Draaijer, Willem (1925), Beroepsnamen voorkomende in de Cameraars Rekeningen van Deventer (13371393) -niet in druk verschenenIn schrift met bruin kaft, Papier, ca. 100 p, 221x156 mm Bevat los inliggend aanbiedingsbrief van de auteur Digitale fotos van gemaakt in de Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer door Bertus Brokamp op 26 – 05 – 2005. Digitale fotos in digitale tekst omgezet door Bertus Brokamp op 26--30 – 05 – 2005 : Draaijer - Beroepsnamen voorkomende in de C. R. van Deventer (1337-1393).doc
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Leiden 12 Januari 1925 Weled Gestr. Heer, Hierbij zend ik u een afschrift van een stukje, dat niet in druk verscheen, maar dat ik beschouw als een vervolg op mijn studie over de eigennamen voorkomende in de C. R. En dat indertijd werd geplaatst in xxxvi-12 van het Tijdschrift v. Ned. T. & L. der Leidsche Maatschappij. Ik dacht dat Ge ’t misschien wel eens zoudt willen doorbladeren. Mag ik u verzoeken, het daarna ter hand te stellen aan den Heer Bibliothecaris, met verzoek het te leggen in het overdrukje van bovengenoemde studie dat ik hem zond voor de Athen. Bibliotheek. U bij voorbaat dankzeggende, blijf ik met hoogachting Uw dw. dr. W. Draaijer
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Beroepsnamen voorkomende in de C. R. van Deventer van 1337-1393
Beroepsnamen
Veertiendeeeuwsche Beroepsnamen Veel van de persoonsnamen, die in de Cameraars Rekeningen van Deventer gedurende de 14e eeuw voorkomen, zijn aan beroepen ontleend. Het is evenwel niet altijd mogelijk uit te maken, of de drager van zulk een naam zelf het genoemde vak uitoefende, dan wel of die naam reeds een vaste familienaam was geworden. Toch mogen we, dunkt me, uit het bestaan van dergelijke persoonsnamen opmaken, dat genoemde vakken in dien tijd of vroeger in Deventer voorkwamen. Zelfs wanneer de beroepsnaam door een
bepalend lidwoord wordt voorafgegaan, mogen we nog niet altijd besluiten, dat we met iemand te doen hebben, die het beroep werkelijk uitoefende. Uit een taalkundig oogpunt beschouwd, is op te merken, dat voor veel bedrijven nog meer dan één naam gebruikt werd; één er van zal in den strijd om ‘t bestaan dier vormen later in den regel de overhand krijgen of de alleen gebruikte worden. Ook blijkt uit de rekeningen, dat er in de 14e eeuw in Deventer heel wat beroepsnamen bestonden, die nu, als zoodanig verdwenen zijn, doch die vaak nog als persoonsnamen voortleven. Men denke b.v. aan: potgieter, tichelaar, schroeder, klumper, gruiter, schutte, koer. In de volgende bladzijden zal ik de beroepsnamen, die in de 14e eeuwsche C. R. van Deventer voorkomen (een kleinde driehonderd), in alphabetische orde geven. Men zal zien dat de dragers van een bepaalden beroepsnaam van tijd tot tijd andere betrekkingen vervulden, waaruit we mogen opmaken, dat hun hoofdbezigheid niet al hun tijd vorderde, alsook, dat ik het woord beroep in zeer ruimen zin heb opgevat. De bewijsplaatsen heb ik i.d.r. genomen uit de in ’t Nederlandsch gestelde rekeningen (sedert 1361). Zoveel mogelijk zijn zulke gekozen, die de beteekenis van den naam of den aard van het beroep ophelderen, of die om enkele daarin gebruikte woorden of om eenige andere reden mij van belang voorkwamen. Daar de in druk verschenen rekeningen maar van 1337-1393 loopen, heb ik het niet nodig geacht achter elke aanhaling het jaartal te plaatsen; alleen vermeld ik het deel en de blz. Veel beroepsnamen komen alleen voor in lijsten of in posten, waar personen in een andere bediening dan hun naam aanwijst, vermeld worden; zoodat het niet altijd mogelijk is ophelderende aanhalingen te geven en we ons vaak moeten beperken tot de bloote vermelding van den naam. Waar ik het noodig oordeelde, heb ik de beteekenis en soms ook den meervoudsvorm gegeven. Een enkele maal gaf ik in plaats van den beroepsnaam de omschrijving ervan. _____________________
Abteyker Advocaat
Amptman
Angeheler
Apotheker ... an meyster Gheride a. 3a 493. Meyster Johanne van Sleen der stad a. vor sine pensie ........ iiij pond. Meyster Joh. v. Sleen canonic tsente Petri t Utrecht der stad a. 3b 255. M. – luden Schout ... dat sie over jaer met Wolter Machorijs den a. ghereden hadden up die lantweren als sie die besaghen ende dat men die graven soelde ... 6 – 84. (“Het bestier van dat (H.G.) Gasthuis werd in het jaar 1283 door de magistraat opgedragen aan twee burgers onder den naam Offiscales Hospitales, thans Provisoren genoemt, denwelken men naderhant des huese Priester toevoegde tot eenen Amtman, naderhand Rector geheten.” Dumbar I 473) Hengelaar ? Henniken die A., Henrico dicto Angeler, HenricoyA. I-104, 122.
Appelman Armborstierre
Henrico A. II 113. Boogschutter. Meyster Willam den a. vor vije volmakedes schotes 3b 158. Meyster Johan der stad a. ende vor dat hi der vuerclocke verwaert 4 – 238. (“der stad schot” werd ingesmeerd met “talch” 6 – 211)
B Baertscherre
Baghine Backer Barbier Basselieres
Bedeler Beldensnyder Berchmaker Bidster Byerdreghester Billeman
Bode
Bodel
Barbier. Hugen den B. van der zelver wachte ... 3b 52. Item van eynen peerde dat die prioer ghereden hadde tot Munster als van des b.s meghen ... 3a 26. ... den b.n in den convente 3a 34. Becker, Bec. Van Henniken Alberts knecht des backers. 3a 43. Johan Becker de Dozeburgh I. 253. Johan Bec. 2 – 362. Johannis B.s 2 – 166. Item Johanne Platemaker so cero B.s. 2 – 444. Mv – s (Joassim) Scholieren (zeker de meergevorderden) Wij ontmoeten ze bij de vertooning van het Bisschopspel, bij maaltijden op ’t stadhuis op “wisseldach”, op vastenavond enz. Het woord beteekent: jong edelman (niet-ridder) en ook cand. can. recht. Bedelaer. Bidder ? ... Van eynen boghen (woning in den stadsmuur) bi Wolter den B. 3a 201. Beeldhouwer ... Everde die b. die onse stad enen tafle te zamen ghelimet hadde 5 - 13. Barchmaker. 3a 102. 2 – 426. .... doe Lyse die B. die stad verzwoer ..... 3b 228. Bierdraagster 3b 309. Die molensteenen scherpt. ... die beneden Wije to B.s hues ghevaren waren, daer sie dat ghewant weder haelden dat den coepluden van Maeseyc ghenomen was 4 – 132. Alberte Rueel ende Heynen ton Over do sy voert ontfanghen worden tot der stad boden. 3a 316. Ruele ende Henric der stad b. do sy vor der processien hadden ghegangen ... 3a 264. Vor ene rode mit silver beslaghen die Engelbert Schutte onser stad b. plecht te draghen vor zilver ende meysterloen ... 6 – 266. ..... der stad b. do sy der stad tyns inghenommen hadden tot hovescheijden .... 3a 286.... des heren bode van Culenborch die der stad eynen breef brochte ..... 3a 17. Des hertoghen bode van Ghelren die der stad die par conyne van den Rosendale brochte .... 3a 554. (Die Eet, den die lopende Boden doen sullen. Dumbar I – 162) Beul .... die tot Campen ghelopen was an die scepen omme horen bodel die eynen man dat hove af zolde houen .... 3a 547 (Hij kreeg als loon iij pond 5 s. Voor zijn handschoenen xv d., Voor zijn knecht en hun vertering gedurende vier dagen 36 s.)
Bodiker Bollart Boemhouwer Borduerwijrcker Boterman Bottelier Bouluden
Bouzater
Brammelman Breder Breefdragher (Brinkgraef)
Broeteter Broetmegher Brouwer Bunghener Burgher
Burghermeesters
Kuiper. Gerrits sone B. 3a 204. (ook: Bedeker en Beteker 1 – 171, 178.) Gerechtsbode, beul. Albertus B. 1 – 8. Item Bollard de fragenti lateres et tegulas de doms civitates pro labore. ... 1 – 321. Henric B. 6 – 137. Dyric B. 3a 528. 3a 39. B.s wijf van der stad schure. ... 3b 442. .... myns heren botteliers van Ghelren ende sinen porteners ... 3b 250. Landbouwers. B. die up den Mersche hadden die dijstels ghemeyt.... 3a 172. ... daer sie besaghen die weyde daer die b. hore peerde in slaen soelde .... 3b 25. Dem b. bi onser scepen ghehiete vor dat sie over jaer zant ghevuert hadden ter nyer straten ... 7 – 89. (Belangende het Bowvolck und die Vehemegde, sullen die selvige gespisegett worden als thott noch to gebruiklicken. Dumbar I 477). Landbouwer ? .... omme te versiene war die b. hore peerde weyden solden .... 3b 174. Den b.s die den dijstel ghemeyet hadden up de Mersche ... 3b 178. Brummelman. 2 – 27, 1 – 332. Die braambessen (Dev. brummels) verzamelt? Breier, vlechter. Lubbert die b. 7 – 309. Henniken den b. do hi ontfangen waert der stad messelgier. Eynen knecht die Ghenikens brieve droech ... 3a 11. (De Brink wierdt in het jaer 1392 met keysteenen bestraet, wanneer men ook de zorg daarover aanbeval eenen daer toe verordenden manne, den naam van B. voerende D. I – 15.) Kostganger, bediende die bij iemand in den kost is. Vr. – sche. Des b.s sijt wijf. Des B.schen man. 3a 256. 3b 373. Item Marquarde van brode te meghen 3a 68. Peter die b. 4 – 318. Peter hoppenbrouwer 5 – 90. Trommelslager ... meyster Clawes onser stad piper ende sinen ghesellen ende enen b. 6 – 184. Borgher. Mv. burgher, burghers, borghers, borgheren …. Daer onse stad mede claghede over Dyrike van Keppel dat hi onser stad burgher als Hensen den scroder syn guet ghenomen hadde 5 – 192. B.s indertijd Inl. XI. Bi der scepen ghehieten die Herbert ende Coenraet van Oekenbroke des manendaghes na Pinkster do sy burghermeysters hadden gheweest, vorleghet hadden do die scepen te zamen hadden gegheten 3a 486. Zie ook. maandschepenen.
C Cyrorgus
Cyrorigus, Cyerorgus, Cyerrorgus, Cyrorgicus. Meyster Joh. die Crudener die jonchere van der Marcke meyster Godiken die wondenbinder, meyster Dyric cyrorgus en .... vor lude die sie
verbunden hadden die vor den huyse ton Voerde ghewundet weren. 4 – 142. ... meyster Godikine den cyrorgicus van Fayen weghen den hi sine vote hadde verbonden .... 3a 393. Godiken wordt dus eerst wondenbinder en later cyrorgicus genoemd. In 4 – 364 staan onder elkaar: onser stad abteyker, onser stad cyrorgikus en onser stad medicus. De twee laatste ambten zijn dus niet gelijk. Zie ook bij: medicus. Zie voor andere spellingen: Inl. LXVI.
D Decker Dycgreve
Dobbelmeyster Dosemaker Douslagher Dregher
Dreyer
Dunnevangher
Wolter die d. 4 – 90. Gelys van Arnhem vor teeringhe ende peerdehure die mit den d. ende heemraet die dycschouwe in Zallant hadden helpen raden. 6 – 172. ...... Arende van Dure d. mit sinen ghesellen 3 – 267. (2 schepenen) die over jaer d.s hebben gheweest 5 – 271. Johan D. 3a 147. ? 3a 39 e.a. Drager. Den d.s die calch hude ende ander ryesschap hadden upghedraghen 3a 177. Hertghen den Dregher die eyn deel donrebussen van der stad hues up die Noerdenberghepoerte ghedregen hadde ende eyn deel holtes up der stad hues gecloverd hadde ende up den zolre ghedreghen hadde ... 3b 419. Dreygher. Zeijgher den D. die an gene sijt der Ysel mit sinen schepe in der nacht hadde gheleghen ende wachte onses heren van Utrecht 3a 119. ? Berende den d. vor dat hi enen onser stad vaer die up der weyde ghestorven was uyten velle ghestoten hadden ende voert in die Ysel brachte 6 – 145.
E Enghierde
Engheerde. Wachter op den Enk 1 – 149, 150. 2 – 167, zov., enz.
G Ghaerdener (Gasthuis nonnen
Gheralde
Tuinman. 6 -205 oft Bagijnen in het Geerten Gasthuis. Naam van 12 geestelijken zusters, die de zieken in het gasthuis zouden oppassen (sedert het midden der 14e eeuw) Dumbar I 472. Heraut. Eynen piper der stad g. ij ellen roet menghedes ende .... 3b 293.
Ghesel
Ghiternierre
Glasemaker
Glavimaker Goltsmid
Gortemaker Grever
Gruter Gruijtmeyster
Gude lude
Mv – len. o.a. gildebroeders, schepenen, gravers, e.a. ... onser stad g. 7 – 148. Gheniken Ode (schepenen) ende ander onse g. die gheweest hadden bi onsen heren van Utrecht ... 3a 16. Gitaarspeler. Meyster Henrike den blinden, eynen g. 3a 624. Meyster Henrike den blinden ende sinen wive ende meyster Willam mit der ghyternen .... 3a 452. Meyster Johan G. van eynen glasvinster dat hi makede an eyn vinster up der stad middelste hues .... 3a 282. .... Meyster Dyric die g. vor dat hi onser stad glasvinstere vor in den hues achter in den cameren vernyet ende int nye loet gheslaghen hadde ... 6 – 176. Johan den g. die die baner malede .... 3a 137. Maker van lansen en speren. 3a 147. Gen. – smedes. Reyner den g. vor der stad teyken yser te vorgraven 3a 440. ... Philippes wijf des goltsmedes omme dat sy der stad zilverne coppe ghebrunyert hadde .... 3a 538. Philippes den g. omme x loet zilvers daer hi die twe roeden mede besloegh die onser stad boden draghen. 3a 485. Meyster Reyner den g. vor dat hi over iaer den boden der stad gheelt besien hadde 3a 631. (Gout- en zilversmeden Gilde: Het welke volgens oude Antekeningen in het midden der veertiende eeuw zoude verordent zijn. Dumbar) Gurtemaker. Vr. Gurtemakester. 3b 312, 4 – 194. Gordelmaker Herman G. 6 – 342. Graver. Mv. – s. ... do sy den vrede saghen ende die g. satten 3a 57. ... do dy mit spiete overdroghen van eynen graven te graven 3a 264. Later is spiet “onser stad graver meyster” 5 – 251. Peter den g. zelf vierde ghesellen die in den borchgraven dat ruet uyt ghezuvert hadden ... 6 – 115. Vier g. die in den graven ..... ghestycket ende ..... schamplione (vormen. modellen) gegraven hadden daer onse ghemeynte na graven soelde 7 – 243. 1 – 31. 35. Gruyter. Herman den G. van repen ghegeven to der buerclocken 3a 29. Herman den g. van c. Vloghelen. Beheerders van het gruithuis (schepenen). Grutmeyster. Gerardo Winikens et Wernero Wacker magistris fermenti 3a 35. (Deze latynsche post staat tusschen de Hollandsche) ....... van der stad pensie van der gruyt bi Wickbolde van Rysen ende Hendrike Arendes sone g.s. Aanzienlijke burgers (b.v. schepenen) do sy up der stad huys mitten g. l. van den lande ghededinget hadden ... 3a 322. ... vor wijn den die Cemeners senden van der stad weghen scepenen ende raet ende der stad knechten ende anders g. l. 3a 560. Zie ook bij: Knecht.
H Haermaker Halsbreker
Heemraet
Helmslagher Hierd
Hirt Hokester Hoefslagher
Hoenrevangher
Hoyer Holthouwer Holtsnyder
Hoefthere
Hoppenbrouwer Hoppenmeysters
Haarwerker. 3a 85. Halshouwer, Halshugger. Beul. Bernardus H. 2 – 228. Van iij zeelen ende een paer hanscoen die die h. hadde doe men (die) molners groef. ... 3b 301. Dyrike die der stad h. wesen soelde ..... 3a 618. Mv. Heemraders en Heemraets. Die met den h. ghereden waren tot Olst ... 3b 83. ... die mit den h. ghereden waren tot Raenden do sie die schouwe ghereden waren .... 3b 326. Helmsmid. Reyniken die h. 5 – 399. Wachter. Mv. en Gen. – en. Hessel den h. en Gheride den h. die bi daghe in den winter die wijl dat die Ysel in den groten vurste beleghet was dat holt verwaerden 3a 288 .... den voer twe schoelden rijs ..... ende vor vijf schoelden cleys .... die sy brochten up die Welle .... 3a 444 ... dat sy der stad h. te wesen ende der stad heercogghe te verwaeren .... 3b 19. Arende den h. vor twe remen in in die wachter schute 3b 411. Ludiken die h. 4 – 3. Everde die hyrt die up den cuerhuus bi der ziekenhuys over jaer hadde ghecuert ... 5 – 341. Huikmaakster. Hase H. vendenti pignera civitatis ... 2 – 189. Hoefsmid. Heeft meyster Gosen die h. der stad gherekent van peerde te beslane binnen desen iaere ... 3a 235 ... mit Henrike dien nyen h. daer si mede dedinghen dat hi hier mit ons soelde comen wonen ... 7 – 6. Meyster Henric onser stad h. vor 4 ellen der zelven ghewants daer hi sinen roc af hadde maken ... 7 – 388. Zie ook: Smid. .... ende Lamberte den H. van der selver wachte .... 3a 126. Lamberte den h. die ghelopen was ton Arkelsteyn ende tot Holten ende besach die graft die die bisscops doet graven .... 3a 430. Lamberte den H. vor daer over jaer den ronneboem bi der zieken hues hadde ghewaert ... 3a 576. Dyric die H. 3a 590. Rother die .... (e.a.) die twe daghe den doern uppen Mersche gheweyet hadden .... 3b 274. holtzagher, zagher. Zekere Odewyn wordt in 3b 12, 446 en 357 beurtelings met elk der drie namen genoemd. Alberte den Holtsnyder ende ..... die drie nachte ghemaket hadden up den dyke bi den Meyers mole vor dat water .... 3a 557. Zie ook: sagher. Hoofdman, aanvoerder .... an onsen heren van Utrecht .... van hem te weten oft hi onser burgher h. wesen woelde die die Ottensteenschen nedertreden 7 – 162. Dictus h. 2 – 221. Zie: Brouwer. .... die sie hem over iaer hebben ghegheven van den hoppenbiere .... 3b 437 .... die over jaer hoppenbyers meysters gheweest hebben ...... 6 – 3.
Huker Hurenjagher
Huikmaker ? Meyster Willam die h. die onser stad armborstierre hadde gheweest .... 4 – 83. Huurkoetsier. Heyniken die h. vor syn peerd te huren dat Johan Ummen tot Utrecht reet van onser stad weghen .... 7 – 149.
J Joncvrouw
U. d. z. d. (vastenavond) den j. en van onser stad bi onser scepen ghehiete te volleste tot hoere maaltyt 7 – 85. ... den j. en tot horen spele 3a 452. Tween j.en die een schulderte (schoudertasch?) makeden daer Roelf die Piper dat ghelt te Romen inne draech vor liewant ende arbeit .... 3b 193.
K Kaerman Kalenberner Kannemaker
Cantart Kanwersijn Cappelaen Karvener Catridder
Kersemaker Cemener
Kercheer Kercmeyster
Carreman. Lambert den c. die den stoer tot Nijmegen vuerde ... 5 – 395. Lambert mitter karen 3b. Kolenbrander. Arende den k. Over 11 ½ maende holtkalen te berninghen tot onser stad behoef .... 6 – 106. Kannenghyter. Tinnengieter. .... meyster Gheride die k. vor onser stad hoern te vermaken daer Heyne die duvel mede plecht te blasene up Keppelretoern 6 – 149. In dl. 1 komt voor: Gerardus dictus Kannenghyter en Gerardus Kannenmaker. ? Ja C. I – 4. Kauwersijn ? Wisselaar 3a 535. der stad van Deventer 3a 135. Heren Peter van Vurden c.d.s.v.D. vj elle ghewaendes 3a 521. Corvener, Coervener. Mandenmaker. 3a 146, 207, 370. ? … bi onser scepen gehiete den c. .. 7 – 35. “Der im Kampfe mit Katzen zum Ritter wird, dann Klopffechter der zür Schau mit Thieren kämpft: überhaupt Marktgaukler (Lübben). Karsenmaker, Kerssemaker. 2 – 170, 229. Cemerer, Cemer. Kameraar. ... do die c. den scepenen hadden gherekent ... 3a 25. ... vor den wijn den die c. vorsanden der stad vryenden boven den wijn den die Telres afspreken ... 3a 621. .... van den maten die sie (die c.s) ykeden ende ghebrant hebben mitten stad braende. Kerkheer, pastoor. Van heren Peter Vaet onsen Kercheren die hem in de bijcht ghedaen wesen ... 6 – 232. Kerckemeyster. Kerkvoogd. Van .... K.s van den Drakenvelder styene ende van den Godelscheyder styene die in den hallen lach die der stad tohoerde 3b. Vor 1 ½ rys legen teghens die K.s ghecost die an onser stad waenthues verdecket worden 5 – 50 ... den K. up den Berghe van holte dat die stad liet nemen van Sente Nicolaus
Keteler
Keuter
Kind Kystemaker Cleric
Clumpener Knape
Knecht
Kohierde
Koggenstuerre Coc
Kercke daer sy die boden af lieten maken ... 3a 138. Den K.s. van der groter kercken in afcurtingen van der schult die onse stad der kecken schuldigh was .... 6 – 159. Ketelmaker. Joh. die K. 3a 312. Van Heynen Bolten peerde die yseren af te brekenne up den Mersch te vurenne doet van Utrecht ghecomen was daert Dydericus K. ghereden hadde .... 3b 24. Kleine boer. Benyken K. van eynre maent di hi up den toern ghecuert hadde 3a 355. Van Heyniken den Keuther van dat hi up den cloctoerne over iaer gheseten hadde ende cuerde 3a 287. .... des Kinder vissche .... die dat water bevaren. Inl. XLIX (De kinderen van de stede waren: dienaren der stad.) Kastemaker. .... an panden verloren die des k.s weren .... den k. van Raelte 6 – 177. Geestelijke, geleerde, schoolmeester, leerling, die lezen of schrijven kan. Meyster Joh. van Sleen (der stad advocaat te Utrecht) ende syn c. die to Dev. Ghecomen waren 3a 518. den clericken tot volleste van hoerre cost van hoeren bisscops spele 3a 339. Den cleriken die dat holt boven upt hues droghen. Den clericken die der stad zaken vorwaert t Utrecht vor den officiael ... 3a 244. Clumper, Clump. Klompenmaker. Lambert c. ... 3a 145. Arend die c. 4. ...Werner Clumper & Werner Clump 3b ... ... Everard knape van den Damme die der stad eynen breef brochte 3a 180. .... tween knapen die .... des heren garven van Voerst afdorscheden .... elkes daghes vj br. (Item wanneer sie (die Schutten) buten liggen soe moghen elke II enen k. hebben, ende dien solen die scepen voeden gelic anderen knechten, Dumbar II 177.) .... op die selve tijt eynen k. die gheweest hadde tot Campen mitter stad brief ... 3a 98. Eynen k. die eyn deel vuerpiles hadde ghemaket vor syn arbeyt ende vor mit leder dat hi daertoe orbarde ... 3a 602. Eyn k. die byte hou up der stad graven in den vorste omme dat die vijssche ademtocht hadden ... 3b 136. ... van eynen k. ghehieten Humming die up den kerchof ghelopen was omme dat hi eynen doetghesteken hadde ...... 3a 227. Den knechten die die tobberoede uyt den toerne steken. Coewachte(r). Koewachter. Dyric den k. ende .... die des nachts in eenre schuten ghewaket hadden up den Ysel ... 5 – 348 ... do die k.s waren 3a 99 ...... van elker coe eynen Vlemesschen groten daer men die coewachte af laende 3a 476. ... ende bezaghen den nyen graven den coehierders ende Kowachters die mit hem ghengen 3b 374. ... di bi den coen wachten 3a 53. Stuurman van de stads heerkogge. Andries k. 4 – 5. Johanne die heren Hendrix knecht van den Damme plach te wesen die daer c. was 3a 135. .... bi C. den schomaker 3a 414. Rode Hennekine die in der kokenen arbeijde ende halp koken ... 3a 135.
Kokenbacker
Coman
Copdreyer Coperslagher
Coster
Creyenschote Cremer
Crimpenmaker Crudener
Cuer
Cuper Cureyt
Vr. Kokenbacster. Lamberte K. ende Johan van Camen do sie horen eet ghedaen hadden dat sie die broetwichte waren solden 7 – 35. Gese k.steren dochter 3b 14. Coepman. ... Ghert Stureman die enen c. uyt Pruysen mit enen scip wijns nederwast gheleydet hadden 5 – 161 Coepman Jordaen 2 – 291 (Comanre of Lakencopers Gilde: opgericht in 1300. Dumbar) Pottebakker. Berende den c. die dat winket van der Zaentpoerten ghewaert hadde ... 3b 390. Coppendreyer. 4 – 78. .... den C. van der stad hoern te verbeteren ... 3a 32. Vriesen den c. voor v punt copers tot der aernen (arend) die up den toerne van der vuerclocken styet ... 3b 337. Heynicken den C. van sine pensien dat hi di clocke luet 3a 234. (als s’avonds de wacht betrokken moest worden) ..... do sij dat peerd hadden ghecost teghens Dyrike den C. ... 3a 537. Kraaienschieter. Johans erfghen. van C. n. 3a 84. Vr. cremester. Kleinhandelaar. Berend den c. up den Pote omme cleyne touwe tot der stad tenthe ... 3a 284 ... dat hi over iaer ghehaelt hadde tot Roelvet hues des c.s LXXVIJ keerden ... 3a 395. Vor eynre huet fansyer (fransijn ?) van Pawel den c. 3a 507. Creden den c. vor vj punt salpeters 3b 418. Krammenmaker ? Arent C. 3a 535. Vr. – sche. Handelaar in specerijen., drogist, apotheker. Meyster Herman den c. van cruyde dat hi rekende dat tot hem ghenomen was over iaer dat hem niet betaelt en was ... 3a 286 ... Meyster Johan die c. voer ghebacken cruyt dat tot hem ghehaelt was ... 4 – 181. die crudenersche 3a 305. Wachter, uitkijk. Benyken den Keuter den c. up den cloctoern vor eynen pels ... 3a 556. Kerstiane van Elscoten die up der Brincpoerten des daghes sit ende cuert 3a 190. ... eynen knecht die vor Beniken up den toerne kuerde 3a 215. Henric ter Molen eyn c. Parochiepriester .... an heren Arende onsen c. alse van zaken die in der stad pleyt droghen ... 3a 429.
L Lanternenmaker Lantmeter Ledermaker Leestemaker Leyendecker
Johannes L. 1 – 276. ... mit enen l. die sie dat lant buten den dyke an den Toghe ghemeten ende geslaghen hadden ... 7 – 200. Looier 2 – 225. Die schoenmakers leesten maakt 1 – 149. Meyster Willam den l. die dat ghat hadde ghemaket an den cloctoern daer die tobberode inne staet ende die vormaket hadde die lodene goten voer an der stad hues ... 3a 181 .... dos sy gheseten hadden met Meyster Wolbert den l. ende met hem
Lesemeyster
Linenslagher Linnenwever Ly(n)wantcoper Loerre Loper
Louwer Luchtemaker
overdroghen dat hi decken zolde dat wachter huysiken up den toerne ... 3a 226. Meyster Willam den l. van dat hi den wederhane up ende af settende ... 3b 233. Onderwijzer in de godgeleerdheid ... die geghaen was ten Bruederen by den l. ende den gwardiaen, daer hi van stad weghen mede te spreken hadde ... 4 – 247. Lynslagher. Lamber l. vor een nye touwe an die vuerclocken ... 7 – 106. Gher Peters sone die l. 4 – 280. 3a 142, 2 – Gosen die l. 3b 312. Volgens Theut. beteekent loerre – ledertouwer. ... dat sy den l. hadden gheproeft ... 3a 25. Heynen van Elst die ghelopen was Denemarcken an den Coning van Denemarcken ende an andere heren .... 3a 247. Looier. Van Lubberts weghen l. 3a 262. Lantaarnmaker. Heyniken die l. die bi nachte in Herman Huesmans hues gheweest hadde .... 5 – 379.
M Maandschepenen
Maghet Makeler Mandemaker Marctmeyster
Medicus
Meyer Meyer
Meykoning
3 – 39 .... 2e rekening van 1361, waar de 12 schepenen 2 aan 2 als m. voorkomen. Dat zij als zoodanig als burgemeesters in der tijd genoemd werden vond ik het eerst in 1365. Inl. XI. Aernt m. up der Heest (de cameraar van 1378) vor dat sie over jaer onser stad taeflaken ende dwalen gewasschen hadden 5 – 159. Tusschenhandelaar. Van Voghelken den m. 3b 168. Vr. – makester. Omme twee maenden den m. 3a 65. Lysabeth m ... 5 – 267. .... den m.s elken vorsz ampte to drincghelde ghegeven ... 4 – 49. Item soe en solen sie ghene vissche zalten anders dan daer hem die m.s verlof toe ghegeven. Inl. 49. ... omme enen meyster die onser stad m. wesen soelde ... 7 – 382. Meyster Jacob onser stad m. vor 6 ellen ghewants vor sine kledinghes ... 7 – 387. De “cyrorgicus” kreeg ook 6 ellen. Zie: cyrorgus. Maaier ... denselven m.s vor eynre maten ... 3a 347. In de vorige post is sprake van “knapen die die rys meyden” Meyger. Pachter, boer. ... alse van onse burgher m.en ende horen gude in Veluen ... 4 – 49 ... den m. van Colmenschaten ende den m. van Durrete ... 3a 108 .... eynen boden tot Colmenschoten an den meyer ghesant dat hi die lude solde waernen ... 3a 381. .... meyster Clawes onser stad m. ende sinen tween kinderen .... 6 – 116. Zie hierover: Bijdr. Gesch. v. Ov. V.
Meyster
Mersc(h)alc
Messeler Messemaker Messelgier
Meysteryel
Minister Moelre Munter Muntemeyster
in allerlei bet. ... do men meyster Gosen hadde ghewonnen tot den dake to tymmeren daer die heercogghe onder licht ... 3a 24. Johan die meyster van der waterpasse 5 – 407. meyster Rembolte die den heercogghe makede ... 3a 75 ... vor vier wijnvate daer m. Stoppezac schot af sneet ende schotes voder (koker) afmakede ... 4 – 318 ... Meyster Karstikine die den Galentien makede ende die passteiden ende die vladen hadden ghebacken ... 3a 452 ... mit eynen m. van den watermolen ... 6 – 41 ... . Willam van den Veen den m. van der vuerclocken 3b 336 .... onser stad m. van der styenbussen ende van der vuerclocken 6 – 234 ... den m. die Sander dat hoeft afsloech voer sijn loen ... 3b 227 ... M. Dyrike van den zweerde die den zelven Godiken onthoefde ende opt rat sette 4 – 211 ... m. Gheride den Groten ... 3a 437 ... mit eynen m. die besien solde in sinen dumen we die dief were ... 3a 624. Tween pipers ende eynen m. suptilen drachten ... 3b 239. Marschalc. Hoefsmid, paardearts. Meyster Henric onser stad m. van peerde beslaghen hadde ... 7 – 87. Meyster Henric die smid onser stad m. die die vier yseren traliën makede van onser stad yser een deel ende een deel syns selves yser die staen vor an onser stad raethuus .... 7 – 100. Zie ook: Smid. Metselaar. Meyster Godikine den m. 3a 249 ... messelers van natymmeringen ... 3a 508. Henrick M. 3a 88. Metselgier, Misselgier. Bode. Henrikine den breefdragher do hi ontfangen waerd der stad m. to drincgheelde ... 3a 264 ... vor die busse te vermaken die Willam m. drecht ... 4 – 164. Mijsstreel. Minnezanger. Eynen m. van des heren bruetloft van Batenborch ... 3a 168 ... do die scepen ende raet die m. van der vedelen die do haer schole (vergadering?) te D. ghehoelden hadden ... 3a 349. Geestelijke bestuurder van een klooster. 4 – 235. Molenaar. Ghisiken M. 3a 142. Van Wittvoet den M. Herman Hoeloghe die m. ... 5 – 398. Vor tweelf zilveren scalen ghecost tot onser stad behoef van Johannes den m.
N Nyebacker Notarius
Nieuwe bakker ? Albert N. 3a 46. a nepote des Nyienbackers ... 1 – 149. Schrijver. Item Herbordo nostro notarius pro parghamento … 1 – 68.
O Olderman
Olyman Olyslagher Oesthouwer
Mv. – mannen, – lude. Hoofdman. … den o. van coepluden ghilde ... 3b 426 ... den o. van den vleyschhouwers do sie horen eed voer den scepenen hadden ghedaen 3b 274. Item wanneer een vierdel van den schutten uytghebodet wort, soe sal die o. van den vierdel daer mede wesen (1392). Dumbar II 177. Oliekoopman. Hugo O. 7 – 339. Henric O. 3a 144. ? Item unum pignus a Lamberts O. … 1 – 146. Mette des O.s wijf 3b 402.
P Pander Pape Parkemunter Pelser Piper Platemaker Plateman Platenslagher Poertener
Poertenwachter Poerteman
Poertier Ponder Potghieter Predeker Prender
Vr. Pandester. Die de panden verkoopt. Gesen p. vor haer loen dat sie over jaer onser stad pande vercoft hadde ... 5 – 209. Priester. Dyrike Ghirsings p. te volleste to synre cost want hi uyter stad in der ziekenhuys varen soelde wonen ... 7 – 304. – mynter, Partmynter, Vr. Parkemynster. Perkamentmaker. 3a 10, 4 – 77, 3a 90. Bewerker van huiden en vachten. Hermanne van Heynvorde den p. 3a 68. Pipener. Pijper. Ludikens den p. 3a 135. Tween p. die mit onser stad uytghetreet waren 3b 73. Maker van harnasplaten. Willam van Schuren die p. 3a 145. Hetzelfde als ’t voorgaande ? ex parte Wilhelmi Plateman II 342. Hetzelfde als ’t voorgaande. Vos P. 4 – 8. Portener. Poortwachter. ... den drien p. ontfanghen worden die poerten te waren ... 3a 217. Essekine den P. die eynen graven upgroef ... 3a 381. Hetz. als ’t voorg. Van den stratengheelde daer men die p.s mede gheloent heft .... 3a 315. Hetz. als ’t voorg. A Theodoricus dicto tot Poerten de porta dicta Zaentpoerte 1 – 45 ... de Theodorico dicto Poerteman de porta dicta Zaentpoerte 1 – 108. Poortwachter. Herman des hartoghen p. van Ghelren ... 3a 562. Schatter. Schoon Egberte p. in Veluen ... 6 – 391. Tinnegieter. Willam P. 4 – 39. ... mit meyster Joh. den p. do di mit hem overdraghen dat hi die vuerclocke ghieten soelde .... 5 – 408. Prediker. a Gerardo P. 2 – 710. Roover ... van zaken die hi onser stad anbrochte alse van den luden die hieten p.s die onser stad gheelt ghenommen hadden daer men Kotertolle mede betaelt soelde hebben ... 5 – 72 ... die ton Arkelsteyn ghereden weren, do die p. daer ghevanghen weren daer men over richten soelde ... 5 – 201.
Prioer
Procurator Provisoer
Kloostervoogd. Van eynen peerde dat die p. ghereden hadde tot Munster ... 3a 210. do si (schepenen) ghesat waren bi den P. als van des baertscherres weghen ... 3a 65. Bewindvoerder ... ende Otten erfghenamen van alen die der stad p. hadde ghewesen vor syn loen ... 3a 524. Herberte den p. van den Hilighen Ghiestes hues tot vollesten to den leyen die men decken zal up dat hues in der Overstraten alse vor den decstyen ... 3a 579.
R Raet
Rademaker Remaker Richter Ryder Rijsmeyer
Rodendregher Rostuyker Ruther
Mv. Raden. (De 12 op 22 Febr. aftredende schepenen verkiezen hun opvolgers en worden ipso jure zelf Raden). Den rade tier tyene waren want die twe ghestorven waren ... 3b 151. In die eere Ghodes ghegheven vor Herberts ziele van Rectem die over jaer uyten rade ghestorven was 7 pond 10 s. ... 6 – 164. Henrike R. 6 – 195. Reemmaker. Riemenmaker. ... van vk ryemen die hi makede vor den heercogghen. 3a 58. ... in Oden maent do Herbert R. was ... 3a 67. Johanna ter Poerten r. vor eens mans kost dien Steynvoert die hant afsloech ... 5 – 86. .... do sy gesproken hadden mit den ghenen die der stad r.s soelden wesen 3a 620. Maaier van het rijshout ... den r.s do sy ghewonnen worden ... 3a 32. Egberte van Hengelo mit drien anderen Knapen die die rijs meyden die men in den herveste up die Welle leghede, die an hem vordinghet worden bi der vymmen te meyen. Den selver meyers vor eynre maten. 3a 347. Roededrager 7 – 88. Paardekooper. Van Boysiken r. vor een teldende zwart peerd dat hi onser stad afcofte ... 6 – 94. Ruiter. ... bi Lamber R. 3a 419.
S en Z Sagher Zadeler Zacdragher
(Salmensnider) Secretaris
…. tween s.s die dat holt sneden. 3a 74. Wessel die z. 3a 367. Clawes die z. 4 – 90. Cl. Zadelmaker 4 – 94. Williken den z. die tot Colme liep .... 3a 485 ... den z.s die gheluet hadden die twe meeste clocken teghen ons heren comst van Utr. do hi yrst in onse stad ghecomen was ... 5 – 196. Vrederiken Vos van der stad salmen te sniden ... 3a 158. Stadsschrijver. In de 14e eeuw had men er maar één. Hij schreef de rekeningen der Cameraars. Inl. XXX.
Schedemaker
Sche(m)melmaker Scepen
Scheper Scheerre
Scerperichter Schymman Schimman Schipheer Schipman
Schipsmede(r)
Scolaster Scolemeyster
Schomaker
Schoteler Schotsnijder Scrassere
Joh. S. 3a 306. Ghesen Gherides wijf scedemakers die over iaer der stad paende vercoft hadde up den marcte ... 3b 429. Gheride S. zelf negende van onsen burgheren die tot Dyepenhem ghelopen hadde van onser stad weghen ... 5 – 410. 3a 202. Lederbereider ? Inl. XCVIII. Welke ambten de schepenen bekleedden zie Inl. XXV ... den oelden scepenen 3a 13. den scepen van Poelstrate 3a 13 ... van eyn holt daer eyne rechtebanc af ghemaket is tot der stad behoef, haer spyse af te richten wanneer die scepen samen eten ... 3a 501. Vor hantscoen ton scepen ende rades behoef ende der stad knechten ... 3a 604. Den scepen dier was zevenne want die vive ghestorven wezen .. 3b 151. Zie Inl. XIII. ... ende den sceper, die des nachts up der Welle ghemaket hadde ... 5 – 348. ... van den scheper den Vleyshouwer ... 3a 39. Barbier. Jacobus dictus die s. 1 – 77. Jacob Scherere ... 1 – 301. Gheride den scherre van kersen di hi ghemaket hadde van der stad onghel 3a 138. Vgl. baertscheerre. Jacob s. 6 – 205. Gemaskerde ? Den S.s tot horen spele (op wisseldag voor schepenen en raad.) Schipman, schipper ? ... ende vor twe s.s te lonen die dat schip arbeyden 3b 379. Schipper. Jacob s. van xij m tychelstyens 3a 292. Mv. – luden ... do sie vuren met eynen scepe buten die stad omme die Welle ende besaghen die tymmeringhe ... den s. ende meyster Herman mit sinen ghesellen to drincghelde ... 3b 454 .... mit den schipluden ende mit horen knechte ... 3a 569. Scheepstimmerman. Inl. XCVII. Meyster Dyric s. die onser stad schute vermaket hadde vor syn loen ende vor anders alrehande die hi daer to gheworven hadde ... 7 – 391. Opziener over de kloosterscholen. ... mit heren Berent s. ende mit den schoelmeyster. 3b 121. .... mit Berent Scolaster daer si mede spreken van Meyster Willam die Vrode die onse s. wesen soelde ... 5 – 107. ... den s. Johannes ter Hurnen do sie dat privilegium (“van onser stad recht in Hollant”) uyt latine in Duesch hadden ghemaket ... 3b 131. Berent S. up den Pote 3a 141. ... ghengen in die wachte bi die coen up den Toghe ... Berent der monike knecht ... ende Henric die s. ... 3a 511 ... renthen ... di hi hadde uyter stede daer der scomaker locup en staen ... 7 – 288. Houten schotel (voor bakkers) maker ? Pijlensnijder. Meyster Everd onser stad s. vor 4 ½ ellen zwarts ghewants daer hi sinen roc af hadde ... 7 – 388. ? Philippes die s. dat hi bi onse scepen comen soelde die onser stad voersprake soelde wesen ... 6 – 173.
Scriver
Sc(h)roder Schulte
Schutemaker Schutten
Schuttenmeysters Slager
Slu(y)ter Smid
Snyder Snyderoc Snyderocster Soeldenierre
Speelman Spenstersse Spindemaker
.... die tot Utr. ghereden was an heren Henric S. alse dat hi onsen heren van Utr. vermanen soelden dat hi onser stad ghedachte in den zoene mit den hetoghe van Ghelren ... 5 – 201. Johanne ter Hurnen der stad s. vor syn loen 3a 643. (zie ook: scolemeyster). Den selven Johanne vor syn loen dat hi iaerlix dat ghelt van der stad waenthues verghadert ... 3a 643. Zie ook: Inl. XXX. Sc(hr)oeder. Snijder. Herman S. 3a 90. Oetbert die s. 7 – 398. Schout. S. Volmer 3a 421. Volgens Dumbar I 54 had sedert het begin van de dertiende eeuw het stadsbestuur medezeggenschap in de keuze van den schout, die vroeger door de Utr. bisschoppen werd aangesteld. Jacob S. 3a 363. Schutters. .... “Schutten, welker getal in het jaar 1371 bepaald op vijf en zeventig, naderhand vergroot is tot hondert en vijftig verdeelt in oude en jonge, door hun dragt genoegzaam onderscheiden.” Dumbar I 37. Item omme rocke die dij s. hadden op den selven dach ... 3a 17 ... do die s. papegoy schoten 3a 219 ... eynen smede die der s. coning hadde gheweest 3a 321. Johan die Maendemaker der s. bode ... 3b 394. Altijd schepenen. .... s. do sie daer over weren dat die den schutten horen zaerdoec afghesneden hadden ... 7 – 354. Slachter. ... ende Gheerloghe den s. die den rogghenmarcket waren solde 3a 332. Werde die s. ende ... die over iaer des nachts buten der stad up der Wellen (wakeden) 3a 456. Portier, cipier. Herman s. 3a 146. .... vor drincghelt dat sie den s. gheven ... 6 – 5. Gosen den s. van peerden te beslane 3a 31. (Een paard) dat ziec gheworden was Lamberte den s. die dat meerschalkede ... 3a 297. Lamberte den s. die der stad peerd hadde ghelaten ... 3b 191 ... den s. vor twe nyen ryszichten ... 3b 81 ... Dyrick ... den s. van x cleyne donrebussen die meyster Jacob maken liet mit x iiij haken ende mit v hamer ... 3a 192. 1 – 267. Oetbert s. 7 – 274. Berte S. Kes 3a 91. Het vr. van ’t voorg. 3b 11 .... Henr. dan Dure do onse die scepen anghenommen hadde tot eynen s. ... 3a 637 ... Godenne van Stralen die mit sire karen onser stad s. ryesschap tot Harderwijc vuerde ... 3b 69. Den zes s.s die van onser stad weghen in den vredecogghen van Herderwijc uytvueren up den Coning van Denemarcken ... 3b 150 ... eyn schijp te copen daer die soldenyeres inne varen solden 3b 196. .... meyster Clawes ende sinen ghesellen onser stad s. 7 – 163 ... tween vreemden speelluden met zeidenspelen ... 7 – 163. Spinster. Mette die s. 1 – 13. Kastenmaker. Johanne S. in Overstrate 2 – 477.
Sporemaker
Stalknecht Steenbicker Steensnider Steker
Styenmesseler Styenvuerre Sticker Stylleghangmaker Stocker
Straatschepenen
Stratemaker
Stratenmeyster
Stratenoten
Stureman Zweertvegher
Spaermaker, Sparemaker. Die sporen maakt. Zekere Conradus wordt beurtelings met elk dezer namen genoemd. 1 – 116, 137, 57, 102. (Dit is die Eet, den die s. doen sal. Dumbar I pg. 159.) Steenhouwer. Rolando S. 2 – 168. Graveur. (Verdam). Magister Henricus S. 1 – 271. ? ... den zelven meyster Peter (onser stad meyster van den zweerde) do hi des s. sone uyten dorenkyste ghesloten hadde 6 – 213. Metselaar. Meyster Godikine ende meyster Hermanne S.s die den vorsz. styen vorlegheden ... 3a 236. Steenvoerder. ... den S.s van ij schoelden zuiderstyens die sy ghevuert hadden 3a 317. ... den S.s da sy sworen ... 3a 373. Borduerwercker. Johan S. 3a 87. Trippenmaker. Henric S. 3a 470, 7 – 104, 107, 184. Gevangenbewaarder, beul. Eynen knape die der stad s. solde hebben gheweest ... 3a 579 ... den s. die den zwanen dat hovet afgheslaghen hadden .... 3b 70. Vor hues hure von des stad s.s weghen .... 3b 383. .... den scepen van Polstrate ... die oppen weerde ghearbeyt hadden 3a 12. De 24 schepenen en raden waren 3 aan 3 over elk der 8 straten of wijken verdeeld. Tot de plichten des s. nu behoorden o.a. de zorgen voor de belangen der minderjarigen. Inl. XII. ... do sy den s. wiseden ..... ho hi di strate uytmaken solde ... 3a 59. Heynen s. ende Egberte Wolters sone die voer up den stad huys die dele ghestoppet hadden ... 3a 279. Den s. vor iiije pile die styckede vor syn arbeit ende vor loen ende vor vederen die hi daer to hadde ... 3a 566. Meyster Willam den s. die die vorss. pile vegheden ende smeerde ... 3b 158. Hetzelfde als ’t voorg. ? Den s. vor dat hi di strate ghestoppet hadde ... 3b 53 ... do sy up den Berghe hadden gheweest mit den s. den sy ghewyst hadden die strate die hi daer maken solde ... 3a 620 ... do sy overdroghen mit enen knapen die onser stad s. soelde wesen ... 5 – 22. Bewoners eener zelfde straat. ... Bruen Nyghenap die hi verleghet hadde den s. in Overstraten in coste die sie verteerden boven haer vordel do die in den zomer den clocslaghe ghevolghet weren ... 3b 138. Van Marquardes schepe ende Gherides Sturemans ... 3a 170 ... Van talch ende vor teer ... teghens Gheride S.s ghecoft ... 3 – 640. ... meyster Johan Z. die den stad zweert gheveghet ... 3a 343.
T Tasschemaker Teemsemaker Telre
Tigheler
Tijmmerman
Timmermeyster
Toghehierde
Tolner Toemmaker
Trumpener Tuneman
Van Berten T.s 3a 89. Zeeftenmaker. ... enen t. die die teemse ghemaket hadde tot den donrecruyde ... 5 – 277. Telder ... den t. do sy ontfanghen dat telambacht ... 3a 96 ... den t.s do sy haer yrste gheelt van der pension hadden betaelt ... 3a 218 ... van den wine die men verschenkede boven der telres wijn ... 3a 336 ... den t.s do sy hoer leste gheelt betaelt hadden, van der pensien van den telampte ... 3a 396. Tyghelaer. .... omme die peerden die Gheerde den t. oppen Mersche ghenomen waren ... 3a 52 .... ende wysden Ger. den t. waer hi den leem winnen sal ... 3a 481. Mv – lude ... van eynre molenstede meyster Arends T. 3a 85 ... Den selven Rotarde (de tichelaar) vor twe vate byers di hi met den timmerluden ende mit sinen knechten dranc die wijl dat sie den vors. tigheloven makeden ... 6 – 157. ... meyster Jacob den t. van gheelde dat hem gaf Ghiselbert berchmaker .... 3a 102. In de rubriek “Van der stad knechteloen” lezen we: Jacob der stad t. Dit moet hier dus iets anders zijn dan het ambt van schepenen-tymmermeysters. (?) Wachter op de Teuge (Bergweide). Hermanne Papen do hi ontfanghen was to den t. … 3a 262 … van dat si by daghe in desen jare up den Toghe die coen ghewaert hebben. .... 3a 287. Tolgaarder. ... den t.s do sy haer yrste gheelt van der pensien hadden betaelt .... 3a 218. Toomenmaker. Rether den t. vor eyne vaers huet die hi ghetouwet hadde ... 3a 547 ... Rether den t. vor drie budel daer men donrecruyt in sal steken ... 3a 566. ... per magistrum T. 1 – 132. Vlechter van tuinwerk. 3a 9.
V Vere
Vehemegd Veilighesman Venehierde Verckenhierde
Veerman, schipper. Willem Grieten soen Albertes des v.s 3a 145. Henniken die v. die coc ter Stakenborch gheweest hadde 4 – 133. Vor schipvracht den v. die onse scepen up den Worp vuerden. Veemeid. Zie: Bouluden. ? ... die onser stad enen breef brochte alse dat men Everde van Essen enen v. senden soelde. 5 – 38. Vr. – hyrdester. Wachter in het veen. Herman die v. 7 – 397. Gese v. 3b 10. Varkenhoeder. ... Dyric den v. vor 18 karen slickes die hi van der straten ghevuert hadde vor dat waenthues. ... 4 – 126. ... enen
Verckensteker Verwaer Verwer Vetcoper
Vyschmeyster Vice-cureyt Vysscher Vleyschhouwer Voetghanger Voetruther
Voersprake
Voghel(a)er
Vorhokester
knapen to drincghelde die onser stad sinen dienst gheloevet hadde, dat hi onser ghemeynte verckenne huden soelde 7 – 191. Gheert die v. 5 – 89. van den hoppenbier. Opziener over het hoppebier 3b 228. 2 – 702. 3b 309. Vetkooper. ... den v. die van Nymeghen ghelopen was mit enen breve ... 7 – 15. ... den v. die tot Dyepenhem ghelopen was an die borchmanne 7 – 33. ... den v.s do hem die vyschmarcket voert bevolen waert ... 3a 479. Onderparochiepriester 3a 429. Visscher. Item des v.s do sy honen pacht betaelden ... 3a 32. Van Lewen den v. 3a 89. Ghesen Ghobelen dochter V.s. 3a 208. Schepen den v. 3b 12. Voetknecht. ... bi den v.s die mede vor Ulft gheweest hadden vor cost die sie verteert hadden ... 7 – 148. Voetknecht. Den v.s bi der scepen ghehiete 4 – 81 ... dat sie die ghevanghenen zetten zoelden die onser stad v.s ghebracht hadden ... 4 – 23. Advocaat, beschermer. Johanne Honichvelt die onser stad v. hadde gheweest do men Loninge van Verenwoelde dat hovet afsloech ... 3b 120. Otten onser stad misselgier die tot Bernevelde ghelopen was ende brachte Philips Scrasser onser stad v.n sijn ghewant tot sinen rocke ... 7 – 11. ... ende Henrike V. die over jaer onser stad stratemeyster hebbe gheweest ... 7 – 56. Henric den v. ende ... vor vier vette ossen die onse stad schenkede den hertoghen van Ghelren ... 7 – 176. Het vr. van Vorhoker, kleinhandelaar. .... paenden die hi over iaer heeft laten vercopen Hasen der v. .... 3a 76.
W Wachter
Waker
Die w. oppen Weerde 3a 12 ... den w. op de Welle dat sy ontfenghen die wachte 3a 96. Do die w. ghewonnen worde die die coen up den Weerde solden huden. 3a 539. den xij w. die die coen wachten sollen do sy ghewonnen warden to drincgheelde. ... 3a 267. den w. die dat holt dat van den cranen ghebroken was achter op der stad hues droghen 3a 214. Hennekine den w. van ghebrecte dat an sinen hoerne was dat hi vormaken liet 3a 225. Heynen den w. van sinen peerde dat Rueel ghereden hadde te huren 3a 243. Van keersen die hi over iaer up den waenthues den w.s hadde gheleverd ... 3a 270. Twe w. op der Wellen 3a 67. Ses w. die ghewonnen worden op den mersche des daghes te waken 3a 99. ... do si hebben bi daghe up den Mersche ghewaert ... bi nachte in den schuten ghewaket 3a 189. ... die des yrsten nachts ende des anderen nachts na Petri dat
Wamboyssticker Wannemaker Wapentuer Wardeyn
Wasscher Weerdynne Wegghebacker Weydegreve
Weijdemeyster
Wercman Wever Wynbove
Wijnheren
Wynman Wijnscroder
water aver wakeden 3a 47. Gheride den hierden (e.a.) die .... ende waerden do ...... alse dat hi Humminghe solde laten waren in der kercke do hi den man doetghesteken hadde 3a 226. ... die ghewachtet hadden dages ende nachtes oppen weerde 3a 16. Arende die den boem (d. i. ronneboem – slagboom in de landweer) waert bi der ziken hues 3a 16. ... die met horen armborsten bi den coen up der weyde ghewaert hadden 3b 52 ... Heynen Coesvelt vor sinen roc ende vor syn loen dat hi over iaer der stad hunde vorwaert heft ende den holtmarcket ... Zie ook: hierde. “Dit is die Eet, dien onser stad Wachters doen sullen.”Dumbar I 160. Wambuisborduurder. Wennemer den w. dat hi di wachte vorwaerde vor Alberte von Cruften do hi ghestorven was. 3b 131. Henric w. 4 – 146. Mv. – res. Wapenknecht. ... wanneer dat scip rede wesen soelden daer onser stad w. in solden wesen 3b 68. Mv. – res. Opzichter o.a. bij lakenbereiding en munt. ... w. van der munten vor paymente dat sie bernen hadden laten daer sie mede verzoeken soelden dat payment ... 5 – 330. ... omme dat hi over jaer onser stad w. hadde gheweest, vor drie ellen ghewandes tot enen rocke ... 6 – 22. Herman Heering w. 4 – 141. ... daer sie ter herberghen lagen ..... mit der w.n gherekent ... 6 – 369. Wegenbaaker. 3b 31.Bakker van wittebrood. “De taak der timmermeesters (schepenen) strekte zich in den beginne bovendien tot de stadsweiden en andere bezittingen uit, waarvan zij eerst in 1362 ontlast werden toen twee weidegreven dat gedeelte overnamen”. Inl. xxvii. ... w. do sy die coe hadden ghebrant ... 3a 149. Een ambtenaar van minderen rang die met het dagelijksch opzicht over de stadsweiden belast was ... Spiete onser stad meyster grever ende w. “Handwerkmeister” (Lübben). Henniken de w. 3b 317. Gheert die w. 3b 266. Lubbert die w. 6 – 137. 3a 306. Wynknecht 3a 638. “Weinknecht, der beim Weinsapfen der Wirte und strauszwirte zugezogen werden muszte und die Entrichtung des Weingeldes zu überwachen hatte” (Karl Bücher, Die Berufe der stadt Frankfurt as M. im Mittelalter). Schepenen die “hadden voor stads wijnkelder te zorgen en het opzicht te houden over het beheer daarvan door den stadswijntapper. Zij hielden boek van koop en verkoop van den wijn.” Inl. xxv. ... gheboect van den w. 3a 45. Wynhandelaar ? Gheniken van Arnhem den w. 3b 396. 4 – 81. “Schröter, die das Auf und Abladen schwerer Gegenstände namentlich des Weines, die Verbringung der letztern in Keller und
Wysseler
Wollenwever Woltgreve Wondenbinder
Weinkammern und das Herausziehen aus diesen gelassen zie besorgen hatten.” (Bücher). Evert den w. do hi onser stad sinen eet hadde ghedaen dat hi die wyssele waren soelde 7 – 11. ... mit den w. tot Everdes hues die cremer do sie daer over zaten dat sie dat payment zatten ... 7 – 114. Wullenwever. 3a 473. Van het w.s gilde is de gildebrief afgegeven “op St. Agnietes dagh des jaers 1412” Dumbar I. 3b. Woudgraaf, houtgraaf. Wondheeler. ... meyster Godekine den w. die Heynen Ghomening ende den Coning hadde ghebonden die vor Voerst ghewont waren 3a 231. Zie ook: Cyrorgus. _____________________