R uim t e l i j k e o nd e rb o u wi ng p a r k e e r t e rr e in s ta t i o n S n e e k N oo rd
ON TW E RP
Rui mt eli jke onde rbou wing pa rkee rt errein station S ne ek Noo rd
ONTW E RP
Inhoud
Ruimtelijke onderbouwing
31 mei 2012 Projectnummer 027.00.59.09.00
I n h o u d s o p g a v e
1
2
3
Inleiding 1.1 Aanleiding
5 5
1.2
6
Planbeschrijving
7
2.1
Huidige situatie
7
2.2
Toekomstige situatie
9
Beleid 3.1
3.2
3.3
4
Leeswijzer
11 Rijksbeleid
11
3.1.1
Actieplan ‘Groei op het spoor’
11
3.1.2
‘Ruimte voor de fiets’
11
Provinciaal beleid
11
3.2.1
Streekplan Fryslân
11
3.2.2
Verordening Romte Fryslân
12
3.2.3
PVVP
13
3.2.4
Conclusie
13
Gemeentelijk beleid
13
3.3.1
Bestemmingsplan Noordoosthoek - Normandiaplein 13
3.3.2
Gemeentelijk Verkeer- en VervoerPlan Sneek
14
3.3.3
Conclusie
15
Planologische randvoorwaarden
17
4.1
Wegverkeerslawaai
17
4.2
Hinder van bedrijven
18
4.3
Lichthinder
19
4.4
Luchtkwaliteit
19
4.5
Externe veiligheid
20
4.6
Ecologie
21
4.7
Archeologie
26
4.8
Bodem
27
4.9
Water
29
5
Economische uitvoerbaarheid
31
6
Afwegi ng
33
Bijlagen
027.00.59.09.00
1
I n l e i d i n g
1.1
Aanleiding De afgelopen jaren is het aantal reizigers op de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren gegroeid. Om deze groei op te vangen is de dienstregeling uitgebreid van twee naar drie treinen per uur. De spoorlijn tussen Leeuwarden en Stavoren is grotendeels enkel spoor. De treinen kunnen elkaar dus alleen ter hoogte van een passeerspoor (waar het enkelspoor en dubbelspoor wordt) passeren. In 2010 is ter hoogte van het huidige station Sneek Noord een passeerspoor met perron aangelegd, om de uitbreiding van de dienstregeling mogelijk te kunnen maken. De afgelopen jaren is het station Sneek Noord steeds meer in trek gekomen bij treinreizigers. Hierdoor is er steeds meer druk komen te staan op de bestaande parkeervoorzieningen. Op doordeweekse dagen zijn de voorzieningen vaak volledig bezet, en is sprake van overlast doordat fietsen en auto’s op andere locaties geparkeerd worden.
Figuur 1. Problemen bij het parkeren van fietsen bij het station Sneek Noord (2012)
Bij het goed functioneren van een station is het belangrijk dat er voldoende parkeervoorzieningen zijn voor fietsen en auto’s. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing gaat in op de uitbreiding van deze voorzieningen bij het station Sneek Noord.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
5
1.2
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie bij het station. Tevens wordt een beeld geschetst van de beoogde uitbreiding van de parkeervoorzieningen. In hoofdstuk 3 wordt kort ingegaan op het relevante beleid. Hoofdstuk 4 behandelt de van toepassing zijnde planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 gaat kort in op de uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de afweging om de uitbreiding van de parkeervoorzieningen bij het station mogelijk te maken.
6
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
2.1
Huidige situatie Het station Sneek Noord is gelegen langs de Worp Tjaardastraat en de Goeman Borgesiuslaan (de oude ringweg van Sneek). Het station is geheel omringd door woonbebouwing en andere functies. Aan de westzijde van het spoor ligt de begraafplaats van Sneek. Aan de oostzijde is een kantoor-/praktijkgebouw gesitueerd (Goeman Borgesiuslaan 43). Het station bestaat uit een perron aan weerszijden van het spoor en een klein gebouwtje voor wachtende reizigers. Er is geen stationsgebouw. Aan de oostzijde van het spoor is een parkeerplaats gesitueerd die ruimte biedt aan 24 auto’s. Ten zuiden van de parkeerplaats en aan de andere zijde van het spoor zijn de fietsenstallingen; in de huidige situatie zijn bij het station 36 kluisboxen beschikbaar (overdekt) en 319 stallingplaatsen. Een deel hiervan is overdekt. Tevens is een deel van de fietsenstallingen dubbellaags. Het station is een typisch forenzenstation en wordt veel gebruikt door mensen uit de omgeving die voor werk of studie naar bijvoorbeeld Leeuwarden reizen. Deze mensen maken vaak gebruik van een andere vorm van transport om bij het station te arriveren. De meeste mensen komen met de fiets, de auto of lopend.
Figuur 2. Overzichtskaart van Sneek met station Sneek Noord
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
7
De huidige parkeervoorzieningen voor auto’s en fietsen die bij het station geparkeerd worden hebben een bezetting van veelal boven de 100% op doordeweekse dagen. Het aantal parkeerplaatsen voor auto’s en fietsen is dan niet toereikend, met als gevolg dat auto's op het trottoir worden geparkeerd en dat fietsen verspreid bij het station worden neergezet. Dit geeft een rommelig beeld en levert soms onveilige situaties op. Door de foutgeparkeerde auto’s wordt manoeuvreren lastiger. Daarnaast gaan automobilisten op zoek naar andere locaties om te parkeren, wat parkeeroverlast veroorzaakt in de omliggende woonbuurten.
Figuur 3. Situatie ter plaatse van de bestaande parkeer plaats bij station Sneek Noord
In 2010 heeft bij het station een telling naar het aantal reizigers plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat ongeveer 700 reizigers per dag gebruik maken van het station. Hierbij is rekening gehouden met de heen- en terugreis; het betreft dus 700 reizigers die twee maal per dag van het station gebruik maken (heen- en terugreis). Bij de telling is niet bijgehouden op welke wijze men bij het station arriveert. Om te bepalen wat de verdeling is naar gebruik van vervoersmiddelen voor het voor- en natransport, kan gebruik gemaakt worden van een publicatie van het Fietsberaad (2007). Tabel 1. Verdeling van voor en natransport om het station te bereiken (bron: Fietsberaad)
8
Voor- en natransport
%
Aantal
Parkeerplaatsen aanwezig
Parkeerplaatsen gewenst
Fiets Auto Bus
36 10 10
316 60 60
319 24 -
536 49 -
Overig
44
264
-
-
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
Uit tabel 1 blijkt dat het aantal stallingen voor de fiets theoretisch voldoende zou zijn en dat er voor de auto een tekort is. De praktijk laat echter zien dat er voor beide parkeervoorzieningen een tekort is. Daarnaast wordt bij de gegevens van het Fietsberaad rekening gehouden met 10% busreizigers. Dat aandeel zal bij station Sneek Noord lager zijn. De percentages uit bovengenoemde tabel zijn gebaseerd op telgegevens van stations uit de periode 2002/2005. In deze periode was al een sterke groei in het fietsgebruik te zien en deze groei heeft zich onverminderd doorgezet in de jaren erna. In de huidige situatie is een groot tekort aan fietsenstallingen en zijn fietsen buiten de rekken geen vreemd beeld. Daarnaast is het wenselijk om het fietsgebruik te stimuleren, waaraan een uitbreiding van fietsenstallingen bij kan dragen.
2.2
Toekomstige situatie Aan de oostzijde van het spoor is een open groene ruimte die gebruikt wordt als speelveld. Het driehoekige veld ligt achter de woningen aan de Goeman Borgesiuslaan en de Groen van Prinstererstraat. Een klein deel van het speelveld zal worden ingericht als parkeerterrein voor auto’s en fietsen. De ontsluiting van het parkeerterrein zal blijven liggen aan de Goeman Borgesiuslaan.
Figuur 4. Inrichting parkeervoorzieningen bij station Sneek Noord
De uitbreiding van de parkeerplaatsen voor auto’s zal in één rij gerealiseerd
NIEUWE PARKEERPLAATSEN
worden parallel gelegen aan het spoor, in zuidelijke richting. Er zullen 25 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In totaal zullen er bij het station dan 49 parkeerplaatsen voor auto’s zijn.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
9
NIEUWE FIETSENSTALLING
De bestaande fietsenstalling zal met de uitbreiding verdubbeld worden. Ook deze uitbreiding zal parallel lopen aan het spoor, in zuidelijke richting. Met de uitbreiding zullen 217 extra parkeerplaatsen voor fietsen worden gerealiseerd, waarmee in totaal 536 fietsen bij het station geparkeerd kunnen worden.
SPEELVELD
Het speelveld achter de woningen aan de Goeman Borgesiuslaan en de Groen van Prinstererstraat blijft voor het overige deel behouden en houdt zijn huidige functie als groenvoorziening en speelruimte. In bijlage 1 bij deze toelichting is een inrichtingstekening opgenomen van de parkeervoorzieningen bij het station.
10
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
3
B e l e i d
3.1
Rijksbeleid 3 . 1 . 1
Actieplan
‘Groei
op
het spoor’
Het kabinet wil het aantal kilometers dat treinreizigers maken tussen 2007 en 2012 met 5% per jaar verhogen. Het actieplan ‘Groei op het spoor’ van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu omvat een pakket aan maatregelen om reizen met de trein aantrekkelijker te maken. Eén van de maatregelen is het uitbreiden van parkeerplekken (zowel voor auto’s als fietsen) bij stations. Het Rijk subsidieert daarom nieuwe parkeerplaatsen, evenals de provincie. Het actieplan loopt tot en met 2012. 3 . 1 . 2
‘Ruimte
voor de fiets’
In het programma ‘Ruimte voor de fiets’ werken ProRail, NS gemeenten, provincies en het ministerie van Infrastructuur en Milieu samen aan de uitbreiding van stallingplekken bij stations. Er worden subsidies verstrekt voor de vervanging van oude fietsenstallingen en de uitbreiding van nieuwe fietsenstallingen, mits er een aantoonbaar capaciteitstekort is. ProRail heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen V&W) op alle treinstations geïnventariseerd wat de behoefte is aan extra fietsenstallingen.
3.2
Provinciaal beleid 3 . 2 . 1
Streekplan
Fryslân
Eind 2006 heeft Provinciale Staten het Streekplan Fryslân ‘Om de kwaliteit fan de romte’ vastgesteld. Het streekplan geeft de visie op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het in stand houden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Het gaat daarbij vooral om het in stand
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
11
houden en verder ontwikkelen van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân. Wonen, werken en voorzieningen worden geconcentreerd in de bestaande stedelijke centra. De inrichting van deze centra kan op deze wijze geoptimaliseerd worden, terwijl de openheid en rust van de gebieden buiten de stedelijke centra gewaarborgd wordt. De provincie wil een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân. De provincie Fryslân streeft naar een optimale interne en externe bereikbaarheid van Fryslân als belangrijke impuls voor economische ontwikkeling, de ruimtelijke structuur en de leefbaarheid. Bij het verbeteren van de bereikbaarheid staan een zorgvuldige ruimtelijke inpassing en veiligheidsaspecten centraal. De wijze waarop woningen, bedrijven, kantoren, winkels en recreatievoorzieningen zijn verspreid beïnvloedt het mobiliteitspatroon. De provincie zet zich met het ruimtelijk beleid in op de beheersing van (auto)mobiliteit, zodat netwerken niet onnodig belast worden. Hierbij richt de provincie zich op: -
het concentreren van wonen, werken en voorzieningen; het benutten van bestaande infrastructuur;
-
het stimuleren van goederenvervoer over water en spoor.
In het streekplan staat verder dat openbaar vervoer afhankelijk is van de beschikbaarheid van vraag naar dit vervoer. Een goede uitvoering van het streekplanbeleid is van invloed op het slagen van een goed openbaar vervoersbeleid in het Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan (PVVP). 3 . 2 . 2
Verordening
Romte
Fryslân
Het Streekplan Fryslân uit 2007 heeft op basis van het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de status van structuurvisie gekregen. Met de invoering van de Wro is de goedkeuringsbevoegdheid van bestemmingsplannen van de provincie vervallen. De provincie heeft daarentegen wel de mogelijkheid gekregen om een provinciale verordening op te stellen. In 2010 heeft de Provincie Fryslân derhalve het initiatief genomen om te komen tot de Verordening Romte Fryslân. Deze verordening is vastgesteld op 15 juni 2011. Door middel van deze verordening kan de provincie haar ruimtelijke beleid verankeren. In de Verordening wordt aangegeven welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als hieraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden de parkeervoorzieningen bij het bestaande station Sneek Noord uitgebreid. Het is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied zoals dat in de verordening is aangewezen. In de Verordening worden aan dergelijke plannen geen beperkingen verbonden.
12
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
3 . 2 . 3
PVVP
In 2006 is het Provinciaal Verkeer- en VervoerPlan (PVVP) vastgesteld. Hierin staan de doelen waaraan de provincie de komende 15 jaar op verkeer- en vervoergebied zal werken. Onder het motto ‘Fryslân Feilich Foarút’ geeft de provincie in het PVVP 2006 vorm aan bereikbaarheid, mobiliteit en verkeersveiligheid in de provincie. Het PVVP gaat in op het aspect ketenmobiliteit; reizigers maken in één verplaatsing gebruik van meerdere vervoerwijzen, bijvoorbeeld fiets en openbaar vervoer of de eigen auto en de auto van een carpoolpartner. Deze vormen van ketenmobiliteit wil de provincie stimuleren. De kwaliteit van overstappunten in deze ketens (stations, haltes, transferia, carpoolplaatsen) vraagt daarom extra aandacht. 3 . 2 . 4
Conclusie
De provincie wil het gebruik van openbaar vervoer stimuleren en optimaliseren. De inzet om woningen, voorzieningen en bedrijven te concentreren rond de stedelijke centra vraagt om investeringen in de vervoersnetwerken. Niet alleen de kwaliteit van het spoor, de weg of de busdiensten is daarbij van belang, ook dient aandacht besteed te worden aan het aspect ketenmobiliteit. De bereikbaarheid van en de overstapmogelijkheden bij (bus- en trein-)stations zijn daarbij zeer belangrijk. De uitbreiding van de parkeervoorzieningen bij station Sneek Noord, waarmee de ketenmobiliteit in Sneek wordt versterkt, past daarom zeer goed binnen het provinciaal beleid.
3.3
Gemeentelijk beleid 3 . 3 . 1
Bestemmingsplan Noordoosthoek
- Normandiaplein
De bestaande parkeervoorzieningen bij station Sneek Noord en de gronden voor beoogde uitbreiding zijn gelegen in het bestemmingsplan Noordoosthoek Normandiaplein, vastgesteld op 17 november 2011 (zie figuur 5). Het parkeerterrein is bestemd voor ‘Verkeer – Railverkeer’, waarbinnen spoorwegvoorzieningen (zoals een parkeerterrein), wegen, groenvoorzieningen en water zijn toegestaan. De gronden waar de uitbreiding van de parkeervoorzieningen zijn gepland, vallen onder de bestemmingen ‘Groen’ en ‘Water’. De nieuwe parkeervoorzieningen voor het station passen niet binnen deze bestemming.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
13
Figuur 5. Detail bestemmingsplan Noordoosthoek - Normandiaplein (bron: ruimtelijke plannen.nl)
Het station Sneek Noord (het spoor en de perrons met bijbehorende voorzieningen) zijn overigens in het bestemmingsplan Noorderhoek gelegen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 19 januari 2010. 3 . 3 . 2
Gemeentelijk
Verkeer-
en
VervoerPlan
Sneek
Eind 2010 is het GVVP van de gemeente Sneek door de gemeenteraad vastgesteld. Deze notitie blijft gelden totdat de gemeente Súdwest-Fryslân een nieuw GVVP heeft opgesteld. Uit het GVVP Sneek blijkt dat de dynamiek van de stad vele verschillende mobiliteitsaspecten met zich meebrengt. De notitie gaat ook in op de treinverbinding Sneek-Leeuwarden, deze wordt goed gebruikt door forensen. Er wordt benoemd dat de frequentie van het aantal treinen per uur op het treinvak Sneek-Leeuwarden vergroot wordt van twee naar drie treinen. Dit is inmiddels gebeurd. Ook wordt de wens benoemd om ter hoogte van de nieuwbouwwijk Harinxmaland (aan de noordzijde van Sneek) een extra treinstation te realiseren. Deze wens is ook door de provincie in de provinciale beleidsdocumenten benoemd. Het is echter nog niet duidelijk of, waar en wanneer dit station gerealiseerd zal worden. Om het fietsgebruik te stimuleren is het ook van belang dat de fiets goed gestald kan worden. Ter hoogte van de beide treinstations (station Sneek en Sneek Noord) laat dit te wensen over en daarom wordt voorgesteld om de stallingen hier uit te breiden.
14
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
3 . 3 . 3
Conclusie
Het GVVP Sneek benoemt de parkeerproblematiek bij het station Sneek Noord en de wens om hier voldoende parkeervoorzieningen te realiseren. Het vigerende bestemmingsplan laat een dergelijke uitbreiding echter niet zonder meer toe. Daarom is het nodig een omgevingsvergunning aan te vragen. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunningaanvraag.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
15
4
P l a n o l o g i s c h e
r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder (Wgh) dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien mid-
WET- EN REGELGEVING
dels verschillende wetten diverse keren gewijzigd. De meest recente wijziging heeft plaatsgevonden bij besluit van 7 december 2006 (Staatsblad 2006 - 661). De inwerkingtreding heeft op 1 januari 2007 plaatsgevonden. Tevens is op 1 januari 2007 het ‘Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006’ (Staatscourant 21 december 2006, nr. 249) in werking getreden. In de Wgh is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies plaats moet vinden. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt de uitbreiding van het parkeer-
ONDERZOEK
terrein bij station Sneek Noord mogelijk. Er worden 25 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Op de Worp Tjaardastraat en de Goeman Borgesiuslaan geldt een maximum toegestane snelheid van 50 km per uur. Gezien de inrichting en de functie van het plangebied zal een dergelijke snelheid uiteraard niet gehaald worden op het parkeerterrein. Daarnaast is het zo dat de meeste verkeersbewegingen zullen plaatsvinden op het bestaande deel van het parkeerterrein. Alleen als dit terrein vol is zullen automobilisten doorrijden naar het achterste - nieuwe - gedeelte van het parkeerterrein. Hierdoor zal eventuele (geluid)overlast door auto’s op het nieuwe parkeerterrein zeer gering zijn. Het is daarom voor de uitbreiding van het parkeerterrein niet nodig een akoestisch onderzoek uit te voeren naar wegverkeerslawaai. Het is mogelijk dat door de uitbreiding van het parkeerterrein een toename zal plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen. Uitgaande van drie verkeersbewegingen per nieuwe parkeerplaats betekent dit 75 extra verkeersbewegingen. Echter, de uitbreiding vangt een concrete behoefte op die in de bestaande situatie reeds een aantal jaren aanwezig is; In de huidige situatie staan
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
17
vrijwel dagelijks teveel auto’s op het parkeerterrein. De verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen na voltooiing van de uitbreiding zal daarom gering zijn. Zo gering dat dit geen verslechtering zal creëren in de het wegverkeerslawaai veroorzaakt door verkeer op de Goeman Borgesiuslaan. Een akoestisch onderzoek door de toename van verkeer op de Worp Tjaardastraat en de Goeman Borgesiuslaan is derhalve niet nodig. CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door onaanvaardbare geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.
4.2
Hinder van bedrijven WET- EN REGELGEVING
Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuweten regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Uit de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en hindergevoelige functies, zoals woningen, om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
ONDERZOEK
In de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG worden parkeerterreinen ingedeeld in categorie 2. In verband met mogelijk geluidoverlast dient een afstand van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies te worden aangehouden. De nieuwe parkeervoorzieningen liggen op ruim 30 meter van de bestaande omliggende woningen, met uitzondering van de woning aan de Groen van Prinstererstraat 8, deze ligt op 22 meter van de dichtstbijzijnde parkeerplaatsen. Doordat het hier de meest zuidelijk gelegen parkeerplaatsen betreft is het de verwachting dat het aantal verkeersbewegingen gering zal zijn. De afstand wordt daarom aanvaardbaar geacht. De vijf beoogde parkeerplaatsen achter het kantoor-/praktijkgebouw aan de Goeman Borgesiuslaan 43 (zie figuur 4) liggen op een afstand van 20 meter van de woningen op nummer 41 en 39. Gezien de kleinschalige aard van het terrein en de ligging van het kantoor/praktijkgebouw op nummer 43 (dat fungeert als geluidbuffer) wordt ook deze situatie aanvaardbaar geacht.
18
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
De realisatie van de parkeervoorzieningen worden niet belemmerd door onaan-
CONCLUSIE
vaardbare (milieu)hinder.
4.3
Lichthinder In verband met de uitbreiding van het parkeerterrein dient rekening gehouden te worden met lichthinder van autoverkeer voor woningen die met de achterzijde gelegen zijn aan het open groene veld. Het betreft woningen aan de Goeman Borgesiuslaan en de Groen van Prinstererstraat. Om lichthinder tegen te gaan zal een grondwal gerealiseerd worden tussen het parkeerterrein en het achterliggende open (speel)veld. De inrichting van het plangebied en de ligging van de wal is verder weergegeven in figuur 10.
4.4
Luchtkwaliteit Het plan dient te voldoen aan regels voor luchtkwaliteit. Aangetoond moet
WET- EN REGELGEVING
worden dat er geen normen worden overschreden. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de Minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10 ) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. Voor kleinere plannen heeft het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
ONDERZOEK
Ordening en Milieu samen met InfoMil de zogenoemde NIBM-tool ontwikkeld. Op basis hiervan wordt de toename van NO2 en PM10 vanwege het plan bepaald.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
19
Hierdoor kan eenvoudig worden bepaald of er sprake is van een ‘in betekenende mate’ afname van de luchtkwaliteit. Het parkeerterrein van het station wordt uitgebreid met 25 parkeerplaatsen. Uitgaande van drie verkeersbewegingen per (nieuwe) parkeerplaats per etmaal kan verwacht worden dat er een toename van 75 verkeersbewegingen per dag zal plaatsvinden. Een deel van deze verkeersbewegingen zijn in de huidige situatie al aanwezig (er staan doorgaans meer auto’s geparkeerd dan dat parkeerplaatsen aanwezig zijn). Ook kan beargumenteerd worden dat het huidige aantal verkeersbewegingen positief wordt beïnvloed doordat er minder auto’s naar het station rijden die vervolgens, wegens gebrek aan parkeerplaatsen, weer vertrekken om de auto elders te parkeren. Echter, dergelijke interpretaties zijn lastig in getallen uit te drukken. Ervan uitgaande dat de nieuwe parkeerplaatsen dagelijks allen gebruikt zullen worden door forenzen wordt voor de berekening van de invloed op de luchtkwaliteit ervan uitgegaan dat er een toename van 75 verkeersbewegingen zal zijn.
Figuur 6. Worst -case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit
Uit de resultaten van de NIBM-tool blijkt dat de te verwachten toename van 3
NO2 en PM10 achtereenvolgens 0,05 en 0,02 microgram per m is. Dit is geen overschrijding van de grenswaarde van 1,2 microgram per m 3. Dit betekent dat er sprake is van een ‘niet in betekenende mate’ toename van NO2 of PM10 vanwege het plan. Een aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.
4.5
Externe veiligheid WET- EN REGELGEVING
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen
20
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
(bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (hierna PR) en een groepsrisico (hierna GR). De normen voor PR en GR hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep. De Provincie Fryslân heeft in het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO)
ONDERZOEK
een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben; verschillende risico-ontvangers en risicobronnen staan op de kaart aangegeven. Uit de risicokaart van de provincie blijkt dat het terrein niet in een invloedsgebied van een risicovolle inrichting ligt. Wel ligt het terrein uiteraard langs de spoorlijn, wat aangegeven staat een element met een verhoogd risico voor een ongeval. Echter, de uitbreiding van het parkeerterrein maakt geen kwetsbare objecten (zoals woningen) mogelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan
CONCLUSIE
niet door risico’s vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt belemmerd.
4.6
Ecologie De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Floraen faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere de zorgplicht opgenomen die bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
21
ONDERZOEK
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het projectgebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het projectgebied is daartoe op 14 maart 2012 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Dit is niet in de meest optimale periode, maar gezien het intensief beheerde terrein had een bezoek in het groeiseizoen weinig extra informatie opgeleverd. Vanwege de intensivering van de treinfrequentie is er behoefte aan extra parkeerplaatsen en overdekte fietsenstallingen bij het station Noord in Sneek. Hiervoor wordt een klein deel van het aangrenzende speelveld en plantsoen gebruikt. De vier extra fietsenstallingclusters komen in het verlengde van de bestaande vier. De dwarsplaatsen voor auto’s komen op een rij en worden ontsloten vanaf de bestaande parkeerplaats met een rijbaan aan de zuidkant. Hiervoor wordt een greppel gedempt en iets verderop het veld opnieuw aangelegd. Drie forse populieren en een esdoorn worden gekapt om het ruimtebeslag voor stallingen en parkeerplaatsen mogelijk te maken. Er worden 6 nieuwe bomen geplant.
Figuur 7. Situatie projectgebied (14 maart 2012)
22
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
Figuur 8. Situatie projectgebied (14 maart 2012)
Soortbeschermi ng Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, namelijk: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime. Overigens zullen naar verwachting zowel de soortenbescherming als de gebiedsbescherming per 2013 worden ondergebracht in de nieuwe Wet natuurbescherming, waarbij de natuurmonumenten onder de planologische bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur zullen vallen. Inventarisatie Het projectgebied bestaat uit grasland dat in gebruik is als trapveldje met twee metalen doelen. Als begrenzing van de parkeer- en stallingsvoorzieningen is een ondiepe greppel en het rudiment van een beukenhaag met afzettingsdraad aanwezig. De greppel lijkt niet jaarrond waterhoudend, is zeer eutroof en draagt sporen van chemische vervuiling. Meest beeld bepalend zijn forse exemplaren van populier ter hoogte van de nieuwe stallingen en een jongere esdoorn tussen de huidige parkeerplaatsen en het grasveld.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
23
Uit de informatie van Het Natuurloket 1 (kilometerhok 173-561, d.d. 14 maart 2012) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied naast enkele in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele (middel)zwaar beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Voor de drie streng beschermde vaatplanten zou dit om tuinexemplaren kunnen gaan. Dit ook al omdat nog vier licht beschermde soorten en twee van de Rode lijst zijn geregistreerd. Zo veel bijzondere wilde planten zijn in de bebouwde kom niet te vinden. De twee zoogdieren betreffen ongetwijfeld vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger) voor wie de woonwijk met spoortracé en volkstuinen een geschikt leefgebied is. Tijdens het veldbezoek werden onder andere kiemplanten van madeliefje, scherpe boterbloem en smalle weegbree aangetroffen. In het projectgebied zijn geen potentiële verblijfplaatsen (gebouwen/bomen) voor vleermuizen aanwezig. De vier genoemde bomen zijn volkomen gaaf en bevatten geen verblijfplaatsen. Ook worden er geen belangrijke lijnvormige landschapselementen doorkruist, daarvoor zou de spoordijk eerder een rol spelen. Door de ontwikkelingen zullen er geen negatieve effecten op vleermuizen optreden. Op basis van het veldbezoek blijkt echter dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden alleen enkele algemene, licht beschermde soorten zoals spitsmuizen, egel, gewone pad of bruine kikker en zwaarder beschermde vogels (tot 92 soorten) in en direct rond het plangebied verwacht. Alle inheemse vogelsoorten zijn in het kader van de Flora- en faunawet zwaar beschermd. In de bomen zijn geen beschermde jaarrond gebruikte nesten. Effecten Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. Hoewel in de bomen geen nesten werden aangetroffen betekend dit dat de beoogde werkzaamheden op zijn vroegst in 2012 na de bouwvak kunnen plaats vinden.
1
Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).
24
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
Gebi edsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en het Streekplan en de provinciale verordening. Inventarisatie Het projectgebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft de Natura 2000-gebieden Sneekermeergebied en Witte en Zwarte Brekken, die zijn gelegen op een afstand van respectievelijk 3,3 en 2,8 kilometer. Beiden zijn ook de meest nabijgelegen gebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft hier open water met oeverlanden en eilanden. Kenmerkend voor dit centrale merengebied in Fryslân is de afwisseling tussen grotere en kleinere wateroppervlakken, omgeven door kades en rietkragen en zoetwatermoerassen en uitgestrekte graslandpolders. In de bebouwde kom van Sneek is geen sprake van weidevogelgebieden of ganzenfoerageergebieden. Effecten Deze beschermde gebieden liggen, gezien de aard van de ingreep het aanleggen van parkeerplaatsen in een plantsoen in de bebouwde kom, op een voldoende afstand van het projectgebied. Tussen de merengebieden en het stationsgebied zijn geen ecologische relaties. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het ‘nee, tenzij’-beleid uit de Nota Ruimte en de uitwerking daarvan in het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor verder onderzoek. Conclusie Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat geen vooronderzoek in het kader van de flora- en faunawet of een oriëntatiefase voor de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plan is hierdoor op deze punten uitvoerbaar.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
25
4.7
Archeologie WET- EN REGELGEVING
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde ‘veroorzakersprincipe’. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de WAMZ aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen. De provincie Fryslân heeft voor de gehele provincie een kaart opgesteld waarop de archeologische verwachtingswaarde op staat aangegeven. Per gebied is tevens een advies gegeven in hoeverre er noodzaak is voor de betreffende locatie om een archeologisch onderzoek te verrichten of de reeds geconstateerde waarden te behouden. De kaart is opgesteld voor twee perioden: steentijdbronstijd en ijzertijd-middeleeuwen.
Figuur 9. Advieskaart steentijd–bronstijd (bron: Provincie Fryslân)
26
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
Figuur 10. Advieskaart ijzertijd-middeleeuwen (bron: Provincie Fryslân)
Uit de FAMKE kaart blijkt dat voor het plangebied voor de periode steentijdbronstijd (zie figuur 7) geen onderzoeksverplichting geldt. Op de advieskaart ijzertijd-middeleeuwen (zie figuur 8) valt het plangebied in een zone waarin karterend onderzoek 1 noodzakelijk is. Dit houdt in dat bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Met de oppervlakte van een ‘ingreep’ wordt overigens niet de letterlijke omvang van de verstoring van de bodem bedoeld, maar de oppervlakte waarvan de bodem door de bestemmingswijziging nu of in de toekomst verstoord kan gaan worden. Met andere woorden: de grootte van de ingreep is gelijk aan de oppervlakte van de eventuele verstoring die planologisch wordt mogelijk gemaakt. De uitbreiding van de parkeervoorzieningen is groter dan 500 m², daarom is
ONDERZOEK
een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied is in maart 2012 ook bezocht. Er zijn geen indicatoren aangetroffen waaruit blijkt dat het plangebied archeo-
CONCLUSIE
logische waarden bevat. Het onderzoek geeft daarom geen aanleiding tot het opnemen van beschermende en/of beperkende maatregelen, of archeologisch vervolgonderzoek. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
4.8
Bodem Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de
WET- EN REGELGEVING
Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de Bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moeten aanhouden als blijkt
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
27
dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in kwaliteit van de bodem. ONDERZOEK
Op de kaart van Bodemloket geeft de overheid inzicht in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat de kaart zien waar vroeger (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 9 wordt een fragment van de kaart van het bodemloket weergegeven ter plaatse van het station Sneek Noord.
Figuur 11. Fragment bodemkaart (bron: Bodemloket)
Op het fragment van de bodemkaart van het Bodemloket is te zien dat in de omgeving van het plangebied verschillende locaties zijn waar bodemonderzoek is gedaan. Het onderzoek voor het gebied waar de uitbreiding van de parkeervoorzieningen gerealiseerd zal worden, is nog niet afgerond. CONCLUSIE
In maart 2012 is een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat op basis van de gemeten gehalten in de bovengrond geen nader bodemonderzoek nodig is. Er is geen bezwaar om de parkeervoorzieningen aan te leggen. Het bodemonderzoek is toegevoegd aan deze toelichting in bijlage 3.
28
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
4.9
Water In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota ‘Anders omgaan met water’ is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in ruimtelijke plannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Door de uitbreiding van de parkeervoorzieningen neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 1.100 m². Dit is inclusief de door derden (ProRail) te plaatsen fietsenstallingen. Tevens zal een kleine sloot worden gedempt. Deze sloot heeft een oppervlakte van 50 m². Het Wetterskip hanteert een compensatieplicht van circa 10% bij een toename van verhard oppervlak. Dit betekent dat 10% van de toename van verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden in wateroppervlak. Gedempt wateroppervlak dient volledig gecompenseerd te worden. Er zal daarom 160 m² aan nieuw wateroppervlak (110 m² + 50 m²) gerealiseerd dienen te worden. Aan de zuidoostzijde van het parkeerterrein wordt een nieuwe sloot gegraven, met een lengte van circa 100 meter. De breedte van deze sloot zal minimaal 1.6 meter bedragen. Daarmee is de benodigde watercompensatie gerealiseerd. De waterafvoer van de nieuwe uitbreiding kan (door de aanleg van een regenwaterriool) plaatsvinden op de nabij gelegen brede sloot die parallel aan het spoor loopt. Voor de ontwikkeling op de planlocatie is een wateradvies gevraagd aan Wet-
CONCLUSIE
terskip Fryslân via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Op 9 mei 2012 heeft het Wetterskip haar advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting. Het Wetterskip geeft aan dat de voorgestelde compensatie akkoord is. Verder gaan zij in op de waterkwaliteit en de drooglegging. Deze aspecten zijn voor het bestemmingsplan verder minder van belang. Vanuit het oogpunt van water is het voorliggende plan uitvoerbaar.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
29
5
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
De nieuwe parkeerplaatsen en de te realiseren groenvoorzieningen zullen worden gerealiseerd door de gemeente Súdwest-Fryslân. De fietsenstallingen zullen aangelegd worden door ProRail. Het realiseren van deze voorzieningen wordt niet aangemerkt als bouwplan in de zin van het hoofdstuk Grondexploitatie van de Wet ruimtelijke ordening. Het is derhalve niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. De uitbreiding van de parkeerplaatsen voor auto’s wordt voor 1/3 door het Rijk, 1/3 de NS(poort) en 1/3 door de provincie Fryslân en de gemeente Súdwest-Fryslân gedragen. Dit deel valt onder het project ‘Groei op het spoor’ (zie paragraaf 3.3.1). De financiering van de parkeervoorzieningen gebeurt deels met subsidies. De uitbreiding van de fietsenstallingen wordt voor 1/2 door ProRail gefinancierd. De andere helft wordt door de provincie Fryslân en de gemeente SúdwestFryslân betaald. Dit deel valt onder het project ‘Ruimte voor de fiets’ (zie paragraaf 3.3.2). Het plan mag economisch uitvoerbaar worden geacht.
Figuur 12. De problematische situatie bij station Sneek Noord
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
31
6
A f w e g i n g
Voor de uitbreiding van de parkeervoorzieningen bij station Sneek Noord kan de volgende afweging worden gemaakt: -
Er is sprake van een parkeerprobleem voor auto’s en fietsers bij het station. Op werkdagen is er overdag een tekort aan parkeerplaatsen, waardoor een rommelig beeld ontstaat. Ook kan er in sommige gevallen een onveilige situatie ontstaan.
-
Het plan past binnen het rijksbeleid en het provinciaal beleid. De provincie wil het gebruik van openbaar vervoer stimuleren en optimaliseren. De inzet om woningen, voorzieningen en bedrijven te concentreren rond de stedelijke centra vraagt om investeringen in de vervoersnetwerken. Niet alleen de kwaliteit van het spoor, de weg of de busdiensten is daarbij van belang, ook dient aandacht besteed te worden aan het aspect ketenmobiliteit. De bereikbaarheid van en de overstapmogelijkhe-
-
den bij (bus- en trein)stations zijn daarbij zeer belangrijk. Het plan past binnen het gemeentelijk beleid. Het GVVP Sneek benoemt de parkeerproblematiek bij het station Sneek Noord en de wens om hier voldoende parkeervoorzieningen te realiseren. Het vigerende bestemmingsplan laat een dergelijke uitbreiding echter niet zonder meer toe. Om realisering van de uitbreiding mogelijk te maken moet een omgevingsvergunning worden verleend. In dit geval gaat het om een omgevingsvergunning volgens de uitgebreide procedure als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo. Van de aanvraag voor een dergelijke omgevingsvergunning moet een ruimtelijke onderbouwing deel uitmaken. Dit document vormt deze ruimtelijke onderbouwing.
-
Er is geen sprake van een toename van wegverkeerslawaai. De uitbreiding van het parkeerterrein kan een kleine toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg hebben. Voor het grootste deel zullen de nieuwe parkeerplaatsen echter voorzien in een bestaande behoefte voor mensen die al met de auto naar het station komen, maar daar geen parkeerplaats kunnen vinden. De toename van verkeersbewegingen op de Goeman Borgesiuslaan is dermate gering, dat er geen sprake is van een toename in wegverkeerslawaai op deze weg. Tevens zullen de verkeersbewegingen op het nieuwe gedeelte van het parkeerterrein dermate gering zijn, dat ook hier geen sprake is voor geluidoverlast voor omwonenden.
-
Enkele woningen zijn binnen de afstand van 30 meter gelegen ten opzichte van de te realiseren parkeerplaatsen. Deze afstanden (circa 20 meter) worden aanvaardbaar geacht, gezien de kleinschaligheid van het terrein en de ligging van bestaande bebouwing (als buffer). Er is daarom geen sprake van milieuhinder.
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
33
-
Om eventuele lichthinder tegen te gaan zal een wal worden gerealiseerd met een hoogte van één meter tussen de nieuwe parkeerplaatsen en de omliggende woningen.
-
De verkeersaantrekkende werking van het plan is dermate klein, dat er geen sprake is van noemenswaardige verslechtering van de luchtkwali-
-
Het plan maakt geen gevoelige functies mogelijk. Er is daarom geen
-
Ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen ecologische waarden
teit. sprake van een probleem voor het aspect externe veiligheid. in het gebied aanwezig zijn die door de plannen verstoord of vernietigd worden. -
Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn die door de plannen verstoord of vernietigd worden.
-
Een bodemonderzoek heeft aangetoond dat er geen sprake is van bodemverontreiniging.
-
De watertoets voor het plan is doorlopen. Aangezien er volledige compensatie van de toegenomen verharding plaats vindt en er bij het station (voor zover bekend) geen sprake is van waterproblemen, mag het verwacht worden dat het wateraspect geen aanvullende eisen zal creeren.
Uit bovenstaande afweging blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de nieuwe parkeervoorzieningen bij het station Sneek Noord. Het plan mag uitvoerbaar geacht worden.
34
027.00.59.09.00 - Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein station Sneek Noord - 31 mei 2012
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
I n r i c h t i n g s t e k e n i n g
I I I I I I I I I I I I I I (/)
I I
I
''Z.
\
I
I
\
''........ I
I
\
\
\\ \ \
I I
c\;
I
·
.
I
I
I
I
LECEI DA
I
I
I
I I
BSS k,L keperverbcnd kl, donkerqri j s
b1eedte rijJoon porke2de11ein = 'i,C:JOn
I I
I I I I
I
I
I I I
/' I I ,;
I I
I
I I
I
I
I
(
BSS ho fsteensve1bond kl, conke1g1i s
5 streks meigoot
I
I
I I
betontegel 3Dx30x4,5cm halfsteensverbond kleur q ijs, t1ottoir
i'Z
,j
'.......'.......
t1ottoirbond
bestoonde greppel
I
I I door d rde ploots n f
te ts nsto
ket'! Jiuuh
binne1vok von porkee1p.oots
I
I
'......."...
/'
I
IB/20x20cT kl, griJS
opsluitbond 6x20cm k., q-i s
=
I
te graven sloot
QIOS
taludmorkering nieuw oon te planten boon
1n gen
oon te l2ggen grondwol hoogte = 1,0Cm boven mooiveld
I
te kaJpen toom
I
I
I
I'".../I
r,./n . ->
Jul
BSS kJ, ellecoogverbond kl, zwod
I
I I I
I I I
z
''....... '.......'.......
!
I
I
I
I
LJuileiJvuk vu11
I'....
I
I
BSS leL halfsteensveibond kl, donkerg-ijs
)
bestoonde grEppel \\ ll
I I I
\
\,/
IJPl t jP
afmeting porkeerploots
=
'J,COx2,)0m
)
oon tE leggen porkeede11ein -otool 25 porkeErplaatsen
9 GEW.:
GEW.:
OMSCHR.WIJZ.:
oo te
le gen
PROJEKT:
D.D.:
Uitbrei1jing stction
bos
r .
r .
1 .
\y
\ y·
f
') [
V""' /
1\oorj
P uitbre i ding po1keedelleir-
ONDERDEEL:
'"'}
)
GET:
J
l t' t S 0 n fvl t' I
TEAM:
lngenieurstureou
AFDELING :
Realisatie
Odwest
Fryslln .../...)
ATD 09-0J-2J12
BESTEK NR.: AANT.BL..
0 01
BlAD NR.:
001
SCHAAL:
1- 7 0
TEKNR:
.L
Ao2 49 S2
B i j l a g e
2 :
A r c h e o l o g i s c h
o n d e r z o e k
Sneek, Station Sneek-Noord Gem. Súdwest Fryslân (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport 2012-03/07Z
Sneek, Station Sneek-Noord Gem. Súdwest Fryslân (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van BügelHajema Adviseurs Steekproefrapport 2012-03/07Z ISSN 1871-269X auteur: drs. R. Exaltus, senior archeoloog autorisatie: dr. J. Jelsma, senior archeoloog
De Steekproef werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld. © De Steekproef bv, Zuidhorn, maart 2012 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef bv Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3 9801 TG Zuidhorn & Laan van Chartroise 174 3552 EZ Utrecht telefoon internet e-mail kvk
050 - 5779784 fax 050 - 5779786 www.desteekproef.nl
[email protected] 02067214
Inhoud Samenvatting 1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding en doel
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens
2
2. Bureauonderzoek
3
2.1 Bronnen
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek
4
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
6
3. Veldonderzoek
7
3.1 Aanpak
7
3.2 Bodem, reliëf en archeologie
8
4. Conclusies en advies Appendix I: Archeologische periodes Appendix II: Bekende archeologische waarden
10
Samenvatting In opdracht van BügelHajema Adviseurs, vertegenwoordigd door de heer G. Lindeman, is door De Steekproef bv een terrein onderzocht dat grenst aan het huidige station Sneek-Noord in Sneek. Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aanleg van parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Hiertoe zal de bodem tot een diepte van ongeveer een halve meter onder het huidige maaiveld zal worden ontgraven. Het plangebied bestaat nu nog uit een strook grasveld. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een middelhoge kans op resten uit de Romeinse tijd tot en met de middeleeuwen en een lage kans op resten uit voorgaande perioden. Het plangebied bestaat uit grasland dat tot in de twintigste eeuw in agrarisch gebruik is gebleven. Hierop zal de bodem tot een halve meter diepte verstoord worden ten behoeve van de aanleg van parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied gekenmerkt wordt door wad-afzettingen op veen. De top van het veen ligt tussen 1,3 en 1,7 meter beneden NAP en is onmiskenbaar geërodeerd. Dit betekent dat eventueel in de top van het veen gevormde archeologische resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd grotendeels verloren zullen zijn gegaan. De op het veen gelegen klei is afgezet in een wadden-milieu waarin de omstandigheden te nat waren voor bewoning. De bovenste laag klei is zwak humeus en lijkt derhalve te zijn gevormd in een milieu waarin enige plantengroei plaatsvond. Mogelijk betrof het de aanzet tot lage kweldervorming. De slechts twintig centimeter dikke bouwvoor die bovenin de boringen is aangetroffen, is te dun om een echte akkerlaag te vormen. Waarschijnlijk betreft het hier eerder een zodelaag dan een bouwvoor. In geen van de zes in het plangebied gezette boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen. Het uitgevoerde onderzoek geeft derhalve geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek.
Figuur 1.
Sneek, station Sneek-Noord. Het plangebied ligt binnen de rode stip (bij de zwarte pijl). Bron: Wolters-Noordhoff, 2004. ANWB b.v. Den Haag 1:50000.
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van BügelHajema Adviseurs, vertegenwoordigd door de heer G. Lindeman, is door De Steekproef bv een terrein onderzocht dat grenst aan het huidige station Sneek-Noord in Sneek (Figuur 1). Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen aanleg van parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Hiertoe zal de bodem tot een diepte van ongeveer een halve meter onder het huidige maaiveld zal worden ontgraven. Het plangebied bestaat nu nog uit een strook grasveld (Figuur 2). Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het karterend veldonderzoek is het vaststellen van de mate van gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid hierin van archeologische waarden. Hierbij wordt gekeken naar de bodemopbouw en de mate waarin deze intact is en naar het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals aardewerk, bouwmateriaal, bot en houtskool.
Figuur 2.
Sneek, station Sneek-Noord. Het plangebied gezien vanuit het noorden.
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens Het plangebied ligt pal ten oosten van het huidige station Sneek-Noord en bestaat uit een strook grasland. De hoogte van het onderzoeksgebied ligt rond 0,2 meter boven NAP. Tabel 1.
Sneek, station Sneek-Noord. Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.
Provincie
Friesland
Gemeente
Súdwest Fryslân
Plaats
Sneek
Toponiem
Station Sneek-Noord
Coördinaten hoekpunten
173,522/561,532; 173,527/561,507; 173,475/561,450; 173,492/561,446
Bevoegde overheid
Gemeente Súdwest Fryslân
Opdrachtgever
BügelHajema adviseurs
ARCHIS CIS-code
50978
ISSNnr.
1871 - 269X
Steekproef projectcode
2012-03/07Z
Geomorfologische context
Vlakte van getij-afzettingen
NAP hoogte maaiveld
Rond 0,2 m +NAP
maximale diepte onderzoek
3,0 m min maaiveld
Uitvoering van het veldwerk
10-03-12
Beheer en plaats documentatie
De Steekproef bv / Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (RCE)
2
2. Bureauonderzoek 2.1 Bronnen Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (Tabel 2). Tabel 2:
Sneek, station Sneek-Noord. Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten.
ANWB, 2004. Topografische Atlas Friesland 1:25000. ANWB bv, Den Haag. Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS]. Exaltus R. P. & G.L.G.A. Kortekaas 2008. Prehistorische branden op Groningse kwelders. In: Paleo-Aktueel nr 19. p.115-124. Groningen 2008. Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) www.fryslan.nl Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.2. College voor de Archeologische Kwaliteit (www.sikb.nl). Schotanus, C. 1664. Beschrijvinge van de Heerlyckheydt van Frieslandt. Facsimile-uitgave 1978. De Tille bv Leeuwarden/Theatrum Orbis Terrarum bv Amsterdam. Stichting voor Bodemkartering, 1978. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 10. StiBoKa, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1982. Geomorfologische van Nederland 1:50000. Blad 10. StiBoKa, Wageningen. 12 Provinciën 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1926-1934. Fryslân 1 : 25 000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Uitgeverij 12 Provinciën, 2005. Luchtfoto-Atlas Fryslân. Schaal 1:14000. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Versfelt, H.J. & M. Schroor, 2005. De Atlas van Huguenin: Militair-topografische Kaarten van Noord-Nederland 1819-1829. Heveskes Uitgevers, Groningen/Veendam. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord-Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992. Grote Historische Provincie Atlas 1:25000. Friesland 1853-1856. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. www.watwaswaar.nl Www.tresoar.nl
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek De diepere ondergrond van het plangebied bestaat uit keileem dat ongeveer 150.000 jaar geleden is ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saale-glaciaal. Tijdens dit glaciaal zijn pleistocene fluviatiele afzettingen door Scandinavisch landijs grotendeels vermalen en her-afgezet als keileem. Tijdens een groot deel van de laatste ijstijd (het Weichseliën) heerste in Nederland een poolklimaat. Door het ontbreken van begroeiing had de wind vrij spel en kon vanuit het Noordzeebekken dekzand worden afgezet. Dit dekzand behoort tot het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel). Het keileem- en dekzandlandschap helt sterk af in noordelijke- en westelijke richting. De lager gelegen delen van het dekzandlandschap zijn overdekt geraakt met veen en klei. Deze afzettingen zijn ongeveer vanaf 10.000 jaar geleden gevormd nadat de laatste ijstijd overging in een relatief warme periode, het Holoceen. De temperatuurstijging had tot gevolg dat de aanwezige ijskappen begonnen te smelten waardoor de zeespiegel steeg. Als gevolg van de snel stijgende zeespiegel en de slechte ontwatering van het landschap steeg de grondwaterspiegel en ontstonden grote moerassen en zoetwatermeren. Hier trad op grote schaal veenvorming op. Door toenemende invloed van de zee werden grote delen van het veenlandschap geërodeerd en/of afgedekt met klei. Het plangebied ligt op een vlakte van getijdeafzettingen. Deze liepen tweemaal per etmaal onder water en bestaan doorgaans uit gelaagde wad-afzettingen. De bodems in het plangebied bestaan uit knippige poldervaaggronden die zijn gevormd in klei (classificatie bodemkaart gMn85C). Het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) laat ten zuidwesten van het plangebied (aan de overzijde van de spoorlijn) een archeologisch monument (7937) zien. Dit terrein van hoge archeologische waarde betreft de resten van een in 1983 deels opgegraven Johannieterklooster. Hiertoe behoort ook de iets verder naar het westen gelegen waarneming 9975. Pal ten westen van het plangebied ligt de onderzoeksmelding 32524. Hier is in 2008 door het ARC onderzoek gedaan. Archis geeft geen informatie omtrent de resultaten hiervan. In Figuur 3 zijn van boven naar beneden uitsneden afgebeeld uit de atlas van Schotanus uit 1718 en de topografische kaart uit 1932. Op de kaart uit 1718 is te zien dat het plangebied destijds nog geheel in agrarisch gebied, ver buiten de bebouwing van Sneek lag. Ten zuidoosten van het plangebied wordt op deze kaart de ligging van het voormalige klooster aangegeven. De kaart uit 1932 laat zien dat de bebouwing van Sneek dan al ver naar het noorden is uitgebreid. De percelen waarop het plangebied ligt, zijn op dat moment al in (stedelijke) ontwikkeling.
4
0 •0 de steekproef bv 0 •0 archeologisch onderzoeks0O . en adviesbureau
Figuur 3.
Sneek, station Sneek-Noord. Uitsneden uit de atlas van Schotanus uit 1718 (boven) en uit de topografische kaart uit 1932 (onder).
5
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Het onderzoeksterrein ligt volgens de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) in een zone waarvoor geen onderzoeksverplichting geldt voor resten uit de steentijd tot en met de bronstijd. Deze zijn hier, gezien de relatief recente wordingsgeschiedenis van het landschap, naar verwachting niet aanwezig. Voor resten uit de periode ijzertijd tot middeleeuwen geldt het advies: karterend onderzoek 1. Dit betekent dat booronderzoek moet worden verricht met een boorintensiteit van zes boringen per hectare met een minimum van zes boringen per plangebied. Als gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel kan derhalve worden uitgegaan van een middelhoge tot hoge kans op resten uit de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd en een lage kans op resten uit voorgaande perioden. Gezien het gebruik van het plangebied in het verleden voor de landbouw moet er rekening mee worden gehouden dat een dertig tot veertig centimeter dikke bouwvoor aanwezig is waarin eventuele archeologische sporen volledig zullen zijn vergraven.
6
3. Veldonderzoek 3.1 Aanpak De boorpunten zijn zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld. Voor het booronderzoek is gebruik gemaakt van een guts met een diameter van drie centimeter. De boringen zijn doorgezet tot een diepte van drie meter beneden het maaiveld zodat deze tot ruim beneden de geplande verstoringsdiepte van iets meer dan een halve meter reiken. De ligging van de boorpunten is afgebeeld in Figuur 4. De boringen zijn weergeven in de boorprofielen in Figuur 6.
Figuur 4.
Sneek, station Sneek-Noord. Boorpuntenkaart. De genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. (Bron: Schetsontwerp Uitbreiding Parkeerterrein, Gemeente Súdwest Fryslân.)
7
3.2 Bodem, reliëf en archeologie De hoogte van het maaiveld in het plangebied ligt rond 0,2 meter boven NAP. Bovenin de boringen bevond zich een pakket zwak humeuze, humusrijke klei. De dikte van deze bouwvoor bedraagt ongeveer twintig centimeter. Onder deze bouwvoor is in alle boringen een pakket zwak humeuze, matig stevige klei aangetroffen. Op een diepte van ongeveer een halve meter beneden het maaiveld is een dik pakket schone, grijze klei aanwezig. Deze klei is matig slap en wordt incidentieel onderbroken door dunne zandlaagjes. Dit kleipakket gaat tussen 1,3 en 1,56 meter beneden NAP over in matig veraard veen. De top van dit veen is geërodeerd (zie Figuur 5). Het veen wordt incidenteel onderbroken door een enkel kleilaagje en loopt door tot een diepte van tenminste drie meter beneden het maaiveld. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen. Om deze reden heeft geen vindplaatsbeoordeling plaatsgevonden aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.2 (VS06).
Figuur 5.
Sneek, station Sneek-Noord. De erosieve overgang tussenhet door zandlaagjes onderbroken kleipakket (links) en het matig veraarde veen (rechts).
8
Figuur 6.
Sneek, station Sneek-Noord. Weergave van de resultaten van het booronderzoek in de vorm van boorprofielen.
9
4. Conclusies en Advies In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een middelhoge kans op resten uit de Romeinse tijd tot en met de middeleeuwen en een lage kans op resten uit voorgaande perioden. Het plangebied bestaat uit grasland dat tot in de twintigste eeuw in agrarisch gebruik is gebeleven. Hierop zal de bodem tot een halve meter diepte verstoord worden ten behoeve van de aanleg van parkeergelegenheid voor auto's en fietsen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied gekenmerkt wordt door wad-afzettingen op veen. De top van het veen ligt tussen 1,3 en 1,7 meter beneden NAP en is onmiskenbaar geërodeerd. Dit betekent dat eventueel in de top van het veen gevormde archeologische resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd grotendeels verloren zullen zijn gegaan. De op het veen gelegen klei is afgezet in een wadden-milieu waarin de omstandigheden te nat waren voor bewoning. De bovenste laag klei is zwak humeus en lijkt derhalve te zijn gevormd in een milieu waarin enige plantengroei plaatsvond. Mogelijk betrof het de aanzet tot lage kweldervorming. De slechts twintig centimeter dikke bouwvoor die bovenin de boringen is aangetroffen, is te dun om een echte akkerlaag te vormen. Waarschijnlijk betreft het hier eerder een zodelaag dan een bouwvoor. In geen van de zes in het plangebied gezette boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen. Het uitgevoerde onderzoek geeft derhalve geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Wij wijzen er verder op dat in alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de provinciaal archeoloog dr. G. de Langen (tel: 058-2925487) en bij de gemeente Súdwest Fryslân conform Monumentenwet 1988, laatste wijziging van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
10
Appendix I Sneek, Sneek-Noord Archeologische periodes
paleolithicum: paleolithicum vroeg: paleolithicum midden: paleolithicum laat: paleolithicum laat A: paleolithicum laat B: mesolithicum: mesolithicum vroeg: mesolithicum midden: mesolithicum laat: neolithicum: neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum neolithicum bronstijd:
vroeg: vroeg A: vroeg B: midden: midden A: midden B: laat: laat A: laat B:
bronstijd vroeg: bronstijd midden: bronstijd midden A: bronstijd midden B: bronstijd laat:
tot 8.800 vC ijzertijd: tot 300.000 BP ijzertijd vroeg: 300.000 - 35.000 BP ijzertijd midden: 35.000 BP - 8.800 vC ijzertijd laat: 35.000 - 18.000 BP 18.000 BP - 8.800 vC Romeinse tijd: Romeinse tijd vroeg: 8.800 - 4.900 vC Romeinse tijd vroeg A: 8.800 - 7.100 vC Romeinse tijd vroeg B: 7.100 - 6.450 vC Romeinse tijd midden: 6.450 - 4.900 vC Romeinse tijd midden A: Romeinse tijd midden B: 5.300 - 2.000 vC Romeinse tijd laat: 5.300 - 4.200 vC Romeinse tijd laat A: 5.300 - 4.900 vC Romeinse tijd laat B: 4.900 - 4.200 vC 4.200 - 2.850 vC middeleeuwen: 4.200 - 3.400 vC middeleeuwen vroeg: 3.400 - 2.850 vC middeleeuwen vroeg A: 2.850 - 2.000 vC middeleeuwen vroeg B: 2.850 - 2.450 vC middeleeuwen vroeg C: 2.450 - 2.000 vC middeleeuwen vroeg D: middeleeuwen laat: 2.000 - 800 vC middeleeuwen laat A: 2.000 - 1.800 vC middeleeuwen laat B: 1.800 - 1.100 vC 1.800 - 1.500 vC nieuwe tijd: 1.500 - 1.100 vC nieuwe tijd A: 1.100 - 800 vC nieuwe tijd B: nieuwe tijd C:
800 - 12 vC 800 - 500 vC 500 - 250 vC 250 - 12 vC 12 vC - 450 nC 12 vC - 70 nC 12 vC - 25 nC 25 - 70 nC 70 - 270 nC 70 - 150 nC 150 - 270 nC 270 - 450 nC 270 - 350 nC 350 - 450 nC 450 - 1.500 nC 450 - 1.050 nC 450 - 525 nC 525 - 725 nC 725 - 900 nC 900 - 1.050 nC 1.050 - 1.500 nC 1.050 - 1.250 nC 1.250 - 1.500 nC 1.500 - heden 1.500 - 1.650 nC 1.650 - 1.850 nC 1.850 – heden
Appendix 11 - Sneek, Station Sneek Noord Bekende archeologische waarden
Legenda •
VONDSTMELDINGEN
a
WAARNEMINGEN
D
ONDERZOEKSMELOINGEN
D HUIZE N D TOP10 ((c)TON)
CJ
i
PLAATSNAMEN
PLANGEBIED
UMENTEN archeologische waarde
hoge archeologische W3.Jrde zeer hoge archedogîsche waarde zeer hoge arch waarde,besc:hennd
100 m
173096 / 561148
B i j l a g e
3 :
B o d e m o n d e r z o e k
MUG in ge ni eur sbur eau Gemeente Sudwest Fryslan T.a.v. de heer A. van Scheltinga Postbus 10000 8600 HA SNEEK
MUG Ingenieursbureau b.v. Zernikelaan 8 9351 VA LEEK Postbus 136 9350 AC LEEK tel. (0594) 55 24 20 fax (0594) 55 24 99
[email protected] www.mug.nl
Een Dijkstra-onderneming
datum projectnummer onderwerp
15 maart 2012 51124912 indicatief bodemonderzoek uitbreiding station Noord te Sneek
Geachte heer Van Scheltinga, In opdracht van gemeente S(Jdwest Fryslan heeft MUG Ingenieursbureau een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de uitbreiding van station Noord te Sneek.
Aanleiding en doel van het onderzoek Aanleiding tot het uitvoeren van een indicatief bodemonderzoek is de voorgenomen aanleg van parkeerplaatsen ten behoeve van de uitbreiding van station Noord te Sneek. Doel van het uitvoeren van dit bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie. Kwaliteit en certificering
De werkzaamheden met betrekking tot het veldwerk en de monsterneming van de grond zijn uitgevoerd conform en onder certificaat van BRL SIKB 2000 en het bijbehorende protocol 2001. MUG Ingenieursbureau is gecertificeerd voor het procescertificaat 'Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek' en heeft een Kwalibo-erkenning voor de werkzaamheden. MUG Ingenieursbureau verklaart hierbij geen deel uit te maken van de bedrijfsorganisatie van de eigenaar van de onderzoekslocatie en/of de opdrachtgever van het bodemonderzoek. MUG Ingenieursbureau heeft het bodemonderzoek als onafhankelijke organisatie uitgevoerd.
Onderzoekslocatie en onderzoeksstrategie
De onderzoekslocatie beperkt zich tot de aan te leggen parkeerplaats. De globale X- en V-coördinaten zijn: X= 173.514 en Y = 561.484. Bijlage 1 toont de topografische situering van de onderzoekslocatie en bijlage 2 een overzicht van de onderzoekslocatie. Het indicatief bodemonderzoek is gebaseerd op de onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV), volgens NEN 5740. In afwijking op NEN 5740 is alleen de bovengrond onderzocht. De ondergrond en het grondwater zijn niet onderzocht.
contactpersoon e-mail bljlage(n)
Dennis van der Wolde tel. (0594) 55 24 45
[email protected] mobiel (06) 22 97 37 61 1. Situering onderzoekslocatie, 2. Overzicht onderzoekslocatie, 3. Boorprofielen, 4. Analysecertificaat, 5. Getoetste resultaten
De Dijkstra-groep heeft vestigingen in Aduard, Groningen. Leek en Leeuwarden IBAN/SEPA NL96ABNA0498389197 Kamer van Koophandel 02040355 btw-nummer NL0067.01.887801
pl.
DW
typ. mad
projectnummer 51124912 pagina 2 van 2
MUG, ingenieursbureau
Uitgevoerde werkzaamheden Op de aan te leggen parkeerplaatsen zijn in totaal acht boringen verricht tot 0,5 m-mv. Twee boringen zijn doorgezet tot 2,0 m-mv om de ondergrond zintuiglijk te bepalen. Van de grond is één mengmonster samengesteld en geanalyseerd op het NEN-pakket voor grond. Onderzoeksresultaten Zintuiglijke waarnemingen Bij het verrichten van de boringen en het beschrijven van het opgeboorde materiaal is de bodem beoordeeld op kleur, textuur en zintuiglijk waarneembare verontreinigingen. De bodemopbouw is per boring omschreven conform NEN 5104. Tevens is de opgeboorde grond geïnspecteerd op het voorkomen van asbestverdachte materialen. Zintuiglijk zijn in de boven- en ondergrond geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in de bodem zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Een uitgebreide beschrijving van de bodemopbouw en de zintuiglijke waarnemingen is weergegeven in de boorprofielen, die zijn opgenomen in bijlage 3. Analyseresultaten De analysecertificaten en de analyseresultaten met de bijbehorende toetsingswaarden zijn bijgevoegd in respectievelijk bijlage 4 en 5. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond alle onderzochte parameters zijn gemeten in gehalten beneden de betreffende achtergrondwaarden. Conclusie en aanbevelingen Volgens de Wet bodembescherming is op basis van de gemeten gehalten in de bovengrond geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. De gemeten gehalten in de bovengrond vormen geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu. Op milieuhygiënische gronden zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen aanleg van de parkeerplaatsen. Indien grond vanaf de locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Voor toepassing van de grond elders dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit gevraagd worden. Tot slot dient opgemerkt te worden dat de conclusie is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Dit indicatief bodemonderzoek schetst een algemeen beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende (zintuiglijke) afwijkingen. Voor vragen of nadere inlichtingen met betrekking tot deze rapportage kunt u contact opnemen met ondergetekende (de contactgegevens vindt u onderaan de eerste pagina). Wij verzoeken u ons projectnummer (51124912) te vermelden op alle correspondentie met betrekking tot dit project. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, MUG lnge . rar bur au b.v.
64.
Bijlage 1 Situering van de onderzoekslocatie
Projectnaam :
MUG
ingenieursbureau
V.O. Station Noord te Sneek Situering van de onderzoekslocatie
Projectnummer: 51124912
Bijlage: 1
Schaal : 1:25000
Bijlage 2 Overzicht van de onderzoekslocatie
N
Z
0 Wijz.
AHu Get.
DLe Gec.
Eersteuitgave
15-03-2012
Omschrijving
Datum
Infra
Milieu
Geo-ICT Archeologie Geo-informatie Project:
Opdrachtgever:
Onderdeel:
Zernikelaan8 Postbus136
IndicatiefbodemonderzoekStationNoordteSneek
9350ACLEEK
Tel. (0594)552420 Fax. (0594)552499
Gemeente Sûdwest Fryslan
[email protected]
www.mug.nl
Overzichtvandeonderzoekslocatie
DEFINITIEF Projectnummer: 51124912
Schaal:
1:500
Formaat: A3
Bijlagenummer:
2
Bijlage 3 Boorprofielen
Pagina 1 / 2 Bijlage: Boorprofielen Boring:
1
Boring:
2
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
0
50
0
1
-15
2
-30
3
-50
Klei, humeus, grijsbruin, Edelmanboor
0
-15
Klei, zwak humeus, bruin Zand, matig grof, grijs
2
Zand, matig grof, grijs Klei, grijs
0
1
-50
50
Klei, lichtgrijs
100
1 -120
Klei, zwak zandig, lichtgrijs 150 -180 -200
200
Boring:
3
Boring:
4
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
0
0
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
1 50
Projectnaam: Projectcode: Opdrachtgever:
-50
0
0
Klei, matig zandig, zwak humeus, bruingrijs
1 50
Veen, donkerbruin
-50
Station Noord Sneek 51124912 Gemeente Súdwest Fryslân getekend volgens NEN 5104
Pagina 2 / 2 Bijlage: Boorprofielen Boring:
5
Boring:
6
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
0
0
Klei, zwak humeus, bruin, Schelpen 1
Klei, matig humeus, donkerbruin 1
-50
50
0
0
-50
50
Klei, grijs -90
100
Klei, zwak zandig, lichtgrijs
1
150
-160
Klei, donkerbruin -200
200
Boring:
7
Boring:
8
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
Datum: Boormeester:
07/03/12 S.J. Veenstra
0
0
1
-15
2 50
Projectnaam: Projectcode: Opdrachtgever:
-50
Klei, zwak zandig, humeus, donkerbruin
0
0
1 2
Klei, grijs 50
-20
Klei, matig humeus, donkerbruin Klei, grijs
-50
Station Noord Sneek 51124912 Gemeente Súdwest Fryslân getekend volgens NEN 5104
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur Klei, zwak siltig
geen geur
Grind, siltig
zwakke geur matige geur
Klei, matig siltig
Grind, zwak zandig
sterke geur uiterste geur
Klei, sterk siltig
Grind, matig zandig
Klei, uiterst siltig Grind, sterk zandig
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
matige olie-water reactie
Klei, matig zandig
uiterste olie-water reactie
sterke olie-water reactie
zand
Klei, sterk zandig
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg Zand,
>1 >10
zwak siltig Zand,
>100
leem
>1000
matig siltig Zand,
Leem, zwak zandig
>10000
sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
ongeroerd monster volumering
overig bijzonder bestanddeel Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Bijlage 4 Analysecertificaat
MUG Ingenieursbureau b.v. T.a.v. mevrouw D. Lewerissa Postbus 136 9350 AC LEEK
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Bijlage(n) :
51124912-Station Noord Sneek Project 403412 403412_certificaat_v1 XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF 2 tabel(len) + 1 oliechromatogram(men) + 2 bijlage(n)
Amsterdam, 13 maart 2012 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur
Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 403412 : 51124912-Station Noord Sneek : MUG Ingenieursbureau b.v.
Monsterreferenties 1026069 = MMA 1 (0-15) 2 (0-15) 3 (0-50) 4 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50) 7 (0-15) 8 (0-20)
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
07/03/2012 07/03/2012 07/03/2012 1026069 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % (m/m ds) S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds)
76,0 5,0 16,5
Anorganische parameters - metalen S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds
53 < 0,35 6,4 12 0,06 35 < 1,5 16 66
Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10)
mg/kg ds
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds S som PCBs (7) mg/kg ds
< 38
< 0,15 < 0,15 < 0,15 0,21 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,2
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,005
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF
Ref.: 403412_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 403412 : 51124912-Station Noord Sneek : MUG Ingenieursbureau b.v.
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum en vrij ijzer in de vorm van Fe2O3) Het organische stofgehalte is gecorrigeerd voor het in het analysecertificaat gerapporteerde lutumgehalte. Indien het lutumgehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutumgehalte van 5,4% (gemiddeld lutumgehalte Nederlandse bodem, AS3010/AS3210, prestatieblad organische stofgehalte in grond/waterbodem). Indien het vrij ijzergehalte is bepaald en groter is dan 5 % m/m, is bij de berekening van het organische stof gecorrigeerd voor dat gehalte aan vrij ijzer. Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF
Ref.: 403412_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 1 OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
1026069 51124912-Station Noord Sneek MMA 1 (0-15) 2 (0-15) 3 (0-50) 4 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50) 7 (0-15) 8 (0-20) minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
2% 41 % 53 % 5%
totale minerale olie gehalte: <38 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF
Ref.: 403412_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 403412 : 51124912-Station Noord Sneek : MUG Ingenieursbureau b.v.
Mengschema's Uw referentie: Monstercode:
MMA 1 (0-15) 2 (0-15) 3 (0-50) 4 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50) 7 (0-15) 8 (0-20) 1026069 monster 1 2 3 4 5 6 7 8
diepte 0-0.15 0-0.15 0-0.5 0-0.5 0-0.5 0-0.5 0-0.15 0-0.2
potnr 1047351AA 1047349AA 1047339AA 1047358AA 1047360AA 1047350AA 1047356AA 1047324AA
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF
Ref.: 403412_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 403412 : 51124912-Station Noord Sneek : MUG Ingenieursbureau b.v.
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Samplemate Droogrest Organische stof (gec. voor lutum) Lutumgehalte (pipetmethode) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) PAKs PCBs
: : : : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3100 en NEN 5709 Conform AS3010 prestatieblad 2 Conform AS3010 prestatieblad 3 Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 7 Conform AS3010 prestatieblad 6 Conform AS3010 prestatieblad 8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: XXXQ-BMHO-CSAV-VRRF
Ref.: 403412_certificaat_v1
Bijlage 5 Getoetste resultaten
Projectnaam Projectcode
Station Noord Sneek 51124912
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)
MMA 1,2,3,4,5,6,7,8 KS1H1
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
53 < 0,35 6,4 12 0,06 35 < 1,5 16 66
Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Benzo(k)fluorantheen Chryseen Fenanthreen Fluorantheen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen Naftaleen Pak-totaal (10 van VROM)
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 0,21 < 0,15 < 0,15 1,2
PCB (7) (som, 0.7 factor) PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB 28 PCB 52
< 0,005 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001
Minerale olie C10 - C40
< 38
0 50 5 16.5 -------
-------
Toelichting bij de tabel: Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet ---------- = Geen toetsnorm aanwezig AW = groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) >T = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) >I = groter dan I Zintuiglijke waarnemingen: PU= puin, BA= baksteen, GR= grind, GS= glas, HO= hout, RO= roest, Si= sintels, SL= slakken, VE= veen, WO= wortels Gradatie: 1=zwak, 2=matig, 3=sterk, 4=uiterst, 5=volledig, 6=sporen, 7=resten, 8=brokken, 9=laagjes
Tabel 2: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds)
5 16.5 AW
T
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
138 0,47 11 31 0,13 42 1,5 27 107
403 5,4 75 89 16 244 96 51 329
668 10 140 147 32 446 190 76 550
Pak-totaal (10 van VROM) (0.7 facto
1,5
21
40
PCB (7) (som, 0.7 factor)
0,010
0,26
0,50
Minerale olie C10 - C40
95
1298
2500
I
Toelichting bij de tabel: De toetsingsnormen zoals vermeld in de Wet Bodembescherming worden gecorrigeerd voor de geldende lutum- en humuswaarden. In bovenstaande tabel worden de normen gegeven bij de voorkomende lutum- en humuswaarden in dit onderzoek. AW T I
= Achtergrondwaarde zoals vermeld in het Besluit Bodemkwaliteit = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
B i j l a g e
4 :
W a t e r a d v i e s
(//;:WETTERSKIP FRVSLÄN
Bugel Hajema Adviseurs Mevrouw N. Linthorst Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE LEEUWARDEN
Ons kenmerk: WFN1207234 Tel: 058-292 2816 IR. Tamminga
Leeuwarden, 9 mei 2012 Bijlage(n): overzichtstekening
Beleidsontwikkeling en realisatie Uw kenmerk:
VERZONDEN 1 0 MEI Z01Z
Onderwerp: Wateradvies uitbreiding parkeervoorziening station Sneek Noord. Geachte mevrouw Linthorst, Op 15 maart 2012 ontvingen wij uw aanvraag voor een watertoets voor uitbreiding van de bestaande parkeer en fietsenstalling bij station Sneek Noord. Uit de digitale watertoets is gebleken dat voor dit plan de normale procedure moet worden doorlopen In de normale procedure wordt door Wetterskip Fryslän een wateradvies opgesteld waarin wordt ingegaan op de specifieke punten van het betreffende plan. Toename verhard oppervlak
In de bestaande situatie, waarin het terrein onverhard is, wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd. In de toekomstige situatie wordt een deel van het plangebied verhard. Bij een toename van verhard 1 oppervlak wordt neerslag versneld afgevoerd. Om ervoor te zorgen dat de versnelde afvoer in de toekomst niet tot overlast leidt, hanteert Wetterskip Fryslän het uitgangspunt dat een toename van verhard oppervlak gecompenseerd moet worden door waterberging aan te leggen. De toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door 10% van de toename van verhard oppervlak als nieuw oppervlaktewater aan te leggen. De kosten van de compensatie zijn voor de initiatiefnemer van het plan. De compensatie dient gerealiseerd te worden binnen hetzelfde peilgebied. Het dempen van watergangen moet voor 100% worden gecompenseerd. U geeft aan dat het verhard oppervlak toeneemt met circa 1100m2 • Ter compensatie moet 110m2 aan nieuw oppervlaktewater worden aangelegd. In het plan wordt een nieuwe watergang gegraven van ca 160m2 . Hiermee wordt voldaan aan de compensatie voor verhard oppervlak. Voor het graven van watergangen is een watervergunning nodig. Meer informatie hierover vindt u onder Waterwet in deze brief. Waterkwaliteit
Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet voorkomen worden dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. 1
Verhard oppervlak: Alle oppervlakten zoals daken, trottoirs en wegen worden gerekend onder de noemer verhard oppervlak.
Wetterskip Fryslän Postbus 36, 8900 AA Leeuwarden Telefoon: 058 - 292 22 22 - Fax: 058 - 292 22 23
Grondwateronttrekking Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur dient het grondwater vaak verlaagd te worden om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslän. Meer informatie over de watervergunning en de meldingsplicht vindt u onder Waterwet in deze brief. Afvalwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit genoemde voorwaarden, geloosd worden op het oppervlaktewater. Ook parkeerterreinen kunnen afgekoppeld worden, indien geen extra vervuilende activiteiten plaatsvinden (markt e.d.). 2
Drooglegging en waterpeilen Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,1Om en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,?Om gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70m. De bouwlocatie ligt in een peilgebied met een vast peil van NAP -1,10m. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de NAP -0,20m en de NAP -0,30m. Wij adviseren u om bij het bepalen van de aanleghoogte rekening te houden met de droogleggingsnorm. Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in het kader van de Waterwet Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Op onze website (www.wetterskipfryslan.nllwaterwet) treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden. Procesafspraken Wij gaan er van uit dat de in deze watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer. Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd zien wij met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond. Hoogachtend, namens het agelijks bestuur van Wetterskip Fryslän,
R.Smit, manager Cluster Plannen.
2
De drooglegging is de afstand tussen waterpeil in de sloot en het maaiveld. Voor woningen wordt voor het maaiveld de bovenkant van de vloer genomen.
--
LEE·. '·
D
1 114111 11'1'11 1'1 1 11
t.
t
rt
-u Q) cc ::J
Q)
w
w
bos
bos
1 •
' r n-
t t .
t tt r lt
t
I
ttl
Colofon Opdrachtgever Gemeente Súdwest Fryslân Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 027.00.59.09.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort