MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012 Bart Van Craeynest, Hoofdeconoom Telefoon : 02/229 62 32 E-mail:
[email protected]
Bart Van Craeynest, Chief Economist
BELGIË BLIJFT HANGEN IN ECONOMISCHE MALAISE België was de voorbije jaren bij de betere leerlingen van de Europese klas, maar dat zegt allicht meer over de kwaliteit van die klas dan over de Belgische sterkte. Net als Europa blijft ook de België de komende kwartalen hangen in economische malaise. Een verdere escalatie van de eurocrisis kan bovendien ook België snel naar een nog somberder scenario duwen. De Belgische overheid kan daar op zich weinig aan doen. Die kan haar relanceinspanningen beter richten op iets langere termijn. Op dat vlak ligt er voor de Belgische economie nog een gigantisch potentieel. In het zog van een opvallend sterk presterende Duitse economie zette België 2012 nog relatief goed in. De beperkte terugval in economische activiteit in de laatste maanden van 2011 werd in het eerste kwartaal meer dan goed gemaakt. Bovendien is België binnen Europa één van de weinige landen waar de economische activiteit opnieuw boven het niveau van voor de crisis geklommen is. In de eurozone ligt die activiteit nog altijd een dikke 2% onder dat niveau. Sinds de crisis begin 2008 Europa bereikte, kan de Belgische economie zelfs de sterkste groeicijfers van de hele eurozone voorleggen (al is dat amper 1,4% groei over de volledige 4 jaar). Maar daarmee ligt het goeie nieuws alweer achter de rug. De voorbije maanden ging de Europese economie opnieuw onderuit en zelfs Duitsland kwam meer en meer onder druk. Dat blijft uiteraard niet zonder gevolgen voor de Belgische economie. De voorlopende indicatoren doken de voorbije weken fors lager. Het ondernemersvertrouwen komt stilaan in de buurt van de niveaus van 1996 en 2001, periodes waarin de economische groei telkens (bescheiden) negatieve cijfers liet optekenen. De terugval in de industriële productie, de buitenlandse bestellingen, de kleinhandelsverkopen, de autoverkopen en het aantal nieuwe hypothecaire kredieten suggereren dat de economische activiteit duidelijk afnam in het tweede kwartaal. Bovendien laten de voorlopende indicatoren voorlopig geen tekenen van beterschap zien. De malaise in de rest van Europa, de daaruit volgende tegenvallende buitenlandse vraag en vooral de verlammende onzekerheid rond de eurocrisis ondermijnen de economie. De Belgische economie blijft dan ook in recessie hangen. Na de positieve cijfers in de eerste maanden van het jaar volgen allicht op z’n minst twee kwartalen van negatieve groei. Niettemin blijft de recessie vooralsnog beperkt en op geen enkele manier te vergelijken met de zware terugval in 2008-09. Belgische economie in recessie
In de remmen
8.0
15
25
6.0
10
20
4.0
5
15
0
10
-5
5
-10
-10
0
-20
-15
-5
-30
-20
-10
-25
-15
-30
-20
-35
-25 Jan-99
2.0 0.0 -2.0 -4.0 -6.0
Economische groei (kwartaalwijziging op jaarbasis) Ondernemersvertrouwen
-8.0
-10.0 Q1 1999 Q1 2001 Q1 2003 Q1 2005 Q1 2007 Q1 2009 Q1 2011
20 Industriële productie
Nieuwe orders 10 0
-40 -50 -60 Jan-01
Jan-03
Jan-05
Jan-07
Jan-09
Jan-11
Eén lichtpuntje vandaag is de impact van de globale economische malaise op de grondstoffenprijzen. Die doken de voorbije maanden duidelijk lager. En dat komt meer en meer tot uiting in de inflatiecijfers. Begin dit jaar bedroeg de Belgische inflatie nog 3,7%, maar ondertussen is die teruggezakt tot 2,3%. De komende maanden koelt de inflatie in het zog van de lagere olieprijs nog verder af. Daarnaast zal de arbeidsmarkt allicht redelijk blijven stand houden, ondanks de onvermijdelijk toenemende berichten over collectieve ontslagen. De arbeidsmarkt kwam opmerkelijk goed door de diepe recessie van 2008-09. Er gingen toen netto zo’n 35.000 jobs verloren, maar in vergelijking met de zware economische terugval viel dat verrassend goed mee. Sindsdien kwamen er alweer 124.000 jobs bij. De jongste maanden stokte de jobmotor. In het huidige onzekere klimaat zijn bedrijven niet geneigd om fors aan te werven. Anderzijds is het ook weinig waarschijnlijk dat de recessie onmiddellijk tot een massale ontslaggolf zal leiden. Een zekere stagnatie van de werkgelegenheid lijkt het meest waarschijnlijke scenario in de komende kwartalen. Net als in 2008-09 zullen bedrijven allicht eerder reageren op de malaise via het aantal gewerkte uren, dan via effectieve ontslagen. MACRO RESEARCH NOTE
1
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
Afkoelende inflatie
Jobmotor sputtert
7.0
150
6.0
Inflatie
25
Olieprijs
5.0
100
4.0
20 15
3.0
50
2.0
10 5
1.0
0
0.0
0 -5
-1.0 -2.0
30
-50
-3.0 Jan-99
-100 Jan-01
Jan-03
-10 -15
Jaarwijziging in % Jan-05
Jan-07
Jan-09
Jan-11
Werkgelegenheidsgroei (kwartaalwijziging in '000) Werkgelegenheidsvooruitzichten
-20 Q1 1999 Q1 2001 Q1 2003 Q1 2005 Q1 2007 Q1 2009 Q1 2011
De beperkte lichtpuntjes worden evenwel overschaduwd door de diepe schaduw van de eurocrisis. En op dat vlak is er nog maar heel weinig licht aan het einde van de tunnel. De groeiperspectieven in Europa, en dus ook in België, hangen in belangrijke mate af van de politieke aanpak van de eurocrisis. Om de Europese economie terug op de rails te krijgen, moet het vertrouwen hersteld worden en dat vereist een overtuigend antwoord op de huidige crisis. Dat lijkt er op korte termijn evenwel niet in te zitten. Het ziet er dan ook naar uit dat België, net als de rest van de kern van Europa, nog geruime tijd in een situatie van economische stagnatie blijft hangen. Door het redelijke eerste kwartaal blijft de groei van de Belgische economie in 2012 allicht net uit de rode cijfers. Ook in 2013 blijft de economische groei in het meest waarschijnlijke scenario erg bescheiden. Als de Europese autoriteiten er in de loop van de komende maanden in zouden slagen om een overtuigend antwoord op de eurocrisis te formuleren, zou dat de vooruitzichten voor 2013 gevoelig verbeteren. Vandaag lijkt het risico van een verdere escalatie van de crisis en een verdere falende aanpak evenwel aanzienlijk groter. Als de crisis verder op de spits gedreven wordt zonder afdoende reactie van de Europese politici en de ECB dreigt ook voor de Belgische economie een veel somberder scenario. Een nieuwe diepe recessie is in zo’n scenario zo goed als zeker.
BELGIË BIJ DE BETERE LEERLINGEN VAN DE KLAS In de tweede helft van vorig jaar werd België volledig ingeschreven op het lijstje van risicolanden in de eurozone. In november bereikte de rente op Belgische overheidsobligaties op 10 jaar bijna 6%, zo’n 366 basispunten boven de Duitse rente. Zo’n renteverschil was sinds het midden van de jaren 80 niet meer gezien. De relatief hoge overheidsschuld (met 98% van het BBP was die in 2011 de vijfde hoogste binnen de eurozone) en moeilijkheden om een nieuwe regering te vormen plaatsten België toen in de schijnwerpers. Maar, België als Griekenland aan de Noordzee was nooit een zinvolle vergelijking. Ondertussen is de Belgische 10-jaars rente onder 3% gezakt en bedraagt het renteverschil met Duitsland nog 150 basispunten. Daarmee leunt België dichter aan bij de kern van Europa dan bij de crisislanden. Hoe graag de nieuwe regering dat ook zou willen, die verbeterde positie van België op de financiële markten heeft vrij weinig te maken met enig ‘overtuigend’ beleid van haar kant. De huidige positie is eerder een correctere inschatting van de fundamenten van de Belgische economie. Vooral de crisisdynamiek in Spanje heeft duidelijk gemaakt dat een loutere focus op de overheidsschuld weinig relevant is. De huidige crisis heeft eerder te maken met de totale financiële positie van een land, de balans met de rest van de wereld en de concurrentiepositie. Vooral op de eerste twee punten scoort België bij de beteren in de eurozone. Met zo’n 350% van het BBP is de totale schuld in de Belgische economie (gezinnen, bedrijven en overheid) hoog in vergelijking met de rest van de eurozone. Maar, rekening houdend met de activa behoort de netto-schuldpositie van België tot de stevigste van Europa. België heeft een arme overheid, maar dat wordt gecompenseerd door een rijke private sector. Bovendien had de Belgische economie de voorbije jaren overwegend een duidelijk overschot op de lopende rekening. Daarmee staat België er gevoelig beter voor dan landen als Spanje, Portugal en Griekenland (en zelfs beter dan Frankrijk). Die analyse wordt nu ook gedeeld op de obligatiemarkten.
MACRO RESEARCH NOTE
2
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
België bij de beteren in Europa
België opnieuw aanvaard door markten 120
6 Duitsland
Netto internationale investeringspositie (in % van het BBP)
België
5
80
4
40
3
0
2
-40
1
-80
Rente op 10-jaars overheidsobligaties 0 Jan-10
-120
Jul-10
Jan-11
Jul-11
Jan-12
Jul-12
Por Irl
Sp Cyp Gr
It
VK
Fr
Oo Fin Dui Ned Bel Lux
Het wegvallen van de druk op de obligatiemarkt mag voor de Belgische regering geen reden zijn om zich op de borst te kloppen. Net als de rest van de eurozone kijkt België aan tegen jaren van in het beste geval erg bescheiden economische groei. De huidige recessie kan de Belgische overheid niet vermijden. Een nationaal relanceplan gericht op de korte termijn heeft enkel zin als dat past in een bredere Europese aanpak. Daarvoor is het wachten op een Europees antwoord op de eurocrisis. Niettemin bestaan er ook in België voldoende beleidsuitdagingen op langere termijn. De combinatie van erg lage economische groeivooruitzichten en de onvermijdelijke vergrijzing van de bevolking suggereert dat onze welvaartsstaat onder de huidige voorwaarden niet houdbaar is. De Belgische overheid kan zich dan ook beter volop focussen op het verstevigen van de fundamenten van onze economie. De recepten daarvoor zijn al langer gekend, maar worden alleen maar relevanter. De volgende 5 maatregelen dringen zich al geruime tijd op, maar werden totnogtoe tegengehouden door overwegingen die we ons niet langer kunnen veroorloven. De regering kan zich dan ook beter richten op een structureel relanceplan rond deze elementen.
1. Afschaffen vervroegde uittredingsmogelijkheden Er wordt al zo’n 25 jaar gewezen op het feit dat in ons land heel weinig ouderen aan het werk zijn. De voorbije jaren kwam daar wel enige verbetering in, maar amper meer dan in de rest van Europa, zodat België op ruime achterstand blijft hangen. In 2011 waren 38,7% van de Belgische 55- tot 64-jarigen aan de slag. In de eurozone is dat gemiddeld 47,1%, in Duitsland en Nederland ligt dat cijfer dik boven 55%. De effectieve pensioenleeftijd bedraagt in België zo’n 59 jaar. In de klassieke industrielanden ligt die enkel lager in Oostenrijk, Slovakije en Luxemburg. De pensioenproblematiek is nochtans geen ‘rocket science’. Begin jaren 70 was de effectieve pensioenleeftijd zo’n 64 jaar ; de gemiddelde levensverwachting was toen 71. Vandaag is de effectieve pensioenleeftijd teruggezakt tot 59 jaar, terwijl de levensverwachting opgelopen is tot 80 jaar. Een duidelijke verhoging van de effectieve pensioenleeftijd is dan ook onvermijdelijk. Een echte aanpak van de vervroegde uittredingsmogelijkheden zou een eerste stap in die richting zijn. Daar werd de voorbije jaren al wat aan gesleuteld, maar de resultaten blijven op dat vlak beperkt. Zo zou het Generatiepact uit 2005 de voorwaarden voor brugpensioen verstrengen vanaf 2008, maar dat lijkt vooralsnog weinig uit te halen. In 2011 waren er nog altijd 115.196 voltijds bruggepensioneerden, zo’n 1.600 meer dan in 2007. De uitkeringen daarvoor liepen op tot 1,58 miljard euro. Ondanks de erkenning dat vervroegde uittreding beperkt moet worden, blijkt brugpensioen nog altijd een vaak gebruikte regeling voor bedrijven in moeilijkheden. Ook in de huidige recessie valt het te verwachten dat brugpensioenregelingen opnieuw vlot op tafel zullen komen. In plaats van verder te prutsen in de marge is een volledige afschaffing van die mogelijkheden de enige garantie voor een duidelijke stap vooruit. Die afschaffing moet kaderen in een ruimere aanpak van de eindeloopbaanproblematiek (het doorknippen van de link tussen verloning en anciënniteit is ander cruciaal element). Om de huidige welvaartsstaat enigszins overeind te houden, zal er in de toekomst gevoelig langer gewerkt moeten worden. Het heeft geen zin om dat enerzijds te erkennen, MACRO RESEARCH NOTE
3
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
maar anderzijds elke ernstige stap in die richting te blijven uitstellen. Brugpensioenkosten blijven stijgen
Onhoudbare pensioen 120
85
1700 Aantal bruggepensioneerden (in '000)
118
80
1600
RVA uitgaven voor brugpensioen (mln eur)
116
1500
114
75
112
70
Gemiddelde effectieve pensioenleeftijd
110
Levensverwachting
108
65
1400 1300
106
1200
104
60
1100
102
55
100
1970 1974 1978 1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006
1000 20002001 200220032004 2005200620072008200920102011
2. Loonkosten onder controle houden Loonkosten zijn maar één element van de totale concurrentiepositie van een economie, maar wel een belangrijk element. Zeker voor een extreem open economie als de Belgische is elk element van de concurrentiepositie cruciaal. In die zin is het verontrustend dat België jaar na jaar terrein verliest op het vlak van de loonkosten. Volgens de jongste OESO-cijfers stijgen de loonkosten (gecorrigeerd voor productiviteit) in 2010-2012 opnieuw 2% sneller dan in de buurlanden. De loonkostenhandicap sinds 1996 komt daarmee op 8,8%. Dat is op zich niet dramatisch, maar komt bovenop een aantal andere Belgische handicaps. De geleidelijke afbrokkeling van de concurrentiepositie vertaalt zich ondertussen wel in een pijnlijk verlies aan marktaandeel op de internationale markten. Sinds 1995 verloren de Belgische exporteurs 25% aan marktaandeel. In Europa doet enkel Italië slechter. Het hele loonvormingsproces op basis van de loonnorm is er op gericht om de loonkostenontwikkeling onder controle te houden. Dat lukt duidelijk niet door de onvolledige toepassing van de loonnorm (een snellere stijging van de loonkosten moet normaal gecorrigeerd worden in een volgende onderhandelingsronde, maar dat gebeurt niet) en door de verstorende werking van de automatische loonindexering. Een correcte toepassing van de loonnorm en een duidelijke bijsturing van het indexeringsmechanisme zouden bijdragen tot het in stand houden van de concurrentiepositie. Dat moet op termijn positieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid. Het is hoe dan ook een illusie dat de koopkracht van de gezinnen ondersteund kan worden ten koste van de concurrentiepositie. Dat wreekt zich uiteindelijk via de arbeidsmarkt. Het werkgelegenheidseffect heeft op termijn een grotere impact op de koopkracht dan de indexering.
Belgische loonkosten blijven sneller stijgen dan die in de buurlanden
Belgische exporteurs verliezen marktaandeel 120
110
110
108
100
106 90
104 80
102
70
100
60 Bel
Loonkosten per eenheid product (België tov buurlanden) 98 1996
MACRO RESEARCH NOTE
4
Fr
Dui
It
Ned
50
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
1995
1998
2001
2004
2007
2010
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
3. Verschuiving van lasten op arbeid naar indirecte belastingen België wordt gekenmerkt door een zware belastingdruk. In de klassieke industrielanden ligt de totale belastingdruk enkel in Zweden en Denemarken nog hoger. In België ligt die druk evenwel buitenproportioneel zwaar op arbeid. Voor een alleenstaande zonder kinderen met een gemiddeld loon bedraagt de directe belastingdruk 55,5%, veruit de hoogste in de geïndustrialiseerde wereld. Duitsland, de tweede op de lijst, volgt op respectabele afstand (49,8%). Voor gezinnen met kinderen valt de belastingdruk op arbeid beter mee, maar staat België nog altijd op een tweede plaats (met 40,3%). Vanuit het oogpunt van de werkgelegenheid is een zware belastingdruk op arbeid geen goed idee. Zeker in België is er dan ook ruimte voor een verschuiving van de lasten op arbeid naar meer indirecte belastingen. Zelfs zonder verlaging van de totale belastingdruk moet dat extra jobs opleveren. Zo’n verschuiving zal een negatieve sociale impact hebben, maar de herverdelingseffecten binnen het belastingstelsel kunnen beter via andere kanalen geregeld worden (bv. via een hogere belastingvrije som). Hoe dan ook is het hele Belgische belastingstelsel een kluwen van specifieke regelingen en uitzonderingen. Er zijn zeker mogelijkheden om het belastingstelsel efficiënter en economisch verantwoorder te maken.
4. Efficiënter overheidsapparaat Tegenover de zware belastingdruk staan uitgebreide overheidsuitgaven. Of die allemaal even welbesteed zijn, is evenwel nog maar de vraag. Zo lopen de uitgaven voor de algemene overheidsdiensten in ons land op tot 9,2% van het BBP. In de eurozone is dat gemiddeld 7%, in een reeks ‘kleine’ Europese landen (Zwitserland, Oostenrijk, Nederland, Finland, Denemarken, Zweden en Noorwegen) is dat 6,5%. In België werken in de overheidsdiensten administratie, defensie en de verplichte sociale zekerheid 400.000 mensen, of 9% van de totale werkgelegenheid. Gemiddeld in de ‘kleine’ landen is dat 5,7%, wat in ons land overeen zou komen met een kleine 150.000 jobs minder. De extra uitgaven houden ongetwijfeld verband met de complexe Belgische staatsstructuur, maar of die een extra kost van 2,7% van het BBP (of zo’n 100 miljard euro) waard is, is erg twijfelachtig. Een grondige sanering van het overheidsapparaat kan redelijk wat budgettaire ruimte opleveren.
5. R&D bevorderen Investeren in R&D wordt al jaren uit allerlei hoeken naar voor geschoven als een cruciale maatregel om het groeipotentieel op te krikken. In 2010 bedroegen de uitgaven voor R&D in ons land 1,99% van het BBP (amper hoger dan het gemiddelde van de voorbije tien jaar). Dat ligt in de buurt van het gemiddelde in de eurozone (2,06), maar blijft ver achter op het gemiddelde in de kleine landen (2,80). Er wordt gemikt op een doelstelling van 3% tegen 2020, maar in het huidige economische klimaat wordt dat onhaalbaar zonder belangrijke extra inspanningen. Die beperkte investeringen resulteren in een erg bescheiden aantal patentaanvragen in ons land (133 per miljoen inwoners tegenover gemiddeld 233 in de kleine landen).
De belangrijke achterstand van de Belgische economie op verschillende structurele vlakken impliceert ook dat er veel potentieel is om beter te doen. De OESO (1) raamde de mogelijke impact van een brede waaier aan structurele hervormingen op het BBP per capita in de klassieke industrielanden. Het beschouwde hervormingsprogramma omvat bevordering van concurrentie op de productmarkten, versoepeling van de arbeidsmarktregulering, hervorming van de uitkeringsstelsels, een actiever arbeidsmarktbeleid, een verlaging van de lasten op arbeid en hervorming van de pensioenen. Zo’n programma kan over een periode van 10 jaar het BBP per capita in België met 18,6% opkrikken, het grootste potentieel in de klassieke industrielanden. Zulke ramingen zijn niet absoluut, maar illustreren wel het belangrijke potentieel voor de Belgische economie. MACRO RESEARCH NOTE
5
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
Groot potentieel om beter te doen 20 18
Potentiële BBP-toename van een breed hervormingsprogramma (OESO)
16 14 12 10 8 6 4
0
NZ Isr Svk DK Irl VS Lux Aus Ned VK Mex Tur Can Zwe Nor Zwi Kor Cze Dui Fin Por It Sp Fr Jp Oos Hon Pol Gr Bel
2
BELGIË KAN BETER De Belgische economie duikt opnieuw in de rode cijfers, en blijft ook de komende kwartalen hangen in quasistagnatie. De kotertermijnvooruitzichten hangen in belangrijke mate af van wat er met de eurocrisis gebeurt. Het ziet er niet naar uit dat er op dat vlak binnenkort een overtuigende oplossing op tafel komt. De malaise blijft dan ook aanslepen en ook in 2013 moet niet meteen een duidelijk herstel verwacht worden. Integendeel, de risico’s liggen vandaag eerder in de andere richting. Er bestaat een reëel gevaar dat de eurocrisis in de loop van de komende kwartalen verder escaleert, wat ook de Belgische economie dieper in recessie zou duwen. De Belgische overheid kan daar op zich weinig aan doen. Zelfs als de eurocrisis onder controle blijft, zakt het groeipotentieel van de Belgische economie volgens verschillende ramingen terug tot zo’n 1 à 1,5% per jaar. Tegen de achtergrond van de vergrijzing is dat onvoldoende om ons welvaartssysteem in de huidige vorm volledig overeind te houden. Daar kan de overheid allicht wel iets aan doen. Structurele hervormingen zijn niet alleen in het zuiden van Europa noodzakelijk. Ook in België is het aanhoudende uitstel van dat soort ingrepen moeilijk te verantwoorden.
(1) Bouis, R. en R. Duval (2011), Raising potential growth after the crisis: a quantitative assessment of the potential gains from various structural reforms in the OECD area and beyond, OECD Economics Department Working Paper No. 835
MACRO RESEARCH NOTE
6
MACRO RESEARCH NOTE PETERCAM ECOSTRATEGY TEAM |Wednesday, 18 July 2012
VOORUITZICHTEN BELGISCHE ECONOMIE 2009
2010
2011
2012
2013
BBP
-2.7
2.2
2.0
0.1
0.5
Particuliere consumptie Overheidsconsumptie
0.8 0.7
2.3 0.3
0.9 0.6
0.0 0.4
0.4 0.6
Bedrijfsinvesteringen Overheidsinvesteringen Woningen
-9.3 10.5 -9.2
-1.6 -3.1 1.6
8.8 6.1 -2.8
0.8 2.6 -2.8
1.1 -3.5 -0.4
Uitvoer Invoer
-11.3 -10.6
9.9 8.7
4.4 5.1
0.4 0.2
3.0 3.0
0.0 0.6
2.2 1.7
3.5 3.0
2.4 2.3
1.7 1.6
-24
64
47
3
11
7.9
8.3
7.2
7.5
8.0
3.0 18.8
-0.6 16.6
1.1 16.7
-0.4 16.5
0.9 16.9
-5.6 -2.0 95.7
-3.8 -0.4 95.9
-3.7 -0.4 98.2
-2.8 0.6 98.7
-3.2 -0.2 100.0
Groei (jaarwijziging in %)
Inflatie (jaarwijziging in %)
Consumptieprijsindex Gezondheidsindex
Arbeidsmarkt & inkomen Binnenlandse werkgelegenheid (wijziging tijdens het jaar, in '000)
Werkloosheidsgraad (in % van de beroepsbevolking)
Beschikbaar gezinsinkomen Spaarquote van de gezinnen (in % van het beschikbaar inkomen)
Overheidsfinanciën (in % van het BBP)
Vorderingensaldo Primair saldo Overheidsschuld
MACRO RESEARCH NOTE
7