Verkondiging Maartenskerk zondag 16 maart 2014 bij Mattheus 21, 10-16 Teun Kruijswijk Jansen I Van oudsher draait alles om Pasen in het geloven. Zonder Pasen zouden we geen Kerst vieren, en zou de naam Jezus niet meer dan een aardige Joodse jongensnaam zijn gebleven. Al gauw werd ontdekt dat je je op het Paasfeest moet voorbereiden omdat het niet vanzelf tot spreken komt. Veertig dagen voorafgaand aan Pasen kregen de zogenaamd ‘nieuwe gelovigen’ catechese en werden ‘klaargestoomd’ voor hun doop in de Paasnacht. In die nacht moesten de nieuwelingen drie keer ‘nee’ zeggen tegen het kwaad en drie keer ‘ja’ als bevestiging op wat ze geloven, waarna ze gedoopt werden en toetraden tot de kerk. In de afwisseling van de Bijbelgedeelten op weg naar Pasen komen we dat ja en nee nog steeds tegen: vorige week het ‘ja’ tegen de koning op een ezel, vandaag het ‘nee’ van die koning, tegen de handel en wandel die in de tempel is gegroeid. Heilige verontwaardiging is nodig, maakt de weg vrij, voor wat echt aandacht en heling behoeft, in de samenleving maar ook in ons eigen leven. De tijd naar Pasen vraagt daar extra bezinning en aandacht voor. II We beginnen nu met het ‘nee’ in de lezing. De evangelisten vertellen allemaal eerst dat Jezus Jeruzalem nadert, maar alleen Mattheus vertelt dat hij de stad binnengaat en vervolgens ook de tempel. Hij doet dat als enige in één adem. Zoals ook alleen bij hem het Hosanna twee keer klinkt: eerst
uit de mond van de menigte bij de stadspoort, en nu uit de mond van de kinderen in de tempel. Mattheus is eigenlijk altijd vooral bezig met het bewijs dat in het leven en werken van Jezus de profetie van het Oude Testament ‘waar’ wordt. In het ‘nee’ van Jezus bij Mattheus zit ingebakken dat hij zich dus wel moet verzetten tegen de Farizeeen en Schriftgeleerden die weinig of niets van hem begrepen hebben. Eigenlijk is dat in dit hele evangelie een grondtoon: ‘ja’ tegen de Joodse rabbi; ‘nee’ tegen de Bijbelkenners die wel naar de regel, maar niet naar de echte bevrijding leven. In het Oude testament heb je twee soorten profeten: de ware en de valse. De valse profeten vleien de koning altijd. Die gaan voor de grootheid van eigen volk en vaderland. Eigen volk eerst! De ware profeten zijn veel kritischer. Die zetten het mes in eigen vlees en laten dat zien, het blijft niet bij woorden. Jeremia loopt met een juk op bijvoorbeeld, als hij profeteert over de komende onderwerping aan Babel. In die lijn werkt Jezus. Hij beeld hier in de tempel uit wat God er van vindt, van die koophandel in de tempel. Hij jaagt de kopers en verkopers de tempel uit, en keert de tafels van de geldwisselaars om. Het is een soort geweld dat geboren lijkt uit een spontane actie, uit verontwaardiging. (ik hoorde van een gemeentelid die bij de ingang van het stembureau kwam, en hoorde dat haar hondje niet mee naar binnen mocht, en prompt op de partij voor de Dieren stemde!)
De tempel is in de oudheid niet alleen een godshuis, maar ook een bank. Daar kon je je geld brengen, veilig voor inbraak. Wat kon Jezus daar precies tegen hebben? Tegen offerdienst was hij waarschijnlijk niet. De handel en de winst zijn niet het punt Wel dat de hogepriester meer bedacht is op zijn eigen winstgevende zaakjes, dan op de dienst van God. En met hem een rijke bovenlaag van priesters en overpriesters. We weten het uit de boeken van Flavius Josephus. In de evangeliën zijn deze priesters altijd de felste vijanden van Jezus. Winst ten koste van de armen: woekerwinst bij de verkoop van een paar offerduiven ten koste van de armen. Dat is wat Jezus aan de kaak stelt, al is hij daarmee niet ‘onze lieve Heer’. Want er is inderdaad boosheid en geweld bij Jezus. Maar zonder arrogantie van de macht. Het is een ‘schoonmaakwoede’: hij komt niet voor niets op een ezel en niet op een paard aangereden. De kern van zijn geweld is verontwaardiging om de eer van God en erbarmen met de arme. Misschien helpt dit ons als we denken dat een christen niet boos mag worden, maar altijd beheerst en op z’n woorden moet letten. Als we denken dat we inde navolging altijd maar lief en geduldig moeten blijven, dan hoeft dat dus niet, en mag niet eens! Als de eer van God, en het welzijn van mensen op het spel staat, moet je soms optreden. Barmhartigheid is geen weekhartigheid, hoezeer dat ook tegen onze natuur in kan gaan. III
Dan dat waar Jezus voluit ‘ja’ tegen zegt: het vervolg op de schoonmaak. Ook dit is alleen bij Mattheus te vinden: dat er blinden en lammen naar Jezus toe komen om genezen te worden. Vooral die ‘lammen’ valt op: hoe spelen ze het klaar? Daar is ook iets vreemds mee! In Samuel 5, 6-8 wordt verteld dat David het oude Jeruzalem probeert in te nemen! Om hun verachting voor hem uit te drukken, zeggen de Jebusieten dan spottend: blinden en lammen zullen je terugwerpen! Maar David komt toch binnen, via een watertunnel, en sindsdien was er een gezegde: David heeft een grote afkeer van lammen en blinden. Voor Mattheus nu is Jezus als Davidszoon tegelijk meer dan David hier aanwezig. Hij laat blinden en lammen tot zich komen, bij zijn binnenkomst in Jeruzalem en geneest hen. Wonderlijke dingen zijn het, die men ziet, noteert Mattheus! En dan ook nog het lied van de kinderen: Hosanna voor de zoon van David. Als de religieuze ordebewakers zich storen aan de kinderzang herinnert Jezus hen fijntjes aan Psalm 8: Gods stem wordt uit de mond van kinderen en zuigelingen gehoord. Met andere woorden: als kinderen niet meer mogen zingen op deze plek, kan Gods woord niet meer gehoord worden! Het is al met al eigenlijk vreemd dat juist de Farizeeën en Schriftgeleerden zich nooit verzet lijken te hebben tegen hoe de tempel ‘verworden’ was, en geen ruimte voor blinden, verlamden of kinderen gemaakt lijken te hebben… IV Waar landt dit verhaal in onze werkelijkheid? Kunnen we het meemaken in het leven waar wij in betrokken zijn? Waar zit u ergens in dit verhaal? -Bent u bij de discipelen die er vol verbazing bij staan, niet
wetend waar dit op moet uitlopen? Misschien wel onze meest natuurlijke positie, want wat weten we ervan? -Bij de priesters met hun zure opmerkingen, je weet met deze man immers nooit waar je aan toe bent? -Bij de handelaars op het tempelplein? Waarom niet, ook wij zijn tweeslachtige mensen. We zijn van goede wil, maar ons eigen belang, en onze eigen mogelijkheden zijn er ook nog.. - Of lijken we op Jezus in zijn heilige verontwaardiging over deze handel, en maken we ruimte voor wie of wat echte heling zoekt? Als het over ‘nee’ en ‘ja’ gaat in het maatschappelijke dan heeft u komende wek een kans om kleur te bekennen in de verkiezingen. Het is allemaal kleinschalig, de verschillen lijken niet zo groot, maar toch. Denk alleen maar aan de vreemde capriolen rond de winkelopeningen op de zondagen die nu voor alle zondagen geldt. Het maakt dat we, hoe je er ook over denkt, best wat scherper en alerter burger mogen zijn in ons ‘ja’ en ons ‘nee’. Onze heilige koe, de 24-uurseconomie die groeien moet, vreet uiteindelijk alles op omdat ze geen grens kent. Haar is niets heilig. Waar sta jij, waar sta je voor? Zoek in deze weken naar Pasen naar ruimte en bezinning: om het verhaal van Jezus te volgen, maar probeer in die Mattheus-Passie ook ruimte voor het ‘nee’ en het ‘ja’ te vinden. Voor je het weet wordt je bij het verhaal van Jezus met zijn ‘nee’ en ‘ja’ weg gehaald door de druk van de dag, door onze gewoonten, onze consumptie, onze conflictvermijding , of wat dan ook. Je ontkomt er echter niet aan om jouw tempelplein, de heilige plek waar jij ‘jij’ bent, tegen het licht te houden, en er eventueel de bezem eens door te halen. Alles wat het ‘heilige’, het ‘andere’ het rijk van Liefde en
waarheid niet dient mag er weg, want is er niet meer nodig.