LCV m.m. een zelfde criterium als bij artikel 3 lid 1 onder i WMCZ. Met het sluiten c.q. niet meer toegankelijk zijn van de kapel c.q. de recreatieruimte hebben cliënten niet meer de mogelijkheid gebruik te maken van een voor hen zeer nabije ruimte die bijzonder geschikt is voor bezinning, zingeving en inspiratie c.q. sociale activering en psychosociaal welbevinden. Met het sluiten van de kapsalon en de winkel hebben cliënten niet meer de mogelijkheid gebruik te maken van een voor hen nabije ruimte die bijdraagt aan sociale activering en hun persoonlijke keuzevrijheid en levenssfeer. Deze voorzieningen kunnen daarmee geacht worden van directe invloed te zijn op het welbevinden van cliënten c.q. redelijkerwijs te kunnen zijn op het welbevinden van cliënten. De LCV concludeert dat de zorgaanbieder de cliëntenraad in de gelegenheid had moeten stellen het voornemen de voornoemde voorzieningen te sluiten op grond van artikel 3 lid 1 onder l WMCZ voor instemming voor te leggen. Het in casu niet juist naleven van de WMCZ door de zorgaanbieder heeft evenwel geen rechtsgevolg aangezien de cliëntenraad niet, althans niet tijdig, een expliciet en ondubbelzinnig beroep heeft gedaan op de nietigheid van het besluit. 2. Geschil over nieuwbouw en herbouw; bevoegdheidsverdeling cliëntenraad en centrale cliëntenraad; artikel 3 lid 1 onder c; artikel 5 WMCZ. Uitspraak. De cliëntenraad van een verpleeghuis (Verpleeghuis A) verzoekt de LCV te bemiddelen in een geschil rond de uitvoering van de WMCZ, in het bijzonder met de toepassing van artikel 3 lid 1 onder c en artikel 5 van deze wet bij besluitvorming en beleidsontwikkeling rond nieuwbouw van een verpleeghuis. De inhoud van het geschil dat de cliëntenraad aan de LCV heeft voorgelegd is tweeledig: ten eerste gaat het over de betekenis van het adviesrecht van artikel 3 lid 1 onder c. WMCZ (besluiten over de gehele of gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing); ten tweede gaat het over de bevoegdheidsverdeling tussen cliëntenraad en centrale cliëntenraad.
13
De zorgaanbieder houdt onder meer enkele verzorgingshuizen en een verpleeghuis in stand. De zorg wordt integraal in en vanuit vier bevolkingskernen aangeboden. De zorgaanbieder heeft een centrale cliëntenraad ingesteld waarin de cliëntenraad van het Verpleeghuis A is vertegenwoordigd. De zorgaanbieder is eind 1999 een procedure voor vervangende nieuwbouw van het verpleeghuis gestart. De cliëntenraad meent dat de zorgaanbieder maar één instelling voor verpleeghuiszorg instandhoudt, en dat alle activiteiten betreffende de vervangende nieuwbouw en de verdeling van verpleeghuiscapaciteit gevolgen hebben voor het Verpleeghuis A. De cliëntenraad vraagt hierover het oordeel van de LCV. Daarnaast wil de cliëntenraad vernemen in welke fase van het proces van vervangende nieuwbouw de cliëntenraad moet worden geïnformeerd. De cliëntenraad vindt dat hij vanaf het prilste stadium bij het proces betrokken moet zijn om zo goed mogelijk advies uit te brengen. De cliëntenraad is eind 1999 akkoord gegaan met vervangende nieuwbouw voor 120 plaatsen psychogeriatrie, maar tekende hierbij aan dat de nieuwbouw bij voorkeur in de plaats Z moet plaatsvinden. Reeds sinds medio 1998 is de cliëntenraad nauw betrokken bij de bouwinitiatieven van het verpleeghuis. Een lid van de cliëntenraad neemt deel in de werkgroep ver-/nieuwbouw. Voortschrijdend inzicht brengt de zorgaanbieder ertoe een optie te ontwikkelen voor deconcentratie van de verpleeghuiscapaciteit en voor nieuwbouw in Y en in Z (voor 60 plaatsen elk). Deze keuzen wordt voorgelegd aan de centrale cliëntenraad die hiermee – onder voorwaarden – instemt. De zorgaanbieder besluit hierna een werkgroep in te stellen die de (financiële, bouwkundige en organisatorische) haalbaarheid van de deconcentratie gaat onderzoeken. Hieraan nemen geen leden van cliëntenraden deel. Deze werkgroep heeft in november 2000 en in maart 2001 de voortgang van het onderzoek met de centrale cliëntenraad besproken. Een definitief voorstel wordt nog deze maand aan de centrale cliëntenraad voorgelegd. Het bevreemdt de cliëntenraad in hoge mate dat hij in 1998 nog de gesprekspartner was bij de voorgenomen bouw maar er thans niet meer, althans niet meer direct maar alleen via de centrale cliëntenraad, bij wordt betrokken.
14
De zorgaanbieder stelt dat in de reglementen van de cliëntenraden niet gekozen is voor een overdracht van bevoegdheden van de cliëntenraden aan de centrale cliëntenraad maar voor een invulling die naar de mening van de zorgaanbieder meer recht doet aan de benodigde dynamiek. Artikel 6 van het reglement van de Centrale cliëntenraad bepaalt dat deze raad bevoegd is te adviseren “indien en voor zover het besluiten betreft die van gemeenschappelijk belang zijn voor de cliënten van de meerderheid van de instellingen waarvoor de vertegenwoordigde instellingen zijn ingesteld”. De cliëntenraad wil staan voor de gezamenlijke belangen van de cliënten van het Verpleeghuis A en wil hierop aangesproken worden. Twee leden van de cliëntenraad hebben weliswaar zitting in de centrale cliëntenraad en kunnen de besluitvorming hierbinnen beïnvloeden; maar zij kunnen – zo tekenen zij aan – binnen dit gremium altijd worden overruled. De zorgaanbieder meent dat deconcentratie van verpleeghuiscapaciteit en vervangend nieuwbouw het gemeenschappelijk belang is van alle cliëntenraden. De zorgaanbieder wil daarom de centrale cliëntenraad – waarin leden van de cliëntenraad van het Verpleeghuis A zijn vertegenwoordigd – en niet de afzonderlijke cliëntenraden bij de verdere bouwplanontwikkeling betrekken. De zorgaanbieder stelt dat de inzet van verpleeghuiscapaciteit in het gemeenschappelijk belang is van alle cliëntenraden. In en vanuit de andere locaties worden ook vormen van verpleeghuiszorg aangeboden. De zorgaanbieder wil de centrale cliëntenraad nauwgezet betrekken bij de plannen voor vervangende nieuwbouw. Hij zegt toe dat de belangen van cliënten van het Verpleeghuis A – naar voren gebracht in de centrale cliëntenraad – zorgvuldig worden meegewogen. Uitspraak De LCV constateert dat het reglement van de centrale cliëntenraad niet voorziet in een concrete overdracht van bevoegdheden, doch bepaalt dat de raad bevoegd is te adviseren “indien en voor zover
15
het besluiten betreft die van gemeenschappelijk belang zijn voor de cliënten van de meerderheid van de instellingen waarvoor de vertegenwoordigde instellingen zijn ingesteld”. De LCV meent dat het criterium van “gemeenschappelijk belang” van doorslaggevende betekenis is bij de toekenning van bevoegdheden. Aangezien de WMCZ de bevoegdheden aan de cliëntenraad op instellingsniveau toekent, komt de waardering van wat een gemeenschappelijk belang is, toe aan de cliëntenraad. De cliëntenraad van het Verpleeghuis A heeft – zo is de LCV gebleken - een specifiek eigen belang bij de beleidsontwikkeling en de besluitvorming ter zake van vervangende nieuwbouw. De LCV komt daarom tot de conclusie dat de bevoegdheid van artikel 3 lid 1 onder c WMCZ in relatie met artikel 6 van het Reglement en artikel 6 van het Reglement van de Centrale Cliëntenraad toekomt aan de cliëntenraad van het Verpleeghuis A. Deze uitspraak laat overigens onverlet dat de andere cliëntenraden die de zorgaanbieder in stand houdt hun gemeenschappelijk belang anders waarderen en dit criterium op andere wijze toepassen. Ten aanzien van de tweede vraag die de cliëntenraad aan de LCV heeft voorgelegd om een oordeel te geven over de fase waarin een cliëntenraad bij vervangende nieuwbouw wordt betrokken, merkt de LCV het volgende op: De inhoud van het adviesrecht ex artikel 3 lid 1 onder c WMCZ is – net als overigens de andere WMCZ-rechten – tamelijk minimaal beschreven. De WMCZ gaat uit van geconditioneerde zelfregulering: partijen dienen zelf de inhoud van het recht en de wijze van uitoefening nader te bepalen. Nieuwbouw en verbouw is werk van de lange adem; tussen eerste idee en uiteindelijke realisatie verstrijken drie tot vijf jaren. Een zorgaanbieder moet bij aanvang van een dergelijk proces goed in kaart brengen welke belanghebbenden (cliëntenraden, ondernemingsraden) hij hierbij wil betrekken en hoe hij dit wil doen. De zorgaanbieder doet er goed aan om de positie en de taak van de
16
cliëntenraad in het gehele bouwproces in kaart te brengen. De zorgaanbieder zal zoveel als mogelijk is moeten aangeven: - welke besluiten ter uitvoering van de bouw worden genomen; - wanneer deze besluiten genomen zullen worden; - wanneer en hoe zij de informatie hierover zal aanleveren; - wanneer de cliëntenraad in de gelegenheid gesteld wordt hierover te adviseren. Richtinggevend criterium voor het tijdstip van informatieverstrekking en adviesaanvragen is dat de adviezen van de cliëntenraad van wezenlijke invloed moeten kunnen zijn voor de inhoud van het uiteindelijke besluit. De zorgaanbieder doet er bovendien verstandig aan om in nauw overleg met de cliëntenraad, de cliënten – als toekomstige gebruikers van de instelling – te betrekken (zoals gebruikerspanels en werkbezoeken) bij dit proces. De cliëntenraad dient ervoor te zorgen dat hij deze informatie structureel kan verwerken ten behoeve van de formele adviezen. Daarnaast heeft de cliëntenraad met het geven van ongevraagde adviezen een instrument om invloed op de bouwagenda uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zorgaanbieder en cliëntenraad elkaar in het bouwproces op koers houden. 3. Geschil over inhoud en de toepassing van de Gedragsregels werving en selectie. Artikel 3 lid 1 onder f resp. artikel 3 lid 1 onder m WMCZ. Bemiddeling. De cliëntenraad van verpleeghuis A verzoekt de LCV te bemiddelen in zijn geschil met de directie over de inhoud en de toepassing van de Gedragsregels werving en selectie.De Gedragsregels werving en selectie (GWS) is een door de zorgaanbieder vastgestelde en toegepaste regeling voor de werving en selectie van medewerkers bij vacatures. De GWS is onder andere een nadere uitwerking van de adviesrechten resp. verzwaard adviesrechten bij voorgenomen benoemingen die de cliëntenraad op basis van artikel 3 lid 1 onder f resp. artikel 3 lid 1 onder m. WMCZ toekomen. De cliëntenraad is het op een aantal onderdelen niet eens met de inhoud van de GWS en verschilt tevens van mening met de zorgaanbieder over de wijze
17