De Franse keizer Napoleon voerde rond 1800 veel oorlogen in Europa. Hij veroverde verschillende gebieden, zoals Nederland en België. Maar Napoleon leed in 1813 een zware nederlaag in Duitsland. Hij trok zijn soldaten toen ook uit Nederland terug. Een groepje mensen vond toen dat Nederland weer een onafhankelijk land moest worden. Zij lieten Willem Frederik van Oranje naar Nederland komen. Zijn vader was stadhouder van de Nederlanden geweest, maar die was gevlucht toen de Fransen kwamen. Willem Frederik woonde daarom in het buitenland. Hij wilde wel koning van Nederland worden. Illustratie: De landing van Willem Frederik op Scheveningen, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Na de nederlaag van Frankrijk besloten de grote landen in Europa dat er een machtig land ten noorden van Frankrijk moest komen. Een groot land zou zich beter kunnen verdedigen als de Fransen weer een oorlog zouden beginnen. Nederland en België moesten daarom één land worden, met één koning. De grote Europese landen voegden Nederland en België samen en noemden het ‘Verenigd Koninkrijk der Nederlanden’. Er moest alleen nog een koning komen. Gelukkig was Willem Frederik al terug in Nederland.
Nu Nederland en België één land waren, kon de koning worden ingehuldigd. Dat gebeurde op een plein in Brussel. Willem Frederik werd ingehuldigd en kreeg de naam Willem I. Eigenlijk wilden de meeste inwoners van België helemaal niet samengaan met Nederland. Belangrijke personen hadden zelfs tegen gestemd. Maar daar luisterde Willem I niet naar en de andere landen in Europa ook niet. De regering ging vergaderen in twee steden: Brussel en Den Haag. Willem I wilde van het land een eenheid maken, maar de Belgen waren niet tevreden over de koning. Welke grieven (klachten) hadden zij over het bestuur van de koning? Illustratie: De inhuldiging van Willem I, Atlas van Stolk, Rotterdam
De eerste klacht van de Belgen ging over inspraak. Volgens de grondwet van 1815 kreeg het nieuwe koninkrijk een Tweede Kamer en een Eerste Kamer. De Tweede Kamer bestond uit 110 leden: 55 uit het noorden en 55 uit het zuiden. De Belgen vonden deze verdeling niet eerlijk, want in het zuiden van het koninkrijk woonden veel meer mensen dan in het noorden. Het zuiden had bijna 3,5 miljoen inwoners en het noorden maar 2 miljoen. Daar komt bij dat de koning maar weinig Belgen in zijn regering benoemde. De Belgen probeerden jarenlang meer inspraak te krijgen op het bestuur.
Illustratie: De opening van de Staten-Generaal in Brussel, Atlas van Stolk, Rotterdam
De tweede klacht ging over het geloof. Bijna alle inwoners van het zuiden waren roomskatholiek. In het noorden waren de meeste mensen protestant. Koning Willem I was zelf ook protestant. Hij was niet aardig voor de katholieken. Hij wilde bijvoorbeeld het katholieke onderwijs verbieden. Veel katholieken in het zuiden wilden dat hun geloof de officiële godsdienst van het land zou worden. Vooral de bisschop van Gent moest helemaal niets hebben van de protestantse koning. Hij protesteerde tegen de koning, daarom hij in 1817 verbannen uit Nederland. Illustratie: Bisschop de Broglie, Erfgoedcel Waasland
De derde klacht ging over de taal. Toen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot stand kwam, werd het Nederlands de officiële taal van het land. In het noorden vond men dat prima, maar in het zuiden niet. In een deel van het zuiden (Wallonië) sprak de hele bevolking Frans. In een ander deel (Vlaanderen) spraken veel mensen Nederlands, maar de ambtenaren, de rijke burgers, bestuurders, rechters en leraren spraken Frans. Toch besloot de koning, vier jaar na de inhuldiging, dat al deze mensen Nederlands moesten leren. De Franstaligen in het zuiden protesteerden hier fel tegen. Zij probeerden de koning op andere gedachten te brengen. Illustratie: Tweetalig straatnaambordje in Brussel, Frederiek Vermeulen
De vierde grief ging over de belastingen. In de jaren twintig gingen de belastingen flink omhoog om de schulden te kunnen betalen. Maar de Noordelijke Nederlanden hadden veel hogere schulden dan België. De zuiderlingen moesten dus meer belasting gaan betalen, terwijl vooral het noorden schulden had. Dat vonden de Belgen niet eerlijk. Er kwamen ook nieuwe belastingen. Bijvoorbeeld een belasting op het malen van graan, waardoor het brood duurder werd. En dat terwijl Willem I tijdens zijn koningschap extreem rijk werd. Illustratie: 2012 Big Balloon BV, Thom Roep en Co Loerakker
Op een zomeravond werd in een schouwburg in Brussel een opera opgevoerd. De opera ging over de opstand van de Italiaanse stad Napels tegen de Spaanse koning in 1647. Veel bezoekers van de schouwburg zongen enthousiast mee. Het verhaal van de opera leek op hun eigen protesten tegen het beleid van koning Willem I. Na de opera sloeg de vlam in de pan. Overal in de stad ontstonden rellen. De Fransen hadden kort daarvoor hun koning weggestuurd. De Belgen geloofden nu dat zij ook hun koning konden verjagen. Illustratie: Opstand in de opera, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, Brussel
De regering van Willem I wist in het begin niet goed wat ze moest doen. De rellen dreigden uit de hand te lopen. Pas na een maand stuurde koning Willem I een leger. Een aantal dagen werd er hevig gevochten in de straten van Brussel. De Belgische vlag (rood, geel, zwart) kwam tevoorschijn. De opstandelingen stelden steeds meer eisen. Omdat de koning hier niet snel genoeg op reageerde, riepen ze de onafhankelijkheid uit. De Belgen wilden niet langer door Willem I worden geregeerd. Illustratie: Gevechten in de straten van Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Prentenkabinet, Brussel
Willem I stemde niet in met de onafhankelijkheid van België. Zijn soldaten hadden een deel van België verlaten, maar in Antwerpen vochten ze nog verder. Tijdens gevechten op de rivier de Schelde dreigde een Nederlands schip in handen van de opstandelingen te komen. De kapitein van het schip, Jan van Speijk, wilde absoluut niet dat dit gebeurde. Daarom besloot hij het schip met alle soldaten aan boord op te blazen. In Nederland werd de kapitein een held; later zijn vele straatnamen naar hem vernoemd. Maar hoe moest het nu verder? Illustratie: Kapitein Jan van Speijk laat zijn schip ontploffen, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
De grote Europese landen keurden de onafhankelijkheid van België al snel goed. Frankrijk had intussen een andere regering gekregen en was daardoor geen bedreiging meer. Maar Willem I bleef koppig, hij wilde niet opgeven. Het duurde nog negen jaar voordat hij het verlies van België accepteerde. Pas toen konden alle vredesverdragen worden gesloten. Een jaar later trad Willem I af als koning van Nederland. Zijn zoon Willem II volgde hem op.