Beleidsregels nieuw subsidiebeleid Gemeente Oude IJsselstreek concept 26 mei 2015
1.
Inleiding.
Op initiatief van de gemeenteraad en het college van burgemeesters en wethouders zijn op 3 maart en 25 maart 2013 bijeenkomsten van de ‘Dentank Subsidiebeleid’ georganiseerd. Reden voor deze aanpak is enerzijds dat de gemeente anders wil werken: via gesprek met samenlevingspartners tot besluiten komen. Daarnaast wil de gemeente subsidiebeleid ontwikkelen dat past bij de verandering om als gemeente ondersteunend te zijn aan wat de samenleving zelf doet. Een zeer gemêleerd gezelschap heeft zich gebogen over diverse vragen over ontwikkelingen, behoefte aan ondersteuning en de rollen en verantwoordelijkheden daarin van gemeente, verenigingen en inwoners. Tijdens de constructieve en inspirerende avonden werden in drie groepen veel verschillende inzichten gedeeld. Daarbij werden ook een aantal gemene delers gedeeld. De gemene delers zijn na de eerste bijeenkomst omgezet in een concept met 12 speerpunten voor het nieuwe subsidiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek en ter bespreking bij de tweede bijeenkomst ingebracht. Voor het opstellen van de speerpunten is intensief en veelal één-op-één gebruik gemaakt van de aantekeningen uit de drie denktankgroepen vanuit de eerste bijeenkomst. De concept speerpunten zijn op 25 maart 2015 ter toetsing voorgelegd besproken. Opmerkingen die deze avond zijn gemaakt zijn weer verwerkt in een volgende versie van de speerpunten en omgezet het conceptplan Beleidsregels Nieuw Subsidiebeleid dat nu voor u ligt. Na bespreking in het college zal het concept ter inspraak worden voorgelegd aan de verenigingen. De opbrengst vanuit de inspraak wordt daarna weer gebruikt voor een tweede versie van de beleidsregels. Uiteindelijk is het doel dat de nieuwe beleidsregels samen met een nieuwe subsidieregeling in samenspraak met verenigingen en raad in oktober 2015 is afgerond. In de beleidsregels staan de speerpunten benoemd waar vanuit de gemeente haar subsidieregeling(en) wil opzetten. Het bevat geen eisen en regels rondom b.v. de hoeveelheid van de subsidie. Die worden benoemd in de nieuwe subsidieregeling. In de beleidsregels staan richtlijnen die aangeven waar de bevoegdheden liggen tussen de gemeente aan de ene kant en de burgers (verenigingen en stichtingen) aan de andere kant. Zo geven de beleidsregels duidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de partijen. Tevens geven de beleidsregels inhoudelijk richting voor het opstellen van een nieuwe subsidieregeling. Er worden andere rollen en verantwoordelijkheden gevraagd van zowel de gemeente als de organisaties. Deze veranderingen vragen ook een andere manier van subsidiëren. Niet iedere burger ziet al deze verandering of de noodzaak daarvan. Steeds meer verenigingen en stichtingen zien die verandering wel en zijn bereid om op deze verandering in te spelen. Veranderingen zien is ook anders denken. Bij anders denken hoort ook anders doen. De gemeente gaat niet meer sturen op alle vlakken binnen het subsidieveld. Samen met de organisaties is en wordt gewerkt aan uitgangspunten en regels waar partijen elkaar op willen (blijven) aanspreken.
2
2.
Sociaal Domein.
De beleidsregels subsidie en het nieuwe subsidiebeleid staan niet op zichzelf. Ze maken integraal onderdeel uit van het beleid rondom het sociaal domein. Hier zijn al eerder leidende principes uit voert gekomen die de gemeente Oude IJsselstreek hanteert binnen het sociaal domein. Die principes zijn: • • • • • • • • • • • •
Voorkomen is beter dan genezen. Verantwoordelijkheid voor het eigen leven. Voor wat hoort wat. De vraag staat centraal, niet het aanbod. Zo licht als mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk. Een leven lang leren. Korte lijnen en daadkracht. Afstemmen. Resultaat telt. De vorm van hulp en ondersteuning is aanpasbaar. Een zachte landing en continuïteit van zorg. Lokaal waar kan, regionaal wanneer dat nodig is.
Zowel de nieuwe beleidsregels als het nieuwe subsidiebeleid zal aan dienen te sluiten bij deze principes. Zo ontstaat er samenhang die duidelijk wordt bij iedereen die zich beweegt in de samenleving.
3.
De beleidsregels.
3.1
De rol van het verenigingsleven en maatschappelijke organisaties in het sociaal domein verandert. Verenigingen en maatschappelijke organisaties beseffen dat hun rol verandert. Naast de kernactiviteiten komt ook de maatschappelijke rol en functie van verenigingen steeds nadrukkelijker in beeld. Die hebben ze in het verleden ook gehad, maar in deze veranderende samenleving wordt die rol en functie ook steeds meer gevraagd. Inwoners en verenigingen zijn er voor activiteiten en ontmoeting.
3.2
Het is vanzelfsprekend om iets terug te doen voor de subsidie. De tijd van hand ophouden voorbij is. Subsidie is geen vanzelfsprekendheid meer en zeker geen recht. Dat besef is aanwezig bij verenigingen. Van organisaties die subsidie ontvangen mag een tegenprestatie / wederdienst verwacht worden. Ze willen er ook graag wat voor terug doen. B.v. een activiteit waar andere burgers weer iets aan hebben. Denk daarbij aan een concert van een koor in een verzorgingstehuis. Zelfs een biljartvereniging kan een wederdienst organiseren door b.v. eens andere doelgroepen uit te nodigen om het spel te leren. Een wederdienst kan ook ingezet worden en ten goede komen aan kwetsbare burgers. Buiten het eigen kerngebied om een activiteit organiseren die iets bijdraagt aan het welzijn in de samenleving. Door het organiseren van een wederdienst laat je als vereniging of stichting zien wie je bent en waar je voor wilt zijn. Uiteindelijk gaat dat bijzondere verbindingen opleveren tussen burgers en organisaties. Verenigingen hebben de keuze om wel of niet invulling te geven aan de wederdienst. Verenigingen die daar geen invulling aan geven moeten er rekening mee houden dat zij geen of minder subsidie ontvangen. De mate en de manier van verminderen van subsidie zal in de nieuwe subsidieregeling worden opgenomen. Ook de kaders van wederdiensten worden opgenomen in de subsidieregeling.
3
3.3
Verenigingen ontvangen een gerichte basissubsidie. De gemeente ontwikkelt een progressief subsidiesysteem. Dat betekent het handhaven van én het minder investeren in een basissubsidie. De gemeente wil meer subsidiëren in het realiseren van maatschappelijke effecten en het ondersteunen van (waardevolle activiteiten voor) kwetsbare groepen. Of de gemeente subsidie verstrekt, is afhankelijk van het doel van de organisatie en of dit doel past in de doelen die de gemeente zichzelf heeft gesteld. Gericht subsidiëren vanuit de gemeente heeft als voordeel dat er sprake is van een continuïteit die andere partners niet kunnen leveren. Subsidie is niet bedoeld voor de prestatieve ambitie van een vereniging. Als een sportclub in de hoogste divisie wil spelen, moet zij dat zelf weten. Subsidie van de gemeente is hier niet het middel voor. Subsidie, ook een basissubsidie, is nooit bedoeld om het eigen vermogen van de organisatie te laten groeien. Een eigen vermogen is bedoeld om een mogelijk slecht jaar of bepaalde risico’s op te vangen. Deze risico’s worden door een aanvrager altijd helder in beeld gebracht bij de aanvraag van een basissubsidie. Gerichte basissubsidie kan b.v. gegeven worden voor het aantal jeugdleden dat een vereniging telt. Of als subsidie voor de vaste kosten die een vereniging heeft (b.v. verzekeringen, Kamer van Koophandel, Verklaring Omtrent Gedrag, e.d.). Daarnaast kan men in aanmerking komen als een bijzondere doelgroep wordt bediend. Basissubsidie wordt dan prestatiegericht ingezet. Een basissubsidie hoeft niet altijd over geld te gaan. Het kan ook gaan om diensten die geleverd kunnen worden. De gemeente is er om zorg te dragen voor de juiste randvoorwaarden zoals huisvesting. Al kunnen er per vereniging of stichting wel specifieke afspraken worden gemaakt rondom huisvesting en onderhoud van accommodatie.
3.4
Voor verenigingen die aantoonbaar bijdragen aan de maatschappelijke effecten van de gemeente en die activiteiten organiseren voor (kwetsbare) groepen met een specifieke ondersteuningsbehoefte doet de gemeente meer. De rol van het verenigingsleven in het sociaal domein verandert. De meeste verenigingen en maatschappelijke organisaties zijn zich daarvan bewust en willen een bijdrage leveren. Er zijn al voorbeelden van reguliere activiteiten die ruimte bieden aan bijzonder doelgroepen om ‘gewoon’ mee te doen. Verenigingen die naast hun reguliere aanbod extra activiteiten organiseren met grote maatschappelijke (meer)waarde, kunnen in aanmerking komen voor extra (zo veel mogelijk tijdelijke) cofinanciering om het te kunnen organiseren. Eén van de uitgangspunten bij het verlenen van subsidie is dat iedere burger in staat moet worden gesteld om deel te kunnen nemen aan het verenigingsleven. Hierbij spelen meerdere zaken rondom toegankelijkheid een rol (doelgroep, financiën, afstand, e.d.) die in de subsidieregeling verder (kunnen) worden uitgewerkt. Het uitgangspunten bij het benoemen van kwetsbare groepen zijn de cijfers die komen van b.v. RIVM en CBS. Uiteindelijk zal in samenspraak met de raad bepaald worden welke groep(en) binnen de gemeente Oude IJsselstreek als kwetsbaar wordt aangemerkt. Vanuit dit gegeven zal de gemeente richting verenigingen helder en duidelijk maken wat zij wil bereiken met die doelgroep. Daarmee worden verenigingen in staat gesteld om in dit doel bij te dragen. De gemeente is verantwoordelijk dat er de kwetsbaren die in contact komen met de gemeente worden gekoppeld aan het verenigingsleven. Ideeën rondom een strippenkaart (OIJ-pas) kunnen de komende jaren concreet worden uitgewerkt. Als verenigingen meer gaan samenwerken dan kunnen ze elkaar ook ondersteunen in het werken met diverse doelgroepen met een specifieke ondersteuningsvraag. Vanuit deze invalshoek kan eventueel in samenwerking subsidie worden aangevraagd.
4
3.5
De subsidieregeling creëert een stevige basis voor (deelname van) de jeugd. De gemeente vindt jeugddeelname tot een vereniging van belang. Basis uitgangspunt is dat elk kind toegang heeft tot een vereniging. Kinderen en jongeren verdienen en krijgen daarom extra aandacht binnen de subsidieregeling. Al bij de jeugd moet de basis gelegd worden om te verenigen en gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor de samenleving. Het ondersteunen van jeugddeelname en het betrekken van jeugd bij het verenigingsleven is van cruciaal belang. Het mag duidelijk zijn dat het hier niet alleen om sportverenigingen gaat.
3.6
Ondersteuning van de gemeente is veel meer (en vaak anders) dan subsidieverstrekking. Verenigingen willen niet (alleen maar) geld van de gemeente. De rol van de gemeente is een mix van de inzet van menskracht, middelen en kennis. Binnen de gemeente is kennis aanwezig waar verenigingen graag hun voordeel mee willen doen. Het niet-gebruik van regelingen, mogelijkheden en voorzieningen tegengaan door goede communicatie, voorlichting en samenwerking met netwerkpartners is een taak die verenigingen graag van de gemeente willen zien. De gemeente stimuleert en prikkelt verenigingen om actief bij te dragen aan de maatschappelijke effecten die zij nastreeft. De rol van de gemeente is die van het zorgdragen dat verenigingskader opgeleid wordt om deze rol te vervullen. Samenwerking tussen verenigingen is noodzakelijk. Er is behoefte aan een partij die verbindt en verbindingen tot stand kan leggen. Veel verenigingen zijn (nog) vooral intern gericht en moeten alle zeilen bijzetten om alles intern voor elkaar te krijgen. Door te kiezen voor de rol van verbindingsofficier tussen verenigingen (en haar netwerkpartners) komt de gemeente tegemoet aan die behoefte. De gemeente ondersteunt verenigingen ook door het faciliteren van een kenniscentrum dat vragen van verenigingen kan beantwoorden. Voorbeeld daarvan is dat verenigingen de gemeente kunnen vragen om hulp bij het aanvragen van subsidie aan andere organisaties en fondsen. Tot slot is het verminderen van bureaucratie ook een vorm van ondersteuning. Actief inzetten op het verminderen van bureaucratie levert meer op dan in geld is uit te drukken.
3.7
Samen kom je verder. Samenwerken is geen verplichting, het is haast een noodzaak geworden. Samenwerkingsverbanden hebben verschillende vormen, per verenigingssoort en/of per kern. Om samenwerking tussen verenigingen te bevorderen is de gemeente niet noodzakelijk. Als een gewenste en noodzakelijk samenwerking niet tot stand komt, kan de gemeente in haar rol van verbinder optreden. Het hebben van een gezamenlijk doel levert veel energie en daadkracht op. Ontmoeting en leren van elkaar wordt voor verenigingen steeds belangrijker om invulling te kunnen geven aan de opgaven die er liggen. Door met elkaar samen te werken worden de krachten en de kennis (en de middelen) gebundeld. Het ondersteunen/subsidiëren van samenwerkingsverbanden levert soms meer op dan het ondersteunen van individuele organisaties. Er liggen enorm veel mogelijkheden voor verenigingen (en professionals) om samen te werken. Soms levert dat ook meer op dan van te voren was bedacht en ingeschat. Als meerdere verenigingen werken aan één doel (b.v. kwetsbare jeugd een plek bezorgen in het verenigingsleven) dan komt de doelgroep centraal te staan en minder het organisatiebelang. Kansen om het doel gezamenlijk te halen zijn groter dan dat elke vereniging voor zich aan de slag is. Alleen ga je sneller, samen kom je verder.
5
De gemeente zet in op het samenwerken van partijen om zo meer kansen te creëren kwetsbare groepen te bereiken en mee te laten doen. Dat kan betekenen dat verenigingen die niet aansluiten bij een samenwerkingsverband niet in aanmerking komen voor subsidie om aan de slag te gaan met specifieke doelgroepen. Kennis en kwaliteit delen en uitwisselen als verenigingen en maatschappelijke organisaties is een voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie. Op die manier wordt er gewerkt aan samenwerkingsverbanden ook buiten de eigen vak- en werkgebieden.
3.8
Professionele ondersteuning, die nauw aansluit op initiatieven uit het verenigingsleven, is nodig. Er is in het verenigingsleven behoefte aan concrete ondersteuning bij diverse onderwerpen. Eén aanspreekpunt waar men terecht kan met vragen rondom subsidie, activiteiten, doelgroepen, middelen. Men zou ook graag kennis bij de gemeente willen halen over b.v. conflicthantering. Door het aanstellen van een contactpersoon binnen de gemeente die verenigingen helpt bij subsidieaanvraag, is een eerste stap gezet voor die nodige professionele ondersteuning. Verenigingen die (kwetsbare) doelgroepen met een specifieke ondersteuningsbehoefte een plek willen geven binnen hun verenigingen worden daarin waar nodig (tijdelijk) ondersteund door professionals. Deze ondersteuning hoeft niet perse vanuit de gemeente te komen. Doordat verenigingen meer gaan samenwerken zal vanuit die samenwerking ook kennis worden gedeeld. Het aanbieden van gerichte cursussen en trainingen voor vereniging kan voorwaarde zijn bij het krijgen van subsidie. Zo wordt er voor gezorgd dat kennis wordt opgedaan en gedeeld ten gunste van het gehele verenigingsleven. Een concreet voorbeeld hierin is het op reguliere basis samenbrengen van besturen. Door deze bijeenkomsten kan behoefte worden geïnventariseerd en samen worden gewerkt om een aanbod voor training te doen.
3.9
De eigen kracht en eigen mogelijkheden van (groepen) inwoners staan centraal. Als de eigen kracht onvoldoende is, dan ondersteunt de gemeente. Als subsidies zouden wegvallen zouden veel verenigingen en activiteiten blijven bestaan. Subsidie heeft echter ook een meerwaarde. Het maakt gerichte ontwikkeling en samenwerking mogelijk en er is een grotere kans op continuering van de activiteit(en). Subsidies kunnen ook lui maken. Vanzelfsprekendheid die de afgelopen jaren is gecreëerd is niet altijd goed geweest voor vernieuwing en ontwikkeling. Burgers kunnen veel. Vanuit dit standpunt is een wederdienst als b.v. het open houden van een voorziening, een voorbeeld van eigen kracht. De eigen bijdrage van burgers kan ook bestaan uit een financiele vergoeding voor de activiteit die wordt georganiseerd. De eigen bijdrage die mensen betalen moet reëel zijn en mag/kan soms best hoger zijn dan nu het geval is. Eén van de uitgangspunten van contributie dient te zijn dat deze 100% dekkend is voor de reguliere activiteiten die de vereniging organiseert. Dat betekent dat verenigingen voor hun reguliere activiteiten hun eigen broek op houden. Subsidie kan dan waar nodig worden aangewend voor extra activiteiten die van maatschappelijk belang zijn. Wat een reële bijdrage is per lid kan de vereniging in principe zelf bepalen. Voor een mogelijke tegemoetkoming in contributie zal in de subsidieregeling mogelijk regels worden opgesteld.
3.10
Er is ruimte om nieuwe initiatieven met maatschappelijke meerwaarde (tijdelijk) te ondersteunen. De eigen kracht van de samenleving staat centraal. Ook bij het opzetten van nieuwe initiatieven die bijdragen aan de maatschappelijke effecten die de gemeente wil realiseren. Toch kan het zijn dat deze nieuwe initiatieven een zetje in de rug nodig hebben. Hierin ondersteunt de gemeente op
6
tijdelijke basis. Tijdelijke ondersteuning is per definitie tijdelijk: er zit een kop en een staart aan. Het moet noodzakelijk zijn. B.v. een maatschappelijk doel dienen of voor meerwaarde zijn voor de samenleving. Van belang is om vooraf aan de tijdelijke ondersteuning helder te hebben dat uiteindelijk de vereniging zelf verantwoordelijk is om het initiatief te continueren. Tijdelijke ondersteuning is niet per definitie financieel. Het kan ook gaan om menskracht, hand- en spandiensten. Als gemeente willen we niet elk initiatief vooraf dichttimmeren. We hebben het lef om situationeel te handelen om zo maatwerk te leveren. Soms kan een initiatief alleen plaatsvinden als we als gemeente tijdelijke ondersteuning bieden. Als het doel past bij de vragen uit de samenleving en waar we als gemeente voor staan, dan is er ruimte om deze tijdelijke ondersteuning te bieden.
3.11
Maatwerk is nodig. Binnen het verenigingsleven is een gemeenschappelijke basis c.q. een gezamenlijk belang (vitale inwoners en sterke sociale verbanden). Daarnaast is er ook verschil tussen soorten verenigingen, kernen, cultuur, etc. Verenigingen verwachten wel maatwerk. Elke vereniging en elke kern heeft haar eigenheid en daarmee heeft elke vereniging of kern ook andere ondersteuning nodig. Er ligt wel een grens tussen eigen identiteit en samenwerken aan maatwerk. De gemeente kan alleen maatwerk bieden als daarmee het gezamenlijk belang centraal staat.
3.12
Verenigingen worden in staat gesteld om in te spelen op veranderingen in de wijze waarop de gemeente ondersteunt. Voordat er sprake kan zijn van een verandering is het van belang om helder aan te geven wat de reden is van die verandering. Deze beleidsregels zijn daar een eerste aanzet toe. De verenigingen hebben informatie nodig die ze kunnen gebruiken om hun achterban te informeren over deze koerswijzigingen. Er wordt een overgangsregeling gehanteerd om geleidelijk van de huidige naar de nieuwe situatie te groeien. Een geleidelijke afbouw (maximaal 3 jaar) is daarbij het uitgangspunt. In de praktijk werken veel verenigingen met een boekjaar. Bij die organisaties wordt een overgang van 1 (kalenderjaar) bespreekbaar gemaakt. In theorie is het mogelijk dat een subsidie aan een vereniging wordt afgebouwd naar 0 euro. Hierbij zijn het doel en de doelgroep van de vereniging leidend.
4.
Tot slot. Met het maken van de beleidsregels wordt een eerste stap gezet naar een behoorlijk verandering. Deze kan niet worden gezet zonder samenspraak met betrokkenen. Informeren en met elkaar in gesprek blijven belangrijke aandachtspunten tijdens dit proces. Opstellen van de beleidsregels is pas de eerste stap. Het in praktijk brengen van de doelen en de meerwaarde (het waarom) is een tweede belangrijke stap. Ook die gaan we als gemeente zetten in nauwe samenwerking met het verenigingsleven.
7