is voor betrokkenen zelf en de maatschappij, dat het onverantwoord is. Bovendien wordt voorbij gegaan aan het doel van het maatregelenbeleid: het bewerkstelligen van een gedragsverandering. De maatregel heeft slecht een punitief karakter. De uitkeringsgerechtigde kan zijn of haar gedrag niet meer bijstellen. III Aanbeveling LOSR ten aanzien van verplichting tot tegenprestatie Zet instrumenten tot tegenprestatie vooral in om mensen meer en beter te begeleiden naar zinvolle dagbesteding, vrijwilligerswerk en liefst betaald werk. Maak daarbij gebruik van eigen kracht van mensen, hun sociale netwerk en het netwerk van vrijwilligers en lokaal welzijn. De LOSR/MOgroep beveelt dit aan omdat tegenprestatie hier gene vrijwilligerswerk is, maar een stap in re-integratie. Dat vergt maatwerk, tijd, stevige begeleiding en opleiding. Van gemeenten en organisaties vergt dit mankracht op controle en handhaving, begeleiding en hoge uitvoeringskosten. Deze dringende voorstellen tot wetswijziging motiveren we en lichten we hieronder verder toe, met voorbeelden.
pagina 4 van 12
PUNT 1 Hoofdstuk 1 (MvT) : Het invoeren van een kostendelersnorm in de bijstand, AOW, en minimumregelingen (Anw, IOAW, IOAZ en Toeslagenwet) Dit voorstel leidt er volgens de LOSR er dat mensen in de bijstand meer en eerder alleen zullen gaan wonen. Het breekt huishoudens op en vergroot de behoefte aan beschikbare woonruimte. Kinderen gaan versneld op kamers, zussen en broers die samenwonen voor een beter sociaal leven gaan apart wonen. Het leidt tot vereenzaming en uiteindelijk tot verarming. Door de kostendelersnorm zullen burgers sneller onder de beslagvrije voet terecht komen met alle financiële en sociale gevolgen van dien. Afname mantelzorg De kostendelersnorm wordt ingevoerd om stapeling van uitkeringen te voorkomen. Er wordt echter voorbij gegaan aan het feit dat aan het verblijf in dezelfde woning vaak geen economische keuze ten grondslag ligt. Mantelzorg neemt door deze kostendelersnorm dan ook af. De kostendelersnorm maakt het voor uitkeringsgerechtigde mantelzorgers wel heel onaantrekkelijk de zorg voor een zorgbehoevend familielid op zich te nemen. Er ontstaat immers naast een zorgafhankelijkheid ook een financiële afhankelijkheid. De kans is groot dat uitkeringsgerechtigden de zorg voor een inwonende familielid zullen afwentelen op AWBZ-zorg. Dat leidt tot meer betaalde en daardoor duurdere opvang, thuiszorg etc. Mensen met een beperking belanden in deze situatie immers sneller naar een instelling omdat de ouder of het familielid in inkomen wordt beperkt.. Van overheidswege wordt steeds meer verwacht dat familie zorgtaken op zich neemt, terwijl de ondersteuning aan mantelzorgers afneemt. Kortom: goedkoop is duurkoop: Door de uitkeringskorting staan mensen meer alleen. Zij voelen zich door de overheid afgestraft terwijl zij juist het werk doen, zoals zorg of verpleging of oppas die anders door kostbare instellingen of voorzieningen moet worden geleverd.
Kostdelersprincipe en gevolgen voor beslagvrije voet: Beslagvrije voet bij niet verstrekken van informatie: De LOSR/MOgroep maakt zich grote zorgen over de consequenties van het Wwb-wetsvoorstel voor de hoogte van de beslagvrije voet. Een op zichzelf logisch gevolg van de invoering van de kostendelersnorm is dat ook de systematiek waarop de beslagvrije voet wordt berekend, moet worden aangepast. Op het eerste oog lijkt dit niet ingewikkeld, mits de invorderingsafdelingen van de overheid en de gerechtsdeurwaarders over alle gegevens beschikken om de beslagvrije voet correct te berekenen. In de huidige praktijk leidt dit echter al tot grote problemen. Het niet beschikken over alle informatie heeft tot gevolg dat de beslagvrije voet te laag wordt vastgesteld. Bijvoorbeeld omdat de beslagvrije voet gehalveerd wordt als het inkomen van de partner niet bekend is. De oorzaken van niet beschikbare of bekende informatie liggen in een breed spectrum van valkuilen variërend van in psychosociaal onvermogen c.q. een te kort aan kennis en vaardigheden bij de debiteur tot aan het op een ondoorzichtige wijze inwinnen van informatie door invorderingsafdelingen van de overheid en de deurwaarder. Dit laatste is ook waar het rapport “Met voeten getreden” van de
pagina 5 van 12
Nationale ombudsman aandacht voor vraagt.1 De LOSR/MOgroep voorziet met zorg dat met de invoering van de voorgestelde Wwb-wetswijziging een te lage beslagvrije voet veel vaker voor zal gaan komen, vanwege het ontbreken van informatie. Onder de nieuwe wet zou dat direct desastreuze gevolgen hebben door strafkortingen en een keten van verdere problemen. Neem als voorbeeld de volgende situatie: Op het inkomen van een alleenstaande moeder met drie thuiswonende kinderen van 18, 20 en 22 jaar wordt beslag gelegd. Wanneer niet over de gegevens wordt beschikt om de beslagvrije voet te kunnen berekenen, zal de beslagvrije voet aan de hand van de gegevens uit het gba als volgt worden berekend. (40% + 4 x 30%) 90% van x € 1354,54 = € 487,63 4 Wanneer aangetoond wordt dat alle kinderen studerend zijn bedraagt de beslagvrije voet: (40% + 1 x 30%) 90% van x € 1354,54 = € 853,36 1
Beslagvrije voet indien debiteur geen informatie kan verkrijgen Als de debiteur weet en in staat is om informatie te verstrekken om de beslagvrije voet correct te berekenen, zal hij toch niet altijd over alle benodigde informatie kunnen beschikken. Om te voorkomen dat een medebewoner als kostendeler meetelt, zal de debiteur bijvoorbeeld moeten kunnen aantonen dat betrokken medebewoner studeert, of dat het een onderhuurder betreft. Het is maar zeer de vraag of betrokkene (wanneer het geen familie betreft) bereid is deze informatie (tijdig) te verstrekken. Bovendien bepaalt het wetsvoorstel dat de beslagvrije voet wordt verhoogd met een deel van de woonkosten naar rato van het aantal meerderjarige personen die meetellen voor de kostendelersnorm. Dus bij twee medebewoners mag de helft van de woonkosten bijgeteld worden bij de beslagvrije voet. Maar ook hier geldt dat betrokkene wel over de gegevens moet kunnen beschikken van de woonkosten (huur- of hypotheekrente) en de huurtoeslag.
1
Met voeten getreden. Schendingen van de beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarders, Nationale ombudsman 2 november 2013, rapport 2013/150.
pagina 6 van 12
Door beslag onder bijstandsniveau
Voorbeeld: Wanneer een moeder met een zoon van 18, 19 of 20 jaar woont en ze ontvangen allebei bijstand, dan ontvangen ze de volgende bedragen - moeder 50% x € 1354,54 = € 677,27 - zoon 50% x 468,02 = € 234,01 Gezamenlijk is dit € 911,28. Dit is gek genoeg minder dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande ad. € 948,18.
In deze situatie zal de gemeente wanneer het kind geen beroep kan doen op de onderhoudsplicht van de andere ouder, op grond van art. 12 Wwb aanvullende bijzondere bijstand verstrekken. Veelal zal de gemeente het totaal inkomen aanvullen tot aan de norm gelijk aan 90% van de echtparennorm. Dat wil zeggen 1219,09 euro. Dit komt neer op een aanvullende bijzondere bijstand van € 307,81.
Voorbeeld: Wanneer in deze situatie de moeder geen WWB-uitkering maar een looninkomen heeft, en op dat inkomen is beslag gelegd, dan bedraagt de basisnorm voor de beslagvrije voet 90% van 677,27 = 609,54
Aangezien dit een te laag inkomen is zal er in beginsel aanvullende bijzondere bijstand verstrekt moeten worden door de gemeente van zo’n € 300 per maand. Het zou niet moeten zijn dat je door beslag onder het bestaansminimum terecht komt en dat dit met bijzondere bijstand hersteld moet worden. Bij de eerdere inmiddels weer ingetrokken wetswijziging mbt de huishoudinkomenstoets werd al voor dit fenomeen gewaarschuwd.2 Met het Wwb-wetsvoorstel lijkt de overheid dezelfde fout te herhalen.
Aanbeveling LOSR: Onderzoek voordat de maatregelen zouden worden uitgevoerd eerst welke effecten de maatregelen hebben op de beslagvrije voet en rapporteer dit terug naar de Tweede Kamer.
André Moerman en Henk van Deutekom, Loonbeslag, wie gaat dat betalen? De gevolgen van de huishoudtoets voor de beslagvrije voet. Sociaal Bestek juni/juli 2012, p. 24-26. 2
pagina 7 van 12
● Beslagvrije voet bij verblijf in inrichting, verpleeg- of verzorghuis Aangezien dit wetsvoorstel de bepaling van de beslagvrije voet wijzigt, geeft dit meteen de mogelijkheid om een onjuiste interpretatie van de wet te corrigeren, waarbij de beslagvrije voet voor mensen die in een zorginstelling te laag wordt vastgesteld. Art. 475d lid 4 Rv bepaalt: “Indien de schuldenaar ter verzorging of verpleging in een daartoe bestemde inrichting is opgenomen bedraagt de beslagvrije voet de prijs die is verschuldigd voor verzorging dan wel verpleging. De beslagvrije voet wordt verhoogd met twee derden van de bijstandsnorm genoemd in artikel 23 van de Wet werk en bijstand.” In art. 23 WWB staat: Bij een verblijf in een inrichting is de norm per kalendermaand, indien het betreft: a. een alleenstaande of een alleenstaande ouder: € 300,15 b. gehuwden: € 466,85. Het bedrag van de norm, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met: a. voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 39,00; b. voor gehuwden € 84,00. Deurwaarders hanteren op basis van een grammaticale interpretatie van de wettekst de volgens beslagvrije voet norm voor een alleenstaande (ouder): 2/3 van (300,15 + 39) = € 226,10 Volgens deze grammaticale interpretatie wordt slechts 2/3 van de normpremie zoals vermeld in art. 23 lid WWB genomen. De bijstandsnorm voor verpleegden en verzorgden is echter verhoogd met de normpremie omdat betrokkene anders niet de premie ziektekostenverzekering kan betalen. Rekening houdend met de bedoeling van de wetgever moet bij de berekening van de beslagvrije voet de normpremie dan ook volledig worden meegenomen (in plaats van 2/3). Dit levert de volgende berekening van de beslagvrije voet op: (2/3 van 300,15) + 39 = € 239,10 Door de belastingdienst en in de vtlb-berekening voor de WSNP wordt uitgegaan van deze wetshistorische interpretatie. Dit verschil van € 13 lijkt weinig maar is voor mensen met zo’n laag inkomen van wezenlijk belang. Dit verschil in interpretatie van art. 475d lid 4 Rv kan eenvoudig worden verholpen door de tweede zin met de volgende tekst te vervangen: “De beslagvrije voet wordt verhoogd met twee derden van de bijstandsnorm genoemd in artikel 23 lid 1 van de Wet werk en bijstand, verhoogd met de normpremie genoemd in artikel 23 lid 2 van de Wet werk en bijstand.”
pagina 8 van 12
Aanbeveling LOSR: De LOSR pleit daarom voor een hardheidsclausule. De Gemeente zou in die gevallen dat aan het delen van een woning een noodzaak ten grondslag ligt af moeten kunnen zien van toepassing van de kostendelersnorm. Laat College verantwoording afleggen over wijze waarop en mate waarin de hardheidsclausule jaarlijks wordt toegepast.
PUNT 2 Hoofdstuk 4.4 (MvT) Het vervangen van de langdurigheidtoeslag door een individuele inkomenstoeslag Een individuele inkomenstoeslag in plaats van een langdurigheidtoeslag leidt tot willekeur ten opzichte van de allerarmsten. Het afschaffen van de categoriale bijzondere bijstand zadelt gemeenten op met extra uitvoeringskosten zorgen. De minder zelfredzame cliënten krijgen nu automatisch bijzondere bijstand. Als dat is afgeschaft zullen zij voor het indienen van een aanvraag en het aantonen van hun kosten een beroep doen op de hulpverlenende instanties. Juist de meest kwetsbare groep cliënten, voor wie administratie en wet- en regelgeving een onoverkomelijke brei en drempel is, en die buiten het zicht zijn van hulpverlenende instanties, worden onevenredig hard getroffen. Ook het niet gebruik van inkomensondersteunende middelen zal onder deze groep toenemen. De langdurigheidtoeslag heeft zijn waarde dan ook allang bewezen. Armoede is de oorzaak van grote achterstanden en levert gezondheidsrisico’s op. Dat blijkt ook uit onderzoek (o.a. door Esping Andersen). Onderzoek geeft aan dat lang op een minimuminkomen zitten, leidt tot verpaupering en verarming, isolement, meer ziekte en minder kansen voor kinderen. De kans dat die verarming in de volgende generatie doorgaat is 70% (zie Esping Andersen). Arme mensen leven gemiddeld 4 jaar korter en zijn vaker ziek. Dit kost de samenleving geld. Langdurigheidtoeslag is dus hard nodig voor deze mensen. Er ontstaat willekeur tussen gemeenten en willekeur binnen gemeenten omdat individuele inkomenstoeslagen niet vergelijkbaar en toetsbaar zijn. Bijstand voor mensen die meer dan drie jaar op het minimum inkomen zitten, worden een lokale speelbal en ondergeschikt aan de politieke waan van de dag.
Aanbeveling LOSR: Schaf de langdurigheidtoeslag niet af en zorg ervoor dat gemeenten niet alleen burgers in de bijstand hierover informeren , maar ook werkende armen, ZZP-ers en ouderen met alleen een AOW. Laat College verantwoording afleggen over wijze waarop en mate waarin de langdurigheidtoeslag jaarlijks wordt toegepast.
pagina 9 van 12
PUNT 3 Hoofdstuk 7.4 uniformering van diverse arbeidsverplichtingen en bijbehorende maatregelen Veranderingen maatregelenbeleid Het opleggen van een maatregel heeft als doel een gedragsverandering tot stand te brengen. Het opleggen van een maatregel is dus alleen dan gerechtvaardigd. En zal dus alleen effect hebben wanneer de verwijtbare gedraging bewust begaan is. Veel van de cliënten die door Sociaal Raadslieden worden gezien, kampen met multiproblemen. Juist van deze kwetsbare groep kan niet altijd verwacht worden dat zij aan de arbeidsverplichtingen kunnen voldoen. In het Wwb-wetsvoorstel wordt met betrekking tot de arbeidsverplichtingen steeds gesproken dat er ‘naar het vermogen’ aan moet worden voldaan. Dit is echter een zeer subjectief begrip, dat onvoldoende waarborg biedt voor die mensen die door in de persoon gelegen factoren (tijdelijk) niet kunnen voldoen aan de arbeidsverplichtingen. Met de opgelegde zoektermijn van vier weken wordt niet vooraf getoetst of iemand wel ‘naar vermogen’ in staat is om aan de arbeidsverplichtingen te voldoen. Toetsing vindt pas plaats na een termijn van vier weken. Een garantie voor problemen.
Aanbeveling LOSR: Laat voorafgaand aan de zoektermijn een korte intake plaats vinden, waarin wordt bekeken of iemand al dan niet aan de arbeidsverplichtingen kan voldoen.
Zoektermijn van 4 weken voor 27 jaar en ouder Bij het invoeren van een zoektermijn (inspanningsvereiste) van vier weken voor personen van 27 jaar en ouder, zal de focus komen te liggen op de mogelijkheden en capaciteiten van personen. Iemand is verplicht om in deze periode actief op zoek te gaan naar regulier werk en waar dat niet direct haalbaar is, te werken aan het opheffen van eventuele belemmeringen. Deze inspanningsvereiste zal gaan gelden voor alle aanvragers, ongeacht persoonlijke omstandigheden en geestelijke gesteldheid en of er überhaupt sprake is van arbeidsperspectief. Gemeenten krijgen geen vrijheid om bij specifieke situaties af te wijken van dit vereiste om zo een onderscheid te kunnen maken tussen niet-willers en niet-kunners, of ander maatwerk. De gemeente zal moeten inzetten op controle, begeleiding en ondersteuning. Gemeenten zullen toetsen of iemand voldoet aan zijn inspanningsverplichting. Onduidelijk is op welk moment zij dit zullen doen en op welke manier. Indien een persoon de inspanningsvereiste onvoldoende is nagekomen zal de gemeente een maatregel op de uitkering toekennen en als de inspanningsvereiste in zijn geheel is nagelaten zelfs de uitkering drie maanden weigeren. Dit zal leiden tot schrijnende situaties. Vaste lasten kunnen niet worden betaald, wat in veel situaties zelfs kan leiden tot broodnood, afsluiten van energie en (dreigende) huisuitzetting De LOSR/MOgroep vindt het onverantwoord dat gemeenten bij deze inspanningsvereiste veel te weinig tot geen beleidsvrijheid krijgen, terwijl maatwerk juist van groot belang is. Er moet oog zijn voor belemmerende factoren die om maatwerk vragen bij deze invoeringsregel. Het is ons inziens totaal onwenselijk dat de zoektermijn van vier weken ook geldt voor bijvoorbeeld iemand die slachtoffer is van huiselijk geweld en met zijn of haar kinderen op straat komt te staan.
pagina 10 van 12
Het gevolg hiervan zijn hogere maatschappelijke kosten met een toename van sociaal psychische problematiek, waarin de kwetsbaarheid van de klant/gezin toeneemt. Nog los van wat je burgers aandoet. Extra eisen aan uitkeringsgerechtigden De Wwb stelt extra eisen aan werkzoekenden, voor een recht op, en behoud van uitkering. Personen kunnen worden verplicht te verhuizen, ze krijgen bepaalde kleding- en gedragsvoorschriften en zullen kennis en vaardigheden moeten verkrijgen voor passend werk. Hoe ver strekken deze verplichtingen in de persoonlijke leefsfeer? Kan van een alleenstaande moeder worden verlangd dat zij en haar jonge kinderen verhuizen naar een andere regio zonder (sociaal) netwerk, waarbij de kinderen een stabiele thuissituatie moeten achterlaten? Ook zal het opleggen van kleding- en gedragsvoorschriften voor mensen met een (psychische) beperking contraproductief zijn. De extra verplichtingen die in het wetsvoorstel worden genoemd, zijn voor gemeenten bovendien nauwelijks te handhaven en te controleren. Deze regels zijn arbeidsintensief en leiden tot meer bureaucratie. De doelgroep is meer gebaat bij maatwerk voor wat betreft het vinden van (passend) werk, dat resulteert in blijvende uitstroom.
Aanbeveling LOSR: Geef gemeente beleidsruimte om te bepalen of betreffende persoon voldoet aan inspanningsverplichtingen en laat zij haar beleid verantwoorden naar het bestuur. Drie maanden stopzetting uitkering Een uniforme verplichte maatregel van drie maanden geen uitkering, is gegarandeerd funest voor mensen aan de ‘onderkant’ van de samenleving. Een brede onderkant, overigens. Zij kunnen hun vaste lasten niet meer betalen, krijgen huurschuld enzovoort. De effecten hiervan op het gezin, kinderen en hun leefomgeving veroorzaken meer problemen dan die door de maatregel zijn bedoeld. En wat te denken van de gevolgen van de plotselinge verandering van inkomen voor andere regelingen zoals toeslagen. Thuis– en daklozen betalen een eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang. Zonder uitkering zullen zij nog meer op straat gaan leven, overlast veroorzaken en schade oplopen. De LOSR stelt voorts dat ook hier door direct een maatregel van drie maanden op te leggen, voorbij wordt gegaan aan het doel van het maatregelenbeleid: het bewerkstelligen van een gedragsverandering. De maatregel heeft slecht een punitief karakter. De uitkeringsgerechtigde kan zijn of haar gedrag niet meer bijstellen. Een laatste zorgwekkende uitwerking van het maatregelenbeleid is gelegen in het feit dat een persoon zich na de uitsluiting van drie maanden weer uit eigen beweging moet melden. In geval het om cliënten met mulitproblemen gaat, waartussen ook veel zorgmijders zitten, is het niet wenselijk dat deze volledig uit zicht raken. Zeker in het geval het gaat om een gezin met kinderen, zal het de taak van de Gemeente moeten zijn de aanvrager en zijn of haar gezin te monitoren, zodat zeer schrijnende situaties voorkomen kunnen worden.
pagina 11 van 12
Aanbeveling LOSR: Schrap de maatregel stopzetting uitkering en geef gemeenten de beleidsruimte passende maatregelen te nemen die zorg dragen voor de gewenste gedragsverandering, zonder daarmee direct deze mensen in financiële problemen te brengen. Laat College verantwoording afleggen over wijze waarop en mate waarin de maatregel jaarlijks wordt toegepast.
De verplichting tot een tegenprestatie In het wetsvoorstel wordt aan gemeenten de verplichting opgelegd om een bijstandsgerechtigde naar vermogen maatschappelijke werkzaamheden te laten verrichten als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. De gedachte is dat het verrichten van een tegenprestatie de bijstandsgerechtigde zou helpen om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Hiermee zouden de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot. Het plaatsen van personen bij diverse organisaties vraagt om maatwerk. Personen dienen te worden begeleid, ondersteund en vaak ook te worden opgeleid. Daarnaast dient er door de gemeenten mankracht te worden ingezet op controle en handhaving. Dit alles brengt (hoge) uitvoeringskosten met zich mee.
Aanbeveling LOSR: Zet instrumenten vooral in om mensen meer en beter te begeleiden naar zinvolle dagbesteding, vrijwilligerswerk en liefst betaald werk. Maak daarbij gebruik van eigen kracht van mensen, hun sociale netwerk en het netwerk van vrijwilligers en lokaal welzijn.
De LOSR/MOgroep is ten allen tijde bereid deze standpunten en overwegingen toe te lichten. In afwachting van uw reactie een vriendelijke groet,
Namens De LOSR/MOgroep Saskia Noorman-den Uyl, voorzitter André Moerman Voorzitter signaleringscommissie LOSR/MOgroep
pagina 12 van 12