nummer 02
decreet € 12,50
www.48073.com/dishblog
Halt, u overschrijdt een grens. Nee, een paspoort is niet nodig, de grens is namelijk flinterdun, slechts enkele mu dik. Bij het omslaan van iedere bladzij gaat u er weer overheen zonder douane en u bepaalt zelf hoelang u blijft hangen of u keert weer, in alle vrijheid, op uw schreden terug. Misschien eerst een bladerende verkenning of meteen achterin kijken of voorzichtig relaxed het mediaschijfje van pagina 49 doorzappen, heen en weer, steeds weer de grenzen van de verwondering koesterend. Veel vergenoegen. 3
Was ist loos? meisje Loos
What’s the pitch?
5
Adolf Loos (1870-1933) One of the most significant events in the history of modern architecture was the Tribune Tower international competition in 1922 when the Chicago Tribune, the city’s oldest and most important newspaper, offered a $50,000 prize for the winning design of “the most beautiful and distinctive office building of the world”. More than 263 architects from three continents responded with a broad constellation of designs ranging from Byzantine to Bauhaus. The List of contemporary european architects contains Walter Gropius and Adolf Meyer, Ludwig Karl Hilbersheimer, Bruno Taut, Hans and Wassili Luckhardt and many more. Adolf Loos’ entry arrived too late for the jury’s rewiev. But his iconic unbuilt design for the Chicago Tribune tower is still one of the most popular images in history of modern architecture.
The competition was won by Raymond Hood and John Mead Howells with their vertiginous take on the Gothic revival.
THE CHICAGO TRIBUNE COLUMN
ADOLF LOOS (1922)
6
THE CHICAGO TRIBUNE COLUMN
- BUILD IN 3D WITH GOOGLE SKETCHUP AND PLACED ON GOOGLE EARTH / HANS BOMMELJÉ © 2010
Chicago Tribune Tower Competition 1922
TO DOWNLOAD AND VIEW IN GOOGLE-EARTH, GO TO HTTP://SKETCHUP.GOOGLE.COM/3DWAREHOUSE AND SEARCH FOR : THE CHICAGO TRIBUNE TOWER * HIDE ORIGINAL BUILDING BY RIGHTCLICK / DELETE BUILDING
7
8
LOOS André van der Veeke I
De schaduw van loos viel over het meisje Voor de grap noemde ze me haar verkrachter Een kwestie van traditie, dacht ik Zoiets als het begin der tijden dat zich roert in de duisternis van brein en spieren Goed, ik was slaande bang en liet haar niet gaan II
De schaduw van loos viel over het meisje Het was haar lieve lust die me waarschuwde Onwetend en gewetenloos bereidde ik mijn vlucht voor (Levenslang- hoe kon ik dat weten?) Het lege bed ’s morgens moest haar dit vertellen: het mooiste is een verdwijning uit liefde
9
10
Ach, wie heeft het gezien, de beelden hier gevangen... Het was er maar even, zopas was het er nog en nu, nu is het verdwenen, gewist, onherroepelijk... Ach, wie heeft het gezien en het tot zich genomen, want het was er maar tijdelijk, terloops eigenlijk, en passant... Was het er voor die bruid die zich ervoor heeft laten fotograferen, voor een fietser na achten die even opzij keek... Ach, wie heeft het gelezen en zich verbaasd over de schoonheid van de oude tekst, laat op de avond... Ach, en wie heeft zich verwonderd afgevraagd wat het een met het andere van doen heeft... Was het een bezorgde kunstenaar, toch wel wat gewend, die er geen pap van kon brouwen... En ach, waarom was het er eigenlijk en bestond het wel zo tussen valavond en de dageraad... Ach, was er een hond te bespeuren zo s’nachts rond twee, iemand die even een blik naar binnen wierp... Was het er voor een eenzame drinker, wiens wereld toch al niet helder meer was en iets voelde dat anders was... Maar ach, wie nam in die korte tijd de poëzie van het beeld-rijm tot zich en liet zich meevallen in de tomeloze veelheid van de nacht... Ach, doet het er eigenlijk wel toe dat iemand het zag en zich verwonderde en geroerd werd... Is het voor de eigenwijze nachtvogel dat het spel gespeeld werd, die het schouwspel bekeek en kraaiend weg fladderde: val dood, val dood, val dood... Ach, of toch voor dat meisje op wiens ooglid de god zijn vinger legde, zodat ze weer in sluimer viel, terwijl hij vertelde... Ach, was het die fluistering die verwaaide, zodat alles weer vergeten was... Een droom die verbleekt in de morgen bij het ontwaken, in het zachte ochtendlicht; de verstomde fluistering in het eerste morgen rumoer, wanneer de dag aanvangt en er geen tijd meer is voor verwondering... Wanneer alles weer is wat het is en we ons langzaam storten in de wereld van de zwaartekracht, ons uitrekken en ons hoofd uitschudden, ons afvragen hoe diep we zijn gevallen, die nacht... We rekken ons uit en gaan aan de slag... Maar ach, wie heeft het gezien, het was er maar even...
11
i
n
g
e
v
i
n
g
Beste redactie, Graag wend ik mij in deze heikele kwestie tot u, want er moet iets van mijn hart. Het is mij namelijk opgevallen dat steeds meer mensen benamingen van kledingstukken misbruiken als scheldwoord. Als vertegenwoordiger van de textielbranche zult u begrijpen dat ik dit niet kan waarderen. Het gebeurt maar al te vaak dat mensen elkaar uitschelden voor muts, lastpak of zelfs geitenwollensok. Alhoewel dit laatste stamt uit een tijd dat zogenaamde hippies zich met Jezusslippers op straat vertoonden, al dan niet Hara Krishna-liederen zingend, zijn begrippen als zwartekousenkerkje en witteboordenmaffia niet van de lucht. Het getuigt van een soort onderbroekenlol waar wij ons als branche met afkeer tegen verzetten. Tevens maken wij bezwaar tegen het onterecht misbruiken van benamingen voor kledingstukken, zoals de plusfour en de slobkous – degelijke en serieuze kledingstukken – die als drollenvanger of als symbool voor snobisme door het leven moeten gaan. Ook de mof moet hier worden genoemd. Dit betreft een achtenwaardig stuk textiel dat mensen tegen de kou beschermt, maar wordt maar al te vaak in verband gebracht met een andere betekenis, namelijk als scheldwoord voor een Duitser tijdens de laatste wereldoorlog. Ik ga er vanuit dat u als drager van de Stichting OOG rekening houdt met de gevoelens van allen die het textiel een warm hart toedragen. Verder wens ik u veel succes met uw tijdschrift en ben overigens van mening dat de Stichting OOG een verrijkende doelstelling heeft. Hoogachtend,
Lastpak ook lastpo st: iemand die moeit Muts e, last, narigheid vero [ v oor orzaakt. het ee -2 | st rst gen omme oe ling, m alloot md in 137 3, van . het La tijnse Slo almatia b gei zoo kou (mant ten s [v el met l , o w m.n nde oor olle kap)]: . r h n -1 |) k g e s d e ok: -2 | e vo t ee d ra leding wat win gen et m rst g - ho o w e dse als e fddek n r eldv l da sel en me et ee oemd r e e md n ri t ov n la i n , em 1 n er d ngs on-c 7 Dr onfo e k slijke pje b 69, va ous eve rmis n oll r i g s lob stig ew en tisch en om en de ege e so va ciale n m n aa kous het ng ]: nd he r v ond oet er or m gaa e zijk 1 | vo erb :b er. n, o een en a e n t b t am f e w t ’ s k o o l e w ee ing rdt g gew inters eknoo dsel i vo or ikke tege opt n de plu ld. nk o sfo oud f met vorm va ur e vo e en ete en rits n een har ne s slui n em ting ok zo bro ges nder lote ek. n,
Mr. T. Doek, secretaris van de Vereniging van Fabrikanten in de Textielbranche.
t d; d e om an on k er bred | iem e m k 1 ko k: : - rs ot de ; oo inde 4] l, ba n gr e 7 5 ui br en ite e n n 1 e m n (e ee of oud ijd u i , ] e 0 uw h w al. md ev el 50 mo m te ver nda oe : sch off 1 a n s r n n 1 ge uff s m en . 45 olle n wa en e op 1 rst e m land ) hting e w z c e d i i n e s , r i r n d u t e e e t i . nt s tse he du ed m d s s an f b s t testa her o oe el: lo de h en o e pa r or oog deln c p s n o ( ge off m ijp er [ v H id enge r: n str pe e of het ijk M en eerst n m de o ee p and e p i M an el n) t van a sl n us v rg tte he m v enen n tw ee rken e z k e e l r n i r a a J v ze oo vo , d v ri aant op | [v te erk ding waa een r o r -2 rko ntw bin buis g vo amin n ve bo ver of e b t n kje: va g to pijp ker n e n n r i ee ous igheid of de n rtek a it om de aard va w aa dr t z he ij rb op dat niveau ij waa appenmakerij grappenmaker gr | k) lij -2 , en ig ed (e go | er kenlol: -1 nder) hun ond Onderbroe in (of juist zo n se en m r. n o va m belachelijkheid , platvloerse hu meen) vulgaire ge al ’t n (i | en -3
z
onder auspiciën van st. oog 2]
r n oo ele v in ing rim e am c ld en lde) taa b e : e ia rst ed b f af de go m ron ns n e oo aa g. rd of v org krin o o e d o rk eb amd ere, f we t it na og o W oge n h sse (z ee kla uit iale c so
Rijp voor de prullenbak of kostbaar kleinood? Het lintje van Louise In het archief van de familie Schorer bevindt zich, tussen de persoonlijke paperassen van Daniël Radermacher (1722-1803), een stukje zorgvuldig opgevouwen papier met het opschrift ‘2. Julij. 1786.’. Als je het openvouwt liggen daarin een stukje crème zijden lint en twee speelkaarten, beide Harten 2. Hm… stukje lint. Gerafeld aan beide zijden, beetje groezelig… Rijp voor de prullenbak, zou je zo op het eerste gezicht denken. Aan de achterkant van de twee speelkaarten heeft Daniël Radermacher iets opgeschreven: speelkaart 1 ‘Den 2. Julij 1786. was Prins | Wilhem de V. de Princes Roijal; Princes Louisse; | Prins Wilhem; Prins Frederik Van Orange en Nassau bij | Ons Buijten te Poppenroeden Ambagt op een Concert en | Collation met nog 70. Heeren’ speelkaart 2 ‘en Dames, en wel 1000. Wande | laars; wanneer Princes Louise op mijn Orgel gespeeld heeft, | zijnde dit Lindje een stukje waar mede Haar Musicq | te saamen was gebonden, om ter gedagtenis te bewaaren.’ Ineens is het smoezelige, rafelige stukje lint niet meer rijp voor de prullenbak, maar is het een kostbaar kleinood geworden. Een gekoesterde herinnering aan de jonge, lieftallige prinses die zo mooi op het orgel had gespeeld. Eigenhandig schonk zij haar gastheer een stukje lint waarmee haar muziek was samengebonden om dat ter herinnering aan haar te bewaren. Daniël Radermacher was zo verguld met het optreden en het attente gebaar van de prinses dat hij haar op 19 juli van datzelfde jaar een ‘klein vierkant Clavecimbeltie zijnde een Spinetje, lang Clawier, staande op een voetje met een Lessenaartie, en Zitbankje’ cadeau deed. Prinses Frederica Louisa Wilhelmina (1770-1819) was met haar ouders, prins-stadhouder Willem V van Oranje Nassau en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen, en haar twee broertjes, Willem Frederik (de latere koning Willem I der Nederlanden) en Willem George Frederik in 1786 op staatsiebezoek in Zeeland. Zij deden diverse plaatsen aan en de meest vooraanstaande families kregen de eer het stadhouderlijk gezin thuis te mogen ontvangen. Zo ook de familie Radermacher op hun buitenplaats Poppenroede Ambacht.
In een familiearchief, zoals dat van Schorer, kunnen de meest vreemde zaken voorkomen. Haarlokken, nagels, (melk)tanden, kunstig gevouwen papiertjes met geheime boodschappen, onderdelen van voorwerpen, etc. De archiefvormer heeft ze met een bepaalde reden bewaard. Soms vinden we die reden terug in brieven, op enveloppen, op kaartjes of in dagboeken. De reden bepaalt vaak de waarde. Stel, ons prinsesje Amalia heeft de artistieke gaven van haar grootmoeder geërfd en maakt tijdens een ‘werkbezoek’ aan een kinderdagverblijf een prachtig boompje van klei. Ze mag dat mee naar huis nemen, maar geeft aan de leidster van het kinderdagverblijf een blaadje van klei dat ze van het boompje afbreekt ter herinnering aan haar en haar bezoek. De leidster stopt dat zorgvuldig in een enveloppe en bewaart die in het archief van het kinderdagverblijf. Het archief wordt vele jaren later in bewaring gegeven aan een archiefbewaarplaats. De inventarisator treft een enveloppe aan met een stukje klei. Hm… stukje klei. Rijp voor de prullenbak? Maar onder de enveloppe ligt een briefje waarop staat dat het stukje klei een blaadje voorstelt en afkomstig is van een boompje dat prinses Amalia tijdens haar bezoek aan het kinderdagverblijf heeft gemaakt. Ineens is het stukje klei een kostbaar kleinood geworden. Stukje van het zijden lint waarmee prinses Louise, dochter van prins-stadhouder Willem V, haar muziekstukken bijeen had gebonden. Zij schonk het aan haar gastheer mr. Daniël Radermacher (1722-1803) nadat zij tijdens haar bezoek aan zijn buitenplaats Poppenroede Ambacht in 1786 enkele muziekstukken ten gehore had gebracht, 1786. Zeeuws Archief, Archief Familie Schorer, toegangsnummer 157, inventarisnummer 538.
Willemina, Jacoba [Wilma] van der Does
‘De belangrijkste plek van het huis om te lezen, naast m’n bed,. Uiteraard met koffie, melkklopper, shag en notitieboekje. En de klok - gekregen voor m’n tweede mislukte huwelijk - moet tikken. Dan is het goed’.
14
Wilhelmina, Francesca, Theodora [Willy] van Houtum
‘De keuken is het kloppend hart van het huis. Het is bij uitstek de plek voo r kunst, ontmoetingen en om mijn man te laten koken. Dat doet hij graag en in hij wordt er rustig van en ik vind het wel fijn een rustige man te hebben. ben heel graag in de keuken’. Ja, ik
15
Wilhelmina [Wilna] Meliefste
‘Dit is de plek voor de keukenprinses, met de nadruk op prinses... De plek waar het eten voor haar wordt bereid. Door partner of dochter.’
16
Wilhelmina, Marina [Wilma] Bielok
‘ Dit is een heerlijke ruimte, je kijkt zo naar buiten en door m’n koepel naar de sterren en de maan. De kaarsen aan en m’n kindjes en overleden vriendinnen om me heen. Als ik ’s morgens thee zet, zeg ik ze altijd eerst gedag. Dit is het centrum van m’n huis en zijn’.
17
18
19
En kasseien
Plafond 1948
het peloton is kort: man op kop, vader, moe en schoonmoe
21 graden is een heerlijke temperatuur voor een vrije dag in mei
de kasseistrook lang maar het is te min als het samengaat ‘als ik jou was dan fietste ik in één keer door met matige regen in augustus – dat is nergens goed voor dan zijn we nog voor het donker thuis’ behalve dan om te liggen en zomaar te kijken
harige knieën buigen een paar slappe benen naar buiten om de ingelijste strovezel platen, de latten hij slingert zijn rit rakelings langs een vrouw en alle wit gekalkte vierkanten, te tellen die net bukte voor de pomp of om er tijdens het knuffelen met jou de weg trilt in de woorden die hij bijna uitspuugt: boter – kaas – eieren op te spelen met het kleine klapraam open en het schuivende ‘wat maakt het uit of ik jou ben of dat ik mij ben, dat ik altijd laat ben’ geluid van duiven in de goot ‘ik ben nergens anders dan bij jou en elk jaar een keer in St. Anna ter Muiden geweest’
duiven die hun veren vrijen, zoals onze kleren tegen elkaar
‘hodverdomme, ik ga helemaal stuk’,
een uurtje, een uurtje maar met jou
hij klaagt steen
het lijkt wel onder een laken….. vergeten te strijken alsof het plafond naar ons kijkt en gapen zou.
voor het moderne verkeer zijn ze enorm hinderlijk ‘die verrotte kasseien’
20 | Sandra Burgers
21 | Jan van den Berg
24
25
26
Door: Sturm & Drang
Milles Feuilles ii Het alibi is de voorhof van de bekentenis ‘Het gaat om de voorstelling, A.A.’ zei Romer Solowoyov bot. De voorstelling? Ze keken elkaar schattend aan. ‘Verklaar je nader,’ zei Abraham Archibald toen met hoge borst. ‘Maak het inzichtelijk.’ Dergelijke terminologie was hem bijgebleven van de schaarse dagen die hij als jongeling en aankomend klerk op de nabije kanselarij had doorgebracht, een hoge ruimte met lessenaars waaraan mannen met glimmende kale hoofden regels overschreven van de ene dikke legger in de andere, opdat een gestage groei van het aantal leggers verzekerd was, welke progressie elk jaar kon worden geregistreerd in weer andere leggers, zodat het een exponentiële groei betrof waar andere kanselarijen dodelijk jaloers op waren. Maar Abraham Archibalds eigen kanselarij had hem reeds na enkele moeizame en van tegenspraak en kijf vervulde weken buiten gezet wegens een vastgesteld fataal gebrek aan Organisatiesensitiviteit, een Competentieprofiel dat van node was om te functioneren in dat naar van rijkswege beschikbaar gestelde boenwas en mannenokselzweet riekende paleis van dode zielen. ‘Je moet iets eerst kunnen zien voor je het mooi kunt vinden. Of lelijk,’ legde Romer Solowoyow geduldig uit, terwijl hij met de punt van zijn zakmes de zwarte randen vanonder de nagels van zijn linkerhand begon te verwijderen. ‘Anders bezit het werk geen aanzicht en derhalve geen meetbare waarde,’ vervolgde hij, ‘zelfs al is het met de meest bewonderenswaardige driestheid of wanhopige flair van een museummuur gerukt. Ging er geen alarm af, trouwens? Altijd nuttig om te weten.’ Abraham Archibald keek gefascineerd toe hoe Romer de op zijn mespunt verzamelde bagger aan de mouw van zijn sleets glimmende colbert afveegde, terwijl hij poogde zijn bewustzijn zodanig te vernauwen dat hij de juiste woorden zou vinden om de proleet op zijn eigen gure niveau van repliek te dienen. Maar het lukte gewoon niet. ‘Het schilderij is immers al van grote waarde,’ piepte hij tenslotte maar. ‘Anders had het daar niet gehangen, in het museum.’ ‘Aha!’ riep Solowoyow triomfantelijk, terwijl hij zijn trouwe mes inklapte en weer in zijn zak borg. ‘Het is evident dat de waarde juist samenhing met - of zelfs afhing van - de museale context en dat het schilderij, nu het eenmaal door een sociopathische ex-klerk als jij in mijn uitdragerij is gebracht, geen enkel gewicht meer in de schaal legt in het legitieme
economisch verkeer, het daaraan immers finaal onttrokken is, en daarom ook geen enkel artistiek belang meer vertegenwoordigt. Waarmee het waardeloos is geworden - dus.’ ‘Waarde is een waarde op zich,’ wierp A.A. tegen, zich eindelijk weer een beetje op vertrouwd want wijsgerig terrein wanend, ‘economisch, artistiek, epistemologisch of gewoon.’ ‘Gewoon?’ ‘Ja, gewoon, ja.’ ‘Een heikel standpunt,’ vond Romer. ‘De voorstelling is niet los te zien van het voorgestelde, en evenmin van degene of datgene aan wie zij zich voorstelt. Het alibi is de voorhof van de bekentenis, de daad een oorzaak van de onvermijdelijke gevolgen en die zullen niet mals zijn!’ ‘U bent van zins mij aan te geven?’ siste A.A. de Smetmaker in paniek. Romer schudde zijn hoofd ontkennend. ‘Mij gaat alleen uw psychische instorting ter harte,’ zei hij kalmerend, ‘het verdoffen van uw valse zwijnenblik, de inzakking van uw schriele schouders, de vervaging van uw arrogante, minachtende grijns die ik duizendmaal vervloekte als u langs mijn raam sloop op uw verachtelijke pantoffeltjes.’ - Ze tutoyeerden niet meer! Dit leidde nergens toe, besloot Abraham Archibald en hij bepaalde zijn aandacht weer tot het schilderij. Verrek, de vuige Solowoyow had gelijk. Het canvas was leeg, op een enkel uit een doodgedrukte mug gelekt bloedvlekje en andere minimale, maar mogelijk met de grootste zorgvuldigheid aangebrachte smetjes na. Had Solowoyow hem weer eens een loer gedraaid, hem de afbeelding met groot vakmanschap ontstolen terwijl hij hem met zijn drogredenen een rad voor ogen draaide? A.A.’s adamsappel ging woest op en neer, en ineens wist hij wat hij al die tijd had willen zeggen. ‘Het gaat, buiten alle trends en esthetisch-financiële conjuncturen om, wezenlijk om de intrinsieke waarde,’ zei hij met grote beslistheid. ‘Daar geef ik geen cent voor,’ repliceerde de heler zuur. ‘Eerst zien, dan geloven. En tenslotte wellicht betalen. Maar geen cent te veel!’ Dat liet A.A. niet op zich zitten. ‘Ik zal het inzichtelijk maken,’ kondigde hij aan (de woorden kwamen hem vaag bekend voor). Hij zette het gestolen schilderij voorzichtig tegen de muur, keek nog één keer tegen het vale canvas aan en stapte toen voorzichtig het kunstwerk binnen. [wordt vervolgd]
29
30
31
RUIMTEREIZEN
We naderen mijn eindbestemming. Het raam waarvoor ik sta te wachten is zo groot dat ik de omlijsting niet kan zien. Je zou bijna kunnen geloven dat er geen raam is; alleen de koude weerstand tegen mijn voorhoofd verraadt dat ik ergens tegenaan leun. Diagonaal zweef ik door de ruimte, gestut door de vloer die aan mijn voeten zuigt en het raam dat me belet te vallen. Voor mijn ogen langs schuift het gepleisterde oppervlak van Europa: de bevroren maan. Haar geschonden oppervlak doet me denken aan een gipsen beeld dat ik ooit in museum in Florence zag. Ik stond er zo dicht met mijn neus bovenop dat ik geheel opging in de huid ervan. Delen van de kop waren met rode verf beklad en daaroverheen waren met nerveuze halen krassen gezet, waardoor er een fascinerend landschap was ontstaan van kerven, ribbels en geulen, met hier en daar nog sporen van rood; een topografie die grote gelijkenis vertoont met de krater van Pwyll, waar ik op dit moment overheen zweef. Ingespannen tuur ik naar het ijzige oppervlak van deze maan, maar Europa houdt haar geheim goed verborgen. Onder haar korst zou zich een oceaan kunnen bevinden, waarvan het water verwarmd wordt door de getijdenkrachten van twee naburige manen: Io en Ganymedes. Onder dit pantser is leven mogelijk. Het zal nu niet lang meer duren voor we er zijn. Als ik naar boven kijk, kan ik de randen van Europa al zien, en sneller dan verwacht, verdwijnt de maan onder ons en dooft mijn blik in de duisternis. Een kort moment is er niets, maar dan vult het raam zich met een zacht, pastelkleurig schijnsel dat boven me steeds feller wordt, tot het de vorm aanneemt van een gigantische bol. Mijn handen piepen over het glas terwijl ik houvast zoek, want voor me opent zich een wereld zo diep en ongrijpbaar dat ik er onmiddellijk in dreig kopje onder te gaan. De gemarmerde bol lijkt uit losse delen te bestaan die onafhankelijk en op hoge snelheid langs elkaar heen bewegen. Melkwitte, hoge wolkenbanen wervelen van west naar oost langs oranjerode, dieper gelegen stroken die de andere richting op kolken; als een planetaire tol die twee kanten tegelijk op draait. Jupiter! Niets heeft me voor kunnen bereiden op mijn ontmoeting met de reuzenplaneet. Vele uren heb ik in het verleden doorgebracht starend door sterke lenzen, maar nu begrijp ik waarom me dat nooit een indruk heeft kunnen geven van zijn ware aard. Natuurlijk wist ik dat hij alleen uit waterstof en helium bestaat en dus geen oppervlakte heeft, maar nu ervaar ik wat dat betekent: je kijkt er niet tegenaan, maar erin. Op deze wereld bestaan geen plekken; er is slechts onpeilbare diepte. Achter me legt iemand een hand op mijn schouder. Het is tijd voor de afdaling. Ik moet me klaarmaken om van boord te gaan.
*
Ik bevind me op een boot die me van St. Kilda naar Schotland terug zal brengen. De afgelopen twee weken heb ik doorgebracht op dit kleine eiland, in de onmetelijke ruimte van de Atlantische Oceaan en me gedurende die tijd voornamelijk verbaasd over mijn onvermogen om me aan de omstandigheden aan te passen. Het loodgrijze water dat in alle windhoeken tot aan de horizon reikte en de verpletterende diepte onder me als ik op mijn buik liggend over de randen van de kliffen staarde, hadden een duizeligheid veroorzaakt, waardoor ik voortdurend de neiging had om me fysiek en mentaal aan dit kleine puntje aarde vast te klampen. Deze gemoedstoestand was mede veroorzaakt door een traumatisch verlopen heenreis. De wind die in Oban was opgestoken, was op het moment dat de oceaan zich voor ons opende aangezwollen tot een storm. Omdat iemand me had aangeraden om altijd de horizon in het oog te houden ter voorkoming van zeeziekte, had ik me achter de stuurman opgesteld, hangend tussen twee vastgenagelde krukken, om zo de zeven uur durende overtocht te
32
kunnen doorstaan. Gespannen door de met zout bevlekte patrijspoorten starend en angstig de krukken omarmend, probeerde ik een glimp van die vage grens op te vangen tussen de muren van water die de boot omringden. Door de misselijkheid en de uitputting van het urenlange staan was ik in een hallucinerende toestand geraakt. Overal om me heen was water: hoog boven me oprijzend; diep dalend; massief tegen de scheepswand beukend, of zilverachtig tegen de stuurhut uit elkaar spattend. De hele wereld was vloeibaar en in beweging. Plotseling wees de stuurman naar een mistige, vingervormige vlek op het raam, en riep: St. Kilda! Ik fixeerde mijn blik op dit punt en even leken mijn gedachten tot rust te komen, omdat er een bestemming zichtbaar was geworden: een concreet punt om naartoe te reizen. Maar ineens drong er een besef tot me door waardoor ik volledig in paniek raakte. Het leek wel alsof ik door het water heen keek, alsof het onmogelijk was geworden om het in zijn constant wisselende gedaantes nog langer als materie te beschouwen, en een gruwelijk ogenblik lang zag ik het eiland zoals het werkelijk was: een honderden meters hoge naald, die ergens onder in de peilloze diepte waar we overheen zweefden, aan de planeet bevestigd was. Tijdens mijn verblijf op het eiland was het me niet gelukt om deze gedachte van me af te schudden, met als resultaat dat ik twee weken lang krampachtig geprobeerd had om mijn evenwicht te bewaren. Nu sta ik weer tussen de twee krukken voor de terugreis. Er waait een zacht briesje dat in mijn verbeelding al aangroeit tot een storm die het water, net als enkele weken geleden, in een kolkende massa zal veranderen. De stuurman koerst nog een keer rond het eiland alsof hij daarmee haar geringe omvang wil accentueren. We varen zo dicht langs de kliffen dat ik niets anders meer zie dan de gehavende huid van het eiland en mijn blik klampt zich vast aan het stenen oppervlak, probeert zich er in te vreten, om daar voor altijd te kunnen blijven.
*
Mijn voeten raken de grond niet. Ik zit voorin de auto; het dashboard komt tot aan mijn neus. Als ik omhoog kijk, kan ik net de onderste lamp van het stoplicht zien. Het is de lamp die straks ineens op groen zal springen. Dit stoplicht is de grens van de bekende wereld. Als mijn vader me er hier uit zou laten, dan zou ik de weg naar huis nog kunnen vinden. Achter me ligt onze buurt met zijn eenvormige straten en parkeerterreinen met auto’s op vaste plaatsen; daar is ons huis met mijn kamer en de zolder met mijn hutten; daar zijn de stoepen waar ik op speel, het veld met de uitkijktoren, de sloot en de bruggen, de struiken en de verstopplekken; daar zijn de smalle paden achter de huizen, de tuinpaden en de hekken, de huizen van mijn vriendjes met hun kamers en de zolders met hun hutten; daar is mijn school en het schoolplein, de andere school, de gymzaal, de wachtkamer en de stoel van de tandarts; daar zijn de bunkers, de gangen, de putten. Al deze plekken zijn in mijn hoofd met elkaar verbonden; zitten op ontelbare manieren aan elkaar vast. Blindelings vind ik mijn weg in dit doolhof van indrukken. Voorbij dit stoplicht bestaan andere plekken: het huis van de dokter, de kerk, het korfbalterrein, het kanaal en de polders; iets verder, de industrie met kronkelende buizen en fakkelende schoorstenen, de ontelbare lichtjes ‘s nachts; nog verder, het huis van mijn oma met het portiek en de schuifdeuren en het kleed op de tafel dat jeukt aan mijn onderarmen, en ergens is ook de bergpas, de waterval met de scheiding erin, de regen zo dun dat je er niet nat van wordt; maar al deze plekken zweven los door de ruimte. Ze worden omringd door leegte. Zonder mijn ouders zou ik ze nooit kunnen vinden. Mijn vader kijkt me aan en knikt, straks rijden we verder. Ik kijk naar het stoplicht. Zachtjes wiegt het in de wind. Mijn ogen rusten op de donkere lamp. Er lopen ribbels over. Ribbels van glas.
33
6PIE KO
34
De waarde en betekenis van wordt bepaald door de kortsluiting met n n n n n n n . Zo heeft bovenstaand beeld “KO-EXISTENTIE” slechts waarde in “CO-EXISTENTIE”. U wordt daarom uitgenodigd deze bladzij te kopiëren, te vervolmaken en te zenden aan KOPIE – 7082 – NL 4330 GD. De werken zullen tentoongesteld worden in de wALLofsmALLart, een expositieruimte in KipVis, Vlissingen.
Ongev raagd adv es Giel
Sinds twee maanden zit ik letterlijk in een zen- groep. Alles wat we doen is zitten en stil zijn. Je zit op een meditatiekussentje op de vloer, zo onbeweeglijk mogelijk, en stopt met denken. Nu zult u zeggen dat het onmogelijk is om te stoppen met denken, en daarin heeft u min of meer gelijk. Toch is de poging van een heroïsche schoonheid. Heel je lichaam en geest verzetten zich tegen het niets doen en denken, maar er zijn glorieuze momenten dat het lukt. Eindelijk stilte. Als je met de stilte bezig bent, merk je pas hoe de stilte is verdwenen. Dit wordt pijnlijk duidelijk overal waar je komt, in de winkel, op straat en thuis. Er zijn niet veel plekken meer te vinden waar er stilte heerst. En als je een plek vindt die stil is, begint het lawaai in je hoofd. Onze tijd brengt zoveel indrukken en haast met zich mee dat we niet meer kunnen stoppen. Ik maak me er zelf ook schuldig aan, als ik thuis ben staat of de radio, de computer of de televisie aan. Op het werk staat ook bijna altijd muziek op. De enige kleine overwinning die ik boekte is een minimaal gebruik van de mp 3 speler voor onderweg. Waar ik me echter nooit schuldig aan maak is het praten of herrie maken tijdens een concert of andere culturele uiting. Tegenwoordig kan men zelfs niet meer stil zijn tijdens een concert. Er moet nodig op een of andere manier gecommuniceerd worden, is het niet verbaal, dan toch wel met de mobiele media. Op mij komt het altijd over als een totale respectloosheid tegenover de uitvoerend kunstenaar.
Stilte
In de stilte is er ruimte voor het wonder. Grote kunst of schoonheid openbaart zich vaak in het kleine, en op een onverwacht moment. Wat een zonde dat we veel van deze momenten missen omdat we het te druk hebben, en er aan voorbijgaan. We zitten te prutsen aan onze mobiel, te praten met die en die, of zijn aan het kletsen in ons eigen hoofd. Laat me in deze kwestie enige ongevraagde adviezen geven; • Wees opmerkzaam, mis het mirakel niet, het schuilt in kleine hoekjes. • Als het zich voordoet, wees stil. • Zoek plekken op waar het wonder zich vaak voltrekt. Ik bedoel de concertzaal, het museum, het theater, de natuur, en het dagelijks leven. • Wijs elkaar op dit moment. Hoe het wonder er uit ziet ? Het zijn moment van grote troost, tijdloosheid, vreugde of verdriet. Het is een concert dat de spot drijft met uw begripsvermogen. Het is de ongrijpbare beleving bij een kunstwerk. Maar ook een reep chocolade, babyhandjes en een goed gesprek. Mis ze niet !
35
‘Fragmenten uit eene wonderbaarlijke reisch’ <<Ene zoektocht naar de Beweegredenen der Organische Phantasie>> Bloed zweet en tranen, voor - na en overspel en kosten noch moeite werden door generaties Houtma gespaard om achter de toedracht te komen van het ware verhaal achter de zoektocht naar de oorsprong van onze fantasie. Hier een aantal fragmenten uit het reisjournaal van Jonathan Houtma (1620 – 1644) [doorkijkgravures van Jonathan Houtma]
De Aanmonstering ‘Juni 1643, op de rede van Veere scheept Jonathan Houtma zich in voor de Reis der Reizen, niet vermoedend dat deze tocht wel eens het begin zou kunnen worden van een groot avontuur!’.
De tocht over de Pas van Kamperland ‘En terwijl de wielen voor zich spraken deelde Jonathan zijn zorgen met Serveas, die als gewenst vreemdeling daarna nooit meer over het voorval sprak’ (Let ook op het gewaagde handtasje links over de rechterschouder van Willibrord).
De Steppe ‘Alsof Jonathan’s bede wordt verhoord passeert plotseling een koerier met een dun, roze rood gekleurd vaandel die hem op gepaste wijze doet vaart verminderen’
De Ballonvaart ‘Nochtans nopen de golven Jonathan tot een kloek besluit: hij stond voor een alles beslissende keuze: Of de dezen, of de genen!’ En hij koos voor het laatste.
De Deegen Springer Zelfs een aroma therapie van Edwina brengt Jonathan niet op andere gedachten en koelbloedig brengt hij de degens daar waar zij horen te zijn: op de juiste plaats!
De Kijkkast Groote bewondering wekte ook de kijkkasten waarin Jonathan trachtte het nut van het algemeen en dat van hemzelf in het bijzonder uit te beelden
De Magie ‘Nooit eerder was er zo’n tumult ontstaan als na het ultieme
moment dat de bloedhete wijn terugvloeide in de bokaal die Jonathan zo lief had.’
L’A n a t o m e / H e t M u s e u m V a n D e Ve r b e e l d i n g
Eberhard en Antoinette Houtma (1843/1844 – 1890/1891) Deelden lief en leed in gemeenschap van goederen.
Jonathan Houtma, hier geportretteerd vlak voor zijn breuk met Nathalie, maar vlak na zijn onverwachte escapade met Irene.
( 1891 – 1991) Fanatiek bestrijder van de afkoeling van de aarde
fragment uit de contabulatie van Heinrich Houtma 18-? – 18-?)
Al sinds mensenheugenis is de homo sapiens op zoek naar de bron van alle leven: de bron van ons aller fantasie. Pioniers in deze zoektocht waren een aantal opeenvolgende generaties van de Fam. Houtma; een ietwat zonderlinge tak uit de gerespecteerde Houtman familie, die zich tussen 1542 en 1923 bezighield met de herleiding en reconstructie van de oorsprong van onze fantasie. Op deze pagina’s maken we niet alleen kennis met deze bijzondere familie maar ook met één van de onbekendste en uniekste collecties die op het gebied van de verbeelding is samengebracht. Een collectie die werd samengesteld uit de nalatenschap van de Fa. Houtma. Zij deed dit door onderzoek, proefnemingen en verkenning. Zowel achter de microscoop als middels jarenlange ontdekkingstochten door nooit eerder verkende delen van deze bijzondere wereld. En dit alles met slechts één doel voor ogen: ‘Het herleiden en doorgronden van de mogelijke en onmogelijke beweegredenen der Organische Phantasie’. 38
Dwight Houtma (1934 -1954) na de opwaardering van zijn syncopese in 1954
Kertolt Houtma, vlak na de operatie aan zijn spilbeen. Ere bokaal gewonnen door Rector Houtma in 1813 op de nieuwjaarsreceptie van de 'Stichting Tot Reductie Enkelvoudige Seperatieve Spanningen' voor zijn baanbrekende onderzoek naar stress bij ongewild leedpotigen. -
Een opvallend fenomeen van de Fa. Houtma was het feit dat zij zich vaak gemaskerd presenteerden en dit zelfs als hun handelsmerk naar buiten brachten. Waren zij bang om bespot en beschimpt te worden door jaloerse wetenschappers en anders denkenden? Waren zij bang verantwoordelijk gesteld te worden voor alles wat zij opriepen? Niemand zal het ooit te weten komen, omdat zij hun geheim nooit hebben prijs gegeven. Wel wordt aangenomen dat de naam Houtma is afgeleid van het feit dat de maskers die ze droegen waren samengesteld uit minuscule reepjes uit de zogenaamde Wandaja boom. Een houtsoort waarvan inmiddels bekend is dat zij een stof afscheid die kan leiden tot: ‘hallucinerende doch noghtans verhelderende gedachten’. Aanschouw de nalatenschap van de Fa. Houtma en verwonder u over hun denkbeelden, ideeën en fantasieën. N.B. De samenstellers dezes nemen geen enkele verantwoording voor eventuele overeenkomsten met de werkelijkheid en de mogelijke twijfel die dit zou kunnen zaaien. 39
39
Ondergewaardeerd fotootje uit de collectie ‘Houtma Vliegt’
Reizen te voet ‘de meest actieve vorm van nietsdoen’ van Veere naar Middelburg langs het jaagpad Aagje Feldbrugge
inhoud met Credits & noten | Beeld voorzijde Hans Bommelje, beeld keerzijde Piet Meeuwse | Schutbladen - beeld zie aldaar p3 | Beeld Ko de Jonge p4 | Hein Verwer - ATWAM (All The Wood around Me). p5 | Thema : Loos - Ramon de Nennie, Hans Bommeljé, RobbertJan Swiers, André van der Veeke p10 | De presentatieruimte 02 - ..nn.. p12 | De Stichting tot Instandhouding en Verspreiding van Onterecht in Onbruik Geraakte Woorden (OOG) 02 | Jan J.B. Kuipers en Robbert Jan Swiers
giovanni’s gedachten
De OOG is opgericht vanuit de sterke drang om onterecht in onbruik geraakte woorden terug te brengen in het levend taalgebruik. Wat onze stichting betreft, gaat het vooral om woorden met een Nederlandse, dus Germaanse, achtergrond. Vroeger werd in de ‘betere’ kringen nog veel Frans gesproken of werden veel uit het Frans afkomstige woorden gebruikt. Het was toen ‘usance’ om elkaar als ‘confrère’ of ‘amice’ aan te spreken en nog kom je mensen tegen die Franse uitdrukkingen gebruiken als ‘noblesse oblige’ en ‘bon ton’, zoals er ook nog mensen zijn die graag Latijnse uitdrukkingen bezigen en dan niet alleen
Gemis
omdat ze die in Asterix en Obelix hebben gelezen, maar werkelijk Latijn hebben genoten en die taal ook nog als statussymbool van hun opleiding blijven gebruiken. Welnu, hoe brengt onze stichting de woorden in kaart? Wij luisteren naar wat om ons heen wordt gezegd, wij lezen boeken uit vervlogen tijden en herinneren ons woorden uit onze
Bij de dood
jeugd en die van onze ouders en díe schrijven wij op. Daarnaast geven wij een uitleg met etymologie en een korte sfeerimpressie om het woord zijn plaats te geven in een context.
sta ik met lege handen.
Vervolgens is een tekst opgenomen waarin tien woorden (het aantal per artikel) worden
Ik weet niet wat ik ermee kan of moet.
gebruikt op een, naar ons inziens, aansprekende manier. Overigens staan alle door ons
Als ik zelf dood ga
gebruikte woorden nog steeds in het Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal.
p13 p14 p18 p20
| Tekst Anneke van Waarde | Wilma’s - Ramon de Nennie | wALLofsmALLart, 20 jaar na de val - concept en beeld Ko de Jonge | Jan van den Berg en Sandra Burgers werken samen aan één product: elkaar versterkende beeld en tekst. www.vandenbergfoto.com & www.dedikkeophaal.nl p22 | Giel Louws - vrijheid-vinden van rust-opgejaagd-angst-vlucht-dood p28 | Sturm & Drang - beeld Ramon de Nennie p30 | Marja de Lange - Mijn tekeningen zijn ontdaan van verlangens; er zit niets tussen de emotie en de handeling. Tekenen is congruent aan ademhalen, eten en drinken. Tekenen is een eenmalige onontkoombare handeling. Tekenen; het beeld dat zwijgen deelt en taal verliest. Als je tekent zie je meer om je heen en diep in jezelf: “ Teken | met het zachtste | zwartste krijt | de diepste diepte | van je nacht. || Teken | met het spitste | witste krijt | de hoogste hoogte | van je dag. || TEKEN ”. p32 | Mark van der Graaff p34 | Ko de Jonge p35 | Zie aldaar p36 |Rob Maaskant / Het bedrijf v/h - fragmenten uit de reizende voorstelling ‘L’ Anatome/ Het museum van de verbeelding’. p40 | Aagje Feldbrugge, zie ook de DVD, pag. 49 p42 | Ben Vranken p43 | Nieuwe initiatieven - zie aldaar p44 | Inhoud met credits & noten | Gio van der Wijst, ‘Giovanni’s gedachten’, Middelburg 2008 p45 | Colofon p46 | Verantwoording p48 | Keerzijde - Piet Meeuwse - Werk van Piet Meeuwse is te zien in ‘Het Huis der tekeningen’ aan de Molstraat 1 te Middelburg eke eerste zondag van de maand en op afspraak [0118-601770 / www.pietmeeuwse.nl] | Bijsluiter Linda van Zweden / student Grafisch Lyceum Rotterdam
houdt het gewoon op, punt uit. Maar als jij dood gaat zal ik je missen elk uur, elke seconde van de dag en zal ik al mijn tranen huilen tot ze op zijn en ook daarna nog totdat ook mijn ogen zich voor altijd sluiten.
44
DVD: Die Wende [1:35] Robbert Jan Swiers - muziek | Ramon de Nennie - beeld, zie ook pag. 18 Believe | Swiers & De Nennie [4:13] Robbert Jan Swiers - muziek [demo] | Ramon de Nennie - beeld
Crappy dog sure aint getting any younger | Erik Vandenberge / Nathanael Boelen [28:16] Mini accoustisch instore concert 12 december in de Spin, damplein 48, 4331 GD Middelburg, www.spincd.nl
Reizen te voet [-:--] reisleider - Aagje Feldbrugge beelden - decreet team muziek - Robbert Jan Swiers montage - Ramon de Nennie growing Worm | [4:59] Douwe Eisenga - componist | Ramon de Nennie - beeld Marcel Worms - piano solo Adolf Loos [-:--] Hans Bommeljé - instructie film, zie pag. 6-7
Bonus tracks trailer het bedrijf vh. [2:05] zie ook pag. 36-39
45
‘decreet, gewoon een tijdschrift’ is een uitgave van decreet, ISSN 1878-982X | © Middelburg, januari 2010 Redactie en vormgeving: Machteld van der Wijst, Hans Bommeljé, Ramon de Nennie, Robbert Jan Swiers. Druk: drukkerij Verhage & Zn., Middelburg Oplage: 1.000 Niets uit dit tijdschrift mag zomaar worden overgenomen, in welke vorm dan ook zonder de nadrukkelijke toestemming van de uitgever of rechthebbende, behalve wanneer u daar in het tijdschrift nadrukkelijk voor wordt uitgenodigd. Het bestellen van nummers kunt u proberen via
[email protected]. Abonnementen zijn niet mogelijk; u dient zelf het verschijnen van een volgend nummer in de gaten te houden via aankondigingen of door regelmatig op de website te kijken. ‘decreet, geen gewoon tijdschrift 03’ verschijnt medio april/mei 2010. De redactie acht zich nergens aansprakelijk voor; zie ook de bijsluiter.
presentatieruimte
CAeSUUR
Verantwoording
ertoe van wie dat lied is als het namens jou spreekt, namens ons, wat doet het ertoe waar het water vandaan komt dat je dorst lest en in jouw mond van jou wordt? Ook heel veel woorden van mij zijn in jouw gezangen beland, in je door iedereen geprezen en bewonderde gedichten, en ik ben daar blij om, want jij spreekt ze uit en zo houd je nog meer van mij...” (Claudio Margris, ‘U begrijpt dus’, Amsterdam: De Bezige Bij 2009, p. 26-27.)
H e t k u n s t we r k e e t d e k u n s t en a a r o p. NRC- ergens in de week van 7-11 december 2009. Muziek moet zijn eigen leven kunnen leiden, en de maker hoort daarachter te verdwijnen. Dat heb ik geleerd van mijn vader. Hij zei: “Wij zijn helemaal niet belangrijk, de muziek is veel belangrijker dan wij.” Dat vind ik een goed standpunt. (Louis Andriessen, in Luister zomer 2009, pag. 35) Dat is het probleem van exposeren. De afstand is te klein. Als ik geld had, zou ik niet exposeren en alles laten staan. Dan kun je na vijf jaar nog eens denken: ‘het klopt niet helemaal, al zie ik niet waaraan het ligt’. Vervolgens keer je het weer drie jaar omen daarna weet je nog steeds niet wat er aan de hand is. Maar opeens kun je het zien en dan denk ik vaak: ‘waarom heeft dat zo lang geduurd’? Wat ben ik traag! De oplossing ligt zo voor de hand!” (Reinier Lucassen, in Museumtijdschrift nr 8, dec. ’09 - jan. ’10, pag.36.) "En de mensen verdringen zich rond de dichter en zeggen tot hem: zing weldraweer, dat wil zeggen, moge nieuw lijden uw ziel folteren, en mogen uw lippenzo gevormd blijven als tevoren; want uw smartenkreten zouden ons alleen maar angst aanjagen, maar die muziek, die is lieflijk." (Søren Kierkegaard, 1813-1855) “De literatuur staat op twee belangrijke poten: herkenbaarheid en onherkenbaarheid. Ik acht het mijn taak het
Tentoonstelling in Minsk met Bunny’s en hemdjes uit Zeeland (foto Ludmila). “Angst is het duizelen van de vrijheid voor de afgrond van haar eigen mogelijkheden” [Vigilius Haufniensis (Søren Kierkegaard)]
liefde, maar van ieder een; niet de dichter schept het woord, zei je en verkondigde je, het woord valt op hem en maakt een dichter van hem, en zo troostte je jezelfmisschien ook een beetje, arm riet waarin zonder zijn verdienste de god blaast zoals in alle rietstengels, ook in die welke, niet door “Je wist dat de poëzie nooit 46 hun eigen verdienste, groot en alleen van jou is, net als de melodieus zijn. Wat doet het
onherkenbare herkenbaar te maken. Elke gedreven schrijver is een terrorist en bevindt zich uit overtuiging in de marge, waar zich niet toevallig ook de bron van de creativiteit bevindt”. (Charlotte Mutsaers, in NRC Handelsblad, maandag 14 december 2009, Kunst 9)
“Maar is het werk ooit op zichzelf toegankelijk? Dat zou alleen kunnen lukken door het werk los te halen uit alle betrekkingen tot iets anders dan het werk zelf, om het alleen voor zich, zoals het op zich bestaat, te laten rusten. Maar dat is toch precies de bedoeling van de kunstenaar. Hij moet het werk in zijn zuivere in-zichzelf-staan uit handen geven. Juist in de grote kunst – en alleen daarvan is hier sprake – blijft de kunstenaar ondergeschikt aan het werk, haast een medium dat zichzelf in het scheppen vernietigt ten behoeve van de totstandkoming van het werk. (Martin Heidegger, ‘De oorsprong van het kunstwerk’, Amsterdam: Uitgeverij Boom 2009, p. 52.) Het gevoel en het verstand verenigen, een evenwicht vinden tussen goed en kwaad, zijn kunststukken. Kunst is bijeenbrengen wat uit elkaar ligt. Het is wat het geluk van het scheppen behelst: door de ontdekkking van een originele samenstelling iets maken wat daarvoor niet bestond in deze vorm. (Conny Palmen, ‘Het geluk van de eenzaamheid’, Amsterdam: Polak & Van Gennep 2009, p. 101.)
47