VIG: ORDE SCHEPPEN IN HET KADER VAN SOCIALE ACTIVERING
AAN:
WEBSITE EFFECTIEVE ARBEIDSTOELEIDING
VIG:
(vroegtijdige interventie in gezinnen)
Orde scheppen in het kader van Sociale Activering
Beschrijving van de interventie voor re-integratie
Datum beoordeling panel: Datum eerste herziening: Datum tweede herziening:
[20-06-2009] [dd-mm-jjjj] / nvt [dd-mm-jjjj] / nvt
1
Inhoudsopgave
1.1 Toelichting op de naam van de interventie............................................................................. 3 1.2 Doel van de interventie........................................................................................................... 3 1.3 Doelgroep van de interventie ................................................................................................. 4 1.4 Omschrijving van de interventie ............................................................................................ 7 1.4.1 Methodiek .......................................................................................................................... 7 1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse....................................................................... 9 1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak.......................................................... 10 1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging......................................................................... 12 1.5 Beschrijving onderzoek effectiviteit .................................................................................... 14 1.6 Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit ......................................................... 18 1.7 Overige voorwaarden voor toepassing ................................................................................. 20 1.8 Overige informatie ............................................................................................................... 20 1.9 Lijst met aangehaalde literatuur ........................................................................................... 22
2
1. Beschrijving van de interventie 1.1
Toelichting op de naam van de interventie VIG, Vroegtijdige Interventie in Gezinnen, is een aanpak van meervoudige probleemgezinnen die een WWB-uitkering en kinderen onder de leeftijd van zestien hebben waarbij pedagogische problemen / crimineel gedrag wordt getoond. Deze meervoudige problematiek (financieel, wonen, scholing/werk, gezondheid en opvoeding) en de dwang en drang maken een standaardaanpak binnen de hulpverlening onmogelijk. De problematische gezinssituatie is zo omvangrijk dat de afstand tot de arbeidsmarkt in ernstige mate verstoord is en niet te overbruggen. Door toepassing van met name Artikel 9 van de Wet Werk en Bijstand is het mogelijk om ouders te verplichten mee te werken aan een zorg-/hulpverleningstraject met als stok achter de deur dat er strafsancties uitgevoerd kunnen worden op hun uitkering. Dit om de coach toegang tot de familie te verschaffen en samenwerking van de familie af te dwingen. Dat is nodig, want door onwil, onkunde en anonimiteit heeft een deel van de families toch de hulpverlening kunnen ontlopen met als gevolg dat de cliënt niet deel kan nemen aan het arbeidsproces. Het VIG-aanbod wordt in het kader van deze wet beschouwd als een voorziening voor zorg en sociale activering.
1.2
Doel van de interventie Het doel van de interventie is het tot stand brengen van orde en rust in het gezinssysteem van de cliënt door eerst de regie over te nemen en vervolgens de cliënt vaardigheden/skills te leren. Daarnaast wordt de weerstand van de cliënten doorbroken en zijn ze weer benaderbaar en toegankelijk voor de reguliere hulpverlening. Op deze manier is de cliënt in staat met ondersteuning op zijn/haar toegesneden situatie op maat te activeren en op den duur een reintegratie (werk/scholings traject) te volgen. Op deze manier hebben de kinderen ook een beter toekomstperspectief op arbeid.
Kwantitatieve doelstellingen: De zorgtrajecten zijn gericht op het in beweging brengen van de cliënt. 100% van de doelgroep is voor het einde van deze fase (zes maanden) doorgestroomd naar trede 3 (maatschappelijk participatie) 50% van de doelgroep is aan het einde van deze fase ook daadwerkelijk aangemeld of volgt een re-integratie (scholings/werk) traject . Ontwikkeldoelstelling: Er wordt door de coach, door het scheppen van rust, het aanleren van vaardigheden en de inzet van vervolg (lees reguliere) hulpverlening, een systeem gecreëerd waarin niet crisis en overleving de kenmerken zijn maar persoonlijke ontwikkeling en eigen verantwoordelijkheid de boventoon voeren. Toets Theoretisch Effectief Zijn er expliciete doelen geformuleerd?
Ja X
Nee
3
1.3
Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld? De interventie richt zich relatief vaak, maar niet uitsluitend, op alleenstaande ouders (moeders) met een WWB-uitkering die in trede 4 zitten en door de chaos in het gezinsleven en weigering/onmacht tot samenwerken met de reguliere hulpverlening niet in staat zijn de grote afstand tot de arbeidsmarkt te dichten. De cliënt is door onmacht en onkunde niet in staat dagelijks problemen op te lossen. Dit wordt versterkt door thuiswonende oudere kinderen die ontspoord zijn en de effectieve baas in huis zijn. De grootouders, met name oma, zijn vaak een negatieve factor. Het sociale netwerk is zwak en kampt met dezelfde problemen als de cliënt en vaak zijn de gezinnen in het netwerk een afspiegeling van het eigen gezin van de cliënt en dus wordt structurele, langdurige verandering tegen gewerkt. Kenmerken van de doelgroep: Het gaat om ongeveer 80% alleenstaande moeders tussen 23 en 50 Ongeveer 90% is tienermoeder geweest (eerste kind met 15-18 jaar) Vroege schoolverlaters, geen schooldiploma’s behaald Meerdere kinderen van meerdere vaders (vaak is de vader niet officieel bekend en in 50% van de gevallen is er geen contact met de vader) Gebrekkige taalbeheersing (in ca. 20% van de gevallen is er sprake van analfabetisme) Intellectuele vermogens zijn beperkt tot zelfs zwakbegaafd (ca. 40%). Een of meerdere kinderen zijn zwakbegaafd, hebben gedragsproblemen Zwak pedagogisch opvoedklimaat voor de kinderen, waarin vaak lijfstraffen de regel zijn en complimenten uitblijven Door meerdere factoren belemmering tot gezondheidszorg Er zijn klachten van depressieve of psychische aard Een criminele geschiedenis in het kerngezin (ca. 35%) of het grootgezin Betalingsachterstanden en (grote) schulden Woonachtig in huurflats Meerderjarige kinderen en/of leden overgroot gezin woonachtig bij cliënt Verleden van huiselijk geweld Prevalentie Deze problematiek is aanwezig door geheel Nederland. Zowel in autochtone (denk aan exwoonwagen gezinnen) als allochtone gezinnen. In de allochtone gezinnen is er een hoog gehalte oudkomers (Marokkaanse) en nieuwkomers met name van Afro-Caribische afkomst ( Surinaamse en Antilliaanse ) . Spreiding De gezinnen bevinden zich met namen in steden met een populatie boven 25.000 inwoners, met een toenemende concentratie in wijken van grotere steden en de achterstandswijken. De cliënten wonen vaak in zogenaamde probleem/achterstandswijken met een (zeer) hoge concentratie medebewoners vanuit dezelfde etnische achtergrond en vaak ook te midden van hun (overgroot) familie. Indicatie De cliënten worden op basis van een aanmelding, die in principe elke maatschappelijke organisatie kan doen die problemen signaleert, bij de selectiecommissie onder voorzitterschap van een gemeentelijk orgaan (bijv. een DOSA) besproken. In deze commissie, die per gemeente kan verschillen, kunnen o.a. vertegenwoordigers van Jeugdzorg, politie, de lokale (- en + 12) buurtnetwerken, GGD, woning corporaties, leerplicht, Dienst Werk en Inkomen enz. zitten.
4
Aan de hand van een melding checken de commissieleden in de eigen database voor aanwezigheid van een uitkering, kinderen onder de zestien, en aanvullend informatie/zorg signalen en wordt er een intake opgesteld. Als zou blijken dat er meerdere problemen zijn op meerdere gebieden en de reguliere hulpverlening geen effect heeft gehad of geen toegang tot het gezin krijgt, wordt de cliënt door DWI uitgenodigd voor kennismaking met zijn/haar coach in het opgelegde zorgtraject. Contra-indicaties Voor de aanvang van VIG zijn eveneens een aantal contra-indicaties geformuleerd. Op dit moment zijn de volgende contra-indicaties van toepassing, waarbij in enkele gevallen zal worden aangegeven dat de contra-indicatie in kwestie geen absoluut karakter draagt. 1. Een eenmalig delict Voor kinderen die een eenmalig delict plegen vormt VIG geen geschikte aanpak, althans wanneer er verder geen indicaties zijn van problemen in het gezin. Dergelijke jongeren kunnen terecht bij Halt of – in geval van een zwaarder delict – bij Nieuwe Perspectieven. 2. Drugs- of alcoholverslaving Drugsverslaving is aan het begin van het project opgevoerd als absolute contra-indicatie, maar in de praktijk ligt de zaak wat genuanceerder. Om te beginnen wordt vaak pas tijdens een traject duidelijk dat er sprake is van verslaving. Verder hoeft de verslaving nog niet te betekenen dat een VIG-aanpak geen zin heeft. Een ouder kan, ondanks een bepaalde mate van verslaving, goed aanspreekbaar zijn of het kan gaan om een ouder die geen centrale rol meer vervult in het gezin. Alleen wanneer de centrale ouderfiguur in het gezin duidelijk junk-gedrag vertoont – in de zin van een volledig gebrek aan aanspreekbaarheid – is zonder meer een andere aanpak geboden. Voor alcoholverslaving geldt mutatis mutandis hetzelfde. 3. Doorkruising lopend justitieel onderzoek Bij de aanmelding van een gezin bij VIG neemt de DOSA-regisseur contact op met het Justitieel Casus Overleg om te vernemen of er een justitieel onderzoek loopt tegen één van de gezinsleden en of dat zou kunnen betekenen dat een VIG-interventie dit justitiële onderzoek zou kunnen doorkruisen. Tot nu toe is dit bij een paar gezinnen het geval geweest. Deze gezinnen kunnen voor de duur van de justitiële procedure niet in traject worden genomen. Ook vraagt de regisseur bij een aanmelding bij de politie na of een gezin bij hen bekend is. Het gaat er daarbij vooral ook om te achterhalen om welke redenen een gezin bekend is en of de politie kan inschatten of ondersteuning van een gezin door VIG nuttig en mogelijk is. 4. Onveiligheid voor de coaches Een andere contra-indicatie is onveiligheid voor de coaches. Dat is bijvoorbeeld het geval als een gezinslid vuurwapengevaarlijk is. Met de politie is de afspraak gemaakt dat men VIG een bericht stuurt of het gezin in kwestie in dit opzicht onveilig is of niet. Dit gebeurt via de jeugdcoördinator van de politie. Helemaal waterdicht is deze berichtgeving echter niet, omdat informatie uit politieregistratiesystemen over volwassenen niet altijd gekoppeld kan worden aan de kinderen uit een VIG-gezin. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een volwassene een strafbaar feit heeft gepleegd, zonder dat geregistreerd is dat deze persoon kinderen heeft. Daarom komt informatie over strafbare feiten in dergelijke situaties niet altijd bij VIG terecht. Bovendien blijven bij de check eventuele vermoedens en anonieme meldingen buiten beeld die voor de VIG-coaches juist van groot belang kunnen zijn. Daarnaast komt het uiteraard voor dat de politie niet op de hoogte is van bepaalde zaken. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat tijdens de interventie wordt ontdekt dat een gezinslid over een vuurwapen
5
beschikt. In de praktijk stellen de coaches in zo’n geval als voorwaarde dat een dergelijk probleem eerst moet worden opgelost, alvorens de interventie wordt voortgezet of beëindigd. Ook op andere wijze kan een onveilige situatie ontstaan, bijvoorbeeld omdat een coach wordt bedreigd. Elders bepleiten we in dit verband een veiligheidsprotocol. In al deze gevallen is het van groot belang dat informatie die reeds bekend is bij andere instanties vóór aanvang van de interventie wordt doorgegeven. 5. Psychiatrische problemen De aanwezigheid van psychiatrische problematiek is bij het begin van het project ook opgevoerd als contra-indicatie. In de praktijk blijkt dit echter genuanceerd te liggen. Om te beginnen moet er een onderscheid worden gemaakt tussen problemen die op het neurotische of psychosomatische vlak liggen (bijvoorbeeld een fobie, een dwangneurose of een psychosomatisch symptoom) en zeer ernstige psychiatrische problematiek (zoals uitgesproken borderline-problematiek of psychotische problematiek). In het eerste geval is geen sprake van een contra-indicatie voor de VIG-aanpak. In veel VIG-gezinnen komen dergelijke problemen voor en ze hangen niet zelden samen met de spanningen die andere problemen, zoals schulden, met zich meebrengen. In het tweede geval – ernstige borderline-problematiek, psychotische problematiek en dergelijke – is een VIG-aanpak niet het meest geschikt. De VIG-coach is immers onvoldoende geschoold om met een dergelijke problematiek op een juiste wijze om te gaan. Probleem is daarbij vaak dat de coach pas gaandeweg het traject hiermee in volle omvang wordt geconfronteerd. Er komen daarnaast ook vragen vanuit het veld, bijvoorbeeld via de DOSA’s, om een VIG-interventie te overwegen voor klanten met een meer uitgesproken psychiatrische problematiek. Zeker wanneer een centrale ouder al in behandeling is bij een psychiater of die behandeling heeft afgerond, zou een ondersteunende VIGinterventie mogelijk moeten zijn, zo luidt de redenering. Er is nu eigenlijk geen ondersteuning thuis beschikbaar voor de betreffende ouder. 6. Dreigende uithuiszetting Er is nog een contra-indicatie bijgekomen, namelijk dreigende uithuiszetting. Wanneer een gezin bij aanvang van een VIG-traject het huis uit dreigt te worden gezet, is de coach vrijwel het gehele traject bezig om voor dit probleem een oplossing te vinden. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de aansluiting van gas, licht en elektra. Ook deze contra-indicatie heeft geen absoluut karakter. Integendeel, dreigende uithuiszetting kan juist een aanleiding zijn om een VIG-coach in te zetten, mits is geregeld dat de dreiging wordt weggenomen zolang het gezin actief meewerkt met de coach. Op die manier kan dreigende uitzetting functioneren als een extra drang- en dwangvariant, bijvoorbeeld in samenwerking met een woningbouwvereniging.
Toets Theoretisch Effectief Bevat de documentatie een definitie van de doelgroep met demografische kenmerken en/of aard van de problematiek?
Ja X
Nee
6
Omschrijving van de interventie
1.4
1.4.1 Methodiek Intake, selectie en diagnostiek Na het opstellen van de intake aan de hand van de gecheckte, en dus correcte, informatie van alle betrokken instanties, wordt de intake beoordeeld door de projectleider van de uitvoerende instantie. DWI wordt gebruikt als opdrachtgever, maar besteedt het traject uit aan een lokale hulpverlenende instantie. Als de projectleider aan de hand van de intake oordeelt dat dit waarschijnlijk een VIG-gezin is, wordt via DWI een afspraak gemaakt met de toekomstige cliënt. Tijdens dat gesprek wordt de cliënt voorgesteld aan de coach en wordt er aan de cliënt uitgelegd wat het traject inhoudt. In de twee weken hierna vergaart de coach, in nauwe samenwerking met de cliënt, maar ook onafhankelijk van de cliënt, alle mogelijke informatie bij alle betrokken instanties en personen. Op basis van alle informatie schrijft de coach een analyse, die een Plan van Aanpak heet. Het is een plan met opgestelde SMART-doelen die de coach formuleert. Leidend voor de analyse is de problematiek in het systeem en niet de relatie hulpverlener-cliënt. Er wordt op basis van de analyse van de coach bepaald of dit gezin een VIG-traject nodig heeft of dat met een mildere variant van hulpverlening de nodige hulp geboden kan worden. Ook wordt er in de analyse gezocht naar contra-indicaties. Als de analyse een VIG-traject indiceert, wordt de cliënt uitgenodigd op het kantoor van DWI om het trajectplan te ondertekenen.
Soms kan er weerstand zijn tegen de opgelegde afspraken en doelen die de coach de leden van het gezin wil zien behalen. Er kan dus bij aanvang gebrek aan motivatie zijn. De cliënt heeft echter geen keus en moet hieraan meewerken, anders wordt hij/zij gesanctioneerd via strafkorting op de uitkering. Op den duur is wat een coach probeert te doen het creëren van win-win situaties, zodat de cliënt ziet dat hij/zij concreet geholpen wordt in alle problemen die het gezinssysteem plagen. Een neveneffect van een goed verlopend traject, wat wel motiverend kan werken voor ouders, is het thuis kunnen houden van kinderen die anders, zonder ingezette hulp en verandering, die een justitiële maatregelen hebben gekregen zoals een ondertoezichtstelling (OTS), op een gegeven moment uithuis geplaatst zouden worden.
Uitvoering Werkwijze gezinscoach:Er wordt gewerkt met een dwang en drang variant (niet vrijblijvende hulpverlening) Caseload: 1 gezinscoach (36 uur) op 5 gezinnen voor de duur van 6 maanden Aanpak is sterk out-reachend met 24 uur/7 dagen per week bereikbaarheid. Aanpak is multifunctioneel en is gericht op het aanpakken van alle probleemgebieden aan die zich binnen het gezin voordoen, o.a. Criminaliteit en veiligheid Scholing Woonsituatie Opvoeding en ondersteuning Gezondheid en hygiëne Administratie en schulden Gefaseerde aanpak middels methodisch handboek Ons inziens loopt de onderzoeksfase, de eerste twee weken, parallel aan de overnamefase. De fasering in
7
de VIG notitie wekt de suggestie dat er tijdens de onderzoeksfase geen regieovername plaats vindt. In de eerste twee weken vindt er juist ook overname van de regie plaats. Dit is zo ontwikkeld in de praktijk. Daarom ziet de fasering in dit methodisch handboek er in grote lijnen als volgt uit: Fase 1. Introductie- , contract- en structurerende fase: Tijdens deze fase duurt de onderzoeksfase twee weken en heeft als doel het analyseren van de gezinnen en hun problemen. De structurerende fase start gelijktijdig met de onderzoeksfase. Al naar gelang het tempo van de cliënt, zal deze fase circa twee/drie maanden duren. Fase 2. Leerfase Dit is de fase waarin de ouders langzaam de regie terugkrijgen. Ze kunnen het geleerde van de vorige fase in praktijk brengen. In deze fase wordt gewerkt aan eventuele vervolgbegeleiding of een mogelijke verlenging van de VIG-begeleiding. Fase 3. Afrondingsfase De coach is in deze fase steeds minder in het gezin aanwezig. Op de achtergrond houdt de coach een oogje in het zeil om te kijken hoe het gezin de nieuw verworven vaardigheden in de praktijk brengt. Tevens gebruikt de coach deze fase om losse eindjes aan elkaar te knopen. Dit is te vergelijken met de case manager binnen de reguliere hulpverlening. Het gezin zal hoogstwaarschijnlijk ook overgedragen worden naar de reguliere hulpverlening. Fase 4. Monitoring Tijdens het gehele actieve traject van zes maanden, zijn er reguliere evaluatiemomenten. Na het plan van aanpak wordt er elke maand een vervolgrapport geschreven en wordt de voortgang van de doelen beschreven en gescoord. Bij elke maandelijkse evaluatie kunnen er nieuwe einddoelen en subdoelen bijkomen n.a.v. de ontwikkelingen. Aan het eind van de zes maanden wordt een eindverslag opgesteld, waarin meetbare resultaten, conclusies en advies wordt gegeven. Fase 4. Monitoring Nadat warme overdracht van de cliënt aan de vervolgbegeleiding heeft plaats gevonden, vindt op het kantoor van DWI een afsluitend gesprek plaats. Dit is het eind van de afrondingsfase. Tijdens dat gesprek mag de cliënt vertellen wat zij/hij van de begeleiding vond. De afspraken met de ingezette reguliere hulpverlening, waaraan de cliënt is overgedragen, worden hier nog een keer herhaald. De coach zal vervolgens binnen een periode van 9 maanden na afsluiting van het traject na 1 maand, 3 maanden, 6 maanden en 9 maanden contact opnemen met de begeleidende instanties en de cliënt, om te kijken of ieder zich aan de afspraken houdt. Tijdens deze 9 maanden is de coach ook beschikbaar voor de instanties en de cliënt om te raadplegen en/of beperkte interventies te verrichten, op verzoek, ter ondersteuning van de afspraken. Activiteiten Hier zijn per gebied een aantal specifiek benoemde en geoperationaliseerde aandachtspunten (geen uitputtende opsomming) waarin een coach een gezin begeleidt. Administratieve problemen Algemene woonsituatie Overlast Scholing Relationele analyse Gezondheid/verzorging Locatie van uitvoering
8
De locaties waar de begeleiding en interventies afspelen zijn gelijk aan de plek waar een ouder zich beweegt. Dit houdt in dat een coach mee gaat naar bijv. schuldsaneerder, bewindvoerder, belastingdienst, WBV, DWI, BJZ, RvK en de rechtbank, maar ook naar de huisarts, tandarts, school(en), sportclubs: kortom het is niet beperkt. Toets Theoretisch Effectief Bevat de methodiek een protocol dat / een handleiding die de benodigde handelingen (volgorde, duur, frequentie, intensiteit) en materialen aangeeft?
Ja X
Nee
1.4.2 Onderbouwing: Probleem- of risicoanalyse Kenmerken risico of probleem Aan de onderkant van de samenleving zijn groepen mensen die, ondanks de economische opleving, zo overspoeld zijn met problemen in het gezinssfeer dat zij, ondanks de druk die de overheid erop zet, niet profiteren van de aantrekkende arbeidsmarkt. Autochtonen en allochtonen, met name alleenstaande moeders, zijn oververtegenwoordigd in deze groep. Zij hebben een slechte arbeidsmarktpositie en vaak al langer geen of zelfs nooit een betaalde baan gehad. Vanwege alle problemen rondom het gezin zijn ze niet in staat zonder interventie van een coach hun positie te verbeteren. Daarnaast dreigt er aan de onderkant een groeiende groep jongeren te ontstaan zonder startkwalificatie. Dit zie je in VIG-gezinnen; de afhankelijkheid van de bijstand en uitsluiting van het arbeidproces worden aan de volgende generatie doorgegeven. Deze jongeren tussen 17-23 wonen thuis, hebben geen diploma’s en geen inkomen maar wel meerdere politie/justitiële contacten. Ze hebben al duizenden euro schuld. Hoewel VIG formeel deze jongeren, vanwege hun meerderjarigheid, niet kan dwingen als individu om mee te werken, werken de veranderingen in het gezinssysteem toch door op hun. Het jongerenloket heeft om verschillende reden deze jongeren niet kunnen bereiken. In grotere steden dreigt de onderkant van de samenleving zich vaak in bepaalde wijken te concentreren. Met name in bepaalde wijken met een te kort/gebrek aan voorzieningen, geschikte/gewilde huisvesting en sociale problemen, vertrekken de zelfredzame gezinssystemen die in ontwikkeling zijn en blijven gezinnen die werkloos en arbeidsongeschikt zijn. Verloedering, armoede en kansarme gezinnen zijn kenmerkend voor deze wijken. In zulke omstandigheden is de kans op vroegtijdige stopzetting van het re-integratietraject en/of hernieuwde werkeloosheid hoog. Daarom is de kanteling van het normatieve kader van de cliënt van afhankelijkheid naar zelfverantwoordelijkheid van groot belang. Daarnaast is het essentieel dat de weerstand tegen hulpverlening doorbroken wordt. Met een positieve waardering tegenover hulpverlenende instanties is het mogelijk de toegang aan langdurig compenserende hulp te waarborgen. Op deze manier kunnen de kostwinner(s) in het arbeidsproces blijven. Met risico of probleem samenhangende factoren Ontwikkeling insteek publieke dienstverlening De laatste jaren heeft de overheid het probleem van niet-participatie vooral vanuit de handhaving benaderd. Met “work first”-projecten konden mensen kiezen of delen: Aan de slag óf geen uitkering. Met als resultaat dat de niet-willers & wel-kunners inmiddels uit de bakken verdwenen zijn. Het is ook juist in deze periode dat de overheid het transactiedenken ontwikkelde. Vanuit de gedachte van voor wat, hoort wat, richt de overheid steeds meer haar publieke dienstverlening in. Goede informatievoorziening,
9
wederkerigheid in het elkaar aanspreken op rechten en plichten en integrale dienstverlening zijn daarbij het uitgangspunt. De cliënt wordt zelfverantwoordelijke klant, volwassen contractpartner, de klantmanager faciliteert. Eén aanspreekpunt voor de keten, een eenmalige uitvraag van gegevens en een bij voorkeur door de klant zelf te beheren digitaal klantdossier worden daarbij steeds meer de kenmerken van de publieke dienstverlening. Empowerment gerichte benadering Met deze benadering wordt de resterende onderkant echter niet bereikt. De onderkant kan niet als zelfverantwoordelijk benaderd worden, omdat zij niet het gevoel hebben het leven in eigen hand te hebben (gering gevoel voor self-efficacy) en onvoldoende over eigen hulpbronnen en hulpsystemen beschikken en omdat zij niet in de situatie verkeren zelf keuzes te kunnen maken en de gevolgen daarvan te kunnen dragen. Bij deze groep is de psychische belastbaarheid zo gering vanwege de omvang en aard van de gezinsproblematiek dat alleen van bovenaf opgelegde hulpverlening kans maakt. Zonder de continuering van de nodige zorg, bestaat er wel een relatief grote kans dat deze groep terugvalt in het oude patroon. Toets Theoretisch Effectief Is het probleem duidelijk omschreven? Is duidelijk wie het probleem heeft? Is er een analyse gemaakt van de met het probleem samenhangende oorzakelijke, risico- , in stand houdende of verzachtende factoren?
Ja X X X
Nee
1.4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen – aanpak De theoretische en empirische gedragswetenschap laat ons zien dat gedrag ontstaat als een reactie op een situatie gecombineerd met wat betrokkenen hebben geleerd. Onze socialisatie (referentiekader stelt het raamwerk waarin wij keuzes maken naar aanleiding van de externe stimuli en bepaalt onze reactie daarop. Mensen verschillen nogal in de wijze waarop ze leren. VIG baseert zich op een toegepaste versie van de leerstijlen van Kolb en op de behoeften piramide van Maslow. In deze uitwerking wordt op een aantal probleem-doelen-aanpak-elementen gefocust: Eigen verantwoordelijkheid Na twee maanden de regie overgenomen te hebben in het gezin, is het aan de coach om te kijken in hoeverre het gezin weer eigen verantwoordelijkheid kan nemen. Criteria hiervoor zijn: of mensen zich afhankelijk opstellen meewerken of tegenwerken zich het einddoel eigen hebben gemaakt hoe de balans is tussen draaglast en draagkracht de (on)mogelijkheden zijn binnen het gezin. Tijdens de leerfase kijkt de coach op een hoger niveau: Hoe regelt een gezin zijn eigen bestaan? Hoe pakt het gezin de nieuwe aanpak op? Wordt er veelal weerstand geboden of staat men open tot leren en gebeurt dat ook? Oftewel, hoeveel eigen verantwoordelijkheid neemt een gezin op zich? Bewustzijnsniveau: onderscheiden wordt een aantal niveau’s: mythisch, naief, kritisch en politiek. Voor Kolb wordt het ervaren van een nieuwe feeling bij een individu geanalyseerd en leidt tot nieuw
10
inzicht. Voor onze cliënten is er een gemis/tekortkoming in dat referentiekader, waarbij die ervaring gekoppeld aan reflectie tot nieuw inzicht en ander gedrag leidt. De piramide van Maslow geeft het zelfs nog beter aan. De meeste cliënten die voor VIG in aanmerking komen, zitten in de bewustzijnslaag op het mythische niveau. Zij ervaren en handelen zoals ze dat altijd hebben gedaan. Ze zijn slachtoffer van hun situatie en ze kunnen er niets aan doen. Zelfs de enkele cliënten die al op niveau 2 zitten, naïef zijn, plaatsen steeds de verantwoordelijkheid voor hun situatie buiten zichzelf, bij een ander. VIG doorbreekt dit door zijn methodiek. Problemen benoemen De methodiek van VIG heeft als doel het doorbreken van de slachtofferrol en het ontlopen van eigen verantwoordelijkheid. In de onderzoeksfase benoemt de coach de problemen in het gezin, waardoor hij de eerste stap in de piramide van Maslow meteen een mokerslag toedient, want hij maakt de cliënt bewust van de noodzaak dat zaken (normen) moeten veranderen. Hierdoor trekt de cliënt uit zijn/haar ontkenning dat er überhaupt een probleem is. De cliënt kan vanuit zijn eigen referentiekader niet zelf de hulpvraag en de noodzakelijk te behalen doelen bepalen, dat moet de coach doen. Plan van aanpak Bij het analyseren tijdens de onderzoeksfase en bij het met een diagnose komen voor het oplossen van de problemen (het Plan van Aanpak) laat een coach aan de cliënt zien dat er wel degelijk oplossingen zijn voor de problemen in het gezin. Nu is het vanuit de methodiek van VIG mogelijk, door het dwingende karakter van de begeleiding, om de cliënt te dwingen mee te werken aan de beoogde verandering. De cliënt doet op deze manier, door het oefenen van de vaardigheden om het doel te behalen, nieuwe ervaringen op die de cliënt tot het inzicht kunnen/moeten brengen dat hij zelf op termijn zijn problemen zal kunnen oplossen. De cliënt is niet langer slachtoffer en passieve speler in zijn eigen leven, maar actief deelnemer aan zijn toekomst, waarvoor hij zelf verantwoordelijkheid heeft. Met iemand die verantwoordelijkheidsbesef verwerft en inzicht heeft gekregen in eigen problematiek en mogelijke oplossingen, mag je verwachten dat die persoon in situaties/dilemma’s in zijn leven die hij niet direct zelf kan oplossing, hulp inschakelt. Hierbij behalen wij ons tweede doel, na het puinruimen en orde scheppen in de chaos: het doorbreken van de passiviteit en ontoegankelijkheid van het gezin voor de reguliere hulpverlening. Werkende bestanddelen De gezinscoaches werken onconventioneel. De begeleiding is niet alleen gericht op het individu, maar op het gehele gezin en netwerk (systeem gericht werken). Omdat de hulp opgelegd is, kenmerkt deze zich als volgt: Probleem is leidend, niet de cliënt Geen consensus nodig met gezin/cliëntsysteem Cliënt hoeft niet gemotiveerd zijn, kan het wel worden Vertrouwensrelatie is niet voorwaarde, ruilrelatie effectiever Hulpverlener formuleert de hulpvraag en vertaalt die in eindtermen De doelen zijn SMART (Specifiek, Meetbaar, Actueel, Realiseerbaar, Tijdgebonden) Resultaat- en competentiegericht werken Hulp is gericht op zelfwerkzaamheid van cliëntsysteem Met doel voor ogen, trekt de hulpverlener zich niets aan van de hulpverleningsstructuren indien die effectieve hulp in de weg staan Hulpverlener loopt nooit harder dan de klant, draagt niet eerder regie over aan klant dan mogelijk is. Toets Theoretisch Effectief Is de verantwoording gebaseerd op een samenhangend betoog (een theorie) over met het probleem samenhangende factoren en de veronderstelde werkzame ingrediënten in de
Ja X
Nee
11
interventie (er wordt méér beschreven dan een algemene verwijzing naar een theorie zoals “De interventie is gebaseerd op de sociale leertheorie”)? Sluit de keuze van de doelen van de interventie aan bij de probleemanalyse? Is aannemelijk gemaakt dat de veronderstelde werkzame factoren in de methodiek leiden tot het bereiken van de genoemde doelen (uit onderzoek, theorie en / of praktijk blijkt dat de methodiek de beoogde doelen bij de doelgroep kan bereiken)?
X X
1.4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en borging Eisen uitvoerders en begeleiders Er zijn diverse mensen betrokken bij de begeleiding van het gezinssysteem. Deze betrokken sleutelfiguren hebben een pioniersgeest nodig en doorzettingsvermogen, omdat deze benadering zo afwijkt van de gangbare hulpverlening dat, vooral in het begin, veel weerstand van de andere lokale instanties verwacht kan worden. Die weerstand komt vooral voort uit de traditionele denkwijze en wijze van benadering van cliënten, waarmee VIG radicaal breekt. Sleutelfiguren zijn o.a.: Projectleider Gezinscoach Klantmanager DWI Manager gemeente Daarnaast kunnen er, afhankelijk van de diagnose, artsen, gezinsvoogden en andere professionals vanuit de hulpverleningsketen aanwezig zijn. De eisen, naast algemeen geldende eisen, voor een gezinscoach zijn als volgt: HBO denknivo Bij voorkeur boven de 35 jaar Stress- en agressiebestendig Creatief/Oplossingsgericht Zelfstandig en Onorthodox Kan werken met cliënten met verschillende culturele achtergronden Kennis wet- en regelgeving rondom jeugdstrafrecht en gezinsvoogdij
Borging: Voortgang- en kwaliteitbewaking De borging van voortgang en kwaliteit heeft een aantal niveaus: Op macronivo staan de gemeentelijke overheden, met als taak initiëren en opzetten VIG invulling regiefunctie aanmelding gezinnen bij uitvoerende instantie Tussen het macro- en microniveau zit de projectleider, gedetacheerd vanuit Radar. Deze heeft o.a. tot zijn taken: aansturing van team, orthopedagoog, bewaking programma-integriteit en methodische kaders registratie van gezinnen de overlegstructuur, aanmeldprocedure en bereikbaarheid
12
raamwerk/afspraken met samenwerkingspartners externe begeleiding. deskundigheidsbevordering coaches zorg dragen voor implementatie en inbedding van VIG in het lokale zorgaanbod
Met het oog op het streven naar structurele continuering van VIG is tijdens de pilot fase een van de belangrijkste taken van de projectleider te zorgen dat VIG ingepast wordt binnen het aanbod van de lokale uitvoerder, zonder daarmee slagkracht te verliezen. Daarnaast is een taak om een plan te schrijven welke stappen genomen dienen te worden na de pilot fase om VIG succesvol te implementeren binnen andere stadsdelen. Het implementatieplan beschrijft de wenselijke situatie en doet aanbevelingen voor het bereiken van deze situatie op diverse thema's. Deze activiteiten richten zich op twee onderdelen: de voorwaarden scheppende kant (structuur, methodiek, etc.) en het creëren van een draagvlak/commitment. Op het micronivo staat de coach. Zijn/haar taken: onderzoek, analyse, en diagnose gezinsproblematiek (Plan van Aanpak) registratie/voortgang van de begeleiding (Maandrapport) ondersteunen en advies uitbrengen aan opdrachtgever inschakelen instanties parallel/verwante trajecten andere leden gezinssysteem voorlichting geven aan lokale zorg/hulpverlenende instanties profileren van en ondersteuning geven inzake inbedding VIG bij lokale aanbieder bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de methodiek Naast het uitvoeren van de taken die tot zijn/haar pakket behoren, dragen alle spelers bij aan de borging van de voortgang en kwaliteit van de begeleiding door deel te nemen aan structurele vergaderingen, casuïstiek besprekingen en intervisie. In de praktijk hebben de betrokken coaches en de betrokken klantmanagers meerdere keren contact om informatie uit te wisselen en overleg te hebben over de cliënten. Betrekken van de cliënt bij voortgang en kwaliteit De cliënt is op verschillende manieren betrokken bij zijn/haar begeleiding. Hier moeten we niet denken aan een betrokkenheid op de traditionele wijze binnen de hulpverlening. De cliënt heeft formeel geen inspraak in het opstellen van de doelen die vormgeven aan het begeleidingstraject. De cliënt kan hierin niet onderhandelen of zelf de hulpvraag stellen. Simpelweg door het feit dat de cliënt niet in staat is de hulpvraag te formuleren en meestal in ontkenning is dat er überhaupt problemen zijn. Dus is dat de taak van de coach. Wel wordt de cliënt op vaste momenten op een formele manier betrokken bij de kwaliteit en voortgang van de begeleiding. Het plan van aanpak wordt besproken met de cliënt in zijn eigen huis, voordat de cliënt dit plan op het kantoor van DWI moet ondertekenen. Wel is de cliënt op de hoogte dat er een maandelijkse rapportage en scoring van de gestelde doelen zal worden opgesteld. Aan de hand van het maandelijkse rapport krijgen cliënten nieuwe doelen waaraan zij moeten werken. Onafhankelijk van de coach of de opdrachtgever, heeft de cliënt altijd het recht om bij ontevredenheid over het verloop van het traject in een klachtenprocedure bij DWI of de lokale uitvoerende instantie te proberen de zaken te veranderen (andere coach, uit het project etc.). Naarmate het traject vordert, wordt het ook duidelijk voor de cliënt welke soort vervolgbegeleiding door de coach wordt ingeschakeld en de daaraan ten grondslag liggende reden. Cliënten mogen ook bij het opstellen van het plan van aanpak, de bespreking en de ondertekening daarvan hun mening over het opgestelde plan geven. Deze mening wordt letterlijk verwoord en maakt deel uit van die rapportage. Ook
13
bij het eindrapport is de cliënt uitgenodigd om zijn/haar mening te geven over het verloop en de kwaliteit van de hulpverlening. Deze mening wordt integraal opgenomen in het eindrapport. Tevens vindt een eindgesprek plaats tussen coach, cliënt en opdrachtgever, waarin de cliënt zijn/haar mening over het gevolgde traject kenbaar kan maken.
1.5
Beschrijving onderzoek effectiviteit
VIG als interventie-instrument is nauwkeurig gevolgd en geëvalueerd door twee belangrijke organisaties. De Pilot VIG in Rotterdam werd in 2005 gevolgd door medewerkers van de Vrije Universiteit Amsterdam. Op basis daarvan volgde bijstelling. De Pilot VIG in Amsterdam werd vervolgens in 2008 gevolgd en geëvalueerd door medewerkers van DSP-groep.
1. Het onderzoek in Rotterdam
De totale evaluatie van de pilot VIG heeft bestaan uit drie onderdelen. De eerste evaluatie heeft plaatsgevonden in de beginperiode van de pilot (december 2004 - maart 2005). De tweede evaluatie heeft een jaar na aanvang van de pilot plaatsgevonden (najaar 2005). En in deze derde en laatste evaluatie zijn de gegevens bijgewerkt tot 1 augustus 2006. Redbad Veenbaas en Ursela van Dijk zijn de directe onderzoekers. In het onderzoek zijn de processen, het resultaat en de implementatie (hieronder niet verder uitgewerkt) onderzocht. 1. Procesevaluatie De procesevaluatie gaat in op het ontwikkelproces zelf en (ten dele) op de feitelijke uitwerking van de interventie op de doelgroep. Uit deze procesevaluatie zijn verschillende lessen geleerd ten aanzien van: 1.1. Criteria voor de doelgroep 1.2. Uitgangspunten van de VIG-aanpak 1.3. Het inzetten van de drangvariant 1.4. Verwijzing naar VIG 1.5. De methodiek in de verschillende fasen 1.6. Organisatorische voorwaarden 1.7. Samenwerking met andere organisaties tijdens de interventie 1.8. Registratie 1.9. De overdracht na afloop van de interventie 2. Productevaluatie Er is in Rotterdam een ‘product’evaluatie uitgevoerd. Met betrekking tot de resultaten van het product VIG zijn gedurende deze evaluatie verschillende vragen gesteld. De antwoorden hebben geleid tot bijstelling van het product. En tot het voornemen om op langer termijn effect onderzoek te gaan doen. 2.1. Welk percentage van de doelstellingen voor gezin, moeder, vader en kinderen is gerealiseerd, onderhanden of niet uitgevoerd? Omschrijving Aantal gezinnen per 15-11-2005 in traject Waarvan aantal gezinnen met 1x verlengd traject Aantal gezinnen uitgestroomd met positief resultaat Waarvan aantal gezinnen met 1x verlengd traject Waarvan aantal gezinnen met 2x verlengd traject
Aantal 16 3 10 3 2
14
Aantal gezinnen voortijdig uitgestroomd Totaal aantal gezinnen in traject (geweest) Totaal aantal trajecten
6 32 42*
* = 3 + 3 + (2 x 2) = 10 verlengingen plus 32 niet verlengde trajecten
In totaal zijn na 14,5 van de 24 maanden 42 trajecten gestart voor in totaal 32 gezinnen. Sinds de aanvang van de pilot is het traject van tien gezinnen met positief resultaat afgesloten. Daarnaast zijn de trajecten van zes gezinnen voortijdig afgesloten, dat wil zeggen na afloop van de eerste interventiefase van twee weken. Deze gezinnen bleken bij nader inzien niet aan de criteria van VIG te voldoen, bijvoorbeeld omdat de ouders pedagogisch capabel zijn en de gezinnen zich met enige lichte steun zelf kunnen redden of omdat één van de ouders ernstige psychiatrische problemen vertoonde. Gezien het feit dat kort na de helft van de projectperiode 42 trajecten zijn gerealiseerd, ondanks een aanloopfase waarbij de aanmelding van gezinnen nog niet vlekkeloos verliep, mag verwacht worden dat VIG de doelstelling om in twee jaar tijd 90 trajecten te realiseren kan worden gehaald. Wel verdient de relatief nog beperkte uitstroom van gezinnen bijzondere aandacht. Terrein
Behaald
Lopend
70 % 70 % 71 % 49 % 79 % 66 % 65 % 67 %
21 % 16 % 19 % 18 % 16 % 17 % 22 % 18 %
Administratie Woon- en praktische situatie Scholing / Opleiding Relatie Ouder – Ouder Relatie Ouder – Kind Gezondheid Overig Totaal
Niet behaald 9% 14 % 10 % 33 % 5% 17 % 13 % 15 %
Totaal aantal doelen 77 56 85 33 62 6 23 342
Uit het overzicht blijkt dat gemiddeld ongeveer tweederde van de doelstellingen behaald worden, terwijl ongeveer 15% niet behaald worden. Zeker gezien de moeilijkheidsgraad van de doelgroep waar het hier om gaat, wordt dit concluderend een goede score genoemd. 2.2 Beleving Opdrachtgevers/Partners De waardering die het project krijgt is groot. Bestaande organisaties werken vrijwel allemaal op een positieve manier mee en DWI in het bijzonder heeft veel waardering voor VIG. Vanuit de politiek is eveneens veel waardering voor het project en de directieve aanpak. 2.3. Klantbeleving Ter aanvulling op de analyse van de registratie van VIG is in het kader van dit onderzoek gesproken met een drietal gezinnen die ervaring hebben opgedaan met de VIG-aanpak en bereid waren hierover met voor hen vreemden (onderzoekers) te praten. De gesprekken maken twee dingen duidelijk. In de eerste plaats zijn het vooral de intensiteit en de volharding in de bemoeienis van de coach die indruk maken en in het gezin echte veranderingen teweeg brengen. In de tweede plaats blijkt dat deze gezinnen op een heel ander en beter niveau zijn gaan functioneren. Het is zeker niet zo dat alle problemen zijn opgelost, maar de gezinnen hebben veel meer gereedschap in handen gekregen om hun problemen zelf aan te pakken.
2. Het onderzoek in Amsterdam
In opdracht van de gemeente heeft dit onderzoekbureau het VIG-pilot in Amsterdam Noord
15
gedurende18 maanden gevolgd. De onderzoeksters Anne-Marie Broeders en Annelies Slabbertje hebben hun eindrapport over deze monitoring op 12 maart 2008 gepresenteerd. Gezien de doelstelling van VIG is de centrale vraag bij eindevaluatie of VIG erin slaagt om ook in Amsterdam-Noord de thuissituatie voor kinderen te stabiliseren én opening te creëren voor vervolghulp. Kortom, ontstaat er weer zicht en/of grip op de multi-probleemgezinnen door inzet van VIG? Terrein Administratie Woonsituatie Overlast Scholing/werk Relaties Gezondheid Overig
Aantal subdoelen 159 96 23 63 54 62 11
Gemiddeld per gezin 22,7 13,7 3,2 9 7,7 8,9 1,6
Behaald
Lopend
98 = 62 % 50 = 52% 8 = 35 % 28 = 44% 28 = 52 % 34 = 55 % 4 = 36 %
19 = 12 % 7=7% 9 = 39 % 11 = 18 % 1=2% 2=3% 3 = 27 %
1 Efficiëntie en effectiviteit instroomprocedure De effectiviteit van de instroomprocedure wordt positief beoordeeld. Het aantal gezinnen dat gedurende het pilotjaar in een VIG-traject is ingestroomd bedraagt 19 (norm 20). Van die 19 gezinnen zijn 2 gezinnen vóór het tekenen van het plan van aanpak weer uitgestroomd. Kritische noot hierbij is dat in één van deze gevallen de selectiecommissie de contra-indicatie ‘veiligheid gezinscoaches’ onvoldoende had getoetst. Wat betreft bereik van de vooraf benoemde doelgroep blijkt uit de analyse van de plannen van aanpak voor de tweede tussenrapportage dat de gezinnen in traject voldeden aan de selectiecriteria. Uit de interviews is gebleken dat in minimaal 3 gezinnen gedurende het VIG-traject twijfels zijn gerezen of de problematiek dermate ernstig was om VIG te rechtvaardigen. Twee van de drie trajecten zijn uiteindelijk wel afgerond. Daarentegen blijkt uit onze analyse van de doelrealisatie en de type vervolghulp dat de problematiek van de meeste gezinnen zwaar is. 2 Behalen gestelde normen Vóór de start van de pilot zijn de volgende normen gesteld: 1 Aantal gezinnen ingestroomd (norm 20) 2 Aantal gezinnen uitgestroomd met positief resultaat (norm 16) 3 Aantal gezinnen met verlengd traject, 1x of 2x (norm 5) 4 Einddoelen die daadwerkelijk zijn behaald (norm 85%) 5 Einddoelen waaraan nog wordt gewerkt (norm 15%) 6 Einddoelen die niet zijn behaald (norm minimaal) De gestelde norm van ingestroomde gezinnen in het pilotjaar voldoende behaald (19 ingestroomde gezinnen). De norm aantal gezinnen uitgestroomd met positief resultaat is niet behaald. In 2007 zijn slechts 5 gezinnen uitgestroomd. Van deze 5 gezinnen is er bij 2 gezinnen een eindscore gemaakt. Deze trajecten hebben hiermee de status 'afgerond traject'. De overige 3 trajecten zijn om diverse redenen afgebroken. Hiervan is dus ook geen score beschikbaar. De oorzaak van deze geringe uitstroom ligt in het feit dat de selectiecommissie meer tijd nodig heeft gehad om VIG te laten 'landen' in Amsterdam-Noord dan vooraf gedacht. Dit is een veel voorkomend knelpunt bij de start van een nieuw project. Zowel in de eerste als de tweede voortgangsrapportage is geconstateerd dat de instroom achterbleef. Alhoewel uiteindelijk in het pilotjaar voldoende gezinnen zijn ingestroomd, heeft deze vertraagde instroom een negatief effect gehad op de gestelde norm voor
16
uitstroom in het pilotjaar. Bij één gezin is het traject verlengd. Dit is onder de gestelde norm van 5. Wat betreft het aantal einddoelen dat daadwerkelijk is behaald, is VIG er niet in geslaagd de gestelde normen te realiseren. De gemiddelde scores voor behaalde doelen is 53% (norm 85%), voor lopende doelen 23% (norm 15) en niet-behaald 24% (norm minimaal). Van de 7 gescoorde gezinnen heeft 1 gezin de norm behaald. De behaalde doelen liggen vooral op het terrein van administratie en woonsituatie. De doelen op overlast worden het minst behaald. Ook het merendeel van de pedagogische subdoelstellingen wordt niet behaald. Een belangrijke verklaring voor het niet behalen van de doelen is ons inziens dat bij 4 van 7 afgeronde trajecten sprake is van een (dreigende) uithuisplaatsing of raadsmelding. Dit betekent dat door de ernst van de problematiek en de beperkte verandermogelijkheden van de gezinnen er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen. Wat betreft de gezinnen zijn drie van de vier uitgestroomde geïnterviewde gezinnen positief over het VIG-traject. Zij geven ook aan de nazorg prettig te vinden. Eén gezin is niet positief en wil niets meer met VIG te maken hebben. VIG heeft als belangrijke meerwaarde – alhoewel de doelen niet gerealiseerd zijn – dat de problemen zichtbaar zijn geworden. Gezien het feit dat een VIG-traject tevens de functie heeft om problematiek zichtbaar te maken met als mogelijk gevolg vervolghulp in een gedwongen kader, achten wij de norm van het behalen van 85% van de einddoelen niet realistisch voor de totale doelgroep van VIG. 3. Realiseren ruimte voor vervolghulp VIG heeft als belangrijk doel om weer grip te krijgen op een gezin. VIG kan een voorpost zijn om ervoor te zorgen dat er weer voldoende ruimte (motivatie, draagvlak) is voor vrijwillige vervolghulp. Daarnaast kan VIG als breekijzer dienen om voldoende bewijs te verzamelen voor vervolghulp in een gedwongen kader (onderbouwing OTS of uithuisplaatsing). We concluderen dat VIG vooral in het laatste is geslaagd. Bij een groot deel van de ingestroomde gezinnen bleek de problematiek zo ernstig dat het toeleiden van reguliere vormen van vrijwillige hulpverlening onvoldoende werd geacht. De inzet van VIG heeft binnen deze gezinnen dan ook verregaande gevolgen gehad, waarbij VIG heeft bijgedragen aan het op gang brengen van gedwongen hulpverlening. Doordat ook expliciet als selectiecriterium wordt gehanteerd dat eerder ingezette reguliere hulpverlening niet afdoende is geweest, is het ook in toekomst te verwachten dat er vaak sprake zal zijn van vervolghulp in een gedwongen kader. 4 Ondersteuning en borging uitvoering VIG Geconcludeerd wordt dat de ondersteuning en borging van de uitvoering van VIG goed is. 5 Positieve neveneffecten VIG Geconcludeerd wordt dat VIG een positieve rol heeft gespeeld in het verstevigen van het bestaande netwerk. Ook zijn er nieuwe samenwerkingsverbanden geïnitieerd, met name gericht op informatieuitwisseling. Daarnaast is er oog en actie voor alle gezinnen. De selectiecommissie handelt zowel voor VIG-gezinnen als voor gezinnen waarvoor een alternatief traject uitgezet dient te worden. Daardoor verdwijnen minder gezinnen uit beeld. Als laatste blijkt dat VIG een positieve invloed heeft op de reguliere hulpverlening. Volgens meerdere partijen dragen kenmerkende elementen binnen VIG zoals de directieve aanpak bij aan een andere kijk op hulpverlenen binnen de eigen organisatie. 6. Beleving Klant Vier van de zes gezinnen geeft aan dat ze de samenwerking met de coach in het begin lastig vond. Deze samenwerking werd in de loop van het traject echter beter. Eén gezin zegt precies het tegenovergestelde. De samenwerking begon goed, maar eindigde dermate slecht dat de moeder van het gezin niks meer met de coach te maken wil hebben. Eén gezin vond de samenwerking vanaf het begin prima verlopen, maar
17
dit gezin wilde dan ook zelf een VIG-traject, aangezet door de positieve verhalen van een vriendin die ook in VIG-traject zit. Alle gezinnen ervaren het als positief dat de coach ook daadwerkelijk dingen doet en voor elkaar krijg. Bijvoorbeeld zorgen dat er nieuwe apparaten komen en dat de administratie op orde wordt gebracht. Ook vinden ze het doorgaans prettig als de coach meegaat naar afspraken op school. Minder positief is het merendeel van de gezinnen over de bemoeienis van de coach met de opvoeding van de kinderen. Ze geven aan dat deze bemoeienis niet nodig is, of dat de aanpak van de coach daarin niet werkt. Twee gezinnen geven echter aan dat ze blij zijn met de ondersteuning van de coach richting kinderen. Eén moeder vertelt dat ze door de coach strenger is geworden naar haar kinderen. Het tijdens het interview aanwezige kind bevestigt dit en geeft aan dat de sfeer nu prettiger is. De meeste gezinnen vinden het fijn binnen VIG te maken te hebben met één persoon die alles oppakt in plaats van verschillende hulpverleners voor verschillende deelgebieden. Wat betreft de houding van de coach geven 3 gezinnen aan deze niet als prettig te hebben ervaren (arrogant, bazig, niet respectvol). De overige drie gezinnen zijn positief over de houding van de coach alhoewel ze nog wel benadrukken dat ze een respectvolle houding erg belangrijk vinden. 7. Veelbelovend als pilot en aanbevelingen voor doorontwikkeling Ten slotte wordt geconcludeerd dat VIG is de pilotfase veelbelovend is en worden er aanbevelingen voor het vervolg geanalyseerd. Nederlandse studies soortgelijke interventies Zie de boven vermelde studies. Buitenlandse studies Er zijn geen effectstudies naar buitenlandse versies van de interventie.
1.6
Beoordeling onderbouwing & onderzoek effectiviteit
Inhoudelijk gezien wordt gezocht naar onderbouwing van de hypothese dat met vroegtijdige op specifieke aspecten gerichte systeeminterventie met drang en dwang in welomschreven multi-problem gezinnen een noodzakelijke contextverbetering voor de gewenste gedragsverandering en re-integratiemogelijkheden voor betrokken gezinsleden oplevert. Oude onproductieve gedragsmechanismen worden vervangen door nieuw, meer productief gedrag. Daarbij wordt, als een ondergrens gepasseerd is, de regie tijdelijk van betrokkene overgenomen en langzaam weer teruggegeven. De theoretische onderbouwing van de interventie met Maslov (behoeftenpiramide) en Kolb (leerstijlen) doet kunstmatig aan, komt niet verder terug in de aanpak en is ten dele strijdig met de aanpak. Kolb leidt immers tot een cyclische aanpak, terwijl VIG tot een lineaire aanpak om uit de puree te komen voor staat. VIG zou met een specifiekere onderbouwing winnen aan consistentie. De procesevaluatie verdient navolging door de pilotgewijze opzet, het onderzoek op meerdere lokaties en de vele lessen die getrokken zijn.
18
Bij de resultaatevaluaties valt op dat de lokatie ambities zeer hoog zijn, waardoor het doel niet gehaald wordt, terwijl de geleverde prestaties toch van formaat lijken. Hoewel daadwerkelijke re-integratie vaak nog ver weg lijkt, zijn doorgaans veel concrete subdoelen subdoelen zijn opgelost. Kwalificatie Theoretisch onderbouwd
Keuze
Operationalisering niveaus Een adequate theoretische onderbouwing ontbreekt
X
Er is een probleemanalyse en een duidelijke en expliciete redenering op welke factoren de interventie aangrijpt en waarom deze zou werken Deze redenering is bovendien gebaseerd op (getoetste) wetenschappelijke inzichten / theorieën, c.q. er worden technieken gebruikt die in de literatuur bekend staan als bewezen effectief.
Toelichting
De theoretische onderbouwing van de interventie met Maslov (behoeftenpiramide) en Kolb (leerstijlen) doet kunstmatig aan, komt niet verder terug in de aanpak en is ten dele strijdig met de aanpak. Kolb leidt tot een cyclische aanpak, terwijl VIG tot een lineaire aanpak om uit de puree te komen leidt. VIG zou met een specifiekere onderbouwing winnen aan consistentie.
Procesevaluatie
Een adequate procesevaluatie ontbreekt De werking van de interventie zelf en de uitwerking op de doelgroep zijn duidelijk in kaart gebracht X
In het onderzoek zijn bovendien de organisatorische voorwaarden en de organisatorische context betrokken
Toelichting
Door de pilotgewijze opzet en door de specifieke procesevaluaties is goed in beeld gebracht hoe de interventie aangrijpt op de doelgroep. Inhoudelijk gezien zijn verbeterpunten doorgevoerd op de werkende bestanddelen.
Resultaatevaluatie
Een adequate effectevaluatie ontbreekt X
Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden met een voor- en een nameting zonder controlegroep (veranderingsonderzoek) Er heeft een resultaatmeting plaatsgevonden waarin gebruik is gemaakt van een experimentele groep en een controlegroep
Toelichting
Opvallend is dat de lokale ambities zeer hoog zijn, waardoor het doel niet gehaald wordt, terwijl de geleverde prestaties toch van formaat lijken. Hoewel daadwerkelijke re-integratie vaak nog ver weg lijkt, zijn doorgaans veel concrete subdoelen zijn opgelost. Echter, nu de interventie redelijk goed is doorontwikkeld, is het tijd voor grootschaliger inzet en bijbehorend onderzoek. Het
19
hanteren van controlegroepen wordt daarbij aanbevolen.
1.7
Overige voorwaarden voor toepassing
Kosten Voor een traject van zes maanden per gezinssysteem zijn de kosten Euro 12.000. Alle kosten voor coach, overhead enz. zijn hierin inbegrepen. Overige voorwaarden voor toepassing Er zijn geen overige formele randvoorwaarden voor de toepassing van het VIG-traject. Wel relevant en noodzakelijk voor het slagen van het traject is goede samenwerking en informatie-uitwisseling tussen coach en betrokken instanties. Zeer behulpzaam voor de vergroting van de slagingskans is de actieve bemoeienis/ondersteuning van lokale politiek/overheden. Op deze manier weet men dat het oplossen van de problemen centraal staat, en niet het eigen belang.
1.8
Overige informatie
Uitvoerende organisaties RadarUitvoering Putsebocht 75 3073 HD Rotterdam Tel: 010-2908999, (m) 06-51623038 www.radaruitvoering.nl (i.o. van Gemeente Leeuwarden, gemeente Nijmegen, gemeente Twenterand, gemeente Den Haag) Stichting Jeugdplein Calandstraat 58 3016 Rotterdam Tel: 010-4401789 Stichting Spirit Regio Noord Wingerdweg 32-34 1031 CA Amsterdam Tel: 020-4350535 Het onderzoek in Rotterdam De Vrije Universiteit Instituut Jeugd en Welzijn Van der Boechorststraat 1 1081 BT Amsterdam
20
Tel: 020-5988889/8918 Email:
[email protected]
Het onderzoek in Amsterdam DSP – groep BV Van Diemenstraat 374 1013 CR Amsterdam T: +31 (0)20 625 75 37 F: +31 (0)20 627 47 59 E:
[email protected] W: www.dsp-groep.nl KvK: 33176766 A'dam
Overeenkomsten met andere interventies Verwante projecten zijn legio wat betreft gezinscoaching. Er is een enorme groei geweest door geheel Nederland bij zowel oude bekende organisaties zoals de GG&GD maar ook bij vele nieuwe spelers in het veld. Wat een vrij veel voorkomend kenmerk bij de projecten is, is een samenwerkingsverband tussen twee of meer organisaties die elk hun eigen expertise in het project inbrengen. Radar hanteert deze principes ook; denk aan IBAG en de samenwerking met SWA in Rotterdam ter bevordering van culturele expertise bij de coaches of denk aan Stichting Spirit in Amsterdam Noord voor de uitvoering/inzet van parallelle individuele trajecten binnen het gezinssysteem en vervolgtrajecten. Echter de verschillen tussen VIG en andere gezinscoaching projecten zijn groter dan de overeenkomsten. De andere projecten zijn opgesteld en worden uitgevoerd langs traditionele hulpverleningsvisie. Ze hebben een vrijwillig/vrijblijvend karakter, VIG niet. VIG heeft ook een overeenkomst met andere vormen van gedwongen hulpverlening bijv. straatcoaches. Hier ook is er een essentieel verschil: hier ligt de nadruk uitsluitend op repressie, bij VIG niet. VIG combineert zorg met een dwingende, directieve aanpak. Dit maakt het op het gebied van gezinscoaching uniek.
Overige informatie Voor zover mogelijk en relevant: VIG is een methodiek ontwikkeld door Radar Uitvoering, onderdeel van de Radargroep te Amsterdam. Voor meer informatie kunt u contact op nemen met de Projectleider: Mike Heuves Putsebocht 75 3073 HD Rotterdam Tel: 010-2908999, (m) 06-51623038 www.radaruitvoering.nl
21
1.9 Lijst met aangehaalde literatuur De onderstaande lijst is een opsomming van publicaties die aan de ontwikkeling van het VIG-handboek hebben bijgedragen. Boeken/ artikelen: Burnham, J. B. (1994). Inleiding in de gezinsbehandeling. Uitgeverij: Intro, Nijkerk Dalrymple, T. (2004). Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse instandhoudt. Uitgeverij: Spectrum, Utrecht Haas, P., Heuves, M. (2003). VIG- notitie. (Versie 3.2, maart ‘03.) Uitgeverij: Radar Advies, Amsterdam Heijden, C. e.a. (2003). De kracht van oplossingen (samenvatting). De auteur is unitleider van Bureau Jeugdzorg te Arnhem. Hoffman, E., Arts, W. (1994). Interculturele gespreksvoering. Uitgeverij : Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/ Diegem Jagt, L., Jagt, N. (1995). Taakgerichte hulpverlening in het Maatschappelijkwerk Uitgeverij : Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/ Diegem Pels, T. (1999). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. De creatie van een nieuw bestaan. Uitgeverij: Van Gorcum, Assen Riet, N. van, Wouters, H. (1997). Helpen = Leren, emanciperende hulpverlening als methode van het maatschappelijk werk. Uitgeverij: Van Gorcum, Assen Riet, N. van, Wouters, H. (1997). Casemanagement. Een leer- werkboek over de organisatie en coördinatie van zorg- , hulp- en dienstverlening. Uitgeverij: Van Gorcum, Assen Rigter, J. (2003). Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening. Uitgeverij: Coutinho, Bussum Stevens, L., Bleekers, P., Evers, M., Wentzel, M., Werkhoven, W. van (2004). Zin in school. Uitgeverij : CPS, Amersfoort Witte, L. (1997). Materiële hulp- en dienstverlening. Uitgeverij : Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/ Diegem Internet: http://home.wanadoo.nl/a.heer/Maslow.htm Piramide van Maslow (plaatje).
22
Gelezen: 17-05-2006 http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:Roosvanleary.JPG Roos van Leary (plaatje). Gelezen: 01-08-2006 http://www.thesis.nl/kolb Cirkel van Kolb (plaatje). Gelezen: 01-08-2006
23