Altijd feest
Kijk ook op: www.ploegsma.nl www.jannyvandermolen.nl www.elsvanegeraat.nl
isbn 978 90 216 7308 0 / nur 277 © Tekst: Hans Kuyper en Janny van der Molen 2014 © Illustraties: Els van Egeraat 2014 Vormgeving: steef liefting © Deze uitgave: Uitgeverij Ploegsma bv, Amsterdam 2014 Alle rechten voorbehouden.
Janny van der Molen & Hans Kuyper
Altijd feest
Samen de feesten van het jaar vieren met tekeningen van Els van Egeraat Uitgeverij Ploegsma Amsterdam
Inhoud
De verhalen met een rode titel zijn voor kinderen van 4-8 jaar De verhalen met een zwarte titel zijn voor kinderen van 8-12 jaar
Voorwoord 6 nieuwjaarsdag
driekoningen
valentijnsdag
carnaval
holi
1 april
palmpasen
pasen
kinderdag
koningsdag
bevrijdingsdag
moederdag
hemelvaart
luilak
pinksteren
Het zoldertje 8 Een toost op het nieuwe jaar 12 Koningen van klei 16 Zingen voor de drie koningen 20 Stiekeme rozen 25 Wie is er verliefd op wie? 29 De gouden dolk 34 Carnaval is voor iedereen 38 Lentekleuren 42 Leuker dan vuurwerk! 46 Geen gewone woensdag 50 Koopje! 54 Een tijd zonder wasknijpertjes 59 Hanen en hazen 63 Eitjes in het gras 68 Een nieuw begin 72 De billen van de ambassadeur 77 Kinderen aan de macht! 81 Schathemeltjerijk 86 De vlag kan uit! 90 Twee minuten lang 95 Vrijheid moet je vieren 99 Dadels en olijven 104 Het beste mislukte cadeau ooit 108 Buiten 113 Varen doe je toch met een bootje? 117 Heel, heel vroeg 122 Lekker veel herrie maken 126 Eindeloos 132 Een duif met een boodschap 136
wesak
Fruitsoep 140 Bloemen en lichtjes voor Boeddha 144 midzomer Het bootje 148 Een nachtelijk avontuur 152 vaderdag De straatvader 156 Een superlief idee 160 keti koti Roos is stil 164 Dansen voor de vrijheid 168 suikerfeest Glimmende schoenen 172 Meneer Nederveen is nieuwsgierig 176 prinsjesdag Een koets van goud 180 Iets met hoedjes en de gouden koets 184 jom kipoer Zoendag 188 Een dag niet eten 192 offerfeest Een rotgeintje 197 Op pad met de camera 201 dierendag Poes Niet-Zo-Lief 205 Bij Klaasje op bezoek 209 halloween Monsters in huis 214 Dat is schrikken! 218 allerzielen Een kaars voor de buurman 223 Stokbrood met kaas 227 divali Neplichtjes 231 Het feest van het licht 235 sint-maarten Een oude vuilniszak 239 Nasi speciaal 243 sinterklaas Koffie door een rietje 247 Sinterklaas en de Kerstman 251 chanoeka Licht en donker 255 Het wonder van de brandende kaarsjes 259 kerstmis Vaders 263 Wat een verrassing! 266 oudejaarsavond Wachten 270 Getsiederrie! 274 Alle feesten op een rijtje 280
Voorwoord
6
De belangrijkste dag in het jaar is natuurlijk jouw eigen verjaardag. Die vier je met je familie, met vrienden en op school. Het is een groot feest. Maar je kunt niet iederéén uitnodigen. En we kunnen ook niet met z’n allen de verjaardag van iedereen gaan vieren. Dan was het elke dag feest en ging er niemand meer naar school of werk. Daarom zijn er elk jaar een paar bijzondere dagen. Dat zijn de dagen waarop we wél samen feestvieren. Net alsof we allemaal een beetje jarig zijn. We denken terug aan dingen die vroeger gebeurd zijn, en we hopen dat er nog heel veel moois gaat gebeuren in de toekomst. We vieren dat we vrij zijn en dat we een vader hebben, of een moeder. Of allebei. Veel feesten hebben ook te maken met de god of de goden waar mensen in geloven. Al die feestdagen samen vertellen ook het verhaal van het jaar. Van de eitjes in de lente en de kleuren van de zomer tot de kaarsen in de winter. Als je dit boek snel doorbladert, zie je de seizoenen voorbijtrekken. Want elk seizoen heeft zijn eigen feesten, en bij veel van die feesten horen dingen die je juist rond die tijd in de natuur kunt vinden. Maar uiteindelijk vieren we steeds maar weer dat we allemaal samen op de wereld zijn. Daarom geven we geld of cadeautjes aan elkaar en gaan we bij elkaar op visite. We gaan lekker eten of we helpen arme mensen. Er zijn zelfs feesten die we samen met de doden vieren – echt iedereen telt mee! Sommige van onze feestdagen zijn al zo oud dat niemand precies weet wanneer we ze zijn gaan vieren. Andere zijn nog niet zo lang geleden bedacht. Er zijn ook feesten die wel al oud zijn, maar die we in ons land nog maar net kennen. Die feestdagen zijn meegekomen met mensen uit andere landen die hier zijn komen wonen.
Nu vieren we al die feesten samen. En dat is ook precies de bedoeling! Hoe meer mensen meedoen, hoe leuker een feest wordt. In dit boek staan verhalen over de grootste feesten van ons land. Je kunt lezen wat we precies vieren, en ook hoe mensen dat doen. Kom maar gauw mee naar de Willemsstraat. Die is niet ver bij jouw huis vandaan, ga er maar eens kijken... En je zult zien: In de Willemsstraat is het…
Altijd feest! 7
nieuwjaarsdag
Het zoldertje
8
Het is stil in huis. Vreemd stil. Alleen de klok tikt zachtjes. Tik tak. Fenna zit op haar knieën op het tafeltje bij het raam. Ze kijkt naar buiten, naar de lege straat. Daar gebeurt ook helemaal niets. Naast haar staat een schaaltje met de laatste drie oliebollen. Die zijn hard, Fenna heeft al een klein hapje geprobeerd. Tik tak. Mama zit op de bank in haar slaaphemd en haar konijnenpantoffels. Ze heeft haar ogen dicht. Poes Lief ligt op haar schoot en laat zich aaien. Maar hij spint niet. Tik tak. Fenna wordt opeens boos. Ze weet zelf niet goed waarom. Misschien komt het doordat het zo stil is overal. Dat is niet leuk. Het is zelfs een beetje griezelig. ‘Woeha!’ roept Fenna, zo hard als ze kan. ‘Gelukkig nieuwjaar, allemaal!’ Mama schrikt en doet haar ogen open. ‘Niet zo gillen alsjeblieft,’ zegt ze. ‘Je maakt je broer wakker.’ ‘Net goed!’ roept Fenna. ‘Het is al hartstikke laat.’ ‘Maar vannacht was het ook laat,’ zegt mama. ‘En het vuurwerk ging zó lang door... Ik wil dat hij nog even blijft slapen.’ O ja! Dat was het! Fenna weet meteen weer waarom ze boos geworden is. ‘Je hebt me niet wakker gemaakt!’ roept ze. ‘Je zou me wakker maken voor het vuurwerk, maar dat heb je niet gedaan!’ Mama zucht. Ze duwt Poes Lief van zich af en staat op. ‘Ik heb het wel geprobeerd,’ zegt ze. ‘Maar je wilde je bed niet uit. Je werd heel boos. Bijna net zo boos als nu.’ ‘Niet,’ zegt Fenna.
nieuwjaarsdag ‘Jawel,’ zegt mama. ‘Echt waar. Vraag het maar aan Niels als hij straks wakker is.’ Fenna draait zich om en kijkt weer naar buiten. Er is nog steeds niemand te zien. En op de televisie zijn alleen maar mannetjes op ski’s die van een hoge berg af springen. Tik tak. ‘Kom,’ zegt mama. ‘We gaan iets doen. We gaan opruimen. De glazen afwassen en alle kerstversiering weghalen. Dan is dat maar vast gebeurd. Help je mee?’ Fenna heeft er eigenlijk niet veel zin in. Maar samen opruimen is beter dan een beetje stil voor het raam zitten. ‘Goed,’ zegt Fenna. ‘Maar Niels moet ook helpen.’ ‘Die mag straks de kerstboom op straat zetten,’ zegt mama. ‘Krijgt hij dan prikkers in zijn handen?’ vraagt Fenna. ‘Ik denk het wel,’ zegt mama. Dan is het goed. Fenna klimt van het tafeltje. Ze helpt mama alle lege glazen naar de keuken te brengen. En daarna mag ze ze ook afwassen, met haar armen diep in het warme sop. Mama maakt de glazen droog en wrijft ze op tot ze glimmen. Als de afwas klaar is, haalt mama de dozen van het zoldertje. Samen stoppen ze alle kerstversiering erin. De mooie piek en de ballen moeten heel voorzichtig in papiertjes worden verpakt, anders gaan ze stuk. En dat mag niet, want volgend jaar moeten ze weer in de kerstboom hangen. Fenna mag de glimmende slingers om een oude wc-rol winden. Mama probeert de elektrische lampjes terug in hun doosje te proppen. Na een uurtje is alles al klaar. Alleen de kerstboom staat er nog, heel zielig en leeg. De takken zijn al een beetje bruin geworden en er liggen allemaal naaldjes op de vloer. De kamerdeur gaat open en Niels komt de kamer in. Hij ziet er niet erg wakker uit. ‘Goedemorgen,’ zegt hij. ‘Goedemiddag,’ zegt mama. ‘Gelukkig nieuwjaar, Niels!’ roept Fenna.
9
nieuwjaarsdag ‘Ja, jij ook een gelukkig nieuwjaar, zusje,’ zegt Niels. ‘Ik hoop dat je dit jaar wat minder hard gaat gillen.’ ‘Mama zegt dat ik niet wakker wilde worden,’ zegt Fenna. ‘Vannacht, toen er vuurwerk was.’ ‘Nee, dat wilde je niet,’ zegt Niels met een grote gaap. ‘Je riep steeds “Ga weg, ik slaap!” En toen zijn we maar weggegaan.’ Het is dus echt waar. Jammer. Nu moet Fenna weer een heel jaar wachten voordat er weer vuurwerk komt. ‘Kom,’ zegt mama. ‘De dozen moeten naar het zoldertje. En daarna gaan we allemaal douchen, want we gaan de buren een gelukkig nieuwjaar wensen.’ Met z’n drietjes lopen ze de trap op. Fenna mag voorop met de doos met lichtjes. Achter haar komt Niels met de doos met slingers en mama draagt de doos met de ballen en de piek. Als mama het luikje naar het zoldertje opendoet, kijkt Fenna nieuwsgierig omhoog. ‘Wat staat daar allemaal?’ vraagt ze. ‘O, van alles,’ zegt mama. ‘De doos met verjaardagslingers, en de paasspulletjes. Een doos met dingetjes die we kunnen verkopen met Koningsdag. En de tent, voor als het zomer is. En jouw lampion van Sint-Maarten met de dolfijntjes, en de mijter die we met Sinterklaas gemaakt hebben... Van alles.’ Wat veel, denkt Fenna. Al die dingen staan op het zoldertje bij elkaar. En nu komen de kerstversieringen er ook nog bij. Op het zoldertje is het eigenlijk altijd feest, denkt Fenna. En dat is zo’n vrolijk idee dat ze ervan moet huppelen. Gelukkig nieuwjaar!
11
nieuwjaarsdag
12
Een toost op het nieuwe jaar ‘Komen die állemaal?’ zegt Esther terwijl ze een schaal met oliebollen van gisteravond zo ver mogelijk van zich af schuift. ‘Ja, dat denk ik wel,’ zegt haar moeder. ‘Is er wat?’ vraagt haar broer Simon, die met een slaperig hoofd de keuken binnenloopt en naast zijn zus aan de tafel gaat zitten. ‘Ik heb je toch verteld dat we vandaag een nieuwjaarsborrel organiseren voor de buren.’ ‘O, ja,’ zucht Simon. ‘Dat is waar ook.’ ‘Waarom is dat eigenlijk hier?’ vraagt Esther. ‘Wij hebben gewoon de meeste ruimte,’ antwoordt hun moeder. Dat is zo. Toen er een tijdje terug twee huizen naast elkaar vrij kwamen in de Willemsstraat, hebben ze die allebei gekocht en er één huis van gemaakt. Ze zijn de enigen in de straat die dat hebben gedaan. Nu komt ook hun vader in zijn ochtendjas de keuken binnen. ‘Ha, Maarten. Koffie?’ biedt hun moeder aan. Hij knikt. ‘Doe maar extra sterk,’ mompelt hij. ‘Goed,’ zegt ze als ze even later koffie inschenkt. ‘Nu iedereen er is wil ik even afspraken maken. Onze gasten komen om een uur
nieuwjaarsdag of vier. Ik wil graag dat jij met de hapjes aan de slag gaat, Esther. Simon: jij gaat de straat op om de vuurwerkrommel op te ruimen. Toilet en stofzuiger zijn voor jou, Maarten, dan zorg ik dat het huis en de keuken aan kant is.’ Simon trekt een gezicht als een oorwurm. ‘Waarom? Wat heb ik met die mensen?’ ‘Geef het wat tijd, jongen,’ zegt zijn vader. ‘Het moet gewoon even wennen.’ ‘Mevrouw Zoethart is heel aardig,’ zegt Esther. ‘Ze gaf ons handenvol snoep toen we aan de deur kwamen met Sint-Maarten.’ ‘Ja, maar die meneer Nederveen van dat winkeltje… Man, wat een ouwe zeur,’ zegt Simon. ‘De familie Aslan,’ gaat hun moeder verder, ‘die komen ook.’ ‘O, die met dat leuke jongetje!’ zegt Esther. ‘Salih heet ie. Echt een schatje.’ ‘Die is altijd bij dat meisje van daarnaast,’ zegt Simon. ‘Ja, bij Fenna,’ zegt Esther. Omer, de oudere broer van Salih, zit bij haar in de klas. Die heeft dat verteld. Er zijn ook nog twee zussen in huis. ‘Is de moeder van Fenna gescheiden?’ vraagt de vader van Esther en Simon. Hun moeder knikt. ‘Ze heeft nog een oudere zoon, die jongen met die brommer.’ ‘Ja, die!’ zegt Esther. ‘Maar die is toch nog lang geen zestien?’ Haar moeder haalt haar schouders op. ‘Je kunt het hem vragen?’ ‘Ja, doei!’ Het idee zeg, dat ze zelf naar zo’n oudere jongen toe zou gaan… ‘En onze buren?’ vraagt haar vader. ‘Jazeker, meneer en mevrouw Smid komen ook. Iemand nog behoefte aan een oliebol?’ Simon trekt een vies gezicht. Hij kan geen oliebol meer zien. En ook de andere twee schudden hun hoofd. ‘Goed,’ zegt zijn moeder. ‘Dan nu hup! Aan de slag!’
13
nieuwjaarsdag
14
Klokslag vier uur gaat de bel. Als Esther de deur opendoet, ziet ze mevrouw Zoethart, die zwaar leunt op haar rollator. ‘Fijn dat u er bent, mevrouw Zoethart. Kom binnen.’ Ze helpt haar de rollator over de drempel te krijgen en biedt haar een arm aan. ‘Dank je wel, Esther, dan laat ik mijn brommer in de gang staan.’ Dan gaat opnieuw de bel en staat het echtpaar Smid voor de deur. Niet veel later zit iedereen gezellig in de kamer met iets te drinken. Esther bloost als ze ziet dat de brommerjongen – die haar niet aankeek toen hij zich voorstelde, waardoor ze zijn naam niet heeft verstaan – aan de andere kant van de kamer naar haar zit te kijken. Dan neemt haar moeder het woord. ‘Lieve mensen,’ zegt ze. ‘Fijn dat jullie allemaal gekomen zijn. Ik wil jullie graag, ook namens Maarten, Simon en Esther, bedanken voor het warme welkom dat we gekregen hebben in de buurt. We voelen ons hier al erg thuis.’ Ze houdt haar glas omhoog. ‘Laten we een toost uitbrengen op dit nieuwe jaar.’ In de kamer gaan alle glazen de lucht in. ‘Op een geweldig nieuw jaar vol liefde en gezondheid!’ ‘O, beste buurvrouw,’ roept mevrouw Zoethart, ‘laten we even wachten. Het is toch zo jammer dat we niet compleet zijn.’ Ze kijken verbaasd de kamer rond. Wie missen ze dan? ‘Meneer Nederveen,’ zegt mevrouw Zoethart. ‘Ach, hij bromt wel eens wat, maar hij hoort er toch zeker bij?’ ‘Ik heb hem nog geen minuut gemist,’ fluistert Esther in Omers oor. ‘Ach, Esther, lieverd,’ gaat mevrouw Zoethart verder. ‘Als jij hem nou eens ging halen. Samen met Niels bijvoorbeeld.’
nieuwjaarsdag Ah, zo heet die oudere broer van Fenna dus, denkt Esther. En ze ziet dat hij knalrood wordt. Niels mompelt iets van ‘als het moet’. ‘O! Fijn!’ zegt mevrouw Zoethart enthousiast. Zwijgend lopen Esther en Niels even later door de straat naar de winkel van meneer Nederveen. Die is dicht en dus bellen ze aan bij zijn huis, ernaast. Het duurt even voor hij opendoet. ‘Ja?’ bromt hij dan, terwijl hij Niels een vernietigende blik toewerpt. ‘De borrel,’ begint Esther. ‘We wilden net gaan toosten op het nieuwe jaar, maar we missen u.’ ‘Nieuwe jaar, nieuwe jaar,’ moppert meneer Nederveen. ‘Wat interesseert mij dat. Januari, maart, oktober: allemaal hetzelfde. 1967, 1990, 2001, 2014: ook één pot nat.’ En hij gooit de deur voor hun neuzen dicht. Missie mislukt. ‘Volgens mij was dat “nee”,’ zegt Esther. ‘Volgens mij ook.’ ‘Niet gelukt,’ zeggen ze even later tegen mevrouw Zoethart. ‘Hij zegt dat deze dag niet anders is dan alle andere.’ ‘O, maar dat heeft hij mis,’ zegt ze vrolijk. ‘Vandaag begint een heel nieuw jaar met nieuwe avonturen. Dat is toch héééérlijk!’ Moeder heeft opnieuw haar glas gepakt. ‘Dan gaan we daar nu toch maar op toosten, beste mensen.’ Ze houdt haar glas in de lucht. ‘Gelukkig nieuwjaar!’ ‘Gelukkig nieuwjaar,’ zeggen de anderen in koor. ‘Dat er maar vrolijkheid en gezondheid mag zijn voor ons allemaal!’ antwoordt mevrouw Zoethart vrolijk. ‘Ook voor mopperkonten,’ zegt ze zachtjes, en ze knipoogt naar Esther.
15
driekoningen
Koningen van klei
16
Het regent ontzettend hard. Het regent pijpenstelen, heeft mama gezegd. En dat klinkt wel grappig, maar verder is er niets aan. Fenna zit met haar neus tegen het raam van de woonkamer en kijkt de straat in. De vrolijke lichtjes van Kerstmis zijn nu overal weggehaald, net als bij Fenna thuis. Die staan op allemaal zoldertjes te wachten tot het weer Kerstmis wordt. Op de hoek van de Willemsstraat liggen een paar drijfnatte kerstbomen. De boom die bij Fenna thuis stond, ligt er ook bij. Niels heeft hem daar gebracht en hij heeft heel veel naalden in zijn handen gekregen. Straks komen er grote jongens om de bomen mee te nemen. Fenna weet niet waarheen of waarom. De feesten van de winter zijn nu bijna voorbij. En de school is ook alweer begonnen. En het regent, het regent maar door. Het regent dat het giet, heeft mama gezegd. Dat klinkt al weer minder leuk dan die pijpenstelen. ‘Saai hè, meisje,’ zegt mama, en ze aait Fenna even over haar haren. Fenna knikt. Ja, het is saai. En er is niks aan te doen. ‘Maar vanavond mag je Driekoningen lopen,’ zegt mama. ‘En dat is wel weer leuk.’ ‘Met Salih,’ zegt Fenna. ‘Maar niet met Roos, want Roos is ziek.’
driekoningen Nu verschijnt er een grote, gele bal voor het raam. Daar lijkt het tenminste op. Maar als de bal een stukje omhooggaat, is het opeens een paraplu. En Salih staat eronder. Hij grijnst naar Fenna. ‘Dat is een mooie paraplu,’ zegt mama. Fenna rent naar de voordeur. Als ze hem opendoet, waait de regen in haar gezicht. ‘Kom binnen, gekkie,’ zegt Fenna. Maar Salih blijft buiten staan. ‘Ik word niet nat,’ zegt hij. ‘En ik wil je iets laten zien.’ ‘Ja, een paraplu,’ zegt Fenna. ‘Ik kijk of hij goed droog is,’ zegt Salih. ‘Voor vanavond, als we Driekoningen gaan lopen. Kom je ook? Ik wil je iets laten zien.’ ‘Dat heb je al gezegd,’ zegt Fenna. ‘Maar je weet niet wat,’ zegt Salih. Nee, dat is waar. En als Fenna in de deur blijft staan, komt ze er ook niet achter. Ze moet met Salih mee, de straat op. ‘Mag ik naar buiten, mama?’ vraagt Fenna. ‘Als je onder de paraplu blijft,’ zegt mama. ‘En niet in de plassen springen, alsjeblieft.’ Natuurlijk blijft Fenna onder de paraplu. Ze is toch niet dom! En ze lopen ook heel voorzichtig om de diepe plassen heen. Het is leuk, zo met z’n tweetjes in de regen. De regen roffelt op de paraplu. Het lijkt net alsof Fenna en Salih in een tentje zitten, op de camping in de zomer. Dan regent het ook vaak zo hard. ‘Waar gaan we naartoe?’ vraagt Fenna. ‘Naar het huis van buurvrouw Zoethart,’ zegt Salih. ‘De drie koningen zijn aangekomen.’ O ja! Dat was ook zo! Bij buurvrouw Zoethart in het raam staat een kerststal. Die stond er al lang voordat het Kerstmis werd. Toen waren er alleen wat dieren in, kleine dieren van klei. Heel mooi gemaakt. Op kerstavond waren Jozef en Maria er ook. En toen het Kerstmis was, lag er een kleine, blote baby van klei in het stro. Dat was het kindje Jezus.
17
driekoningen De dag erna stonden er opeens drie mannetjes in het raam, helemaal aan de andere kant. Mannetjes met baarden en mooie mutsen op, ook van klei. Ze hadden kistjes in hun handen. ‘Dat zijn de drie koningen uit het oosten,’ vertelde buurvrouw Zoethart. ‘Die moeten nog een heel eind reizen voordat ze bij Jezus zijn.’ Elke dag zijn de drie koningen een stukje dichterbij gekomen. Fenna begreep eerst niet hoe dat kon. Poppetjes van klei kunnen toch niet lopen? ‘Dat doet buurvrouw Zoethart zelf, dommie,’ zei Salih. ‘Dat doet ze ’s nachts, als wij slapen.’ Maar een wonder bleef het. En nu is het Driekoningen, de dag dat de mooie mannen met hun baarden eindelijk bij Jezus zijn. Fenna en Salih staan ernaar te kijken, onder de paraplu. Ze staan zo dicht bij het raam dat hun adem er kleine wolkjes op maakt. ‘Het regent ook bij Jezus,’ zegt Fenna. ‘Ja,’ zegt Salih. ‘Maar het stro is lekker warm.’ ‘Het is nog maar een kleine baby,’ zegt Fenna. ‘Weet hij al dat hij Jezus is?’ ‘Nee,’ zegt Salih. ‘Maar de mannen uit het oosten weten het wel. Daarom hebben ze cadeautjes bij zich.’ Buurvrouw Zoethart doet de deur van haar huis open. ‘Dag lieve kinderen,’ zegt ze. ‘Kijk nog maar eens goed. Vanavond ruim ik alles op. Dan is Kerstmis echt helemaal voorbij.’ ‘Jammer,’ zegt Salih. ‘Dag, wijze mannen uit het oosten.’ Hij zwaait naar de poppetjes van klei. Fenna moet erom lachen en trekt hem aan zijn arm. ‘Kom mee,’ zegt ze. ‘We gaan in de plassen springen.’
19
driekoningen
Zingen voor de drie koningen
20
‘Dat ga jij wél doen, Omer.’ ‘Nee, dus niet.’ ‘Ja, dús wel. Ik kan niet mee vanavond en je broertje verheugt zich er heel erg op. Desnoods verstop jij je achter de heg, kan me niet schelen. Salih is vijf. Die kan dat niet alleen doen.’ ‘Maar dat is toch een feest van de kerk? Daar doen wij toch niet aan? En Fenna ook niet. Kan Nurcan niet meelopen? Of Dilek?’ ‘Nee, jij bent aan de beurt.’ ‘En wie is dan die derde koning?’ ‘Er is geen derde koning. Roos zou meelopen, maar die is ziek.’ ‘Kan Niels niet mee?’ ‘Ik heb geen zin hier nog langer met je over in discussie te gaan, Omer. Jij loopt mee. Klaar.’ Het weer wordt er in de loop van de dag niet beter op. Aan het begin van de avond komt de regen zelfs met bakken uit de lucht. ‘Dit wordt niets zo, Salih,’ zegt Omer terwijl hij naar buiten kijkt. ‘Jawel!’ roept die verontwaardigd. ‘Jij houdt de paraplu vast!’ De spullen liggen allemaal klaar bij de buren en daar bellen ze even na zeven uur aan. Omer zucht. Hij had die avond zijn boek uit willen lezen. ‘Kom binnen,’ zegt de moeder van Fenna vriendelijk. Fenna kijkt sip. Ze heeft net iets bedacht. Het feest heet Driekoningen. Maar nu haar vriendinnetje Roos ziek is, zijn er maar twee koningen over. ‘Nu is het helemaal niet meer leuk!’ zegt ze. En er rolt een traan over haar wang. Roos zou bovendien de zwarte koning zijn, koning Caspar. ‘Ik heb wel schmink,’ zegt Fenna’s moeder. ‘Ik maak een prachtige Caspar van je.’