voorwoord
Voorwoord
Kindermishandeling gaat over zaken die fout lopen in gezinnen, families, scholen of voorzieningen. Vaak gaat het over onthutsende zaken, waar we allen van hopen dat het onze kinderen en onszelf nooit overkomt. De effecten en de gevolgen van kindermishandeling zijn voldoende bekend. We lezen er dagelijks over zowel in wetenschappelijke artikels als in de media. We zien het op het nieuws, in duidingprogramma’s of in de bioscoop. Ook dit jaarverslag draagt zijn steentje bij in het schetsen van het probleem in al zijn transparantie. Dagelijks worden er 10 kinderen in de provincie Antwerpen gemeld. Het blijft een onthutsend hoog cijfer. Waar er echter zelden over gesproken wordt, is de veerkracht bij kinderen en gezinnen. De durf en de moed van families om de mishandeling onder ogen te zien, nieuwe kansen te zoeken en te ijveren voor individueel en relationeel herstel. De aandacht en de zorg van hulpverleners, leerkrachten, artsen, burgers voor kindermishandeling is de laatste jaren nog toegenomen. Ook daar is durf en inzet aanwezig. De samenwerking met hulpverleners, justitie, leerkrachten, verzorgenden loopt veel beter dan pakweg 10 of 20 jaar geleden. Al deze inspanningen zijn veel minder opvallend nieuws, maar ze zijn wel ontzettend belangrijk voor kinderen. Ze maken verandering mogelijk, ze bieden perspectief in situaties waar dit niet mogelijk leek. Deze zaken zijn jammer genoeg niet in cijfers of statistieken te vatten, maar dat maakt ze niet minder belangrijk. Via onze trainingsmodules, vormingen en artikels pogen we ook een bijdrage te leveren om continue de hulpverlening te verbeteren en aan te passen aan veranderende verwachtingen. Dit is echter voor niemand een reden om op zijn lauweren te gaan rusten. De cijfers spreken voor zich. Een doordachte afstemming van sensibilisering, alert reageren op signalen, het aanbieden van coaching, vlotte bereikbaarheid voor melders, rustbrengende crisisopvang, grondige diagnostiek en vasthoudende zorg, hulpverlening en opvang …. het blijft meer dan ook noodzakelijk bij de aanpak van kindermishandeling. In alle facetten van deze keten moet blijvend en gecoördineerd geïnvesteerd worden door iedereen om een goede maatschappelijke aanpak mogelijk te maken. Vermits geweld en kindermishandeling vooral verdoken optreedt, en er over praten gepaard gaat met schaamte, angst en ongeloof in verandering is dit geen evidente opdracht. Het initiatief zal immers vooral bij de zorgaanbieders en de besturen moeten liggen. In dit kader werd er 2012 gestart met het meldpunt 1712 waar de burger terecht kan voor alle vormen van mishandeling, geweld en kindermishandeling. De meeste van de aangehaalde thema’s komen in dit jaarverslag uitgebreid aan bod. Het jaarverslag biedt immers een overzicht van de werking van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen in 2012. Wij wensen u alvast veel leesplezier,
Stef Anthoni
5
voorwoord
6
inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD HOOFDSTUK 1: MELDPUNT 1712
HOOFDSTUK 2: CIJFERANALYSE 2.1. Inleiding 2.2. Meldingen 2.2.1. Meldingen in 2012 2.2.2. Kinderen betrokken in de meldingen 2.2.3. Gemelde problematieken 2.2.4. De melder 2.2.5. Kindermishandeling en echtscheiding 2.2.6. Daderschap 2.3. Dossiergegevens 2.3.1. Dossiers geopend in 2012 2.3.2. Lopende dossiers geopend vóór 2012 2.4. Besluit
HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING 3.1. Inleiding 3.2. Platformwerking 3.3. Samenwerkingsakkoorden en convenanten met andere hulpverleningsorganisaties 3.4. Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling 3.5. Sectoroverleg Kind en Gezin en de VK 3.6. Arrondissementele Raad voor slachtofferbeleid 3.7. Intrafamiliaal geweld 3.8. Interne werkgroepen VKA 3.9.Samenwerking in concrete dossiers 3.10.Besluit
HOOFDSTUK 4: PREVENTIE, SENSIBILISATIE, VOORLICHTING EN OPLEIDING 4.1. Inleiding 4.2. Opleidingsmodules 4.3. Teamcoaching 4.4. Voorlichting en sensibilisatie 4.5. Interne vorming en opleiding
HOOFDSTUK 5: PROJECTEN IVM LAAGDREMPELIGE TOEGANG IN DE STEDELIJKE AGGLOMERATIE ANTWERPEN EN MECHELEN 7
inhoudsopgave
HOOFDSTUK 6: ONDERZOEK NAAR DE IMPACT VAN HET VK OP GEZINNEN
HOOFDSTUK 7: PROTOCOL VAN MOED
HOOFDSTUK 8: BEKNOPTE GESCHIEDENIS
HOOFDSTUK 9: STRUCTUUR VAN HET CENTRUM 9.1. Raad van Bestuur 9.2. Algemene Vergadering 9.3. Huisvesting 9.4. Logistieke steun
HOOFDSTUK 10: DOELSTELLINGEN 10.1. Definitie 10.2. Doelen
HOOFDSTUK 11: INTERNE WERKING 11.1. Tewerkstelling 11.2. Gevolgde opleidingen en studiedagen 11.2.1. Gevolgde opleidingen 11.2.2. Gevolgde studiedagen
HOOFDSTUK 12: HULPVERLENING 12.1. Inleiding 12.2. Meldingen en de adviserende functie 12.3. Hulpverlening 12.3.1. Exploreren van de melding 12.3.2. Hulpverlening coördineren 12.3.3. Onrechtstreekse hulpverlening 12.3.4. Rechtstreekse hulpverlening of crisisinterventie 12.3.5. Het benoemen van een ongerustheid
HOOFDSTUK 13: KWALITEITSZORG
HOOFDSTUK 14: WEBSITE/YOU TUBE 14.1 www.kindermishandeling.org 14.2. www.vkantwerpen.be
DANKWOORD
8
hoofdstuk1: meldpunt 1712
HOOFDSTUK 1: MELDPUNT 1712 ________________________________ De Vlaamse Regering formuleerde midden 2011 een actieplan met betrekking tot de aanpak van geweld op kinderen, en in het bijzonder kindermisbruik. Eén van de daarin opgenomen acties houdt de oprichting in van één meldpunt voor alle vormen van misbruik, geweld en kindermishandeling. De ministers van Welzijn, Sport, Jeugd en Onderwijs werken in dit kader samen op basis van gedeelde doelstellingen en middelen.
Op 12 maart 2012 ging het meldpunt "misbruik, geweld en kindermishandeling" van start. Het meldpunt is er voor alle burgers. Het is bereikbaar op het nummer 1712. Achter dit telefoonnummer zit een doorschakeling die de burger doorverbindt met het meldpunt van de provincie van waaruit hij/zij belt. Het meldpunt is te contacteren op werkdagen van 9 tot 17u. Er is voorzien in een permanentieregeling en personen die buiten de openingsuren bellen, krijgen de boodschap dat ze contact kunnen opnemen met Tele-onthaal op het gratis nummer 106. Een oproep naar het meldpunt is gratis en wordt niet op de gesprekslijst van de factuur vermeld. Zo kunnen bijv. kinderen ook ten aanzien van hun ouders vrijblijvend contact opnemen met het meldpunt, zonder dat ze het risico lopen hierop door een ouder te worden aangesproken. Dit is een belangrijk veiligheidsaspect in situaties van kindermishandeling, intrafamiliaal geweld, ouderenmis(be)handeling en partnergeweld.
De bekendmaking van het meldpunt werd begeleid door een informatie- en sensibiliseringscampagne. Het opstarten van een meldpunt is immers maar effectief als het brede publiek hiervan ook op de hoogte wordt gebracht. In dit kader werden vanuit het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de nodige middelen vrijgemaakt. In een eerste fase (in 2012) werd tijdens de campagne de focus gelegd op de problematiek van kindermishandeling in verschillende contexten en leefsituaties (gezin, school, vrije tijd, sport). Via een tv-spot die liep van 13 tot 26 maart 2012 en 3 affiches in het straatbeeld werd de burger geïnformeerd over het meldpunt. De affiches werden in die periode ook verspreid naar het middenveld, zodat deze op een permanente manier zichtbaar zijn in de dagelijkse praktijk van voorzieningen, sportverenigingen, onderwijsinstellingen, ... De focus op kindermishandeling vond een basis in de maatschappelijke bewegingen (getuige onder meer de werkzaamheden van de bijzondere Kamercommissie seksueel misbruik) en de verscherpte (media)-aandacht voor geweldsituaties buiten het gezin (cfr. media-aandacht voor situaties van misbruik in pleeggezinnen). In een volgende fase (voorjaar 2013) wordt tijdens de campagne de focus gelegd op partnergeweld, in zijn verschillende vormen. Partnergeweld is de meest voorkomende vorm van geweld binnen het gezin of thuis. Dit omvat zowel verbale, fysieke, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhaaldelijk voordoen of die zich opnieuw kunnen voordoen en die de integriteit van de andere en zelfs zijn of haar socio-professionele integratie kunnen schaden. Dit geweld heeft niet alleen gevolgen voor het slachtoffer, maar ook voor de andere leden van het gezin, onder wie de kinderen. Via 3 affiches in het straatbeeld en advertenties in magazines, wordt de burger opnieuw geïnformeerd over het meldpunt. In de campagne komen drie vormen van partnergeweld aan bod: psychologisch geweld, 9
hoofdstuk1: meldpunt 1712
seksueel geweld en fysiek geweld. De affiches worden ruimschoots verspreid zodat ze op vele plaatsen permanente zichtbaar zijn. Aangezien het meldpunt functioneert voor alle vormen van geweld, misbruik en kindermishandeling zal de bekendmaking ervan in de toekomst begeleid worden door campagnes rond andere thematieken zoals bv ouderenmis(be)handeling en eer gerelateerd geweld. In dit kader wordt gewerkt aan een meerjarenplan in functie van een duurzame bekendmaking en opvolging van het meldpunt. In de provincie Antwerpen wordt dit meldpunt gerealiseerd door een doorgedreven samenwerking tussen CAW De Mare, CAW Kempen en het VKA. Naargelang de regio wordt het 1712 doorgeschakeld naar de CAW medewerker van permanentie voor het 1712 nummer. Deze medewerkers weten dat de melding van het 1712 nummer komt (aparte telefoon) en zijn deskundig gevormd om een eerste advies en eventuele doorverwijzing te kunnen geven. Als de melding gaat over kindermishandeling is er de mogelijkheid voorzien om via een automatische doorschakeling een VKA medewerker door te geven. Dit gebeurt als het over meer gaat dan een advies en het aangewezen is om samen met de melder een eerste risico-inschatting te doen en/of verdere hulpverlening mogelijk te maken. Er zijn tss. 9.00u en 17.00u steeds VK medewerkers van permanentie om dit op te volgen. Op regelmatige tijdstippen is er intervisie voorzien tussen de CAW en de VK medewerkers. Alle meldingen van kindermishandeling of gezinsgeweld worden dan besproken. Daardoor wordt er kennis en ervaring tussen beide diensten uitgewisseld en wordt de deskundigeheid van het meldpunt verder uitgebouwd. In een jaarlijkse evaluatie werd de samenwerking als positief ervaren en blijkt dat de samenwerking sinds de opstart vlotter en vlotter loopt. In onderstaande tabel vindt u de cijfers vanaf maart 2012. In de periode maart – december 2012 kregen we 66 meldingen uit de regio Antwerpen en 68 uit de regio Mechelen/Turnhout.
70
66
68
Regio Antwerpen (49,3%)
Regio Mechelen/Turnhout (50,7%)
60 50 40 30 20 10 0
10
hoofdstuk1: meldpunt 1712
Het was onbekend welk aandeel van niet-professionele meldingen op het 1712 nummer zou terecht komen. Bij de start namen ook meerdere professionelen contact op met het 1712 nummer, wat niet de bedoeling is. Na de opstart daalde dan ook het aantal professionelen die contact opnamen. Alleszins is door de installatie van het meldpunt en de campagne over kindermishandeling de mogelijkheid van melden bij een vermoeden van kindermishandeling extra belicht. We gaan ervan uit dat het grote aantal meldingen op het VKA daardoor rechtstreeks maar ook onrechtstreeks beïnvloed is. We zien immers in het hoofdstuk cijferanalyse dat de meldingen van professionelen het meest stijgen. De meldingen via het meldpunt worden in deze cijfers weergegeven bij de oorspronkelijke melder, dus meestal bij de nietprofessionelen. Het wordt boeiend om te zien of dit meldpunt ook de volgende jaren een goede ingangspoort zal zijn voor de burger om een melding over kindermishandeling te doen. Eens het registratiesysteem van het 1712 nummer verder op punt staat, zullen we nog een beter zicht hebben op de meldpuntmeldingen. Er wordt voorzien dat dit registratiesysteem in de loop van 2013 zal helemaal op punt zal staan.
11
hoofdstuk1: meldpunt 1712
12
hoofdstuk2: cijferanalyse
HOOFDSTUK 2: CIJFERANALYSE ________________________________
2.1. Inleiding Na een voorbereidingsperiode werd er in 2010 gestart met een elektronisch dossier voor alle VK. De cijfers in dit jaarverslag werden uit de registratie van deze e-dossiers gehaald. Daardoor wijken sommige registratiegegevens af van de gegevens die de voorgaande jaren verzameld werden, waardoor het niet voor alles mogelijk is om te vergelijken met de jaren voor 2010. In de loop van de volgende jaren zal dit euvel gaandeweg verdwijnen.
Enkele aandachtspunten : 1.
De registratie die Kind en Gezin weergeeft in haar jaarverslag vertrekt vanuit de vraag hoeveel kinderen in Vlaanderen er gemeld worden bij de Vertrouwenscentra. Jongeren ouder dan 17 jaar (die vaak ook met eenzelfde probleem worstelen); kinderen die al gemeld zijn en opnieuw gemeld worden e.d. worden niet opgenomen in deze Kind en Gezin registratie. De cijfers in ons jaarverslag nemen deze gegevens wel op. Dit jaarverslag is immers een neerslag van de activiteiten van het VKA in 2012 op hulpverlenend vlak.
2.
Daarnaast spreekt het vanzelf dat het VKA ook betrokken blijft bij de hulpverlening i.v.m. een aantal dossiers die voor 1 januari 2012 gemeld werden. We presenteren daarover enkele relevante gegevens met betrekking tot die dossiers.
3.
De cijfers in dit hoofdstuk zijn de gezamenlijke cijfergegevens van het centrum in Antwerpen en de twee antennediensten. Voor aparte cijfergegevens van de antennediensten Mechelen en Turnhout verwijzen we naar het uitgebreide activiteitenverslag van beide antennediensten die op de website van het VKA staan.
4.
Sinds maart 2012 is het meldpunt 1712 gestart. Ook daar komen meldingen van kindermishandeling terecht. Het is daardoor iets moeilijker om de cijfers van het VKA te vergelijken met cijfers van het VKA van voorgaande jaren toen het meldpunt nog niet bestond, omdat men niet kan weten wat de impact van het 1712 is. Om toch zoveel mogelijk vergelijkend materiaal te hebben met voorgaande jaren wordt de melder via een 1712 melding geregistreerd op het VKA onder de initiële melder. Die behoort in de overgrote meerderheid tot de groep van de niet-professionelen, waarvoor het meldpunt ook bevoegd is. Alleszins is het opvallend dat de meldingen op het VKA nog gestegen zijn en dat vooral de professionele melders daar verantwoordelijkheid voor zijn.
13
hoofdstuk2: cijferanalyse
2.2. Meldingen
2.2.1. Meldingen in 2012
In 2012 werden er in totaal 2429 nieuwe meldingen genoteerd door het VKA. Ter vergelijking, de eerste 10 jaar van de werking van het VKA werden er in het totaal 2810 meldingen gedaan. Dit is het 9de jaar op rij dat er meer dan 2000 meldingen waren in de provincie Antwerpen!
Evolutie aantal meldingen 1980 - 2012
2500
2000
1500
1000
500
0
1980
1988
1996
2004
2012
14
hoofdstuk2: cijferanalyse
Evolutie aantal meldingen 1980 – 2012 1980: 128
1988: 354
1996: 1705
2004: 2020
1981: 213
1989: 525
1997: 1673
2005: 2282
1982: 241
1990: 616
1998: 1557
2006: 2208
1983: 295
1991: 894
1999: 1832
2007: 2185
1984: 242
1992: 1052
2000: 1584
2008: 2002
1985: 227
1993: 1279
2001: 1724
2009: 2206
1986: 253
1994: 1394
2002: 1988
2010: 2151
1987: 332
1995: 1512
2003: 1887
2011: 2230
2012: 2429 In het arrondissement Antwerpen waren er 1498 meldingen in 2012 (2009: 1336 – 2010: 1292 – 2011: 1318). Op de antennediensten kwamen er 487 meldingen in Mechelen (2009: 454 – 2010: 454 – 2011: 437) en 444 meldingen in Turnhout (2009: 416 – 2010: 405 – 2011: 475). Het gaat hier over kleine fluctuaties die terug te voeren zijn op toevallige factoren.
Alle studies zijn het er echter over eens dat het aantal meldingen geen weerspiegeling is van het reële aantal mishandelde kinderen in onze samenleving. Dit aantal ligt ongetwijfeld veel hoger. Internationale cijfers in het toonaangevend tijdschrift ‘The Lancet’ (december 2008) wijzen erop dat er in de ontwikkelde landen 4 tot 16% van de minderjarigen fysiek mishandeld wordt, 1 op 10 emotioneel mishandeld of verwaarloosd wordt en 5 tot 10% seksueel misbruikt wordt (penetratie). Een situatie van kindermishandeling melden en/of bespreekbaar stellen is nog steeds geen evident gegeven. Daarom is het positief dat meer en meer mensen de weg vinden om hun bezorgdheid uit te drukken. Ongeveer 1/3de van het aantal meldingen van kindermishandeling in Vlaanderen gebeurt in de provincie Antwerpen. Het grote aantal meldingen in de regio Antwerpen (bijna 1/5 de van het totaal in Vlaanderen) heeft ongetwijfeld te maken met de problematiek die deze stad met zich meebrengt (grootstedelijke problematiek, kansarmoede, vereenzaming, enz.). De extra inspanningen die er geleverd worden om toch een performante dienstverlening te organiseren zijn legio (zie ook Stedenfondsdossier enz.). De steun van vele partners om ons personeelsbestand op peil te houden (zie verder en dankwoord achteraan) is daarbij essentieel.
Tijdstip van de melding
97% van het aantal meldingen gebeurt binnen de kantooruren. Het team van het VKA verzorgt een crisispermanentie buiten de kantooruren. Acute vragen en dringende oproepen kunnen op die manier ook buiten de kantooruren opgevangen worden. Het VKA zet daarvoor het desbetreffende GSM-nummer op het antwoordapparaat. Via een beurtrolsysteem garandeert het VKA een 24-uurs bereikbaarheid van een hulpverlener van het VKA voor dringend advies.
15
hoofdstuk2: cijferanalyse
De meeste meldingen (91,1%) gebeuren eerst telefonisch. Toch komen mensen soms ook naar de dienst om een melding te doen, of om advies te vragen. We zien ook dat 4,8% van de meldingen per e-mail gebeurt (2011: 4,7%). Deze melders krijgen een gepersonaliseerde mail terug waarbij gevraagd wordt om telefonisch contact op te nemen. Gezien de delicate problematiek en de privacy is er voor deze weg gekozen.
2.2.2. Kinderen betrokken in de meldingen
Aantal kinderen
De 2429 meldingen hebben betrekking op 3550 kinderen en jongeren. Dit is het hoogste aantal kinderen dat er op één jaar tijd op het VKA gemeld is. In vergelijking met vorig jaar is dit een stijging van 5,7%. Dit wil zeggen dat er bijna 10 kinderen per dag gemeld worden, weekends en feestdagen inbegrepen. Het aantal meldingen verschilt van het aantal gemelde kinderen. Het gebeurt immers dat binnen éénzelfde cliëntsysteem meerdere kinderen mishandeld worden. Het aantal waar we het hier over hebben is het aantal dat door de melder wordt gesignaleerd. In werkelijkheid blijkt het soms over nog meer kinderen te gaan. Bij verdere exploratie blijkt soms dat niet gemelde kinderen betrokken zijn bij de mishandeling. Al deze meldingen de gepaste aandacht geven, terwijl er niet gewerkt wordt met wachtlijsten, houdt in dat de medewerkers te kampen hebben met een grote werkdruk, zeker gezien het gaat om acute, dringende situaties.
Evolutie aantal gemelde kinderen 1991-2012
1991: 1170
1998: 2210
2005: 3144
1992: 1369
1999: 2463
2006: 3122
1993: 1575
2000: 2143
2007: 2988
1994: 1887
2001: 2265
2008: 2919
1995: 1885
2002: 2613
2009: 3146
1996: 2186
2003: 2640
2010: 3149
1997: 2289
2004: 2794
2011: 3358
2012: 3550
16
hoofdstuk2: cijferanalyse
In een grafiek weergegeven geeft dit het volgende beeld:
Evolutie aantal gemelde kinderen 1991 - 2012 3500
3000
2500
2000
1500
1000 1991
1997
2004
2012
Het VKA werkt ook nog met kinderen die gemeld zijn voor 2012 en waar de hulpverlening zich in 2012 nog verder continueert. U vindt daarover meer gegevens in dit hoofdstuk (2.3.)
17
hoofdstuk2: cijferanalyse
Leeftijd van de gemelde kinderen
aantal
% ‘12
% ‘11
Ongeboren
10
0.3
0.3
0 - 1 jaar
165
4.6
4.0
1 < 3 jaar
356
10.0
11.3
3 < 6 jaar
638
18.0
20.0
6 < 9 jaar
673
19.0
18.3
9 < 12 jaar
542
15.3
16.1
12 < 15 jaar
511
14.4
14.2
15 < 18 jaar
406
11.4
10.3
> 18 jaar
185
5.2
4.1
-
-
0.1
Onbekend
64
1.8
1.2
TOTAAL
3550
100 %
100 %
Leeftijdscategorie
Verlengd minderjarig
Kindermishandeling of een vermoeden daarvan wordt de laatste jaren steeds vroeger gedetecteerd. Hoe sneller men er in slaagt om kindermishandeling op te merken, hoe sneller er hulp kan geboden worden. De ontwikkelingskansen van kinderen worden daardoor groter. 1 op 3 van het aantal gemelde kinderen is jonger dan 6 jaar. Het spreekt voor zich dat deze zeer jonge kinderen ook extreem kwetsbaar zijn. De hulpverlening en samenleving zullen zich over dit stijgende aantal moeten bezinnen. Vaak komen problemen bij kinderen en jongeren pas in beeld als ze overlast bezorgen voor onze samenleving zoals met probleemjongeren (diefstal, gewelddelicten, schoolverzuim, enz.). Baby’s, peuters en kleuters bezorgen weinig zichtbare overlast. Daardoor dreigt de ernst van de problemen vaak te weinig onderkend te worden. Nochtans is een goed uitgebouwde hulpverlening die verder kan gaan dan pedagogische adviezen en oudercursussen niet alleen noodzakelijk, ze kan vaak verdere ernstige schade voorkomen en ontwikkelingskansen mogelijk maken. Het VKA heeft de laatste jaren in zijn vormingsaanbod extra de nadruk gelegd op deze jonge, kwetsbare groep. De ongeboren kinderen die gemeld werden zijn meldingen van risicosituaties (zie paragraaf: leeftijdproblematiek).
18
hoofdstuk2: cijferanalyse
Geslacht van de gemelde kinderen
Deze figuur toont de geslachtsverdeling van de gemelde kinderen: 1586 jongens tegenover 1733 meisjes. Vooral de problematiek van seksueel misbruik maakt dat meisjes vaker het slachtoffer zijn van mishandeling. De onbekenden zijn vaak jonge kinderen. Het verschil tussen jongens en meisjes wordt wel elk jaar een beetje kleiner.
19
hoofdstuk2: cijferanalyse
De combinatie leeftijd en sekse geeft volgende grafiek
Leeftijd x geslacht 350
300
250 jongen
200
meisje onbekend
150
100
50
0
Het aantal gemelde jongens daalt vanaf de leeftijd van 12 jaar, bij de meisjes is dat pas vanaf 18 jaar.
20
hoofdstuk2: cijferanalyse
2.2.3. Gemelde problematieken
De problematiek zoals ze door de melders beschreven werd is de volgende:
Aantal
% ‘12
% ‘11
% ‘10
Lichamelijke mishandeling
652
18.4
16.6
16.3
Lichamelijke verwaarlozing
448
12.6
15.3
10.1
Emotionele mishandeling
486
13.7
12.1
15.0
Getuige van geweld
311
8.8
6.9
-
Emotionele verwaarlozing
311
8.8
8.3
8.6
Seksueel misbruik: intrafam.
377
10.6
11.4
11.7
Ander seksueel misbruik
277
7.8
8.4
8.3
Seksueel misbruik: onbekend of het intra of extra is
111
3.1
3.9
4.0
Risicosituatie
304
8.5
10.5
16.9
Andere / onduidelijke problematiek
231
6.5
4.9
7.0
Verwerkingsproblematiek
42
1.2
1.7
2.1
3550
100%
100%
100%
Problematiek
TOTAAL
De definitie van intra-familiaal seksueel misbruik vindt U in hoofdstuk 10 van het jaarverslag. Als we de gemelde problematiek de laatste 10 jaar bekijken zien we dat er een vrij grote constante is qua problematiek. We zien de laatste jaren een stijging van de problematieken emotionele mishandeling en emotionele verwaarlozing. Voor deze moeilijk te detecteren problematiek komt er toch meer en meer aandacht. In het nieuwe registratiesysteem is er ook een categorie voorzien ‘kinderen die getuige zijn van geweld’. Deze categorie wordt internationaal als kindermishandeling beschreven en hoort thuis onder de noemer emotionele mishandeling. In 2010 werden er 156 kinderen gemeld die getuige waren van partnergeweld. In 2011 was dit gestegen tot 231 kinderen, in 2012 betrof dit al 311 kinderen. Daardoor hebben we besloten om dit vanaf 2011als een aparte categorie op te nemen. Verder kunnen we stellen dat het VKA erg weinig meldingen krijgt over problematieken die niet voor het centrum bestemd zijn. De werking van de Vertrouwenscentra blijkt goed bekend te zijn. De websites zijn daarbij een belangrijk hulpmiddel (zie hoofdstuk 14).
21
hoofdstuk2: cijferanalyse
Seksueel grensoverschrijdend gedrag door minderjarige zelf is sinds 2010 een aparte geregistreerde categorie. Dit is een subcategorie van seksueel misbruik. Niet minder dan 146 kinderen werden met deze problematiek gemeld. Dit toont aan dat er op dat vlak een taboe doorbroken is. Seksueel misbruik door minderjarigen op minderjarigen wordt meer en meer herkend. Het vraagt een zeer specifieke aanpak, gezien de ontwikkeling van de jonge pleger en de gezinsdynamiek uitvoerig onder de aandacht dienen genomen te worden. We zien dit voorkomen in gezinnen en families, maar uiteraard ook in voorzieningen waar jongeren samenleven of veel tijd samen doorbrengen. Meer en meer voorzieningen die met jongeren werken doen op het VKA beroep als zij intern geconfronteerd worden met een mogelijke situatie van seksueel misbruik. Dit komt omdat de alertheid van voorzieningen op dit vlak is toegenomen. Deze situaties vragen oordeelkundige en snelle interventies waarbij er oog dient te zijn voor de slachtoffers en mogelijk andere slachtoffers, plegers (zeker als het minderjarige zijn, anders dient de samenwerking met justitie gepland te worden), ouders en de medewerkers van de desbetreffende voorziening. De expertise die het VKA op dit vlak ontwikkeld heeft wordt meer en meer ingeroepen. Deze meldingen verklaren het groot aantal situaties waarbij er geen sprake is van incest. Het Provinciebestuur Antwerpen heeft het VKA in 2011 ondersteund om de aanpak van deze meldingen verder op punt te stellen. In 2013 organiseert het VKA een studiedag over deze problematiek.
Problematiek grensoverschrijdend
Aantal
Aantal
% ‘12
Incest
60
1,7
55
Geen incest
84
2,4
83
Onduidelijk of het incest is
2
0,1
3
146
4.1
141
gedrag door minderjarigen
TOTAAL
2011
22
hoofdstuk2: cijferanalyse
Onbekend
113
117
115
110
85
26
6
652
Lichamelijke verwaarlozing
2
40
92
90
78
62
40
25
5
14
448
Emotionele mishandeling
1
10
25
76
99
83
97
71
19
5
486
Getuige van geweld
0
19
49
80
67
48
28
8
10
2
311
Emotionele verwaarlozing
0
16
28
40
64
61
45
32
12
13
311
Seksueel misbruik: intra-familiaal
0
2
20
77
76
48
68
54
31
1
377
Ander seksueel misbruik
0
0
5
40
47
40
58
57
25
5
277
0
0
5
22
26
18
9
16
10
5
111
4
44
50
56
56
35
29
18
5
7
304
0
0
1
3
1
4
2
6
24
1
42
1
10
27
41
42
28
25
34
18
5
231
10
165
356
638
673
542
511
406
185
64
3550
Totaal
12 - < 15j
54
18j en ouder
9 - < 12j
24
Seksueel misbruik: onduidelijk of het intra-familiaal is
15 - < 18j
6 - < 9j
2
1 - < 3j
Lichamelijke mishandeling
0 - < 1j
3 - < 6j
Ongeboren
Problematiek bij melding naargelang leeftijd
Risico Verwerkingsproblematiek Andere / onduidelijke problematiek TOTAAL
Lichamelijke mishandeling wordt zowel bij kleine kinderen als bij jongeren gemeld. Lichamelijke verwaarlozing zien we vooral bij jongere kinderen tot de leeftijd van 9 jaar. Daarna daalt het. Meer dan de helft van het aantal gemelde kinderen met deze problematiek is jonger dan 6 jaar! Emotionele mishandeling en verwaarlozing wordt reeds opgemerkt vanaf 1 jaar. Het VKA belicht in zijn vormingen het belang om vroegtijdig hechtingsproblemen te detecteren. Mogelijks verklaart dit dat deze vorm van mishandeling vroeger gemeld wordt. Opmerkelijk is ook het hoge aantal kinderen dat gemeld werden als ‘getuige van geweld’. Ondanks het feit dat dit een recent toegevoegde categorie is, vertellen deze cijfers ons dat er een nood bestaat om deze kinderen met meer zorg te omringen. Recente literatuur bevestigt immers het grote effect op de emotionele ontwikkeling van kinderen van deze problematiek. Vooral jonge kinderen beneden de 12 jaar hebben weinig ontsnappingsmogelijkheden voor deze vorm van geweld.
23
hoofdstuk2: cijferanalyse
1 op 4 van het aantal meldingen van intra-familiaal seksueel misbruik gaat over kinderen jonger dan 6 jaar. Hoewel iedereen het er over eens is dat het grootste ‘werkterrein’ van de VK op het intra-familiale terrein ligt, blijkt dat er toch ook nood is om bij een aantal specifieke situaties van extrafamiliale mishandeling op de expertise van het VKA beroep te kunnen doen. Zo wordt het seksueel misbruik in voorzieningen ook hoe langer hoe meer gemeld bij het VKA. Dit zijn meldingen met een grote complexiteit (slachtoffers, dader, mogelijke slachtoffers, ouders, voorziening) waar erg veel druk staat op alle betrokkenen.
2.2.4. De melder
Wie meldt?
Indien nodig kan het VKA de anonimiteit van de melder waarborgen. Als de identiteit van de melder aan de 'gemelden' kenbaar gemaakt wordt, gebeurt dit in overleg met de melder(s). Overzicht van de meldende instanties
Aantal
% ‘12
% ‘11
981
40.3
43.5
Niet-professionele melders Buren, kennissen, familie, ouders, pleger, slachtoffer, ...
.
Professionele melders Voorschoolse voorziening, schoolse en buitenschoolse voorziening
553
22.8
19.5
Instanties i.v.m. gezondheid, welzijn en bijzondere jeugdzorg
858
35.3
34.9
27
1.1
1.5
10
0.4
0.6
2429
100 %
100%
Instanties i.v.m. justitie
Onbekend en anderen TOTAAL
Deze tabel geeft de melders weer van 2429 meldingen. We kunnen uit deze cijfers concluderen dat het centrum zowel bij professionelen (59.7%) als bij de brede bevolking (40.3%) gekend is en door hen geconsulteerd wordt. De bereikbaarheid en bekendheid van onze organisatie wordt daardoor onderstreept. De afname van het aantal meldingen van nietprofessionelen heeft mogelijks te maken met de installatie en de publiekscampagne van het meldpunt 1712 voor alle vormen van geweld, misbruik en kindermishandeling.
24
hoofdstuk2: cijferanalyse
Gedetailleerd geeft dit volgende overzicht:
JUSTITIELE INSTANTIES
N = 27
Parket
2
Justitiehuis
3
Advocaat
3
Politie (federale, lokale, soc. dienst jeugdbrigade)
16
Andere justitiële instanties
3
GEZONDHEIDSZORG
N = 380
Kind en Gezin
53
Huisarts
61
Arts-specialist
36
CGG / privé-therapeut
112
Ziekenhuisarts
68
Ander ziekenhuispersoneel
15
Sociale dienst van het ziekenhuis
30
Andere
5
WELZIJNSORGANISATIES
N = 288
OCMW
39
Andere alg. soc. dienstverlening
23
Centrum Algemeen Welzijnswerk
51
Centrum kinderzorg en gezinsondersteuning
45
Vertrouwenscentrum kindermishandeling
37
Dienstverlening t.a.v. kinderen/jongeren
18
Dienstverlening t.a.v. personen met een handicap
21
Jeugdvereniging
10
Residentiële
instelling
voor
kinderen/jongeren
(crisisopvang, MPI enz.)
28
Dienstverlening t.a.v. specifieke groepen (migranten, kansarmen enz.)
16
25
hoofdstuk2: cijferanalyse
SCHOOLSE VOORZIENING
N = 553
Voorschoolse voorziening (kribbe, peutertuin)
38
Gewoon onderwijs
86
Buitengewoon onderwijs
42
CLB
360
Andere (buiten) schoolse voorziening
27
BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
N = 190
Comité Bijzondere Jeugdzorg
19
Voorziening plaatsing/begeleiding
158
Sociale dienst bij jeugdrechtbank
13
PRIMAIRE OMGEVING KIND
N = 981
Slachtoffer
38
Moeder van het kind
278
Vader van het kind
143
Nieuwe partner van de ouder
39
Inwonende grootouders
18
Niet-inwonende grootouders
105
Ander gezinslid
10
Ander familielid
99
Buren, woonomgeving
114
Kennissen
101
Ander persoon uit primaire omgeving
24
Persoon uit omgeving van de dader
12
ANDEREN EN ONBEKENDEN
N =10
26
hoofdstuk2: cijferanalyse
De grote groep melders vanuit vele organisaties is belangrijk. Het bewijst de noodzakelijke alertheid bij alle hulpverleners. Ook de vele meldingen uit de omgeving van kinderen bevestigen dat heel veel mensen hun ongerustheid kenbaar maken. We vinden het erg belangrijk dat mensen hun verantwoordelijkheid opnemen en hun bezorgdheid uiten.
Vraag van de melder
aantal meldingen
% ‘12
% ‘11
% ‘10
47
1.9
1.4
1.7
Enkel adviesvraag
1029
42.4
38.9
40.7
Ondersteun. v/d hulpverlening
457
18.8
18.0
17.9
Actief interveniëren
871
35.9
40.3
38.4
Andere vraag
25
1.0
1.4
1.3
Vraag van de melder Enkel melding
In 55 % van de meldingen verwacht de melder een actief optreden van het VKA in het hulpverleningsproces. In 36% van die meldingen verwacht de melder zelfs dat het VKA actief zou interveniëren en zelf de hulpverlening op zich zou nemen. Ondanks alle initiatieven tot verdere responsabilisering van de hulpvragers blijkt dat, als mensen met het VK contact opnemen, ze vaak een actieve inbreng van het centrum verwachten. Meestal hebben zij dan al initiatief genomen en verwachten zij verdere hulpverlening van het VKA. Meer en meer merken we dat de positie of het mandaat dat we hebben om verdere stappen te ondernemen daarbij cruciaal is. Daarnaast wordt ook de deskundigheid van het VKA geapprecieerd en vragen over coaching van teams, die te maken hebben gehad met situaties van mishandeling in hun voorziening, nemen toe. Wat het VKA doet in de dossiers wordt nader toegelicht in 2.3. De inhoudelijke werking wordt in hoofdstuk 12 toegelicht.
2.2.5. Kindermishandeling en echtscheiding
In 18.4% van de meldingen van kindermishandeling was er een echtscheidingsproblematiek aanwezig. In tegenstelling tot de algemene verwachting merken we hier geen grote verschillen in vergelijking met vorige jaren. (2011: 20.9% - 2010: 18.6% - 2009: 21.6%). Het centrum noteert op het meldingsformulier 'echtscheidingsproblematiek' wanneer men bij de melding merkt dat samen met het vermoeden van kindermishandeling de echtscheidingssituatie zelf ook een rol speelt in de aangemelde problemen. Het gaat hier niet noodzakelijk over recente of actuele echtscheidingssituaties. De psychische impact van een scheiding, zeker voor kinderen, loopt immers niet parallel met de juridische afwikkeling.
27
hoofdstuk2: cijferanalyse
Kindermishandeling in echtscheidingssituaties is een zeer complexe aangelegenheid. Vaak is het erg belangrijk om in dit verband de verschillende hulpvragen van elkaar te onderscheiden. Het VKA overlegt met de betrokken melder en zoekt mee uit met welke vragen hij waar terecht kan. Indien het gaat over juridische vragen (omgangsregeling, onderzoeken voor de rechtbank enz.) verwijst het VKA door naar de hiervoor bevoegde instanties (advocaten, jeugdbrigade, justitiehuis, procureur enz.). Indien het gaat over kindermishandeling en hulpverleningsmogelijkheden kan er, in overleg met de melder, verdere hulpverlening opgestart worden (al dan niet door het VKA zelf). Een belangrijke factor in de slaagkans van verdere hulp is de bereidheid van de verschillende partijen om bij deze hulpverlening betrokken te worden. In een scheidingssituatie bevinden de kinderen zich altijd al in een zeer kwetsbare situatie. Vaak worden ze dan ook nog eens ‘ingezet’ om pijnlijke rekeningen te vereffenen. De machteloosheid van deze situaties zet zich verder in de beperkte hulpverleningsmogelijkheden. Het VKA wil ouders wijzen op de invloed op de verdere ontwikkeling van hun kinderen in deze lastige fase.
2.2.6. Daderschap
% ‘12
% ‘11
% ‘10
% ‘09
Intrafamiliaal
80.2
78.6
77.5
79.1
Extrafamiliaal
10.9
12.3
11.9
13.2
Intra + extra-familiaal
1.1
1.7
2.1
4.2
7.8
7.4
8.5
3.5
Onbekend / niet van toepassing toepassing
In 80% van de meldingen situeert het daderschap zich binnen de familiecontext. In 11% gaat het over extrafamiliaal daderschap. In tegenstelling tot wat men vaak en graag wil geloven bevindt de dader zich in meer dan 4 van de 5 situaties binnen het gezin of de familie. Het is opvallend dat situaties met extrafamiliaal daderschap in de media vaak meer aandacht krijgen. Voor de slachtoffers van intra-familiale kindermishandeling is dit vaak onbegrijpelijk.
2.3. Dossiergegevens via de opvolgformulieren
Bij een aantal van de gemelde kinderen wordt het VKA verder betrokken bij de diagnose en/of de hulpverlening. Over de kinderen in deze dossiers stelt het VKA zelf, of samen met een andere hulpverlener, een diagnose; d.w.z. het zijn gegevens die door de medewerkers van het centrum opgetekend worden, in tegenstelling tot de gegevens van de meldingen die informatie van de melder weergeven.
28
hoofdstuk2: cijferanalyse
Verder hebben we nog gegevens over het aantal dossiers (en betrokken kinderen) die al voor 2012 gemeld werden, maar in de loop van 2012 nog door het VKA opgevolgd werden. De hulpverlening stopt immers niet per 31 december, maar loopt soms over de jaren heen. We geven eerst een overzicht van de opvolgformulieren waarbij het VKA actief bij de hulpverlening betrokken werd. De mogelijke vorm van betrokkenheid wordt in hoofdstuk 12 omschreven.
2.3.1. Dossiers geopend in 2012
In 2012 heeft het VKA 603 dossiers geopend betreffende 993 kinderen (28 % van de gemelde kinderen). Bij de andere kinderen is de rol van het centrum beperkt tot advies, directe doorverwijzing of ondersteuning van de hulpverlening. Dit beperkt zich dan tot één of meerdere adviserende gesprekken. Liefst 55 % van de melders verwacht een actief optreden van het VKA. Dit houdt in dat bij ongeveer 1 op 2 van de vragen voor een actief optreden de melder een advies krijgt waarbij de verwachte hulp van het VKA niet onmiddellijk meer nodig is of een andere vorm van hulpverlening meer geschikt blijkt te zijn. Daarnaast was het VKA ook nog betrokken bij 803 kinderen van de dossiers die geopend werden voor 1 januari 2012 (zie 6.3.2.) In het totaal was het VKA in 2012 dus actief betrokken bij 1796 kinderen.
Duurtijd van een dossier
Aan de hand van onze dossiergegevens zijn we nagegaan hoe lang een dossier gemiddeld geopend blijft op het VKA. We kunnen hier alleen een benadering geven vermits heel wat dossiers op het einde van 2012 nog niet afgesloten zijn. Zij krijgen dan als afsluitdatum de datum van de laatst ondernomen activiteit. Dus het cijfer dat we krijgen geeft slechts een benadering weer, in de realiteit zal het iets hoger liggen. Toch lijkt het ons belangrijk om een indicatie te kunnen geven. Soms vragen mensen, die niet vertrouwd zijn met onze werking, zich af of het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling zich voornamelijk bezig houdt met langdurige therapeutische begeleidingen van gezinnen waar kindermishandeling voorkomt. Een dossier op het VKA blijft gemiddeld 122 dagen open. Dit illustreert onze specifieke werking. Het VKA tracht immers om in acute situaties van kindermishandeling zo snel mogelijk hulpverlening op gang te brengen. Gezinnen zijn bij de eerste gesprekken niet altijd enthousiast met deze ‘bemoeizorg’ van het VKA. Die gezinsleden motiveren om zich ook open te stellen voor verdere hulp is geen evidentie. Eens die vaak intensieve fase voorbij is, wordt er voor verdere ondersteuning en begeleiding met de gepaste instanties samengewerkt en, indien mogelijk en wenselijk, naar hen doorverwezen. De dossiers die langer bij het VK blijven omwille van de complexiteit van de problematiek zijn vaak die dossiers waarbij er ook veel andere hulpverleners betrokken zijn. Het VKA wordt dan vaak gevraagd om de verschillende actoren bij elkaar te brengen en de ‘noodzakelijkheid’ van de hulp in beeld te houden. Dit geeft mogelijks een foutieve beeldvorming van de werking van een vertrouwenscentrum, nl. dat het merendeel van de dossiers langer op het VK geopend blijft. Samen met de einddatum van het einde van het jaar bij lopende dossiers (zie boven) krijgen we dan een correctie in de twee richtingen, zodat het cijfer toch wel indicatief zal zijn.
29
hoofdstuk2: cijferanalyse
Soms is het nodig en belangrijk om een dossier langer open te houden omdat er onvoldoende garanties zijn dat andere hulpverlening al voldoende mandaat heeft om verder te kunnen werken. De korte duurtijd van de meeste dossiers maakt duidelijk dat er zeer doordacht met deze mogelijkheid wordt omgesprongen. Het aantal activiteiten per dossier kan zeer uiteenlopend zijn. Globaal komen we aan een gemiddelde van 26 activiteiten (ook dit zal een onderschatting zijn). (2011: 25 activiteiten – 2010: 19 – 2009: 25 - 2008: 22). Dit zegt natuurlijk nog erg weinig over de duur en de intensiteit van deze activiteiten. Het spreekt voor zich dat de activiteiten in een crisisperiode vaak erg intens en langdurend kunnen zijn. Toch geeft dit globaal aan dat het VKA er alles aan doet om gedurende een relatief korte periode zeer intensief met kinderen en de gezinnen te werken om daarna verdere vervolghulpverlening op gang te brengen.
2.3.2. Lopende dossiers geopend vóór 2012
We willen in dit jaarverslag ook een overzicht geven van dossiers die geopend werden vóór 2012 maar gedurende het jaar 2012 nog verder behandeld werden. Het huidige registratiesysteem bestaat sinds 1991. We hebben het hier dus over dossiers geopend tussen 1991 en 2012. In de VKA-registratie wordt één dossier per gezin gehanteerd. Het gezin krijgt een eenheidsnummer. Binnen éénzelfde gezin (= dossier) kunnen echter meerdere kinderen het slachtoffer zijn van mishandeling.
Aantal lopende dossiers gemeld vóór 2012
Dossiers
2003
2005
2007
2008
2009
Afgesloten in 2012
2
1
-
1
8
Niet afgesloten in 2012
-
-
1
3
7
TOTAAL
2
1
1
4
15
2010 2007 40 08
Som
29
2011 0 246 2007 08 110
69
356
448
298 150
In totaal zijn er 448 dossiers gemeld vóór 2012 die in het werkingsjaar 2012 nog verder behandeld werden. De meerderheid van de geopende dossiers van vóór 2012 zijn dossiers van 2011, nl. 80 % (2011: 81%) Vaak gaat het hier over een dossier dat geopend werd in 2011 en in 2012 nog verder in de crisisfase was (vb. vele dossiers van de laatste maanden van 2011). Daarnaast hebben we 92 dossiers die de eerste maal geopend werden in '03 tot '10. In sommige situaties blijft er gedurende jaren een ernstig risico voor nieuwe mishandeling aanwezig. Deze dossiers vragen vaak een vasthoudende coördinatie, evaluatie en follow-up van de geplande en uitgevoerde interventies. Er zijn situaties van kindermishandeling die een langdurende opvolging vereisen. In deze dossiers van kindermishandeling doet het VK een vorm van ‘trajectbegeleiding’. Het behoudt, samen met de cliënt en vaak met een veelheid van organisaties, de rode draad in het hulpverleningstraject en biedt ondersteuning 30
hoofdstuk2: cijferanalyse
in het vinden van het juiste hulpverleningsaanbod. De versnippering en onderverdeling in het hulpverleningslandschap heeft immers soms tot gevolg dat na verloop van tijd een kind en zijn gezin met een aantal hulpverleners in contact zijn die niet aanwezig waren tijdens de fase dat de mishandeling onthuld werd. Dit werkt soms zeer bevreemdend. Vooral omdat vele slachtoffers van kindermishandeling niet gewend zijn om hulp te vragen, maar meer om te zwijgen en voor anderen te zorgen. Wij menen dat hulp aan deze kinderen en hun gezinnen, aan deze slachtoffers, niet mag afhangen van hun eigen vraag, maar als een duidelijk aanbod van de samenleving gedurende geruime tijd moet aangeboden worden. Het VKA zou, vermits het centrum daarvoor wegens zijn mandaat goed geplaatst is, dit aanbod in een verder ontwikkelingsproces van het kind en zijn gezin moeten kunnen herhalen. Gezien de case-load van nieuwe dossiers, de beperkte personeelsomkadering en de huidige opdrachten (zie hoofstuk 10) gebeurt dit nog te weinig. 150 dossiers gemeld voor 2012 bleven ook geopend na 2012. Dit gaat globaal over 25% van het aantal geopende dossiers.
Als we de problematiek koppelen aan de kinderen krijgen we het volgende overzicht:
Problematiek
2003
Lichamelijk mishandeling
2005
2007
2008
4
2009
2010
2011
Som
%
4
25
132
165
20.5
3
121
124
15.4
Lichamelijk verwaarlozing Emotionele mishandeling
4
6
21
109
140
17.4
Emotionele verwaarlozing
1
1
10
45
57
7.1
2
2
21
101
132
16.4
Seksueel Misbruik (ander)
9
41
50
6.2
Seksueel misbruik: onbekend of het incest is
6
19
25
3.1
12
75
88
11.0
Verwerking
2
5
7
0.9
Onduidelijke/onbekende/andere problematiek
7
8
15
1.9
116
656
803
100%
Seksueel Misbruik (incest)
4
2
Risico
TOTAAL
1
4
4
2
7
14
In totaal gaat het over 803 kinderen uit 448 dossiers. Uit dit overzicht blijkt dat er sommige problematieken zijn die sneller door andere instanties kunnen opgevolgd worden, terwijl dit bij andere zoals seksueel misbruik veel moeilijker is. Het VKA heeft het 31
hoofdstuk2: cijferanalyse
mandaat om dit te bespreken en heeft in het gezin ruimte en veiligheid gecreëerd om het seksueel misbruik op tafel te krijgen. De ervaring leert dat de families en ook de hulpverleners vaak van het VKA verwachten dat zij die positie een tijdlang blijven voortzetten. Ook bij emotionele en lichamelijke mishandeling schept het mandaat van een vertrouwenscentrum kindermishandeling een kader waarbinnen de vasthoudende zorg een plaats krijgt.
2.4. Besluit
Het grote aantal meldingen in 2012 (2429 meldingen over 3550 kinderen en jongeren) illustreert de bekendheid en de bereikbaarheid van het centrum. De vele kwetsbare en moeilijke situaties van kinderen en hun families zijn echter niet in cijfers weer te geven. Vaak zijn de teamleden onder de indruk van de moed en de kracht die zij nog vinden om samen met de medewerkers hun situatie te veranderen.
In 2012 was het VKA betrokken bij de diagnose en/of de hulpverlening van 1796 kinderen ! Dat zijn er 189 meer dan in 2011.
32
hoofdstuk 3: samenwerking
HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING _________________________________
3.1. Inleiding
Kindermishandeling adequaat aanpakken heeft pas kans op slagen als iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt (beleid, hulpverlening, opvoeders, familie enz.). Samenwerking is een noodzaak. Gezinnen waar mishandeling voorkomt, hebben een geschiedenis waarin samen oplossingen zoeken gefaald heeft of onmogelijk blijkt. Isolement, geheimhouding, verborgen letsels, onuitgesproken pijn en verdriet maken deel uit van het dagelijkse leven. Daartegenover plaatst het VK een filosofie van openheid, duidelijkheid, begrenzing en samenwerking. In dat verband wordt er niet alleen beroep gedaan op de gezinsleden maar ook op de bestaande hulpverlening. Duidelijke en transparante samenwerking tussen hulpverleners biedt de gezinsleden houvast en een model om met moeilijke en pijnlijke situaties om te gaan.
3.2. Platformwerking
Omgaan met kindermishandeling gebeurt soms anders in een plattelandsgemeente dan in een stad. Het hulpverleningslandschap is immers verschillend, afhankelijk van de regio. Daardoor is het belangrijk om de regionale samenwerking te optimaliseren. Verder zijn platforms een belangrijk hulpmiddel om deskundigheid en ervaring aan elkaar door te geven. Concrete meldingen met personalia gebeuren op de antennediensten of op het VKA en niet tijdens platformbesprekingen. In verschillende regio's zijn er platforms i.v.m. kindermishandeling actief. Zo bestaan er platforms in Heist-op-den-Berg, Lier, Mechelen en Mol.
3.3. Samenwerkingsakkoorden en convenanten met andere hulpverleningsorganisaties
Met vele diensten is er een intense samenwerking. Verder participeert het VKA in vele overlegstructuren op federaal, provinciaal, arrondissementeel en lokaal vlak. Over de specifieke samenwerkingsverbanden in de arrondissementen Mechelen en Turnhout vindt U informatie in de jaarverslagen van de antennediensten die te raadplegen zijn op de website (www.vkantwerpen.be) onder downloads.
3.3.1. Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
In het kader van het Vlaamse Actieplan voor preventie en hulpverlening met betrekking tot kindermishandeling en kinderrechten sloot de Vlaamse Gemeenschap convenanten af met netwerken bestaande uit verschillende Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. De CGG’s en het VKA hebben netwerken opgestart om de therapeutische hulpverlening bij kindermishandeling uit te bouwen. Het blijft een gezamenlijke opdracht én een uitdaging om functionele en vlot aansluitende hulp en zorg voor deze
33
hoofdstuk 3: samenwerking
problematiek uit te bouwen. Overlegvergaderingen in Antwerpen, Mechelen en Turnhout proberen dit vanuit de praktijk op elkaar af te stemmen. Daarnaast is het belangrijk dat deze samenwerking regelmatig onder de loep genomen wordt. Daarom wordt de samenwerkingsovereenkomst regelmatig geactualiseerd.
3.3.2. Samenwerkingsprotocol Arrondissement Antwerpen / Mechelen
Op 19/01/05 werd officieel het samenwerkingsprotocol tussen Jeugdparket, Kind en Gezin, de sociale dienst van de Jeugdrechtbank, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg en het VKA ondertekend. Hiermee willen de verschillende organisaties uit het arrondissement Antwerpen het belang van een goede samenwerking rond situaties van kindermishandeling onderstrepen en het zorgaanbod beter op elkaar afstemmen. In de loop van 2010 zijn er een aantal belangrijke partners bij gekomen: de Integrale Jeugdhulp, de Jeugdbrigade Antwerpen en de CLB-sector. In een aantal situaties is hulpverlening binnen een vrijwillig kader niet mogelijk. Er worden afspraken gemaakt met het Jeugdparket om in dergelijke situaties de verwijzingen naar justitie optimaal én in het belang van het kind te laten gebeuren. Deze overeenkomst is belangrijk omdat er voor de eerste keer ook een schriftelijk akkoord met het parket jeugdzaken werd afgesloten. Er wordt daarnaast structureel overleg afgesproken om de knelpunten in de samenwerking aan te pakken en samenwerking te bevorderen. Dit overleg vindt twee keer per jaar plaats. In 2009 werd een soortgelijk protocol afgesloten in Mechelen. Betrokken partijen zijn daar: Het VK Mechelen, Kind en Gezin, de Sociale Dienst Jeugdrechtbank, het Comité Bijzondere Jeugdzorg, het crisisteam -18 jaar, parket jeugdzaken en de 7 politiezones. Bij de jaarlijkse evaluatie van de overeenkomst in december 2011 werd dit samenwerkingsverband omgevormd tot ‘Raad voor Kindermishandeling’, zoals bepaald in het ‘Samenwerkingsprotocol Kindermishandeling’, getekend op 30 maart 2010 door de Ministers van Justitie en Welzijn.
3.3.3. Samenwerkingsprotocol met het Comité Bijzondere Jeugdzorg Antwerpen
In 2005 werd er een samenwerkingsovereenkomst tussen het Comité Bijzondere Jeugdzorg Antwerpen (CBJ) en het VKA ondertekend. Het werken met gezinnen rond kindermishandeling vereist een goede samenwerking met deze organisatie. Na een (kortdurende) begeleiding op het VKA, wordt soms beroep gedaan op het Comité Bijzondere Jeugdzorg om langdurige en gespecialiseerde hulpverlening op te zetten. Omgekeerd kan het CBJ ook beroep doen op de deskundigheid van het VKA als het gaat over een situatie van kindermishandeling. De overeenkomst is erop gericht deze ‘overgang’ zo cliëntvriendelijk mogelijk te organiseren. Wederzijds overleg moet ook in een zo vroeg mogelijk stadium kunnen zodat gepaste verwijzingen zo naadloos mogelijk in elkaar kunnen overgaan. Het samenwerkingsakkoord wordt regelmatig geëvalueerd. Beide organisaties moeten immers omgaan met een hoge case-load gecombineerd met crisissituaties waar geen eenvoudige oplossingen voor bestaan. Ze delen ook een grote zorg voor gekwetste kinderen. Goed overleg en gedeelde zorg zijn elementen die nodig zijn om constructieve oplossingen mogelijk te maken.
34
hoofdstuk 3: samenwerking
Ook in het kader van maatschappelijk noodzakelijke zorg hebben beide organisaties een soortgelijke, vaak aanvullende opdracht. Het is de wens van beide organisaties om in een gemeenschappelijke visie de komende veranderingen op dit vlak voor te bereiden, vooraleer de veranderingen in het kader van Integrale Jeugdhulp in 2014 zullen doorgaan.
3.3.4. Samenwerkingsovereenkomst Parket Antwerpen Sectie Jeugd en Gezin
Zowel het Parket als het VKA heeft een opdracht inzake kindermishandeling. Beide willen ze de ontwikkelingskansen van minderjarigen beschermen, vrijwaren en/of optimaliseren. In het arrondissement Antwerpen is er een samenwerkingsovereenkomst opgesteld die, met respect voor eenieders positie en finaliteit, de samenwerking duidelijker omschrijft. Jarenlange samenwerking en overleg hebben uiteindelijk een schriftelijke basis gekregen. Het belang van de minderjarige staat voor beide organisaties centraal. Eén van de afspraken daarbij is om verder overleg over anonieme situaties te organiseren. Daardoor vergroot de kennis over de eigenheid en de mogelijkheden van beide organisaties. Het wederzijdse respect en de maatschappelijke context, waar de nadruk gelegd wordt op een zorgbeleid voor de minderjarige kinderen die slachtoffer zijn, hebben garanties voor een betere afstemming mogelijk gemaakt. We zijn ervan overtuigd dat er in de toekomst op dit vlak nog samen verdere stappen kunnen genomen worden die de veiligheid en hulp voor minderjarige slachtoffers en hun gezinnen ten goede zullen komen. In hoofdstuk 7 leest u nog meer over de samenwerking tussen beide organisaties in het pilootproject ‘protocol van moed’.
3.3.5. Samenwerkingsovereenkomst met CLB’s
Het CLB is een belangrijke partner in het werken rond kindermishandeling. Het grote aantal meldingen door het CLB is daar één voorbeeld van. Het CLB fungeert vaak als brugfunctie tussen de school en het VKA in situaties van kindermishandeling. Regelmatig vinden er gezamenlijke gesprekken met leerlingen en ouders plaats. Het CLB is de hulpverleningspartner die de meeste situaties verwijst. Daarnaast wordt er ook door het VKA regelmatig beroep gedaan op de CLB’s. We hebben de voorbije jaren extra geïnvesteerd in deze partner, zowel op het vlak van vorming als op het vlak van samenwerking. In 2007 werd het samenwerkingsakkoord tussen de Vrije CLB centra van de provincie Antwerpen en het VKA ondertekend. In 2008 werd een soortgelijke overeenkomst ondertekend met het Stedelijk CLB Antwerpen. Beide partners engageren zich om intensiever en gerichter samen te werken, volgens de afspraken van deze omstandige overeenkomst. Er vond dit jaar een overleg plaats met de directieleden van alle teams van CLB Go van onze provincie. Er werd oa. een vorming voorbereid voor de medewerkers van CLB Go Antwerpen. Deze zal in het voorjaar 2013 door het VKA verzorgd worden. De antenne Mechelen sloot een samenwerkingsprotocol af met het Vrij CLB Het Kompas en het CLB9 Mechelen/Heist-op-den-Berg.
35
hoofdstuk 3: samenwerking
3.3.6. Samenwerking met Jeugdrechtbank
Om de samenwerking tussen de Jeugdrechtbank van Antwerpen en het VKA verder af te stemmen, zijn er twee overlegvergaderingen georganiseerd. Vanouds is de samenwerking met justitie een ingewikkeld gegeven. Dit heeft te maken met de totaal ander maatschappelijke positie van beide organisaties. Het VKA biedt vrijwillige hulpverlening aan en de medewerkers zijn gebonden aan het medisch beroepsgeheim. De Jeugdrechtbank kan in bepaalde gevallen gezinnen verplichte hulpverlening opleggen. Beide diensten kunnen echter ook complementair zijn in het zoeken naar gepaste hulp voor een slachtoffer en zijn gezin. De uitdagingen en knelpunten in de samenwerking zijn samen met de Jeugdrechters en de teamcoördinatoren van de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank besproken. In een aantal situaties kunnen Jeugdrechters, gezinnen naar het VKA doorverwijzen voor verdere hulpverlening. In overleg met de cliënten worden de posities van beide voorzieningen en mogelijke consequenties helder geschetst, bij voorkeur in aanwezigheid van medewerkers van beide organisaties.
3.3.7. Samenwerking met Provinciale Afdeling K&G
Op provinciaal niveau is er een jaarlijkse vergadering met de provinciale afdeling van Kind en Gezin en het VKA om de samenwerking te bespreken. In onderling overleg wordt ook de mogelijkheid van intervisie besproken. In 2012 is er in dat kader in Turnhout een intervisie doorgegaan.
3.3.8. Andere samenwerkingsovereenkomsten
Er zijn verder in de loop der jaren samenwerkingsakkoorden afgesloten met 10 C.K.G.'s (Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning) en twee C.I.G.'s (Centra voor Integrale Gezinszorg). In het verleden waren er reeds schriftelijke samenwerkingsakkoorden met verschillende voorzieningen afgesloten. Een greep uit deze overeenkomsten: 6 G.G.Z. centra, 4 M.P.I.'s, het Paolakinderziekenhuis, 7 centra die behoren tot de CAW Al deze akkoorden zijn vaak een schriftelijke bevestiging van de vlotte concrete samenwerking.
3.4. Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling
In 2000 werd het Forum Vertrouwenscentra Kindermishandeling opgestart. De 6 Vlaamse VK zijn bij dit Forum aangesloten. Het is de doelstelling van dit Forum om de structurele en inhoudelijke werking van de 6 VK verder op elkaar af te stemmen en gemeenschappelijke standpunten en visies te formuleren. Er wordt regelmatig vergaderd en er is een wisselend voorzitterschap. Sinds 2009 heeft Paul Van Den Bossche (VK Oost-Vlaanderen) het voorzitterschap op zich genomen. In 2013 neemt Kristof Desair ( VK Vlaams Brabant) dit over. Uit de activiteiten van het Forum zijn er verschillende werkgroepen ontstaan: een werkgroep die zich buigt over het ontwikkelen van een website voor de 6 VK (zie hoofdstuk 14); een stuurgroep en werkgroep die de implementatie van een gemeenschappelijk elektronisch dossier in de VK opvolgt, een werkgroep die het
36
hoofdstuk 3: samenwerking
vormingsbeleid van de VK afstemt en een werkgroep die de samenwerking met het VAPH en de specifieke accenten onder de loep neemt. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit medewerkers van de verschillende VK. De participatie van de VK aan belangrijke ontwikkelingen in het werkveld wordt op het Forum besproken. De VK nemen hierbij gemeenschappelijke standpunten in en verduidelijken hun positie in Vlaanderen. In 2012 vergaderde het Forum 7 halve dagen. De intense samenwerking in het Forum en zijn werkgroepen staat model voor de visie van de VK om een gemeenschappelijke aanpak van de Vertrouwenscentra in gans Vlaanderen gestalte te geven. De werkgroep vorming van de VK organiseerde ook 1 dag voor alle VK medewerkers. Het thema van deze dag ging in 2012 over minderjarigen die seksueel misbruik plegen.
3.5. Sectoroverleg Kind en Gezin en de VK
Op regelmatige tijdstippen wordt er vergaderd door de VK samen met het Agentschap Kind en Gezin. Deze vergadering ging in 2012 5 maal door. Het thema maatschappelijke noodzaak en kindermishandeling kwam zowel in het Forum als in het Sectoroverleg uitvoerig aan bod. Daarnaast waren er nog 2 denkdagen die een denkoefening inhielden over een inhoudelijke toekomst inzake beleid kindermishandeling. Ariane Van Den Berghe en Bert Van Puyenbroeck hebben voor Kind en Gezin de sector van de Vertrouwenscentra tot einde 2012 met de nodige vasthoudendheid en motiviatie behartigd. In het kader van de ontwikkeling van het Elektronisch Dossier werd er een aparte stuurgroep en werkgroep opgericht met medewerkers van de VK, K&G en de firma die het programma ontwikkelt. Kind en Gezin verwerkt ook het cijfermateriaal van de 6 VK om tot één Vlaams Rapport te komen. Voor een volledig zicht op de werkzaamheden van Kind en Gezin inzake kindermishandeling verwijzen we U graag naar het jaarverslag van Kind en Gezin.
3.6. Arrondissementele Raad voor slachtofferbeleid
In overeenstemming met de Ministeriële Richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken en het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg werd er in elk arrondissement een Arrondissementele Raad opgericht. In deze Raad zijn het parket, de jeugdrechtbank, welzijnszorg, advocatuur, politie, gerechtelijke politie en ook het VKA vertegenwoordigd. In opdracht van de Ministers van justitie en welzijn worden deze raden vanaf 2011 extra geactiveerd door Vlaams Forum Kindermishandeling. Kabinetten, administraties en hulpverlening uit het brede werkveld zijn in dit Vlaams Forum Kindermishandeling vertegenwoordigd. Ook 2 leden van de VK nemen deel aan dit overlegorgaan.
37
hoofdstuk 3: samenwerking
3.7. Intrafamiliaal geweld
Intrafamiliaal geweld is een problematiek waar vele instanties mee te maken krijgen. Dit leidt tot versnippering van aanbod en bemoeilijkt samenwerking. Onder impuls van het provinciebestuur is er vroeger al gewerkt om visies af te stemmen, samenwerking te bevorderen en transparantie in te brengen. Een gezamenlijke visie en afstemming van hulpverlening en justitie zijn immers een noodzaak wanneer geweld in een gezin wordt opgemerkt. De effecten van geweld op de ontwikkeling van kinderen, ook van partnergeweld, zijn uitvoerig beschreven in de vakliteratuur. Drie nieuwe initiatieven, met name ‘het protocol van moed’ (zie hoofdstuk 7) en CO3 (samenwerking tussen justitie, stad Antwerpen en hulpverlening) en ‘korte ketenaanpak Mechelen’ experimenteren vanaf 2012 om te komen tot een betere aanpak. Het is de ambitie om manieren van aanpak te ontwikkelen die later in gans Vlaanderen kunnen geImplementeerd worden. Het VKA engageert zich in deze projecten om de hulpverlening voor kinderen die het slachtoffer zijn van een of andere vorm van geweld voldoende in het visier te houden.
3.8. Interne werkgroepen VKA
Vermits de werking van het VKA steeds complexer wordt gezien de veelheid aan opdrachten, overlegfora en andere verwachtingen zijn er intern ook verschillende overleggroepen opgestart. Om de totale werking van het VKA uit te tekenen, participeren alle medewerkers in één of andere interne werkgroep. Een greep uit de werkgroepen: werkgroep kwaliteitsdecreet; werkgroep externe communicatie; werkgroep teamzorg; werkgroep interne vorming; werkgroep externe vorming; coördinatorenoverleg, werkgroep jonge plegers, werkgroep kindertherapeuten, werkgroep diagnostiek en uiteraard beleidsteam en diverse dossierteams (dossierteam, uitgebreide casusbespreking, afsluitteam) enz… Om interne samenwerking blijvend te stimuleren en te verdiepen moet er voldoende ruimte zijn voor onderling overleg. Deze werkgroepen worden elk jaar op hun efficiëntie belicht. Soms worden werkgroepen tijdelijk ‘in wacht’ geplaatst, omwille van werkdruk of omwille van geen onmiddellijke opdrachten.
3.9. Samenwerking in concrete dossiers
Op het vlak van detectie, ondersteuning van het gezin, bescherming van de kinderen, opvang en therapeutische behandeling bestaat er een doorgedreven samenwerking met andere hulpverleners en diensten. Uiteraard zijn ook zij gebonden aan de beperkingen van hun organisatie en de structurele problemen die daar optreden. Toch appreciëren wij de inspanningen die zij zich vaak troosten om samen naar de best mogelijke oplossingen te zoeken. Zoals U in hoofdstuk 3 gelezen heeft komt de intensieve samenwerking het best tot uiting in de concrete werking met situaties van mishandeling. Contacten met andere hulpverleners maken bijna de helft uit van de activiteiten in concrete dossiers.
38
hoofdstuk 3: samenwerking
3.10. Besluit
De samenwerkingsakkoorden die werden afgesloten zijn dikwijls de schriftelijke neerslag van reeds lang bestaande vlotte contacten. Jarenlange samenwerking en wederzijds respect op lokaal niveau is de beste basis om akkoorden te sluiten. De laatste jaren zijn er heel wat akkoorden gesloten die zowel een meerwaarde betekenen voor de betrokken organisaties als voor de kinderen. ‘Het kind centraal stellen’ en ‘het kind als uitgangspunt nemen’ is een gemeenschappelijke visie in deze akkoorden. Samenwerking vanuit een wederzijds respect én de wil om betere hulp te verlenen zijn belangrijke verworvenheden. Zo wordt samenwerking voor jaren verankerd en hangt dit niet alleen af van mensen die elkaar al jaren kennen. Menselijk contact blijft belangrijk en overleg en verfijning noodzakelijk. Als dit dan nog op papier een neerslag kan vinden, verhoogt dat de transparantie en de continuïteit van de dienstverlening.
Decreten en wetteksten ivm privacy, decreet rechtspositie minderjarige, openbaarheid van bestuur en patiëntenrechten vragen een herbezinning van organisaties in het omgaan met beroepsgeheim en cliëntinformatie. De laatste jaren merken we dat dit soms jarenlange ‘good practice’ in vraag stelt en dat angst om niets verkeerd te doen overheerst en de gemeenschappelijke zorg voor kinderen bemoeilijkt. Nieuwe regelgeving voor de VK zou dit vanaf 2014 alvast transparanter moeten maken.
39
hoofdstuk 3: samenwerking
40
hoofdstuk 4: preventie
HOOFDSTUK 4: PREVENTIE: SENSIBILISATIE, VORMING EN OPLEIDING ______________________________________________________________________
4.1. Inleiding
Werken met kindermishandeling impliceert meer dan hulp bieden aan het mishandelde kind en zijn gezin (curatieve functie van het VKA). Een andere belangrijke doelstelling is actief meewerken aan de individuele, professionele en maatschappelijke aanpak van het probleem en het zoeken naar meer structurele oplossingen in onze samenleving (preventieve functie).
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling heeft van bij zijn oprichting steeds veel aandacht besteed aan voorlichting, informatie en documentatie. Het behoort niet tot het takenpakket van het VKA om het ruime publiek te sensibiliseren. Deze opdracht wordt o.m. door Kind en Gezin opgenomen. Er wordt wel gekozen voor een selectieve aanpak. Het VKA richt zich tot mensen die beroepshalve met het probleem geconfronteerd worden: hulpverleners, onderwijzend personeel, schoolbegeleidingsdiensten, politie, verpleegkundigen, gezinshelpsters, of studenten die zo’n opleiding volgen, enz. Als een teamlid van het VKA een voordracht geeft, kan dat algemene of specifieke voorlichting impliceren. Algemene voorlichting heeft tot doel mensen bewust te maken van het probleem kindermishandeling en van de hulpverleningsmogelijkheden. In deze voordrachten worden de volgende twee aspecten belicht: - kindermishandeling (definitie, vormen, achtergronden en risicofactoren, gevolgen) - Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (geschiedenis, filosofie en uitgangspunten, taak en werking) Bij specifieke voorlichting wordt naast het verstrekken van algemene informatie dieper ingegaan op bepaalde aspecten van kindermishandeling en/of van de hulpverlening bij kindermishandeling. De inhoud van deze voorlichting houdt in zeer sterke mate rekening met de doelgroep. Er is meer en meer vraag naar opleidingsmodules. Waarschijnlijk heeft dit te maken met een grotere deskundigheid van hulpverleners, die zelf voldoende op de hoogte zijn van de algemene problematiek, maar nood hebben aan verdere opleiding en training. Deze verwachtingen vragen uiteraard veel meer en specifiekere voorbereiding van de teamleden. Bij de inhoudelijke overlegvergaderingen ligt de doelstelling meer op deskundigheidsbevordering en/of bespreken van samenwerkingsmodaliteiten. Een andere vorm van sensibilisatie gebeurt via de bespreking van concrete situaties van kindermishandeling met rechtstreeks betrokken hulpverleners. Belangrijke doelstelling hier is het optimaliseren van de hulpverlening, advies, overleg en ondersteuning op langere termijn.
41
hoofdstuk 4: preventie
4.2. Opleidingsmodules
De laatste jaren komen er ook meer en meer vragen voor specifieke opleidingsmodules. Waarschijnlijk is het zo dat een aantal organisaties het thema kindermishandeling beter onderkennen en in hun werking aandacht willen geven aan deze problematiek. Dit houdt in dat er meer gerichte vragen komen over het omgaan met signalen, het aanspreken van ouders op een ongerustheid enz. Deze thema’s toelichten vraagt een andere aanpak. Naast een theoretisch onderbouwde visie en het kaderen van de vraag in de context van de voorziening is er ook nood aan training en handelingsmethodieken. Het VKA vindt dit belangrijk omdat dit goede hulpverlening voor kinderen en jongeren sterk bevordert en het mogelijk maakt dat de hulpverlening beter op elkaar aansluit. Het vraagt echter ook meer tijd, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering. Door de gehanteerde methodiek is het aangewezen om zo’n opleidingsmodule aan een beperkte groep aan te bieden. 4.2.1. Vormingsproject: ‘Kindermishandeling: een actie waard!’ Met de steun van de provincie Antwerpen en het engagement van enkele regionale CKG’s, bood het VKA eind 2011/ begin 2013 een vormingspakket aan voor alle medewerkers werkzaam binnen een OCMW of gemeente in de provincie Antwerpen die in hun dagelijkse werking, kinderen en hun ouders ontmoeten. Zoals bv. de sportdienst, jeugddienst, kinderopvang, preventiedienst, … Dit pakket is uitgewerkt zowel voor professionelen als voor vrijwilligers. Op deze manier wil het vormingsproject bijdragen om mogelijke situaties van kindermishandeling zo vroeg mogelijk te detecteren. De eerste vormingsdag richtte zich op het thema ‘Wat is kindermishandeling en hoe pak je het aan.’ Daarnaast werden er drie verschillende workshops aangeboden in kleinere groepjes van telkens een halve dag. Deze vormingen werden verzorgd door verschillende medewerkers van het VKA afhankelijk van de inhoud. De thema’s van deze workshops waren: - Hoe werk je binnen je organisatie een visie/procedure uit omtrent de aanpak van kindermishandeling? - Hoe bespreek je jouw bezorgdheid omtrent kindermishandeling met een kind? Hoe ga je bij vermoeden van kindermishandeling in contact met een kind? - Hoe bespreek je jouw bezorgdheid omtrent kindermishandeling met de ouders?
Naast de plenaire dag, werden er in het voorjaar 2012, 10 workshops georganiseerd.
De provincie
evalueerde dit project. De tevredenheidscores van de cursisten voor de workshops lagen erg hoog. Eind 2012 werd dit hele vormingspakket opnieuw (gratis) aangeboden aan de OCMW’s, steden en gemeentes. De plenaire dag ging door op maandag 10 december. Er zullen 15 workshops plaats vinden tussen eind januari 2013 en april 2013. Voor deze workshops tellen we 257 inschrijvingen.
42
hoofdstuk 4: preventie
4.3. Teamcoaching bij seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen voorzieningen
Een team of organisatie die te maken krijgt met ernstige situaties van kindermishandeling heeft veel draagkracht nodig. Het roept vragen op over de werking van de organisatie, de teamsamenhang, de maatschappelijke visie aangaande kindermishandeling en het individueel functioneren van elk teamlid. De laatste tijd komen er op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen meer vragen van organisaties om daarover met hen van gedachten te wisselen. Er wordt gevraagd mee te werken aan de ontwikkeling en implementering van de uitgewerkte visie en een stappenplan bij kindermishandeling voor hun organisatie. Soms worden organisaties geconfronteerd met ernstige mishandeling binnen hun voorziening. We denken dan vooral aan seksueel grensoverschrijdend gedrag van een professionele medewerker naar een kind of kinderen die onderling seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen. Door middel van de betoelaging van dit project door de provincie Antwerpen kunnen we aan deze voorzieningen een aantal van de volgende modules aanbieden:
Module 1: Eerste overleg met directie a.
Wat zijn hun verwachtingen ivm de samenwerking met het VKA?
b.
Wat zijn de noden van de voorziening?
c.
Welke strategie willen ze ontwikkelen? (op casusniveau en opvang medewerkers) i. T.o.v. hun betrokken personeel ii. T.o.v. de kinderen iii. T.o.v. de ouders iv. T.o.v. de andere medewerkers, consulenten, media
Module 2: Debriefing van de collega’s op casusniveau a.
Wat is er gebeurd?
b.
Wie heeft wat reeds ondernomen en wat waren de ervaringen?
c.
Wat dient er nog ondernomen te worden? Wat, wie, hoe, waar, wanneer?
Module 3: Eerste opvang op niveau van de medewerkers a.
Wat is de impact van de onthulling op de medewerkers?
b.
Hoe beïnvloedt dit de leefgroep, de betrokken kinderen en de gezinssystemen?
c.
Hoe kunnen ze zorg dragen voor henzelf en hun collega’s?
Module 4: Eerste opvang op niveau van de kinderen door de medewerkers a.
Wat is de impact van de onthulling op de kinderen, op de leefgroep?
b.
Hoe kunnen medewerkers zorgzaam omgaan met deze kwetsuren van de kinderen?
c.
Eventuele doorverwijzing van kinderen en hun ouders naar het VKA.
43
hoofdstuk 4: preventie
Module 5: Debriefing voor de ouders Module 6: Individuele opvang van de ouders en de kinderen Module 7: Overleg rond de verdere opvolging van de kinderen (en hun ouders) en de medewerkers. a.
Vervolg Module 3
b.
Vervolg Module 4
Module 8: Verdere inhoudelijke verdieping: wat kan je doen ter voorkoming van SGG? (op niveau van de organisatie en de leefgroep) a.
Wat is er van visie, plan van aanpak, (lees)materiaal reeds voorhanden? i.
Van waaruit is dit ontstaan?
ii.
Is dit (volledig) geïmplementeerd in de werking?
b.
Hoe kan je aandachtig zijn op SGG binnen de leefgroep en hoe maak je dit bespreekbaar? i.
Signalen opmerken van slachtoffers en potentiële plegers van SGG. Hoe ga je hier mee om?
ii.
Signalen opmerken van interacties tussen kinderen en/of medewerkers. Hoe ga je hiermee om?
c.
Preventie SGG i.
Individuele – en oudergesprekken 1. Individuele seksuele ontwikkeling en beleving 2. Individuele geschiedenis/waarden en normen
ii.
Gesprekken voeren binnen de leefgroep 1. Lichamelijkheid, privacy en omgangsvormen 2. Relatievorming en seksueel gedrag tussen de kinderen 3. Wat als het niet meer leuk is? 4. Hoe gaan we om met getraumatiseerde kinderen?
iii.
Uitgewerkt opnamebeleid met aandacht voor afstemming tussen de individuele kinderen, de groepsdynamiek en het team van medewerkers.
Module 9: Nazorg a.
Afronding en evaluatie van de VK - coaching
b.
Herstel
Deze modules zijn erop gericht om in dergelijke crisissituaties enerzijds een onderbouwde strategie uit te werken en anderzijds aan de verschillen betrokkenen een goede opvang te garanderen. De veiligheid van de kinderen is een permanent aandachtspunt doorheen het hele traject.
44
hoofdstuk 4: preventie
In 2012 werden in de provincie Antwerpen door het VKA 21 dagdelen teamcoaching verzorgd. Deze vonden plaats in 12 voorzieningen. Het ging om 2 sportclubs, 3 scholen en 12 residentiële voorzieningen voor kinderen en jongeren. Onze oprechte dank aan de Provincie Antwerpen om dit project financieel te ondersteunen.
4.4. Voorlichting en sensibilisatie
Samengeteld heeft het Vertrouwenscentrum 48 sessies voorlichting en sensibilisatie verzorgd. Dit is dus bijna één per week.
20/01/2012
Huisartsenkring Oostmalle
23/01/2012
verantwoordelijken Tele-onthaal Antwerpen
23/01/2012
project Esperanto
25/01/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
30/01/2012
ondersteunend personeel VTI Spijker Hoogstraten
31/01/2012
medewerkers internaat MPI De Mast Beerse
07/02/2012
medewerkers internaat MPI De Mast Beerse
07/02/2012
jeugdadvocaten balie Mechelen
09/02/2012
medewerkers dienst Onthaalouders Essen
14/02/2012
deelnemers leerproject zedendelicten
15/02/2012
studenten verpleegkunde Karel de Grote-Hogeschool
27/02/2012
onthaalouders Willebroek
29/02/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
05/03/2012
studenten Assistent psychologie Plantijn Hogeschool
14/03/2012
leerkrachten St Katarina school Stabroek
19/03/2012
medewerkers voorzieningen Integrale Jeugdhulpverlening
19/03/2012
medewerkers CKG De Kleine Vos Borgerhout
21/03/2012
studenten Toegepaste psychologie Lessius Hogeschool Antwerpen
45
hoofdstuk 4: preventie
22/03/2012
studenten BALO (Bachelor Leraar Lager Onderwijs) Lessius Hogeschool Mechelen
28/03/2012
medewerkers vzw Mariaberg Noorderkempen Essen
28/03/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
12/04/2012
studenten verpleegkunde Lessius Hoge School
25/04/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
24/04/2012
psychologen DBC Openluchtopvoeding Brasschaat
26/04/2012
medewerkers Dienst Onthaalouders Medisch Centrum Boom
27/04/2012
studenten geneeskunde Universiteit Antwerpen
03/05/2012
vzw Technicum Noord-Antwerpen
05/05/2012
Orde van geneesheren Provincie Antwerpen
08/05/2012
Hoofdopvoeders DBC Openluchtopvoeding Brasschaat
08/05/2012
studenten geneeskunde UA
08/05/2012
begeleiders Hof Ter Heide Hoboken
10/05/2012
studenten geneeskunde UA
14/05/2012
parketmedewerkers Turnhout
15/06/2012
team psychiatrische zorg aan huis Emmaus/Sint Antonius Zoersel
09/08/2012
medewerkers opvanghuis Rode Kruis Linkeroever
19/09/2012
CAW-medewerkers
09/10/2012
studenten verpleegkunde Karel de Grote Hogeschool
09/10/2012
team woonbegeleiding CAW De Terp Hoboken
09/10/2012
medewerkers OCMW Mechelen n.a.v. themadag Kinderarmoede
10/10/2012
studenten Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen
11/10/2012
deelnemers overlegplatform ‘Probleemgedrag op school’ Mechelen
31/10/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
09/11/2012
studenten toegepaste psychologie Lessius Hogeschool Antwerpen
10/11/2012
studenten van TNA-HIK Antwerpen 46
hoofdstuk 4: preventie
20/11/2012
studenten verpleegkunde Artesis Hogeschool Antwerpen.
23/11/2012
studenten toegepaste psychologie Lessius Hogeschool Antwerpen
28/11/2012
studenten middelbaar en hoger onderwijs verschillende scholen
11/12/2012
studenten verpleegkunde Karel de Grote Hogeschool
4.5. Interne vorming en opleiding
Binnen de eigen organisatie is veel kennis en ervaring aanwezig. Gevolgde opleidingen en studiedagen worden door de deelnemers vertaald naar de eigen werking. Om deze kennis uit te wisselen en te verdiepen worden er ook regelmatig interne vormingsactiviteiten georganiseerd. Naast verslag van studiedagen wordt er tijd voorzien om eigen kennis door te geven, via rollenspel moeilijke situaties in te oefenen e.d. In 2012 werd er daarbij aandacht besteed aan volgende thema’s: -
Evaluatie van de werking
-
Terugkoppeling langdurige opleidingen werknemers
-
Vernieuwende diagnostiek
-
Grenoverschrijdend gedrag in kleuter- en lagere scholen
-
De methodiek van Signs of Safety
47
hoofdstuk 4: preventie
48
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
HOOFDSTUK 5: PROJECTEN IN VERBAND MET LAAGDREMPELIGE TOEGANG IN DE STEDELIJKE AGGLOMERATIE ANTWERPEN EN MECHELEN ______________________________________________________________________________________
Zoals U elders in dit jaarverslag leest, wordt 40 % van de meldingen gedaan door niet-professionelen. Dit zijn mensen uit de nabije omgeving van een kind (ouders, vrienden, familie, buren, ...). Deze mensen zijn vaak het meest aangedaan of in paniek als ze een vermoeden hebben van kindermishandeling of als ze ermee worden geconfronteerd. Mensen moeten een enorme drempel overwinnen om een officiële instantie in te lichten. Bij mensen die zelf erg kwetsbaar zijn, zoals kansarmen is een vlotte toegankelijkheid van het VKA zeer belangrijk. Kindermishandeling is ernstig, houdt heel wat risico's in en is emotioneel erg belastend. Mensen twijfelen of ze het wel bij het rechte eind hebben en of ze zich niet teveel gaan bemoeien met het leven van anderen. Daarom is een deskundige aanpak vereist. Een snelle en serene reactie kan verder onheil en nodeloze escalatie voorkomen. In dit kader is het erg belangrijk dat het centrum vlot bereikbaar is en dat de eerste opvang en diagnose snel kunnen worden gegarandeerd. Onze samenleving heeft met de oprichting van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling beslist om een hulpaanbod voor deze schrijnende problematiek te voorzien. Slachtoffers hebben ‘recht op hulp’, daar is iedereen de laatste jaren van doordrongen. De omvang van de problematiek wordt jaar na jaar duidelijker. Dag na dag berichten de media over nieuwe onthullingen. De VK zijn gemandateerd om mensen aan te spreken over vermoedens of zekerheid van kindermishandeling. Dit moet inhouden dat het VK ook een hulpgarantie kan waarborgen. Daarvoor moeten voldoende middelen voorzien worden.
Het is al jaren zo dat de provincie Antwerpen ongeveer 1/3de van het aantal gemelde mishandelde kinderen in Vlaanderen telt. Het arrondissement Antwerpen heeft zelfs 1/5 de van het totale aantal meldingen in Vlaanderen. Toch is het criterium 'aantal meldingen' in december 1997 als subsidiecriterium geschrapt door de Vlaamse Regering. Daardoor kwam het VKA nog meer onder druk te staan. De cijfers van hoofdstuk 6 illustreren dat overvloedig.
Het sociaal impulsfonds van de stad Antwerpen werd bereid gevonden om dit probleem mee aan te pakken voor het centrum dat in Antwerpen gevestigd is. Vanaf 1999 konden we aan de slag gaan voor enkele noodzakelijke veranderingen van het centrum. In de SIF-projecten van 2000-2002 werd ook het project van het VKA goedgekeurd. In de loop van 1999 werd er gezocht naar oplossingen die het best tegemoet komen aan de noden van kansarme melders die beroep doen op het centrum. Na een kritisch onderzoek en grondige evaluatie zijn er twee kernpunten aangeduid: de telefonische bereikbaarheid en de snelheid waarbij mensen een eerste afspraak op het centrum kunnen krijgen.
49
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
Dit betekent concreet dat er een extra maatschappelijk assistent kon worden aangeworven waardoor de uitbouw van een permanentiesysteem mogelijk werd. Iedere medewerker krijgt een vast aantal uren permanentie toegewezen zodat er steeds iemand een melding kan beantwoorden. Het werd door deze SIF-middelen ook mogelijk om een halftijds secretaresse aan te nemen. De organisatie van een vlot onthaal werd hierdoor uitgebouwd. De hulpvragers krijgen nu steeds een administratieve medewerker aan de telefoon. Een continue bezettoon of antwoordapparaat behoort zodoende tot het verleden. Deze projecten liepen af op het einde van 2002. De Sociaal Impuls Fondsen hielden toen op te bestaan en zouden
vervangen
worden
door
het
Stedenfonds.
Deze
overgang
verliep
niet
rimpelloos.
Begrotingsdiscussies van de Stad Antwerpen maakten een overheveling naar het OCMW Antwerpen noodzakelijk. We zien aan de huidige cijfers (hoofdstuk 2) dat de noodzaak in de grootstad Antwerpen zich, door het uitgewerkte opvangbeleid, nog pregnanter stelt. Het OCMW Antwerpen heeft het engagement genomen om de noodzakelijke fondsen te kunnen vrijmaken. Vanaf 2005 is er een engagement van het Provinciebestuur Antwerpen om samen met het OCMW Antwerpen de noodzakelijke middelen ter beschikking te stellen. Het VKA is verheugd dat het OCMW Antwerpen en het Provinciebestuur Antwerpen hun verantwoordelijkheid in deze hebben opgenomen. Dit blijft het VKA helpen om ook de hulpverlenende verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Sedert 2010 geven we een extra invulling van ons stedenfondsproject. Naast het hulpverleningsaanbod bij situaties van kindermishandeling, willen we ook de Antwerpse OCMW-medewerkers optimaal coachen in hun aanpak bij (een vermoeden) van kindermishandeling bij hun cliënteel. Niet alleen een goede samenwerking op dit terrein, maar ook vorming en supervisie zijn belangrijke elementen.
In een eerste fase werd er een inventaris gemaakt van mogelijke acties om de samenwerking te verbeteren. Zo gaven het OCMW en het VKA een voorstelling van hun respectievelijke werking. Hierbij werd getracht de knelpunten in de aanpak van kindermishandeling en in de samenwerking op te sporen en op te lossen. In de loop van 2011 werd er een opleiding voor alle medewerkers van de sociale centra van het OCMW uitgewerkt en verzorgd. Het is in de eerste plaats de bedoeling om de medewerkers attent te maken op de problematiek kindermishandeling en hen alert te maken voor signalen hiervan. Er werden concrete handvatten gegeven over hoe zij het probleem best kunnen aanpakken. In 2012 liep dit vormingsproject verder. We willen met de medewerkers stilstaan hoe zij op een zorgzame maar toch duidelijke manier (vermoedens van) kindermishandeling kunnen bespreekbaar maken met ouders en kinderen. Gezien de complexiteit van dergelijke gesprekken, willen we intensieve vormingen aanbieden waar de klemtoon gelegd wordt op zowel het inoefenen van vaardigheden, als op hoe in interactie treden met ouders en kinderen rond dit thema.
Deze trainingsdagen staan open voor alle
geïnteresseerde OCMW - medewerkers. Er werden ook twee vormingsmomenten georganiseerd voor de leidinggevenden binnen het OCMW. Hierin stonden zowel het leiding geven in de aanpak van situaties van kindermishandeling, als het ontwikkelen van een uitgewerkt beleid centraal.
50
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
Het VKA verzorgde in 2012 drie intervisiemomenten voor het team intra familiaal geweld. Er werden vooral aanmeldingen en lopende begeleidingen besproken. Tenslotte organiseerden we een werkbezoek op het VKA. De OCMW – medewerkers hebben enerzijds de kans om onze werking optimaal te leren kennen. Anderzijds is het de bedoeling dat we aan de hand van concrete casussen van OCMW – cliënteel, inhoudelijk ingaan op de problematiek van kindermishandeling. Met de extra middelen die het Stedenfonds en het OCMW ons ter beschikking stelt, zijn we in staat om een professioneler hulpverlening inzake kindermishandeling in onze stad uit te bouwen. Daarnaast verbeteren we ook de coaching van de OCMW medewerkers, alsook de samenwerking
tussen het
Vertrouwenscentrum Kindermishandeling en het OCMW. In het kader van de convenant die in september 2000 werd afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Stad Mechelen en het OCMW Mechelen werd een SIF-project erkend. Dit project werd verlengd, doch niet langer betaald met SIF-gelden maar vanaf 2004 met een stadstoelage van de stad Mechelen. Vanaf 2001 kon dankzij deze middelen de beschikbaarheid verhoogd worden door de aanwerving van een deeltijdse administratieve kracht (administratie en onthaal) en een deeltijdse maatschappelijk assistente. Zo kon de permanentie uitgebreid worden. Van 2003 tot einde 2006 ontving het VKM € 37.000 van de stad Mechelen voor de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst ‘Toegankelijke en snelle hulpverlening organiseren voor kinderen die aangemeld worden voor kindermishandeling, optimaliseren van het hulpverleningsnetwerk en sensibilisering en vorming’. In 2007 werd deze toelage verlengd en geïndexeerd. Voor 2008, 2009 en 2010 ontvingen we een toelage van € 40.000 op jaarbasis. De uitvoering van de overeenkomst wordt regelmatig opgevolgd door Frank Vanmessem, consulent Afdeling Welzijn Stad Mechelen. Einde 2010 nam de Gemeenteraad de beslissing dat de stadstoelage verlengd werd tot en met 2013. Vermits dit de minimale personeelscapaciteit om een permanentiesysteem te garanderen mogelijk maakt, werd deze beslissing met grote opluchting onthaald.
51
hoofdstuk 5: projecten laagdrempelige toegang
52
hoofdstuk 6: onderzoek impact VK
HOOFDSTUK 6: ONDERZOEK VAN DE IMPACT VAN HET VK OP GEZINNEN ________________________________________________________________________
Het VKA bestaat reeds meer dan 30 jaar. Sommige mensen weten nog dat er vroeger over het Vertrouwensartsencentrum gesproken werd (VAC). In al die jaren zijn er duizenden kinderen en jongeren op het Centrum geweest. Vaak wordt er over die kinderen door de medewerkers nog gesproken. We vragen ons af hoe het verder met hen gegaan is en wat ze van de ervaringen op het centrum gedacht hebben of nu nog denken. Naar aanleiding van een studiedag voor het 30 jarig bestaan van het centrum met als titel: ‘verhalen van individuele weerbaarheid en maatschappelijke kwetsbaarheid’ is er besloten om een manier te zoeken om dat hen te vragen. Er werd een interne werkgroep “cliëntbevraging” opgericht Daar wordt er bekeken hoe het onderzoek zo zorgzaam, professioneel en geobjectiveerd mogelijk kan verlopen. In overleg met de Universiteit Antwerpen, werd prof. Guido Van Hal (departement Medische Sociologie) bereid gevonden om een leeronderzoek te organiseren waarbij studenten mee zouden kunnen worden ingezet bij het uitdenken en uitvoeren van deze complexe opdracht. Een 17-tal studenten schreef enthousiast in voor dit project en men ging in oktober 2011 samen met enkele VK-medewerkers aan de slag. Het bleek geen vanzelfsprekende opdracht. Hoe kan je al die duizenden gezinnen bereiken zonder te intrusief of willekeurig te werken? En hoe past dit binnen een kwalitatief onderzoek? En met een beperkt budget? Het bleek deontologisch niet gepast om steekproefgewijs ex-cliënten uit afgesloten dossiers aan te spreken. Mensen hebben na al die jaren wellicht een bladzijde omgeslagen en willen mogelijk niet aan de periode van het VK terugdenken. Of misschien worden emotionele wonden die nog niet zijn geheeld, opnieuw opengereten. Er werd beslist om het initiatief aan de gezinnen en slachtoffers over te laten. Affiches werden door de studenten ontworpen en verspreid over de ganse provincie. De opzet van het onderzoek is dat ex-cliënten worden aangespoord om deel te nemen aan een korte online vragenlijst (via www.vkantwerpen.be), waarbij ze de keuze hebben om anoniem te blijven of hun gegevens achter te laten. Mensen die hun contactgegevens willen achterlaten, worden door de studenten gecontacteerd voor een diepte-interview. Een nazorggesprek door de VK-medewerkers zal systematisch worden aangeboden. Al deze gesprekken vonden in 2012 plaats. De studenten maakten in 2012 een boeiend en lijvig rapport van hun bevindingen. Daarin komen een aantal interessante pistes naar voor die verder onderzoek wettigen. Een probleem bleek echter de beperkte respons te zijn. Daarom werd er in 2012 bekeken of de duurtijd van het onderzoek verlengd kon worden, wat gebeurde, zodat de kans op zinvolle conclusies optimaal benut kan worden. Er werd afgesproken om een nieuwe
53
hoofdstuk 6: onderzoek impact VK
vragenlijst te ontwikkelen in de loop van 2013. Die zal dan aangeboden worden aan het cliëntsysteem bij het afsluiten van het dossier. We hopen aan het einde van het onderzoek de impact van onze dienst op kinderen en hun gezin beter te kunnen inschatten en om meer zicht te krijgen of onze interventies een positief verschil konden maken. Positieve feedback hopen we bovendien te kunnen inzetten in onze actuele en toekomstige gesprekken met kinderen en hun gezin. Dit vanuit de visie dat positieve verhalen van ex-cliënten drempel- en stressverlagend kunnen werken of perspectief kunnen bieden op verandering.
54
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
HOOFDSTUK 7: PROTOCOL VAN MOED _______________________________________ Het VKA is een actieve partner in de uitwerking van het pilootproject ‘protocol van moed’. De implicaties voor de hulpverlening werden uitvoerig door het VKA onderzocht. Er werd ook ruim aandacht besteed aan de impact van de nieuwe wijzigingen van de wetsartikelen 485 bis, schuldig verzuim, verjaringstermijnen op het protocol. Een personeelsdetachering van het VKA is nodig om zich in alle onafhankelijkheid te kunnen toeleggen op deze uitwerking. Hieronder vindt u de neerslag van het eerste werkjaar van dit pilootproject. Op 19 januari 2012 gaven Jo Vandeurzen, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en Annemie Turtelboom, minister van Justitie het startschot voor het proefproject dat een experimenteel handelingskader biedt voor het overleg tussen justitie en hulpverlening bij concrete situaties van kindermishandeling.
Maandelijks worden overlegmomenten gepland waar zowel de hulpverlening als het parket dossiers kunnen aanmelden. Het kan gaan om situaties van kindermishandeling binnen het eigen gezin (intrafamiliaal) of daarbuiten (extrafamiliaal). In het proefproject ‘Protocol van Moed’ krijgen de hulpverleners en alle betrokken partners in de strijd tegen kindermishandeling handvatten om constructiever samen te werken. Door informatie uit te wisselen tussen de partners (hulpverlening, parket) en door sneller in overleg te gaan, kan beter ingeschat worden of een effectieve melding nodig is dan wel het dossier naar (of binnen) de vrijwillige hulpverlening kan blijven, met kennis van alle informatie in het belang van het kind en het gezin.
Tijdens het proefproject worden een aantal nieuwe mogelijkheden in de samenwerking politie-parket en hulpverlening getoetst en vervolgens geëvalueerd: -
Overlegmogelijkheden tussen parket/hulpverlening voorafgaand aan een eventuele melding
-
Informatie-uitwisseling tussen parket/Comité Bijzondere Jeugdzorg en Vertrouwenscentrum Kindermishandeling met het oog op een risico-inschatting
-
Informatie-inwinning. In het kader van dit protocol worden hulpverleners uitgenodigd te antwoorden op de vraag van het parket of hulpverlening werd aangevat, wordt verder gezet of wordt beëindigd.
Het Protocol van Moed is een proefproject. Dat houdt in dat er de intentie is om het project op een wetenschappelijke en onafhankelijke wijze te evalueren. Daartoe wordt een registratiesysteem uitgewerkt en rapporten opgesteld. Eventuele positieve resultaten kunnen leiden tot een verbreding naar andere arrondissementen.
55
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
Cijferanalyse van 19 januari tot en met 31 december
1) Meldingen
Er werden 162 minderjarigen (78 jongens en 84 meisjes) aangemeld, verspreid over 103 meldingen. In drie meldingen werd ook gemeld voor potentieel mogelijke slachtoffers.
Instantie Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
34
Algemeen Welzijnswerk
4
Voorzieningen Bijzondere Jeugdzorg
4
Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
1
Centra voor Leerlingenbegeleiding
22
Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (K&G)
6
Preventieve gezinsondersteuning (K&G)
5
Ziekenhuis
14
OCMW
5
Sociale dienst jeugdrechtbank
2
VAPH
2
Zelfstandig therapeut
1
Andere**
3
Totaal
103
* Stedelijke kleuterschool, Psychiatrisch Centrum en SiBLO
56
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
Gevolggeving Het verrichten van een sociaal nazicht
69
Een aanmelding bij de bemiddelingscommissie
17
Het vorderen van de jeugdrechter tot het nemen van een hoogdringende maatregel
8
Andere
9
Totaal
103
Leeftijd kinderen 0 - 1 jaar
35
1 < 3 jaar
18
3 < 6 jaar
26
6 <9 jaar
22
9 < 12 jaar
23
12 < 15 jaar
20
15 < 18 jaar
18
+ 18 jaar
1*
Onbekend
3**
Totaal
166
*ondertussen meerderjarig slachtoffer meldt uit bezorgdheid om anderen **melding voor potentiële andere minderjarige slachtoffers
57
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
2) Overleg
Er werden 52 aanvragen tot overleg ingediend voor 99 kinderen.
Instantie Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg
4
Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (K&G)
3
Centra voor Leerlingenbegeleiding
6
Comité Bijzondere Jeugdzorg
4
Jeugdparket
4
Preventieve Gezinsondersteuning (K&G)
3
Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
26
Sociale Dienst Jeugdrechtbank
1
Andere*
1
Totaal
52
*Vrije Basisschool voor Bijzonder Onderwijs
Gevolggeving Doorverwijzing vrijwillige hulpverlening
6
Bemiddelingsverzoek BC*
3
Seponering en opname dossier door VK
2
Seponering en verderzetting HV
1
Melding Parket
19
Verder onderzoek
11
Andere
4
Op overleg van januari
6
Totaal**
53
58
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
*Na 2 bemiddelingsverzoeken werd een jeugdrechter gevorderd. **Tijdens een overleg kan er voor verschillende kinderen een verschillende beslissing genomen worden, vandaar hier een verschil in cijfers.
3) Risico-inschatting
Er werden 22 risico-inschattingen aangevraagd, 19 vanuit het VK, 3 vanuit het CBJ. In totaal ging het over 25 personen.
Gekend voor relevante feiten
11
Niet gekend voor relevante feiten
12
Gegevens onduidelijk
2
Totaal
25
Registratie In overleg met de stuurgroep evaluatieonderzoek werkt de administratieve medewerker
een
registratiesysteem uit. Opmerkingen en suggesties worden opgelijst en het registratiesysteem in overleg met bovenstaande stuurgroep (waar wenselijk) aangepast. Alle gegevens met betrekking tot de drie verschillende acties van het project (acute melding, overleg, risico-inschatting) worden zorgvuldig geregistreerd in een database. De registratie gebeurt niet per melding, maar per kind. Een melding over drie kinderen vraagt dus drie registraties. Het is belangrijk dat de registratie door eenzelfde persoon wordt uitgevoerd om een duidelijk overzicht te bewaren en eenzelfde interpretatie en verwerking van alle informatie te bekomen. De administratieve medewerker waakt over de link tussen verschillende acties over eenzelfde kind. Zo gebeurt het dat er na een risico-inschatting een overleg wordt aangevraagd, waaruit een acute melding voortvloeit. Het is van belang dat al deze gegevens correct worden gebundeld. Bij onzekerheden en onduidelijkheden overlegt de administratieve medewerker met de magistraat van dienst. Gegevens die niet terug te vinden zijn op de aanmeldingsfax worden opgezocht in het gerechtelijk computersysteem.
59
hoofdstuk 7: Protocol van Moed
Feedback Alle partners worden op de hoogte gehouden van de gevolggeving van een acute melding via fax. Het Vertrouwenscentrum en het Comité Bijzondere Jeugdzorg krijgen ook informatie met betrekking tot een risico-inschatting.
Risico-inschatting Bij een vraag naar risico-inschatting kijkt de administratieve medewerker het gerechtelijk computersysteem na. Wanneer hij geen dossier terugvindt, stelt de referentiemagistraat kindermishandeling een kantschrift op om de betrokken politiezone te verzoeken een sociaal onderzoek uit te voeren. De medewerker brengt de betrokken partner op de hoogte van het resultaat van dit onderzoek.
60
hoofdstuk 8: beknopte geschiedenis
HOOFDSTUK 8: BEKNOPTE GESCHIEDENIS __________________________________________
1979
Het NWK - ONE neemt, op vraag van 4 professoren (Prof. Clara UIA, Prof. Geubelle Université de Liège, Prof. Hubinont ULB en Prof. Evrard UCL), het initiatief om 4 pilootcentra 'ter bestrijding en voorkoming van kindermishandeling' op te richten. In september 1979 start het Vertrouwensartscentrum 'Kind in Nood' Antwerpen (VAC) als enig Vlaams centrum.
1983
Na een experimentele fase van 4 jaar krijgt het VAC Antwerpen als vast onderdeel van het NWK een semi-institutioneel karakter.
1987
Uitvaardiging van het Decreet van de Vlaamse Regering (8 juli 1987) dat voorziet in de oprichting van één Centrum voor Hulpverlening inzake Kindermishandeling (CHK) per provincie (2 in Vlaams Brabant). Doelstellingen: - deskundige ondersteuning van hulpverleners - hulpverlening coördineren of opzetten - sensibiliseren en bewustmaken van hulpverleners, onderwijsmiddens en het algemene publiek
1988
Oprichting van de Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw Erkenning van het Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw als pilootproject voor 1988, in het kader van de uitvoering van het Decreet van de Vlaamse Regering dd. 8 juli 1987.
1989
Feitelijke erkenning van het Vertrouwensartscentrum Antwerpen vzw door Kind en Gezin als Centrum voor Hulpverlening inzake Kindermishandeling in de provincie Antwerpen.
1991
Officiële start van de antennedienst 'Kind in Nood' Mechelen.
1992
Officiële start van de antennedienst 'Kind in Nood' Turnhout.
1997
In een nieuw besluit van de Vlaamse Overheid werden de opdrachten van de VK geherdefinieerd (zie hoofdstuk 3) en werd de benaming van de centra gewijzigd in Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
2002
In het kader van het kwaliteitsdecreet kwam er een nieuw besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van de VK. Daarnaast verscheen er ook een ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de VK.
61
hoofdstuk 8: beknopte geschiedenis
62
hoofdstuk 9: structuur van het centrum
HOOFDSTUK 9: STRUCTUUR VAN HET CENTRUM __________________________________________________ 9.1. Raad van Bestuur
Leden van de Raad van Bestuur:
Voorzitter: Prof. Dr. P. Van Royen Leden: Dhr. P. De Caluwé, Dhr. P. De Roeck, Dhr. W. De Smet, Dhr. J. Mampuys, Mevr. E. Meynen, Dhr. F. Swennen en Dhr. P. Van Gorp. Raadgevende leden: Dhr. S. Anthoni en Dr. M. Michiels.
9.2. Algemene Vergadering
Leden van de Algemene Vergadering:
Voorzitter: Prof. Dr. P. Van Royen Leden: Dhr. P. De Caluwé, Dhr. P. De Roeck, Dhr. W. De Smet, Dhr. J. Mampuys, Mevr. E. Meynen, Dhr. C. Paulus, Dhr. W. Peeters, Dhr. F. Swennen, Mevr. A. Vandekerckhove, Dhr. P. Van Gorp, Dhr. J. Van Steenberge. Raadgevende leden: Dhr. S. Anthoni en Dr. M. Michiels.
9.3. Huisvesting
Sinds de start van het VKA in 1979 stelt het OCMW Antwerpen lokalen ter beschikking. Sinds 2001 worden we gehuisvest in totaal vernieuwde lokalen dankzij het OCMW Antwerpen. De bestaande ruimte, met name de oude directeurswoning van het ziekenhuis, werd ontmanteld en er kwam een uitbreiding naar een deel van de achterliggende vleugel. De vernieuwde lokalen zijn voorzien van de nodige moderne infrastructuur (spelkamer, gezinsgesprekkamer, vergaderruimtes en spreekruimtes). Bijzondere aandacht werd besteed aan een kindgerichte sfeer. Ook de toegankelijkheid voor gehandicapten en kinderwagens werd niet vergeten. De Raad van Bestuur besliste om de lokalen in 2008 opnieuw te schilderen. Er werd aandacht besteed om het uitzicht dat bepaald werd door witte muren op te vrolijken met frisse en vrolijke kleuren. Het VKA is verheugd dat het op de site van het vroegere kinderziekenhuis van Antwerpen gehuisvest is. Op deze manier blijft het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen gevestigd op de locatie waar in 1979 de eerste aanzet i.v.m. kindermishandeling in Vlaanderen werd gegeven. Daarnaast is er op deze locatie al een lange traditie van hulp voor kinderen die nu door ons centrum wordt verder gezet.
63
hoofdstuk 9: structuur van het centrum
Gezien de vernieuwde bouw op de site van het vroegere kinderziekenhuis staat, diende er ook een naam aan het nieuwe plein gegeven te worden. Het VKA is bijzonder verheugd dat er, op voorstel van ons centrum, werd gekozen om dit plein het Prof. Claraplein te noemen naar de stichter van het VKA en als eerbetoon aan Professor Dr. R. Clara voor zijn pioniersrol op het vlak van kindermishandeling. Het VKA blijft dus op dezelfde locatie gehuisvest maar heeft nu als adres: Prof. Claraplein nr. 1. De antennedienst VK Mechelen is gehuisvest in aangename lokalen van het vroegere ‘moederhuis’ van Mechelen. In de loop van 2004 heeft de Stad Mechelen deze lokalen helemaal gerenoveerd en kindvriendelijk opgeknapt. In de site van het vroegere ‘moederhuis’ zijn er naast het VK Mechelen nog meerdere andere kindgerichte organisaties aanwezig. Einde 2006 is er in Turnhout een pand aangekocht om de antennedienst VK Turnhout te huisvesten. Dit pand werd in 2007 verbouwd in samenwerking met Kind in Nood Kempen en met de steun van het Provinciebestuur Antwerpen. Vanaf begin 2008 werd het in gebruik genomen.Net als op de andere locaties werd er extra aandacht besteed aan een kindvriendelijke accommodatie die alle noodzakelijke elementen voor een goede werking bezit. U kunt ons een virtueel bezoek brengen via onze website www.vkantwerpen.be. Op die manier kan u een kijkje nemen in onze gebouwen en kunnen kinderen vooraf al kennismaken met onze werking.
9.4. Logistieke steun
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen krijgt logistieke steun van de Universiteit Antwerpen.
64
hoofdstuk 10: doelstellingen
HOOFDSTUK 10: DOELSTELLINGEN __________________________________
10.1. Definitie
Kindermishandeling en -verwaarlozing zijn alle situaties waarin een minderjarige slachtoffer is van geweld van fysieke, psychische of seksuele aard, en dit passief of actief.
Wij onderscheiden een aantal hoofdvormen van kindermishandeling:
a)lichamelijke mishandeling: alle mogelijke vormen van lichamelijk geweld tegenover kinderen. b)lichamelijke verwaarlozing: er wordt niet of onvoldoende voorzien in de minimale lichamelijke behoeften van het kind (hygiëne, kleding, voeding, medische verzorging, slaap, ...). Het kind krijgt niet de zorg en de verzorging waar het, gezien zijn leeftijd, recht op heeft. c)emotionele mishandeling: bij psychische of emotionele mishandeling wordt het kind afgewezen als een wezen dat bemoedering, steun en bescherming nodig heeft. Het klimaat waarin het kind moet opgroeien is uiterst vijandig, afwijzend en onvoorspelbaar. Op die manier krijgt het kind continu het gevoel dat het er eigenlijk niet had moeten zijn, of dat het een ander had moeten zijn. Getuige zijn van geweld in een gezin is een vorm van emotionele mishandeling. Bij meer dan 40 % van de situaties van partnergeweld is minstens één kind getuige. d)emotionele verwaarlozing: bij psychische of emotionele verwaarlozing wordt aan het kind geen aandacht of genegenheid geschonken, waardoor het kind in een sociaal isolement komt. De relatie ouderkind kenmerkt zich door koelheid, liefdeloosheid en afwijzing. e)seksueel misbruik: bij seksueel misbruik wordt het kind zodanig onder druk gezet (vanwege het fysieke of psychische overwicht van de dader) dat het kind het gevoel heeft dat het niet kan weigeren om seksuele handelingen te verrichten en/of te ondergaan. Bij seksueel misbruik is er altijd sprake van een ongelijke machtsverhouding tussen pleger en slachtoffer. Seksuele kindermishandeling binnen het gezin is elke vorm van seksueel misbruik van een kind binnen de gezinscontext. Onder incest verstaan we seksuele contacten tussen bloedverwanten die (per definitie) geen huwelijk met elkaar kunnen aangaan.
65
hoofdstuk 10: doelstellingen
10.2. Doelen
Op 11 juni 2002 verscheen er een besluit van de Vlaamse regering waarin de opdrachten van de Vertrouwenscentra
Kindermishandeling
werden
geactualiseerd.
Het
Vertrouwenscentrum
Kindermishandeling heeft de volgende taakomschrijving:
1. Het centrum fungeert als meldpunt voor kindermishandeling en vermoedens van kindermishandeling.
2. § 1. Het centrum biedt hulp- en dienstverlening naargelang de behoeften van het kind, rekening houdend met de principes van spreekrecht, participatie en evaluatie van het effect voor het kind. Het speelt zo snel mogelijk in op de vragen en houdt daarbij rekening met de aard en de urgentie van de vragen, binnen de opdrachten van het centrum waarbij het kind centraal staat. § 2. In het kader van en met het oog op een efficiënte hulpverlening ontwikkelt het centrum een werkzame diagnose die kan resulteren in een gepaste doorverwijzing. Het zorgt uitzonderlijk zelf voor de begeleiding en de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling en hun gezin, vooral indien doorverwijzing niet wenselijk of onuitvoerbaar is.
3. Het centrum kan gedurende het hulpverleningsproces de problematiek van kindermishandeling duiden en benoemen ten aanzien van het kind en de ouders.
4. Het centrum stippelt een hulpverleningsaanbod uit met inspraak van en in overleg met de gebruikers. Daarbij wordt uitgegaan van de behoeften van het kind.
5. Het centrum voert een meersporenbeleid in het belang van het kind waarbij alle partijen die bij het hulpverleningsproces betrokken zijn erbij betrokken blijven. Het stimuleert de ouders in het opnemen van hun ouderrol en ondersteunt hen daarin.
6. Het centrum werkt voor de hulp - en dienstverlening samen met externe, relevante personen of diensten. In dit kader sluit het samenwerkingsakkoorden met de andere voorzieningen die ook op het domein van kindermishandeling werkzaam zijn, vooral met de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. De
minister
kan
bepalen
met
welke
overige
sectoren
en
volgens
welke
procedure
de
samenwerkingsakkoorden worden gesloten.
7. Het centrum treft maatregelen die respect voor de basisrechten en de gebruikersrechten waarborgen en die conform zijn aan het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind.
8. Het centrum zorgt voor de ondersteuning van hulpverleners die te maken hebben met de problematiek van kindermishandeling en die in dat verband contact opnemen. Het zorgt ook voor de systematische overdracht van zijn deskundigheid inzake kindermishandeling aan andere relevantie instanties.
66
hoofdstuk 10: doelstellingen
9. Het centrum draagt bij tot het sensibiliseren van de samenleving voor de problematiek van kindermishandeling.
10. Het centrum signaleert aan de bevoegde instanties op een systematische wijze ontwikkelingen en knelpunten, tekorten en behoeften op het gebied van de hulpverlening rond kindermishandeling.
11. §1. Het centrum is laagdrempelig en 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. De minister kan de voorwaarden creëren voor het realiseren van een wachtdienst buiten de kantooruren. §2. Het centrum beschikt over de nodige infrastructuur, die aangepast is aan haar opdrachten en die met name de veiligheid en de privacy waarborgt.
Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen werkt het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling via functionele samenwerkingsakkoorden en netwerken samen met andere privé of openbare voorzieningen voor maatschappelijke, medische of psychosociale hulpverlening binnen de provincie Antwerpen.
67
hoofdstuk 10: doelstellingen
68
hoofdstuk 11: interne werking
HOOFDSTUK 11: INTERNE WERKING ___________________________________ 11.1. Tewerkstelling
Teamleden in 2012
Aerts Vicci (maatschappelijk assistente)
5/10
Anthoni Stef (psycholoog-seksuoloog)
10/10
Aubry Jill (bachelor orthopedagogie) 8/10 Antwerpen 2/10 antenne Mechelen
10/10
Ceustermans Anke (maatschappelijk assistente)
8/10
Claes Nancy (administratief medewerkster) antenne Turnhout
7/10
Cleeren Stien (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
9/10
Croes Anita (sociale readaptatiewerkster) antenne Mechelen
9/10
De beuckelaer Marina (psychologe)
8/10
De Maegt Geert (administratief medewerkster)
7,5/10
De Sterck Stein (psycholoog)
8/10
Destoop Tine (criminologe)
5/10
Detavernier Bieke (psychologe)
6,5/10
Hermans Veerle (administratief medewerkster)
5/10
Huybrechts Tinne (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
8/10
Michiels Marjan (kinderarts)
8/10
Proost Griet (maatschappelijk assistente) antenne Mechelen
10/10
Scheers An (bachelor orthopedagogie)(vervanging ouder/zwangerschapsverlof)
10/10
Schepers Eva (maatschappelijk assistente)(vervanging ouder/zwangerschapsverlof)
10/10
Simons Eline (bachelor toegepaste psychologie)
10/10
Sweere Ilka (psychologe)
10/10
Swolfs Els (bachelor orthopedagogie) antenne Turnhout
8/10
Thys Tessy (psychologe)
8/10
Van Bavel Dorien (maatschappelijk assistente) antenne Turnhout
10/10
Vanderstraete Inge (kinderpsychiater)
5/10
Van Doninck Sofie (maatschappelijk assistente) antenne Turnhout
5/10
69
hoofdstuk 11: interne werking
Van Eeckhoven Joris (administratief medewerker) 40% Mechelen en 60% Antwerpen
10/10
Van Gool Silke (criminologe) in dienst vanaf 24 september
5/10
Van Looveren Anja (psychologe)
5/10
Verboord Ria (bachelor orthopedagogie)
8/10
Weustenraad Bart( maatschappelijk assistent)
10/10
In het kader van de ondersteuning voor de grootstedelijke problematiek Antwerpen (zie hoofdstuk 10) zijn er 2 mensen aangeworven sinds het najaar van 1999 dankzij middelen van het stedenfonds OCMW Antwerpen nl.: Anke Ceustermans en Geert De Maegt. In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de stad Mechelen en het Steuncomité Vertrouwenscentrum Antenne Mechelen (zie hoofdstuk 10) worden er 2 mensen tewerkgesteld: Joris Van Eeckhoven en Tinne Huybrechts. Verscheidene teamleden van de antennediensten zijn werkzaam dankzij de financiële steun van de provincie Antwerpen. * In het kader van de samenwerking Kind in Nood Kempen wordt Sofie Van Doninck (30%)/Sofie Claes (maatschappelijk assistente) deeltijds (70%) tewerkgesteld op de antennedienst Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Turnhout. De werkgever van Sofie Van Doninck (30%)/Sofie Claes is Kind in Nood Kempen vzw die dit engagement heeft overgenomen van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Turnhout (zie hoofdstuk 9).
Algemene bedenking Gezien de mogelijkheden die de Vlaamse Regering werknemers van de non-profit biedt, zijn er heel wat vormen van tijdelijke loopbaanonderbreking mogelijk. Ook de werknemers van het VKA maken van deze mogelijkheden regelmatig dankbaar gebruik. Het helpt hen om hun privéleven en hun werk zo goed mogelijk te combineren en de psychische belasting van het werken met kindermishandeling te dragen. Tijdelijke werkonderbrekingen zijn daardoor mogelijk, maar dienen binnen de organisatie opgevangen te worden. Deze soepele formules helpen individuele werknemers om hun stressniveau te beheersen en een optimale verhouding tussen werk- en privéleven na te streven. Het stressniveau van de organisatie en zijn werknemers in de totaliteit neemt daardoor echter, paradoxaal genoeg, steeds toe. Als relatief kleine organisatie is het immers niet evident om al deze tijdelijke situaties op te vangen en ondertussen een kwaliteitsvolle hulpverlening te garanderen.
70
hoofdstuk 11: interne werking
11.2. Gevolgde opleidingen en studiedagen
11.2.1. Gevolgde opleidingen
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling wordt meestal geconsulteerd als het gezin in een crisis verkeert. Belangrijk hierbij is dat het VK zo snel mogelijk een juist en volledig beeld krijgt van het gezin, het sociale netwerk en van de schade die aangericht is bij het kind in kwestie. Een correcte diagnose van de situatie kan enkel verkregen worden door het traumatische gebeuren (mishandeling, verkrachting, ...) te plaatsen binnen de gezinscontext en binnen de totale persoonlijkheidsstructuur van het kind. Meer en meer wordt het VK-team geconsulteerd door andere hulpverleners en psychotherapeuten met de vraag om deskundig advies bij het stellen van de diagnose van kindermishandeling en seksueel misbruik. Als dit vermoeden op het VK bevestigd wordt, gaat het VK samen met de adviesvrager zoeken naar de gepaste aanpak, interventiestrategieën en therapeutische methodes. Hulpverleners komen naar het VK met de meest complexe en uitzichtloze situaties - de andere lossen ze zelf wel op. Om aan al deze verwachtingen te kunnen blijven voldoen, is het noodzakelijk dat de teamleden zich voortdurend, zowel diagnostisch als therapeutisch, bijscholen. Vicci Aerts volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum ‘Leren over Leven’. Zij volgde eveneens de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie” op de Interactie-Academie te Antwerpen. Stef Anthoni volgde de opleiding “Partnerrelatietherapie met inbegrip van seksuele therapie” aan het Communicatiecentrum te Lovenjoel, de opleiding “Algemene Systeemtherapie” aan de InteractieAcademie te Antwerpen, de opleiding “Directieve- en Hypnotherapie” georganiseerd door de VATHYP (Vlaamse Vereniging Autogene Training en Hypnotherapie), de “Voortgezette opleiding Gezinstherapie” bij Feelings & Context en een korte opleiding “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij de polikliniek Dr. van der Hoevenstichting. Hij volgde eveneens een opleiding “EMDR” bij het BIPE. Jill Aubry volgde “Initiatie in systeemtheoretisch denken” in de Interactie-Academie te Antwerpen en momenteel volgt zij daar de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie”. Anke Ceustermans volgde de opleiding “Training Hulpverlening bij seksueel misbruik” bij Centrum voor psychotherapie en relatievorming Kern te Sint-Niklaas. Zij volgde de opleiding “Relatie- en gezinstherapie” bij Kern in Sint-Niklaas. Nancy Claes volgde “Word” bij WEB te Turnhout, “Access” en “Excel” bij de VDAB. Anita Croes volgde de opleiding “Familie- en systeempsychotherapie” aan het I.P.P.R. en eveneens “Systematische Individuele Begeleiding” aan de Interactie-Academie te Antwerpen. Zij volgde ook een kortdurende opleiding rond “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij polikliniek Dr. van der Hoevenstichting en “Daders en slachtoffers” aan de Educatieve Academie Berchem. 71
hoofdstuk 11: interne werking
Marina De beuckelaer volgde de opleidingen “Kinderpsychotherapie op Client-centered basis” bij SPOK te Nederland, “Systeemgerichte hulpverlening” bij de Interactie-Academie te Antwerpen, “Psychisch welbevinden van dove en ernstig slechthorende kinderen en volwassenen” aan de faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, “Relaxatietechnieken bij kinderen op psychodynamische basis” te Destelbergen en “Seksueel misbruik bij kinderen en volwassenen” bij Kern te Sint-Niklaas. Geert De Maegt volgde “Word”, “ Access” en “Excel” bij de VDAB. Stein De Sterck volgde de opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie” op de Interactie-Academie te Antwerpen. Hij heeft ook “Motivatiebevordering als centrale methodiek bij werken binnen een verplicht kader” bij ITER, centrum voor daderhulp te Brussel gevolgd.
Daarnaast volgt hij de “Voortgezette
Opleiding Gezinstherapie” van de K.U.Leuven Tine Destoop volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven' en “Psychopathologie en DSM” bij VSPW te Gent. Bieke Detavernier volgde de opleiding “Postacademische Vorming in de Psychotherapie” (optie Kinderpsychotherapie) aan de K.U. Leuven. Daarnaast volgt zij de “Voortgezette Opleiding Gezinstherapie” van de K.U.Leuven Veerle Hermans volgde “Word”, “ Access”, “Outlook” en “Excel” bij de VDAB, zij volgde eveneens “Basistraining Sociaal Recht” bij SD. Tinne Huybrechts volgde een kortdurende opleiding “Hulpverlening na Seksueel Misbruik” gegeven door Carla Wingender en de opleiding “Familie- en systeempsychotherapie” aan het I.P.P.R. Marjan Michiels volgde de opleiding “Structurele Gezinstherapie” bij L.I.S.T. Griet Proost volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven'. Els Swolfs volgt momenteel de opleiding “Systeemtheoretische Psychotherapie” in de Interactie-Academie te Antwerpen Tessy Thys volgde de opleiding “Gedragstherapie” bij de Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapeuten, de opleiding “Autogene training en relaxatietherapie” bij VATHYP, het postgraduaat “Relatie- en gezinstherapie” in Communicatiecentrum Lovenjoel, het postgraduaat “Psychoanalytische therapie” aan de KU Leuven, de Goldsteintherapie “Sociale vaardigheidstraining” bij Max Beeckers en “Validation Therapie” aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen. Zij volgde ook de opleiding “Kindermishandeling en Traumasystemen” in het Vertrouwenscentrum Leuven.
72
hoofdstuk 11: interne werking
Inge Vanderstraete volgde de opleiding “Relatie- en gezinstherapie” bij Kern in St.-Niklaas. Sofie Van Doninck volgt de opleiding “Contextuele Hulpverlening” bij Kern in St. Niklaas Anja Van Looveren volgde de “Eenjarige academische Basisopleiding in de Ontwikkelingsgerichte en Experiëntiële Psychotherapie ten behoeve van Kinderen en Adolescenten” en de specialisatieopleiding “Ontwikkelingsgerichte en experiëntiële Kinder- en Jeugdpsychotherapie” aan de Universiteit Gent. Joris Van Eeckhoven volgde de opleiding Microsoft Publisher bij Educo en DTP-operator bij VDAB. Ria Verboord volgde de opleiding “Contextuele Therapie” bij het Vormingscentrum 'Leren over Leven'. Bart Weustenraad volgde de opleiding “Algemene Systeemtherapie” bij de Interactie-Academie te Antwerpen, een korte opleiding “Werken met jonge daders van seksueel misbruik” bij de polikliniek Dr. van der Hoevenstichting en de “Voortgezette Opleiding Gezinstherapie” bij Feelings en Context. Alle teamleden werken verder aan hun permanente vorming door het bijwonen van studiedagen en workshops.
Intervisie
Bart Weustenraad, Bieke Detavernier, Vicci Aerts, Stein De Sterck en Inge Vanderstraete maken deel uit van verschillende intervisiegroepen. Andere medewerkers die een langdurige therapieopleiding volgen maken ook deel uit van intervisiegroepen tijdens hun opleiding.
11.2.2. Gevolgde studiedagen Eén of meerdere teamleden volgden in 2012 onderstaande studiedagen: 19/01/2012
“Lancering ‘protocol van moed’ in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen” te Antwerpen, georganiseerd door Integrale Jeugdhulp
23/01/2012:
“Het maatregelenpakket van Di Rupo I” te Gent, georganiseerd door Acerta
23/01/2012 24/01/2012 25/01/2012
“Verdieping groepsdynamica (Ervaringsgerichte driedaagse met Richard Normann) ” te Westerlo, georganiseerd door De Onderstroom
02/02/2012
“Jeugdhulp en parket in samenspraak” te Mechelen, infonamiddag van de regionale stuurgroep en de netwerkstuurgroep Integrale Jeugdhulp Mechelen- Rupel
17/02/2012
“Vinger aan de pols in psychotherapie. Monitoring als therapeutische methodiek” te Leuven, georganiseerd door KULeuven
17/02/2012
“Als je aan het overleven bent” te Antwerpen, door Leren over Leven, Leerschool voor Contextuele Hulpverlening
73
hoofdstuk 11: interne werking
05/03/2012
“Psychodiagnostiek als proces” te Leuven, georganiseerd door Rino (dag 1)
09/03/2012
“IZIKA opleiding en infosessie deskundigen”, te Wilrijk georganiseerd door Universiteit Antwerpen
13/03/2012
“Train de trainer”, te Gent, georganiseerd Kindermishandeling Oost-Vlaanderen
19/03/2012
“Hou {ze} vast!” omgaan met verontruste situaties te Berchem, georganiseerd door Integrale Jeugdhulp Vlaanderen
22/03/2012
“Hoe werken met sociaal tolken” te Berchem, georganiseerd door TOPA
22/03/2012
“Juridische aspecten rond huwelijksmigratie en echtscheiding”, te Borgerhout georganiseerd door CAW Metropool
22/03/2012
“Juridische aspecten rond echtscheiding en migratie” te Borgerhout, georganiseerd door CAW Metropool
26/03/2012
“Psychodiagnostiek als proces” te Leuven, georganiseerd door RINO (dag 2)
27/03/2012
“Paneldebat over beroepsgeheim en cliëntgerichte samenwerking” te Antwerpen, georganiseerd door Karel de Grote-Hogeschool
29/03/2012
“Brugpensioen en vervroegd pensioen” te Mechelen, georganiseerd door Upgrading
30/03/2012
“Train de trainer”, te Gent, georganiseerd Kindermishandeling Oost-Vlaanderen
19/04/2012
“Stappenplan omgaan met verontruste situaties” te Antwerpen, georganiseerd door Kind & Gezin
23/04/2012
“Hechting in gezinsrelationeel perspectief” te Berchem, georganiseerd door Jongerenbegeleiding Informant
24/04/2012
“Antropologische en theologische visie op familierelaties en huwelijksmigratie” te Borgerhout, georganiseerd door CAW Metropool
26/04/2012
“Een beetje mfc bestaat niet” te Mechelen, georganiseerd door Jeugdzorg Emmaüs
07/05/2012
“Hechting in gezinsrelationeel perspectief” te Berchem, georganiseerd door Jongerenbegeleiding Informant
07/05/2012
“Psychodiagnostiek als proces, te Leuven, georganiseerd door RINO (dag 3)
10/05/2012
Bijeenkomst en viering naar aanleiding van het 5-jarig bestaan van het Crisisteam-18
11/05/2012
“Geweld op school: de bescherming van de integriteit van het kind” te Antwerpen, georganiseerd door Het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsrecht (ICOR) in samenwerking met o.a. de vertrouwenscentra kindermishandeling
21/05/2012
“Hechting in gezinsrelationeel perspectief” te Berchem, georganiseerd door Jongerenbegeleiding Informant
04/06/2012
“Psychodiagnostiek als proces, te Leuven georganiseerd door RINO (dag 4)
07/06/2012
“Een dialoogmoment” te Borgerhout, georganiseerd door CAW Metropool
08/06/2012
“Challenges and controversies in violence risk assessment” te Edegem, georganiseerd door Psychiatrie/het Universitair Forensisch Centrum (UZA)
door
door
het
het
Vertrouwenscentrum
Vertrouwenscentrum
74
hoofdstuk 11: interne werking
15/06/2012
“Psychische problematiek bij vluchtelingen” te Mechelen, georganiseerd door Wel en Wee vzw
22/09/2012
“Opendeurdag CAW Het Welzijnshuis” te Willebroek
08/11/2012
“Child abuse and neglect, the facts” te Leuven, georganiseerd door Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Vlaams Brabant
09/11/2012
“Child abuse and neglect, the facts” te Leuven, georganiseerd door Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Vlaams Brabant
15/11/2012 22/11/2012
“Familie-opstellingen als diagnostisch middel” te Berchem , 2-daagse georganiseerd door Leren over Leven
26/11/2012
“Gekleurde zorg op maat. Een interculturele benadering in de hulpverlening” te Mechelen, georganiseerd door CIMIC
27/11/2012
“Minderjarige plegers van seksueel misbruik”, jaarlijkse VK-dag, een vormingsdag voor alle medewerkers van de zes vertrouwenscentra
07/12/2012
“Decreet rechtspositie” te Brussel, georganiseerd door door departement Welzijn, Volksgezondheid en gezin
75
hoofdstuk 11: interne werking
76
hoofdstuk 12: hulpverlening
HOOFDSTUK 12: HULPVERLENING _________________________________
12.1. Inleiding
De hulpverlening van het VKA heeft een zeer eigen karakter. In situaties van kindermishandeling is er meestal geen directe hulpvraag van de betrokkenen en ontbreekt elke vorm van probleeminzicht. Beide factoren zijn nochtans noodzakelijk om hulpverlening op gang te brengen. De bedoeling van het VKA is om door haar interventies de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om de meest aangewezen hulpverlening mogelijk te maken. In die zin werkt het VKA voorbereidend voor de reguliere hulpverlening. Uiteraard zijn het stopzetten van de mishandeling en het inbouwen van voldoende veiligheid basisvoorwaarden om hulpverlening mogelijk te maken. Verder spreekt het voor zich dat in acute situaties van kindermishandeling het vrijblijvend en/of vrijwillig karakter van de hulpverlening vaak erg relatief is. Ook daarin verschilt de aanpak van het VKA met de 'klassieke' hulpverlening. Via haar interventies wil het VKA vrijwillige hulpverlening én een eerste probleeminzicht mogelijk maken. Soms kan dit stadium vrij snel bereikt worden. Vaak echter vergt het vele hulpverleningsinterventies en overlegmomenten (op korte termijn) en zijn er meerdere teamleden betrokken in de aanpak. Crisissituaties zijn situaties die in vele gezinnen en families heel wat verandering mogelijk maken. Aan de andere kant vraagt het echter enorm veel inspanning en energie, zowel van de betrokken gezinsleden en andere betrokkenen als van de hulpverleners. Intensieve begeleiding op korte termijn is noodzakelijk. Van zodra de mogelijkheden aanwezig zijn om 'klassieke' hulpverlening op te starten wordt er in overleg met de reguliere hulpverleningskanalen gezocht naar de beste therapeutische aanpak en doorverwijzing. In afwachting daarvan probeert het VKA een voldoende zorgaanbod aan te bieden. Welke hulpverlening biedt het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling concreet? Een melding kan gaan van advies tot een dringende vraag om hulpverlening op te starten. Het centrum maakt een onderscheid tussen haar adviserende functie en hulpverlening. In overleg met de hulpvrager wordt er bekeken of een hulpvraag adviserend wordt beantwoord of door daadwerkelijke hulpverlening door het VKA zal opgevolgd worden.
77
hoofdstuk 12: hulpverlening
12.2. Meldingen en de adviserende functie
Iedereen die een vermoeden of zekerheid heeft betreffende een situatie van kindermishandeling, kan overleggen met het VKA. Dit kan ook anoniem. Dit advies kan gaan over zaken als: a) diagnosestelling - is er hier sprake van kindermishandeling? - zijn dit signalen van kindermishandeling? - hoe kan de melder meer zekerheid krijgen over de diagnose? - is het aangewezen dat de melder bepaalde maatregelen neemt i.f.v. de veiligheid van het kind? b) aanpak enkele voorbeelden: - hoe kan de melder dit kind het beste helpen? - welke stappen kan de melder nog ondernemen? - is het wenselijk dat de melder beroep doet op andere instanties, vb. justitiële instanties? - wat verwacht de melder van het VKA en welk aanbod kan het VKA formuleren? c) doorverwijzing enkele voorbeelden: - kan er reeds doorverwezen worden? Zo ja, op welke manier en welke instantie is het meest geschikt? Hoe kan dit met de betrokkenen besproken worden? - wanneer is het aangewezen het parket in te schakelen?
De adviesvrager blijft de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de eventuele acties die hij/zij na het adviesgesprek onderneemt. Vaak houden adviezen meer in dan een eenmalig gesprek. De melder en het VKA beslissen in overleg of het VKA een hulpverleningsrol gaat spelen.
78
hoofdstuk 12: hulpverlening
12.3. Hulpverlening
Wanneer het VKA in overleg met de melder besluit tot het op gang brengen van de hulpverlening opent het VKA een 'dossier'.
12.3.1. Exploreren van de melding
Vaak bestaat de eerste taak van het VKA erin om bronnen aan te boren die het vermoeden van kindermishandeling of verwaarlozing kunnen bevestigen of tegenspreken. Dit gebeurt zo omzichtig mogelijk.
Het verzamelen van relevante informatie is noodzakelijk om - een melding te verifiëren - inzicht te krijgen in de aard, ernst en omvang van het probleem - zicht te krijgen op de gezinsstructuur en het sociaal-maatschappelijke netwerk waarin het gezin en het kind functioneren - de mogelijkheden voor ondersteuning en/of hulpverlening in te schatten.
Daarom wordt er informatie verzameld bij mensen die vanuit hun beroepsbezigheden een zo objectief mogelijke beoordeling van de situatie kunnen geven. Bij voorkeur wordt er contact opgenomen met mensen die hun beroepsgeheim met het centrum kunnen delen. Het verzamelen van informatie gebeurt zo omzichtig mogelijk om de veiligheid van kinderen niet in gevaar te brengen en het gezinssysteem niet nodeloos te belasten.
Wordt het vermoeden van kindermishandeling bevestigd dan wordt er onderzocht of hulpverlening mogelijk is en welke de meest aangewezen hulpverlening kan zijn.
12.3.2. Hulpverlening coördineren
Het gebeurt vaak dat probleemsituaties al gekend zijn bij verschillende hulpverleningsinstanties. Herhaaldelijk gebeurt het dat deze instanties niet van elkaars betrokkenheid op de hoogte zijn. Coördinatie van de hulpverlening betekent dat de inspanningen van alle betrokken hulpverleners worden gebundeld en op elkaar afgestemd, zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de specifieke deskundigheid en invalshoek van elke hulpverlener. Het VKA nodigt daarom alle hulpverleners die betrokken zijn bij een zaak van kindermishandeling uit voor een netwerkoverleg (N.W.O.). Daar wordt de hulpverleningsstrategie bepaald: wie doet wat en op welke manier? Op deze manier wordt de hulpverlening die het dichtst bij de mensen staat en het meest acceptabel is voor hen ingeschakeld, waardoor de kans op succesvolle interventies wordt vergroot.
79
hoofdstuk 12: hulpverlening
Als blijkt dat de hulpverlening niet opgezet kan worden vanuit één van de aanwezige diensten, wordt uitgezocht welke dienst het gezin dan wel kan helpen. Dit kan ook het VKA zijn als dat een meerwaarde voor de hulpverlening betekent. Er wordt bij deze overlegvergaderingen naar een zo groot mogelijke transparantie over ieders rol gestreefd voor het desbetreffende gezin.
12.3.3. Onrechtstreekse hulpverlening
In sommige situaties is het aangewezen onrechtstreeks hulp te bieden of is een rechtstreekse interventie niet mogelijk of wenselijk. Bij deze situaties zijn de signalen meestal vaag en onduidelijk, of valt het kind op omdat het zich op één of andere manier vreemd of afwijkend gedraagt. Het ligt niet zo voor de hand om op grond hiervan aan mishandeling of verwaarlozing te denken. De ouders uitnodigen en hen met onze diagnose confronteren vergroot de kans dat ouders zich gaan isoleren en het kind (nog) meer onder druk gaan zetten. Daarom kiest het VKA bij dergelijke problematiek soms voor een onrechtstreekse benadering. Concreet kan dit betekenen dat voor het kind een vertrouwensfiguur gezocht wordt, iemand waar het geregeld mee kan praten. Ook al lost praten niet alle problemen op, het geeft wel lucht aan emoties die anders opgekropt worden of zich manifesteren in de vorm van gedragsstoornissen of psychosomatische klachten. Soms komt er door deze gesprekken ook een nieuw perspectief en blijkt daardoor een hulpverleningsaanbod toch mogelijk. Hoe belangrijk deze hulp is weten we van getuigenissen van ‘overlevers’: de emotionele schade is binnen de perken gebleven net dankzij de aandacht, het begrip en het medeleven van een persoon uit hun leefwereld als kind. Het VKA kan, indien gewenst, de vertrouwenspersoon ondersteunen en adviseren. Indien er na verloop van tijd rechtstreekse hulpverlening mogelijk wordt of een interventie zich opdringt, kan in gezamenlijk overleg, de beste strategie uitgewerkt worden. Liefst nodigt het VKA de ouders uit, als het kind/jongere daardoor niet in gevaar gebracht wordt. Samen met de ouders een oplossing zoeken is immers meestal de meest aangewezen aanpak (zie de twee volgende paragrafen).
12.3.4. Rechtstreekse hulpverlening of crisisinterventie
Een situatie van kindermishandeling kan een snelle interventie vereisen. Hulpverlening bij kindermishandeling bevindt zich op de dunne grens tussen juridisch en therapeutisch interveniëren, vrijwillige en gedwongen hulpverlening, hulpverlening en morele dilemma's. Daardoor heeft de rechtstreekse hulpverlening van het VKA een zeer eigen en specifiek karakter. Indien er besloten wordt dat het VKA intervenieert zijn er zes fasen die gewoonlijk doorlopen worden.
Het stoppen van de mishandeling of het misbruik Een eerste streefdoel van het VKA is de mishandeling of het seksuele misbruik zo snel mogelijk te stoppen. Overhaast ingrijpen is echter niet aangewezen. Het is altijd afwegen waar een kind het meeste baat bij
80
hoofdstuk 12: hulpverlening
heeft. Soms is dat door acuut in te grijpen en het gezinsgeheim open te breken, soms is dat door af te wachten en het kind steunfiguren te geven totdat er een ingang in het gezin kan worden gecreëerd. In een aantal situaties worden de ouders rechtstreeks (telefonisch of schriftelijk) uitgenodigd voor een gesprek. Een doorverwijzing naar of een uitnodiging om naar het VKA te komen - hoe vriendelijk ook geformuleerd of hoe zorgvuldig ook getimed en gepland - wordt door het gezin altijd als een bedreiging ervaren. Het kan de spanning en de onveiligheid in het gezin nog doen toenemen. Als het kind die spanning niet aankan en/of zich extreem onveilig voelt, zorgt het VKA voor een tijdelijke uithuisplaatsing. Daarvoor wordt er beroep gedaan op organisaties die opvang kunnen voorzien. (C.B.J., ziekenhuizen, enz...)
Het eerste gesprek met de ouders Bij de eerste kennismaking stelt de medewerker het centrum uitgebreid voor: wat is een VKA, waar staat het voor en hoe gaat het centrum te werk. Aan de ouders wordt duidelijk gemaakt dat het centrum niet alleen oog heeft voor de belangen van het kind maar ook voor het gezinsfunctioneren. Het eerste gesprek houdt vaak een confrontatie in. Confrontatie betekent in deze context dat de mishandeling of het misbruik op heldere, ondubbelzinnige wijze ter sprake wordt gebracht bij de ouders. De kinderen zijn daarbij niet aanwezig. Het VKA stelt van meet af aan dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het kind en dat het kind onschuldig is aan het geleden onrecht. De ouders worden ertoe aangespoord om het leed en de inzet van het kind voor het gezin te erkennen. Wat men zich als hulpverlener goed moet realiseren is dat het merendeel van deze gezinnen in eerste instantie geen hulp zoekt of wenst. Ze gaan in de verdediging, houden hun mond en/of proberen de mishandeling of het misbruik te verdoezelen. Belangrijk is dat de hulpverlener zich daardoor niet laat ontmoedigen of afschrikken. Ouders hebben tijd en hulp nodig om hun problemen bespreekbaar te maken. Soms zijn meerdere gesprekken nodig vooraleer de ouders tot samenwerking bereid zijn.
Erkenning van de mishandeling of het seksuele misbruik; het nemen van verantwoordelijkheid door beide ouders Eén van de doelstellingen van de hulpverlening bij kindermishandeling is het geheim bespreekbaar maken. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de pleger de mishandeling of het misbruik toegeeft en ook de verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt. Daarnaast wordt de mishandeling of het misbruik beschouwd als een probleem van het hele gezin. Eén van de belangrijkste kenmerken van mishandelende gezinnen is dat alle gezinsleden - om de gezinsband te handhaven - samenspannen om het gezinsgeheim te verdoezelen of te ontkennen. Het VKA probeert de gezinsleden toch zover te krijgen dat ze het misbruik en de andere wantoestanden in het gezin erkennen en gaan samenwerken om daar verandering in te brengen. Toegeven dat er iets fout is gelopen is op zich niet voldoende. De prognose m.b.t. behandelbaarheid van het gezin valt grotendeels af te leiden uit het al dan niet opnemen van de verantwoordelijkheid door beide ouders. Ouders voelen zich vaak niet opgewassen tegen de taak om hun kind grenzen, structuur en
81
hoofdstuk 12: hulpverlening
veiligheid te bieden. Door middel van gesprekken tracht het VKA de ouders te stimuleren hun problemen en moeilijkheden te onderkennen en hen te motiveren hulp te aanvaarden.
Meervoudige partijdigheid In veel gezinnen waar kindermishandeling of seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, zijn de grenzen tussen de generaties diffuus geworden. Het uitgangspunt van het meersporenbeleid is dat elk gezinslid behoefte heeft aan aandacht, erkenning en ondersteuning. Door vader, moeder en kind ook individueel te benaderen, met elk een eigen hulpverlener, worden er grenzen getrokken rond iedere persoon en binnen die grenzen is er ruimte om een eigen identiteit te ontplooien. De grenzen tussen volwassenen en kinderen zijn hierbij essentieel. De hulpverlener kiest niet voor één partij tegen de anderen, maar tracht ieder gezinslid in zijn waarde te laten. Elk gezinslid krijgt de kans om zijn verhaal te vertellen. De werkelijkheid van het gezin is het geheel van deze (soms tegenstrijdige) verhalen. Men spreekt in dit verband van 'meervoudige partijdigheid'. Dat betekent: partijdig met iedereen, tegen niemand. Het tempo van de contacten tussen de partijen onderling, tussen moeder en kind, tussen slachtoffer en broers/zussen, tussen vader en kind of met het hele gezin, wordt bepaald door het verwerkingsproces van het slachtoffer.
Aanklampende zorg en kansen op herstel Het zorgaanbod dat ontstaat, heeft meer kans als het gedragen kan worden door het ganse systeem. Daarom besteed het VKA ruime aandacht aan het ganse systeem waar het slachtoffer deel van uitmaakt. Het is de bedoeling om zowel het slachtoffer als het systeem te versterken zodat er voldoende ruimte kan gecreëerd worden om de ontwikkelingskansen van de kinderen te vrijwaren. Er wordt gekeken welke mogelijkheden voor individueel en relationeel herstel aanwezig zijn. Daarnaast wordt alles in het werk gesteld om de inspanningen van het VKA-team te coördineren met die van de andere hulpverlenende instanties die samen het sociale netwerk rond het gezin vormen.
Afsluiten van de crisisinterventie en doorverwijzing De duur van de crisisinterventie kan variëren van een eenmalig gesprek tot enkele maanden of langer. Een verder hulpaanbod in de reguliere hulpverlening wordt in samenspraak met kind en ouders uitgewerkt. Als de ouders met het voorgestelde hulpaanbod akkoord gaan, kan hieraan een vaste grondslag worden gegeven door middel van een hulpverleningsovereenkomst. Dit behandelingsplan is soms een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder(s), eventueel de jongere, en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. In dit contract kunnen afspraken gemaakt worden over de verblijfplaats van het kind of van de dader, over de hulpverlenende instanties bij wie ze terecht kunnen, over de duur en de frequentie van de gesprekken, en zo meer. Na verloop van een afgesproken periode volgt een evaluatie met alle betrokkenen om de hulpverleningsovereenkomst eventueel te herzien, bij te stellen of te beëindigen.
82
hoofdstuk 12: hulpverlening
12.3.5. Het benoemen van een ongerustheid
Soms wordt het VKA op de hoogte gebracht van een vermoeden waarbij het moeilijk is om de situatie te objectiveren en er toch de nodige ongerustheid bestaat. In overleg met de melder kan het VKA dan beslissen om de ongerustheid te bespreken met de ouders. Soms is de melder aanwezig bij dit gesprek met de ouders. Een voorwaarde voor het benoemen van een ongerustheid is wel dat het kind daardoor niet extra onder druk komt te staan en ouders voldoende ruimte kunnen geven om de situatie verder uit te klaren. Het VKA bespreekt in dat gesprek met de ouders hoe er kan samengewerkt worden om tot een duidelijke diagnose te komen. Indien nodig kan een verder hulpaanbod geformuleerd en gezocht worden. Verdere opvolging van de ongerustheid wordt dan afgesproken. Soms is er, na het benoemen van een ongerustheid, een dringende interventie nodig. In 5.3.4. zijn daarvan de krachtlijnen beschreven.
(Meer uitleg over de werkwijze van het VKA vindt U in een brochure die U op onze website kunt raadplegen.)
83
hoofdstuk 12: hulpverlening
84
hoofdstuk 13: kwaliteitszorg
HOOFDSTUK 13: KWALITEITSZORG ____________________________________
In 1997 werd door de Vlaamse Regering het decreet betreffende kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen goedgekeurd. Elke welzijnsvoorziening moet de kwaliteit van haar zorgaanbod continue bevragen, een kwaliteitshandboek (kwaliteitsbeleid en kwaliteitssysteem) maken en een kwaliteitsplanning opstellen. Er dient voortdurend aan de kwaliteit van het zorgaanbod gewerkt te worden op basis van sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen. Dit decreet geldt uiteraard ook voor de zes Vertrouwenscentra Kindermishandeling. In 2002 is een apart ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de Vertrouwenscentra Kindermishandeling verschenen. Tegen eind 2004 werd het kwaliteitshandboek van het VKA uitgewerkt en aan de praktijk getoetst. Dit jaar evalueerden we het kwaliteitsbeleid voor een zevende maal en waar nodig werd het handboek aangepast. Er is geopteerd om het hele centrum te betrekken bij dit proces. Er is een stuurgroep op het VKA actief die een eerste analyse maakt en die tevens thema's voorbereidt voor het ganse team. Deze stuurgroep kwam in 2012 4 maal samen. Er werd een interne studiedag voor heel het team georganiseerd, waarbij het kwaliteitsdenken centraal stond. De kernprocessen van onze werking werden geëvalueerd en waar nodig werden aanpassingen aangebracht. Als verbeterproject werd er dit jaar oa. inhoudelijk gewerkt rond de aanpak van minderjarige daders binnen een VK-context. Dit resulteerde ook in een gezamenlijk vormingsmoment met de 6 Vertrouwenscentra. Daarnaast werd er ook een nieuw handelingsplan voor cliënten uitgewerkt. Vanaf 1 januari 2013 zal dit formulier voor nieuwe aanmeldingen worden gebruikt bij intern overleg. We willen hiermee het proces van (de hulpverlening aan) het gezin duidelijker in kaart brengen. Er is ook meer aandacht voor het bepalen van de risicofactoren en protectieve factoren tav het kind, alsook de gezinsdynamiek. Het handelingsplan zal in de loop van 2013 worden geëvalueerd. Voor de zesde maal werden er ook functionering – en evaluatiegesprekken voor alle medewerkers georganiseerd. De functioneringsgesprekken vinden jaarlijks plaats. De doelstelling is dat elke medewerker met zijn respectievelijke leidinggevende reflecteert en afspraken maakt over o.a. taakinhoud, relatie tot de cliënt, samenwerking in het team, werkhouding enz. Er wordt ook stilgestaan bij de lichamelijke en psychische effecten van het werk op het VKA.
Bij het begin van 2013 wordt er met het ganse team een evaluatie gemaakt van de klachten van 2012. In 2012 werd er slechts 1 officiële klacht geregistreerd. Er wordt dan ook stil gestaan bij de verbeterprojecten voor 2013. De opmerkingen worden nadien door de stuurgroep verder verwerkt met als doel een kwaliteitsplanning voor 2013 op te maken.
- 85 -
hoofdstuk 13: kwaliteitszorg
- 86 -
hoofdstuk 14: webiste
HOOFDSTUK 14: WEBSITE _________________________
14.1. www.kindermishandeling.be Samen met Kind en Gezin werd er een website voor de 6 VK ontwikkeld. Kind en Gezin maakte deze website financieel mogelijk en zorgde voor de professionele omkadering. In januari 2005 werd de website officieel voorgesteld in aanwezigheid van Minister Vervotte. Het nieuwe logo, een poppetje met enkele scheurtjes werd via de website geïntroduceerd. Op de intro pagina van de website zijn deze ‘gekwetste’ figuurtjes verbonden met andere poppetjes. Zo wordt ook de verbondenheid beklemtoond. Deze website heeft een aparte inhoud voor kinderen, jongeren en volwassenen. Een werkgroep van VK medewerkers van Vlaanderen beheert deze website. De werkgroep heeft de ambitie om de website meer en meer een interactiever karakter te geven.
14.2. www.vkantwerpen.be Kinderen en jongeren zijn de laatste jaren heel erg vertrouwd geraakt met de computer en het internet. Vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen (VKA) wilden we dit interessant communicatiemiddel in onze werking integreren. Dit past in een streven om het laagdrempelige karakter van de werking uit te bouwen. Verder verhoogt dit onze bereikbaarheid. Het resultaat is een gebruiksvriendelijke website geworden met specifieke items voor kinderen en jongeren. Je kunt hem bezoeken op www.vkantwerpen.be. Op deze manier is informatie over onze werking 24 uur op 24 uur toegankelijk.
In de eerste plaats is deze website ontworpen met in het achterhoofd kinderen en jongeren als gebruikers. Het VKA wil aan hen enerzijds onze werking kenbaar maken, anderzijds hen wegwijs maken hoe ze in een situatie van kindermishandeling kunnen handelen. Kinderen die zelf het slachtoffer zijn, vinden op een eenvoudige en kindvriendelijke manier informatie over tal van aspecten zoals wat kindermishandeling juist inhoudt, hoe ze in de knoop geraken met hun gevoelens, hoe ze anderen in vertrouwen kunnen nemen e.d. Via foto’s van zowel de buitenkant als het interieur van het gebouw wordt er al een zekere drempel overwonnen. Kinderen die hier de eerste keer komen, herkennen al ruimtes die ze op de website gezien hebben. Ook de antennediensten worden daarbij in beeld gebracht. Hulpverleners of niet-professionelen die kinderen voorbereiden op een gesprek hier kunnen met hen al virtueel een kijkje nemen in het centrum. In 2009 zijn er nieuwe, mooie breedbeeld foto’s aan toegevoegd. In de tweede plaats is de website ook interessant voor volwassenen. Ook zij zitten vaak met vragen over de werking van het VKA en of het nuttig is om op onze dienst beroep te doen. Je vindt er gegevens terug over inhoudelijke methodieken die in het VKA worden gebruikt, alsook cijfers over de meldingen van het afgelopen jaar. Verder zijn er vaak studenten die nood hebben aan basisinformatie. Op deze manier kunnen zij vlot aan de nodige informatie geraken. Ook het jaarverslag is op de website terug te vinden. Daarnaast wordt er een uitgebreide literatuurlijst over kindermishandeling voorgelegd, alsook een hele lijst met links naar andere websites.
- 87 -
hoofdstuk 14: webiste
Het is de ambitie om deze website regelmatig te actualiseren en nieuwe informatie toe te voegen. Dit jaarverslag vindt U alvast in een uitvoerige versie terug via de website. Studiedagen, congressen, vacatures en ander actuele nieuws wordt ook via de website verspreid. Verder wordt er informatie gegeven over de manieren waarop de mensen onze organisatie kunnen sponsoren. We konden deze website laten ontwerpen dankzij de financiële middelen van de Humanitasprijs van de Provincie Antwerpen, die het VKA in 2005 in de wacht sleepte. Er is een teller geplaatst op de website die onder meer het aantal bezoekers weergeeft die de website bezoeken. In 2012 is de website bezocht door 21.735 bezoekers (2008: 16.403 / 2009:17.946 / 2010: 20.363 / 2011 : 21.251). Dit wil zeggen dat onze site 60 keer per dag bezocht wordt! De website is dus ondertussen goed bekend geworden is en mensen gaan er gericht op zoek naar de informatie. Mogelijks verklaart dit ook dat mensen die contact opnemen met het VKA al vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden van het centrum. Het aantal gemelde problematieken die niet voor het VKA bestemd zijn is immers door de jaren erg klein geworden.
- 88 -
dankwoord
DANKWOORD Onze dank gaat uit naar: - De leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen.
- Kind en Gezin
- Het Provinciebestuur van Antwerpen
- De Universiteit Antwerpen
- Het O.C.M.W. Antwerpen
- De O.C.M.W.’s en gemeentes van het arrondissement Mechelen
- De Stad Mechelen
- Welzijnszorg Kempen
- De vzw Kind in Nood Kempen en de vzw Steuncomité Vertrouwenscentrum Antenne Mechelen
Achter deze organisatienamen gaan gedreven mensen schuil.
- Verder zijn er elk jaar organisaties en privépersonen die onze werking financieel ondersteunen. De financiële bijdrage stelt het VKA in staat om essentiële aankopen te doen die onze werking optimaliseren. Tegelijkertijd is het echter ook een morele ondersteuning van het VKA. Deze mensen en organisaties drukken op die manier hun waardering voor onze werking uit. Het stimuleert de teamleden om zich te blijven inspannen om de hulp voor mishandelde kinderen en hun gezinnen verder blijvend te verbeteren. - We willen alvast enkele uitzonderlijke initiatieven kort vermelden zonder afbreuk te doen aan alle andere milde schenkers: - De kinderen van de ruiterij St-Jorisvrienden uit Weelde hebben zich weer eens ingezet ten voordele van onze dienst in Turnhout. Jaarlijks nemen zij het initiatief om de opbrengst van het ponyrijden aan ons centrum over te maken. - De grote Fancy Fair organiseerde evenementen waarbij de opbrengst ook als steun aan het VKA werd overgemaakt. Wij danken hen voor hun enthousiaste en volhardende jaarlijkse steun. - Met de steun van Cera konden we overgaan tot de aankoop van een Smartboard.
- 89 -
dankwoord
- 90 -
Antwerpen Prof. Claraplein 1 2018 Antwerpen 03- 230 41 90
[email protected]
Mechelen Maurits Sabbestraat 119 2800 Mechelen 015- 20 21 31
[email protected] www.vkantwerpen.be
Turnhout Koningin Astridlaan 54 2300 Turnhout 014- 42 22 03
[email protected]