R.K. Basisschool De Vlinder
RV’07
R.K. Basisschool “de Vlinder” groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164
GOEDE STUDIEGEWOONTEN Bij goed studeren (leren) of huiswerk maken zijn er vijf belangrijke hoofdzaken. Dat zijn:
A. B. C. D. E.
de plaats de tijd de volgorde goede gezondheid planning
DE PLAATS De beste plaats om je huiswerk te maken is een plek waar je zo min mogelijk gestoord wordt. Een goed voorbeeld is je eigen kamer. Je kan bijvoorbeeld worden afgeleid door: muziek werken voor het raam een rommelige omgeving televisie computer vriendjes/vriendinnetjes
Om goed te studeren, is een rustige ruimte gewenst.
De TIJD Neem een vaste tijd voor je huiswerk. Je went er dan aan om op een vast tijdstip aan het werk te gaan. Natuurlijk heeft niet iedereen evenveel tijd nodig voor het leren/maken van het huiswerk. Een half uurtje huiswerk per dag moet voldoende zijn. Als je veel langer dan een half uur per dag aan je huiswerk moet besteden, praat er dan eens over met je leerkracht. Misschien zijn er tips om hier wat aan te doen. LEREN DOE JE MET JE HELE LICHAAM. Sommige kinderen moeten iets gezien hebben voordat ze het kunnen onthouden. (ogen) Andere kinderen moeten het beslist gehoord hebben. (oren) Weer anderen moeten eerst iets opschrijven. (voelen) DUS: JE NEEMT IETS GOED IN JE OP DOOR ERNAAR TE KIJKEN. (ogen) JE ZEGT ALLES HARDOP ZODAT JE HET GOED KUNT HOREN. (ogen/mond) JE SCHRIJFT HET EERST OP. (handen = voelen)
De volgorde De volgorde waarin je werkt bepaal je zelf. Je krijgt een weektaak op en je moet er voor zorgen dat je op de juiste dagen je huiswerk af hebt. Er zijn maakopdrachten en leeropdrachten. Als je een bepaalde opdracht na een kwartiertje niet leuk meer vindt, begin dan alvast aan een volgende opdracht. Wissel vakken af! Je kan het huiswerk ook vooruit maken en in de klas in de daarvoor bestemde laatjes bewaren.
Wissel “leer- en maakvakken” met elkaar af.
GOEDE Gezondheid Je moet niet aan je huiswerk beginnen als je erg moe of ziek bent. Dan gaat het veel moeilijker en maak je onnodige fouten. Het leerwerk is dan veel moeilijker te onthouden.
Leer en maak je huiswerk alleen wanneer je je fit voelt.
GOEDE planning Je krijgt je huiswerk meestal aan het einde van de week op. Dit huiswerk is dan voor de week daaropvolgend. In principe hoef je geen huiswerk te maken in het weekend. Op maandag heb je geen huiswerk. Belangrijk is dus om een goede planning te maken. Wanneer ga je wat in de week doen? Je moet hierbij ook rekening houden met verjaardagen, clubactiviteiten, favoriete televisieprogramma’s, bezoekjes aan vrienden of kennissen, enz. Soms moet je naast je huiswerk ook nog een werkstuk maken of een spreekbeurt voorbereiden. Dit moet je niet uitstellen tot het laatste moment. Hier moet je ook rekening mee houden. Maak een schema voor jezelf wat je op welke dag allemaal gaat doen. Gebruik ook je agenda hierbij. Dit is een heel belangrijk hulpmiddels bij het maken van een planning. Hierin schrijf je op wat je op welke dag moet meenemen naar school. Als je iets niet snapt, mag je best aan iemand vragen je te helpen. Bij een goede planning kan je het ook nog op school aan je leerkracht vragen.
Probeer voor elke week een werkschema te maken. Pak je tas ’s avonds in en niet vlak voordat je naar school gaat.
Overhoren van leerwerk Bij het overhoren van leerwerk controleer je of het geleerde goed in je geheugen zit. Je kunt je laten overhoren door je vader, moeder, opa, oma, broer, zus, klasgenootje, enz. ENKELE TIPS: >1
LAAT JE NIET DIRECT OVERHOREN NADAT JE IETS HEBT GELEERD. WACHT ONGEVEER EEN UURTJE.
>2
LAAT JE PAS OVERHOREN ALS JE ALLES KENT.
>3
DEGENE DIE JOU OVERHOORT MOET DE STOF OOK KENNEN OF DEZE KUNNEN AFLEZEN (anders heeft het geen zin).
>4
BIJ HET OVERHOREN DE STOF KRIS KRAS DOOR ELKAAR LATEN VRAGEN. HET OPDREUNEN VAN EEN VAST RIJTJE HEEFT GEEN ZIN EN BIJ HET OVERHOREN OP SCHOOL GAAT HET OOK DOOR ELKAAR.
>5
ALS JE RESULTATEN OP SCHOOL GOED ZIJN, KAN JE HET OOK EENS PROBEREN DOOR “JEZELF TE OVERHOREN”.
>6
HET LEREN ZONDER DAT ANDEREN JE OVERHOREN MOET EEN EINDDOEL ZIJN.
HET LEREN VAN TEKSTEN OF TOPOGRAFIE. HET MAKEN VAN EEN SAMENVATTING. Soms krijg je de opdracht om een stuk tekst te leren. Hoe pak je zoiets aan? STAP 1:
Lees de hele tekst eerst helemaal aandachtig door. Je hebt dan een eerste indruk.
STAP 2:
Ga de hele tekst nu nog een keer goed en grondig lezen. Je zoekt de hoofdzaken op (vaak dik- of schuingedrukt) Schrijf deze woorden op. Woorden of begrippen die je niet kent vraag je aan iemand of zoek je op in een woordenboek. Vertel de opgeschreven stukjes tussendoor aan jezelf terug en controleer dit.
STAP 3:
Zet de opgeschreven stukken in een soort schema. Zo krijg je een goede samenvatting.
STAP 4:
Controleer of je alles begrepen en onthouden hebt. Dit doe je door de stof (tekst) na te vertellen met behulp van je schema. Maak voor jezelf vragen waarvan je denkt dat die ook door je leerkracht gevraagd kunnen worden.
STAP 5:
Maak aantekeningen van die dingen die je nog niet weet. Zoek deze nog eens op en herhaal die dingen nog eens.
HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN. VOORDELEN: Je doet iets met de tekst; je bent bezig met maakwerk. Tegelijkertijd komt de tekst in je hoofd. Via het schema kun je uitleggen wat je hebt begrepen.
Begin twee of drie dagen van tevoren met het leren van een tekst. TOPOGRAFIE: Lees alle plaatsen, wateren, gebieden, enz. eerst aandachtig door. Zorg dat je ze goed kunt schrijven. Leer de plaatsen kris kras door elkaar. Leer op vorm en ligging en niet op nummer. Zoek wat je niet kunt onthouden nog een keer op en leer deze nog eens extra.
HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN - HERHALEN.
Het leren van (moeilijke) woorden Bij het leren van woorden (Nederlands / Engels) gaat het om de spelling (hoe schrijf ik het woord) en om de betekenis. HOE LEER IK DIT?
bekijk het woord goed en verdeel het in lettergrepen. (klappen) spreek het woord goed en overdreven duidelijk uit. spreek het woord ook uit zoals het moet worden geschreven. spreek het woord eerst langzaam en daarna steeds sneller uit. zoek op wat het woord betekent. probeer er een beeld (plaatje) bij te vormen. maak een paar zinnen met het woord erin. schrijf de woorden nu op.
Leer nooit zonder erbij na te denken (opdreunen)
HET voorbereiden VAN EEN spreekbeurt Je moet dit jaar twee spreekbeurten voorbereiden. Eén spreekbeurt bereid je helemaal alleen voor en de tweede mag ook alleen doen, maar ook samen met één of twee klasgenootjes. Het onderwerp mag je zelf kiezen. Je mag zelfs een werkstuk van jezelf omzetten in een spreekbeurt. HET KIEZEN VAN EEN ONDERWERP: 1. 2. 3.
kies een onderwerp dat je belangstelling heeft. kies een onderwerp waarover je veel materiaal kunt vinden. overleg vooraf je keuze met je leerkracht. (vul het onderwerp in op de lijst)
HET VERZAMELEN VAN MATERIAAL: Je hebt informatiemateriaal nodig (boeken, tijdschriften, enz.). Dit materiaal kun je op verschillende plaatsen vinden: documentatiecentrum op school bibliotheek reisbureaus, winkels, ambassades, bedrijven, verenigingen, VVV’s, enz. thuis, familie internet
Zorg dat je ook iets kunt laten zien (voorwerp, plaatje)
DE VOORBEREIDING: 1. Bekijk het verzamelde materiaal. 2. Maak aantekeningen van wat bruikbaar is. 3. Schrijf de belangrijkste punten op een “puntenblaadje”. 4. Schrijf alleen de punten op die je in je spreekbeurt wilt behandelen. 5. Zet deze punten in een goede volgorde. 6. Zoek voldoende informatie bij deze punten. 7. Probeer je spreekbeurt te houden volgens het “puntenblaadje”. 8. Gebruik je eigen woorden. 9. Schrijf een spreekbeurt niet helemaal uit en leer hem niet uit je hoofd. 10. Je mag op school het bord gebruiken.
Leer je spreekbeurt nooit uit je hoofd!!!! Gebruik een puntenblaadje. PRESENTATIE: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Leg het materiaal voorafgaande aan de spreekbeurt overzichtelijk neer. Stop blaadjes of paperclips tussen je boek zodat je snel je plaatjes hebt gevonden. Hang posters tijdig op. Zorg dat eventueel bordwerk ook al op het bord staat. Geef tijdens een spreekbeurt geen materiaal door. Dit leidt af. Spreek luid en duidelijk. Kijk de klas in tijdens je spreekbeurt.
Als je de spreekbeurt goed voorbereid, hoef je geen buikpijn te krijgen.
HET MAKEN VAN EEN WERKSTUK Je moet dit jaar vier werkstukken maken. Werkstuk 1: Werkstuk 2: Werkstuk 3: Werkstuk 4:
Prinsjesdag (schrijven) Mijn lievelingsdier. (geen huisdier) (schrijven) Een land naar keuze buiten Europa. (mag op de computer) De Tweede Wereldoorlog. (mag op de computer)
Voordat je aan een werkstuk begint moet je natuurlijk wel weten waarover je het gaat hebben. Als je dit weet, ga je informatie verzamelen. (zie spreekbeurt) HET WERKSTUK:
Maak voor jezelf een volgorde waarin je zaken gaat behandelen. (hoofdstukken) Zorg naast tekst ook voor illustraties. (plaatjes) Maak een voorblad met hierop je naam en de titel van het werkstuk. Maak ook een inhoudsopgave. Laat zien hoe en/of waar je de informatie vandaan hebt. Maak ook een voorwoord en/of nawoord. Neem geen teksten klakkeloos over van het internet. Vertel het in je eigen woorden. Werk netjes.
Begin niet op het laatste moment aan je werkstuk. Neem er ruimschoots de tijd voor. Plan tussen het andere huiswerk ook tijd voor je werkstuk. Ga met vragen naar je leerkracht.
Naast deze informatie krijg je ook nog een extra stencil met tips e.d.
Succes! !