Het torentje
Mijn hoofddoek knelt. Met mijn rechterwijsvinger duw ik rebelse plukjes pony terug onder het zachte zijde. Had ik hem vanmorgen maar wat minder strak geknoopt, bedenk ik me terwijl ik mezelf aandachtig in de spiegel van de lift bekijk. Ik recht mijn schouders, veeg wat lippenstift uit mijn mondhoeken weg en kijk uitdagend naar mijn spiegelbeeld. Ik duw mijn borsten naar voren en lispel ‘Baby you’re hot’ terwijl ik mijn bekken sexy heen en weer zwiep. Ik tuit mijn lippen en buig me dichter naar het glas toe. Voorzichtig pulk ik een klontje mascara van een wimper en controleer mijn zwartomrande ogen op teveel aan eyeliner. De lift mindert vaart en nog voordat ie tot stilstand komt, knik ik mezelf goedkeurend toe. Met veel gepiep schuiven de liftdeuren open. Een man stapt naar binnen. Ik zeg hem achteloos gedag. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hoe de blauwe krijtstreep achter me gaat staan. Zijn attachékoffertje plaatst hij tussen zijn benen. Wat zijn Hollanders toch lang. Zijn hoofd moet hij iets buigen. Met zijn spitse neus en ingetrokken kop tussen hoekige schouders lijkt hij op een afwachtende gier in de prairie. En dan die kleding. Op de Beverwijkse Bazaar hangen zelfs hippere pakken. Rechttoe rechtaan, donkerblauw, grijs of met streep. Hollandse mannen kleden zich zoals het weer is. Grauw en ingetogen. Mijn blik glijdt via de spiegeling van de deuren verder naar beneden. Aha. Zijn schoenen. Ik had het kunnen weten. Lichtbruin, kale neuzen en slordig geveterd. Ik schud mijn hoofd miskennend heen en weer. Zo had ik mijn vent niet de straat op laten gaan. Maar goed. Misschien heeft hij geen vrouw en kun je het hem niet kwalijk nemen. Dat verklaart mogelijk ook de keuze voor zijn stropdas. Met zo’n lullig lapje stof neemt mijn moeder haar kitscherige schilderijtjes af. Ik kijk omhoog naar de oplichtende cijfers op de display. Bij elke etage die we passeren klinkt een mechanisch belletje. Ik ben er bijna. Ik zie nog net hoe het heerschap achter mij met zijn rechterhand zijn pantalon uit zijn bilnaad trekt. Dan ben ik op de juiste etage en haast ik me de lift uit. Via de bordjes op de muren vervolg ik mijn weg. Het gebouw is minder modern dan ik verwacht had. Rommeliger. De sfeer is ongedwongen. Uit verschillende kamers klinkt vrolijk geklets en ik hoor ergens een radio aan staan. Lady Gaga zingt Pokerface. Bij een bureau wat bezaaid is met papier en ordners meld ik me. Een oudere vrouw neemt me vanachter haar ziekenfondsbrilletje kritisch op. Als ik mijn naam noem en zeg waarvoor ik kom, glimlacht ze breeduit. ‘Zo zo,’ prevelt ze hardop. Het lijkt wel alsof ze een binnenpretje heeft. Haar mondhoeken staan lollig naar boven gekruld. Ze staat op uit haar bureaustoel en gebaart me achter haar aan te lopen. Ik volg haar gedwee. De ouderwetse kokerrok die ze aan heeft staat
Het torentje
op knappen. Een dikke rol spek steekt boven de tailleband af. Net iets boven haar hiel ontwaar ik een ladder in haar panty die gestopt is met een rode dot nagellak. Dat fascineert me. Ik blijf er naar kijken. Aan het einde van de gang opent ze een deur en leunt ze met haar bovenlijf naar binnen. ‘Net wat ik dacht. Hij is er nog niet maar zal zo komen,’ zegt ze. Ze richt zich weer tot mij en geeft aan dat ik naar binnen mag. ‘Neem plaats. Wil je misschien wat drinken?’ Ik denk even na. Het is lente maar de temperatuur doet vandaag niets af aan een zwoele zomeravond. ‘Ja, graag. Hebt u iets kouds?’ vraag ik onzeker. De mollige vrouw knikt en gebaart met haar hoofd naar de hoek van de kamer waar een gekoeld waterreservoir staat. ‘Ah lekker. Dank u.’ Ik maak aanstalten om eropaf te lopen. Ze neemt me nog even grondig op, en wenst me succes bij mijn sollicitatiegesprek. Als ze weg is, haal ik opgelucht adem. Ik werp een vluchtige blik op mijn horloge. Wat mij betreft mag ie komen. Ik wil er vanaf zijn. Ik wil straks in de trein stappen met de wetenschap waar ik aan toe ben. Of het eerst komende jaar van Amsterdam West naar Den Haag afreizen, of Turkse pizza’s draaien in mijn vaders bakkerij. Het is erg warm in de kleine kamer. Ik heb de neiging om een raam open te gooien. Door de sponningen is de ruit in vier vlakken gedeeld. Als ik vanuit het torentje naar buiten tuur zie ik wat eenden loom in de vijver drijven. Ik zucht. Wat verlang ik naar de zee. Als ik mijn ogen sluit, voel ik de koude zilte bries langs mijn wang strijken en hoor ik het gekraak van het zand onder mijn voeten. Abrupt open ik mijn ogen wanneer de deur achter mij plots open zwaait. Ik draai me om en met betrapte blik staar ik hem aan. Zijn ogen ontmoeten de mijne. Ik brabbel iets wat voor een ontmoetingsgroet moet doorgaan. Hij is zichtbaar verrast maar herschikt zichzelf, en loopt dan resoluut op mij af. Als we op nog geen meter afstand van elkaar zijn schud ik zijn uitgestoken hand. Zijn grip is stevig maar zijn handpalm voelt warm en zacht. ‘Mark,’ zegt hij ferm. Ik wil mijn blik neerslaan maar mijn pupillen lijken magnetisch aangetrokken te worden tot zijn lichtbruine irissen. Ik voel dat mijn wangen kleuren en stel me voor. ‘Lara,’ antwoord ik gehaast. Hij loopt om het majestueuze bureau heen en neemt plaats op de grote zwartlederen bureaustoel. Voordat hij dit doet, strijkt hij met zijn hand zijn lavendelkleurige colbertje recht. ‘Neem plaats,’ gebiedt hij me. Ik ga afwachtend tegenover hem zitten. Ik druk mijn bovenbenen kuis tegen elkaar aan en vouw mijn gemanicuurde handen ineen. ‘Mooie naam,’ zegt hij terwijl hij een lade van een eikenhouten bureau openschuift en er een map uithaalt.
Het torentje
‘Lara... De associatie met Lara Croft is snel gemaakt.’ Hij grinnikt en kijkt me vermakelijk aan. Zijn oogopslag is jongensachtig speels. Ik glimlach. Van al die puberende puistenkoppen kon ik het destijds op school niet hebben als de voor de hand liggende vergelijking met het computerspel werd getrokken maar nu amuseert het me. Mark is een gamer. Ik vind dat grappig, spannend en sexy tegelijk. Ik zie voor me hoe de overwerkte Prime Minister na een lange Haagse dag in zijn lege huiskamer op de sofa neerstrijkt om Tomb Raider in zijn Xbox te installeren. Hoe hij zich fanatiek identificeert met de rondborstige Croft en zich vechtend door de verschillende levels heen manoeuvreert. Ik zie hoe zijn effen stropdas na verhitte virtuele battles losgetrokken wordt en op de grond belandt. De bovenste knoopjes van zijn hagelwitte overhemd waren al los maar verdomme, Mark wil zich verbeteren, zichzelf overtreffen en gaat voor de overwinning. Hevig transpirerend ontdoet hij zich van zijn hemd en daar zit hij dan, met ontbloot bovenlijf. Geen ranzige borstharen maar een gladde borstkas en twee donkerbruine tepels. Dat beeld vertedert me. Die kleine uitstulpende vleeswormpjes met daaromheen lichte, bijna rossige sproeten. Ik slik en betreur het dat ik mezelf geen water heb ingeschonken. ‘Lara, wil je wat drinken?’ Ik schrik op van zijn stem. Hij is aardig. Echt aardig. Ik knik driftig en plaats de overbodige opmerking ‘wat is het hier heet.’ Ik hoor hoe hij achter me een glas water vult. Dan blijft het stil. Ik durf me niet om te draaien en blijf afwachtend zitten. Wanneer zijn donkere stem klinkt voel ik de warmte van zijn adem kietelend in mijn nek. ‘Fout. Buiten is het warm, maar ik ben heet.’ Mijn hart versnelt zich en ik bijt zenuwachtig op mijn onderlip. Mijn schouders springen verkrampt omhoog wanneer iets kouds tegen mijn rug wordt aangedrukt. Het is het glas ijswater. ‘Ontspan,’ hoor ik achter me terwijl een hand mijn achterhoofd met lichte druk naar voren duwt. Mijn kin belandt op mijn borst. Ondertussen verplaatst het koele glas zich van mijn linkerschouderblad naar de rechter. Langzaam trekken druppels vocht richting mijn uitgerekte nekspier. Het temperatuurverschil op mijn lijf voelt aangenaam aan. Dan zakt het longdrinkglas over mijn schouder richting mijn decolleté. Ik zie de rug van zijn behaarde hand richting mijn linkerborst afzakken. Mijn tepels lijken zich door mijn tricotvestje heen te boren. Met mijn rechterhand grijp ik het glas vast. Mijn vingertoppen raken zijn slanke vingers. Een elektrische rilling bezorgt me kippenvel. Gulzig drink ik het glas in één keer leeg. Een koude stroom trekt verlichtend door mijn slokdarm. Ik haal diep adem, sta op uit mijn stoel en draai me om. Zonder het oogcontact te verliezen, duw ik met mijn rechtervoet tegen het onderstel van de stoel. Deze kiepert met een
Het torentje
klap naar achteren en belandt omgekeerd op het muffe tapijt. Dan schuif ik mijn billen op het bureau en haak ik mijn benen om zijn middel. Met mijn hooggehakte pumps duw ik in zijn onderrug en dirigeer hem mijn kant op. Zijn bovenlijf torent gezagsdragend boven mij uit en ik laat m’n rug achterwaarts zakken. Mark veegt met zijn onderarm het bureaublad schoon. Vanuit mijn ooghoeken zie ik papieren van de tafel afglijden. Met mijn ellebogen duw ik mezelf verder naar achteren waardoor ik volledig op de tafel kom te liggen. Hij plaatst zijn beide handen onder mijn achterhoofd maar stuit hierbij op de harde knot van mijn hoofddoek. Ervaren knoopt hij die los en ik voel een aangename koelte over mijn voorhoofd trekken. Ik leun op mijn onderarmen en duw mijn bovenlijf naar voren zodat hij de haarklem uit mijn opgerolde paardenstaart kan halen. Geroutineerd doet hij wat er van hem verlangd wordt en mijn dikke bos haar waaiert uit. Lang gekrulde strengen veren speels heen en weer als onze bovenlichamen zich tegen elkaar aan drukken. Mijn lippen strelen zacht over zijn wang en ik inhaleer zijn kruidige aftershave. Zijn oorlelletje verdwijnt in mijn mond. Ik sabbel net zo lang totdat hij zich gepijnigd terugtrekt. We kijken elkaar aan. Hij kust het topje van mijn neus. Zijn ogen glinsteren. Ik wil me begraven in de knusse holte tussen zijn hoofd en schouder en voor altijd verdwijnen in de warmte van zijn omhelzing. ‘Ik heb je gemist,’ fluistert hij terwijl zijn duimen over mijn wangen strijken. ‘Waarom moest je zo nodig terug?’ Ik keer mijn blik van hem af en duw mezelf omhoog tot zitstand. Ik schud mijn haren opzij en kijk hem aan. ‘Hoezo? Ik ben weer terug hoor. Je denkt toch niet dat ik in Turkije blijf terwijl jij hier de grote man uithangt?’ Daarnaast, ik heb mijn onderzoeksopdracht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken afgerond en promoveer deze week.’ Ik recht mijn rug als een flamencodanseres, gooi mijn hoofd achter in mijn nek en scandeer ‘trots?’ Mark trekt zijn jasje uit, gooit die achteloos op tafel en steekt zijn handen in zijn broekzakken. ‘Natuurlijk. Heel erg. En interessant voor de arbeidsmarkt.’ Dan blijft het ongenaakbaar stil. ‘Maar,’ zeg ik geagiteerd. ‘Maak je zin af ,Mark. Leuk zo’n allround MiddenOostenexpert, maar hier ben je niet welkom. Is dat het?’ Mijn hart pompt opgewonden en met verbolgen blik staar ik mijn voormalig studiegenoot aan. Flarden van onderuitgezakte avonden in ons stamcafé Einstein in Leiden schieten aan me voorbij. Mark en ik, samen met de andere leden van studentenvereniging Quintus. We loodsten elkaar erdoorheen. Waren onafscheidelijk, helemaal nadat we elk weekend een krakkemikkige slaapbank met elkaar
Het torentje
deelden. Na ons afstuderen verloren we elkaar niet uit het oog maar gingen ieder ons eigen weg. Het contact verwaterde maar het waakvlammetje was nooit gedoofd. Dacht ik. ‘Yildiz, meen je het serieus? Wilde je werkelijk solliciteren?’ Ik laat zijn vraag onbeantwoord tussen ons in hangen en staar beteuterd naar de grond. Mark haalt zijn rechterhand uit zijn broekzak en wrijft getergd over zijn gefronste voorhoofd. Ik zucht. ‘Ik ben de perfecte kandidaat en dat weet je. Ik ken je als geen ander en ben zowel juridisch als politiek onderlegd. Aan mij zou je een steengoede fractiemedewerker hebben.’ Hij kijkt op en grijnst. Steeds breder. We beginnen samen te lachen. ‘Verdomde griet,’ zegt hij proestend. ‘Hoe kom je erbij; Lara…?’ Ik loop op hem af en pak zijn handen vast. ‘Is wel degelijk een Turkse naam, wist je dat? Een gebied in Turkije heet zo. Mijn moeder is daar geboren. In een rustiek boerendorp wat grotendeels leeft van de olijventeelt. We kunnen er samen eens heen als je wilt.’ Ik grijp zijn stropdas vast en draai er rondjes mee om mijn vinger. ‘Daarnaast,’ vervolg ik, ‘als ik mijn eigen naam op mijn Curriculum Vitae had vermeld was ik hoogstwaarschijnlijk niet eens voor een gesprek uitgenodigd.’ Mark laat zijn handen zakken en grijpt mijn billen vast. ‘Nee, waarschijnlijk niet,’ zegt hij terwijl hij met zijn mond en neus over mijn voorhoofd krioelt. Ik leg mijn armen om zijn nek. Ik sluit mijn ogen en geniet van de zoenen op mijn gezicht die eindigen op mijn lippen. Op dat moment wordt de deur geopend en draai ik geschrokken mijn hoofd om. Mark drukt zijn handpalmen nog steviger tegen mijn achterwerk aan en kijkt vragend op naar de hoogblonde man in de deuropening. Die trekt zijn donkere wenkbrauwen plezierig omhoog, mompelt ‘sorry’ en sluit glimlachend de deur die hij een seconde geleden argeloos opengooide. Mark kijkt mij vervolgens diep in de ogen aan en zegt; ‘ach die Geert, die lijdt het meest door het lijden dat ie vreest,’ dan verstrengelen onze tongen zich om elkaar nooit meer los te laten.