EX GEDETINEERDEN
AAN:
WEBSITE EFFECTIEVE ARBEIDSTOELEIDING
Terugdringen recidive door het scheppen van werkgelegenheid voor ex gedetineerden Beschrijving van de interventie voor re-integratie
Datum beoordeling panel: Datum eerste herziening: Datum tweede herziening:
[01-07-2009] [dd-mm-jjjj] / nvt [dd-mm-jjjj] / nvt
1
Inhoudsopgave
1
Beschrijving van de interventie .......................................................................................... 3
1.1 Kernachtige omschrijving........................................................................................................ 3 1.2 Doel van de interventie ............................................................................................................ 3 1.3 Doelgroep van de interventie ................................................................................................... 4 1.4 Omschrijving van de interventie.............................................................................................. 5 1.4.1 Methodiek ........................................................................................................................ 5 1.4.2 Onderbouwing: probleem- of risicoanalyse..................................................................... 8 1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak ......................................................... 9 1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging ...................................................................... 10 1.5 Beschrijving onderzoek effectiviteit ...................................................................................... 10 1.6 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit .......................................................... 13 1.7 Overige voorwaarden voor toepassing .................................................................................. 15 1.8 Overige informatie................................................................................................................. 15
2
1 1.1
Beschrijving van de interventie Kernachtige omschrijving
Middels een IPW-subsidie hebben de gemeenten Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven een methodiek ontwikkeld om (ex-) gedetineerden via werk weer te laten participeren in de samenleving. Met deze methodiek - Terugdringen Recidive door het scheppen van werkgelegenheid voor ex-gedetineerden' , willen de gemeenten ex-gedetineerden zo snel mogelijk op een traject richting werk plaatsen, met het oogmerk dat: het terugdringen van recidive; de uitstroom naar betaalde arbeid wordt voor ex gedetineerden als belangrijk middel gezien om recidive te voorkomen en zelfstandig te kunnen functioneren. de duur dat (ex-)gedetineerden gebruik maken van een WWB-uitkering zo kort mogelijk te houden (werk boven inkomen). Een goede samenwerking met Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) en het maatschappelijke veld in iedere gemeente afzonderlijk was voor het slagen van het project van groot belang en speelde mede een grote rol om te kunnen komen tot een effectieve en efficiënte begeleiding van ex-gedetineerden.
1.2
Doel van de interventie
Hoofddoelstelling 1. Vermindering van recidive van (ex-)gedetineerden; 2. Versnelde uitstroom uit de WWB van (ex-)gedetineerden. Concrete doelstelling Het verhogen van de kansen voor ex-gedetineerden op het vinden van betaald werk, door het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten en penitentiaire inrichtingen en door het verbeteren van het nazorgtraject. Subdoelstellingen Ontwikkelen en ondersteunen van implementatie van ‘coördinatiepunten nazorg ex-gedetineerden’ bij gemeenten. Ontwikkelen van een ‘format informatieoverdracht’: gevangeniswezen/reclassering-gemeente, op basis van de best practices uit de lokale uitvoeringspraktijk. Verbeteren van nazorgactiviteiten. Opstellen van een procesbeschrijving nazorg. Opstellen van een handreiking nazorg en aandachtspunten voor implementatie daarvan. Signaleren van knelpunten op het gebied van landelijk beleid en regelgeving die in de praktijk een belemmering vormen voor verbetering van de nazorgpraktijk. Voorkomen van dak- en thuisloosheid Kwalitatieve doelstellingen Effecten t.a.v. interne samenwerking: het bieden van (geïntegreerde) nazorg- en/of resocialisatietrajecten aan de ex-gedetineerden met als doel dat zij niet meer recidiveren. Dit door verbeterde samenwerking tussen gemeentelijke diensten en afdelingen, tussen gemeenten onderling,
3
-
met het CWI, met lokale bedrijven, met PI’s en met het maatschappelijke veld (verslavingszorg, woningbouwcorporaties, politie). Effecten t.a.v. kennisuitwisseling: kennisverbreding en methodiekontwikkeling op het terrein van samenwerking met betrokken instellingen.
Kwantitatieve doelstellingen Resultaten t.a.v. deelnemers aan de projecten: alle deelnemende gemeenten laten ieder 50 exgedetineerden (WWB klanten) deelnemen aan het project. Resultaten t.a.v. uitstroom: van de totale groep deelnemers dient 40% tot 50% uit te stromen naar werk. Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de doelen van de interventie?
Ja X
Nee
Toets theoretische onderbouwing Zijn er expliciete doelen geformuleerd?
Ja X
Nee
1.3
Doelgroep van de interventie
Voor wie is de interventie bedoeld? Ex gedetineerden, die zich na ontslag uit een Penitentiaire Inrichting (PI) in een specifieke gemeente willen vestigen. Prevalentie De recidive onder ex-gedetineerden is hoog. 4 jaar na ontslag uit de penitentiaire inrichting is ongeveer 66% opnieuw vervolgd wegens het plegen van enig misdrijf. Een belangrijke mogelijke oorzaak is dat betrokkenen, hoewel volgens onderzoek 2/3 wel gemotiveerd voor is, er niet in slagen een reguliere baan te verwerven. Veel ex gedetineerden hebben problemen met huisvesting en schulden en zijn vaker gedetineerd geweest. Spreiding Inrichtingen door detentie zijn op specifieke plaatsen in Nederland te vinden. Na de detentieperiode kunnen betrokkenen zelf aangeven in welke gemeente zij willen gaan vestigen. Dat kan dus in heel Nederland zijn. Ex gedetineerden zijn dus in alle regio’s te vinden. Indicatiecriteria Ex gedetineerden, die zich na ontslag uit een Penitentiaire Inrichting (PI) in een specifieke gemeente willen vestigen en nog tijdens hun detentieperiode benaderd kunnen worden Ex gedetineerden voor wie uitstroom naar werk op redelijke termijn een serieuze optie is. Contra-indicatiecriteria Ex-gedetineerden die plotseling vrijkomen vallen buiten het project en krijgen een behandeling via het reguliere Poortwachterwerkproces. Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de doelgroep van de interventie?
Ja X
Nee
4
Toets theoretische onderbouwing Is er een duidelijke definitie van de doelgroep en de aard van de problematiek?
1.4
Ja X
Nee
Omschrijving van de interventie
1.4.1 Methodiek Opzet De samenwerking tussen gemeenten, PI’s en andere relevante organisaties dient te leiden tot het naar de arbeidsmarkt begeleiden van (ex-)gedetineerden. Indien de doelgroep binnen PI’s een gericht programma op het verkrijgen van een baan heeft doorlopen, dan wordt dit programma zo goed mogelijk voortgezet in de gemeente waar de klant gaat wonen. Fasegewijs is de volgende operationele methodiek ontwikkeld. 3.1
1. Het voorwerk als de klant nog gedetineerd is Alert zijn op de mogelijkheid van doorfaseren Gedetineerden kunnen in de laatste fase van hun straf ‘doorfaseren’ naar een inrichting waar zij meer vrijheden kunnen verkrijgen, zoals verlofregelingen of ‘Tijdelijke Verlating’. Dit kan gebruikt worden om de gedetineerde alvast buiten de PI op het traject te laten oriënteren, met een re-integratiebureau in contact te brengen of om andere voorbereidende activiteiten uit te voeren. De gemeenten kunnen hier alert op zijn en via de MMD-er (Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening) van de inrichting aan de gedetineerde laten weten dat hij/zij overplaatsing kan aanvragen. Afspraken maken met de PI’s wanneer informatie over de klant nodig is De MMD-ers verstrekken informatie aan de gemeente over de datum VI en zorgen voor de overdracht van de basisgegevens van de gedetineerde op grond van de deelgebieden Onderdak, Inkomen, Identiteitspapieren en Zorg. Sommige gemeenten laten het aan de verantwoordelijkheid van de MMD-er over wanneer welke informatie aan hen wordt verstrekt, andere gemeenten stellen zich meer proactief op en hebben specifieke vragen/eisen ten aanzien van de inhoud en de omvang van de documenten ‘Basis en Overdracht’. Maak duidelijke afspraken met MMD-ers over deze zaken. De klant al in detentie bezoeken Het wordt door de casemanagers/contactpersonen als groot voordeel gezien de gedetineerde al te ontmoeten als deze nog in de PI zit. Op deze wijze kan alvast worden geïnventariseerd (in aanvulling op de gegevens van het document “Basis en Overdracht”) welke acties nodig zijn om de overgang naar de maatschappij zo soepel mogelijk te laten verlopen (financiën, huisvesting, zorg én re-integratie). Daarnaast helpt een persoonlijk contact vaak om goed in te kunnen schatten hoe het is gesteld met de motivatie van de gedetineerde en welke personen/trajecten/re-integratiebedrijven passen bij zijn of haar persoon en situatie. Tot slot helpt een dergelijk bezoek om een vertrouwensrelatie met de gedetineerde op te bouwen. Voor een gedetineerde kan het veel uitmaken als de persoon en de instantie waartoe hij zich na vrijlating moet wenden een naam en gezicht heeft gekregen. Rekening houden met een andere motivatie van gedetineerden binnen de PI en buiten de PI De ‘beschutte’ structuur van een PI geeft een gedetineerde vaak een heel ander perspectief en andere motivatie dan buiten de PI, waar hij/zij bloot is gesteld aan tal van verleidingen en frustraties. Raadpleeg bij twijfel de MMD-er en/of de trajectbegeleider van de gedetineerde in de inrichting. Ook kan het bureau
5
Nazorg over informatie beschikken met betrekking tot de gedetineerde, waardoor de haalbaarheid van een traject beter kan worden ingeschat. 3.2
2. De eerste stappen als de klant zich bij de gemeente meldt Van tevoren een afspraak maken De eerste dagen van vrijheid zijn cruciaal als het gaat om recidiveren. Zoals al eerder is gesteld, staat de ex-gedetineerde aan tal van verleidingen en frustraties bloot die hem/haar tot recidive kunnen brengen. Zorg er dus voor dat je weet wanneer de deelnemer zich bij je zal melden. Maak hierover een afspraak met de betrokkene. Praktische zaken voorbereiden en zorgen voor een snelle afhandeling Zorg dat praktische zaken zoals het verstrekken van een voorschot op de uitkering en identiteitspapieren meteen geregeld kunnen worden. Andere praktische zaken zijn bijvoorbeeld een mobieltje (zodat de betrokkene bereikbaar is) en een fiets (zodat hij/zij mobiel is). Ook wonen (minimaal nachtopvang) en dagbesteding zijn belangrijke zaken, die in feite al geregeld moeten zijn zodra de ex-gedetineerde zich na vrijlating meldt. Duidelijk zijn over rechten, plichten en vervolgafspraken Van belang is de deelnemer niet uit het oog te verliezen en duidelijk te zijn over de relatie (inclusief rechten en plichten) die je met elkaar hebt. Zorg voor een vervolgafspraak op korte termijn, houdt de vinger aan de pols. Risicotaxatie en veiligheid Maak afspraken met PI’s over hoe gecommuniceerd en geïnformeerd wordt over eventuele veiligheidsrisico’s indien deze bij een gedetineerde een rol spelen. Maak ook intern (met bewaking, collega’s, leidinggevende) afspraken hoe te handelen bij mogelijke risicosituaties.
3.3
3. Realiseren van randvoorwaarden voor arbeidstoeleiding Huisvesting Het gebrek aan huisvesting is vaak van doorslaggevende betekenis bij recidive. Als een eigen adres om te overnachten ontbreekt, is de stap naar ‘oude bekenden’ die voor onderdak en eten kunnen zorgen snel gemaakt. Met alle mogelijke gevaren om in oud risicogedrag terug te vallen als gevolg. Daarnaast zorgt een vaste woonruimte voor rust en regelmaat die nodig is om een traject te kunnen volgen en om te kunnen werken. In alle drie gemeenten wordt het gebrek aan goede huisvesting als een groot probleem ervaren. Het zorgen voor onderdak voor ex-gedetineerden vraagt daarnaast om specifieke randvoorwaarden. Sommigen zullen extra woonbegeleiding nodig hebben, daarnaast zou iemand aansprakelijk en verantwoordelijk moeten zijn als zich problemen voordoen inzake overlast voor de buurt of andere problemen in de woonomgeving. Tot slot is het van belang dat er voorzorgsmaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat deelnemers elkaar in negatieve zin beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat zij bij elkaar zijn geplaatst zonder adequate selectie en begeleiding. Schulden Zorg voor goede afspraken met schuldhulpverlening zodat de deelnemers snel geholpen kunnen worden met het aflossen en kwijtschelden van schulden. Indien dit niet gebeurt kan de financiële situatie dermate problematisch zijn dat de deelnemer inkomensverwerving middels arbeid als nauwelijks lonend ervaart. Persoonlijke problematiek die arbeidstoeleiding belemmert Verslaving, psychosociale problematiek, zeer gebrekkige competenties en kwalificaties zorgen voor een afstand tot de arbeidsmarkt die niet eenvoudig in een regulier arbeidstoeleidend traject te overbruggen is. Zorg voor een adequate diagnostiek die erop gericht is de problematiek aan het licht te brengen en die laat 6
zien welke stappen er eerst in een voortraject gezet moeten worden voordat aan arbeidstoeleiding kan worden begonnen. Gespecialiseerde re-integratie De toeleiding en bemiddeling van (ex-)gedetineerden vraagt om specifieke kennis, bijvoorbeeld over justitiële interventies, het regime en de detentiefasering in inrichtingen, trajectbegeleiding in inrichtingen, etc. Daarnaast zijn met name streng beveiligde inrichtingen niet makkelijk toegankelijk voor allerlei verschillende medewerkers van verschillende re-integratiebedrijven. Het is dus aan te bevelen om de reintegratie van (ex-)gedetineerden bij een specifiek re-integratiebedrijf in te kopen die thuis is in het justitieveld. Eerlijke bemiddeling en plaatsing Wees eerlijk over de deelnemer tegen werkgevers. Het doel is de deelnemer zo duurzaam mogelijk te plaatsen. Dit kan alleen als de werkgever met realistische verwachtingen een arbeidsrelatie met de deelnemer aan gaat. Wees duidelijk over hetgeen een deelnemer wel en niet kan en informeer over de mogelijkheden van een subsidiebaan en een geleidelijke indienstneming als de deelnemer bevalt. Een andere leerervaring van het project is dat gebleken is dat werkgevers een Verklaring Omtrent Gedrag kunnen vragen. Deze verklaring is onder meer van toepassing voor een aantal functies die in trek zijn bij de doelgroep zoals koeriersdiensten, chauffeurs en andere functies in de logistiek. Het wrange van deze situatie is dat hierdoor functies buiten het bereik van de doelgroep vallen, terwijl de werkgelegenheid voor deze functie juist heel gunstig is. Om teleurstelling en demotivatie te voorkomen wordt aanbevolen goed te checken of een dergelijke verklaring kan worden verlangt als een deelnemer een bepaalde functie ambieert. 3.4
4. Aandachtspunten bij de nazorg Stel prestatie-indicatoren op Geef in de afspraken en contracten met re-integratiebedrijven aan wat de gemeente verstaat onder blijvende uitstroom en hoe op deze resultaten wordt afgerekend. Het moet voor werkgever, reintegratiebedrijf èn deelnemer volkomen duidelijk zijn wat in de nazorgfase de taken en verantwoordelijkheden zijn van gemeente, re-integratiebedrijf, deelnemer en werkgever. Bestendig succes Voor deelnemers is het van groot belang dat zij leren ervaren dat zij in staat zijn een baan te verwerven en te behouden en dat zij steeds meer werknemersvaardigheden leren beheersen. Deze eigen mogelijkheden en vaardigheden worden bij de deelnemer herkenbaar als zij expliciet door de trajectuitvoerder en de casemanager worden benoemd en geprezen. Grijp tijdig in bij problemen De nazorgfase is een kwetsbare fase omdat de werkgever nog kan beslissen het contract niet te verlengen, omdat de deelnemer nog in een gewenningsproces zit, omdat de deelnemer mogelijk nog dingen moet leren, etc. Het is daarom erg belangrijk dat nauwkeurig gemonitord wordt waar zaken misgaan en er tijdig kan worden ingegrepen voordat problemen escaleren. Spreek met het re-integratiebedrijf af hoe het proces in de nazorgfase wordt bewaakt. Locatie van uitvoering Afhankelijk van de fase wordt het project op locatie vorm gegeven.
Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is de methodiek van de interventie beschreven?
Ja X
Nee
7
Bevat de methodiek een handleiding ten aanzien van de benodigde handelingen?
X
Toets theoretische onderbouwing Ja Bevat de methodiek een handleiding die de benodigde handelingen (volgorde, duur, X frequentie, intensiteit) en materialen aangeeft?
Nee
1.4.2 Onderbouwing: probleem- of risicoanalyse Kenmerken risico of probleem Het probleem Om het probleem in kaart te brengen is in de regio een vragenlijst uitgezet. 119 deelnemers hebben een deelnemersformulier ingevuld Op basis hiervan is een analyse van het probleem van de doelgroep gemaakt. Slechts vijf van de 119 geregistreerde deelnemers is vrouw. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 34 jaar. De jongste deelnemer is 19 en de oudste is 56 jaar. De meeste deelnemers zijn tussen de 20 en 40 jaar. Het aantal alleenstaanden onder de deelnemers is bijzonder groot. Maar liefst negen van de tien deelnemers (89,9%) zijn alleenstaand en hebben ook geen kinderen. Eén op de acht deelnemers (12,6%) heeft een buitenlandse nationaliteit. Het aandeel allochtonen is waarschijnlijk groter. Dit kan herleid worden uit de namen maar wordt niet als zodanig geregistreerd. Ongeveer tweederde heeft problemen met huisvesting, schulden (vaak als gevolg van verslaving) en is al vaker gedetineerd geweest. De omstandigheden zijn voor een groot deel van de ex-gedetineerden zijn rooskleurig. Uit de interviews met uitvoerders in het project blijkt bovendien dat ’problemen huisvesting’ een eufemisme is voor het feit dat een groot deel van hen bij het vrijkomen niet over woonruimte beschikt. Dit blijkt voor veel deelnemers een groot probleem te zijn dat tevens de kansen op re-integratie ernstig belemmert. Verslavingsproblematiek, al dan niet gecombineerd met andere problemen, is in de doelgroep opvallend aanwezig. De doelgroep is weinig gekwalificeerd voor de arbeidsmarkt. Meer dan éénderde van alle deelnemers (37,8%) heeft geen of nauwelijks werkervaring. Daarnaast is hun opleidingsniveau erg laag, hoogstens lbo, v(m)bo – ongekwalificeerd. Ondanks de gesignaleerde problemen en gebrekkige kwalificatie is een groot deel van de deelnemers wel gemotiveerd voor werk. Met risico of probleem samenhangende factoren Werkloosheid is voor de doelgroep dus niet een op zichzelf staand probleem, maar hangt direct samen met de essentiële ontbrekende randvoorwaarden voor werk: huisvesting, (geen al te grote) verslaving, opleiding en werkervaring. Gelijktijdige oplossing van deze randvoorwaardelijke problemen is voorwaarde voor het verwerven, aanvaarden en consolideren van werk. In Nederland is nog weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van arbeidsinterventies. Effectiviteitsonderzoek naar de nazorg voor gedetineerden ontbreekt helemaal. Wel is in 2003 een uitgebreide evaluatie verschenen van het resocialisatieprogramma van PI De Geerhorst in Sittart ‘Binnen beginnen & Buiten blijven met het Schakelproject” dat aantoonde dat het programma leidde tot 24% recidivevermindering. Het onderzoek concludeert over de terreinen arbeid, opleiding en inkomen: “Toeleiding naar een opleiding, een langere begeleidingsduur en reclasseringshulpverlening vanuit het project hangen (in)direct samen met een beter functioneren op het gebied van arbeid, opleiding en inkomen. Conform de informele sociale cohesietheorie van Sampson en Laub blijkt deze versterkte
8
binding op het gebied van arbeid, opleiding en inkomen, in het bijzonder via een grotere arbeidsstabiliteit, ook in het Schakelproject direct verband te houden met minder criminaliteit na ontslag uit detentie” Toets Theoretisch Effectief Is het probleem duidelijk omschreven? Is duidelijk wie het probleem heeft? Is er een analyse gemaakt van de met het probleem samenhangende oorzakelijke, risico-, in stand houdende of verzachtende factoren?
Ja X X
Nee X
1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak De informele sociale controletheorie van Sampson en Laub verklaart crimineel gedrag vanuit het gebrek aan sociale binding aan instituties, zoals werk en opleiding. Het herstellen van deze binding zou recidive verminderen. Deze theorie wordt nu als uitgangspunt gebruikt om de ontwikkelde aanpak theoretisch te funderen. De gedragsinterventie moet zich richten op risicofactoren die verminderd moeten en kunnen worden. Mensen die delicten plegen hebben vaak dezelfde eigenschappen of ervaringen die het risico voor recidive verhogen. Sommige van deze zogeheten criminogene factoren zijn niet veranderbaar: de statische criminogene factoren, zoals familiegeschiedenis of eerdere veroordelingen. Andere zijn wel veranderbaar. Dit zijn dynamische criminogene factoren zoals attitudes en gedrag. Het ontbreken van werk is een van deze veranderbare factoren. De gedragsinterventie heeft onder meer tot doel de dynamische criminogene factoren en andere daderkenmerken die de kans op recidive waarschijnlijk maken, te veranderen. Hiertoe worden uiteenlopende methoden gebruikt, maar in de praktijk blijken niet alle methoden het bedoelde effect te hebben. Daarom dienen er (behandel)methoden te worden toegepast die aantoonbaar effectief of veelbelovend zijn, in die zin dat zij bijdragen aan het terugdringen van recidive. Het verwerven/hebben van werk is daarbij een succesvolle. Aangetoond is dat bij zowel ambulante als intramurale behandeling/begeleiding het trainen van vaardigheden een belangrijk aspect is bij het terugdringen van recidive. Gedragsinterventies met een cognitief bestanddeel en een gedragstherapeutische basis komen als het meest effectief naar voren. Vooral de combinatie van deze twee componenten blijkt van wezenlijke invloed: het bevorderen van cognitieve vaardigheden (kennen, weten) en het inoefenen van ander gedrag. Bij effectieve gedragsinterventies sluiten de intensiteit en duur van de interventie aan bij de problematiek van de deelnemer. De intensiteit en duur van de gedragsinterventie zal meestal afhankelijk zijn van de leerstijl van de deelnemer, het recidiverisico en de mate waarin de dynamische criminogene factoren meer of minder gemakkelijk te veranderen zijn. De eerste stap is een goede diagnose bij aanvang van de gedragsinterventie. Door vervolgens gebruik te maken van verschillende, elkaar aanvullende componenten (modulen), wordt een differentiatie en fasering mogelijk die aansluit bij de behandelings/begeleidingsbehoefte van de deelnemer. De inhoud en zwaarte van het trajectplan moeten dus optimaal aansluiten op de problematiek die in de diagnose van de deelnemer is gesteld. Een gedragsinterventie zal minder succesvol zijn als de deelnemer er negatief tegenover staat. Daarom moeten gedurende de gedragsinterventie, betrokkenheid van de deelnemer bij en motivatie voor deelname
9
worden bevorderd en gestimuleerd. De motivatie voor werk blijkt relatief hoog. Dat is een belangrijk aansluitingspunt. Samenvatting werkzame ingrediënten 1. Hoe vroeger je begint met het proces van terugkeer in de samenleving, hoe groter de kans dat exgedetineerden niet recidiveren. 2. Werken vanuit de motivatie en kwaliteiten/ competenties van betrokkenen. 3. Mensen- en maatwerk (individuele benadering). 4. De onderliggende problematiek is bij deze doelgroep enorm groot. Zorg ervoor dat cliënten de moed niet verliezen, niet depressief worden en terugvallen in een verslaving of in het dak- en thuislozencircuit terechtkomen. 5. Beïnvloeden van allerlei sporen tegelijkertijd. 6. Gedurende het hele traject de cliënt dezelfde vaste contactpersoon bieden om het afbreukrisico te verminderen. 7. De persoonlijke betrokkenheid laten zien door ze zelf regelmatig te bellen en te informeren hoe het gaat. 8. Inzet van betrokkenen verwachten. Niet op komen dagen op een afspraak kan tot opschorting of korting op de uitkering leiden. 9. Het opbouwen van een nieuwe samenwerkingsstructuur Toets Theoretisch Effectief Is de verantwoording gebaseerd op een samenhangend betoog (een theorie) over met het probleem samenhangende factoren en de veronderstelde werkzame ingrediënten in de interventie (er wordt méér beschreven dan een algemene verwijzing naar een theorie zoals “De interventie is gebaseerd op de sociale leertheorie”)? Sluit de keuze van de doelen van de interventie aan bij de probleemanalyse? Is aannemelijk gemaakt dat de veronderstelde werkzame factoren in de methodiek leiden tot het bereiken van de genoemde doelen (uit onderzoek, theorie en / of praktijk blijkt dat de methodiek de beoogde doelen bij de doelgroep kan bereiken)?
Ja X
X
Nee
X
1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging Eisen uitvoerders en begeleiders Er is een specifiek profiel voor de casemanager opgesteld in termen van kennis, houding en vaardigheden. Affiniteit/inlevingsvermogen in de doelgroep
Borging: Voortgang- en kwaliteitbewaking Niet bekend.
1.5
Beschrijving onderzoek effectiviteit
Evaluatieonderzoek Gedurende het project heeft periodiek een procesevaluatie plaatsgevonden. Ook zijn de resultaten 10
bijgehouden. Daarbij was sprake van een 0- en een eindmeting, zonder controlegroep. Procesevaluatie Samenwerking gemeenten en PI’s De samenwerking tussen de drie gemeenten die aan het project deelnamen en de zes Zuid-Nederlandse PI’s is volgens alle betrokkenen in de loop van het project verbeterd en geïntensiveerd. Steeds meer gemeenten hebben een coördinatiepunt dat zich intensief bezighoudt met de begeleiding van exgedetineerden. Re-integratie naar werk zit in het normale gemeentelijke takenpakket. Dat geldt dus ook voor ex-gedetineerden. Veel re-integratiebedrijven zijn ook al met ex-gedetineerden aan de slag. De aanpak in de gemeenten Eindhoven, Tilburg en ’s-Hertogenbosch kan een goed voorbeeld en een inspiratiebron zijn voor andere gemeenten in het land. De betrokkenen maken melding van een lijst specifiek uitgewerkte leerervaringen: Samenwerken tussen gemeentelijke afdelingen Het is van groot belang dat, met name in de beginfase, snel kan worden gehandeld om een klant van bijvoorbeeld identiteitspapieren en een voorschot te voorzien. Dit betekent onder meer dat de verantwoordelijken bij de gemeente die de rechtmatigheid van de uitkering bewaken en de medewerkers van burgerzaken ook bereid moeten zijn om snel te reageren. Daarnaast kan in voorkomende gevallen afstemming nodig zijn met de ambtenaren die in de gemeente verantwoordelijk zijn voor voorzieningen zoals schuldhulpverlening, zorg, onderwijs, wonen, etc. Van belang is dat er bij het management en de uitvoering in de gemeente draagvlak bestaat om regels en procedures sneller en soepeler toe te passen indien een specifieke situatie van een (ex-)gedetineerde daarom vraagt. Samenwerken met het maatschappelijk veld In het Veiligheidshuis werken gemeente, Openbaar Ministerie, politie een tal van lokale en regionale organisaties op het terrein van welzijn, veiligheid, zorg etc. samen. De samenwerking met het maatschappelijk veld krijgt voor een groot deel gestalte in het Veiligheidshuis. Het belang van zorg, hulpverlening en huisvesting voor de doelgroep is reeds in hoofdstuk 2 beschreven. De samenwerking met woningcorporaties, welzijnsinstellingen, zorginstellingen e.d. is van groot belang om trajecten te laten slagen. Alhoewel de samenwerking met deze organisaties veelal een lokale aangelegenheid is - en deels lokaal kan worden vormgegeven in het Veiligheidshuis - zouden ook op regionaal niveau gemeenten gemeenschappelijke afspraken met deze instellingen kunnen maken. Op deze wijze kunnen gemeenten expertise met elkaar delen en kunnen vragen richting instellingen gestroomlijnd worden en regionaal worden afgestemd. Om goed met de verschillende instellingen te kunnen samenwerken is het belangrijk dat de casemanager goed op de hoogte is van het aanbod, de procedures en werkwijzen van de verschillende organisaties. Daarnaast zal de casemanager tegenover deze organisaties ‘ambassadeur’ moeten kunnen zijn voor de doelgroep: Ervoor zorgen dat medewerkers bij de verschillende instellingen bereid zijn om zaken af te stemmen en samen te werken in het belang van de (ex-)gedetineerden. Kritieke succesfactoren Uitwerken van een methodiek op basis van praktijkervaring. Samenwerking met de PI’s. Samenwerking met Justitie. Intensievere samenwerking met Veiligheidshuizen, waarbij de begeleiding van de ex-gedetineerden bij zowel de Sociale dienst als het Veiligheidshuis is geborgd. Beschikking over informatie van gedetineerden. Uitwisseling van ervaringen tussen de 3 projectgemeenten. Uitbreiding van samenwerking met locale instellingen in de eigen stad. Positieve resultaten (TR) door inzet op de doelgroep ex-gedetineerden, die voorheen (bijna) niet begeleid werden. 11
-
-
De gemeente kan de ex-gedetineerden een overbruggingsuitkering bieden voor de aan-schaf van een mobiele telefoon en een fiets, omdat men de visie heeft dat het belangrijk is om bereikbaar en mobiel te zijn. Organiseren van aandacht.
Resultaatevaluatie De cijfers Van de 198 deelnemers aan het traject heeft op de einddatum 1 november 2007: 33,9% (67 deelnemers) betaald werk (of een eigen onderneming); 28,3% (56 deelnemers) zit nog in een lopend traject; 10,6% (21 deelnemers) volgt een opleiding of krijgt de zorg die eerst nodig is om überhaupt aan een traject richting werk te kunnen beginnen; 27,2% (54 deelnemers) is uit het zicht verdwenen, verhuisd, overleden of gerecidiveerd. Analyse Ongeveer één op de drie deelnemers is uitgestroomd naar werk; nog geen 7% is gerecidiveerd. Tevens is uitgezocht welke kenmerken de deelnemers hebben die werk hebben gevonden en welke kenmerken de deelnemers hebben die zijn gerecidiveerd. Deelnemers die zijn uitgestroomd naar werk: zijn gemiddeld jonger dan andere deelnemers; hebben geen buitenlandse nationaliteit; hebben wat vaker partners, al dan niet met kinderen; hebben vaker woonruimte; hebben minder vaak schulden; zijn vaker ‘first offender’; hebben minder vaak problemen; zijn hoger opgeleid; hebben vaker werkervaring; zijn meer gemotiveerd voor werk. Deelnemers die recidiveren: zijn iets vaker alleenstaand; beschikken minder vaak over woonruimte; zijn vaker verslaafd; zijn vaker laag opgeleid; zijn minder gemotiveerd voor werk. Doelstelling gerealiseerd Bij de start van het project was het aantal ex-gedetineerden met een WWB-uitkering in de drie deelnemende gemeenten die aan het werk kwam (op eigen kracht of met behulp van de sociale dienst) om en nabij de 20%. Zeker gelet op het aantal personen, dat nog in een lopend traject zit, kunnen we er van uitgaan dat we dankzij de inspanningen die zijn getroost in dit project op een cijfer uit gaan komen van ruim boven de 50%. Verschillen tussen gemeenten Een groot verschil tussen de gemeenten is de keuzes die zij maken welke (ex-) gedetineerden zij aan het project laten deelnemen. Eindhoven neemt alle ex-gedetineerde WWB-klanten in het project op. Tilburg en ‘s-Hertogenbosch selecteren die klanten voor wie uitstroom naar werk op redelijke termijn een
12
serieuze optie is. In ’s-Hertogenbosch stromen bovendien alleen deelnemers in die tijdig via het Coördinatiepunt Nazorg zijn aangemeld. Ex-gedetineerden die plotseling vrijkomen vallen buiten het project en krijgen een behandeling via het reguliere Poortwachter-werkproces. Gezien het verschil in selectie, is het aannemelijk dat de deelnemers in de gemeente verschillen in hun kansen om uit te stromen richting werk. Het onderzoek laat zien dat dit inderdaad het geval is. Eindhoven heeft de ‘moeilijkste’ deelnemersgroep. Ruim tweederde heeft geen werkervaring, terwijl bijvoorbeeld in ’sHertogenbosch nog geen 10% van de deelnemers werkervaring mist. Projectresultaten of selectie-effecten? Vanwege de verschillen in beleid, uitvoering en deelnemers is het niet mogelijk om op eenduidige wijze te bepalen of een aanpak in de ene gemeente effectiever is dan in de andere. Het is zeer aannemelijk dat moeilijke deelnemers met veel problemen minder (snel) uitstromen naar werk en meer recidiveren dan ongecompliceerde deelnemers. Om de effectiviteit van de aanpak van de onderscheiden gemeenten betrouwbaar te bepalen zou in elk geval de samenstelling van de deelnemersgroep (wat betreft criminogene factoren en arbeidsmarktrelevante kenmerken) gelijk moeten zijn. Dit is zeker niet het geval. Zoals gezegd, is het niet mogelijk deze resultaten eenduidig toe te schrijven aan het verschil in aanpak per gemeente. Een validering van de effectiviteit is dus niet voorhanden. Toets beschikbare informatie tbv beschrijving en overdraagbaarheid Is er documentatie over de uitgevoerde effectiviteitonderzoeken (proces en/of resultaat)?
Ja X
Nee
Toets Procesevaluatie Ja Is de interventie uitontwikkeld en stabiel? X Is de werking van de interventie zelf in kaart gebracht alsmede de uitwerking op de X doelgroep? Zijn de organisatorische context en de randvoorwaarden in kaart gebracht? X
Nee
Toets Resultaatevaluatie Ja Heeft het onderzoek betrekking op de ingediende interventie zelf (direct bewijs)? X Wordt voor de onderbouwing gesteund op onderzoeken die elders zijn uitgevoerd (indirect bewijs)? Is het onderzoek gericht op de doelen en de doelgroep van de interventie? X Is een voormeting uitgevoerd? X Is een nameting uitgevoerd? X Is een follow-up meting uitgevoerd na minimaal 6 maanden? (duurzaamheid) Is er een experimentele of controlegroep gehanteerd?
Nee
1.6
X
X X
Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit
Commentaar beoordelingspanel De (impliciete) hypothese is dat interveniëren aan het eind van de detentiefase en het voeren van regie over alle aspecten waarmee een ex-gedetineerde te maken krijgt leidt tot meer instroom in werk en daarmee tot vermindering van recidive en een lager beroep op WWB. Deze redenering wordt niet expliciet gemaakt en niet verder theoretisch onderbouwd. Wel wordt voor de relatie tussen het hebben van werk en het verminderen van recidive verwezen naar de informele sociale controletheorie van Sampson en Laub. De interventie wint aan richting en focus als verschillende problemen separaat en consistent onderbouwd worden. Daarbij onderscheid maken tussen het scheppen van de noodzakelijk randvoorwaarden en de (gedrags)verandering die voor betrokkenen in relatie tot instroom in werk
13
relevant is. In de aanpak staat het bieden van nazorg via randvoorwaardelijke elementen (huisvesting, schulden) centraal, en daarnaast krijgen betrokkenen ook nog begeleiding van een gespecialiseerd reintegratiebedrijf. De inhoud van deze begeleiding komt verder niet aan de orde. Daarmee is het lastig inzicht te krijgen in de werking van de aanpak. Ook wordt het daarom moeilijk te beoordelen in hoeverre de nazorgmethodiek als zodanig nu bepalend is voor het resultaat. Het advies is dat de interventie aan kracht zou winnen als in de aanpak specifiek onderscheid wordt gemaakt tussen de nazorgmethodiek in termen van het scheppen van goede randvoorwaarden en de begeleiding/interventies die vanuit het re-integratiebedrijf worden ingezet. Het onderzoeksbureau PSW geeft een aantal behartenswaardige aanbevelingen op basis van de What Work-criteria, die de interventie aan betekenis kan doen winnen.
Kwalificatie Theoretisch onderbouwd
Keuze X
Operationalisering niveaus Een adequate theoretische onderbouwing ontbreekt Er is een probleemanalyse en een duidelijke en expliciete redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken Deze redenering is bovendien gebaseerd op (getoetste) wetenschappelijke inzichten / theorieën, c.q. er worden technieken gebruikt die in de literatuur bekend staan als bewezen effectief.
Toelichting Er is geen consistente probleemanalyse en een redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken. De interventie wint aan richting en focus als verschillende problemen separaat en consistent onderbouwd worden.
Procesevaluatie
Een adequate procesevaluatie ontbreekt De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht of de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context zijn in kaart gebracht. X
De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht én de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context zijn in kaart gebracht.
Toelichting De aanpak zou aan inzichtelijkheid winnen als duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende werkzame elementen, in het vormgeven van nazorg-methodiek en in de specifieke re-intergatiedienstverlening.
Resultaatevaluatie
Een adequate effectevaluatie ontbreekt
14
X
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden met een voor- en een nameting zonder controlegroep (veranderingsonderzoek) Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden waarin gebruik is gemaakt van een experimentele groep en een controlegroep
Toelichting Er wordt een vergelijking gemaakt met resultaten die voorheen voor deze doelgroep behaald werden. Daardoor wordt de werking van de interventie redelijk overtuigend aangetoond (in termen van werk). Het meten van recidive wordt, anders dan de naam van het project doet vermoeden, niet in het project betrokken. De doelstellingen m.b.t. instroom in werk worden behaald, maar niet duidelijk wordt hoe deze precies toe te schrijven zijn aan de ingezette instrumenten.
1.7
Overige voorwaarden voor toepassing
Kosten Onbekend. Overige voorwaarden voor toepassing Niet van toepassing
1.8
Overige informatie
Uitvoerende organisatie Gemeente Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven Ingrid van Dinteren,
[email protected], 040 238 54 34
Overeenkomsten met andere interventies Dak- en thuislozen Utrecht
Overige informatie Voor zover mogelijk en relevant: Eindrapportage IPW, Gemeente Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven, Terugdringen Recidive door het scheppen van werkgelegenheid voor (ex-)gedetineerden (IPW/TR), E.Houben, december 2007 Onderkant klantenbestand - Terugdringen recidive, (Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven), Exgedetineerden terugbegeleiden naar de gemeente, artikel Sociaal bestek
15
Lijst met aangehaalde literatuur Laub, J.H., R.J. Sampson (2003). Shared beginnings, divergent lives. London: Harvard University Press
16