Hoe psychosociale methoden in te zetten bij het begeleiden van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk?
Een praktijkonderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst.
www.oplossentandartsangst.nl 1
Inhoudsopgave Inleiding
5
1. 1.1 1.2 1.3 1.4
7 7 7 7 8
Angst voor de tandheelkundige behandeling Wat is angst voor de tandheelkundige behandeling? Specifieke fobie Angst of fobie? Prevalentie
2
1.5 1.5.1 1.5.2 1.6 1.6.1 1.6.2
Oorzaken Conditionerende ervaringen, modelleren en de overdracht van negatieve informatie Psychische factoren Het in stand houden van de angst voor de tandheelkundige behandeling In stand houding door cognitieve denkprocessen In stand houding door de sociale omgeving
8 9 10 10 11 12
2.
Angst voor de tandheelkundige behandeling in relatie tot de verschillende levensgebieden De levensgebieden Het zelf De directe omgeving De vrienden Het werk De maatschappij Verstoringen van de levensgebieden Verantwoordelijkheid en medeverantwoordelijkheid
13 13 13 13 14 14 14 15 15
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.3 3.
De psychosociale benadering betrekking hebbend op de verschillende levensgebieden toegepast in de algemene tandheelkundige praktijk 3.1 De psychosociale benadering bij mensen met een milde angst 3.1.1 Een vertrouwensrelatie opbouwen 3.1.2 Negatieve denkpatronen ontkrachten 3.1.3 De beheersbaarheid vergroten 3.1.4 De voorspelbaarheid vergroten 3.1.5 De tijdsperioden tussen de behandelingen beperken 3.2 De psychosociale benadering bij mensen met een hoge mate van angst 3.2.1 Een vertrouwensrelatie opbouwen 3.2.2 De aanleiding beluisteren 3.2.3 Diagnose en thematiseren van het ontwikkelingsgebied 3.2.4 Het niveau van zelfsturing bepalen 3.2.5 Inventarisatie van de persoonlijke werkdoelen en het plannen van interventies 3.2.6 Het plannen van interventies/probleemoplossing 3.2.6.1 MatriXmethode 3.2.6.2 Gedragstherapeutische benadering met exposure 3.2.7 De afsluiting en het bespreken van een lange termijn strategie 3.3 Rol van een tandheelkundige behandelaar 3.4 Rol van een psychosociaal werker 3.5 Rol van de MatriXcoach 4. 4.1
De MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering met exposure De MatriXmethode
16 16 16 17 17 17 17 17 18 18 18 19 20 20 20 21 22 22 22 22
24 24 3
4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3
Het uitgangspunt van de MatriXmethode Het doel van de MatriXmethode De gedragstherapeutische benadering met exposure Het uitgangspunt van de gedragstherapeutische benadering met exposure Het doel van de gedragstherapeutische benadering met exposure Overeenkomsten van en verschillen tussen de MatriXmethode en de gedragstherapeutisch benadering met exposure 4.3.1 (Basis-) overeenkomsten van de twee methoden 4.3.2 Verschillen tussen de twee methoden Een praktijkonderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst. 5.1 Inleiding 5.2 Materiaal en methode 5.3 Resultaten 5.3.1 Analyse van de scorelijst voor intake: de nulmeting 5.3.2 Analyse van de scorelijst na coaching en voor mondhygiënische behandeling 5.3.3 Analyse van de scorelijst na mondhygiënische behandeling 5.4 Tijdsduur van de coaching gedurende het onderzoek 5.5 Hoe hebben de deelnemers het onderzoek ervaren? 5.6 Discussie en conclusie
24 24 25 25 25 26 26 26
5.
6. 6.1 6.2 6.3
7.
27 27 27 29 30 30 30 31 31 32
Conclusies en aanbevelingen Angst voor de tandheelkundige behandeling Het psychosociaal begeleiden van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk Inzet van de MatriXmethode bij de begeleiding van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk
34 34
Stellingen
36
34 34
Literatuuroverzicht
37
Bijlageoverzicht
39
4
5
Inleiding Deze scriptie is geschreven ter afronding van mijn opleiding Psychosociaal werker, counselor en coach bij Academie Gradatim. De titel van de scriptie is: ‘Hoe psychosociale methoden in te zetten bij het begeleiden van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk? Een praktijkonderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst.’ Werkende als zelfstandige in mijn vrijgevestigde Mondhygienistenpraktijk te Elst (www.mhp-elst.nl) komen ik en mijn collega’s mondhygiënisten best vaak cliënten tegen met angst voor de tandheelkundige behandeling. Vanuit de opleiding tot Mondhygiënist aan de KUN te Nijmegen (nu Mondzorgkunde geheten) is er destijds wel aandacht besteed aan deze bijzondere groep, maar beperkt. Als mondhygiënist en als psychosociaal werker in spe had ik de behoefte deze cliënten en hun angstige gedrag meer te willen leren kennen. Waar komt deze angst vandaan, welke invloed heeft de omgeving op de totstandkoming of misschien wel de instandhouding van deze angst, wie is de cliënt achter deze angst? Via een collega psychosociaal werker heb ik gehoord over de MatriXmethode. Deze methode heeft mij nieuwsgierig gemaakt, want als de methode echt werkt binnen 1 sessie van maximaal 1 uur voor personen die angst hebben voor de tandheelkundige behandeling, dan zou het weleens de oplossing voor angstige cliënten binnen onze Mondhygiënistenpraktijk Elst kunnen zijn. Zowel de mensen achter de MatriXmethode, bedenkster Ingrid Stoop en Walter Franssen, als ook ikzelf wilden een onderzoek naar hoe personen hun angst voor de tandheelkundige behandeling beleven. Van daaruit de helft van deze groep angstige personen coachen met behulp van de MatriXmethode (hierna te noemen: MTX). De andere helft met dé aangewezen behandeling volgens de literatuur als je een specifieke fobie hebt, namelijk de gedragstherapeutische behandeling met behulp van exposure (hierna te noemen: GTBME). De volgende vragen zullen centraal staan in deze scriptie:
Wat is er bekend over de angst voor de tandheelkundige behandeling, hoe ontstaat deze angst en door welke processen wordt deze angst in stand gehouden? Welke psychosociale methoden kunnen ingezet worden bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk? Is de MatriXmethode toepasbaar en inzetbaar bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk?
De volgende doelstellingen streef ik na met deze scriptie:
Ik wil onderzoeken of mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling regulier geholpen kunnen worden door een tandheelkundige behandelaar in de algemene tandheelkundige praktijk.
6
Daarnaast wil ik onderzoeken of de MatriXmethode als extra tool solistisch inzetbaar is als interventie in de begeleiding van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling.
De scriptie richt zich op collega’s tandheelkundige behandelaars in de algemene tandheelkundige praktijk, op psychosociaal werkende en op gecertificeerde MatriXcoaches door een methode te beschrijven hoe zij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling kunnen begeleiden door middel van psychosociale inzichten en interventies en door de toepasbaarheid te onderzoeken van de MatriXmethode als solistische interventie.
7
1.
Angst voor de tandheelkundige behandeling
1.1
Wat is angst voor de tandheelkundige behandeling?
Angst voor de tandheelkundige behandeling is een angst voor een bepaalde specifieke tandheelkundige situatie of object. Mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling zullen die situatie(s) of dat object(en) uit alle macht vermijden, omdat de (dreigende) confrontatie ermee de angst in al zijn heftigheid oproept. Angst voor de tandheelkundige behandeling wordt ook wel dentofobie genoemd.
1.2
Specifieke fobie
Angst voor de tandheelkundige behandeling behoort tot de groep specifieke fobie. Specifieke fobieën kunnen betrekking hebben op veel gebieden. De DSM IV onderscheidt de volgende 5 categorieën: 1. dierfobieën (honden, spinnen) 2. fobieën voor de natuurlijke omgeving (onweer, storm, bliksem, hoogte) 3. situationele fobieën (tunnels, vliegangst) 4. bloed-, injectie- en letselfobieën (fobie voor tandheelkundige injecties, medische situaties) 5. overige fobieën (slikfobie, braakfobie, bepaalde etenswaren, harde knallen, verklede figuren)
1.3
Angst of fobie?
Of de angst voor de tandheelkundige behandeling ook echt een fobie genoemd kan worden volgens de criteria van de DSM IV, hangt af van het besef van de persoon dat hij weet dat zijn angst overdreven of niet realistisch is. Een ander belangrijk criterium voor een specifieke fobie is dat de angst het dagelijks leven van de persoon in belangrijke mate hindert. Tabel 1 De diagnostische criteria specifieke fobie (DSM IV) gericht op de angst voor de tandheelkundige behandeling: a. Een aanhoudende extreme angst wanneer de persoon met een of meer kenmerkende objecten of situaties van de tandheelkundige praktijk wordt geconfronteerd. b. De persoon vertoont gedrag dat is gebaseerd op (de neiging) confrontaties met een tandheelkundige behandeling zoveel mogelijk te vermijden. c. De persoon heeft het besef dat de angst voor die tandheelkundige situatie of voor dat specifieke object onredelijk of overdreven is. d. Het vermijdingsgedrag houdt een ernstige belemmering in van het dagelijks functioneren.
Hoe uit zich bovenstaande criteria nu specifiek voor de persoon met angst voor de tandheelkundige behandeling? Mensen met een specifieke angst voor de tandheelkundige behandeling weten op cognitief niveau wel dat het om een irrationele angst gaat, die wat betreft intensiteit onevenredig is, maar deze verstandelijke gedachte is niet in overeenstemming met het gevoel erover. Het vermijdingsgedrag van een persoon met angst voor de tandheelkundige behandeling uit zich in het verwaarlozen van het gebit, onregelmatig bezoek aan een tandheelkundige behandelaar of een patroon van veel niet nagekomen afspraken. Ook het maar steeds weer verplaatsen van bestaande afspraken met als reden werkverplichtingen, het zichzelf niet lekker voelen of ziekte van een kind of ander familielid is aan de orde. Mensen met een specifieke angst voor de tandheelkundige behandeling realiseren zich heel goed dat hun gedachten en gevoelens makkelijk met ze op de loop gaan. Ze weten dat de angstopwekkende 8
stimuli in feite niet of weinig gevaarlijk zijn. Kenmerkende voorbeelden hiervan zijn: het geluid of de geur van de boor, een injectiespuit of de -naald, handen of wattenrollen in de mond, de ‘omsloten’ behandelunit, het zien van scherpe instrumenten, het maken van röntgenfoto’s. Gevolg op psychosociaal gebied van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling kan zich uiten door het voelen van schaamte tijdens het contact met anderen door de geur die door tand- of tandvleesontstekingen wordt verspreid. Andere gezinsleden zoals de partner en de kinderen kunnen last hebben van het feit dat een van de gezinsleden een angst voor de tandheelkundige behandeling heeft, bijvoorbeeld doordat deze persoon niet naar het buitenland op vakantie gaat, omdat hij bang is daar pijn te krijgen aan een kies en niet weet hoe hulp te zoeken en krijgen.
1.4
Prevalentie
Als je aan 10 Nederlanders vraagt of zij met plezier naar een tandheelkundige behandelaar gaan, zullen tenminste 4 mensen (40% van de totale bevolking) deze vraag negatief beantwoorden en vertellen dat zij enigszins bange gevoelens ervaren tijdens een behandeling. De meeste van deze mensen gaan desondanks toch tenminste een keer per jaar op controle. Nederland telt ook een groep van naar schatting tussen de 500.000 en 800.000 mensen, die een hoge mate van angst ervaren tot extreem bang zijn voor de tandheelkundige behandeling. Bij kinderen ligt dit aantal wat lager. Angst voor de tandheelkundige behandeling komt voor in elke sociale klasse en bij zowel laag- als hoogopgeleiden. Angst voor de tandheelkundige behandeling is de meest voorkomende specifieke angst. Van de totale 11% van mensen met een specifieke fobie lijdt 3,4 % aan een angst voor de tandheelkundige behandeling. Achtereenvolgend in prevalentie komen dan aan de orde: De angst voor hoogten, de angst voor spinnen, vliegangst, claustrofobie, angst voor injecties. Van de 12 deelnemers die zich aangemeld hebben om deel te nemen aan het onderzoek ‘naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure (bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling) uitgevoerd in Mondhygienistenpraktijk Elst’ (hierna te noemen: MTX en GTBME) zijn 9 deelnemers van het vrouwelijk geslacht. Dit bevestigt de cijfers dat 70 tot 80% van de mensen, die zich aanmelden voor behandeling van een specifieke angst, vrouw is. Het is mogelijk dat vrouwen gevoeliger zijn voor het krijgen van een specifieke angst, maar ook dat vrouwen eerder om hulp vragen dan mannen, sneller toegeven dat ze erg bang voor iets zijn. Zo scoorde de 3 mannelijk deelnemers ook hoger wat betreft de mate van angst in het onderzoek MTX en GTBME (bijlage 2).
1.5
Oorzaken
Uit literatuuronderzoek blijkt dat angst voor de tandheelkundige behandeling zich ontwikkelt op kinderleeftijd tussen de 8 en 12 jaar (C. Anneese, Bang voor de tandarts, Utrecht, Het spectrum, 2003). Algemene angsten voor bepaalde stimuli komen op bepaalde leeftijd voor en zijn normaal bij de ontwikkeling van het kind. 9
Bronnen van angst die normaal zijn bij de ontwikkeling van het kind: Leeftijd 0-6 mnd 6 mnd – 1 jaar 1-2 jaar 2-4 jaar 4-6 jaar Rond 6 jaar 6 - 12 jaar 12 - 18 jaar
Bronnen van angst Harde geluiden, verliezen van steun, plotselinge toenadering. Hoogte, diepte, onbekende voorwerpen, geluiden, vreemden, scheiding van de ouderfiguur. Natuurverschijnselen zoals water, storm, onweer. Dieren en het zien van bloed. Dokter, gefantaseerde figuren (bijvoorbeeld spoken), verlies van lichamelijke integriteit (bijvoorbeeld naar dokter of kapper gaan). Zelfveroordeling (geweten). Beoordeling door leeftijdgenoten, falen bij prestaties, anticipatie op nare gebeurtenissen (bijvoorbeeld dat de ouders zouden kunnen gaan scheiden). Beoordeling door leeftijdgenoten van het andere geslacht, gevaren die niet direct met jezelf te maken hebben (natuurrampen, oorlogen), hypochondrische overwegingen (bijvoorbeeld aids).
Bij een kleine subgroep kunnen dergelijke angsten intenser worden. Deze angsten krijgen meestal onbedoeld een chronisch karakter, als ze maar lang genoeg in stand wordt gehouden.
1.5.1 Conditionerende ervaringen, modelleren en de overdracht van negatieve informatie Conditionerende ervaringen (bijvoorbeeld een pijnlijke tandheelkundige behandeling), modelleren (bijvoorbeeld het zien van schrikkende ouders) en de overdracht van negatieve informatie (bijvoorbeeld via school, films en boeken) kunnen ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van normale kinderangst tot een specifieke angst zoals bijvoorbeeld angst voor de tandheelkundige behandeling. Soms is de behandeling misgegaan, omdat de persoon gewoon domme pech had. Het trekken van een melkkiesje dat niet voldoende verdoofd blijkt te zijn bij een jong kindje, zal ook op latere leeftijd het gevoel in stand houden, dat ingrepen bij de tandheelkundige behandelaar pijnlijk zijn (conditionering). Wanneer ouder(s) (vaak de moeder) of andere mensen die belangrijk gevonden worden door de angstige persoon met angstzweet in de behandelstoel zit, kan een kind concluderen dat de tandheelkundige behandelaar eng is en maar beter vermeden kan worden (modelleren). Het kind hoort wat die ander van de behandelaar vindt en ziet hoe zij zich gedraagt en kan zelfs bepaalde (emotionele) gedragingen overnemen (modelleren). Elk mens kent wel een overdreven verhaal van iemand uit zijn naaste omgeving, die bijvoorbeeld een wortelkanaalbehandeling heeft ondergaan, waarbij zoveel bloed, pijn en pus gepaard is gegaan en waarvan je hoopt zoiets zelf nooit te hoeven meemaken (overdracht van negatieve informatie). Het onderzoek MTX en GTBME bevestigt dat conditionerende ervaringen, modelleren en overdracht van negatieve informatie de meest voorkomende oorzaken zijn bij het ontstaan van tandartsangst (bijlage 2).
10
1.5.2 Psychische factoren De ene persoon ontwikkelt na een pijnervaring wel angst of een fobie en de andere niet. Het ontwikkelen van angst voor de tandheelkundige behandeling lijkt naast de in paragraaf 1.5.1 beschreven ervaringen ook te worden beïnvloed door psychische factoren zoals bijvoorbeeld emotionele instabiliteit als kenmerk van de persoonlijkheid. Zo hebben personen met angst voor een tandheelkundige behandeling een grotere kans te worden gediagnosticeerd met één of meer psychische (angst) aandoeningen (Maanen EJ van, Dinter N van, Versloot J, Veerkamp JSJ. Angst voor een tandheelkundige behandeling bij kinderen. Invloed van ervaring en psychisch functioneren. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 3-8).
Het onderzoek MTX en GTBME in de Mondhygienistenpraktijk bevestigt dit gegeven (bijlage 2). Het bovenstaande betekent dat de angstreacties van een deel van de mensen niet primair worden opgewekt door stimuli die deel uit maken van de tandheelkundige behandeling zelf, maar dat er sprake kan zijn van bijvoorbeeld een algemeen patroon van angstig reageren. Gegeneraliseerde angst is een voorbeeld van angstig reageren met niet-specifieke kenmerken. Deze angst wordt gekenmerkt door piekergedrag en overmatige bezorgdheid. Mensen met deze angst kunnen zichzelf ernstig zorgen maken over allerlei zaken in het leven. Het is mogelijk dat deze personen tijdens de tandheelkundige behandeling sneller angstreacties vertonen op bepaalde angstige stimuli. Mensen met een angst voor paniek zijn in het algemeen bang flauw te vallen, dood te gaan of te gaan hyperventileren. Ze zijn bang in hun dagelijks leven de controle te verliezen. Deze symptomen kunnen gemakkelijk tijdens de tandheelkundige behandeling zichtbaar worden.
1.6
Het in stand houden van de angst voor de tandheelkundige behandeling
Wanneer de angst voor de tandheelkundige behandeling groot genoeg is, bestaat het risico terecht te komen in een vicieuze cirkel, waarbij de angst zorgt voor vermijding. Langdurige vermijding van de tandheelkundige behandeling veroorzaakt verslechtering van het gebit en vervolgens weer voor een negatieve gedachtegang ("nu is mijn gebit echt niet meer te redden") om tenslotte de angst weer te kunnen versterken. Angst
Negatieve gedachtegang
Psychosociale problemen
Vermijding
Achteruitgang gebitstoestand
11
Als gevolg van de achteruitgang van het gebit kunnen er psychosociale problemen ontstaan. De sociale interacties met anderen en de kwaliteit van het leven van de persoon kan negatief beïnvloed worden.
1.6.1 In stand houding door cognitieve denkprocessen Door negatieve tandheelkundige ervaringen hebben angstige personen een negatief denkpatroon ontwikkeld. Vooral de aanwezigheid van negatieve zelfspraak speelt een grote rol en deze zelfspraak heeft betrekking op een gebrek aan controle en veiligheid. Dit wordt door het onderzoek MTX en GTBME bevestigd (bijlage 2). De gedachten die te maken hebben met angst voor de pijn blijven terugkomen. Angstige personen blijven in deze gedachtegang hangen. De stap naar andersoortige gedachten, bijvoorbeeld ‘deze behandeling houdt mijn gebit in een goede staat’, kan niet gemaakt worden. De dreiging van die doemgedachte zorgt ervoor dat de angst verder toeneemt. De onredelijke gedachten kunnen ook op fysiologisch gebied angst in stand houden of versterken. Personen met onredelijke gedachten hebben de neiging om hun lichamelijke verschijnselen, bijvoorbeeld een bonkende hartslag of duizeligheid, sterk uit te vergroten. Bij bewustwording van deze lichamelijke verschijnselen wordt de dreiging ook uitvergroot voor de tandheelkundige behandeling.
interne of externe stimulus → waargenomen dreiging
interpretatie van sensatie als catastrofaal
angst
lichamelijke sensatie
Een ander belangrijk verschijnsel is dat het inzicht over het verschil tussen het verwachte ongemak en het ervaren gemak en daarmee het besef dat de behandeling uiteindelijk meeviel, niet lang beklijft. De persoon is een paar maanden later weer net zo angstig, alsof de positieve ervaring daarvoor niet bestaan heeft. De herinneringen vormen zich naar het oude verwachtingspatroon. Zo zijn verwachtingsangst, vrees en pijn bondgenoten van elkaar, die een wederzijdse werking op elkaar uitoefenen.
12
1.6.2 In stand houding door de sociale omgeving Het gezin, waarvan de angstige persoon deel uitmaakt, past zich meestal complementair aan het gedrag van de persoon aan, dat veroorzaakt wordt door de angst. Dit, omdat de partner, de kinderen of de ouders de angst van de persoon in volle omgang hebben meegemaakt. Om dit angstige gedrag te voorkomen zullen taken sneller overgenomen worden, waaronder bijvoorbeeld het naar school brengen van de kinderen, omdat de angstige niet durft vanwege schaamte over zijn gebit. De vicieuze cirkel, waarbij de angst zorgt voor vermijding wordt niet doorbroken en houdt de angst in stand of versterkt de angst.
13
2.
Angst voor de tandheelkundige behandeling in relatie tot de verschillende levensgebieden
2.1
De levensgebieden en hun samenhang
De levensgebieden zijn terreinen waarop iemands leven zich afspeelt. R. Bouwkamp en S. Bouwkamp (Bouwkamp R, Bouwkamp S. Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010) onderscheiden vijf belangrijke levensgebieden: Levensgebied Somatisch Psychisch Sociaal Materieel Maatschappelijk
Beschrijving Het gebied van het lichamelijk functioneren De innerlijke wereld van denken, beleven en dromen Relationele verhoudingen met andere mensen Financiële middelen, woning, voedsel, kleding en dergelijke De politieke, religieuze en culturele groepen, het functioneren van de overheid
De levensgebieden zijn gescheiden eenheden, maar samen vormen ze een onafscheidelijk geheel. Zo kan een probleem in het ene levensgebied invloed hebben op een ander levensgebied. Problemen uit een levensgebied van een persoon kan zo ook van invloed zijn op levensgebieden van andere personen (circulaire beïnvloeding) en ontstane problemen in stand houden en/of verergeren.
2.1.1 Het zelf Bij mensen met extreme angst voor de tandheelkundige behandeling kan een voorstelling in gedachten over de angstopwekkende stimuli bijna even beangstigend zijn als de werkelijkheid zelf. Een reclame over tandpasta op de tv maakt ze al nerveus en als ze plotseling langs een tandheelkundige praktijk rijden kunnen ze een aanval krijgen van paniekgevoelens. De angst wordt zo ongemerkt uitgebreid naar alles wat maar enigszins te maken heeft met de gevreesde situatie. Vermijden wordt dan een dagtaak, omdat de persoon denkt zelf weinig invloed te hebben op zijn ontwikkelde angst (Hoevenaars J. Leven met een fobie. Bohn Stafleu van Loghum, 2002) (Bouwkamp R, Bouwkamp S. Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
2.1.2 De directe omgeving “Nu pas het inzicht dat andere mensen zich zo lang hebben moeten aanpassen aan mij. Dat is dus ook een van de reden waarom ik die stap uiteindelijk weer naar de tandarts heb kunnen zetten”. (Stukje letterlijke tekst overgenomen van geluidsopname deelnemer angstonderzoek.)
Als de persoon een extreme angst heeft voor de tandheelkundige behandeling, krijgen de partner en andere gezinsleden daar zeker ook mee te maken. Zij moeten accepteren dat de angstige persoon niet mee wilt naar feestjes, omdat hij zich schaamt voor zijn gaatjes gebit of voor zijn onaangename geur uit de mond veroorzaakt door ontstekingen. Zij accepteren wanneer de angstige persoon kribbig reageert, omdat hij een helse pijn in zijn mond heeft. Vaak ontzeggen ze zich bepaalde genoegens zoals op vakantie gaan naar het buitenland, omdat de angstige persoon bang is daar een aanval van pijn te krijgen en bang is (hoe tegenstrijdig het ook lijkt) geen hulp te krijgen. Wanneer de angstige persoon al een afspraak heeft gemaakt voor een tandheelkundige behandeling, dan zal de partner, ouder of verzorger meegaan en optreden als beschermer. De directe omgeving zal ook andere taken overnemen, 14
omdat de angstige persoon uit schaamte bijvoorbeeld de kinderen niet naar school durft te brengen of boodschappen durft te doen. Extreme angst kan in het sociale leven veel beperkingen met zich mee brengen. Het kan zorgen voor extra taken voor partners, kinderen of anderen die dichtbij de angstige persoon staan. Zij weten hoe ontredderd de angstige persoon kan zijn in bepaalde tandheelkundige situaties. Zij weten dat de hele dag verpest kan worden door (alleen al de gedachte aan) een confrontatie met een tandheelkundige situatie en accepteren het annuleren of uitstellen van de afspraak door de angstige persoon. Een specifieke extreme angst voor de tandheelkundige behandeling vraagt om aanpassing van de directe omgeving en in bijna alle gevallen past de directe omgeving zich aan (Hoevenaars J. Leven met een fobie. Bohn Stafleu van Loghum, 2002) (Bouwkamp R, Bouwkamp S. Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
2.1.3 De vrienden Vrienden en familieleden accepteren de extreme angst meestal wel, maar beseffen de omvang en intensiteit van de angst niet. Op serieuzere momenten proberen ze de angstige persoon ervan te overtuigen dat de angst nogal overdreven is. ‘Niemand vindt het leuk om een verdoving te krijgen’ of het vullen van een kies valt best mee wat betreft de pijn’, maar om daar nu zo angstig voor te zijn? Ze geven de angstige persoon het gevoel dat ze de angst niet begrijpen, omdat ze de angst nooit in volle omvang hebben gezien. In Nederland heeft ruim 95% van de angstige mensen 1 of meer zeer onprettige tandheelkundige ervaringen opgedaan. Dat kan haast ook niet anders, want de tandheelkundige behandeling gaat nu eenmaal vaak met pijn gepaard. Het is dan ook jammer dat angst voor de tandheelkundige behandeling nogal eens aanstellerij of abnormaal wordt genoemd. Als we ervan uitgaan dat een op de drie volwassenen redelijk veel angst ervaart, dan is angst voor de tandheelkundige behandeling niet uitzonderlijk en dus juist niet abnormaal (Hoevenaars J. Leven met een fobie. Bohn Stafleu van Loghum, 2002) (Bouwkamp R, Bouwkamp S. Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
2.1.4 Het werk Of leven door de angst ernstig wordt beperkt, bepaalt de angstige voor een deel zelf. Geringe beperkingen kunnen voor de ene persoon onacceptabel zijn, terwijl een ander nauwelijks moeite lijkt te hebben met een veelheid aan inperkingen. Wie buitenshuis de kost moet verdienen zal meer last hebben van de beperkingen van de angst dan iemand die bijvoorbeeld gedwongen of gepensioneerd thuis zit.
2.1.5 De maatschappij Bezuinigingen vanuit de overheid kunnen veranderingen op het werk van de angstige persoon met zich mee brengen en de tot dan verborgen angst kan plotseling uitmonden in extreme situaties.
15
2.2
Verstoringen van de levensgebieden
Een persoon heeft jarenlang gewerkt in het archief van de gemeente. Zijn langdurige vermijding van de tandheelkundige behandeling heeft geleid tot ernstig verval van zijn gebit. Hij heeft contact met zijn collega’s tot een minimum beperkt, omdat hij zich schaamt voor zijn onverzorgde gebit. Als hij al spreekt met een collega, dan draait hij zijn gezicht weg en houdt een hand voor zijn mond. Als gevolg van bezuinigingen houdt het archief op te bestaan. De angstige persoon wordt een functie aangeboden als baliemedewerker. De angst voor de tandarts wordt nu fobisch; uit schaamte durft de angstige persoon niet in het openbaar te spreken met mensen. Hij meldt zich ziek en komt uiteindelijk thuis te zitten zonder werk. Vanuit de overheid wordt hij gesommeerd eens in de 6 weken te solliciteren. De druk vanuit de overheid (maatschappelijk gebied), de financiële zorgen (materieel gebied), het verval van zijn gebit (somatisch gebied) en daarmee de schaamte over zijn uiterlijk (psychisch gebied) en het verstoorde contact met zijn gezin (sociaal gebied) heeft hem gedreven tot wanhoop en doen besluiten op straat te gaan leven.
Een verstoring in één van de levensgebieden komt dagelijks voor. De persoon lost deze verstoring op of accepteert de verstoring, omdat het geen merkbare negatieve invloed heeft op een ander levensgebied of -gebieden. Soms is de persoon niet in staat een verstoring op te lossen, bijvoorbeeld omdat hij niet eerder geleerd heeft problemen adequaat op te lossen, het probleem voor dat moment te groot is en/of omdat hij zichzelf niet gesteund voelt door zijn omgeving en/of de materiele middelen niet voorhanden heeft. Zo kan een angstig persoon die niet geleerd heeft grenzen aan te geven tijdens een tandheelkundige behandeling uiteindelijk symptomen ontwikkelen die zich fysiek kunnen uiten zoals hartkloppingen, trillen en zweten. Of ook: het niet toegestane deel op psychisch gebied van de persoon uit zich via een toegestaan deel op het somatisch gebied. En zo verder.
2.3
Verantwoordelijkheid en medeverantwoordelijkheid
Een persoon is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen angsten en problemen en voor het oplossen daarvan (zelfoplossend vermogen). Als de angstige persoon hulp nodig heeft, kan hij ondersteuning vragen van zijn omgeving. Het is niet zo dat de omgeving daarmee medeverantwoordelijk wordt voor de angsten van de persoon. De omgeving draagt eventueel wel verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de angst en/of in stand houden van de angst.
16
3.
De psychosociale benadering betrekking hebbend op de verschillende levensgebieden toegepast in de algemene tandheelkundige praktijk
Tijdens de opleiding tandheelkunde en mondzorgkunde worden de studenten geleerd hoe om te gaan met mensen met een milde vorm van angst voor de tandheelkundige behandeling. Interventies als werken volgens de ‘Tell-Show-Do-methode’ waarbij de verschillenden fasen van de behandeling worden aangekondigd, getoond en vervolgens in stappen wordt uitgevoerd en
het gebruik maken van ‘positive reinforcement’ door elke gewenste reactie direct verbaal of non-verbaal te bekrachtigen om zo het gewenste gedrag steeds frequenter te laten optreden
zijn veel gebruikte handelingen om de vertrouwensrelatie op te bouwen met de angstige persoon.
3.1
De psychosociale benadering bij mensen met een milde angst in de algemene tandheelkundige praktijk
Niet binnen alle opleidingen Tandheelkunde en Mondzorgkunde maakt onderwijs op het terrein van angstreductie of het vakgebied psychopathologie deel uit van het curriculum. (Jongh A de, Broers DLM. De risico’s op het mislukken van een angstbehandeling. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 324-329).
De volgende benadering zou geïmplementeerd kunnen worden binnen de opleiding en is gebaseerd op de kenmerken van de psychosociale benadering volgens R. Bouwkamp en S. Bouwkamp (Bouwkamp R, Bouwkamp S, Handboek Psychosociale hulpverlening, de Tijdstroom 2010): a. gericht op aansluiting bij de behoefte van de cliënt (hulp bij zijn individuele probleem) b. gericht op hoe de partner/ouders zo goed mogelijk met de cliënt om kunnen gaan en sluit de benadering aan bij de behoefte van de partner/ouders om mee te werken aan de angstbegeleiding als partner/ouder en niet als cliënt c. open oog te hebben voor hoe cliënt en omgeving met elkaar omgaan, welke interacties de individuele angst versterken of in stand houden en welke het verminderen. Middels het onderzoek MTX en GTBME, uit de onderzochte literatuur en door eigen ervaring als professional in de mondzorg zijn specifieke kenmerken van de personen met angst voor de tandheelkundige behandeling naar voren gekomen, die geleid hebben tot de volgende psychosociale benadering en interventies:
3.1.1 Een vertrouwensrelatie opbouwen ‘Stelt u zich de vraag: wanneer zult gij vertrouwen stellen in uw tandarts, en u gaarne aan zijne behandeling toevertrouwen? Dan zal het antwoord zijn: als ik overtuigd ben, dat hij zijn vak beheerscht en alles doet om de behandeling zoo weinig mogelijk onaangenaam te doen zijn.’ (tandarts Klinkhamer, 1911)
Door een geduldige en rustige uitstraling, het tonen van respect en begrip voor de persoon en zijn angstige problematiek, het gebruik maken van niet bedreigend taalgebruik en door het aannemen van een zelfverzekerde houding kan een vertrouwensrelatie met de angstige persoon worden opgebouwd. 17
3.1.2 Negatieve denkpatronen ontkrachten Een algemeen kenmerk van angstige personen zijn de irrationele opvattingen over de tandheelkundige behandelingen die door ervaringen in het verleden zijn opgebouwd (Angst voor de tandarts. Jongh A de, Van Gorcum, 2006) (MTX en GTBME).
Deze irrationele opvattingen kunnen worden ontkracht door te vragen naar de onderbouwing van een gedachte zoals bijvoorbeeld ‘hoe weet u zo zeker dat de behandeling vast pijn gaat doen?’ of door juist naar het tegengestelde te vragen als een ervaring, die aantoont dat deze gedachte niet altijd of niet helemaal klopt. Het vertellen van de juiste informatie over de behandeling en het aanbieden van positieve of meevallende ervaringen kunnen onredelijke opvattingen ook ontkrachten.
3.1.3 De beheersbaarheid vergroten Vooral mensen die een sterke interne behoefte aan controle hebben beschouwen een tandheelkundige behandeling als mogelijk angstwekkend (Angst voor de tandarts. Jongh A de, Van Gorcum, 2006). Door het inlassen van rustpunten, het opdelen van de behandeling in kleinere stukken eventueel van slechts enkele seconde en door het afspreken van een stopsignaal wordt de persoon het gevoel gegeven dat het mogelijk is enigszins invloed uit te oefenen op de behandeling.
3.1.4 De voorspelbaarheid van de behandeling vergroten Onverwacht pijnlijke ervaringen bevestigen het verwachtingspatroon van pijn en angst en leiden zeer zeker tot meer angst voor een volgende tandheelkundige behandeling. Voor en tijdens elke behandeling uitgebreide uitleg en dezelfde soort instructie, handelingen en volgorde gebruiken kan zorgen voor meer voorspelbaarheid. Het zorgen voor een effectief verdovingsbeleid zodat de persoon kan anticiperen op een behandeling waarin geen onverwachte dingen gebeuren. De persoon op de hoogte te brengen van hoelang iets duurt, hoe vaak er geboord moet worden of wanneer men wat zou kunnen voelen is een van de werkbare strategieën voor het verminderen van pijn en angstige spanning.
3.1.5 De tijdsperioden tussen de behandelingen beperken Door vervolgbehandelingen binnen twee weken te laten volgen op elkaar, wordt voorkomen dat de oude irrationele opvattingen, die zijn bijgesteld door positieve ervaringen, weer oplaaien.
3.2
De psychosociale benadering bij mensen met een hoge mate van angst in de algemene tandheelkundige praktijk
Is de mate van angst voor de tandheelkundige behandeling echter hoog, zodat er meer gevraagd wordt van de tandheelkundige behandelaar op psychosociaal gebied, dan schiet de kennis in de praktijk vaak te kort of is de tijdsdruk in de algemene praktijk groot, zodat er weinig tot geen tijd is voor een meer intensieve begeleiding van mensen met een hoge mate van angst voor een tandheelkundige behandeling (Jongh A de, Makkes PC, Broers DLM. Behandeling van angstige volwassenen in de algemene praktijk: richtlijnen voor behandeling van milde angst. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004; 111: 44-47).
In het onderzoek MTX en GTBME is in grote lijnen zowel bij de MatriXmethode als bij de gedragstherapeutische benadering met exposure uitgegaan van de volgende psychosociale werkwijze: 18
3.2.1 Introductie en een vertrouwensrelatie opbouwen Al eerder in paragraaf 3.1.1 beschreven is het belangrijk eerst een vertrouwensrelatie op te bouwen. De persoon moet er vanuit kunnen gaan dat de behandelsituatie veilig is en dat de tandheelkundige behandelaar rekening houdt met de angstgevoelens. De gemaakte afspraken tussen de behandelaar en de persoon moeten worden nagekomen en er mag en er zal niets gebeuren tegen de wil van de persoon. Wat ook belangrijk is, is om het verwachtingsbeeld van de persoon duidelijk te krijgen wat betreft de hulpverlener als ook het doel van de begeleiding/coaching. Verder vindt het uitwisselen van de algemene informatie plaats zoals afspraken over vertrouwelijkheid, informatieverstrekking aan derden (huisarts, tandheelkundige collega’s), afspraken over de kosten van een consult en zo nog meer.
3.2.2
De aanleiding beluisteren/probleemverheldering
Het angstprobleem wordt inhoudelijk in beeld gebracht: wat is de aanleiding voor de stap, die gemaakt is om hulp te zoeken bij het eventueel reduceren van de angst in intensiteit? En waarom juist nu? De aanleiding is slechts het begin (symptoom) van het exploreren van het ontwikkelingsgebied en kan als een rode draad gebruikt worden bij de verdere verkenning van het ontwikkelingsgebied (Bouwkamp R, Bouwkamp S, Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
Verder wordt er gevraagd naar:
Duur van de vermijding: de duur van vermijding is bepalend is voor de mate van de angst; hoe langer de vermijding; hoe groter het verval van het gebit en hoe dieper de angst zich gesetteld heeft in de persoon. De vraag wanneer de persoon voor het laatst een tandheelkundige behandelaar heeft bezocht is zo van essentieel belang. Hoe is de tandheelkundige angst ontstaan?: is de persoon ooit iets vervelends overkomen, bijvoorbeeld tijdens een tandheelkundige behandeling, in een ziekenhuis of is de angst al bedacht voor een toekomstige situatie? Info over verloop eventuele voorgaande angstbehandelingen: het kan zijn dat de persoon al eerder een hulpverleningstraject is ingegaan voor zijn angst voor de tandheelkundige behandeling of een andere angst of pathologische aandoening. Het is belangrijk te onderzoeken hoe de persoon met zijn problemen omgaat en op welke manier hij van buiten af aangestuurd kan worden. Wat is de rol van belangrijke anderen?: partners, ouders kunnen een rol spelen in het ontstaan en het in stand houden van de angst voor de tandheelkundige behandeling.
3.2.3 Diagnose en thematiseren van het ontwikkelingsgebied/probleemverheldering Naast het angstprobleem inhoudelijk in beeld te brengen, wordt nu ook de verstrengeling van de persoon met zijn angst onderzocht.
Angst of fobie?:
een bepaalde onrust of lichte vrees komt voor bij veel mensen die een tandheelkundige behandeling ondergaan en is begrijpelijk. Kan de persoon maar moeilijk een weg vinden in het omgaan met deze onrust, dan zal de angst voor de volgende behandeling alleen maar verder toenemen. Heeft de angst ertoe geleid dat de gezondheid op het spel wordt gezet, dat het beroepsleven er nadeel van ondervindt 19
en de dagelijkse dingen van het leven niet meer naar behoren uitgevoerd worden, dan is de angst fobisch geworden(zie ook paragraaf 1.3). Psychopathologische, fobische angsten voor de tandheelkundige behandeling hebben een specialistische aanpak nodig en deze zullen doorverwezen moeten worden naar bijvoorbeeld een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (Jongh A de. Patiënten met psychische problemen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 442-445).
Andere vormen aanwezig van psychopathologie:
in veel gevallen gaat angst voor de tandheelkundige behandeling samen met andere (specifieke) angsten, waaronder paniek en sociale angsten, die elkaar kunnen versterken. Hoe minder last van de andere angsten, hoe minder last van de angst voor de tandheelkundige behandeling en omgekeerd, omdat de totale spanningsniveau van de persoon dan lager is (MTX en GTBME).
Inventariseren van de gevreesde rampen en catastrofale gedachtegang:
het denksysteem is tweeslachtig. Zo staat ‘klein’ tegenover ‘groot’, ‘dik’ tegenover ‘dun’. Het dualisme vormt het fundament van het denken. Angst voor de tandheelkundige behandeling is onder andere terug te voeren op gedachten die te maken hebben met angst voor de pijn. Mensen met deze angst zijn geneigd eerder in uitersten te denken en vinden het lastig de onredelijk gedachte om te buigen naar een andersoortige helpende gedachte, mede omdat aan de inhoud van die gedachte een relatief grote geloofwaardigheid wordt toegekend. De uitkomst van de inventarisatie is belangrijk voor de uiteindelijk te kiezen gebruikte interventie. (Jacobs G, Rationeel-Emotieve Therapie. Bohn Stafleu Van Loghum, 2008).
3.2.4 Het niveau van zelfsturing bepalen (het onderstaande geldt voor de GTBME) De ene persoon beschikt over andere vaardigheden om problemen aan te pakken dan de andere persoon. De inhoudelijke bijdrage van de angstbehandeling moet afgestemd worden op de zelfsturing van de persoon.
Wat zijn de kenmerkende angstreacties voor de persoon?:
Welk bepaald irrationeel gedrag vertoont de persoon om een veiliger gevoel te krijgen, wanneer hij met de angst wordt geconfronteerd? Zo kan de persoon zichzelf bijvoorbeeld veiliger voelen, als hij de armleuningen van de behandelstoel omklemt, zijn spieren aanspant en zijn adem inhoudt om zo ervoor te zorgen dat de negatieve reactie uitblijft.
Welke manieren past de persoon nu al succesvol toe om met de angstwekkende situaties om te gaan?:
Een groot deel van de angstige personen hebben al vele strategieën bewust of onbewust toegepast om de angst beheersbaar te maken in bijvoorbeeld andere angstige situaties. Strategieën als het luisteren naar lievelingsmuziek, concentratie op de eigen buikademhaling of het bestuderen van visuele informatie zoals het bekijken van een ‘kijk’poster bevatten elementen, waardoor het spanningsniveau verlaagd kan worden.
3.2.5 Inventarisatie van de persoonlijke werkdoelen Na het meest belangrijke uit het ontwikkelingsgebied te hebben onderzocht en te hebben omschreven wordt het persoonlijke werkdoel vastgesteld van de angstige persoon. Dit heeft als doel dat hij meer 20
enthousiast en betrokken raakt bij zijn eigen behandeling. Zo komt er meer grip op de angst en hierdoor meer ruimte voor positieve emotie van verwachting, hoop en nieuwsgierigheid. In vergelijking met het aanvankelijk bewuste of onbewuste werkdoel zal het werkdoel nu meer betrekking hebben op de eigen (gedachte-)patronen en eigen belemmerende (persoonlijkheids-) factoren.
De wensen/behoeften van de persoon bepalen:
hoe kan de persoon geholpen worden, zodat hij zich vertrouwd en veilig voelt.
Bespreken wat de persoon zelf kan doen:
de eigen verantwoordelijkheid wordt aangesproken door de persoon te vragen wat hij zelf kan bijdragen om de behandeling te laten slagen en om zijn gestelde doelen te bereiken. Het geven van ‘huiswerk’ zoals het geleerde thuis verder te oefenen om voorbereid een eventuele volgende tandheelkundige behandeling te ondergaan, kan helpen de motivatie van de persoon hoog te houden (Bouwkamp R, Bouwkamp S, Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
3.2.6 Het plannen van interventies/probleemoplossing De verzamelde informatie wordt geïntegreerd in een behandelplan en besproken met de persoon om de angstreductie te bewerkstelligen. De te gebruiken interventies worden gekozen op basis van de behoefte van de individuele persoon. Voorbeelden van de meest gebruikte interventies bij angst voor de tandheelkundige behandeling zijn graduele exposure, afleidingstechnieken, ontspanningstechnieken, hypnose, cognitieve herstructurering of behandeling onder narcose. Om de toepasbaarheid van de MatriXmethode vast te kunnen stellen bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk is in het onderzoek MTX en GTBME ervoor gekozen deze methode te vergelijken met gedragstherapeutische interventies en de interventie exposure.
3.2.6.1 MatriXmethode: Interventie: uitleg emotie-model toegespitst op het ontstaan en de instandhouding van de eigen angstbeleving. Angstige personen hebben het gevoel dat hun gevoelens en emoties en daarmee hun samenhangende gedrag niet onder controle te brengen zijn. Maar als uitgelegd wordt dat het verdragen van pijn bepaald wordt door gevoelens, houding, spanning van spieren en de cognitieve aandacht voor de behandeling, kan de persoon iets concreets met die informatie gaan doen. De psychische en lichamelijke spanning veroorzaken hun eigen ongemak. Belangrijk is dat zulke informatie voor de coaching/behandeling verstrekt wordt. Interventie: zien, horen, voelen en/of denken of ook: plaatje of filmpje, geluid, gevoel en/of gedachtes. De eigen ontwikkelde strategie van zien, horen, voelen en/of denken over de tandheelkundige angstbeleving in het nu te vervangen, zodat deze angstbeleving geneutraliseerd wordt.
21
3.2.6.2 Gedragstherapeutische benadering met exposure:
Interventie: uitleg rationele wat betreft het ontstaan en de instandhouding van de angst gebaseerd op het ABC-schema vanuit de Rationele Emotieve Therapie (RET) (Jacobs G, RationeelEmotieve Therapie. Bohn Stafleu Van Loghum, 2008)
Zie de beschrijving hierboven bij de interventie: uitleg emotie-model van de MatriXmethode. Interventie: het opstellen van een exposure angsthiërarchie. Samen met de persoon wordt er een lijst opgesteld van een en dezelfde stimulussituatie, waaronder bijvoorbeeld angst voor boren of angst voor een injectie of angst om te stikken, die oploopt van weinig tot zeer angstwekkend. Interventie: het uitdagen van de irrationele gedachte op verbale wijze. De inhoud van de irrationele gedachten van personen met angst voor de tandheelkundige behandeling kunnen worden onderscheiden in: 1. Controleverlies, waaronder paniek, flauwvallen, stikken en misselijkheid. Bijvoorbeeld: ‘Als de tandheelkundige behandelaar gaat boren, raak ik in paniek’. 2. Rampzalige complicaties op tandheelkundig gebied. Bijvoorbeeld: ‘Als de tandheelkundige behandelaar in mijn kiezen boort, zullen mijn tanden afbreken’. 3. Zelfwaardering en schaamte. Bijvoorbeeld: ‘Ik schaam me dood voor mijn gebit’. 4. De angst zelf. Bijvoorbeeld: ‘Angst is nu eenmaal moeilijk te begrijpen’. 5. De eigen persoonlijkheid: ‘Ik ben nu eenmaal een neuroot’. 6. Het gedrag en de persoonlijkheid van de tandheelkundige behandelaar: ‘Het kan de tandheelkundige behandelaar niet schelen dat het pijn doet’. (Angst voor de tandarts, Jongh A de, Van Gorcum, 2006.)
Door de irrationele gedachten te herkaderen door bijvoorbeeld de empirische houdbaarheid, de bewijsvoering ervan te onderzoeken, is het de bedoeling dat de persoon geleidelijk aan inziet dat de gedachte onhoudbaar en niet reëel zijn (Beck Judith S. Basisboek Cognitieve Therapie, HB uitgevers, 2011).
Interventie: progressieve spierontspanningsoefening; ontspannen door aanspannen en loslaten. Lichaam en geest reageren met spanning, zodra de persoon zich in een bepaalde angstwekkende situatie bevindt. Dit kan tot uiting komen in een versnelde ademhaling en gespannen spieren. Door de angstige situaties levendig voor te stellen of echt mee te maken in een totaal ontspannen toestand, nemen de angsten stapsgewijs af (desensitisatietechniek). Met behulp van de desensitisatietechniek wordt er een nieuwe koppeling tot stand gebracht tussen de angstwekkende tandheelkundige situaties enerzijds en de lichamelijke reacties hierop anderzijds (Leahy Robert L, Angstvrij. Uitgeverij Nieuwezijds, 2010).
Interventie: oefenen in verbeelding met beangstigende situaties (exposure in vitro). Terwijl de persoon zich zo diep mogelijk ontspant, wordt hij geconfronteerd met de onderwerpen van de angsthiërarchie , te beginnen met het onderwerp dat de minste angst opwekt. Als het hem mogelijk is zich te ontspannen bij confrontatie met het ene onderwerp, neemt men het volgende en werkt zo systematisch de gehele lijst af (Leahy Robert L, Angstvrij. Uitgeverij Nieuwezijds, 2010). Interventie: oefenen in het echt met beangstigende situaties (exposure in vivo). In principe verloopt de exposure in vivo zoals de exposure in vitro. Alleen wordt de persoon niet alleen uitgenodigd zich het object of de situatie van zijn angst voor te stellen, maar wordt hij er daadwerkelijk mee geconfronteerd (Leahy Robert L, Angstvrij. Uitgeverij Nieuwezijds, 2010).
22
3.2.7 De afsluiting en het bespreken van een lange termijn strategie De kernpunten van de begeleiding worden concreet samengevat. Afspraken over de toekomstige aanpak worden door de persoon zelf kernachtig op papier geformuleerd. Behaalde resultaten moeten sterk gemaakt worden door de persoon te verzoeken thuis te oefenen om de meest moeilijke situaties onder controle te krijgen. Dit geldt voor de gebruikte interventie exposure, maar nu in gedachten uitgevoerd. Doordat de persoon gevraagd wordt juist dat te doen, waarvoor hij het meest bevreesd is, zal hij het moeilijk vinden dit huiswerk goed uit te voeren. Daarom is het aan te raden om samen met de persoon een aantal onderwerpen uit de hiërarchie te kiezen en deze te oefenen in de praktijk. Bij twijfel over bijvoorbeeld de motivatie of het correct toepassen van de structuur van de gebruikte methode kan al in een vroeg stadium de partner, of de ouder(s) erbij betrokken worden (Bouwkamp R, Bouwkamp S, Handboek Psychosociale hulpverlening. De Tijdstroom, 2010).
3.3
Rol van de tandheelkundige behandelaar
De tandheelkundige behandelaar kan de psychosociale interventies voor mensen met een milde angst beschreven in paragraaf 3.1 t/m 3.5 geruisloos integreren in zijn algemene tandheelkundige praktijkvoering. Lettend op het plannen van meer tijd, de gevoelssprieten uitzetten wat betreft het contact maken en het bespreken van de persoonlijke behoefte wat betreft het verminderen van de angstgevoelens van de persoon, zou de tandheelkundige behandelaar in staat moeten stellen professioneel en functioneel om te gaan met deze problematiek. De psychosociale benadering bij mensen met een hoge mate van angst in de algemene tandheelkundige praktijk vergt meer kennis en ervaring over de gebruikte (psychosociale) methoden. Daarnaast zal, gezien de drukke, volgeplande agenda’s van de tandheelkundige behandelaars, het aspect beschikbare tijd voor de angstige persoon een grote rol spelen.
3.4
Rol van de psychosociaal werker
In de opleiding tot psychosociaal werker, counselor en coach van Academie Gradatim staat de psychosociale werkwijze centraal. Kenmerken van deze werkwijze is het eclectisch kunnen toepassen van verschillende methoden en technieken om de begeleiding precies te laten aansluiten bij de behoefte van de cliënt. Alle facetten uit de opleiding kunnen ingezet worden bij de psychosociale benadering bij mensen met een hoge mate van angst voor de tandheelkundige behandeling, die beschreven is in paragraaf 3.2 e.v. Een psychosociaal werker zou goed in staat zijn deze problematiek binnen een tandheelkundige praktijk te doen verminderen met uitzondering van de exposure in vitro gerelateerde tandheelkundige interventies. Het verdient dan ook de voorkeur dat de psychosociaal werker werkende is binnen de muren van een tandheelkundige instelling, waardoor een intensieve samenwerking tussen de psychosociaal werker en de tandheelkundige behandelaar mogelijk is.
3.5
Rol van de MatriXcoach
Omdat bij het toepassen van deze methode geen gebruik wordt gemaakt van de interventie exposure in vitro is werken binnen de muren van de tandheelkundige praktijk geen noodzakelijke voorwaarde. Wel blijft het feit bestaan dat de angstige persoon begeleid wordt door twee verschillende behandelaars. Het verdient de voorkeur de begeleiding van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling door de tandheelkundige behandelaar zelf te laten geschieden om zo de 23
vertrouwensrelatie, die absoluut noodzakelijk is voor de angstige persoon, op te bouwen en te versterken. Is er sprake van psychiatrische gerelateerde aandoeningen naast de angst voor de tandheelkundige behandeling dan zal zowel de tandheelkundige behandelaar, de psychosociaal werker als ook de MatriXcoach verantwoord doorverwijzen naar een Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde met de functie Angstbegeleiding en Gehandicaptenzorg of naar een hulpverlener binnen de GGZ.
24
4.
De MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure
4.1
De MatriXmethode
De MatriXmethode is ontwikkeld door Ingrid Stoop in 1996. ‘De MatriXmethode is gebaseerd op het begeleiden van de cliënt om de eigen strategie te ontdekken van de eigen beleving van het eigen probleem en deze te vervangen als die ongewenst en onhandig is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de communicatiekanalen zien, horen, voelen en denken, waardoor informatie naar binnen en buiten stroomt. Elke cliënt heeft hierbij zijn eigen voorkeurskanaal. De coach begeleidt door alleen open vragen te stellen. De cliënt zelf verandert zijn eigen strategie. De cliënt maakt er zelf een beleving van, maakt zijn eigen beelden, eigen geluiden, eigen gevoel en eigen gedachten. De cliënt heeft zijn eigen manier van informatie opnemen, verwerken, opslaan en weer gebruiken’. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk) Met behulp van de MatriXmethode wordt een strategie die niet (meer) werkt bij leerproblemen, doorbroken door het bepalende detail in de ervaring te veranderen. Zodoende wordt een nieuwe strategie ontwikkeld die ervoor zorgt dat de informatie altijd beschikbaar is (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk).
Ook bij emotionele problemen gaat de MatriXmethode er van uit dat de kern van het probleem de beleving ervan is. Leerproblemen en emotionele problemen gaan vaak samen. Onze ervaringen slaan we op in ons geheugen. Aan veel van deze ervaringen is een emotie verbonden. Aan sommige ervaringen wordt een negatieve emotie verbonden. Telkens wanneer die ervaring herinnerd of opnieuw beleefd wordt, treedt de emotie op die eraan gekoppeld is. Als die emotie door de cliënt als vervelend wordt ervaren en dus een belemmering vormt, dan is het zaak de emotie die aan die specifieke ervaring gekoppeld is, te neutraliseren. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk).
4.1.1 Het uitgangspunt van de MatriXmethode Het uitgangspunt van de MatriXmethode is de interne strategie die iemand zelf heeft ontwikkeld bij leren en emoties. Dit kan alleen door de persoon zelf worden aangepast en gebruikt. De persoon staat centraal in plaats van het probleem. Als bij ontstane problemen blijkt dat de strategie niet (meer) werkt, is het van belang deze strategie te vervangen. Een eigen strategie, die voor diegene beter, makkelijker en sneller werkt, zodat het probleem wordt opgelost. De MatriXmethode gaat niet op zoek naar de oorzaak, maar werkt praktisch aan een oplossing bij de uiteenlopende problemen waaronder dyslexie en andere leerproblemen tot angsten en autisme.
4.1.2 Het doel Het doel van de MatriXmethode is dat gebruik gemaakt wordt van de eigen kracht, kwaliteiten en potentieel, waardoor problemen aangepakt en opgelost kunnen worden. Zo wordt bij leerproblemen de eigen unieke manier van denkbeeldige informatieverwerking gevonden, die aansluit bij de specifieke behoeften. Daardoor is de persoon beter in staat nieuwe informatie op te nemen, te verwerken, op te slaan en weer te gebruiken. Bij emotionele problemen is het zaak de eigen strategie van de eigen beleving van het eigen probleem te vervangen.
25
4.2 De gedragstherapeutische benadering met exposure Aaron Temkin Beck (1921) en Albert Ellis (1913), twee Amerikaanse psychotherapeuten, worden samen gezien als de grondlegger van de cognitieve gedragstherapie. In de loop der jaren zijn er heel wat varianten op deze therapie bedacht, die namen hebben gekregen als cognitieve gedragstherapie, cognitieve therapie en gedragstherapie. Methodes als de Rationele Emotieve Therapie (RET, ontwikkeld door Ellis) en Mindfulness (ook wel: aandachtgerichte cognitieve therapie) zijn afgeleiden hiervan. Behalve gedragstherapeutische processen als exposure en ontspanningstechnieken is er aandacht voor de vaak irrationele gedachten, die de persoon over bijvoorbeeld de angst voor de tandheelkundige behandeling heeft gevormd. Exposure is de geleidelijke blootstelling aan bijvoorbeeld de angst voor de tandheelkundige behandeling. Voor specifieke angsten klachten is dit al jarenlang de behandeling bij uitstek (Leven met een fobie, Hoevenaars J, Bohn Stafleu van Loghum, 2002). Blootstelling kan daadwerkelijk gebeuren (‘exposure in vivo’), maar ook denkbeeldig (‘exposure in vitro’). De blootstelling kan plaatsvinden met een grote sprong in het diepe (‘flooding’) of via een geleidelijk oplopende mate van belasting: graduele ‘exposure in vivo’.
4.2.1 Het uitgangspunt van de gedragstherapeutische benadering met exposure Deze vorm van begeleiding maakt gebruik van de leertheoretische verklaringsmodellen, gebaseerd op de klassieke conditionering. Door een vervelende ervaring in bijvoorbeeld een tandheelkundige situatie zou angst gekoppeld worden aan die tandheelkundige situatie. Door vervolgens die situatie zo veel mogelijk uit de weg te gaan, zou de persoon nooit leren dat de koppeling met angst onterecht is.
4.2.2 Het doel Vragen over het ontstaan van de klacht en het uitleggen van de behandeling geeft bijvoorbeeld de persoon met angst voor de tandheelkundige behandeling de erkenning die zo belangrijk voor hem is. De behandelaar krijgt zo ook een indruk van de belastbaarheid van de persoon ten aanzien van de behandeling. De bedoeling van de irrationele gedachten cognitief te herstructureren is dat de persoon geleidelijk aan inziet dat de gedachte onhoudbaar en niet reëel zijn. De kern van graduele blootstelling is: blootstelling aan dat wat wordt gevreesd en een geleidelijk opvoeren van de moeilijkheidsgraad. Normaal stopt iemand onmiddellijk met datgene wat hem zo angstig maakt. Bij blootstelling is het de bedoeling dat iemand juist die angst opzoekt, om vervolgens te leren de angst te doorstaan en terug te dringen. Het doel van de progressieve ontspanningstechniek is de persoon bewust te laten worden van het verschil tussen spanning en ontspanning en dat verschil goed te leren voelen in het lichaam. Om in ontspannen toestand daarna de angstwekkende situatie aan te gaan, zodat er een nieuwe koppeling tot stand wordt gebracht tussen de angstwekkende tandheelkundige situaties enerzijds en de lichamelijke reacties hierop anderzijds.
26
4.3
Overeenkomsten van en verschillen tussen de MatriXmethode en de gedragstherapeutisch benadering met exposure
4.3.1 (Basis-) overeenkomsten van de twee methoden - uitgaande van de zelfredzaamheid van de cliënt. Zoals de MatriXmethode zegt: Je eigen kwaliteiten, talenten en kracht benutten. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk) - werken aan een therapeutische relatie. In de NLP ook wel ‘rapport maken’ genoemd. Zoals de MatriXmethode zegt: Door aansluiting te maken met en respect te hebben voor de beleving van de persoon in kwestie, komt de neutrale en zonder oordeel hebbende MatriXcoach achter de strategie van de persoon. …. Aansluiting kan bestaan uit: dezelfde lichaamshouding aannemen, dezelfde toonhoogte, intonatie en ritme gebruiken als de persoon, dezelfde stemming uiten. Dit is van groot belang bij het contact maken. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk). - Je kunt mensen alleen maar helpen door een veilige omgeving te creëren…. (uit: De MatriXmethode van e
Ingrid Stoop, 2010, 2 druk).
- de cliënt staat centraal. Bij coaching met de MatriXmethode staat de persoon neutraal. Geen mens is mijns inziens in een hokje te plaatsen en er is dus ook geen uniforme oplossing voor welk probleem dan ook. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk).
4.3.2 Verschillen tussen de twee methoden - De duur van een MatriXcoaching is 20 minuten tot maximaal 60 minuten per sessie van hooguit 3 sessies (De MatriXmethode, Ingrid Stoop, 2010). - De duur van een gedragstherapeutische benadering met exposure is minimaal 45 minuten en meer per sessie van minimaal 6 sessies (Angst voor de tandarts, Jongh de A, Van Gorcum, 2006). - De MatriXcoach stelt geen vragen met betrekking tot de inhoud (wanneer, met wie, hoelang al…), maar vraagt alleen: “Wat is het vervelendste onderdeel?” Door dat detail te veranderen, verandert het plaatje. (uit: De MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2e druk).
- Bij de MatriXmethode gaat het niet om de inhoud, maar om de beleving van het probleem… (uit: De e
MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2 druk).
- De MatriXmethode staat ervoor dat de cliënt de belemmerende, blokkerende emotie zelf laat verdwijnen in plaats van: … er mee leren ‘dealen’? Er dus mee leren omgaan? Proberen er mee te leven? Het negeren? Het een ‘plekje’ geven. Het van je afzetten? Bedekken? Verdoven? Er voor weg lopen? Het beter aankunnen? Het beheersen? Er ‘grip’ op krijgen? Ze overwinnen? Er controle over krijgen? (uit: De e
MatriXmethode van Ingrid Stoop, 2010, 2 druk).
27
5.
Een praktijkonderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst
5.1
Inleiding
Volgens de literatuur is de gedragstherapeutische benadering met exposure dé aangewezen behandeling voor specifieke fobieën als angst voor de tandheelkundige behandeling (Leven met een fobie, Hoevenaars J, Bohn Stafleu Van Loghum, 2002). Deze intensieve tijd omvattende benadering vraagt psychotherapeutische professionaliteit van de tandheelkundige behandelaar en intensieve extra behandeltijd in de vaak drukbezette algemene tandheelkundige praktijk. De MatriXmethode is een kortdurende protocollaire methode ontwikkeld door Ingrid Stoop en inzetbaar bij mensen met volle hoofden, leerproblemen, angsten, mentale, emotionele en psychosomatische problemen. Om de toepasbaarheid te kunnen onderzoeken van de MatriXmethode is in samenwerking met het MatriXmethode Instituut een vergelijkend onderzoek gedaan tussen de MatriXmethode en de gedragstherapeutische benadering met exposure in de begeleiding van personen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de Mondhygienistenpraktijk Elst. De centrale vraag hierbij is of de MatriXmethode praktisch inzetbaar is voor angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk.
5.2
Materiaal en methode
In dit praktijkonderzoek werden personen betrokken die al reeds cliënt zijn bij Mondhygiënistenpraktijk Elst, hun naasten, familie, vrienden en bekenden. Via een digitale uitnodiging om deel te nemen aan het angstonderzoek werden 500 personen bereikt via de mail. Van die 500 personen reageerden 21 personen positief, dan wel een partner of familielid om deel te nemen aan het onderzoek. Van de 21 aanmeldingen bleven 12 personen over, die definitief hebben deelgenomen aan het onderzoek. Redenen om uiteindelijk te annuleren waren tijdgebrek, ziekte partner, te snel ja gezegd zonder te beseffen wat het onderzoek nu inhield of geen reden(en). De onderzoeksgroep bestond uit 12 deelnemers, 3 mannen met een gemiddelde leeftijd van 34 jaar (8– 50 jaar) en 9 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 55 jaar (27–56 jaar). Alle deelnemers hadden de Nederlandse nationaliteit en afkomst en beheersten de Nederlandse taal goed. De onderzoeksgroep is willekeurig verdeeld in een groep begeleid met behulp van de MatriXmethode (hierna te noemen: MTX) en in een groep begeleid met gedragstherapeutische interventies en exposure (hierna te noemen: GTBME). De MTX-groep bevat 2 mannen en 4 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 41,67 jaar. De GTBME-groep bevat 1 mannelijke en 5 vrouwelijke deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 44,5 jaar. Om pathologisch, tandheelkundige fobische personen met een of meer andere pathologische aandoeningen uit te sluiten, omdat deze personen een specialistische psychiatrische aanpak vergen, is ervoor gekozen diagnostische vragenlijsten te gebruiken, waaronder:
de korte vragenlijst om de dispositieangst (angst als persoonlijkheidskenmerk) voor de tandheelkundige behandeling te meten (hierna te noemen: K-ATB) (bijlage 2)
28
de sociale aspecten vragenlijst, die de sociale consequentie van de tandheelkundige angst in het dagelijks leven meet (hierna te noemen: SA-DAS) (bijlage 2)
de Oral Health Impact Profile vragenlijst, die de invloed meet van de mondgezondheid op de kwaliteit van het leven (hierna te noemen: OHIP-14) (bijlage 2)
De begeleiding van personen met angst voor de tandheelkundige behandeling vereist in de diagnostische fase te vragen naar de specifieke angstwekkende situaties en daarmee te vragen naar de zogeheten conditionerende stimuli (de CS-en). Deze stimuli vervullen een rol als voorspeller van de verwachte ramp of ook: de catastrofale gedachten zoals bijvoorbeeld ‘bij het vullen van die kies krijg ik vast te maken met een onhanteerbare pijn’. De vragenlijsten die gebruikt zijn om de stimuli van objecten en situaties te meten en om de catastrofale verwachtingsgedachten te onderzoeken zijn: de vragenlijst stimulussituaties (bijlage 2)
de Dental Cognitions Questionnaire (hierna te noemen: DCQ) (bijlage 2)
De hierboven genoemde 5 vragenlijsten zijn alle 12 deelnemers digitaal toegestuurd voordat de intake en de daadwerkelijke begeleiding/coaching heeft aangevangen. Voor het invullen van deze vragenlijsten werd een inschatting gedaan van ongeveer 45 minuten. De gegevens van de ingevulde vragenlijsten werden na digitale terugzending geanalyseerd en besproken met de persoon tijdens de intake en voorafgaand aan de daadwerkelijke coaching. Om de resultaten van de coaching te kunnen meten is er een scorelijst ontwikkeld op basis van de diagnostische criteria over specifieke angsten volgens de DSM-IV (Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders, het internationale classificatiesysteem van de Geestelijke Gezondheidszorg). Tijdens het onderzoek is er gebruik gemaakt van 3 meetmomenten, te weten: 1. 2. 3.
Voor aanvang diagnostische fase Na de daadwerkelijke coaching met behulp van de MTX en de GTBME Na de mondhygiënische behandeling van maximaal 30 minuten bestaande uit: inspectie van de mond met spiegel en sonde aanwezige aanslag en tandsteen verwijderen met behulp van een ultrasoon tandsteenverwijderapparaat en een groen hoekstuk met polijstcup en tandpasta ter plaatse van het front.
Als laatste is er een schriftelijke evaluatie afgenomen om de beleving van het onderzoek met betrekking tot de 2 gebruikte methoden te onderzoeken door de deelnemers aan het angstonderzoek. Alle verkregen data van de vragenlijsten, de scorelijsten en het evaluatieformulier is ingevoerd en geanalyseerd met behulp van het programma Excel (bijlage 2). De data-analyse heeft bestaan uit:
Leeftijdsopbouw en sekse in het algemeen. Populatieverdeling over de 2 onderzoeksgroepen. Diagnosticeren van de mate van angst tot een fobie door middel van gebruikmaking van de vragenlijsten K-ATB, SA-DAS en de OHIP-14. Psychopathologische achtergronden. 29
5.3
De hiërarchie van meest catastrofale gedachten met behulp van de vragenlijst tandheelkundige situatie en/of objecten. De nulmeting tijdens de intake en voor het starten van de coaching en daadwerkelijke mondhygiënische behandeling. De tussentijdse meting na coaching en voor mondhygiënische behandeling. De nameting na mondhygiënische behandeling. De duur van de daadwerkelijke coaching MTX en GTBME. De evaluatie betreffende de beleving van het onderzoek met betrekking tot de 2 gebruikte methoden.
Resultaten
Drie van de deelnemers hebben enkel alleen een angst voor de tandheelkundige behandeling. Er zijn 9 deelnemers die aangegeven hebben meerdere specifieke angsten te hebben, dan wel een generaliseerde angst, een (in het verleden vastgestelde) paniekstoornis of een persoonlijke kenmerk als Asperger. Van de 12 deelnemers is er op het moment van deelname geen sprake van een fobische angstreactie volgens de criteria van de DSM IV op de tandheelkundige behandeling. Twee van de mannelijke deelnemers (deelgenomen in zowel de MTX-groep als in de GTBME-groep), geven wel aan dat hun sociale leven, de kritiek van de partner, zulke dramatische vormen aannam om (al eerder) te doen besluiten hulp te zoeken voor hun angst voor de tandheelkundige behandeling. Uit de vragenlijst gebaseerd op angst voor tandheelkundige situaties of objecten komt naar voren dat angstige personen invasieve ingrepen als meest angstwekkend beschouwen. Objecten en situaties die met de inrichting van de tandheelkundige praktijk te maken hebben (behandelstoel, behandellamp), het tandheelkundig team (tandarts, mondhygiënist, assistente) en hun uitrusting (beschermende kleding) beoordelen angstige personen als minst angstwekkend. Pijn, het vullen van een tand of kies en het niet voldoende verdoofd zijn, ervaren angstige personen als de meest angstwekkend stimuli (top 3 meest angstwekkende stimuli). Het zien van de handschoenen, de veiligheidsbril van de tandheelkundige behandelaar en het zien van een witte jas ervaren angstige personen als het minst angstwekkend (top 3 minst angstwekkende stimuli). De Dental Cognitions Quqestionnaire (DCQ) brengt het volgende naar voren: de vragen gerelateerd aan het zelfbeeld/zelfspraak van de persoon scoren hoog
ik heb geen controle over wat gebeurt mijn zenuw zal geraakt worden ik ben weerloos
en de vragen gerelateerd aan de behandeling zelf scoren laag:
tandartsbehandelingen gaan vaak mis ik ben iemand met veel te grote wortels 30
verdovingen werken vaak niet
5.3.1 Analyse van de scorelijst gebaseerd op de criteria van de DSM-IV voor intake: de nulmeting
MTX: dezelfde waarden scoren als 0.02 GTBME: er op individuele vragen geen grote verschillen worden gescoord (max 0.83)
Gebaseerd op de analyse van de nulmetingresultaten is de conclusie dat de onderzoeksgroep homogeen verdeeld is over MatriX en GTBME –groep; er hoeft geen verstoring van de tussentijdse en eind meting verwacht te worden.
5.3.2 Analyse van de scorelijst gebaseerd op de criteria van de DSM-IV na intake, na coaching en vòòr mondhygiënische behandeling: de tussentijdse meting
MTX: Bij het verloop van de behandeling valt op dat direct bij tussentijdse meting de resultaten over alle vragen naar beneden gaan (1,87 gemiddeld muv vraag 1). GTBME: Bij het verloop van de behandeling valt op dat direct bij tussentijdse meting de resultaten over alle vragen ongeveer gelijk naar beneden gaan beneden gaan. (minder snel als bij de MTX (0,53 muv vraag 7)
5.3.3 Analyse van de scorelijst gebaseerd op de criteria van de DSM-IV na mondhygiënische behandeling: de nameting
MTX: Bij de eindmeting is er een minimale verbetering van de score te zien(0,06) gemiddeld muv vraag 7 MTX: De absolute afname is groot (gemiddeld bijna 1,93 punt (muv vraag 7)) GTBME: Bij de eindmeting gaan de scores weer omlaag (0,70 muv vraag 7) GTBME: De absolute afname is kleiner dan bij de MatriXgroep (1,23 muv vraag 7)
31
5.4
Tijdsduur van de coaching gedurende het onderzoek
L J 0 3
A L G A L G
A L G d u u r
C T 7 9
R W 7 7
E I 6 6
J L D 5 3
M P 5 2
g e m
M T X
M 1
V
M
V
V
V
M E S 8 5
V
V
3 5 G T B M E
5 1 G T B M E
5 3 G T B M E
5 5 G T B M E
5 5 G T B M E
9 5
1 2 0
1 0 0
9 5
1 0 0
4 6
5 9
6 0
4
M T X
M T X
M T X
M T X
M T X
M T X
2 7 G T B M E
6 0
1 2 0
5.5 1 2 4 1 1 1 1 1 1 1
eval f eval f eval f
2 3
a b c d e f g
3 0
3 6
G T B M E
1 0 5
6 9
g e m
G e m
A l g
7 0
MTX: gemiddelde duur in tijd van de coaching van de 6 deelnemers is 36 minuten. GTBME: gemiddelde duur in tijd van de coaching van de 6 deelnemers is 105 minuten.
ALG ALG ALG eval f eval f eval f eval f eval f eval f eval f
3 0
J S 5 7
V
3 5
3 5
K B 5 7
M
3 3
4 0
S K 5 9
V
8
2 0
A H 6 1
V
2
m i n
E W 7 7
V e r s c h M T X / G T B M E
Hoe hebben de deelnemers het onderzoek ervaren? LJ03 CT79 RW77 EI66 JLD53 MP52 Gem MES85 EW77 AH61 SK59 KB57 JS57 Gem Verschil Gem M V M V V V MTX V V M V V V GTBME M G Abs Alg 8 33 35 46 59 60 27 35 51 53 55 55 MTX MTX MTX MTX MTX MTX GTBME GTBME GTBME GTBME GTBME GTBME 4 4 5 4 5 5 4,50 5 5 5 5 5 5 5,00 0,50 4,75 5 4 5 5 5 5 4,83 5 5 5 5 5 5 5,00 0,17 4,92 3 3 5 5 5 4 4,17 4 5 5 4 2 3 3,83 0,33 4,00 4 3 5 5 4 4 4,17 4 4 1 4 3 5 3,50 0,67 4,00 5 4 4 5 5 5 4,67 5 5 5 5 5 4 4,83 0,17 4,75 5 4 5 4 5 4 4,50 4 4 4 4 4 5 4,17 0,33 4,33 5 4 5 5 5 5 4,83 4 5 4 5 5 5 4,67 0,17 4,75 4,43 3,71 4,86 4,71 4,86 4,57 4,52 4,43 4,71 4,14 4,57 4,14 4,57 4,43 0,10 4,50
10
8
9
9,75
10
9
9,29
10
10
10
9
9
8
9,33
0,04
9,31
Op de vragen 1a t/m 1g hoe de deelnemer a. b. c.
De coaching in zijn geheel De coaching gegeven door Ingrid of Miriam De duur (in tijd ) van de coaching zelf
32
d. e. f.
De tijd die u heeft gebruikt voor het invullen van alle vragenlijsten De mate waarin de coaching aan uw verwachtingen heeft voldaan De informatieverstrekking vooraf g. De plaats waar de coaching is gehouden
gewaardeerd heeft op een schaal van 1 t/m 5 waarbij 1 correspondeert met het item slecht en 5 correspondeert met het item uitstekend zijn de gemiddelde waarde voor de MTX 4.52 en de GTBME 4.43. Op vraag 1d ‘De tijd die u heeft gebruikt voor het invullen van alle vragenlijsten’ wordt gemiddeld het laagst gescoord. Op de vragen 1b, 1e, 1g resp. ‘De coaching gegeven door Ingrid of Miriam’, ‘De mate waarin de coaching aan uw verwachtingen heeft voldaan’ en ‘De plaats waar de coaching is gehouden’ scoren gemiddeld het hoogst. Op vraag 1c ‘De duur in tijd van de coaching zelf’ zie je een betere evaluatieve waarde bij de MTX. Op de open vraag 2 ‘Wat vond u de beste onderdelen van de gebruikte methode?’ werd bij de MTX ‘het visualiseren van denkbeelden’ genoemd en bij de GTBME ‘de ontspanningsoefening’ en ‘uitleg rationale angst’. Op de open vraag 3 ‘Wat vond u overbodig/niet nuttig?’ werden geen suggesties gedaan en werden alle onderdelen even plezierig en nuttig gevonden. Op de open vraag 4 ‘Welke suggesties heeft u ter verbetering van de gebruikte methode?’ werden de volgende suggesties gedaan: wellicht het gebruik van de muziek in de coaching het geven van een voorbeeld hoe een beeld te visualiseren en te vervangen samen met de coach naar de tandheelkundige behandelaar mailattendering na aantal dagen door de vragenlijsten kwam ik in contact met dingen waarvan ik niet wist dat die ook konden gebeuren, dat was niet zo leuk De laatste vraag 5 ‘Welk cijfer zou u willen geven op een schaal van 1 tot 10 voor het gehele onderzoek?’ is een gemiddelde gescoord van 9,31.
5.6
Conclusie en discussie
Uit de resultaten van het onderzoek MTX en GTBME (bijlage 2) kan geconcludeerd worden, dat de verdeling mannen/vrouwen, jong/oud over de MTX en GTBME onderzoeksgroep homogeen te noemen zijn. De specifieke angst voor de tandheelkundige behandeling wordt volgens de DSM-IV gerekend tot de enkelvoudige angsten, waarvan bekend is dat de angst op zich zelf staat. Uit de onderzoeksgegevens MTX en GTBME komt naar voren dat angst voor de tandheelkundige behandeling vaak samengaan met andere angsten waaronder hoogtevrees, dierenangst en engtevrees. Ook angst voor de dood en angst voor verwondingen zijn genoemd. Een in het verleden gediagnosticeerde paniekstoornis en in het heden een vastgestelde Asperger syndroom werden ook gemeld. 33
De groep mensen die angstreacties vertoont alleen op de confrontatie met de angstige tandheelkundige stimuli zal makkelijker te behandelen zijn in de reguliere praktijk en is de angst relatief eenvoudig te bestrijden, bijvoorbeeld door het toepassen van de MatriXmethode of alleen een exposure gericht op het uitdoven van de angst voor bepaalde stimuli. Het angstpatroon van de groep mensen met paniekstoornis of meerdere vormen van specifieke angsten in combinatie met angst voor de tandheelkundige behandeling reageren goed ter plaatse op de interventies van de behandelaar, maar na een tijd blijkt al snel de herinnering zich weer vast te houden aan het eerdere angstverwachtingspatroon. De resultaten van controle na 6 weken na coaching en behandeling moeten met een zekere reserve worden bekeken. Ze zijn alleen van evaluatieve waarde, omdat slechts 6 van de 12 deelnemers gereageerd hebben op het verzoek de controle na 6 weken in te vullen en te retourneren. Het niet invullen en niet retourneren zou een signaal van een verminderde medewerking kunnen zijn. Het lijkt van belang om bij een volgende nacontrole een hogere deelnemersgroep te krijgen. Interessant zou zijn om te zien wat de invloed is van de nacontrole zelf: of de scores van angst verkregen na de coaching en na de mondhygiënische behandeling de tandheelkundige attitude op de langere termijn dient. Het onderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst laat zien dat: de tijdsduur van de gebruikte methoden in het onderzoek, de MTX in een relatieve korte tijd toegepast kan worden bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling. Het alleen uitvoeren van een exposure in vitro kost ook relatief weinig tijd, maar zal voor de effectiviteit ten alle tijden vooraf gegaan moeten worden door cognitieve technieken als de rationele uitleg wat betreft het ontstaan en in stand houding van de angst, de herkadering van de irrationele gedachtegang van de persoon en het aangaan van de exposure in ontspannen toestand. De scorelijsten gebaseerd op de criteria van de DSM-IV (de nulmeting, de tussentijdse meting en de nameting) laten zien dat de angstgevoelens bij gebruik van de: MTX sneller dalen en meer afnemen in vergelijking met de GTBME. De absolute afname van de angst voor de tandheelkundige behandeling is na het toepassen van de MTX daarmee groter dan de absolute afname na het toepassen van de GTBME. Zowel de deelnemers die zijn gecoacht op angst voor de tandheelkundige behandeling met behulp van de MTX, als ook de deelnemers in de GTBME groep geven aan meer dan tevreden te zijn over de coaching in zijn geheel en de mate waarin de coaching aan hun verwachtingen heeft voldaan. Concluderend kan er gezegd worden dat de MatriXmethode goed toepasbaar is voor angstcoaching in de tandheelkundige behandeling. De snelle resultaten en de kortdurende coaching samen met de kortdurende opleiding tot gecertificeerd MatriXcoach (1 tot maximaal 5 dagen) maken de MatriXmethode geschikt voor toepassing in de algemene tandheelkundige praktijk. Het geeft de tandheelkundige behandelaar de mogelijkheid de cliëntenrelatie op een nog weinig toegepast vlak te verbreden en te verbeteren.
34
6.
Conclusies en aanbevelingen
In deze scriptie is onderzocht hoe psychosociale methoden in te zetten bij mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk. Daarnaast is de toepasbaarheid onderzocht van de MatriXmethode als extra tool voor de tandheelkundige behandelaar om mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling te begeleiden in de algemene tandheelkundige praktijk.
6.1
Angst voor de tandheelkundige behandeling
In hoofdstuk 1 en 2 is onderzocht hoe de angst voor de tandheelkundige behandeling ontstaat en welke processen mede verantwoordelijk zijn in relatie tot de verschillende levensgebieden voor de instandhouding van deze angst. Uit de verschillende literatuuronderzoeken en uit het onderzoek MTX en GTBME blijkt dat de angst voor de tandheelkundige behandeling, ondanks dat ze wordt gerekend tot de groep specifieke angsten, met ruim 75 % gepaard gaat met andere specifieke angsten en tevens met tot de angstgroep behorende paniekstoornis. Het onderzoeken of de angst dan ook gebaseerd is op alleen tandheelkundige objecten en situaties of dat er meerdere angsten dan wel andere pathologische aandoeningen aanwezig zijn, is dan ook van groot belang. Meer gecompliceerde angsten verstrengeld met de in aanleg aanwezige bepaalde aspecten van de persoonlijkheid, die voor belemmering kunnen zorgen in het dagelijks functioneren, hebben een meer specialistische aanpak van angstbegeleiding nodig, dan dat de tandheelkundige behandelaar in de praktijk kan bieden.
6.2
Het psychosociaal begeleiden van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk
In hoofdstuk 3 is een psychosociaal protocol opgezet voor mensen met een milde angst en mensen met een hoge angst voor de tandheelkundige behandeling, die normaal gesproken behandeld kunnen worden binnen de muren van een algemene tandheelkundige praktijk. Om deze psychosociale methoden in te kunnen zetten is enige expertise en ervaring nodig voor de effectiviteit van de angstbehandeling. Een psychosociaal werker beschikt over de meeste vaardigheden om de gebruikte interventies toe te passen binnen de algemene tandheelkundige praktijk. Vaardigheden als exposure in vitro wat betreft bijvoorbeeld de angst voor het toedienen van een verdovingsinjectie zal in samenwerking met de tandheelkundige behandelaar uitgevoerd moeten worden. Omdat bij het toepassen van de MatriXmethode geen gebruik wordt gemaakt van de interventie exposure in vitro is werken binnen de muren van de tandheelkundige praktijk geen noodzakelijke voorwaarde. Wel blijft het feit bestaan dat de angstige persoon begeleid wordt door twee verschillende behandelaars. Het verdient de voorkeur de begeleiding van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling door de tandheelkundige behandelaar zelf te laten geschieden om zo de vertrouwensrelatie, die absoluut noodzakelijk is voor de angstige persoon, op te bouwen en te versterken.
6.3
Inzet van de MatriXmethode bij de begeleiding van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk
Hoofdstuk 4 vertelt over de inhoud, de uitgangspunten en het doel van de MatriXmethode en over de inhoud, de uitgangspunten en het doel van de gedragstherapeutische benadering met exposure. De verschillen en de overeenkomsten tussen deze twee methoden worden belicht. 35
Hoofdstuk 5 onderzoekt of de MatriXmethode inzetbaar is als extra tool in het begeleiden van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling in de algemene tandheelkundige praktijk. De methode lijkt zeer geschikt te zijn voor de toepasbaarheid in de algemene tandheelkundige praktijk met name door de relatieve korte tijdsduur die nodig is om de vaststaande gestructureerde methode toe te kunnen passen. Daarnaast biedt de korte opleiding van 1 tot maximaal 5 dagen de mogelijkheid voor elke tandheelkundige behandelaar deze methode in een kort tijdsbestek eigen te maken. Interessant is of de scores van angst verkregen 6 weken na de coaching en na de mondhygiënische behandeling de tandheelkundige attitude op de langere termijn dient. Door het ontbreken van de totale 12 scorelijsten (slechts 6 digitaal geretourneerd) is alleen een objectieve evaluatie mogelijk.
36
7.
Stellingen
Indien een persoon met angst voor de tandheelkundige behandeling zich aanmeldt voor angstcoaching moet onderzocht worden of dit een symptoom is van een dieper of ander gelegen probleem.
De drempel voor angstcoaching op vrees voor de tandheelkundige behandeling moet zo laag mogelijk zijn.
Een psychosociaal werker kan goed ingezet worden voor begeleiding van angst voor de tandheelkundige behandeling.
Een gecertificeerd MatriXcoach kan goed ingezet worden voor begeleiding van angst voor de tandheelkundige behandeling.
Aan de toepassing van de MatriXmethode zijn strikte voorwaarden verbonden.
Het welzijn van de angstige persoon voor de tandheelkundige behandeling staat bij zowel de gedragstherapeutische benadering met exposure als ook bij de MatriXmethode boven de gebruikte methode zelf.
Zowel de gedragstherapeutische benadering met exposure als ook de MatriXmethode doen meer dan alleen symptoombestrijding.
Mensen zijn zelf verantwoordelijk om hun angst voor de tandheelkundige behandeling op te lossen en hulp te zoeken als ze er niet uitkomen. Indien ze hierin niet slagen zijn de partner, ouder(s) of vrienden medeverantwoordelijk om de persoon te helpen goed te blijven functioneren.
37
Literatuuroverzicht (Hand-)boeken:
Anneese C. Bang voor de tandarts, Utrecht, Het spectrum, 2003. Beck Judith S. Basisboek Cognitieve Therapie, HB uitgevers, 2011. Bouwkamp R, Bouwkamp S. Handboek Psychosociale hulpverlening. de Tijdstroom, 2010. Jacobs G, Rationeel-Emotieve Therapie. Bohn Stafleu Van Loghum, 2008. Jongh A de. Angst voor de tandarts. Van Gorcum, 2006. Hoevenaars J. Leven met een fobie. Bohn Stafleu van Loghum, 2002. Leahy Robert L, Angstvrij. Uitgeverij Nieuwezijds, 2010. Stewart I, Joines V. Transactionele Analyse, Het handboek voor persoonlijk en professioneel gebruik. Uitgeverij SWP, 7e druk, 2008. Stoop I. De MatriXmethode, 2e druk, 2010.
(Wetenschappelijke) artikelen:
Aartman IHA, Jongh A de, Makkes PC. Extreem angstige patiënten: heeft behandeling het gewenste effect? Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 462-465. Jongh A de. Patiënten met psychische problemen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 442-445. Jongh A de. Het beoordelen van het psychisch functioneren van patiënten in de tandartspraktijk. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 439-441. Jongh A de, Makkes PC, Broers DLM. Behandeling van angstige volwassenen in de algemene praktijk: richtlijnen voor behandeling van milde angst. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004; 111: 4447. Jongh A de, Makkes PC, Broers DLM. Behandelstrategieën voor patiënten met pathologische angst. Ned Tijdschr Tandheelkd 2005; 112: 95-98. Jongh A de, Makkes PC, Broers DLM. Beroepsdifferentiatie in de tandheelkunde 12. De differentiatieopleiding ‘tandarts-angstbegeleiding’. Ned tijdschr Tandheelkd 2007; 114: 292-295. Jongh A de, Broers DLM. De risico’s op het mislukken van een angstbehandeling. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 324-329. Jongh A de, Broers DLM. De risico’s op het mislukken van een angstbehandeling. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 324-329. Linden van den Heuvel GFEC van, Pelkwijk BJ ter, Stegenga B. Kokhalzen bij behandelingen in de mond. De beschikbare diagnostiek en behandelmethoden. Ned Tijdschr Tandheelkh 2006; 113: 134-136. Maanen EJ van, Dinter N van, Versloot J, Veerkamp JSJ. Angst voor een tandheelkundige behandeling bij kinderen. Invloed van ervaring en psychisch functioneren. Ned Tijdschr Tandheelkd 2009; 116: 3-8. Meulen MJ van der, Lobbezoo F, John MT, Naeije M. Oral Health Impact Profile. Meetinstrument voor de invloed van de mondgezondheid op de levenskwaliteit. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011; 118: 134-139. Reinders JJ, Sorghabi W. Zeven instrumenten voor het meten van behandelangst. Betrouwbaarheid en convergente validiteit. Ned Tijdschr Tandheelkd; 116: 551-557. Vermaire JH. Behandeling van extreme angst voor tandheelkundige behandelingen en levenskwaliteit. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011; 118: 187-189.
38
Verrips GHW, Schuller AA. De invloed van mondgezondheid op de levenskwaliteit van volwassen Nederlanders. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011; 118: 162-164. Waaijen D van, Berge M ten, Veerkamp JSJ. Angst bij kinderen. Tandheelkundige ervaringen in de kindertijd. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 466-469.
Websites: www.psychischegezondheid.nl www.ivorenkruis.nl
39
Bijlageoverzicht Bijlage 1: Psychosociale tips
Bijlage 2: Data-analyse onderzoek naar de toepasbaarheid van de MatriXmethode vergeleken met de gedragstherapeutische benadering en exposure uitgevoerd in Mondhygiënistenpraktijk Elst.
40
Bijlage 1 Psychosociale tips: om angst al vroeg te voorkomen bij kinderen: • Angst voor de tandheelkundige behandeling ontstaat meestal in de kinderleeftijd. Om kinderen zo vroeg mogelijk te laten wennen aan de tandheelkundige behandeling is het raadzaam kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar mee te nemen. Uit onderzoek blijkt dat hoe eerder een kind went aan de tandheelkundige behandeling, hoe kleiner de kans is dat er later angst ontstaat (Huijboom-Tan HL, Veerkamp JSJ, Berge M ten. Voorspellende factoren voor onbehandelbaar gedrag bij peuters tijdens een tandheelkundige behandeling. Ned Tijdschr Tandheelkd 2003; 110: 185-189).
• Voor jonge kinderen is het goed als één van de ouders tijdens de controle of behandeling aanwezig is. Het liefst de ouder(s), die het vanzelfsprekend vindt en ook uitstraalt dat een bezoek aan een tandheelkundige behandelaar hoort bij het zorgen voor een goed gebit en daarmee het zorgen voor jezelf. • Als een ouder bij de behandeling blijft, dan zoveel mogelijk overlaten aan de tandheelkundige behandelaar. Door niet altijd haalbare beloftes te doen, zoals ‘Je voelt absoluut niks’, terwijl het uiteindelijk dan toch pijn doet, kan het kind zich verraden voelen. • Het kind belonen als hij tijdens de behandeling goed heeft meegewerkt. Een klein cadeautje, het kind een half uurtje langer op laten blijven in het weekend of samen iets lekkers uitzoeken voor na het avondeten. • Wanneer positieve beloningen vooraf aan de behandeling gedaan worden, kan het kind het gevoel krijgen dat er ‘iets niet leuks’ staat te gebeuren, juist omdat er een beloning in het vooruitzicht gesteld wordt. Het beste voor het kind is dat een controle bij een tandheelkundige behandelaar gewoon wordt en bij het verzorgen van jezelf hoort, net zoals bijvoorbeeld het naar de kapper gaan. • Vaak zal het kind het er helemaal niet mee eens zijn dat een behandeling gaat plaatsvinden. Dat is niet erg. Vertel alleen aan het kind wat er op dat moment gaat gebeuren en loop niet vooruit op de zaken. Dit voorkomt onnodige spanning. Angst voor het onbekende kan alleen opgelost worden door het kind op een geruststellende manier voor te bereiden op de behandeling en het te laten ervaren dat het meevalt. • Als het kind vragen over de behandeling stelt waar ouders het antwoord niet op weten, stel dan voor om het samen aan de tandheelkundige behandelaar te vragen. • Bij de aankondiging van een tandheelkundig bezoek heeft het ene kind meer tijd nodig om aan het idee te wennen dan het andere kind. Ouders weten meestal zelf het best wat het juiste moment is om het kind voor te bereiden op het tandheelkundige bezoek. • Als huilen wordt geaccepteerd als een manier van een kind om te laten zien dat hij zich ongemakkelijk voelt, kan hem extra steun gegeven worden en gaat de stress meestal eerder over. • Een kind dat net heel erg zijn best heeft gedaan of een inspanning heeft geleverd verdient een extra knuffel of moet zelfs kort getroost worden. Probeer wel het doel van het bezoek, het zorgen voor een goed gebit, voor ogen te houden en als ouder kort te troosten in plaats van ‘samen te huilen’.
41
voor mensen met angst die wel durven: • Tandheelkundige materialen en technieken zijn de laatste jaren sterk in kwaliteit toegenomen. De tandheelkundige behandelaar is zich meer en beter bewust van de gevolgen, die angst teweeg kan brengen voor of tijdens de behandeling. Gelukkig kan elke behandeling tegenwoordig vrijwel pijnloos door verbeterde verdovingstechnieken. • Welke oorzaak de angst dan ook mag hebben, belangrijk is dat er een sfeer van wederzijds vertrouwen is tussen de angstige persoon en de tandheelkundige behandelaar. • Wanneer de angstige persoon vreselijk tegen een behandeling opziet, kan hij hierover een gesprek aangaan met de tandheelkundige behandelaar. De behandelaar kan bijvoorbeeld extra tijd reserveren voor de behandeling van de angstige persoon. • Wanneer het prettig is mee te kunnen kijken in de spiegel tijdens de behandeling voor een beter gevoel wat betreft wat er gaat gebeuren en waarom, kan de persoon dit vragen aan de tandheelkundige behandelaar. • Angst voor pijn kan verminderd worden door voor de behandeling het gebied optimaal te verdoven, eventueel voorafgegaan door op het tandvlees verdovingsspray te gebruiken, die de prik minder pijnlijk maakt (oppervlakte anesthesie). • Veel mensen hebben behoefte aan controle. Juist tijdens de tandheelkundige behandeling hebben angstige personen het gevoel dat ze behandeling niet in eigen hand hebben. Dat is ook zo, maar toch kan de persoon bijvoorbeeld een stopteken afspreken, zoals het opsteken van de hand, waarop hij het krijgt meer controle over de situatie te hebben. • Ontspannings- of ademhalingsoefeningen kunnen het gevoel geven de emotie te beheersen en daarmee de controle. Ook afleiding, zoals het luisteren naar muziek via een koptelefoon kan de aandacht voor de behandeling verminderen om eventueel het vervelende gevoel even te doen ‘vergeten’. • Is het vertrouwen (wederzijds) beschadigd tussen de persoon en de behandelaar, dan kan de persoon een andere tandarts zoeken, die uitleg geeft en begrip toont voor de persoon en zijn wensen.
voor mensen met angst die niet durven: • Als mensen een tandheelkundige behandeling lang uitstellen gaat het gebit zienderogen achteruit. Een slecht gebit doet het zelfvertrouwen en het sociale leven geen goed. Er komt een moment dat er iets aan gedaan moet worden. • Praat er met anderen over. Zij kunnen de persoon ondersteunen bij een belangrijke stap: het begin van de restauratie van het gebit en het begin van het einde van de pijn en ellende. • Vraag naar de ervaringen van anderen met hun tandheelkundige behandelaar. Wie staat bekend als aardig, neemt de tijd om mensen gerust te stellen en gaat goed met kinderen om. Zo vindt de persoon een aardige tandheelkundige behandelaar bij hem in de omgeving. • Maak een afspraak voor een controle van het gebit, maar spreek met de tandheelkundige behandelaar af dat er de eerste keer niets gedaan wordt. De eerste keer is om kennis te maken en te onderzoeken of het persoonlijk klikt. • Zit de angst te diep neem dan de huisarts in vertrouwen om door te verwijzen naar een tandheelkundige behandelaar, die gespecialiseerd is in het omgaan van mensen met tandartsangst. • zoek een tandheelkundige behandelaar die goed met bange mensen kan omgaan: misschien kent iemand in de omgeving een dergelijke tandheelkundige behandelaar, of anders de huisarts of verzekeraar. 42
• Vertel de tandheelkundige behandelaar van de tandartsangst en wanneer dat is begonnen. De tandheelkundige behandelaar is bekend met dergelijke problemen en kan veel doen om de behandeling minder angstig te laten zijn. • Als het niet klikt tussen de angstige en de tandheelkundige behandelaar, spreek daar met de tandheelkundige behandelaar over. • Doe ademhalingsoefeningen of tel tot 500 als de angst plotseling opkomt.
voor de naasten, partners, vrienden, familie van mensen met angst voor de tandheelkundige behandeling: • Erken de angst van de partner, collega of vriend(in), ook al lijkt die overdreven en niet terecht. Blijf met hem of haar over de angsten praten. • Blijf de partner, collega of vriend(in) stimuleren zelf dingen te doen en de angstige situaties niet uit de weg te gaan. Maar let op dat de angstige persoon zich niet gedwongen voelt. • Stimuleer de partner, collega of vriend(in) om professionele hulp te zoeken. • Zoek meer informatie over angststoornissen op internet, in de boekhandel of in de bibliotheek. Meer kennis over angststoornissen zorgt ervoor dat de partner, collega, vriend(in) beter begrepen kunnen worden. • Zoek als partner, collega of vriend(in) steun als het teveel wordt. Door bijvoorbeeld lotgenotencontact te zoeken. (www.psychischegezondheid.nl)
voor de tandheelkundige behandelaar om angstgevoelens te doen beperken: • Meer tijd voor de angstige persoon uittrekken dan gebruikelijk is. • De eerste keer alleen maar kijken of een foto maken. • Alles van te voren goed uitleggen, zodat de angstige persoon weet wat er gaat gebeuren. • Alle instrumenten laten zien en uitleggen waarvoor ze gebruikt kunnen worden. • Tijdens de behandeling precies vertellen wat hij gaat doen en hoe lang het nog duurt. • Laten meekijken met een spiegeltje (of juist niet!). • Stoppen met de behandeling zodra de angstige persoon zijn hand opsteekt. • De walkman laten meenemen met de favoriete muziek van de persoon. • Bij kinderen: iets laten vasthouden (favoriete knuffeldier, sjaal). • Andere oplossingen aandragen waardoor de angstgevoelens afnemen. • Verdoving en kalmering (www.ivorenkruis.nl).
43