INHOUDSTAFEL 1 2 3 4
Inleiding MEthodiek Literatuurstudie Het recht op wonen in Waas en Dender ontleed
3 4 5 8
4.1.
Betaalbaarheid
8
4.2.
Woonkwaliteit
12
4.3.
Woonzekerheid en toegankelijkheid
17
4.3.1.
Toegankelijkheid en woonzekerheid op de private woonmarkt
17
4.3.2.
Toegankelijkheid en woonzekerheid op de sociale woonmarkt
19
4.3.3.
Toegankelijkheid van de maatschappelijke dienstverlening
21
4.4.
Woonomgeving en samenleven
5 Woonproblemen van specifieke doelgroepen
26 28
5.1.
Dak- en thuislozen
28
5.2.
Allochtonen
31
5.3.
(Ex-)gedetineerden
33
5.4.
(Ex-)psychiatrische patiënten
36
5.5.
Personen met een handicap
37
5.6.
Jongeren
38
5.7.
Ouderen
40
5.8.
Grote gezinnen
41
5.9.
Woonwagenbewoners
41
5.10.
Campingbewoners
43
| 2 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
1 Inleiding In 2006-2007 onderzocht Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw binnen het project ‘Grondrechtenboom’ de toegankelijkheid van grondrechten voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Daarin gaven die mensen zelf te kennen dat de woonproblematiek voor hen een cruciaal aandachtsveld is. Voor ons de aanleiding om dit in samenspraak met hen verder uit te spitten in een regio die op de woningmarkt heel wat kwetsbare bewoners heeft.
Het project ‘Wonen aan de onderkant in Waas en Dender’ ging daarom in een eerste fase van start met een bevraging van beleids-, woon- en welzijnsactoren enerzijds en mensen uit de doelgroep anderzijds. De resultaten van die bevragingen en de toetsing aan literatuur resulteerden in het rapport ‘Wonen aan de onderkant in Waas en Dender’. Dit rapport is te vinden op www.samenlevingsopbouw-oost-vlaanderen.be .
In de voorliggende brochure vatten we de belangrijkste conclusies en aandachtspunten uit dit rapport samen. Na een voorstelling van de methodiek en de literatuurstudie gaan we dieper in op aspecten van betaalbaarheid, woonkwaliteit, toegankelijkheid en woonzekerheid, woonomgeving en de aandachtspunten voor specifieke doelgroepen.
Op 3 februari 2011 worden de bevindingen uit het onderzoek voorgesteld aan de belangrijkste actoren uit de regio en worden de meest nijpende problemen in werkgroepen met hen besproken. De verwachting is dat er vervolgens engagementen worden aangegaan om deze problemen via concrete acties en beleidsaanbevelingen samen ook aan te pakken.
Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw deed de voorbije jaren het voorwerk voor dit project, maar in de komende jaren hopen we in een partnerschap met RESOC Waas en Dender, de talrijke beleids-, woon- en welzijnsactoren uit de regio en de doelgroep zelf een constructieve dialoog op te zetten om zo ook voor de meest kwetsbaren het grond’recht’ wonen een stuk dichter bij te brengen.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 3 |
2 Methodiek Een rapport opstellen over de woonsituatie van de meest kwetsbaren in de regio Waas en Dender vereist natuurlijk een doordachte aanpak. Er is daarom gekozen om een literatuurstudie te combineren met een bevraging van verschillende actoren uit het werkveld en een bevraging van de verschillende doelgroepen.
De literatuurstudie bestond uit het verzamelen van objectieve gegevens die een duidelijk beeld schetsen van de woonsituatie in Vlaanderen en meer in het bijzonder de regio Waas & Dender. In de literatuurstudie onderzochten we vooral de woonmarkt, het woonbeleid en de regelgeving op Vlaams en lokaal niveau, maar stonden we ook stil bij demografische en socio-economische factoren. Dit alles werd ruim gestaafd met cijfers en tabellen.
Het belangrijkste onderdeel van het onderzoek was echter de bevraging van actoren en doelgroep. Tussen februari en oktober 2008 werden een vijftigtal organisaties, diensten en lokale besturen bevraagd. De bedoeling was om bij hen te peilen naar de voornaamste woonproblemen en de meest kwetsbare doelgroepen in de regio Waas en Dender. Tegelijk vroegen we hen ook naar aanbevelingen en oplossingsmogelijkheden. De antwoorden op deze bevraging werden gebundeld in enkele prioritaire thema's die dienden als basis voor de doelgroepenbevraging. Ook werd er gepeild naar eventuele engagementen om deel te nemen aan een stuurgroep die het project opvolgt. Deze stuurgroep stelde ondermeer een doelgroepenmatrix op die diende als basis voor de doelgroepenbevraging.
Van juli tot oktober 2009 gingen we in samenwerking met een twintigtal organisaties het gesprek aan met zowat 165 kwetsbare en gekwetste mensen op de woningmarkt. We hanteerden daarvoor de 'Open Space' methodiek. De bedoeling was om de gesprekken zo laagdrempelig mogelijk en met maximale inbreng van de deelnemers te laten verlopen en dit is ook gelukt.
De bevraging van actoren en doelgroep werd gekoppeld aan de literatuurstudie en samen kregen ze vorm in het rapport 'Wonen aan de onderkant in Waas en Dender'; dit rapport is terug te vinden op www.samenlevingsopbouw-oost-vlaanderen.be De conclusies van de verschillende onderdelen van dit rapport zijn vervat in de voorliggende brochure.
| 4 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
3 Literatuurstudie De literatuurstudie van het onderzoeksrapport is opgebouwd rond twee delen. Er is een globale analyse van de evoluties op de woonmarkt en zaken die deze woonmarkt beïnvloeden, hetzij rechtstreeks (regelgeving e.d.), hetzij onrechtstreeks (demografische evoluties, e.d.). Daarnaast is er ook een analyse op regioniveau die focust op de evoluties in Waas en Dender. In dat rapport en de bijlagen bij het rapport (te vinden op www.samenlevingsopbouw-oost-vlaanderen.be) zijn heel wat gegevens en cijfers opgenomen die de woonsituatie en het woonbeleid in de regio duiden. In deze brochure zijn daarvan slechts enkele, meer algemene, elementen opgenomen.
Het huisvestingsbeleid in België is door de eeuwen heen vooral gericht op eigendomsverwerving, waardoor het gros van de woningen ook in Vlaanderen in handen is van de eigenaren-bewoners en er nauwelijks sociale woningen zijn gebouwd (5,5% voor Vlaanderen ruim 6,5% voor de regio Waas en Dender). De voorbije decennia is eigendomsverwerving echter vooral gerealiseerd door koop en minder door nieuwbouw wat op de huurmarkt leidde tot verschraling en inkrimping van het aanbod. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat de prijsdruk toeneemt en er, vanwege de grote vraag, meer ruimte is voor selectie en uitsluiting. Door het beperkte aanbod en de enorme vraag blijft er ook een groot deel woningen van slechte kwaliteit in omloop, waardoor de private huurmarkt steeds meer verwordt tot een restmarkt die voornamelijk mensen met een zwakker sociaal economisch profiel aantrekt. Omdat er veel beleidsaandacht is voor eigendomsverwerving zijn het vooral de mensen uit de middenklasse en de hogere sociale klasse die voordeel halen uit overheidstegemoetkomingen (zoals premies en belastingsverminderingen). Tegemoetkomingen voor huurders zijn eerder beperkt en de toegankelijkheid ervan gelimiteerd. Dit alles zorgt ervoor dat er steeds meer sprake is van een dualisering tussen huurders en eigenaars.
De demografische evolutie in de regio toont aan dat zowel in het arrondissement Dendermonde als het arrondissement Sint-Niklaas het aantal huishoudens toeneemt. Dit leidt tot een behoefte aan meer woningen en ook meer aangepaste woningen. Door het stijgende aantal kleinere gezinnen en alleenstaanden komt de traditionele gezinswoning niet altijd meer tegemoet aan de woonwensen. Ook het groeiend aantal ouderen zorgt voor een steeds groter wordende behoefte aan aangepaste huizen.
kwaliteit
De en het comfort van de woningen in Vlaanderen is de laatste jaren enorm gestegen maar toch is dit dubbel. De woonkwaliteit verbetert maar er blijft een hardnekkig segment slechte woningen in omloop, vooral op de huurmarkt. Op die huurmarkt blijkt de kwaliteit van de woningen in de private huur beduidend slechter dan de kwaliteit van sociale huurwoningen. Er zijn ook grote provinciale verschillen in de kwaliteit van woningen. De minst kwalitatieve huisvestingsmarkt is die in Oost en West-Vlaanderen.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 5 |
betaalbaarheid
Een goede indicator om de van wonen te meten is de woonquote. Dit is het gedeelte van het totale inkomen dat aan wonen wordt gespendeerd. Hierbij valt op dat de woonquote het hoogst is op de private huurmarkt. Doelgroepspecifiek zijn de grootste betaalbaarheidproblemen vast te stellen bij 65-plus huishoudens, eenoudergezinnen en alleenstaanden. Het is belangrijk te beseffen dat betaalbaarheidproblemen op de woonmarkt multi-causaal zijn en niet enkel aan de woonmarkt zelf liggen. Ook het inkomensbeleid schiet tekort. De sociale uitkeringen zijn vaak te laag en zorgen ervoor dat een betaalbare woning vinden praktisch onmogelijk wordt.
De Vlaamse Woonraad ijvert in zijn memorandum 2009-2014 voor een woonbeleid dat zich meer focust op de private huurmarkt als een volwaardig deel van de woonmarkt en wil ook meer aandacht voor een gedifferentieerd woonbeleid dat inspeelt op de werkelijke woonbehoefte.
decreet grond en pandenbeleid
De Vlaamse overheid heeft met het alvast gekozen voor een belangrijke toename van het sociaal woningaanbod door een sociaal objectief te stellen van 9% sociale woningen per gemeente tegen 2020. Dit sociaal objectief wordt al in vier gemeenten in de regio Waas en Dender bereikt en er zijn ook vier gemeenten die minder dan 3% sociale woningen hebben en dus een grote inhaalbeweging moeten doen.
Sociaal objectief grond- en pandendecreet (Bron: Agentschap Wonen-Vlaanderen)
Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse Arr. Sint-Niklaas Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke Waasmunster Wetteren Wichelen Zele Arr. Dendermonde
% soc huurwon. Volgens nulmeting
Totaal te realiseren 2009-2020
Aandeel soc. huurwon. in 2020 t.a.v. huishoudens
6,54% 8,20% 9,70% 4,82% 5,70% 3,49% 10,77% 7,04% 5,67% 2,24% 9,51% 11,94% 2,72% 1,87% 5,98% 6,10% 2,10% 6,15% 6,47%
311 50 0 119 496 114 0 1090 99 108 0 0 85 147 68 169 89 132 896
8,31% 8,92% 9,70% 6,37% 7,07% 5,16% 10,77% 8,18% 7,01% 3,76% 9,33% 11,72% 4,26% 3,86% 7,64% 7,39% 3,76% 7,81% 7,60%
| 6 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
Regelgeving zoals de Vlaamse Wooncode en het decreet grond- en pandenbeleid maakt van de gemeentebesturen steeds belangrijker actoren in het woonbeleid. Als we die rol afzetten tegen de personeelsinzet en de beleidsaandacht voor wonen in de gemeenten, dan blijkt meestal dat geen van beide die evolutie is gevolgd. Onderzoek in 2006-2007 wijst uit dat op dat moment in de regio Waas en Dender slechts zeven gemeenten specifiek personeel inzetten op wonen. Dertien van de zeventien gemeenten hebben een aparte dienst huisvesting en slechts twee gemeenten hebben dan een woonwinkel (Sint-Niklaas en Laarne). Lokaal woonoverleg is er op dat moment nog maar zelfden, maar sinds grond- en pandendecreet is het aantal gemeenten dat over een lokaal woonoverleg beschikt sterk toegenomen. Alle gemeenten in de regio hebben in 2009 minstens een woonoverleg gehad of er één gepland. Een andere indicator voor specifiek gemeentelijk woonbeleid is een lokaal woonplan. Voorlopig beschikken enkel de gemeenten Zele en Dendermonde over een dergelijk woonplan en is de opmaak ervan aan de gang in Sint-Niklaas. De andere gemeenten nemen 'wonen' steevast op in hun Lokaal Sociaal Beleidsplan. In deze beleidsplannen staat het verbeteren van de kwaliteit van woning vaak centraal. Er is veel aandacht voor het verhogen van de toegankelijkheid van de woonmarkt en in tien gemeenten is er specifiek aandacht voor extra kwetsbare doelgroepen zoals ouderen, alleenstaanden,… Intussen hebben vijf gemeenten uit de regio ook beslist tot samenwerking rond lokaal woonbeleid. Er is enerzijds Woon Plus met de gemeenten Laarne, Wichelen, Wetteren en anderzijds het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Zele-Berlare. Samenwerking is er ook in drie intergemeentelijke Sociale Verhuurkantoren (SVK Waasland, Woonaksent en SVK LaarneWetteren-Wichelen) waarbij in totaal elf gemeenten betrokken zijn. In Waas en Dender zijn vijftien verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen actief, iedere gemeente valt in het werkingsgebied van minstens twee maatschappijen. Op www.woonbeeld.be kunnen alle sociale bouwprojecten van 2000 tot 2008 per gemeente geraadpleegd worden; op www.vmsw.be kan het uitvoeringsprogramma 2009-2010 en de programatie 2011 opgezocht worden. Naast de vaste regels die gelden om een sociale woning toe te wijzen, kan een gemeente ook een eigen lokaal toewijzingsreglement hanteren dat beter inspeelt op de noden van de gemeente. Zes gemeenten in de regio hebben zo een lokaal toewijzingsreglement en in elk van deze gemeenten is ouderen een specifieke doelgroep waarop men focust. Daarnaast is er ook veel aandacht voor gehandicapten en in één reglement is er aandacht voor grote gezinnen.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 7 |
4 Het recht op wonen in Waas en Dender ontleed 4.1.| Betaalbaarheid De betaalbaarheid blijkt nog steeds één van de meest prangende woonproblemen te zijn. Er is enerzijds de stijging van de huurprijzen die hoger ligt dan de stijging van lonen en uitkeringen. Anderzijds zijn er de bijkomende woonkosten die steeds zwaarder beginnen te wegen en die de toegang tot de woningmarkt voor de meest kwetsbaren steeds moeilijker maken. We denken daarbij aan de huurwaarborg, de plaatsbeschrijving, de energiekosten, de prijsstijgingen na renovatie, .. allemaal onderwerpen die in de besprekingen met de doelgroep nadrukkelijk en uitvoerig aan bod kwamen. We vatten hieronder puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren samen en proberen er eerste conclusies voor het vervolgproject aan te koppelen.
1.
de huurprijs en de HUURPRIJSBEREKENING
-
privaat huren is eigenlijk alleen nog weggelegd voor tweeverdieners met een meer dan gemiddeld inkomen. De stijging van de huurprijs is in de voorbije jaren iets hoger in de regio Waas en Dender dan in de rest van de provincie
-
de huurprijs is in de sociale huisvesting gerelateerd aan het inkomen. Dat maakt een sociale woning betaalbaar en dat wordt door de doelgroep zeer geapprecieerd. Anderzijds geeft dit aanleiding tot sociale fraude (stiekem samen wonen), wat tot afgunst leidt bij buren. Bovendien liggen ook in de sociale huisvestingssector de prijzen steeds hoger
-
de huurprijsberekening in de sociale huisvesting is echter zeer slecht gekend bij de doelgroep
-
in een sociaal verhuurkantoor wordt de huurprijs niet aan het inkomen aangepast, wat men jammer vindt
-
sommige bevraagden vinden huurgeld weggesmeten geld; ze zouden veel liever een woning kopen, maar kunnen dit meestal niet aan. Wie er wel in slaagt om een woning te kopen, heeft het dikwijls moeilijk met het afbetalen van de lening en de onroerende voorheffing. Er is ook veel onduidelijkheid over het kopen van een sociale woning
-
overheidsmaatregelen zijn vooral gericht op eigendomsverwerving. Al bij al zijn de maatregelen die gericht zijn naar de huurmarkt nog redelijk beperkt.
| 8 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
2. de huurwaarborg: -
de verlaging van de huurwaarborg naar twee maand huur is positief, maar in realiteit wordt nog dikwijls 3 maand huur gevraagd
-
om de verlaagde waarborg te compenseren worden dikwijls excessieve bedragen gevraagd voor een plaatsbeschrijving, administratiekosten, ..
-
de meest kwetsbaren hebben het zeer moeilijk om een maand huur en een huurwaarborg tegelijk te betalen. Die kost ligt dikwijls zo hoog dat het hen doet uitkijken naar een nog goedkopere (en dus slechtere en/of kleinere) woning
-
de papieren waarborg van het OCMW wordt in veel gevallen niet aanvaard door de verhuurder
-
de huurwaarborg wordt laat, soms gedeeltelijk of helemaal niet terugbetaald. Sommige immokantoren vragen nog steeds een waarborg voor een bedrag van 3 maand huur terwijl ze slechts 2 maand teruggeven; 1 maand moet dan dienen als administratiekost
-
bij een interne verhuis in de sociale huisvestingssector moet voor de nieuwe woongelegenheid een waarborg worden betaald terwijl de eerste nog niet is terugbetaald; dat is voor heel wat mensen niet te betalen.
3. de energiekosten: -
in huurwoningen zijn er veel verouderde installaties en apparaten en een gebrekkige isolatie; die jagen de energiefactuur de hoogte in
-
mensen kiezen soms bewust voor een kleinere woning omdat dan minder ruimte te verwarmen valt
-
de overheidsmaatregelen in verband met energie (oa. het energieprestatiecertificaat of de REG-premies) schieten dikwijls hun doel voorbij.
4. de prijs-kwaliteitsverhouding: -
de bevraagden geven aan dat de staat van de woningen zou moeten meetellen in de huurprijsberekening. Een pleidooi dus voor een prijs-kwaliteitkoppeling.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 9 |
5. de prijsstijgingen na renovatie: -
huurders durven zich niet verzetten tegen prijsstijgingen na renovatie uit schrik om uit hun huis gezet te worden. Niettemin dwingt de prijsstijging hen soms om te verhuizen naar een goedkopere woning
-
over de noodzaak en de financiële consequenties van renovaties in de sociale huisvesting worden bewoners te weinig geïnformeerd.
De betaalbaarheid van het wonen en de misverstanden en misbruiken die daaraan gerelateerd zijn, vragen structurele ingrepen zowel op het lokale en het bovenlokale niveau als op het niveau van de betrokken actoren.
het aanbod van betaalbare huurwoningen.
Er is vooreerst het probleem van De regio telt net als de rest van de provincie en Vlaanderen een tekort aan sociale woningen. Het sociaal objectief dat is gesteld in het kader van het Grond- en Pandendecreet is een dwingende beleidsmaatregel die het aantal sociale woningen in de komende tien jaar zal opdrijven, maar overleg daarover en opvolging ervan is aangewezen op het niveau van de regio. Voor de hele regio zou het sociaal objectief het aanbod van sociale huurwoningen tegen 2020 verhogen met 1.986 wooneenheden. We willen er hier op wijzen dat niet alleen het aantal maar ook het soort woningen dat wordt bijgebouwd belangrijk is. In dat verband is een wachtlijstanalyse en –interpretatie en onderlinge afstemming tussen gemeenten belangrijk. Ook weloverwogen gemeentelijke afwijkingen op de normale toewijzingsregels kunnen aangewezen zijn. Het aanbod betaalbare huurwoningen op de private woningmarkt is al even nijpend. Om hieraan tegemoet te komen zijn stimuli nodig zowel om het aantal huurwoningen uit te breiden als om ze betaalbaar te maken. Hiervoor is overheidsingrijpen noodzakelijk. We denken hierbij in de eerste plaats aan een uitbreiding van de huursubsidie. Er zijn echter ook andere mogelijkheden zoals een verhuursubsidie of andere aanmoedigingen van eigenaars-verhuurders, een uitbreiding van het aanbod SVK-woningen en systemen om een redelijke prijs-kwaliteitverhouding te realiseren. Op dit vlak wordt vooral veel verwacht van de Vlaamse overheid, maar ook lokale besturen kunnen hierin een rol spelen. We herinneren er hier aan dat in de regio nog 6 van de 17 gemeenten niet zijn aangesloten bij een erkend en gesubsidieerd regionaal sociaal verhuurkantoor. Omdat het tekort aan betaalbare huurwoningen zo groot is, kan zeker ook nagedacht worden over alternatieve woonvormen zoals ‘solidair wonen’ (cfr. het initiatief in de Truweelstraat in SintNiklaas) of koopformules voor maatschappelijk zwakkeren (cfr. gebouw “L’Espoir” in de Finstraat in Molenbeek: http://espoirmolenbeek.blogspot.com). Ook hierin kan regionaal een initiatief worden genomen.
| 10 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
additionele kosten voor huurders zoals huurwaarborg en energiekosten . De problematiek van de huurwaarborg is er zowel een van betaalbaarheid als Daarnaast zijn er de
van discriminatie. Heel wat kwetsbare huurders slagen er niet in om bij de eerste huur ook 2 of 3 maand huurwaarborg te betalen. Daarom is het nodig dat alternatieven worden uitgewerkt om die huurwaarborg voor hen betaalbaar te maken. Een centraal huurwaarborgfonds staat hoog op het verlanglijstje, maar intussen kan er lokaal werk gemaakt worden van vergelijkbare systemen (cfr. het huurwaarborgfonds van de Stad Sint-Niklaas) of van een sensibilisering van eigenaars om reeds bestaande alternatieven aanvaardbaar te maken. De mechanismen die bepaalde eigenaars en immobiliënkantoren hebben uitgewerkt om een verlaging van de waarborg te compenseren (excessieve administratiekosten of kosten voor een plaatsbeschrijving) moeten bestreden worden. Ook in de sociale huisvestingssector moeten afspraken worden gemaakt om de kost van de waarborg voor kwetsbare huurders verteerbaar te maken.
De kosten voor energie zijn een vaak onderschatte woonkost. In de sociale huisvestingssector ligt de energiekost dikwijls zelfs hoger dan de huurkost. Bewust, maar vaker nog onbewust, roepen energiebesparingsmaatregelen niettemin bij heel wat kwetsbare bewoners weerstand op. Enkele van de voornaamste weerstanden zijn het ontbreken van kennis over energiebesparing en steunmaatregelen van de overheid, onvoldoende middelen om te (pre)financieren, de administratieve rompslomp, de overlast als gevolg van uit te voeren werken of het nog niet versleten zijn van apparatuur. Specifiek voor de huursector is er bovendien het feit dat huurders niet investeren in energiebesparende maatregelen omdat ze geen eigenaar zijn van hun woning; terwijl eigenaars niet investeren in energiebesparende maatregelen omdat ze geen baat hebben bij de lagere energiefacturen die er het gevolg van zijn. Een overheid die haar ambitieuze doelstellingen op het vlak van energiebesparing wil waarmaken, zal een beleid dienen te ontwikkelen dat elk van deze weerstanden helpt slopen. Parallel daarmee dient alles in het werk te worden gesteld om een vergroot bewustzijn te creëren over de invloed van het eigen gedrag op het totale energieverbruik. In een visietekst op energie en woonkwaliteit heeft de sector Samenlevingsopbouw in samenwerking met VOB en BBL een aantal beleidsaanbevelingen geformuleerd waarop in de regio Waas en Dender kan worden verder gewerkt. Het betreft onder meer het opzetten van een grootschalig woonvernieuwingsprogramma, het activeren van het EPC (energieprestatiecertficaat), het FRGE (Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost) en de energiescans evenals de oprichting van energieloketten. De uitgebreide tekst is te vinden op www.samenlevingsopbouw.be onder ‘sector samenlevingsopbouw’ en daarbinnen op ‘samenwerking in de sector’.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 11 |
4.2. | Woonkwaliteit Het tekort aan huurwoningen zorgt ervoor dat nog heel wat woningen van slechte kwaliteit op de markt blijven. De problemen die door doelgroep en actoren worden genoemd hebben zowel betrekking op structurele gebreken als op tekorten op het niveau van de uitrusting van de woning. Dit heeft repercussies op onderhoud, veiligheid en gezondheid in de woningen. We vatten hieronder puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren samen en proberen er eerste conclusies voor het vervolgproject aan te koppelen.
1. structurele gebreken: -
in Vlaanderen omschrijft bijna 10% van de bewoners de staat van de eigen woning als slecht tot zeer slecht
-
de oudste woningen in de regio bevinden zich in Wetteren (22%), Kruibeke, Laarne en Lebbeke (21%) cijfers 2005
-
heel wat woningen zijn te klein of weinig functioneel voor de gezinnen die er in wonen
-
woningen voor grote gezinnen zijn moeilijk te vinden en dat terwijl er heel wat grotere woningen nog verder worden bewoond door gezinnen waarvan de kinderen inmiddels het huis uit zijn
-
heel wat woningen zijn vochtig met schimmel en geurhinder tot gevolg
-
woningen zijn doorgaans slecht geïsoleerd wat zowel hoge energierekeningen als geluidshinder met zich meebrengt
-
eigenaars voldoen heel dikwijls niet aan hun onderhouds- en renovatieplicht. Veelal worden herstellingen lang uitgesteld en zijn ze weinig duurzaam. Worden er wel grondige renovatiewerken doorgevoerd dan volgt doorgaans een huurprijsverhoging die de meest kwetsbaren niet aankunnen
-
het fenomeen 'huisjesmelker' is ook in de regio Waas en Dender niet onbekend
-
mensen die slecht gehuisvest zijn, hebben schrik voor een onbewoonbaarverklaring van hun woning want dan dreigt uithuiszetting en de zoektocht naar een even slechte of duurdere woning
| 12 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
-
er is een groot gebrek aan informatie over de verantwoordelijkheid van huurder en verhuurder met betrekking tot onderhoud en renovatie en de kosten daarvan
-
ook in de sociale huisvestingssector zijn er klachten over structurele en energetische kwaliteit, renovatie en onderhoud en soms lange leegstand voor renovatie
-
eigenaars-bewoners getuigen over gebreken aan koopwoningen en over machteloosheid tegenover bouwpromotoren, maar ook over gebrek aan toegankelijke informatie en dienstverlening
-
(oudere) eigenaars-bewoners slagen er om financiële redenen of omdat ze het niet meer zien zitten - dikwijls niet meer in hun woning te onderhouden en te renoveren. Daardoor wonen heel wat oudere eigenaars in woningen van lage kwaliteit.
2. gebrekkige uitrusting van de woning: -
5% / 6% van de woningen in het arrondissement Sint-Niklaas/Dendermonde heeft geen klein comfort; Hamme en Lebbeke tellen met 7% het hoogste percentage cijfers 2001
-
verouderde apparaten zorgen voor onveilige toestanden en defecten
-
er wordt veel geklaagd over onveilige elektriciteit in woningen, zelfs in nieuwbouwwoningen. De vochtinsijpeling in sommige woningen verhoogt er het gevaar op kortsluiting en elektrocutie
-
heel wat huisgezinnen hebben nog geen warm water in huis
-
leidingen van zowel water als elektriciteit zijn dikwijls ondermaats met risico op defecten. Toestellen worden ook te weinig gecontroleerd
-
veel mensen blijken ook niet overweg te kunnen met hun toestellen: te weinig informatie of inzicht
3. onderhoud, veiligheid, gezondheid, levenskwaliteit: -
bevraagde doelgroepleden geven vanuit hun woonervaring heel wat nuttige tips met betrekking tot onderhoud van de woning
-
dikwijls worden woningen verhuurd waar nog veel puin en vuil van de vorige huurder is achtergebleven
-
onderhoud van gemeenschappelijke delen laat dikwijls te wensen over, ook al wordt daarvoor betaald
-
velen wijzen op brandgevaar ten gevolge van slecht werkende apparaten en op onvoldoende brandblussers en veiligheidsmaatregelen, bijvoorbeeld in flatgebouwen
-
slechte woningen zorgen voor gezondheidsproblemen zoals reuma of astma, maar ook voor psychische klachten (slapeloosheid, alle hoop verliezen, ..) WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 13 |
-
slechte woningen geven bewoners geen gevoel van veiligheid en geborgenheid
-
een tuin vindt men belangrijk, maar die moet dan ook onderhouden worden wat niet iedereen even goed (kan) doet. Puin en afval ruimen is voor veel mensen trouwens een probleem omdat ze geen vervoer hebben naar een containerpark
-
voor veel mensen is een huisdier erg belangrijk maar heel wat eigenaars laten dit niet toe.
Zolang het aanbod aan goede en betaalbare woningen niet drastisch verhoogt, blijven de slechte woningen ook op de markt. Dit is ontoelaatbaar en vraagt daarom zowel lokaal als bovenlokaal om dringende maatregelen in overleg tussen actoren en betrokkenen.
Gemeentebesturen krijgen in de Vlaamse Wooncode de belangrijke rol van regisseur van het lokaal
kwaliteitsbewaking
woonbeleid toegespeeld. Een belangrijk element daarin is de van de woningen op hun grondgebied. De Vlaamse Wooncode en andere Vlaamse regelgeving reiken de gemeentebesturen ook een aantal instrumenten aan om deze taak naar behoren te vervullen. We denken daarbij aan de maatregelen met betrekking tot ongeschikt-, onbewoonbaar- en overbewoonverklaring, maar we onthouden uit de verhalen van bewoners dat dit moet gepaard gaan met flankerende maatregelen die betaalbaar wonen voor de bewoner garanderen. Een gemeentebestuur zou ter zake een zeer gericht beleid kunnen voeren door een stuk patrimonium ter beschikking te houden voor mensen die uit een dergelijke woning worden verdreven. Een gemeentebestuur en andere woonactoren kunnen ook actief gebruik maken van andere kwaliteitsmaatregelen zoals beheersrecht, voorkooprecht en conformiteitsattestering. Dit kunnen elementen zijn van een (gemeentelijke of intergemeentelijk) grond- en pandenbeleid dat ook actief en planmatig inzet op het aanspreken van onbebouwde percelen en leegstaande en verkrotte woningen en panden. We lezen in de verhalen van doelgroep en actoren ook heel wat klachten over onderhoud en
informatie
renovatie van woningen. Kwade wil soms, maar dikwijls ook gebrek aan over rechten en plichten bij onderhoud en renovatie en de mogelijkheden op overheidstegemoetkoming. Daarom is controle door de (gemeentelijke) overheid zeker noodzakelijk, maar daarnaast ook een goede en toegankelijke informatieverstrekking over de bestaande (Vlaamse, provinciale en gemeentelijke) premies. Gemeentebesturen kunnen hier een zeer actieve rol spelen door eigenaars aan te schrijven met het aanbod van premies en de dreiging van heffingen. In dit verband kan het aangewezen zijn dat gemeentebesturen eigen tegemoetkomingen bieden op maat van de nood in de eigen gemeente en aanvullend op het bestaande aanbod. We herinneren hier bijvoorbeeld aan de vaststelling dat huurders niet de financiële mogelijkheden, vaardigheden of ondersteuning hebben om noodzakelijke kleine herstellingen uit te voeren of te laten uitvoeren. Ook de sociale huisvestingssector ontsnapt niet aan de kritiek op bedenkelijke kwaliteit, leegstand, nood aan renovatie en onderhoud en duidelijke communicatie daarover. Daarom is het voor sociale
| 14 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
huisvestingsmaatschappijen belangrijk om te beschikken over een transparante en goed gecommuniceerde onderhouds- en renovatieplanning en duidelijkheid over rechten en plichten van huurder en verhuurder een inspirerend voorbeeld wordt geboden door een recent zakboekje voor huurders van de Meetjeslandse Bouwmaatschappij voor Volkswoningen waarin naast onderhoudstips ook duidelijke afspraken zijn opgenomen over de onderhoudsplicht voor huurder en verhuurder (dergelijke zakboekjes bestaan al een tijdje voor West-Vlaamse sociale huurders). De verhalen van bevraagde bewoners leren ons trouwens dat zij vanuit hun woonervaring tal van onderhoudstips kunnen geven aan huisvestingsmaatschappijen en andere verhuurders. Het is daarom belangrijk dat de ervaringsdeskundigheid van bewoners wordt meegenomen in te nemen maatregelen en uit te stippelen beleid.
We zouden zo nog een tijdje kunnen doorgaan met het opsommen van maatregelen die kunnen worden genomen om de situatie van mensen aan de onderkant van de woonmarkt te verbeteren, maar geen van deze maatregelen is efficiënt als hij niet ruimer gekaderd is en is ontstaan in dialoog. Daarom pleiten we voor de uitwerking van een
lokaal woonoverleg
lokaal woonbeleidsplan en het
opzetten van een breed in elk van de gemeenten van de regio Waas en Dender. Vijf gemeenten van de regio hebben zich al verenigd in twee intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid, te weten Woonplus (de gemeenten Wetteren, Wichelen en Laarne) en de Intergemeentelijke Samenwerking Wonen Zele-Berlare. Ze ontvangen voor deze samenwerking een belangrijke Vlaamse subsidiëring en verbinden zich ertoe om een beleidsvisie op wonen uit te werken, lokaal woonoverleg te organiseren en aan hun bewoners basisinformatie over wonen aan te bieden. We pleiten ervoor dat ook de andere gemeenten van de regio een dergelijke samenwerking overwegen en in hun dossier nadrukkelijk de belangen van de mensen aan de onderkant van de woonmarkt te behartigen. Mede daarom dringen we erop aan dat het lokaal woonoverleg een breed overlegplatform zou zijn waarin naast beleids- en woonactoren ook welzijnsactoren en mensen uit de doelgroep een stem hebben.
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de grootste problemen op de woningmarkt zich situeren op de private huurmarkt, waar slechte woningen aan verhoudingsgewijs hoge prijzen worden verhuurd.
oudere) eigenaren-bewoners
Het moet echter gezegd dat ook (vooral in soms erbarmelijke toestanden wonen, wat gepast beleid vraagt (d.i. meer dan een renovatie- of aanpassingspremie uitschrijven). Nog in verband met wonen van ouderen werd in de bevraging gewezen op de soms te grote woningen waar ouderen blijven wonen. Een aanmoediging om in meer aangepaste woningen te gaan wonen kan zowel voor de ouderen als voor jongere gezinnen die er hun plaats kunnen innemen voor een oplossing van hun probleem zorgen. Overigens kan in het woonbeleidsplan een specifieke plaats worden ingeruimd voor de woonproblematiek van ouderen in relatie met zorg en woonomgeving (cfr. de woonzorgzoneconcepten).
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 15 |
uitrusting van de woningen
De verbetert jaar na jaar, maar toch blijft een hardnekkig deel van de woningmarkt op dat vlak ondermaats scoren. Financiële ondersteuning van de zwaksten, maar ook materiële hulp, sensibilisering en sanctionering kunnen deze wantoestanden de wereld uit helpen. We wijzen in dit verband op de herhaalde klachten over onveilige elektriciteit, verouderde apparaten en defecten die voor brand- en elektrocutiegevaar zorgen en waarvoor overheidsoptreden nodig is. Verwaarlozen we daarbij ook niet het feit dat sommige mensen gewoon niet het inzicht hebben in de werking van hun toestellen of de vaardigheden om er mee om te gaan.
WE SLUITEN DIT HOOFDSTUK AF MET DE OPMERKING DAT SLECHTE WONINGEN DE BEWONERS OOK HET RECHT OP VEILIGHEID EN GEBORGENHEID ONTZEGGEN; TOCH IETS OM EENS WAT LANGER BIJ STIL TE STAAN...
| 16 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
4.3. | Woonzekerheid en toegankelijkheid 4.3.1.
TOEGANKELIJKHEID EN WOONZEKERHEID OP DE PRIVATE WOONMARKT
Het thema 'toegankelijkheid en woonzekerheid' op de private woonmarkt levert vooral verhalen op over discriminatie, woningnood en uithuiszettingen. We vatten hieronder puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren samen en proberen er eerste conclusies voor het vervolgproject aan te koppelen.
1. discriminatie: -
kwetsbare bewoners klagen erover dat eigenaars en immokantoren discrimineren op basis van inkomen, werk, verleden (psychiatrisch, gedetineerden) of persoonseigenschappen: afkomst, gelaatskleur, seksuele geaardheid, geslacht, voorkomen, ..
-
men voelt zich onmachtig tegen al die vooroordelen en stereotype beelden. Het is zeer moeilijk om tegen dergelijke onrechtvaardigheid in te gaan
-
actoren bevestigen dat er veel discriminatie is en dat het moeilijk is om die te bewijzen en er iets aan te doen
-
discriminatie vindt plaats in alle stadia van het verhuurproces (bij het bekendmaken, aan de telefoon, tijdens het bezoek, bij het selecteren of bij het afsluiten van het contract)
-
kwetsbare bewoners zeggen nood te hebben aan begeleiding bij het zoeken van een woning en bij de confrontatie met eigenaars en immokantoren (omdat ze zelf te weinig assertief zijn).
2. woningnood: -
er is een groot te kort aan aangepaste en aanpasbare woningen en aan woningen 'tout court'
-
er zijn lange wachtlijsten voor beschut en begeleid wonen
-
er is paradoxaal genoeg veel leegstand en verkrotting; dit moet dringend aangepakt worden
-
een noodwoning zou je moeten kunnen reserveren
-
er zijn te weinig noodopvangwoningen of –plaatsen.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 17 |
3. woon'on'zekerheid en uithuiszettingen: -
huurders op de private woningmarkt voelen zich te weinig beschermd tegen eigenaars die moedwillig hun woning verwaarlozen
-
in de bevragingen geeft men aan soms zelf schuldig te zijn door het niet betalen van huishuur of het niet goed onderhouden van de woning. Dit getuigt echter niet steeds van slechte wil maar van overmacht of onvoldoende vaardigheden
-
kwetsbare huurders die uit huis worden gezet hebben nood aan goede begeleiding en afstemming / samenwerking van diensten.
discriminatie
Uit de verhalen van zowel doelgroep als actoren is duidelijk dat er heel wat is op de private woningmarkt, maar dat die zeer moeilijk te bewijzen is. Niettemin blijft het belangrijk om gevallen van discriminatie steeds te melden bij het CGKR of plaatselijke meldpunten discriminatie; de vraag kan worden gesteld of hiervoor misschien een regionaal initiatief kan worden opgezet. Daarnaast is ook het sensibiliseren van verhuurders aangewezen, al zorgt dit niet meteen voor een oplossing voor huurders die gediscrimineerd worden. Een mentaliteitswijziging vraagt immers heel wat tijd. We verwijzen hiervoor graag naar de folders van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. De folder 'Discriminatie op de huisvestingsmarkt: hoe kan je reageren?' is bedoeld voor personen die discriminatie willen melden, terwijl de brochure 'Discriminatie op de huisvestingsmarkt. Hoe kan je het vermijden?' een antwoord wil bieden op de concrete vragen over discriminatie waarmee eigenaars vaak geconfronteerd worden (te downloaden op www.diversiteit.be bij 'publicaties' en daarbinnen 'wonen'). Een andere stap kan zijn om regionaal met immokantoren, het CIB en andere woonactoren rond de tafel te gaan zitten om een non-discriminatiepact af te sluiten en dit ook verder op te volgen.
woningnood
Met betrekking tot de verwijzen we naar de bijdragen over betaalbaarheid en aanbod, maar we doen hier wel een oproep om regionaal een initiatief te nemen om de noodopvangcapaciteit te verhogen.
uithuiszettingen gaan we verder in, in het hoofdstuk over dak- en thuisloosheid. Met betrekking tot woonzekerheid doen we alvast een oproep aan de Vlaamse overheid om bij de Op
overheveling van de huurwetgeving naar het regionale niveau de regelgeving omtrent de looptijd van huurcontracten (in de regel 9 jaar) te verbeteren en dit te doen in overleg met huurders- en eigenaarsorganisaties.
| 18 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
4.3.2
TOEGANKELIJKHEID EN WOONZEKERHEID OP DE SOCIALE WOONMARKT
Het thema 'toegankelijkheid en woonzekerheid' op de sociale woonmarkt levert vooral verhalen op over wachtlijsten en toewijzingen. We vatten hieronder puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren samen en proberen er eerste conclusies voor het vervolgproject aan te koppelen.
1. wachtlijsten: -
door een gebrek aan voldoende sociale woningen zijn er ellenlange wachtlijsten en wachttijden
-
er zijn te weinig sociale woningen voor grote gezinnen en alleenstaanden
-
mensen op de wachtlijst veranderen veel sneller dan vroeger van positie (veranderende gezinssituatie en dus veranderende woonverwachting)
-
soms wordt mensen ontraden om zich in te schrijven voor een sociale woning met de lange wachtlijst als argument
-
het kooprecht en de interne mutaties drijven het wachten nog verder op
-
er is nood aan bouwen op maat van de mensen op de wachtlijst
-
er is nood aan meer informatie over en duiding bij de wachtlijsten
-
er is een hopeloos grote papierwinkel te vervullen om zich bij een sociale huisvestingsmaatschappij of SVK in te schrijven. Daardoor haken sommige mensen af.
1. toewijzingen en toewijzingsreglement: -
er is nood aan meer informatie over en duiding bij het toewijzingsreglement
-
de rationele bezettingsregels (aantal slaapkamers, ..) roept bij heel wat mensen vragen op
-
er blijken ook verschillen te bestaan tussen maatschappijen; dat schept onduidelijkheid en verkeerde verwachtingen
-
er zijn maatregelen / sensibilisering nodig om mensen die te groot wonen te laten verhuizen naar een kleinere woning
-
er zijn nogal wat huurders die een toewijzing weigeren omdat de woning slecht gelokaliseerd is of van te slechte kwaliteit is
-
de maatregel dat men tot twee keer toe een woning kan weigeren wordt positief bevonden
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 19 |
2. woonzekerheid: -
de woonzekerheid bij een sociale huisvestingsmaatschappij is vrij groot en dat wordt gewaardeerd
-
in SVK's is men onderworpen aan de private woonwetgeving, wat de woonzekerheid minder groot maakt
-
de uithuiszetting van een gezin heeft grote gevolgen voor dit gezin en meer in het bijzonder voor de kinderen; dit wordt dikwijls slecht ingeschat. De huisvestingsmogelijkheden van dergelijke gezinnen zijn ook problematisch
-
actoren geven aan dat het belangrijk is te achterhalen wat de oorzaak is achter het 'niet willen betalen'
-
er is nood aan begeleiding vóór maar zeker ook na uithuiszetting. Er moet ook werk gemaakt worden van een herhuisvestingsplicht.
Het is eerder al aangegeven dat er een grote nood is aan bijkomende sociale woningen en dat elke gemeente daarin zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Het decreet grond- en pandenbeleid legt daartoe nu ook dwingende objectieven op per gemeente. Uit de bevragingen blijkt echter ook dat wat moet worden gebouwd veel complexer is dan vroeger. Er wordt gewezen op de nood aan woningen voor grotere gezinnen en alleenstaanden, op de sneller wijzigende samenstelling van de gezinnen op de wachtlijst, op de interne mutaties en het kooprecht. Anderzijds is er de nog steeds zeer logge en tijdverslindende procedure om tot realisatie van nieuwe (en zelfs gerenoveerde) sociale woningen te komen. Daarom zijn weloverwogen en gedragen beslissingen over wat moet worden gebouwd van groot belang. We pleiten er daarom voor om een grondige
wachtlijstanalyse uit te voeren in overleg met alle relevante partners en onder meer op basis daarvan een meerjarenbouwprogramma op te stellen dat tegen 2020 zo dicht mogelijk aansluit bij de noden in de regio.
Met betrekking tot zowel de wachtlijsten als het toewijzingsreglement stellen we vast dat er zowel bij sociale huisvestingsmaatschappijen als bij sociale verhuurkantoren uitdagingen liggen om kandidaat-huurders beter te en klantvriendelijke manier.
informeren en te begeleiden en dit te doen op een empatische rationele bezetting
Er is niet alleen nood aan een betere communicatie over de , er is op dat vlak ook behoefte aan dialoog met de (kandidaat-)huurders en actoren over de regelgeving en regionale verschillen met betrekking tot het toewijzen en verhuren van woningen aan zwangere vrouwen, gescheiden gezinnen, gezinnen met kinderen van verschillend geslacht, ouderen. Er is de suggestie van sensibilisering (of dwingender maatregelen) om ouderen zonder kinderlast naar kleinere woningen te laten verhuizen. Van sociale huisvestingsmaatschappijen wordt ook
| 20 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
ruimere woonkader
gevraagd om bij de toewijzing van woningen ook te kijken naar het (voorzieningen voor kinderen, openbaar vervoer, dienstverlening, ..) en niet enkel naar zuivere huisvestingsaspecten. Dialoog hierover is aangewezen. BEWONERS TONEN ZICH OVER HET ALGEMEEN TEVREDEN OVER DE WOONZEKERHEID IN SOCIALE HUISVESTING, MAAR BIJ
UITHUISZETTING
UIT SOCIALE HUISVESTING WORDT HET VOOR KWETSBARE GROEPEN WEL ZEER MOEILIJK OM NOG EEN BETAALBARE WONING TE VINDEN. DAAROM ZIJN INITIATIEVEN OM UITHUISZETTING UIT SOCIALE HUISVESTING TE VERMIJDEN VAN CRUCIAAL BELANG EN PLEITEN WE VOOR AFSPRAKEN EN ENGAGEMENTEN DAAROMTRENT TUSSEN SOCIALE WOONACTOREN, WELZIJNSORGANISATIES EN OCMW'S. BIJ ONVERMIJDBARE UITHUISZETTING IS ER OOK NOOD AAN SCENARIO'S VOOR BEGELEIDING VAN GEZINNEN IN (HUN ZOEKTOCHT NAAR EEN) NIEUWE WONING.
4.3.3.
TOEGANKELIJKHEID VAN DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
De werking, de dienstverlening, de informatie en de klantvriendelijkheid van tal van beleids- en woonactoren kwam regelmatig aan bod in de gesprekken die we hadden met doelgroep en actoren. Er werden pluimpjes gedeeld, klachten geuit en suggesties gedaan. Hieronder staan we stil bij de belangrijkste opmerkingen en doen we eerste voorstellen voor bijsturing.
Algemeen -
kwetsbare groepen geven aan dat ze moeilijk de weg vinden naar de juiste informatie en dienstverlening. Ze kennen hun rechten (huurder-eigenaar, tegemoetkomingen, ..) te weinig en krijgen daarbij ook te weinig ondersteuning. Er is een sterke vraag naar begeleiding van de meest kwetsbaren op de woningmarkt. Een bijzondere doelgroep die hierbij opduikt is die van de kwetsbare jongeren die nieuwkomers zijn op de woningmarkt; kennelijk worden zij op school daarop te weinig voorbereid
-
de drempel naar informatie moet sterk verlaagd worden en de vooroordelen over bepaalde diensten (bvb. OCMW's) moeten weggewerkt worden
-
ook van actoren horen we dat de drempel tot informatie moet verlagen en dat administratieve vereenvoudiging hiertoe een eerste stap is. De klantvriendelijkheid lijkt ook sterk te verschillen van dienst tot dienst en van persoon tot persoon. Kan vorming van onthaalmedewerkers hier helpen? WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 21 |
-
-
actoren geven nog aan dat er een grote kloof is tussen het beleid en de burgers en dat er daarom nood is aan eenvoudige communicatie en doorgedreven participatie
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
de uitbouw van een woonwinkel in de gemeente (voor kleinere gemeenten liefst bovengemeentelijk opgezet om zo de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen)
o
samenwerking tussen begeleidingsdiensten
o
informatie op maat (bewoners kunnen mee ingeschakeld worden om die informatie te hertalen naar hun leefwereld voor jongeren kan een specifiek deelproject worden opgezet in samenwerking met scholen en begeleidingsdiensten en met gebruikmaking van moderne technologie)
o
vorming van onthaalmedewerkers
Gemeentebesturen -
gemeentediensten geven dikwijls onvolledige en onjuiste informatie en bovendien is de informatie niet op maat van de doelgroep uitgewerkt
-
men heeft het gevoel dikwijls van het kastje naar de muur gestuurd te worden en geen concrete antwoorden te krijgen
-
de dienstverlening en ondersteuningsmogelijkheden zijn zeer verschillend van gemeente tot gemeente
-
weinig gemeenten in de regio zetten zwaar in op wonen (woondienst, woonplan, woonoverleg, ..)
-
de meeste gemeenten geven in hun lokaal sociaal beleidsplan aan te willen inzetten op 'wooninfo en advies' en op 'woonkwaliteithandhaving'
-
gemeentebesturen zeggen nood te hebben aan ondersteuning bij de opmaak van een woonbeleidsplan
-
actoren zeggen behoefte te hebben aan een lokaal woonoverleg met meerdere partners; volgens hen is er veel te weinig samenwerking en afstemming
-
de 'specifieke doelgroepen' in allerlei plannen blijft meestal beperkt tot ouderen. Er is nood aan meer inzicht in en sensibilisering over de problematiek van andere doelgroepen
-
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
de uitbouw van een woonwinkel / 1-loketsysteem in de gemeente. Voor de kleinere gemeenten is het aangewezen om hiervoor samen te werken
o
de uitbouw van een lokaal (en regionaal) woonoverleg waar beleids-, woon- en
| 22 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
welzijnsactoren mekaar vinden en waar ook een dialoog kan worden aangegaan met de doelgroep o
de opmaak van een gemeentelijk woonplan (en regionaal woonkader) in samenwerking met alle betrokken actoren en met betrokkenheid van de bevolking
o
bovenstaande drie initiatieven (woonwinkel, woonoverleg, woonplan) kunnen in de regio worden uitgewerkt in het kader van een intergemeentelijk project lokaal woonbeleid (in de regio bestaan er nu al twee dergelijke initiatieven; dit kan verder worden uitgebreid). Voor het opzetten van dergelijke projecten is er belangrijke Vlaamse financiële ondersteuning. Wonen Vlaanderen en het provinciebestuur Oost-Vlaanderen zijn ook bereid tot ondersteuning van gemeentebesturen bij het uitbouwen van een woonbeleid
o
overleg tussen gemeentebesturen en dialoog met de betrokken kwetsbare bewoners in verband met hun dienstverlening en ondersteuningsmogelijkheden; dit kan zorgen voor kennisuitwisseling en mogelijke afstemming van regelgeving. Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen heeft ervaring met dergelijke dialoog en overleg.
OCMW's -
over de werking en de doelgroep van het OCMW bestaan er nogal wat verkeerde opvattingen; deze verhogen ook de drempel om er naar toe te stappen
-
er bestaan grote verschillen in dienstverlening en steun die de OCMW's bieden
-
de OCMW-waarborg wordt lang niet door alle verhuurders aanvaard en bovendien duurt het lang om hem te krijgen
-
de noodwoningen zijn beperkt in aantal, de maximale verblijfsduur kort, de kost dikwijls hoog en de kwaliteit laag
-
men toont zich zeer tevreden over de financiële begeleiding van de OCMW's
-
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
betere informatie over werking en doelgroep van het OCMW. Is hier een gezamenlijk initiatief van de OCMW's in de regio mogelijk?
o
overleg over de dienstverlening en steun van de OCMW's en dialoog daarover met een groep kwetsbare bewoners als ervaringsdeskundigen. Ervaringsuitwisseling is dan een minimale verwachting, maar dit overleg kan ook leiden tot afstemming en uitbreiding van het aanbod
o
reflectie over verbeteringen aan OCMW-huurwaarborgen (overleg tussen de OCMW's en mogelijks andere partners)
o
een regionaal initiatief omtrent noodwoningen. WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 23 |
Huurdersbond -
huurders tonen zich tevreden over de dienstverlening van de Huurdersbond
-
voor sommigen is het lidmaatschap van 15 euro een drempel
-
sommige bewonersgroepen worden door de Huurdersbond onvoldoende bereikt
-
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
betere bekendmaking van de mogelijkheid tot het aangaan van een collectief abonnement bij organisaties en informatie daarover bij de doelgroep
o
gerichte bekendmakingcampagne van de Huurdersbond naar weinig bereikte groepen zoals ouderen en laaggeschoolden.
SVK's en Sociale huisvestingsmaatschappijen -
de ervaringen met deze woonactoren zijn zeer verschillend, van zeer positief tot zeer kritisch
-
opmerkingen zijn er dikwijls met betrekking tot de klantvriendelijkheid en hulpvaardigheid van de medewerkers
-
herstellingen en renovaties blijven veel te lang uit of afspraken daarover worden niet nagekomen
-
de huurprijzen gaan voortdurend de hoogte in
-
bij sociale huisvestingsmaatschappijen zijn de huurlasten te ondoorzichtig en het toewijzingsreglement is slecht gekend en wordt (daardoor) dikwijls als oneerlijk ervaren
-
bij sociale verhuurkantoren beklaagt men zich over de prijs-kwaliteitverhouding en slechte energetische kwaliteit van de woningen. Actoren vinden SVK's niettemin een goed instrument in de aanpak van de woonproblematiek in de regio
-
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
meer klantvriendelijkheid en hulpvaardigheid van de medewerkers. Daarover kan een diepgaander bevraging worden opgezet bij cliënteel van SVK's en SHM's en vervolgens een dialoog worden aangegaan tussen deze actoren en hun cliënteel. Ervaringen op andere locaties bewijzen dat dit lukt
o
betere communicatie over rechten en plichten van huurder en verhuurder; er kan samen met de doelgroep gewerkt worden aan een website of brochure (cfr. voorbeelden in Meetjesland en West-Vlaanderen, een samenwerking tussen sociale huisvestingsmaatschappij, samenlevingsopbouw en OCMW/provincie)
| 24 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
o
een werkbaar systeem voor klachten- en defectenmelding en opvolging
o
samenwerking tussen gemeentebestuur en SVK voor een betere bekendmaking van het SVK bij eigenaars en huurders, een uitbreiding van het aanbod en ondersteuning van renovatiewerken
o
een aanbeveling van huurders aan kandidaat-huurders: laat van u horen bij de sociale huisvestingsmaatschappij, zodat ze u daar kennen.
Immokantoren -
sommige doelgroepleden spreken een immokantoor aan om hen in het zoeken van een woning te helpen, omdat ze op die manier begeleiding hebben bij een bezichtiging
-
voor het overige wordt er een doorgaans negatief oordeel uitgesproken over deze kantoren. De doelgroep verwijt hen:
-
o
verregaande selectie en discriminatie
o
schending van de privacy
o
een denigrerende houden
o
oneerlijke praktijken (onder andere in verband met de waarborg)
o
en een slechte prijs-kwaliteitverhouding
aanbevelingen voor verbeteringen zijn: o
overleg met de sector om oplossingen te zoeken voor de gesignaleerde problemen
o
de opmaak en ondertekening van een non-discriminatiepact, opgemaakt door de sector, gemeentebesturen en betrokken actoren en doelgroep
o
de uitwerking van een kwaliteitslabel dat uitgereikt wordt aan kantoren die zich afzetten tegen discriminatie, schending van de privacy, oneerlijke praktijken.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 25 |
4.4.| Woonomgeving en samenleven
Tijdens de actoren- en doelgroepenbevragingen kwam
en het samenleven
het belang van de woonomgeving
meermaals aan bod. De kwesties die daarbij werden genoemd hadden vooral betrekking op mobiliteit, voorzieningen en samenleven. We vatten hieronder puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren samen en voegen er een aantal suggesties aan toe.
1. mobiliteit -
openbaar vervoer is een probleem in kleinere gemeenten, dorpen en buitenwijken én na 21.00 uur
-
de belbus is een goed alternatief, maar het vooraf reserveren (vooral voor het terugkeren) is daarbij een hinderpaal
-
in lokale winkels is het niet mogelijk om een reispas te kopen voor meerdere zones; een ticket op de bus kopen betekent dan weer een meerprijs
-
roekeloos en zwaar verkeer zorgt voor gevaarlijke verkeerssituaties. Ouderen raken moeilijk de straat over en kinderen kunnen niet veilig buiten spelen. Verkeerslichten met lange oversteektijd of verkeerswachten zouden een oplossing kunnen zijn
2. voorzieningen -
in grotere steden zijn er voldoende winkels en voorzieningen, maar dat is niet zo in kleinere gemeenten en dorpen
-
mensen zijn zeer blij met de aanwezigheid van een buurt- of dorpshuis, alleen jammer dat het enkel overdag open is
3. samenleven -
nogal wat bewoners hebben last van burenhinder (vooral in appartementsgebouwen), straatlawaai, roddels, pesterijen, ..
-
er is veel onverdraagzaamheid, en dit niet enkel tegenover allochtonen
-
er is een vrij groot onveiligheidsgevoel (vandalisme, hangjongeren, drugs, ..)
-
buurtfeesten zijn belangrijk om elkaar te leren kennen en de samenhorigheid te verhogen
| 26 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
-
bij het zoeken naar oplossingen wijzen bewoners naar het belang van een sociale mix en sociale cohesie
-
actoren wijzen vooral op omgevings- en samenlevingsproblemen in sociale woonwijken.
Het project 'wonen aan de onderkant in Waas en Dender' richt zich op de woonsituatie in de strikte betekenis van het woord, maar dit neemt niet weg dat bij het uitwerken van beleidsaanbevelingen en maatregelen om die woonsituatie te verbeteren ook suggesties kunnen worden gedaan om de woonomgeving en het samenleven te versterken. Maatregelen ter verbetering van de (fysieke en sociale) woonomgeving kunnen bijvoorbeeld deel
woonbeleidsplan
uitmaken van een op te maken en zijn ook een wezenlijk onderdeel van een leefbaarheidsplan dat gemeenten eventueel opmaken in het kader van een gemeentelijk toewijzingsreglement sociale huisvesting. Ook bij de planning van grootschalige nieuwbouw- en renovatieprojecten, nieuwe verkavelingen, woonzorgzones, .. is het van belang om voldoende oog te hebben voor de woonomgeving en het samenleven van (toekomstige) bewoners. Grootschalige renovaties van sociale huisvestingscomplexen of wijken kunnen een ideaal aanknopingspunt zijn voor gemeentebesturen om de (dikwijls decennia geleden ontworpen) wijken een facelift te geven met een hertekenen van het wegprofiel, de openbare ruimte, ontmoetingsplaatsen, .. Het kan een opportuniteit zijn om werk te maken van voorzieningen op maat van de wijk, meer sociale cohesie, ontmoetingsplaatsen en momenten voor jong en oud,..
WE BENADRUKKEN TEN SLOTTE GRAAG NOG DAT EEN LEEFBARE WOONOMGEVING MEER IS DAN EEN FYSIEKE AANGELEGENHEID. UIT DE GETUIGENISSEN IS INMIDDELS GENOEG BEKEND HOEVEEL BELANG MENSEN HECHTEN AAN SOCIALE COHESIE EN GOED NABUURSCHAP. DAT VRAAGT VAN GEMEENTEBESTUREN EN WOONACTOREN EEN BEREIDHEID OM DAAR MET MENSEN OVER TE PRATEN EN ERIN TE INVESTEREN, EN VAN BEWONERS EEN ENGAGEMENT OM DAARAAN MEE TE WERKEN. METHODIEKEN OM DIT OP GANG TE BRENGEN ZIJN ER VOLDOENDE, MAAR SAMENLEVINGSOPBOUW HEEFT ZELF GOEDE ERVARINGEN MET DORP INZICHT (WWW.DORPINZICHT.BE) EN GAAT BINNENKORT AAN DE SLAG MET DE METHODIEK 'BUURT IN BEWEGING'.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 27 |
5 Woonproblemen van specifieke doelgroepen 5.1.| Dak- en thuislozen Dak- en thuisloosheid is één van de meest nijpende problemen waarmee kwetsbare huurders op de woningmarkt kunnen geconfronteerd worden. Helaas moeten we vaststellen dat het aantal, dat één of meerdere keren in hun leven met een dergelijke situatie te maken krijgt, voortdurend toeneemt. De duurzame oplossingen op de woningmarkt maar ook de opvangnetten zijn steeds moeilijker te vinden of minder toegankelijk. Hieronder vatten we puntsgewijs de belangrijkste opmerkingen van doelgroep en actoren die we bevraagd hebben en die maar fragmentair zijn - samen en proberen we er eerste conclusies en aanbevelingen voor het vervolgproject aan te koppelen.
De populatie: -
in België zijn er jaarlijks zo'n 30.000 opnames in één of andere opvangvorm. Precieze cijfers over het aantal dak- en thuislozen zijn er niet, maar die worden door het CAW geschat op 12.000 personen
-
uit literatuur en gesprekken met actoren leren we dat de groep dak- en thuislozen in vergelijking met twintig jaar geleden vervrouwelijkt (60% mannen 40% vrouwen) en dat jongeren onder de dertig ongeveer de helft van de totale populatie uitmaakt. Vooral de verjonging baart hulpverleners zorgen
-
men wijst ook op groepen als jonge vrouwen na een misgelopen relatie, zwerfjongeren, jonge druggebruikers, oudere mensen die al hun hele leven woonproblemen hebben, moeders met kinderen, allochtonen en asielzoekers en mensen zonder papieren.
Problemen waarmee men geconfronteerd wordt: -
door het beperkte aanbod aan huurwoningen, de lange wachtlijsten voor sociale woningen, het ontbreken van een alternatief na uithuiszetting, door de te hoge woonkost, etc. maken kwetsbare doelgroepen meer kans om dak- of thuisloos te worden en/of te blijven
-
mensen gaan na een uithuiszetting of verlies van woonst dikwijls bij familie of kennissen wonen wat heel vaak zorgt voor samenlevingsproblemen
-
voor anderen ontbreekt echter elk alternatief en dan komen ze op straat terecht
-
niet te onderschatten is de impact op die gezinnen en meer in het bijzonder op kinderen van thuisloosheid en wonen in crisisopvang
| 28 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
-
dak- en thuislozen klagen over de grote selectiviteit van immokantoren en de lange wachtlijsten bij sociale huisvestingsmaatschappijen en SVK's waar ze het gevoel hebben maar zelden voorrang te krijgen
-
noodopvang/crisiswoningen zijn overbevraagd, overbezet en ook niet te reserveren door mensen die met een dreigende dak- of thuisloosheid geconfronteerd worden
-
door gebrek aan opvangplaatsen belanden thuislozen soms ver hun regio van herkomst
-
de toegang tot doorgangshuizen/opvangplaatsen/onthaaltehuizen wordt steeds moeilijker; door de omvang van de vraag en het beperkte aanbod is er ook daar een grote selectiviteit en voelt men zich onderworpen aan strenge criteria
-
sociale organisaties kunnen niet altijd de begeleiding geven die sommige huisvesters vragen voor de opvang van daklozen, en dat omdat ze daarvoor te weinig personeel kunnen inzetten
-
de installatiepremie voor dak- en thuislozen en de huursubsidie zijn slecht gekend; daardoor lopen sommige mensen die installatiepremie en huursubsidie mis
-
mensen klagen er ook over dat je de installatiepremie maar één keer in een mensenleven kan krijgen, terwijl heel wat mensen meer dan één keer in een situatie van dak- of thuisloosheid terecht komen
-
de huursubsidie is volgens sommigen ook meer een verhuursubsidie; het is de verhuurder die er zijn voordeel mee doet, want hij kan zijn huurprijs optrekken
-
de installatiepremie en huursubsidieregelgeving zijn verouderd.
Eerste suggesties van te nemen maatregelen: -
vooreerst moeten er maatregelen worden genomen om
vermijden.
dak- en thuisloosheid in de
mate van het mogelijke te Daartoe kunnen OCMW's en andere hulpverleners actief op zoek gaan naar mogelijke probleemsituaties. Zo bijvoorbeeld door de interpretatie van kruispuntbankgegevens of de aanwezigheid van maatschappelijke werkers in wijken waardoor men de problemen vroegtijdig kan opsporen en ze adequaat kan oplossen of doorgeven aan relevante actoren. De vaststelling dat heel wat daklozen uit gevangenissen en
preventieve
zorginstellingen (bvb. bijzondere jeugdzorg) komen, smeekt ook daar om een aanpak. Bij dit alles is het belangrijk dat er een goede coördinatie is tussen diensten en dat problemen tijdig worden doorgeseind (bvb. een sneller verwittigen van het OCMW bij dreigende uithuiszetting of het inzetten van projecten 'bemoeizorg'). Regionaal overleg tussen beleids-, woon- en welzijnsactoren kan hiervoor een te bewandelen weg zijn (denk daarbij zeker ook aan de aanwezigheid op dit overleg van zorginstellingen, scholen, CLB's en gevangenis)
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 29 |
informatie
-
eens mensen dak- of thuisloos geworden zijn is het belangrijk dat ze goede krijgen over hun rechten en over de instanties die hen kunnen verder helpen. Daarom zou elke hulpverlener over de 'Gids voor daklozen' van de POD Maatschappelijke Integratie moeten beschikken en zou die ruim moeten worden bekend gemaakt en verspreid. Misschien is een eigen regionale versie van deze gids zelfs aangewezen. Ook zouden woon- en welzijnsactoren hun aanbod beter kunnen bekendmaken en de toegankelijkheid ertoe verbeteren. Zo bijvoorbeeld is niet enkel meer informatie nodig over de installatiepremie en de huursubsidie maar moeten deze ook worden bijgestuurd om beter aan te sluiten bij de situatie van dak- en thuislozen
-
het aantal opvangplaatsen en doorgangswoningen moet ook drastisch de hoogte in. Bovendien moet een lokale analyse ook uitmaken aan welk type opvang het meest nood is. Diversiteit van het aanbod om tegemoet te komen aan de verschillende types dak- en thuislozen is immers nodig. Er kan ook gedacht worden aan specifieke nacht- en winteropvang. Zorgen voor
opvang in eigen streek vergemakkelijkt de verankering van de dak- en thuisloze in de maatschappij en gaat een hervallen tegen. Er is ook nood aan cijfers over instroom en doorstroom van dak- en thuislozen (bij aankomst in een opvangtehuis registreren wat de thuissituatie van die personen is)
begeleiding
-
we moeten zorgen voor een intensieve van de dakloze in vormen van opvang die zijn re-integratie in de gemeenschap bevorderen. Initiatieven als 'solidair wonen' of andere vormen van groepswonen maken het wonen niet enkel goedkoper, ze zorgen ook voor broodnodig sociaal netwerk.
-
Fysiek en mentaal weegt het ontbreken van huisvesting enorm op een gezin. Het lijkt dan ook essentieel dat er goede psychosociale begeleiding van thuislozen wordt voorzien. Een
op de kinderen
focus
is hierbij van groot belang. Gezondheidsactoren betrekken bij de problematiek van thuisloosheid is een aangewezen stap
-
na de hulpverlening is een goede opvolging nodig en vooral het uitbouwen van een netwerk en een zinvolle dagbesteding zijn heel belangrijk.
| 30 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
5.2.| Allochtonen
1. Allochtonen worden op de woningmarkt geconfronteerd met alle problemen waarmee ook kwetsbare autochtonen in aanraking komen: gebrek aan betaalbaar aanbod op de private en de sociale woningmarkt, woonkwaliteit, woonzekerheid en toegankelijkheid tot de woningmarkt. Bij de allochtonen wordt die toegankelijkheid tot de woningmarkt evenwel nog extra bemoeilijkt door hun huidskleur, herkomst en cultuur. Ze worden heel dikwijls
discriminatie,
geconfronteerd met verregaande racisme en sociale uitsluiting, wat ook wordt bevestigd door de klachten bij het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding. Dit blijkt nog meer het geval te zijn voor asielzoekers en voor arbeidsmigranten die naar hier verhuizen om veel en hard te werken. Ze investeren dan ook geen tijd in het leren van taal en in integratie. Asielzoekers van hun kant leven - terwijl hun procedure loopt - in grote onzekerheid. In het kader van de verkorte asielprocedure kunnen ze geen aanspraak meer maken op een sociale woning. Op de private woningmarkt kunnen ze moeilijk terecht of worden ze slachtoffer van huisjesmelkers, terwijl ze, vanwege het beperkte aanbod, niet altijd terecht kunnenin de opvangplaatsen voor asielzoekers. Zo zwerven zij vaak noodgedwongen uit op zoek naar een verblijfplaats. Ze vinden dan tijdelijk een onderkomen in hotels of moeten nachten op straat doorbrengen.
2. Roma
te kleine, ongezonde en gevaarlijke woningen
leven vaak in en dikwijls met meerdere generaties onder één dak, wat leidt tot overbewoning. De gemeente Temse die door de reeds aanwezige Romagezinnen een aanzuigeffect heeft op andere Romagezinnen, probeert hier paal en perk aan te stellen. Ze doen dit door maatregelen te treffen zoals het niet langer inschrijven van nieuwe kinderen en het uit huis zetten in geval van overbewoning. Dit vergroot de kwetsbaarheid van die gezinnen uiteraard nog verder. Deze problematiek van overbewoning en ongezond en gevaarlijk wonen, met concentratie in één gemeente in de regio, is duidelijk af te lijnen en daarom kan het een zeer concreet werkpunt zijn voor het project 'Wonen aan de onderkant in de regio Waas en Dender'. In overleg met diverse beleids-, woon- en welzijnsactoren in de regio en in dialoog met de doelgroep moet hier gezocht worden naar een constructieve en structurele oplossing voor de woonsituatie van deze bevolkingsgroep, maar ook naar een verbetering van hun positie op de woningmarkt en in de maatschappij door te sensibiliseren rond het beeld dat de samenleving over deze groep heeft.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 31 |
3. Mensen zonder wettig verblijfsstatuut
verliezen na een negatieve beslissing nagenoeg al hun rechten. Ze hebben geen recht op een sociale woning en krijgen niet langer een of andere vorm van leefloon of uitkering. Ze moeten daarom noodgedwongen, omwille van de betaalbaarheid, verhuizen naar een goedkope woning van lage kwaliteit. Door een gebrek aan een stabiel inkomen hebben zij ook geen woonzekerheid en moeten zij dikwijls verhuizen. Zij kunnen niet altijd de huur betalen en komen daardoor op straat terecht, waarna de zoektocht naar een alternatief opnieuw begint. Dakloosheid is dan ook een veel voorkomende situatie bij deze groep. De beperkte rechten die (bepaalde groepen van) mensen zonder wettig verblijfsstatuut wel hebben stuiten dan bovendien nog op moeilijke procedures, beperkte toegankelijkheid en onvoldoende opvangcapaciteit. Door een respondent uit de doelgroep wordt ook opgemerkt dat het niet altijd mogelijk is om na een negatieve beslissing naar het thuisland terug te keren. In dat geval kan de doelgroep nergens terecht om aanspraak te maken op zijn rechten.
| 32 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
5.3.| (Ex-)gedetineerden De woonproblematiek van (ex-)gedetineerden is exemplarisch voor de woonproblemen waar heel wat maatschappelijk kwetsbaren in een bepaalde fase van hun leven mee te maken krijgen. De specifieke situatie van (ex-)gedetineerden maakt echter dat zij met deze veelheid van problemen van huisvesting en maatschappelijke aanvaarding en (re-)integratie te maken krijgen.
profiel
Uit een onderzoek bij gedetineerden blijkt dat de gemiddelde gedetineerde een jonge man is met een lage opleiding, een instabiel tewerkstellingsverleden en soms al een grote schuldenlast. Bovendien blijkt de gemiddelde gedetineerde minder ondersteunende netwerken te hebben. Één op twee gedetineerden kwam als jongeling in contact met de bijzondere jeugdzorg. In dit licht kan men de detentie zien als een volgende stap in een proces van marginalisering.
Vele gedetineerden hebben dan ook al
detentie
problemen
op vlak van huisvesting
vóór de
. Zij hebben vaak geen vaste verblijfplaats: ze zijn dakloos, logeren bij familie of zijn opgenomen in een onthaalcentrum of instelling. Voor diegenen die wel over een eigen of huurwoning beschikken, verlopen de afbetalingen tijdens de detentie vaak moeizaam, waardoor ze in conflict komen met huisbazen of kredietverstrekkers De opsluiting is vaak een zeer plots gebeuren is, waardoor men de nodige voorzorgsmaatregelen niet kan treffen zoals de huur tijdig opzeggen of alles afsluiten als dat nodig mocht zijn. Het gebeurt dat ze tijdens hun detentie nog energierekeningen krijgen voor hun huurhuis. Soms worden bij een inval sloten geforceerd die dan moeten vervangen worden waardoor de huurder niet meer binnen kan in de woning om een en ander te gaan halen. Wanneer men voor de detentie al samenwoonde met een partner, kan die de woonlasten hopelijk blijven dragen waardoor de woning niet verloren gaat. Vier op de tien gedetineerden leefde echter voor de opsluiting alleen. Slechts één op vijf gedetineerden is getrouwd tijdens de detentie. Op de koop toe beschikken zij vaak over beduidend minder ondersteunende netwerken. Niet zelden groeien ze op in kwetsbare gezinnen. Één op twee gedetineerden kwam als minderjarige in contact met de bijzondere jeugdzorg.
tijdens de opsluiting
Dit proces van marginalisering wordt nog versterkt . Wanneer ze dan geen huis meer huren moeten ze vanuit de gevangenis op zoek naar een geschikte woning, terwijl ze niet weten wanneer ze precies vrijkomen. Als ze dan al een woning vinden, moeten ze dikwijls al huur betalen terwijl ze er nog niet in kunnen. Het vinden van een woning vanuit de gevangenis is trouwens geen sinecure, zeker niet als je 'buiten' niemand hebt die je zaken kan beredderen. Zelfs
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 33 |
de inschrijving voor een sociale woning of een woning van het SVK is erg moeilijk omdat het doorlopen van het administratieve proces en het aanleveren van de nodige documenten vanuit de gevangenis zeer moeilijk is. Ook de lange wachtlijsten en het beperkte aanbod belemmeren de toegang. Bovendien maken een aantal specifieke mechanismes zoals gebrekkige wooninformatie en de beperkte mogelijkheden van contact met de buitenwereld de instroom extra moeilijk. De specifieke taak en manier van werken van het Justitieel Welzijnswerk brengt ook met zich mee dat deze dienst in 60% van de gevallen onvoldoende ingelicht is over de woonsituatie van hun cliënten. Gevangenen die kans maken op beperkte detentie, elektronisch toezicht of een voorwaardelijke invrijheidsstelling moeten een sociaal reclasseringsplan kunnen voorleggen, waarin huisvesting en dus het beschikken over een plaats om te verblijven een cruciale pijler is. Zonder perspectief op een onderkomen komen zij niet vrij terwijl er daarvoor net tal van drempels worden opgeworpen. Zowel de gevangenen zelf als de betrokken organisaties getuigen dat er slechts weinig mogelijkheden zijn om een woning te zoeken vanuit de gevangenis. Bovendien hebben gedetineerden onder elektronisch toezicht geen recht op een volwaardig leefloon, maar moeten ze rondkomen met een financiële tussenkomst van het departement justitie die beduidend lager ligt dan het leefloon. Ze moeten dus de hoge huishuur betalen van een lagere uitkering, waardoor ze dikwijls niet aan een woning toekomen en niet kunnen genieten van die maatregel.
na hun detentie
In het beste geval slagen gedetineerden er dus in om de eigen woning of huurwoning opnieuw te betrekken of een woning te huren op de sociale of private woningmarkt. Daar komen ze vaak terecht in huizen van zeer lage kwaliteit waardoor hun re-integratiekansen nog verder worden ingeperkt. Heel wat gedetineerden komen echter vrij zonder een oplossing voor hun huisvesting. De discriminatie van deze doelgroep op de private huurmarkt is dan ook niet te onderschatten. Het niet kunnen voorleggen van een gunstig 'uittreksel uit het strafregister' vormt vaak een reden tot uitsluiting, maar ex-gedetineerden zijn sowieso al geen graag geziene klanten op de private woningmarkt. Vaak weten zij ook niet op welke dag en op welk uur ze zullen vrij komen. Daardoor kunnen ze vaak niet terecht in noodopvangplaatsen. Bovendien wordt bij de crisisopvang de lat steeds hoger gelegd en vallen bijgevolg de meeste kwetsbaren uit de boot.
Thuisloosheid komt dan ook zeer veel voor onder ex-gedetineerden. Dit leidt vaak tot recidive en brengt een grote maatschappelijke kost op vlak van criminaliteit en veiligheid met zich mee. Dit leidt er ook toe dat de kwetsbare positie van de gedetineerde steeds kwetsbaarder wordt en zij steeds verder gaan in een proces van marginalisering. Zij kunnen dan ook moeilijk uit deze neerwaartse spiraal geraken. De problematiek van (ex-)gedetineerden is zeer complex en maakt van deze doelgroep een van de meest kwetsbare uit ons onderzoek. Er dringt zich dan ook een aanpak van die problematiek in de regio op. Facetten ervan zullen zeker ook van invloed zijn op andere doelgroepen.
| 34 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
We geven hier kort een aantal elementen mee die bruikbaar kunnen zijn bij het
oplossingen:
zoeken naar
-
de re-integratie van gevangenen is vooral een opdracht van de Vlaamse Gemeenschap. Dit beleid is niet lokaal verankerd. Voor het lokale beleid is dit een uitdaging, zowel vóór
-
detentie (preventie begeleidende maatregelen bij opname), tijdens (toegankelijkheid van de woningmarkt en wooninformatie) als na (woonbegeleiding - opvang)
-
er is grote nood aan cijfers en (objectieve en subjectieve) gegevens over en van de gedetineerdenpopulatie en hun huisvestingssituatie
-
de voorbereiding van re-integratie start al in de gevangenis
-
structurele afspraken met sociale huisvestingsmaatschappijen en SVK's kunnen zorgen voor betere wooninformatie, verbetering van inschrijvingsmodaliteiten en toegang tot sociale woningbouw (voorrangsregels bepleiten/uitwerken of minstens uitsluiting tegengaan). Er kunnen met hen ook afspraken worden gemaakt over begeleiding van (ex)gedetineerden. Een huis houden is voor (ex-)gedetineerden dikwijls moeilijker dan er een krijgen
-
er moet een onderscheid gemaakt worden tussen gedetineerden die vrijkomen met voorwaarden en gedetineerden die vrijkomen zonder voorwaarden. Zij die vrijkomen onder voorwaarden worden al opgevolgd door een justitieassistent; voor hen moet met deze dienst overlegd worden om de intrede op de woningmarkt te verbeteren. Het grootste probleem zit bij de andere groep die geen enkele vorm van begeleiding hebben; voor hen moeten beleids-, woon- en welzijnsactoren een concreet actieplan uitwerken
-
er zijn al heel wat actoren actief rond wonen voor (ex-)gedetineerden; ze moeten in kaart worden gebracht en er moet duidelijk worden wie wat doet. Vervolgens kan gewerkt worden aan afstemming
-
de noodopvang van gedetineerden die de gevangenis mogen verlaten vertoont tal van hiaten. Hierover is overleg nodig tussen woon- en welzijnsactoren die met beleidssteun de capaciteit en de toegankelijkheid kunnen verhogen
-
de financiële tussenkomst aan mensen onder elektronisch toezicht is vaak veel te laag en zou moeten worden opgetrokken naar het niveau van het leefloon.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 35 |
5.4.| (Ex-)psychiatrische patiënten (Ex-)psychiatrische patiënten rapporteren gelijkaardige problemen als andere kwetsbare doelgroepen. Zij krijgen te maken met een te hoge woonkost, slechte woonkwaliteit, beperkt aanbod, lange wachtlijsten voor sociale woningen. Zij hebben dan ook grote moeilijkheden om een passende woning te vinden en ervaren
discriminatie en uitsluiting
verregaande . Ze kampen bovendien ook met bijkomende gerelateerde beperkingen zoals een beperkte mondigheid of moeilijkheden met de administratieve molen. Specifiek voor deze doelgroep zijn ook de lange wachtlijsten voor begeleid wonen. Het lage inkomen van velen onder hen (heel dikwijls een vervangingsinkomen) belemmert de toegang tot de private woningmarkt, waardoor ze dikwijls langer dan nodig begeleid wonen.
Wanneer zij bij het zelfstandig wonen niet voldoende begeleid worden, ervaren zij ook vaak
problemen met de buurt
. Zij worden als 'dorpsgek' bestempeld en raken dat stigma niet meer kwijt. Zo ontstaan ook vormen van discriminatie want in vele gevallen dragen (ex-)psychiatrische patiënten nog een negatief imago mee.
De focus
bij de verdere aanpak van de woonproblemen van deze doelgroep zou daarom onder meer moeten liggen op het aanbod begeleid wonen, de begeleiding van deze doelgroep naar de reguliere woonmarkt, ondersteuningsvormen op de reguliere woningmarkt en de integratie in de buurt. Hiervoor is overleg nodig tussen instellingen en diensten van geestelijke gezondheidszorg, woonactoren en beleid. De aandacht voor deze doelgroep zou onderdeel kunnen uitmaken van een 'woonzorgregio'-concept en beleid. Voor de integratie van (ex-)psychiatrische patiënten in hun woonbuurt is een actieplan nodig dat niet alleen professionele ondersteuning maar ook een zorgnetwerk van vrijwilligers omvat. Het is ook in de context van de aanpak van 'wonen aan de onderkant in Waas en Dender' van groot belang om de (ruim begrepen) woonproblematiek deze - steeds groeiende groeiende - doelgroep ernstig te nemen.
| 36 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
5.5.| Personen met een handicap Er zijn voor personen met een handicap ellenlange, vaak afzonderlijke voor aangepaste sociale woningen en voor begeleid of beschut wonen. Dit is voor veel personen met een handicap het grootste struikelblok voor het realiseren van hun recht op wonen. Bovendien krijgen zij op vlak van sociale huisvesting te kampen met allerlei andere belemmeringen rond de toewijzing en aanpassing van die woning. Zo krijgen zij vaak een niet voldoende aangepaste woning toegewezen en hechten zij zich aan een woning waardoor ze niet willen verhuizen, ook al is die woning niet (meer) voldoende aangepast, etc.
wachtlijsten
vooroordelen
Op de private huisvestingsmarkt krijgen ze te maken met en sociale uitsluiting. Ze worden vaak per definitie vooraf uit een woning geweerd. Ook de betaalbaarheid van de huisvesting is voor hen vaak problematisch. Wanneer zij dan een woning hebben, krijgen ze vaak problemen met de buurt. Ook wanneer zij, omwille van begeleid wonen, in de buurt van een voorziening wonen, is er gevaar voor gettovorming en een accumulatie van kwetsbare gezinnen. Personen met een handicap is ook een zeer diverse groep met uiteenlopende noden en behoeften. Men moet dus op zoek naar een oplossing op maat van iedere persoon. Er zijn reeds allerlei maatregelen ter beschikking van personen met een handicap, maar toch zien we dat die er niet in slagen hun recht op wonen te realiseren. Bovendien getuigen actoren en de doelgroep van een schrijnend gebrek aan toegankelijke en begrijpbare een handicap.
informatie op maat van de persoon met
pleidooi
Daarom is hier een voor een toename van aangepaste sociale woningen voor mensen met een handicap op zijn plaats. Dit dient bij de verdere planning van sociale woningen in de regio in het kader van het sociaal objectief een zorg te zijn van het lokaal woonoverleg dat daarvoor in het leven wordt geroepen. Het is dan ook aangewezen om actoren die vertrouwd zijn met de woonproblematiek van mensen met een handicap in dat overleg op te nemen. Zij zijn ook het meest vertrouwd met de zeer uiteenlopende noden en behoeften van deze groep. De zorg voor de realisatie van woningen en voorzieningen voor mensen met een handicap kan ook meegepakt worden in de uitwerking van een woonzorgbeleid. We vragen ook aandacht voor de positie van mensen met een handicap bij de aanpak van discriminatie op de private woningmarkt.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 37 |
5.6.| Jongeren Jongeren vormen een belangrijke aandachtsgroep in woonbeleid. De laatste jaren is er immers steeds meer sprake van jongerenarmoede en daarvoor zijn de hoge jeugdwerkloosheid en de enorme woonkosten in belangrijke mate verantwoordelijk. De helft van de jongeren onder de 25 jaar heeft ooit te maken gehad met een (korte) situatie van armoede. Als men de woonquote van jongeren bekijkt wordt ook duidelijk waarom jongeren zo kwetsbaar zijn op de private huurmarkt. Een woonquote hoger dan 30% brengt een enorm risico om rond te komen met zich mee. Heel wat jongeren hebben een woonquote van 50% of meer.
betaalbaarheid
De van het wonen is voor jongeren dan ook een groot struikelblok met voor gevolg dat zoij er zelden in slagen om hun woonwensen waar te maken. Jongeren komen meestal met een beperkt inkomen en weinig werkzekerheid op de woonmarkt waardoor zij als risico
discriminatie
worden aanzien op de private huurmarkt en dus ook vaak met te maken krijgen. Sociale huisvesting lijkt dan de meest voor de hand liggende oplossing voor jongeren maar de wachtlijsten voor een sociale woning zijn te lang waardoor ze vaak een alternatief op de private woonmarkt moeten zoeken. En op die private woningmarkt verkiezen kwetsbare jongeren dan meestal een dak boven hun hoofd boven een minimaal wooncomfort. Dit brengt echter ook allerlei risico's met zich mee: de woningen zijn moeilijker te onderhouden, er zijn vaak gezondheidsproblemen, etc.
informatie
Veel jongeren ervaren problemen met over wonen en over hun rechten en plichten als huurder. Dit leidt nogal eens tot conflicten met de verhuurder. Aangepaste informatie voor startende jongeren op de woonmarkt is zeker noodzakelijk. Het aanbieden van vormingen door organisaties die met jongeren in contact komen is ook een stap in de goede richting. Ze krijgen ook af te rekenen met negatieve beeldvorming over zelfstandig wonende jongeren. Zelfstandig wonende jongeren zeggen ook dat er veel onbegrip is van leeftijdsgenoten.
Veel van de begeleid zelfstandig wonende jongeren hebben verschillende problemen waarvan de huisvestingsproblematiek slechts één onderdeel is. Voornamelijk jongeren uit de bijzondere jeugdzorg zijn vaak al heel erg gekwetst. Een afwijzing van een kandidatuur voor een woning nemen zij vaak ook heel persoonlijk op.
behoefte aan begeleiding
Jongeren hebben naar eigen zeggen dan ook bij het wonen. Zij moeten leren wat zelfstandig zijn betekent, leren plannen en zich aan die planning houden. Ze
| 38 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
moeten een evenwicht vinden tussen de vrijheid en de bijhorende verantwoordelijkheden. Daarbij is sociaal-emotionele begeleiding minstens even belangrijk als budgetbegeleiding en begeleiding bij administratieve taken. Eén van de voornaamste problemen voor minderjarige jongeren om hun recht op wonen uit te oefenen, is hun handelingsonbekwaamheid. Daardoor kunnen ze niet rechtsgeldig contracten ondertekenen en dit verhoogt in geval van een noodsituatie het risico dat ze op straat of in illegale huisvestingscircuits terecht komen.
De huisvestingsproblematiek van jongeren bevindt zich op het raakvlak van de beleidsdomeinen wonen en welzijn. Extra aandacht voor deze doelgroep vanuit beide domeinen en een duidelijke beeldvorming over de problematiek is nodig opdat de positie van jongeren op de huisvestingsmarkt zou worden versterkt.
We pleiten in de regio Waas en Dender dan ook voor een verscherpte aandacht voor de woonproblematiek van jongeren, zowel in informatieverstrekking met informatie op maat (dit wil onder meer zeggen: ook met gebruikmaking van moderne media), begeleiding van jongeren, woonaanbod op maat en het wegwerken van vooroordelen en discriminatie.
begeleid
Een bijzondere positie binnen deze doelgroep bekleden de jongeren in . Voor hen is het belangrijk dat er specifieke acties worden ondernomen onder andere met betrekking tot de toegankelijkheid van de OCMW-huurwaarborg, de installatiepremie en huursubsidie en de geldende meerderjarigheidsvereiste voor sociale woningbouw; een gemeentelijk doelgroepenbeleid sociale huisvesting dat deze jongeren extra kansen biedt kan overwogen worden. Voor meer beleidsaanbevelingen met betrekking tot jongeren in begeleid zelfstandig wonen verwijzen we naar de Knelpuntennota Woonzinnig (Preventieteam Jongerenwelzijn regio Oost-Vlaanderen, december 2006). Heel wat problemen voor jongeren op de woningmarkt zijn ook gerelateerd aan andere beleidsdomeinen. Dit vraagt uiteraard een meer integrale benadering waarvoor RESOC Waas & Dender en de partners in dit samenwerkingsverband het best geplaatst zijn.
zelfstandig wonen
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 39 |
5.7.| Ouderen Zowel de doelgroep als de actoren en de cijfers bevestigen dat heel wat ouderen, omwille van hun hoge leeftijd en financiële mogelijkheden, vaak problemen ondervinden op vlak van huisvesting. Naast de gebrekkige woonkwaliteit van heel wat woningen zijn er ook de veranderende behoeften, die vaak een aanpassing van de woonsituatie vereisen. Ouderen hebben niet altijd de mogelijkheid om deze aanpassingen of zelfs de basiskwaliteit en de nodige onderhoudswerken van hun woning te financieren en in goede banen te leiden. Ze ontberen dikwijls ook de nodige informatie en begeleiding om aan deze veranderende wensen tegemoet te komen. Gezien de vergrijzing verdient deze doelgroep ook in de regio Waas en Dender bijzondere aandacht. Ouderen zijn vaak gehecht aan hun woning, ze willen niet graag verhuizen. Zo zitten ze vaak in een woning die te groot is en die ze – net als hun tuin - moeilijk kunnen blijven onderhouden. Er is anderzijds een tekort aan grote woningen voor gezinnen, wat voor een spanning op de woningmarkt zorgt. In de verdere uitwerking van het project 'wonen aan de onderkant in Waas en Dender' moeten we binnen de doelgroep ouderen vooral oog hebben voor ouderen die het om financiële redenen moeilijk hebben om een waardige plaats op de woningmarkt te houden/verwerven.
suggesties
Eerste die daarvoor kunnen worden meegegeven zijn: - ‘wonen van ouderen' betekent onder meer - maar niet enkel - dat woningen aangepast moeten zijn aan de verminderde mobiliteit en de veranderde noden van ouderen. Het betekent ook dat de woning waarin ouderen wonen structureel goed moet zijn en minstens beschikt over basiscomfort. En verder betekent het ook dat ouderen wonen in een stimulerende omgeving, dat wil zeggen een omgeving met de nodige voorzieningen (zorg, winkels, ontspanning, ..) en waar de openbare ruimte toegankelijk is voor ouderen - ouderen zijn niet rap geneigd om nog verbeteringen of aanpassingen aan hun woning te doen omdat het 'mijn tijd nog wel zal duren'. Dat is in heel wat gevallen ongetwijfeld zo, maar we moeten er in verdere acties ter verbetering van de woonsituatie van ouderen zeker ook rekening mee houden dat ouderen die veranderingen dikwijls niet doorvoeren omdat ze daar de financiële middelen niet voor hebben of voor willen vrijmaken. Redenen daarvoor zijn dat de ongemakken die de werken met zich meebrengen hen te veel zijn of omdat ze opzien tegen de papierwinkel en de zoektocht naar geschikte aannemers. Financiële tegemoetkomingen op hun maat, begeleiding en ondersteuning kunnen sommigen hier over de brug helpen - van ouderen wordt dikwijls gezegd dat ze niet 'willen' verhuizen omdat men 'een oude boom niet verplant'. Niettemin blijken heel wat ouderen moeite te hebben met hun te grote woning en te grote tuin. Er kan onderzocht worden in welke mate dit in de regio Waas en Dender het geval is en welke drempels moeten worden overschreden om ouderen te overtuigen om toch een verhuis naar een kleinere, meer aangepaste en wellicht ook beter gelegen woning (bij voorzieningen en sociale netwerken) te overwegen. | 40 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
5.8.| Grote gezinnen onvoldoende grote sociale woningen
Algemeen wordt aangenomen dat er zijn. Grote gezinnen staan dan ook zeer lang op de wachtlijst voor een sociale woning. Zij moeten dan noodgedwongen op de private huisvestingsmarkt een betaalbare woning zoeken. Dit vergroot het risico op overbewoning van te kleine, goedkope woningen. Het fenomeen van overbewoning stelt zich onder andere bij Romagezinnen. (zie hoger)
Extra aandacht voor grote gezinnen is, zeker met de huidige opkomst van nieuw samengestelde gezinnen, absoluut noodzakelijk. De doelgroep grote gezinnen is dikwijls gerelateerd aan andere andere doelgroepen. Het is daarom belangrijk om de noden van 'grote gezinnen' te koppelen aan andere noden van die doelgroepen en daarvoor de geschikte acties te ondernemen. In Kruibeke werd de groep grote gezinnen in het gemeentelijk toewijzingsreglement voor sociale woningen opgenomen als doelgroep waarvoor bij toewijzing een voorrangsregeling geldt.
5.9.| Woonwagenbewoners Woonwagenbewoners zijn geen homogene bevolkingsgroep. Er zijn drie deelgroepen:
Voyageurs
-
stammen af van de autochtone rondtrekkende bevolking die onderweg de kost verdiende met allerlei ambulante activiteiten. Ze spreken Nederlands en wonen tegenwoordig veelal in huizen. Ze zijn in Oost-Vlaanderen de grootste groep 'woonwagenbewoners'.
-
kwamen in de 15de eeuw naar onze streken en integreerden zich gedeeltelijk in de omgeving en de maatschappij rondom hen. Ze spreken Manoesj en Nederlands.
-
kwamen eind 19de – begin 20ste eeuw naar hier vanuit Oost-Europa. Ze vallen op door hun traditionele levenswijze en kledij. Ze trekken van voorjaar tot najaar rond in familiegroepen. Hun eerste taal is het Romanés, een taal verwant aan het Manoesj. Hun tweede taal is het Frans, maar jongeren spreken ook Nederlands. Ze wonen meestal in woonwagens.
Manoesjen
Roms
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 41 |
Van die groep zijn de voyageurs het best geïntegreerd in de Belgische maatschappij. Ze hebben heel dikwijls een regulier werk en hebben ook het minst inkomensproblemen. Niettemin geldt voor de hele groep woonwagenbewoners dat ze nog steeds dragen.
een negatief imago met zich mee
Op vlak van huisvesting stellen we vast dat ze maar zelden comfortabel wonen. Wie in huizen woont heeft heel dikwijls huisvestingsproblemen, en woonwagens zijn dikwijls ook van slechte kwaliteit. Het grootste probleem is echter dat er een
groot te kort
is
aan officiële
standplaatsen voor residentiële woonwagenbewoners. In de hele regio Waas en Dender zijn er nauwelijks 15 officiële standplaatsen, met name in Wetteren. In de hele provincie zijn er slechts 70. Voor de provincie Oost-Vlaanderen schat ODiCe de behoefte aan individuele standplaatsen op 150 tot 175. Heel wat woonwagenbewoners die nog in woonwagens wonen beseffen niet dat ze heel dikwijls op niet vergunde plaatsen staan. Voorts is het zo dat er beleidsmatig weinig gerichte aandacht is voor de problematiek van woonwagenbewoners, mede omdat de omvang, het profiel en de problematiek van deze bevolkingsgroep nauwelijks gekend is. Een gebrek aan informatie over deze doelgroep en over hun woonwensen is een belangrijke rem op een doeltreffende beleid. Daarom hebben ODiCe en Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen met de financiële steun van de
onderzoek
Provincie Oost-Vlaanderen beslist om in 2011 een te doen naar de omvang van deze groep in de provincie, de localisatie van de woonwagenbewoners, hun profiel, hun woonsituatie en woonwensen, de problemen die zij ervaren op vlak van huisvesting, onderwijs, integratie, .. Door huisbezoeken en in een voortdurende dialoog met deze groep willen ze vervolgens een aantal beleidsaanbevelingen formuleren en een actieplan voor de toekomst uitwerken. De informatie en de aanbevelingen uit dit onderzoek zullen ook worden ingebracht in de dialoog die in de regio Waas en Dender rond wonen wordt opgezet, opdat op die manier ook in deze streek een coherent beleid naar deze groep zou kunnen gevoerd worden.
| 42 | WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER
5.10.| Campingbewoners Onder campings en campingbewoners verstaan we (bewoners van) kampeerterreinen, kampeerverblijfparken, vakantieparken en toeristisch uitgebate weekendverblijfparken. Wonen op een camping is soms een positieve keuze - de sfeer, de onderlinge verbondenheid en de ondersteuning van het sociale netwerk, die een camping biedt. In andere gevallen echter is de keuze om te gaan wonen op een camping ingegeven door een pure overlevingsstrategie, een ontsnappingsroute voor een benarde woonsituatie, financiële problemen of een ongezonde woonomgeving.
inventariseren
Een 5-tal jaar geleden is het provinciebestuur gestart met het van de weekendverblijven. Het zwaartepunt van de problematiek is terug te vinden in het Waasland. Er werden clusters geïnventariseerd in Wachtebeke, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Beveren en Waasmunster. Naast de geïnventariseerde clusters zijn er ook nog een onbekend aantal individuele weekendverblijven en nog heel wat onbebouwde gronden voor verblijfsrecreatie. Een tweede stap is het uitwerken van ontwikkelingsvisies en ruimtelijke uitvoeringsplannen.
visievorming
Binnen de pilootgemeente Stekene werd een werkwijze voor de uitgewerkt die ook zal worden gebruikt bij de beoordeling van clusters weekendverblijven en zones voor verblijfsrecreatie binnen de andere gemeenten. Het basisprincipe hierbij is 'waar gebouwd mag worden mag gewoond worden'. Binnen de bestemmingen 'wonen' en 'recreatief verblijf' zal de
mogelijkheid tot een permanent verblijf worden ingeschreven in de voorschriften.
Binnen de categorieën 'open ruimte' en 'camping' kan wonen enkel indien de bewoners beschikken over een tijdelijk of aanvullend woonrecht zoals dat decretaal werd voorzien tot maximaal 31 december 2029. Eind 2009 waren de visievormingsprocessen voor Stekene en Berlare al afgerond. Deze aanpak kan zorgen voor meer duidelijkheid voor eigenaars en bewoners, maar gaat wel voorbij aan andere woonaspecten zoals bijvoorbeeld woonkwaliteit. Voorts zullen een aantal bewoners verkeer gezoneerd zijn en dus naar alternatieve huisvesting op zoek moeten. Er is daarnaast ook nog de problematiek van de ongekende individuele weekendverblijven. Daarom is het aangewezen om ook in het kader van het project 'wonen aan de onderkant in Waas en Dender' oog te hebben voor deze problematiek en mogelijke aanknopingspunten te zoeken met het project 'Woonwagenbewoners tellen (we) mee' van Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen dat (in een eerste fase) in 2011 de woonwagenbewoners inventariseert en hun woonproblematiek in kaart brengt.
WONEN AAN DE ONDERKANT | IN WAAS EN DENDER | 43 |
UITGAVE Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen vzw Sint-Jacobsnieuwstraat 50, 9000 Gent www.samenlevingsopbouw-oost-vlaanderen.be T 09 265 84 70 v.u. Stan De Neve, coördinator TEKST: Luc Joos en Jan Victor Op basis van het rapport 'Wonen aan de onderkant in Waas en Dender' opgemaakt door Lieselotte Reynvoet, Drieke Henau, Ine Lietaert, Jan Domen en Jan Victor VORMGEVING: Heidi Goeminne
Gent, februari 2011