www.niza.nl/medianews
Newsletter of NiZA's Media Programme Edition: MediaNews 06 juni 2002
Inhoudsopgave 1
2
3 4 5
6
Seeing / Being Seen................................................................................................2 Wat gebeurt er als Zuid-Afrikanen Nederlanders gaan observeren? ........................2 door Marlies Lensink.......................................................................................2 Manyararaprijs .......................................................................................................5 ‘Journalisten kunnen een bijdrage leveren aan de democratie in Zimbabwe’...........5 door Marieke van Twillert en Ruth de Vries ....................................................5 African Charter on Broadcasting zoekt internationale status ...................................7 Jeanette Minnie ...............................................................................................7 Zuidafrikaanse omroepmedia en het antwoord op mondialisering door Patricia Handley ....................................................................................10 Development Workshop in Huambo.....................................................................12 ‘De krant wordt voorgelezen tijdens misvieringen’...............................................12 door Margrit Coppé .......................................................................................12 Zapiro: Paedophile priests ....................................................................................15
1
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
1 Seeing / Being Seen
Wat gebeurt er als Zuid-Afrikanen Nederlanders gaan observeren? door Marlies Lensink
“Bij Nederland dacht ik aan de rosse buurt en aan voetbal”, zegt Sivuyile Mangxamba (28), journalist voor de Zuid-Afrikaanse krant Cape Argus. De bekende cliché’s dus. Maar daar moet het speciale nummer van het tijdschrift Zuidelijk Afrika in oktober juist niet over gaan. In die uitgave staat namelijk het snijvlak Nederland/Zuid-Afrika centraal, met de persoonlijke kijk van ZuidAfrikaanse journalisten op Nederland. In april en mei waren de acht deelnemers elk twee weken in Nederland, om informatie te verzamelen voor hun artikelen. Directe aanleiding voor dit project is een tentoonstelling in het Tropenmuseum die in oktober van start gaat en waarin negen Zuid-Afrikaanse families worden geportretteerd. Zo krijgt het Nederlands publiek een goed beeld van de diversiteit en rijkdom van de Zuid-Afrikaanse bevolking. “Daar gaan Nederlanders dus kijken naar Zuid-Afrikanen en het Zuid-Afrikaanse leven”, zegt initiatiefnemer Bart Luirink, correspondent in Johannesburg en medewerker van het NiZA-mediaprogramma. “Maar wat gebeurt er als Zuid-Afrikanen Nederlanders gaan observeren? Dat willen wij graag weten en het is de taak van de deelnemende journalisten om dat op te schrijven.” Seeing and Being Seen is de logische titel van het project. De belangstelling onder Zuid-Afrikaanse journalisten was groot. Luirink koos acht kandidaten uit bijna tachtig aanmeldingen. “Aanvankelijk was het idee om mensen te kiezen die veel zouden kunnen leren van dit project, maar daar zijn we snel vanaf gestapt”, zegt Luirink. “Het is namelijk wel de bedoeling dat de kandidaten kwalitatief goede artikelen aanleveren. Er reageerden bovendien zoveel goede journalisten dat het een waar feest was om door de aanmeldingen te gaan. Maar we hebben heel bewust geen mensen gekozen die al alle kansen van de wereld gehad hebben.” Magisch land Hannelie Booyens (32), journalist bij de (van oorsprong conservatieve) Afrikaans-talige krant Die Burger, had volgens Luirink een ‘ijzersterk argument’ waarom juist zij in aanmerking moest komen voor deelname. In 1993 was zij namelijk zelf onderzoeksobject van een Nederlandse journalist, die een documentaire over haar familie maakte. Dat was vlak na de moord op Chris Hani. Haar ouders kenden de moordenaars persoonlijk. “Mijn ouders zijn erg rechts en zijn er nog steeds van overtuigd dat apartheid het beste systeem is. Ik was in die tijd lid van de 2
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
vrouwenbeweging van het ANC, een broer was lid van de communistische partij en een andere broer was als militair aanwezig bij de begrafenis van Hani.” Haar vader en broer kregen ruzie voor de camera en de een dreigde de ander te vermoorden. “Achteraf zou ik niet nog een keer meedoen. Maar we voelden ons toen toch gevleid door de aandacht.” Booyens ouders wisten weinig van de politieke voorkeur van hun dochter maar kwamen daar achter nadat een kennis in Nederland de documentaire gezien had. Een familiebreuk was het gevolg. Nu wilde Booyens zelf wel eens Nederlanders observeren, schreef zij in haar motivatie. “Nederland was voor ons Zuid-Afrikanen altijd dat magische land, dat gelijk stond aan alles wat goed en mooi is.” Zij vindt het belangrijk dat ook de Afrikaans-talige pers vertegenwoordigd is. Fortuyn De groep journalisten is volgens Luirink ‘een aardige mix’, van journalisten met allerlei verschillende achtergronden. Mangxamba en Booyens hebben, nu hun bezoek op zijn einde loopt, een goede kijk op hun bevindingen. Mangxamba interviewde de jonge Ajax-voetballer Steven Pienaar, om zijn kijk op Nederland te horen. Ook ging hij op zoek naar ‘Jan van Riebeeck in Nederland’. “In Zuid-Afrika is hij de historische figuur waar je als kind op school als eerste alles over leert, want hij heeft zogenaamd de Kaap ontdekt. Alsof de geschiedenis van Zuid-Afrika toen begonnen is. Gek genoeg zijn er in Nederland maar heel weinig mensen die deze bekende Nederlander kennen.” Mangxamba en Booyens waren allebei in Nederland op het moment dat Pim Fortuyn vermoord werd. Mangxamba interviewde Lodewijk de Waal, voorzitter van de FNV, uitgebreid over deze opgestane politicus, vlak voor zijn dood. “Hij voorspelde dat Fortuyn de nieuwe minister-president zou worden.” Booyens: “Iedereen heeft het erover hoe on-Nederlands zo’n politieke moord is. In Afrika is er geen verkiezing geweest waarbij geen politicus vermoord is.” Beide journalisten vinden Nederland redelijk tolerant, ondanks alle discussies van de laatste tijd over de multiculturele samenleving. “Bepaalde waarden stelt niemand hier ter discussie, zelfs de meest rechtse politicus niet”, denkt Booyens. “Nederlanders hebben een ontzettend sterk rechtvaardigheidsgevoel.” Maar het valt ze beiden ook op dat van echte integratie van allochtonen in Nederland niet echt sprake is. Booyens: “Nederlanders zien zichzelf als ontzettend multi-cosmopolitisch. Ze zijn er trots op hoeveel culturen hier samen leven. Ik dacht dat er sprake zou zijn van echte integratie, maar die is volgens mij erg oppervlakkig. Nederlanders eten wel Thais, maar worden niet massaal moslim. De Nederlandse cultuur is volledig gebaseerd op oud-Nederlandse waarden.” Mangxamba: “Ik vraag me af wat Nederlanders van Marokkanen en Turken verwachten: integratie of assimilatie. Volgens mij dat laatste.” Booyens kijkt met enige jaloezie naar de vanzelfsprekendheid waarmee haar leeftijdsgenoten hier omgaan met zaken als rechtvaardigheid en democratie. “Wij in Zuid-Afrika moeten nog elke dag stilstaan bij wat dat is: rechtvaardigheid. In Nederland zijn zulke dingen zo vanzelfsprekend, jongeren gaan er heel nonchalant mee om.” Dat maakt Europa ook ‘saaier’, vindt Booyens. “Ik zou best een paar jaar als correspondent in Nederland willen werken. Maar om er definitief te wonen, vind ik het hier toch te benauwend.” 3
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
Marlies Lensink is freelance journalist
[email protected] Meer informatie: Seeing and Being Seen: www.see.org.za De tentoonstelling in het Tropenmuseum (Amsterdam) loopt van 3 oktober 2002 t/m 21 september 2003 www.kit.nl
4
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
2 Manyararaprijs ‘Journalisten kunnen een bijdrage leveren aan de democratie in Zimbabwe’ door Marieke van Twillert en Ruth de Vries
Conrad Nyamutata (32) van de Zimbabwaanse krant The Daily News heeft de John Manyarara-Prijs voor Onderzoeksjournalistiek gewonnen. Nyamutata kreeg de prijs voor een reeks artikelen over de bomaanslag van 11 september 2000 op het kantoor van de oppositiepartij MDC in Harare. Het onderzoekswerk van journalist Nyamutata heeft volgens de jury “laten zien wie bij de bomaanslag betrokken waren, en belangrijker, dat zij vrijuit mochten gaan”.
C. Nyamutata
World Press Freedom Day. Juist in werelddelen waar de persvrijheid onder druk staat, wordt uitgebreid stilgestaan bij deze dag. Zo ook in Zuidelijk Afrika. Hoogtepunt was afgelopen 3 mei in Pretoria de uitreiking van de jaarlijkse Manyarara Prijs, de prijs voor de beste onderzoeksjournalist in Zuidelijk Afrika. Het was de tweede keer dat de prijs werd uitgereikt door het MISA. Dit jaar was het een heel gedoe om de organisatie rond te krijgen. Verschillende juryleden konden niet aanwezig zijn. Eén van hen kreeg notabene zelf een zeer hoge onderscheiding voor journalisten en was daarom in Manila. De Manyarara winnaar, Conrad Nyamutata, verblijft momenteel in Engeland en kon onmogelijk komen. Desalniettemin is de prijs, € 12.000, door jurylid Fred M’Bembe van de Zambiaanse krant The Post, uitgereikt aan een collega van de winnaar. Dit gebeurde in aanwezigheid van 200 gasten, waaronder leden van de African Commission for Human and Peoples’ Rights. Gevaarlijk Hoewel Nyamutata de prijs niet persoonlijk kon ophalen, zegt hij ‘opgetogen’ te zijn ‘zo’n prijs’ te hebben gewonnen. Hij reageert vanuit zijn tegenwoordige woonplaats in Engeland: “Het is een erkenning van mijn werk, maar ook een eerbetoon aan The Daily News als krant. Het is een eerbetoon aan de waarheidsgetrouwe verslaggeving waar The Daily News altijd voor heeft gestaan, sinds de oprichting zo’n drie jaar geleden.” Hij wijst erop dat gedurende die korte periode de krant en haar hoofdredacteur en verslaggevers aan de lopende band prijzen hebben gekregen, voor moed, uitmuntend werk en onderzoeksjournalistiek. “Ik hoop dat deze laatste prijs journalisten in Zimbabwe, vooral van de onafhankelijke pers, zal inspireren om door te gaan met het zoeken naar de waarheid ondanks de gevaarlijke omgeving waar zij in werken. Want het speuren naar de waarheid is een democratisch streven.” De Zimbabwaanse journalist beschouwt de prijs als een aanmoediging voor alle onafhankelijke media in Zimbabwe. “Zij hebben tegen de klippen op steeds geprobeerd
5
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
de waarheid te achterhalen, te midden van alle vijandigheid zijn zij hun best blijven doen. Door daarmee door te gaan kunnen journalisten de democratie in Zimbabwe helpen bevorderen; op dit moment gaat het niet hard met die ontwikkeling.” Laks “Ik heb mij zelf beziggehouden met het onderzoek naar de bomaanslag op het kantoor van de oppositiepartij MDC in Harare, bijna twee jaar geleden. Ik heb ontdekt dat de geheime dienst van de regering, de CIO, en de politie achter de aanslag zaten. Met hulp van een bron heb ik de betreffende CIO-agent met mijn bevindingen geconfronteerd. Hij ontkende niet dat hij het had gedaan. Maar wat meer zorgen baart is dat ondanks alle tips die wij aan de politie hebben gegeven op basis waarvan zij hem hadden kunnen arresteren, de politie dat heeft geweigerd. De CIO-man gaat vandaag nog steeds vrijuit. In zekere zin vormt de prijs ook een aanklacht tegen de politie, die laks is tegenover misdrijven of ze vergoeilijkt.” Nyamutata heeft afgelopen februari ontslag genomen bij The Daily News. Hij woont met zijn vrouw in Leicester in het Verenigd Koninkrijk. Zij is juriste en onderzoekt mogelijkheden om verder te studeren. Hijzelf kijkt eveneens uit naar een verdere opleiding in de journalistiek. “Het is niet te geloven: de prijs kwam dus op het goede moment,” concludeert hij. Hij geeft toe: “Mijn vrouw en mijn familie maakten zich ook zorgen over mijn veiligheid in Zimbabwe, vooral nu ze de CIO-agent ongestraft laten rondlopen.” The winnende artikelen van Conrad Nyamutata: CIO exposed www.dailynews.co.zw/daily/2001/December/December21/113.html Police promote suspected MDC offices bomber www.dailynews.co.zw/daily/2001/December/December25/186.html Suspected bomber spotted at Machipisa Shopping Centre www.dailynews.co.zw/daily/2001/December/December25/194.html Over de prijs: De John Manyarara-Prijs voor Onderzoeksjournalistiek wordt jaarlijks uitgereikt. De winnaar ontvangt € 2000 en een studiebeurs van € 10.000. De prijs is een initiatief van het Media Institute of Southern Africa (MISA) en NiZA en vormt een eerbetoon aan rechter Manyarara, de oprichter en voormalig voorzitter van MISA’s Trust Fund Board (TFB). De prijs werd vorig jaar voor het eerst toegekend, aan Lynne Altenroxel, verslaggever van The Star, voor haar onthullingen over onethische medische praktijken. Voor meer informatie: Marieke van Twillert is freelance journalist
[email protected] Ruth de Vries is projectmedewerker bij het Mediaprogramma van NiZA. www.misa.org www.dailynews.co.zw
6
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
3 African Charter on Broadcasting zoekt internationale status Jeanette Minnie
Een campagne is gelanceerd om internationale status te verkrijgen voor het African Charter on Broadcasting. De bedoeling is dat het Afrikaanse Omroephandvest in 2003 wordt aangenomen tijdens de VN-top over de Informatiemaatschappij. Als een eerste stap in de campagne is het handvest officieel gepresenteerd tijdens een galadiner in Pretoria in Zuid-Afrika op 3 mei, op de Werelddag voor de Persvrijheid. Gastheren bij het galadiner waren Article XIX (Wereldcampagne voor de Vrijheid van Meningsuiting), het Media Institute of Southern Africa (MISA), Southern African Communications for Development (SACOD) en de afdeling Afrika van de World Association of Community Radio Broadcasters (AMARC). Opmerkelijk was dat de inleidende toespraak werd gehouden door de voorzitter van de African Commission on Human and People’s Rights. Daarnaast waren veel Afrikaanse commissieleden aanwezig en andere vertegenwoordigers van Afrikaanse staten. Dit was mogelijk doordat de Afrikaanse Commissie in Pretoria officieel bijeen was. Het handvest heeft een kleurrijke geschiedenis, waaruit een aantal lessen is te trekken over hoe je zaken op internationaal niveau moet bepleiten. Het handvest werd aangenomen tijdens een internationale conferentie in Windhoek in Namibië op 3–5 mei 2001. Deze conferentie was bijeengeroepen door UNESCO. MISA en de Namibische regering traden op als mede-gastheren. Het concept-handvest was geschreven door ‘The Partnership’, een informeel bondgenootschap van Article XIX, AMARC-Africa en SACOD (MISA heeft zich hierbij kort geleden ook aangesloten). Windhoek + 10 De vorig jaar in Namibië gehouden UNESCO-conferentie heet ook wel ‘Windhoek +10’. Dat is omdat de conferentie werd gehouden ter viering van de aanvaarding tien jaar eerder, op 3 mei 1991, van de Verklaring van Windhoek ter Bevordering van een Onafhankelijke en Pluralistische Afrikaanse Pers. De Verklaring van Windhoek is later overgenomen door de Verenigde Naties, die ook de datum van de aanvaarding, 3 mei, uitriep tot Werelddag voor de Persvrijheid. De Verklaring van Windhoek richtte zich echter vooral op het bevorderen van de geschreven pers en zweeg over kwesties die betrekking hebben op de omroep, afgezien van de aanbeveling voor een vergelijkbare conferentie gewijd aan de noodzaak van onafhankelijkheid en pluralisme bij radio en televisie. De Associatie nam daarom vorig jaar de gelegenheid te baat om tijdens de ‘Windhoek +10’-conferentie voor de dag te komen met een Omroephandvest.
7
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
Verrast Dit was geen onomstreden gebeurtenis. Dat er ineens een handvest ter tafel lag, verraste UNESCO en veel andere deelnemers. Verrast waren zij ook door de lobby-activiteiten van ‘The Partnership’. In de wandelgangen van de conferentie werd The Partnership ervan beticht dat deze zich niet had gehouden aan de gewoonte om vóór er een internationale conferentie wordt gehouden, te proberen tot internationale consensus te komen over het ter tafel brengen van ‘nieuwe kwesties’. Deze conventie komt erop neer dat iedereen tevoren wordt gewaarschuwd dat er een nieuw discussiepunt aankomt. Op de manier kunnen de deelnemers zich op de discussie voorbereiden, en wordt gewerkt aan het bereiken van overeenstemming vooraf tussen de belangrijkste partijen. Dit alles om van pijnlijke botsingen tijdens de zittingen te vermijden. Een dergelijke voorbereiding effent de weg voor een soepele aanvaarding van het ‘nieuwe idee’. Stevige aanpak Maar The Partnership was niet op de hoogte van deze internationale conventie en had simpelweg de stevige aanpak gekozen. De methode die zij al jaren voert in zuidelijk Afrika. Daarbij kwam dat er vanaf het begin van de jaren negentig steeds vaker pleidooien worden gehouden voor de vrijheid en onafhankelijkheid van omroepen in zuidelijk Afrika, vooral sinds mid-jaren negentig. Het leek daardoor zo vanzelfsprekend om op de verschillende mediaconferenties in Afrika over omroepzaken te praten, dat het nauwelijks werd gezien als een onderwerp dat speciale aankondiging behoefde. UNESCO en veel andere internationale mediaorganisaties schenen geen voeling te hebben met belangrijke ontwikkelingen en discussies in de onafhankelijke (niet-gouvernementele) Afrikaanse omroepsector. Kritiek Het Afrikaans Omroephandvest kwam daardoor niet in dezelfde sfeer van consensus tot stand als de Verklaring van Windhoek. Het heeft dan ook niet dezelfde internationale status gekregen. Het is aangenomen als Afrikaans handvest, niet als een mondiaal handvest, en het is niet erkend door de VN. Sommigen staan ook kritisch tegenover het handvest. Het legt de nadruk op de publieke omroep en de community-omroepsector en bewijst slechts lippendienst aan de particuliere omroep. Enkele critici uit de Verenigde Staten zijn tegen het opnemen van ‘een agenda voor maatschappelijke ontwikkeling’ in de definitie van een community-omroep. Zij zijn op de een of andere manier bang – een irrationele angst, volgens veel Afrikanen – dat dit neerkomt op een ‘socialistische’ agenda. Hoewel het handvest de politieke onafhankelijkheid van alle toezichthoudende lichamen in de omroepwereld en de redactionele onafhankelijkheid van alle publieke omroepen garandeert, vrezen andere critici dat sommige overheden het handvest zullen gebruiken om de staatsinvloed op de omroep te versterken. Maar dat zou een overduidelijke schending van het handvest zijn.
8
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
Jeanette Minnie adviseert NiZA op het gebied van vrijheid van meningsuiting. Zij was directeur van het Media Institute of Southern Africa (MISA) en van het Freedom of Expression Institute (FXI), Zuid-Afrika.
[email protected] Meer informatie: MISA: Media Institute for Southern Africa: www.misanet.org/broadcasting/htm
9
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
4 Boekbespreking: Zuidafrikaanse omroepmedia en het antwoord op mondialisering door Patricia Handley
Broadcasting and the National Question: South African broadcast media in an age of neo-liberalism van Jane Duncan, gaat over belangrijke vragen op het vlak van de toegankelijkheid van de media en de mediavrijheid in het kader van de mondialisering. Het werk heeft een duidelijke boodschap, concludeert Patricia Handley. Jane Duncans boek [i]Broadcasting and the National Question: South African broadcast media in an age of neo-liberalism[/i] levert een bijdrage aan het debat rond de media in Zuid-Afrika. Dat doet het in de vorm van een bespreking van de invloed van de mondialisering en van het economische en politieke beleid dat in antwoord daarop is ingezet op de ontwikkeling van de omroep in het land. Het werk ademt een duidelijke boodschap. Om aan de veronderstelde eisen van de mondialisering te voldoen worden neoliberale strategieën ingezet. Maar volgens Duncan is hiervan totaal geen heil te verwachten als het gaat om de doelstellingen van de omroep ten aanzien van de opbouw van de natie of het aanpakken van de ongelijkheid in de ZuidAfrikaanse media. Het boek houdt zich vooral bezig met de publieke omroep, de South African Broadcasting Corporation (SABC), en de groeiende sector van de [i]community radio[/i]. Dit zijn de omroepen, aldus het uitgangspunt van het verhaal van Duncan, die een centrale rol dienen te spelen bij het waarborgen van het recht op vrije meningsuiting en op informeren en geï nformeerd worden, zoals dat is vastgelegd in de grondwet. Zij bereiken het grote publiek en hebben de plicht de belangen van hun luisteraars te stellen boven die van hun begroting of hun adverteerders. Case studies Het onderwerp is in goede handen bij Duncan, met haar staat van dienst op het gebied van de mediavrijheid; sinds 1994 heeft zij in Zuid-Afrika verschillende posities bekleed bij het Freedom of Expression Institute. De kern van haar boek wordt uitgemaakt door [i]case studies[/i], gewijd aan de SABC en aan de nieuw gevormde toezichthoudende instantie op het gebied van de telecommunicatie en de omroep, de Independent Communications Authority of South Africa (ICASA). Zij bouwt hierin voort op haar praktische ervaring met deze instellingen over een reeks van jaren. Uitputtende analyses zijn het niet, tekent Duncan zelf aan. Zij gebruikt de studies om de centrale stelling van het boek te onderbouwen, dat het neo-liberale standaardbeleid van liberalisering, deregulering en privatisering in ZuidAfrika nooit een gelijke toegang tot de media kan opleveren of een hervorming van de media kan bewerkstelligen. Onder meer stelt zij het probleem aan de orde van de
10
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
financiering van SABC en ICASA, benodigd voor het uitoefenen van hun publieke taken. Het is niet alleen het Zuid-Afrikaanse beleid onder de vlag van GEAR (Growth, Employment and Redistribution) waar Duncan haar pijlen op richt. [i]Broadcasting and the National Question [/i]ontleent ook voorbeelden aan de mediasector en instellingen in het Verenigd Koninkrijk, Australië en elders in Afrika, waar een neo-liberaal beleid in gang is gezet door regeringen van zeer verschillende politieke signatuur. Nieuwe media Het boek bespreekt in de eerste twee hoofdstukken de opkomst van de filosofie en de praktijk van het neo-liberalisme en voorbeelden van het doorvoeren van de daarmee gepaard gaande strategieën. Dan volgen drie hoofdstukken, achtereenvolgens over de invoering van het GEAR-beleid in Zuid-Afrika, over de omvorming van de SABC inclusief het effect op de programmering van de commercialisering en de verzelfstandiging, en over de activiteiten van de Independent Broadcasting Authority (IBA), opgevolgd door de ICASA, waaronder het uitgeven van vergunningen aan community-radiostations. Duncan presenteert wel degelijk mogelijkheden voor een andere benadering. Zij lijkt bijvoorbeeld veel te zien in de interactieve aard van de internettechnologie en de nieuwe media, die, zoals zij eerder in de tekst opmerkt, in verband kunnen worden gebracht zowel met de wijze waarop de huidige mondiale samenleving onderling verbonden is als met de verdeeldheid ervan. Duncan gaat jammer genoeg niet erg uitgebreid in op de participatiebevorderende kant van de op het internet gebaseerde media – waarmee ze een grens trekt voor een wijdlopig debat. Want zoals Duncan beseft, bieden de nieuwe mediatechnologieën zowel positieve als negatieve mogelijkheden. In de context van de Zuidafrikaanse media is de toegang tot het internet zelf al een bron van ongelijkheid tussen mensen. Belangrijke vragen op het punt van de toegankelijkheid van de media en de vrijheid van meningsuiting zoals die uit de mondialisering voortvloeien, worden door Duncan bezien binnen het kader van de taak die aan de omroep is toegekend op het gebied van het opbouwen van de natie. Nationale eenheid is een ingewikkeld begrip, erkent zij in haar boek. Maar het is eveneens een begrip dat zich geleidelijk ontwikkelt, waardoor er ruimte is voor verder onderzoek en discussie. Het radicale gezichtspunt dat Duncan hanteert in Broadcasting and the National Question vormt een belangrijke inbreng in een dergelijke discussie in Zuid-Afrika over media en gelijkheid. Patricia Handley doceert journalistiek aan het Peninsula Technikon in Kaapstad, ZuidAfrika. Zij is ook werkzaam als journalist en trainer.
[email protected] Meer informatie: Broadcasting and the National Question: South African broadcast media in an age of neo-liberalism van Jane Duncan wordt uitgegeven door het Freedom of Expression Institute en NiZA (Johannesburg, 2001).
11
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
5 Development Workshop in Huambo ‘De krant wordt voorgelezen tijdens misvieringen’ door Margrit Coppé
De inwoners van Huambo hebben jaren lang in afzondering geleefd. Kranten, communicatie met de buitenwereld en bibliotheken waren een ‘luxe’. Sinds vijf jaar is Development Workshop actief in Huambo. Inmiddels is de taal Umbundu op schrift gezet en verschijnt een eigen krant. Margrit Coppé, werkzaam bij Development Workshop Angola, doet verslag. Development Workshop (DW) was in 1981 de eerste internationale niet gouvermentele organisatie in Angola. De overheid nodigde DW indertijd uit om assistentie te verlenen bij de water- en sanitaire infrastructuur. Intussen is het programma enorm uitgebreid. DW opereert al twintig jaar voornamelijk in de twee grootste steden Luanda en Huambo, waar de meeste vluchtelingen zitten.
Kinderen leren schrijven in het zand (Huambo 2001). Cabo betekent ‘kabel’, maar ook 'kaap' (Cabo Verde) of ‘steel’. Foto: Margrit Coppé
Graven Development Workshop begon in 1997 in Huambo te werken. Er zijn sinds het begin van de oorlog een miljoen vluchtelingen in de omstreken van Huambo gearriveerd. DW’s grootste projecten in Huambo zijn het graven van waterputten en het bouwen van scholen.
Ook de fabriek Mubella waar houten schoolbanken gemaakt worden en het ‘Community Publishing’ project zijn omvangrijke projecten. Bij DW wordt de nadruk gelegd op samenwerking en betrokkenheid van de leefgemeenschappen. De organisatie heeft zich altijd op ontwikkeling toegespitst. De gemeenschap graaft zelf de waterputten in de vluchtelingenkampen, daarna worden ze door watercomitees uit de gemeenschap beheerd. Alleen wanneer er door rotsige ondergrond geen put gegraven kan worden, komt er een boor aan te pas. De leider van het waterproject, Tino Mando, verkiest het handmatig graven van een put, “omdat dat de betrokkenheid van de gemeenschap vergroot”. Umbundu handleidingen De inwoners van Huambo hebben jaren lang in afzondering geleefd. Kranten, communicatie met de buitenwereld en bibliotheken waren een ‘luxe’ waar ze geen deel aan hadden. Toen Huambo begin jaren ’90 twee jaar lang door rebellentroepen werd bezet, kon niemand naar school. De huidige projectleider Julio Quintas van ‘Community Publishing’ begon als bewaker bij Development Workshop. Het viel DW’s directeur in Huambo op dat hun bewaker
12
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
voortdurend aan het lezen was en dat mensen vaak naar hem kwamen vragen. Bij navraag bleek Quintas leraar te zijn, maar daarmee kwam hij niet rond. Daarom kwam hij als bewaker bijverdienen. Quintas kreeg de kans als assistent van het Community Publishing project te werken. Twee jaar later volgde de promotie tot_projectleider, door zijn talent en opvallende band met de bevolking. Het Community publishing project groeide met steun van Kathy Bond Stewart (zie ook: ACPDT die door NiZA als consultant werd uitgezonden. Er werd een grootschalig onderzoek in het leven geroepen naar de volkstaal Umbundu. “De woorden die ons volk in de hoogvlakte eigen zijn”, zoals Julio Quintas zegt. Drie maanden lang zat een Angolees team bij de Umbundu leefgemeenschappen in Huambo en noteerde duizenden woorden. Uit die woordenlijst is een selectie gemaakt om Umbundu handleidingen te produceren, de allereerste om te leren lezen en schrijven in Umbundu. Het project is door het ministerie van onderwijs genomineerd voor deelname aan een wedstrijd voor de productie van deze handleiding op nationaal niveau. In maart 2002 werd het nieuwe schooljaar ingeluid in acht leefgemeenschappen, met 33 onderwijzers en 960 volwassen studenten. Misvieringen Jarenlang waren er geen kranten in Huambo, totdat DW’s Community Publishing anderhalf jaar geleden met de redactie en uitgave van een lokale krant ‘ONDAKA’ begon. ONDAKA is Umbundu voor ‘ons woord’. In het begin ging het team op zoek naar nieuws in de leefgemeenschappen rondom Huambo, nu glijden de artikels en brieven bij de redactie in de bus. Sinds het vredesproces durft men meer te zeggen, men roept de overheid openbaar op het matje en er wordt om investeringen gevraagd. De bijdrages voor ONDAKA worden ook steeds pikanter, men is niet langer bang de vinger te wijzen naar onrechtvaardigheid. Ze komen ook trots melden dat “ONDAKA tijdens misvieringen wordt voorgelezen”. De oplage van de laatste ONDAKA was 399. Op weg naar vrede Op 22 februari 2002 werd de Angolese rebellenleider Jonás Savimbi door regeringstroepen vermoord. Sinsdien is alles in een stroomversnelling terecht gekomen. Een Angolese collega die in Luanda werkt, maar oorspronkelijk uit Huambo komt, zei onlangs blij: “Tijdens het eerstkomende lang weekend rij ik met de auto naar Huambo”. Dat kon tijdens de oorlog om veiligheidsredenen een hele tijd niet. Maar er is nog een lange weg te gaan. Volgens een studie van Development Workshop associeren Angolezen het begrip ‘vrede’ met werkgelegenheid, onderwijs voor hun kinderen en een uiteindelijke veilige terugkeer naar het binnenland. De huidige infrastructuur en werkgelegenheid beantwoordt nog niet aan die verwachtingen. Velen zien het ondertekende vredesakkoord daardoor nog niet als ‘echte vrede’. Margrit Coppé, Belgisch-Portugese fotografe, grafisch ontwerpster en webdesigner werkt sinds februari 2000 voor Development Workshop Angola.
[email protected]
13
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
Meer informatie: Development Workshop C.P. 3360 Luanda Rua Rei Katyavala 113 Luanda (Angola) Tel: + (244 2) 44 83 71 / 77 / 66 Fax : + (244 2) 44 94 94 www.dw.angonet.org ‘Angola-Stories for trees’ Redactie: Margrit Coppé en Fergus Power, uitgegeven door Development Workshop www.storiesfortrees.net
14
Deurpost (Huambo 2001). Foto: Margrit Coppé
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
6 Zapiro: Paedophile priests
15
NiZA MediaNews 06 - Juni 2002
16