WAT GIJ MOET WETEN ENCYCL0PAEDIE VOOR DE HUISVROUW M*
L
HUISMOEDER
WAT GIJ MOET WETEN
WAT GIJ MOET WETEN ENCYCLOPAEDIE VOOR DE HLiISVROUW DOOR
HUISMOEDER Medewerkster aan de Vrouwenrubriek van het Algemeen Handelsblad
TWEEDE DRUK
J. M. MEULENHOFF ~ AMSTERDAM
VOORWOORD BIJ DEN EERSTEN DRUK. Het is nu ongeveer vijf jaar geleden, dat in het Zaterdagavond-bijblad van het Algemeen Handelsblad een rubriek werd geopend, waarin „Huismoeder" raad ging geven naar aanleiding van de, haar door lezeressen gestelde, vragen. En ziet, deze rubriek bleek dra in groote behoefte te voorzien. Van alle kanten, uit alle plaatsen van ons land en uit de vele in het buitenland, waar het Handelsblad wordt gelezen, kreeg Huismoeder brieven, waarin haar de moeilijkheden uit het dagelijksch leven der huisvrouw werden voorgelegd. Velerlei problemen doen zich voor en dikwijls zit de huisvrouw verlegen. Wat moet bijv. gedaan, als houtworm het antieke spinnewiel tot verblijfplaats heeft gekozen, als de wintergarderobe motvrij moet worden weggeborgen, als het pitrieten serre-ameublement een grondige schoonmaakbeurt heeft verdiend? Wat, als baby geinstalleerd moet worden; als men in vacantietijd de woning gaat verlaten en die bij thuiskomst in goeden staat terug wenscht te vinden; als het vrouwelijk deel van het gezin uit restjes van fluweel, zij, crêpe en cretonne aardige gebruiksvoorwerpen zou willen maken; wat, als vlekken moeten worden verwijderd? Zoo ontstond allengs een vragen~ en antwoordenspel, dat thans in zijn geheel een „encyclopaedie" vormt voor haar, die erop gesteld is, dat huis en huisraad in goede conditie blijven. Immers juist het onderhoud van alles, wat tot den inboedel behoort, is een voorname factor in de welvaart van het gezin. Bij het beantwoorden van die honderden en honderden aan het dagelijksch leven ontleende vragen heeft Huismoeder dankbaar de hulp aanvaard van een aantal vakkundige personen. Op velerlei terrein toch moest zij zich begeven. Zoo denkt zij met groote erkentelijkheid terug aan de bijzondere welwillendheid, waarmede de bekende chemicus Dr. P. F. van Hamel Roos haar steeds van advies diende.
4
VOORWOORD.
Zij heeft gaarne geput uit het voortreffelijke werk „Onderhoud van Huis en Huisraad", dat door de dames M. E. Lehman—Bosch en C. J. W. van der Ploeg—Deggeller werd samengesteld, zoogoed als zij af en toe gebruik maakte van de raadgevingen, die Mevr. J. W. Suyver—Landré neerlegde in haar boek „Behandeling der Wasch". Maar bovenal heeft Huismoeder de stof voor dit werkje verzameld uit de gegevens, haar verstrekt door lezeressen en lezers van haar rubriek. Talrijke Nederlandsche vrouwen zullen dan ook bij het gebruik maken van deze, thans tot een bundel verzamelde raadgevingen, haar eigen, uit ervaring neergeschreven, oordeel terugvinden. Moge dit boekje, dat allerminst aanspraak maakt op volledigheid, allen, die het gebruiken, niet alleen practisch nut, maar ook enkele oogenblikken van aangename verpoozing schenken! Het werd met dit doel samengesteld. Amsterdam, Voorjaar 1927. HUISMOEDER.
VOORWOORD BIJ DEN TWEEDEN VERMEERDERDEN DRUK. Het is nauwelijks een jaar geleden, dat de encyclopaedie voor de Huisvrouw verscheen. En ziet, zóó groot bleek de behoefte aan den bundel „Wat gij moet weten", dat de uitgever _ kon overgaan tot een vermeerderde uitgave. Ook ditmaal brengen wij in de eerste plaats dank aan de Handelsbladlezeressen en ~lezers, die opnieuw met raad en daad Huismoeder bijstonden, zoodat veel wetenswaardigs kan worden bijgevuld. Moge deze vermeerderde uitgave met dezelfde sympathie worden ontvangen! Amsterdam, Najaar 1928.
HUISMOEDER.
INHOUD.
Bladz.
Badkamer . Dienstboden Eetkamer Fluweel Gezondheid (tien geboden voor de —) Handschoenen Hoeden Huiskamer Kant Keuken Kinderkamer Kleerkast Linnenkast Man en Vrouw Marmer Messen essen Meubelen en meubelstoffen Muren en hun bekleeding Ongenoode gasten Provisiekamer Register, Reis (op ~) Reparatiewerkjes en overschotjes Schoeisel Schoonmaak .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . . ................ . . . . . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
175 125 72 66 194 163 159 201 185 31 51 208 129 197 155 180 187 84 101 133 272 173 151 117 136
6
INHOUD. Bladz.
Sieraden en ornamenten Slaapkamer Sport Stoken Studeerkamer Toilettafel Verlichting Vlekken Vloeren en hun bedekking Wasschep Zijde Algemeen Register .
.
.
.
.
.
.
.'
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
...
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
233 144 178 167 131 142 141 7 87 246 222 272
VLEKKEN. Bij het uitmaken van vlekken is een eerste vereischte om te weten, waardoor de vlek ontstaan is. Want een bloedvlek moet niet op dezelfde manier behandeld worden als een inkt -, een roest-, een vochtvlek. Ook hangt de wijze van behandelen veel af van de stof, die men wil reinigen. Kan bijvoorbeeld uit witte katoen bijna elke vlek vrij gemakkelijk worden weg^ gewerkt, omdat dit weefsel wel tegen een stootje, in dit geval tegen een bijtend hulpmiddeltje bestand is, heel anders wordt het natuurlijk als men te maken heeft met een japonnetje van teere zij, een. subtiele fluweelsoort, een stof, die heel gauw aan verschieten onderhevig is. Bij het uitmaken van vlekken moet men altijd voorzichtig en zorgzaam té werk gaan, omdat men anders groote kans loopt, nog meer te bederven. Men moet zich dus den noodigen tijd gunnen, alles van te voren klaarzetten en vooral niet vergeten, dat men een kleedingstuk, waarmee men bezig was, te drogen of te bleeken legt. Voordat men met de bewerking begint, legt men onder de stof een schoonen doek; men voorkomt dan het beschadigen van de tafel. Voor het wrijven neemt men een lapje van dezelfde stof; men wrijft altijd in de rondte of met den draad mee en houdt niet op voordat de plek drooggewreven is, om kringen te voorkomen. Als men dunne stoffen onder handen heeft, moet voorzichtig gewreven worden, vooral zonder te trekken, daar men anders scheuren en gaten in het weefsel zou halen. Bij het uitmaken van vlekken, die oplossen bij de bewerking (waaronder te rekenen zijn verschillende vetvlekken, ook die van olieverf, vruchten-, vernis-, lak- en teer-) moet men rekening houden met de volgende tien geboden: 1 0 . Borstel, als het mogelijk is, de vlekken eerst uit het weefsel. Schuier er luchtig overheen, daar anders de vlek dieper in de scot zou dringen.
8
WAT GIJ MOET WETEN.
2°. Leg daarna onder de vlek een paar schoone lappen, watten, een laagje magnesiapoeder of grauw papier. Hierin zuigt bij het uitmaken een deel van het opgeloste vuil. 3 0 . Doop een watje, een flanellen lapje of een lapje van dezelfde stof als die, waarin de vlek zit, in het te gebruiken vocht en druk daarmee stevig het vuil uit. 4 0 . Neem telkens een nieuw watje of een schoon lapje, verleg of vernieuw de onderlaag en eindig met snel en luchtig over de heele vlek te wrijven. 5°. Gebruik weinig vocht tegelijk, opdat het opgeloste vuil niet te snel uitloopt en droogt, nog voordat het weg~ gewreven is. 6 0 . Maak dus groote vlekken, waarvoor meer vocht gebruikt moet worden, bij kleine gedeelten uit. 7°. Druk zooveel mogelijk op de vlek zelf, opdat ze zich niet kan uitbreiden. 8 0 . Behandel groote vlekken van den rand naar het midden toe. 9°. Leg op kleinen afstand van de vlek een rand magnesia, stevig aangedrukt, of maak een kring van water om de vlek, waardoor het uitloopen der vlek en van het vlekkenmiddel tegengegaan wordt. 10°. Strijk, zoo noodig, de stof op, na ze met een schoonen doek bedekt te hebben. Ten slotte nog dit: Velen deelden uit ervaring mede, dat petroleumraether een uitstekend middel is om, bij het uitmaken van vlekken, benzine of tetra te vervangen. Het neemt direct de vlekken weg en droogt op zonder een kring of onaangename lucht achter te laten. Advocaatvlekken. Het uitmaken van advocaatvlekken kan geschieden door ze herhaaldelijk af te wrijven met een doekje met schoon water. Soms helpt koud water al, anders neme men lauw of warm. Zeep moet echter niet worden aangewend. Benzine-vlekken. Het voorkomen van benzinevlekken (kringen). — In bijna elk huishouden wordt, als men met
VLEKKEN.
vetvlekken te doen heeft, benzine gebruikt; men is vertrouwd geraakt met deze vloeistof, men weet, hoè ermee om te gaan zonder gevaar van ontploffing, men blijft met deze vloeistof verre van vuur en licht, maar ... men zit weleens leelijk te kijken naar de kringen, die achterblijven. Wil men het ontstaan van kringen voorkomen, dan drenkt men de vlek met weinig benzine, wrijft met een schoonen doek de vlek en voegt daarna nog wat benzine toe; onmiddellijk hierna bestrooit men de vlek met talk~ of speksteenpoeder, en slaat dit met een harden schuier flink in de stof. Men neemt daarna de stof, waarin de vlek zich bevindt, in de handen en wuift haar op en neder, terwijl men op de bevlekte plek blaast, om poeder met vuil te verwijderen. Als de stof droog is, wordt zij goed geschuierd. Vele huisvrouwen gebruiken gelukkig inplaats van de ontplofbare benzine, de ongevaarlijke tetra, die echter iets duurder is en die men alleen in de open lucht moet gebruiken, daar tetra min of meer bedwelmend werkt. Biervlekken, Uit zware stoffen kan men biervlekken verwijderen met een borstel, gedoopt in warm water en met zuivere zachte zeep bestreken. Dan naspoelen met schoon water en de plek droogwrijven met een linnen lapje. Niet strijken! Uit dunne wollen en zijden stoffen verwijdert men biervlekken met lauw water, vermengd met een gelijke hoeveel~ heid sterken, ongekleurden spiritus, zooals jenever, eau de cologne, enz. In dit mengsel bevochtigt men een schoonen spons en wrijft daarmee over de vlekken. De vochtige plaats moet aan den achterkant van de stof dadelijk droog gestreken worden. Biervlekken worden uit marmer en ivoor verwijderd door water of door verdunden geest van salmiak. Bloedvlekken. Stoffen, waarin bloedvlekken zijn gekomen, moeten onmiddellijk worden gespoeld in schoon koud water. Dus niet in zeepsop. Ook kan men lauw sodawater nemen. Zijn de vlekken niet versch meer, dan behandelt men ze met warm zeepsop. Heeft men te doen met witte weefsels, dan wil het weleens gebeuren, dat op de plaats van de bloed~
10
WAT GIJ MOET WETEN.
vlek een roestvlek ontstaat. Deze verwijdert men door er wat zuringzout (vergif) en water op te wrijven en het weefsel in de zon of tegen een warme kruik te houden. Soms lukt het, ze weg te krijgen met een 10 % oplossing van citroenzuur in water. Om dit gedaan te krijgen, moet men er eerst wat absoluten alcohol opdruppelen en daarna iets van de oplossing. - Na tien minuten kan men de vlek met ruim water uitwasschen. Zoo noodig herhaalt men de bewerking. Oude bloedvlekken zijn moeilijk te verwijderen uit gekleurde en teere stoffen. Soms zijn ze weg te werken met lauw pekelwater, maar wij kunnen voor het goede resultaat niet instaan. Een ander middel, dat weleens wil helpen, is een dikke, taaie pap van tarwestijfsel en water, die dik op de bloedvlek wordt gelegd, daar moet opdrogen en dan wordt afgeklopt. Deze proef kan men, zoo noodig, gerust eenige keeren herhalen. Brillantine-vlekken. Vlekken van brillantine, de vettige vloeistof, waarmee sommige menschen hun haar plakken, worden, evenals andere vetvlekken, verwijderd met tetra, het ongevaarlijke vlekkenwater, dat dezelfde diensten bewijst als de licht ontvlambare benzine. Eau de colognevlekken. Ook deze komen voor. En wel speciaal in leerwaren. Men kan ze verwijderen - met waschbenzine (een ander soort dan de gewone). Met een lapje of dot watten, in deze vloeistof gedoopt, verwijdert men de eau de colognevlek uit het leer, dat men daarna met was opnieuw kan inwrijven. Eiervlekken. Eiervlekken op zilveren lepeltjes verwijdert men door wrijven met een wollen lapje waarop wat poets crême. Gewerkt zilver moet met een zacht borsteltje worden behandeld. Beide soorten moeten na het poetsen goed worden uitgewreven en liefst in heet water afgewasschen. Gouden franje. Een middeltje om zwartgewonden goudof goudfranje weer als nieuw te maken: Men neemt ongeveer 1 liter lauw water en doet hier 2 deciliter geest van salmiak bij. Hierin legt men de franje galon
VLEKKEN.
11
ongeveer 5 minuten te weeken en slaat ze dan flink uit. Het water zal heelemaal groen zien. Nu neemt men nogmaals 1 liter water en 2 d.L. geest van salmiak en herhaalt de vorige behandeling, spoelt daarna de franje zoo vaak in schoon water, tot het water helder blijft en hangt galon of franje bij de kachel of in de zon, opdat ze zoo snel mogelijk kan drogen. Glimviekken (door slijtage ontstaan) . Glimvlekken op kleeren wrijft men weg met een mengsel van 1 d.L. water, 20 gram zout en 10 gram ammonia. Harsvlekken. Men kan harsvlekken uitstekend verwijderen met aceton, een vloeistof, die bij de meeste drogisten te krijgen is. Ook eau de cologne of een andere zuivere alcohol. soort is een goed middel. Inktvlekken. Ze zijn werkelijk heel onooglijk, de brutale zwarte, roode of donkerblauwe vlekken op onze meubelen en kleeren, op tapijten en gordijnen en het ergste is, dat ze meestal zoo moeilijk weer weg te krijgen zijn. Is men er dadelijk nadat het ongelukje plaats vond met de noodige hulpmiddeltjes bij, dan valt nog veel goed te maken. Oudere inktvlekken echter laten zich alleen op den duur en met veel geduld en voorzichtigheid onzichtbaar maken. Tegen inktvlekken in hout (tafels, schrijftafels), helpt inwrijven met een papje van sigarenasch en water, vooral in eikenhout, echter ook in andere houtsoorten. De vlekken moeten echter niet te oud zijn. Als inkt in linnengoed gemorst is, moet de behandeling onmiddellijk na het morsen geschieden. De vlek wordt met
keukenzout ingewreven, telkens opnieuw, zoo lang tot het zout schoon blijft. De inkt is dan verdwenen. Op tafel- en vloerkleeden toegepast, is dit een probaat middel, ook op wollen stoffen geeft het vaak een goed resultaat. Als inkt is gemorst op een tullen kleedje of een ander voor dergelijk teer weefsel, moet men het artikel een-werpvan uurtje in een lauw sop van goede huishoudzeep laten staan
12
WAT GIJ MOET WETEN.
en daarna een half uur in warm bleekwater. Na dien tijd is alle inkt verdwenen. Men denke er aan, terstond na het morsen aan het werk te gaan, dat is de eenige methode om het kwaad volkomen ongedaan te maken. Inktvlekken in linoleum en zeil worden gebet met azijn of melk. Uit doorgedrukt of effen linoleum kan men ze wegschuren met fijn zand, Brusselsche aarde of zacht schuurlinnen. Het linoleum wordt daarna opnieuw met was opgewreven. Inktvlekken op zijden, linnen, katoenen en fluweelen stoffen. Leg op de vlek boraxpoeder — maak dat nat door er b.v. met een lepeltje water op te gieten, zoodat het een papje wordt druk dat flink er op, maar wrijf niet, want dan vergroot de vlek. Laat het een dag of een nacht liggen, totdat alles volkomen droog is en verwijder daarna het droge poeder. Behandeling zoo noodig herhalen, als de vlek den eersten keer nog niet geheel verdwenen is. Natuurlijk de natte, plek op een schoteltje of bordje leggen, om de tafel te beschermen. Uit steen en marmer verwijdert men de vlekken met bleek melk en spoelt goed met water na. Ook kan men een-waterof puimsteentje gebruiken of met een Gothlandschen steen schuren. Geen azijn gebruiken, want azijn vreet marmer weg. Voor gepolijst marmer en steen gebruikt men bij voorkeur melk. Ook kan men met terpentijn de waslaag oplossen, waarmede het marmer is ingewreven, in welk geval dan meestal ook de inktvlek verdwijnt. De dof geworden plek wrijft men met was na. Glas, porcelein en aardewerk, waarop inktvlekken zijn, wrijft men met bleekwater of azijn. Ook kan men schuren met azijn en Brusselsche aarde. Vlekken van aniline-inkt kan men verwijderen met behulp van absoluten alcohol. Tegen vlekken van rooden inkt helpt warm chloorwater. Ook karnemelk kan soms uitstekende diensten bewijzen. --r
VLEKKEN.
13
Zijn inktvlekken in leer gekomen, dan wascht men (als de vlekken nog versch zijn) deze herhaaldelijk met citroensap. Ondanks al deze recepten moet men heel voorzichtig zijn met het morsen van inkt. Want de samenstelling is zóó verschillend, dat geen succes te verzekeren- is. Jodiumvlekken. jodiumvlekken worden verwijderd door ze te bevochtigen met een 10 procent oplossing van jodkali en ze daarna af te wasschen met een f ixeersoda-oplossing. Een ander advies luidt: Drenk de jodiumvlekken met ammonia liquida. De jodium lost dan als sneeuw voor de zon, geheel kleurloos, op. Dit middel werd bijvoorbeeld op witte Indische dameskleeren herhaaldelijk met succes toegepast. Een deskundige, bekend chemicus, raadt ten sterkste aan om jodiumvlekken i n m a r m e r te behandelen met hypo ( onderzwaveligzure soda) , zooals die bij den drogist te krijgen is. Een ander middel is warmgekookte stijfsel. Deze mag
natuurlijk alleen worden toegepast, als het weefsel er tegen kan. Zelfs oude vlekken verdwijnen geheel na eenige malen inwrijven. Jusvlekken. Uit tapijten worden jusvlekken als volgt verwijderd: Wat pijpaarde (verkrijgbaar bij den drogist) wordt heel even gekookt met azijn, zoodat men een papje krijgt, waarmee men de heele vetvlek bedekt. Men laat het erop zitten tot het droog is, waarna men het eruit borstelt. Mochten zich klontjes of harde stukjes gevormd hebben, dan klopt men die eerst tot poeder, opdat men het kleed niet beschadigt. Na het uitborstelen zal blijken, dat al het vet verdwenen is en het kleed komt er als nieuw onderuit te voorschijn. Waschbare stoffen, waarin jusvlekken zijn gekomen, moeten in vet zeepsop gewasschen worden. Vlekken van kaarsvet, De vettige vlekken, door kaarsvet veroorzaakt, kunnen worden verwijderd met benzine (voor~ zichtig !) , tetra, of verwarmden witten terpentijn (voorzichtig, au bain Marie en nooit op het vuur verwarmen!) . Als kaarsvet op biljartlaken is gevallen, moet eerst het
14
WAT GIJ MOET WETEN.
vet worden afgekrabd, zoo voorzichtig mogelijk. Dan belegt men de vlekken met grauw papier en strijkt ze uit, -telkens een nieuw stuk papier nemende, steeds met heete ijzers werkende en niet ophoudend voordat ook het laatste spoortje verdwenen is. 't Is een geduldwerkje, dat is een feit, maar ... . het loont ruimschoots de moeite. Kalkvlekken. Men kan kalkvlekken verwijderen met azijn. Een lap doopt men er in en wrijft er mede. Uit wollen stoffen verwijdert men ze ook, als men ze bestrijkt met een oplossing van één deel aluin en twee deelen water, een vochtigen lap er op legt en daarop een warm strijkijzer (niet te heet, anders schroeit de boel) een minuut of vijf laat staan. Koffie-, thee- en chocoladevlekken. Het is opmerkelijk, hoeveel vlekken deze drie dranken op onze kleeding achter toevallig, dat bij het uitmaken van al die-laten!Nuish ongerechtigheden rekening moet worden gehouden -met hetzelfde feit, nl., dat deze vlekken een combinatie vormen van: 10. een kleurstof van plantaardigen oorsprong, 2 0 . melk en 3°. suiker. Om die reden moet hier met verschillende middeltjes worden gewerkt. Kleurstoffen van plantaardigen oorsprong worden weg behulp van spiritus of eau de Cologne. Het vet-gemakt van de melk verdwijnt door wat benzine of tetra en de suiker ... wel, die is al opgelost in een van beide genoemde vloeistoffen en dus onder 't wrijven reeds verdwenen. Als in linnengoed theevlekken zijn gekomen, kunnen ze met behulp van bleekpoeder daaruit verwijderd worden. Is de vlek hardnekkig, dan maakt men warm bleekwater (door de bleekpoeder in warm water op te lossen) en laat de gele plek daar even in liggen. Goed naspoelen met schoon water. Theevlekken kunnen uit gekleurde stoffen verwijderd worden met behulp van spiritus of eau de cologne. Was er melk in de thee, dan moet men, terwille daarvan, nawrijven met benzine of tetra. Om k o f f i e v l e k k e n uit kleeren te maken, verwijdert men eerst het vet van de melk door middel van tetra of
VLEKKEN.
15
benzine,. Daarna spant men de gevlekte plaats over een pannetje en giet een dunnen, zoo hoog mogelijk opgevoerden straal kokend water er overheen. Heeft de vlek een groote oppervlakte of is zij verouderd, dan moet men deze behandeling eenige keeren herhalen. Het water moet vooral kokend zijn. Chocoladevlekken verdwijnen door ze te wrijven met spiritus, eau de cologne, brandewijn of jenever en het vet van de melk door wat benzine. De suiker lost, naar wij reeds zeiden, vanzelf op in een van deze vloeistoffen. Wie uit het een of andere weefsel een thee-, koffie~ of chocoladevlek wenscht te verwijderen, doet verstandig, de proef eerst op een lapje van de stof toe te passen om te zien, of kwaliteit en kleur tegen de bewerking bestand zijn. Het is onmogelijk, in dezen te generaliseeren. Lakvlekken. Wie lakvlekken op kleeren heeft gekregen, kan die verwijderen door ze in te wrijven met wijngeest, waarna men het week geworden lak met een mesje er afneemt en de achtergebleven plekken met spiritus wrijft. Levertraanvlekken. Levertraanvlekken kan men op de volgende wijze verwijderen: men strooit op een stuk papier een dik laagje pijpaarde en legt het weefsel met de vlek daarop. Nu legt men boven op de vlek óók pijpaarde, ongeveer 1 centimeter dik en giet er tetra op, zoodat het goed vochtig wordt. Hierop legt men een stuk grauw papier en gaat er met een warmen bout overheen. Is de vlek nog niet geheel verdwenen, dan herhaalt men de proef nog eens. Limonadevlekken. Vlekken van limonade in zij, satijn, crêpe satin en dergelijke stoffen kan men uitmaken door den achterkant van de stof te wrijven (in 't rond) met een watje, gedrenkt in absoluten alcohol. Vóórdat men gaat wrijven, eerst het watje flink uitknijpen, daar men bij 't gebruiken van te veel vloeistof kringen overhoudt, die men niet meer weg kan werken en die soms erger zijn dan het oorspronkelijke vlekje. Uit wollen stoffen verwijdert men ze, door op den boven-kant te wrijven met een lapje, gedrenkt in absoluten alcohol ,
2
16
WAT GIJ MOET WETEN.
Lijmvlekken. De manier om lijmvlekken te verwijderen, is, ze te wrijven met een doek, gedrenkt in lauw water of azijn. Zijn de stoffen waschbaar, dan spoelt men ze in een dezer beide vloeistoffen. De laatste sporen van timmermans- of houtlijm laten zich soms verwijderen, als men de vlekken insmeert met groene zeep, deze 6 a 8 uur laat inwerken en ze dan met brandewijn uitborstelt. Me]kvlekken. In de meeste gevallen lukt het, melkvlekken te verwijderen met behulp van benzine (voorzichtig!) of tetra. Niet te veel vloeistof gebruiken en een doek of poreus papier onder de stof leggen. Messenheften. Vlekken op (zie bldz. 183). Moddervlekken. Over het algemeen kan men uit donkere wollen weefsels moddervlekken verwijderen door de vlekjes te wasschen in houtzeep. Lichte kleuren behandelt men met een oplossing van een of andere zachte zeep of, zoo dit niet helpt, met een borsteltje, gedoopt in terpentijn. Heeft de morsige straat kwaad gedaan aan een fluweelen of zijden japon, dan is het 't beste, de vuile sputters eerst rustig te laten drogen. Daarna borstelt men ze zoo goed mogelijk uit, om eindelijk de laatste sporen te verwijderen met behulp van absoluten alcohol. Om modderspatten uit mantels te verwijderen, geven wij den raad, eerst eens te probeeren om de spatten, zoodra die goed zijn opgedroogd, uit te borstelen. Lukt dit niet, blijven er leelijke sporen achter, dan moet men zijn toevlucht nemen tot een afwaschbeurt met heet water. In de meeste gevallen is elk spatje dan wel verdwenen. In geval van nood borstelt men de vlekjes weg met warm zeepsop. Ze moeten in dat geval worden nagespoeld en de heele plek moet opgestreken worden. Natuurlijk past men deze laatste methodes alleen toe waar het stoffen betreft, die tegen water kunnen. En dat is bij mantels bijna altijd het geval. Heeft de modder vettige sporen achtergelaten, dan wrijve men nog eens na met een lapje of watje, gedrenkt in tetra of benzine.
VLEKKEN.
17
Olievlekken in eikenhout. Vaklui behandelen dergelijke ongelukjes met gemutiliseerde spiritus. Met deze vloeistof wordt de vlek gewreven, eerst heen en weer, dan in 't rond. Op den duur verdwijnt zoo'n olievlek ook vanzelf. Daar gaan echter, naar de ervaring leert, eenige jaren overheen. Is het eikenhout gelakt, dan duurt het nog langer. Petroleumvlekken. Petroleumvlekken verdampen op den duur van zelf. Moet de vlek echter snel weggemaakt worden, dan moet men haar, als dat kan, in de zon leggen, of, met grauw papier bedekt, met een warm ijzer strijken. Uit waschbare weefsels, uit wit hout, steen, zeil, linoleum en porcelein kunnen petroleumvlekken met zeepsop verwijderd worden. Zeil en linoleum moet men na zoo'n bewerking op~ nieuw in de was zetten. Petroleumvlekken laten zich snel verwijderen als men een stuk vloeipapier onder de vlek legt, de met petroleum be morste plek met benzine bevochtigt en er magnesia over strooit. Hierop legt men weer een stuk vloeipapier en laat alles onder zwaren druk een halven dag staan. Petroleumzoo goed als spiritusvlekken verdwijnen, als boven gezegd, vanzelf, zonder het minste spoor achter te laten, als men ze maar lang genoeg aan de lucht blootstelt. Roestvlekken. Roestvlekken in linnengoed ... een schrik voor de huisvrouw. Want als die gele, schijnbaar onschuldige, vlekjes blijven zitten, vallen na betrekkelijk korten tijd gaten in het weefsel. Dus is het zaak, ze zoo gauw mogelijk te verwijderen. 't Gaat trouwens eenvoudiger dan menigeen denkt: Men legt het goed, waarin de vlek zit, op de strijkplank, druppelt er citroensap op, legt er een natten doek over en strijkt daar met een heeten bout overheen. Versche roestvlekken zijn meestal reeds na twee van zulke be handelingen verdwenen, bij oudere moet men een beetje meer geduld oefenen. Maar verdwijnen doen ze op deze manier allemaal. Natuurlijk moet het goed daarna gewasschen worden. Roestvlekken in matten en in wollen dekens. Twee moeilijke problemen! Voor de matten raden wij aan, een beetje zuringzout en
18
WAT OIJ MOET WETEN.
water op de leelijke plekjes te wrijven en een warme kruik onder de roestvlek te houden. Ook kan men een 10 % oplossing van citroenzuur in water aanwenden. Men druppelt eerst een beetje absoluten alcohol op de vlek en daarna iets van de oplossing. Na 10 minuten met schoon water uitwasschen en de bewerking zoo noodig herhalen. Ben wollen deken zal er, bij het probeeren om roestvlekken te verwijderen, waarschijnlijk niet mooier op worden. Het beste middel, dat bier toegepast kan worden, is citroenzure ammonia. Men bereidt dit door bij een oplossing van citroenzuur zooveel salmiak te gieten, tot men een sterke lucht van salmiak waarneemt. Roestvlekken worden uit marmer en steen verwijderd als men ze schuurt met Gothlandsche steen. In het uiterste geval gebruikt men bleekwater, wat daarna goed weggespoeld dient te worden. Uit geglazuurd aardewerk en porselein verwijdert men ze met bleekwater en azijn. Een uitstekend middel om verroest nikkel, koper, ijzer en staal schoon te maken is het te schuren met citroensap en fijn zand. Ook petroleum werkt uitstekend. Roest in zijde. Men kan roestvlekken verwijderen uit zijde door ze stevig in te smeren met cen prop watten, gedoopt in dtroensap, waarin vrij veel zout is opgelost. Alles een nacht over laten zitten. Den volgenden morgen zulIen de vlekken verdwenen zijn. Schimmel.., vocht- en weervlekken. Het weer .... Wij willen het niet hebben over de gure vlagen, over regen en storm, zooals die in ons lage landje in bijna elk jaargeti; beschoren zi;n. en die wij - dat is nu eenmaal onverN mijdelijk - kalmpjes over ons hoofd moeten laten gaan. "Het weer", dat wij bedoelen, is gelukkig weI te vermijden. Want %ij, die voorzichtig en op practische, verstandige wijze met haar waschgoed omgaan, zullen geen kans loopen om die zoo zeer gevreesde bruine en %Warte vlekjes in lakens en sloopen. in servetten en ander linnengoed te zien ver-
VLEKKEN. 19
schijnen, die leelijke, zoo moeilijk te verwijderen plekjes, die wij „het weer" noemen. Wat het is? Schimmelplantjes, die het slijten van 't goed bevorderen en die meestal n i e t, een enkelen keer door bijtende middelen, wèl te verwijderen zijn. Het is dus zaak, het kwaad te voorkomen, en vooral in wintertijd, als de wasch zoo slecht droogt, moet de huisvrouw, die er prijs op stelt haar zaakjes in orde te hebben, terdege opletten. Wat toch is het geval? Het is een fout in veel gezinnen, dat het vuile waschgoed niet altijd droog wordt bewaard. Handdoeken en kindergoed worden niet alleen vuil, maar ook in v o c h t i g e n toestand, in kist of mand geborgen en het duurt soms een paar weken eer de vuile wasch daaruit weer te voorschijn wordt gehaald om gereinigd te worden. Vuil goed moet droog worden weggeborgen en zijn er verontreinigingen in, dan dient men het eerst te spoelen en goed te drogen, voordat het bij de rest van 't waschgoed wordt gevoegd. Een tweede manier om weervlekken te voorkomen is, ervoor te zorgen, dat de schoone wasch, als ze wordt weggeborgen, volkomen droog is. Want in stoffen, die langen tijd vochtig blijven, nestelt zich het zoo gevreesde schimmelplantje en ontstaat dus „het weer". Wij kunnen er dus niet genoeg op aandringen, het waschgoed met de grootste zorgvuldigheid te behandelen! Ook is het van belang, dat de linnenkast op een volkomen droge plaats staat. Weervlekken verdwijnen uit wit linnengoed meestal wel in bleekwater. Komen ze voor in donkere stoffen, dan bedekt men ze met een mengsel van water, salmiak en viermaal zooveel keukenzout. Ons is een zeer eenvoudig middel bekend om te controleeren of kamers al dan niet vochtig zijn. In de goed gesloten kamer wordt een schoteltje met versch gebrande, fijne kalk neergezet, welke hoeveelheid vooraf nauwkeurig is gewogen. Na 24 uur weegt men de kalk opnieuw en gaat na, hoeveel de gewichtstoeneming bedraagt. Is die meer dan 1 %, dan dient de vochtigheidstoestand als meer dan normaal beschouwd te worden.
20
WAT GIJ MOET WETEN.
Kleeren, die door vocht zijn aangetast en schimmelvlekken vertoonen, moeten op een warme plaats te drogen worden gehangen. Bij zonnig weer brengt men ze in de buitenlucht en hangt ze dan, nadat men ze, om verschieten te voorkomen, binnenste buiten heeft gekeerd, in de zon. Maar als het zonnetje zich schuilt houdt, brengt men de kleedingstukken in een goed verwarmd vertrek, waar ze zoo wijd mogelijk worden uitgehangen. Men doet verstandig, de ramen open te zetten, omdat anders een hoogst onaangename lucht in het vertrek zou komen. Zijn de kleeren goed droog, dan borstelt men ze af en .... heeft alle kans, dat geen spoortje van schimmel of vochtvlekken is overgebleven. Mocht echter blijken, dat de kleur van de stof min of meer is aangetast, dan wrijft men die vlekjes met water, waarin een klein scheutje ammonia is opgelost. Men moet er altijd aan denken, dat zoon ammonia-oplossing héél slap moet zijn. Op een teil water is een eetlepel ammonia voldoende. Om hardnekkige vochtvlekken uit linnengoed te maken,
schaaft men een stuk goede waschzeep, kookt dit * in water tot een pap, bestrijkt daarmede de vlekken en strooit er een weinig potasch over; dan legt men het 24 uur te bleeken en zorgt er voor, 't voortdurend nat te houden; daarna wascht men het uit in water. Vochtvlekken in boeken of leer kan men soms verwijderen door eenige druppels lavendelolie te druppelen in het boek of op het leder. Zijn in kopergravures en andere zwarte platen vochtvlekken gekomen, dan neemt men een halven liter water en dertig gram phosphorzure natron en brengt het water aan den kook. Daarna doet men de gekookte vloeistof in een platten schotel, die geschikt is, om er de plaat in te leggen. Deze blijft zoolang in de oplossing liggen, tot de vlekken ver^ dwenen zijn; dan wordt hij in schoon water gespoeld en op vloeipapier te drogen gelegd of opgehangen. Schimmel op papier, behangsel, enz. bestrijkt men met een
watje, gedoopt in een mengsel van één deel salicylzuur in vier deelen spiritus.
VLEKKEN.
21
Schoenen, die beschimmeld zijn, wrijft men af met verdund karbolzuur of verdunde glycerine. Om het beschimmelen van leer te voorkomen, wrijft men het van tijd tot tijd in met terpentijnolie. Het beschimmelen van kleeren, boeken, enz., die in vochtige ruimten moeten zijn, voorkomt men door in het vertrek eenige potjes met ongebluschte kalk zetten. De kalk moet van tijd tot tijd vernieuwd worden. Het ontstaan van schimmel op meubelen wordt voorkomen door ze niet te dicht tegen den muur te zetten. Mochten ze er reeds op zijn, dan verwijdert men ze door de meubelen af en toe te wrijven met petroleum. Schoensmeervlekken. Dergelijke vlekken kan men veelal verwijderen met behulp van een watje, gedrenkt in verwarmde terpentijn. Warme terpentijn lost nl. de kleurstoffen op, die in het schoensmeer aanwezig zijn. Schoorsteenmantels. Vlekken in —. (zie bladz. 136) . Sodavlekken. Vlekken, veroorzaakt door sodawater, kunnen uit linoleum worden verwijderd door het zeil een extra wrijfbeurt met een mengsel van gele was en terpentijn te geven. Suikervlekken. Deze onschuldige vlekken kan men verwijderen met een in water gedoopt watje. Teervlekken. Teervlekken maakt men uit verschillende stoffen met behulp van verwarmde witte terpentijn of spiritus. Men moet terpentijn au bain Marie verwarmen om brandgevaar te voorkomen en dus uiterst, uiterst voorzichtig wezen. Bij het werken met deze vloeistoffen moet men eraan denken, dat spiritus en andere alcoholsoorten oplossend werken op vernis, lak en verf en dat men dus teervlekken niet altijd kan verwijderen zonder de grondstoffen te beschadigen. In sommige gevallen zal dus het middel erger blijken dan de kwaal. Oude en harde teervlekken weekt men met warm water, warme olijfolie of reuzel; daarna borstelt men de stof beurtelings af met sterk zeepsop en terpentijn, waarna men met
22
WAT GIJ MOET WETEN.
schoon water uitspoelt. Ook kan men verouderde teervlekken bestrijken met een papje van eierdooier en terpentijn. Na een uur krabt men de droge korst weg en wascht met heet water. Transpiratievlekken. Ze zijn héél lastig en ze bederven vaak op hopelooze wijze een japon of mantel. Een mengsel, bestaande uit drie deelen zwavelether, drie deelen spiritus en één deel geest van salmoniak is soms in staat ze te doen ver dwijnen. Zijn ze van recenten datum, dan leveren borax en schoon water vaak ook goede resultaten op. Op verouderde vlekken neme men de proef met azijn of citroen. Als de stof gewasschen kan worden, wascht men de vlekken nog na met lauw zeepsop. Daarna spoelen. Bij twijfel aan de kleurechtheid doet men verstandig, de proef te nemen mét een lapje van dezelfde stof. Is door het transpireeren de verf uitgebeten, zoodat in een gekleurd weefsel witte vlekken of kringen zijn ontstaan, dan weten wij geen beter middel dan het kleedingstuk plaatselijk te laten bijverven. Uitgebeten plekken. Gekleurde stoffen, waarvan de verf door verkeerde behandeling of door welke oorzaak dan ook is uitgebeten, kunnen plaatselijk worden bijgeverfd. Een ander middel om de fout te herstellen, bestaat niet. Verfvlekken. 't Is voor menigeen een wanhopig werk om oude, hard geworden olieverfvlekken te verwijderen. Maar wie de juiste methode kent, lacht om het geval en weet ook de oudste vlekken weg te werken. Men vermengt namelijk gelijke hoeveelheden geest van salmiak en terpentijn en voegt daar een weinigje azijnether aan toe. Tegen deze mélange zijn ze niet bestand. Versche vlekken van olieverf kan men verwijderen met terpentijn, verwarmden spiritus (au bain Marie, dus niet op het vuur) of absoluten alcohol. Oliverf, die niet meer dan eenige dagen oud is, kan ge~ makkelijk van blikken voorwerpen worden verwijderd met behulp van terpentijn of petroleum. Afwrijven met een dezer vloeistoffen is gewoonlijk al voldoende. Heeft de verf al vrij langen tijd vastgezeten en lukt het verwijderen ervan niet op
VLEKKEN.
23
bovengenoemde wijze, dan dompelt men het blikken voorwerp in een . heete, verzadigde oplossing van potasch (of wascht het daarmee af) , laat het drogen en spoelt met heet water na. Vernisvlekken. Zoolang de vernisviekken versch zijn, kunnen ze met spiritus worden weggewreven. Daarna, dus bij oude vlekken, is er in veel gevallen niets meer aan te doen. Vetvlekken. Wie olie-, boter-, vet- of jusvlekken wil verwijderen uit waschbare wollen en katoenen weefsels, zal, als het groote vlekken betreft, het beste doen, het heele kleedingstuk een flinke waschbeurt te geven. Is de vlek echter klein, dan moet men haar behandelen met een lapje of zacht borsteltje met wat zeepsop en met schoon water naspoelen. Daarna strijkt men de plek, met een doek bedekt, droog. Heeft men te doen met katoen of wol, welke niet gewasschen kan worden, dan moet men, om vetvlekken uit een dezer weefsels te verwijderen, zijn toevlucht nemen tot benzine of tetra. Ook kan men zijn toevlucht nemen tot verwarmde witte terpentijn, die daartoe in kleine hoeveel -hedn wordt gewarmd in een bakje met heet water. Nu zijden weefsels. Er zijn verschillende soorten zij, die, zoodra ze met vocht in aanraking komen, hun mooien glans verliezen. Heeft men met een dergelijk weefsel te doen, dan moet men eerst probeeren, de vetvlek weg te wrijven met droge watjes. Inderdaad lukt deze bewerking, hoe eenvoudig ze ook is, in veel gevallen. Verdwijnt de vlek echter niet op deze manier, dan moet men haar behandelen, zooals men dat doet met vetvlekken in niet waschbare weefsels. (Zie boven.) Men wrijft echter, waar het zijde betreft, altijd in 't rond, opdat de draden van het weefsel niet verschuiven. Heeft men vetvlekken in dunne, teere zijde, dan bedekt men ze met een papje van magnesia en benzine, laat dit rustigjes drogen en klopt of wrijft het daarna weg. Satijn moet op dezelfde manier vetvrij gemaakt worden als gewone zijde, met dien verstande echter, dat men de be-
24
WAT GIJ MOET WETEN.
werking aan den achterkant van de stof toepast. Geen papje en niet wrijven op de bovenzij; de stof zou haar mooien glans, zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk verliezen! Volgt fluweel. Zeker, ook dat kan men, met een beetje handigheid, zelf weer schoon krijgen. Men maakt vetvlekken uit fluweel op dezelfde manier als men dat doet uit niet waschbare stoffen. Dus met benzine, tetra of verwarmde witte terpentijn. Maar nu kan zich heel licht het geval voordoen, dat door deze bewerking een pletvlek ontstaat, die al bijna even onooglijk is als de vroegere vetvlek. Is dat het geval, dan houdt men het fluweel daar, waar het geplet is, met den ruigen kant boven den wasem van kokend water, borstelt het voorzichtig tegen den draad in en wrijft het daarna met de hand glad. Of wel men bevochtigt het fluweel aan de achterzode, houdt het ( zonder het neer te leggen) strak en strijkt den natgemaakten kant droog. Wie den inhoud van een sauskom over het tapijt heeft gekregen, behoeft niet met de handen in het haar te zitten. Het is ook niet noodig, het kleed naar een chemische wasscherij te zenden, mits de vrouw des huizes er het noodige geduld en de noodige moeite voor over heeft om het zaakje zelf weer op te knappen. In dit geval gebruikt men geen benzine of terpentijn, daar deze zoover in de dikke stof zouden wegvloeien, dat de geschiedenis een beetje kost~ baar werd. Men neemt een stuk poreus papier, belegt daarmee de vlek, strijkt er met een warm ijzer overheen en herhaalt deze bewerking (telkens met een versch stuk grauw papier), totdat de vetvlek is verdwenen. Is de vlek heel groot, dan kan men haar bestrijken met ossegal en daarna uitwasschen. Of wel, haar uitborstelen met een aftreksel van houtzeep. Is een gedeelte van de jus terechtgekomen op het zeil of linoleum, dan wordt de quaestie gemakkelijker opgelost. Een eenvoudige afwassching met warm zeepsop is voldoende. En dan de plek maar weer flink in de was zetten! Heeft het vet leelijke vlekken gemaakt in gewast hout of in een parketvloer, dan verwijdert men die door ze uit te
VLEKKEN.
25
wrijven met verwarmde witte terpentijn. Men zet het hout daarna opnieuw in de was. Mochten de vlekken voor deze bewerking te diep zijn doorgedrongen, dan schuurt men ze weg met schuurlinnen of staalkrullen. In sommige keukens treft men nog veel „wit-hout" aan. Dat zijn vloeren, tafels, deegrollen, brood- en vleeschplanken, stoven en andere voorwerpen van beuken~, eiken~ of grenenhout, gemaakt met de bedoeling om ze blank te houden. Dit hout wordt dan ook „wit geschuurd", bij welke bewerking men het vuil verwijdert en een klein deel van het witte poeder, waarmee men schuurt, in de poriën van het hout laat dringen. Het wordt ten slotte met koud water nagespoeld, met droge doeken afgeveegd en op een niet te warme plaats te drogen gezet. Goed witgeschuurd hout mag niet afgeven als men er met de hand over strijkt. Zijn in dergelijke gebruiksvoorwerpen of in withouten vloeren vetvlekken gekomen, dan bedekt men die met een laagje pijpaarde en water of met een papje van magnesia, laat dit er eenige uren op liggen, verwijdert het achtergebleven poeder en
herhaalt, zoo noodig, de bewerking. Zijn de vlekken te diep ingedrongen, dan schaaft men ze weg met een stukje glas. Een ander, veel voorkomend vet-euvel doet zich voor op het behang, vooral van kastdeuren. Soms lukt het, met behulp van een watje met benzine, de leelijke vlek te verwijderen. Maar heel voorzichtig te werk gaan! Alleen betten, niet wrijven, en dat met zoo weinig mogelijk vocht. Want als men te veel benzine gebruikt, loopt men groote kans, ook het doek, waarop 't behang geplakt zit, vochtig te maken, waardoor het vuil optrekt en een nieuwe vlek veroorzaakt. Dus het watje, dat in benzine is gedoopt, goed uitdrukken, dan de vette plek ermee betten en voorzichtig nawrijven met propjes droge watten. Wie in 't gelukkige bezit is van geweven behang, verwijdere daaruit eventueele vetvlekken nooit met de een of andere vloeistof (hierdoor zouden, ook alweer door de onderlaag, vlekken of kringen kunnen ontstaan) maar wrijve met droog brood of watten.
26
WAT Gij MOET WETEN.
Leer, dat vettig is geworden, of waarop formeele vetvlekken zijn gemorst, wrijft men af met watjes, gedoopt in benzine of tetra. Ook hier neemt men, om kringen te voorkomen, maar weinig vocht. Wit en lichtgekleurd glaceleer wrijft men na met talkpoeder. Vilthoeden (vuile). Men neme 3 % waterstofsuperoxyde, vermenge dit met 1/3 heet water en met een schoon schuiertje begint men eerst de vlekken te verwijderen, om dan den heelen vilthoed goed onder handen te nemen. Daarna in het volle zonlicht laten drogen. Vliegenvuil. Met het warme zomerweer komen, ieder jaar, de kleine zwarte kwelgeesten onze huizen binnen en ze ergeren ons, niet alleen door hun onaangename aanwezigheid, door het minder smakelijke, 't gevaarlijke soms van hun bezoek aan onze eetwaren, maar vooral ook door de sporen, die ze achterlaten op meubelen en blinkende voorwerpen. Wij schaffen ons vliegenvangers van allerlei soort aan, wij trachten de brommers te lokken met lijm en stroop, wij doen ons best, ze in vernuftig uitgedachte „vallen" te verzamelen en wij maken jacht op dit schadelijke insect met het moord wapen, dat vliegenmepper heet. En toch gaat geen-daige dag voorbij, toch krijgt geen enkele kamer een beurt, of op schilderijlijsten en spiegels, op de knopjes van electrische bellen, op 't glanzende hout der mahonie-meubelen vinden wij het hatelijke vliegenvuil. Op onze gepolijste meubelen vallen die vlekjes erg op. Evenzoo op de vergulde lijsten van spiegels, op de spiegels zelf en op schilderijen. Maar met een wollen lapje, gedrenkt in petroleum, doet men wonderen, tenminste wat de meubelen betreft. Van verguldsel verwijdert men het vliegenvuil met behulp van een doorgesneden ui, die met wat zout bestrooid is. Als men daarmee wrijft en na korten tijd afveegt met een sponsje, in koud water gedoopt en daarna uitgedrukt,
kan men de behandelde plekken rustig laten opdrogen. Zitten er vliegenvlekken op voorwerpen van gevernist metaal of brons, dan kan men ze verwijderen door er met een penseel met wat stijf geklopt eiwit of wat slaolie over te strijken.
VLEKKEN.
27
Vliegenvuil in zijden stoffen (lampekappen, kleedjes, kussenovértrekken en dergelijke) kan men verwijderen door de zijde te dompelen in koud water met een scheutje ammonia, waarna men in schoon koud water naspoelt. Vlekken van vliegenvuil in stoffen, die bestand zijn tegen zeepsop, kunnen worden weggewasschen. Is het vuil terecht gekomen in gekleurde zijde, dan moet men het te wasschen stuk eerst 5 minuten weeken in koud water met zout (voor zijde nooit azijn gebruiken bij 't weeken) . Dan wascht men de zijde in een lauw of koud sop van zachte zeep, (er zijn hiervoor verschillende goede soorten in den handel) spoelt eenige malen na in koud water, strijkt de zij aan den verkeerden kant droog en strijkt ze daarna aan den rechten kant. Bij lampekappen, waaraan de zijde vastzit op het geraamte, maakt men gebruik van een zachte spons, gedoopt in bovengenoemde vloeistof fen. Marmer en zandsteen, door vliegen bevuild, kunnen worden schoongemaakt met uienwater (in een liter water eenige groote uien koken) . Vruchtenvlekken, Deze vlekken kunnen in de meeste gevallen uit niet waschbare zijden weefsels worden verwijderd met absoluten alcohol. Als de stoffen wel kunnen worden gewasschen, moet dat dadelijk gebeuren in schoon, koud water. Ze mogen niet met zeep in aanraking komen. Bij versche vruchtenvlekken kan men de stof strak over een kom spannen en precies op de vlek een straal lauw water gieten. Vlekken van was. Vlekken, ontstaan door roode wrijf was en beits, kunnen soms worden uitgemaakt als men ze eerst uitwrijft met terpentijn (dit wat betreft de was) en daarna met eau de cologne of ongekleurden spiritus, welke laatste behandeling moet dienen om de roode kleurstof te verwijderen. Ook wollen en zijden stoffen kunnen (als ze niet van inferieure qualiteit zijn) deze behandeling wel ver~ dragen. Lukt het niet, dan moet men het kleedingstuk naar een goede chemische wasscherij zenden met opdracht om de vlek uit te maken en, zoo noodig, plaatselijk bij te verven. -
?$
WAT GIJ MOET WETEN.
Watervlekken. Soms gaat het heel gemakkelijk, in andere gevallen is 't een onbegonnen werk om te probeeren, watervlekken uit de een of andere stof te verwijderen. Wie waterspatjes heeft gekregen op een mantel of japon van laken, doet het beste, het kleedingstuk, dat hier en daar leelijke vlekjes vertoont, in zijn geheel nat te maken en het, nadat men het met een doek heeft bedekt, op te strijken. De vlekken zullen dan verdwenen zijn, omdat de stof ontglansd is. Nieuwe watervlekken zullen, ook als men een regenbuitje op den mantel kreeg, niet meer zichtbaar zijn. Watervlekken kan men uit lancastergordijnen verwijderen door wrijving met warme zemelen, mits men er vlug bij is. Wagensmeervlekken. Wagensmeervlekken in niet waschkleeden en tapijten, wrijft men uit met verwarmde witte terpentijn. Zijn ze in waschbare stoffen, dan besmeert men ze met wat olie of boter om ze week te maken en wascht ze daarna in zeepsop. bare weefsels van wol, katoen, fluweel of zijde, in
Waxine-vlekken. Het kan wel eens gebeuren, dat een waxinelichtje vlekken geeft op een peluche tafelkleed. Een dergelijke vlek moet herhaaldelijk worden gewreven met verwarmde witte terpentijn. Voor dat doel wordt de terpentijn, naar wij reeds eerder vertelden, bij kleine hoeveelheden tegelijk, gewarmd in een bakje met heet water. Want terpentijn is licht ontvlambaar en mag dus niet op het vuur ge worden. -warmd Mocht er in het peluche een pletvlek komen door deze behandeling, dan moet het tafelkleed, met den ruigen kant boven den wasem van kokend water gehouden, voorzichtig tegen den draad opgeborsteld en daarna met de hand glad gewreven worden. Ook kan men het kleed zoo noodig aan den achterkant bevochtigen, het strak houden zonder 't neer te leggen en de natgemaakte zijde droog strijken. Wijnvlekken, Op tafellakens en servetten wordt niet zelden wijn gemorst en het kost de vrouw des huizes moeite, die vlekken te verwijderen. In de bleekerijen geschiedt dit
VLEKKEN.
29
niet altijd met de noodige zorg. Daarom verdient het aan linnengoed, waarin dergelijke vlekken zijn, eerst-bevling, thuis een kleine vOórbewerking te laten ondergaan. De beste manier in dezen is behandeling met eau de Javelle, welke vloeistof, indien men er met overleg en voorzichtig mede omgaat, het weefsel geheel onbeschadigd laat. Nadat de vlek vooraf gewasschen is met witte zeep, laat men ze eenigen tijd weeken in helder water, waaraan men een beetje Javelle-water heeft toegevoegd. Gewoonlijk neemt men drievierde gewoon koud water tegen een vierde Javelle.-water. Indien blijkt, dat dit niet voldoende is, kan het geen kwaad, het mengsel een weinig sterker te maken. Men zorge ervoor, dat men de kom, waarin het goed ligt, niet aan de werking van de lucht blootstelt, opdat de kracht niet vervliegt. Men moet de kom bedekken en het goed, nadat het er is uitgehaald, in lauw zeepsop uitspoelen. Het Javelle~water wordt het best bewaard in kruiken, die men op een donkere plaats neerzet, want door den invloed van het licht kan het veel van zijn kracht verliezen. Wie het ongeluk heeft, wijn te morsen op zijden stoffen, zal de vlekken zien verdwijnen, als de zijde wordt uitgespoeld in absoluten alcohol. Gewone brandspiritus kan niet voor dit doel gebruikt worden, omdat de kleurstof, die zich daarin bevindt, een nieuwe vlek zou achterlaten. Dus neemt men absoluten alcohol, die echter voor velen het groote bezwaar zal hebben, nogal prijzig te zijn. Een kleine troost in dezen is echter weer, dat men den alcohol na gebruik voor een volgende gelegenheid (in dit geval dus: voor het uitmaken van andere wijnvlekken) kan bewaren in een goed gesloten fleschje. Heeft men een betrekkelijk klein lapje zij van goedkoope qualiteit, waarin dergelijke vlekken zijn gekomen, dan zal het in veel gevallen even voordeelig zijn, nieuwe zijde te koopen als een voldoenden voorraad absoluten alcohol aan te schaffen. Uit crêmekleurige stoffen kan men versche wijnvlekken verwijderen door ze eerst in koud, daarna in heet water te
30
WAT GIJ MOET WETEN.
doopen, ze te bedruppelen met scherpen azijn en daarna flink uit te spoelen. Verouderde vlekken worden ingewreven met een oplossing van wijnsteen. Zijde. Vlekken in zijde (zie bladz. 191 enz.) .
Zeewatervlekken in glaceleer. Langdurig wrijven met verdunde ammonia geeft vaak een verrassend resultaat als men vlekken van zeewater moet verwijderen uit schoeisel van glacéleer.
DE KEUKEN. „Aan het werk kent men den meester."
Het inrichten van de keuken dient voor ons, huisvrouwen, evengoed een punt van overweging en zorg te zijn als het aankleeden der andere vertrekken. En daarbij moeten wij in het oog houden, dat daar, waar de spijzen worden schoon toebereid, waar bovendien velerlei huishoudelijke-gemaktn bezigheden worden verricht, niet enkel orde en zindelijkheid, maar ook eenvoud en practische zin dienen te heerschen. Geen geborduurde wand-- of schoorsteenkleeden, geen gehandwerkte spreuken, ook al verkondigen zij de grootste waarheden of de meest sentimenteele ontboezemingen. Ook moet de huisvrouw ervoor zorgen, dat van het keukengerei zoo weinig mogelijk open en bloot staat of hangt; immers, hoe aardig het vertrek er ook uit moge zien als glanzende en glimmende voorwerpen aan de muren pronken, het onderhoud van al deze dingen kost ontzettend veel tijd, als ze zuiver en roestvrij willen blijven. Beter is het daarom, indien de plaatsruimte dit toelaat, al die voorwerpen te bergen in kast of lade. Bij het inrichten van onze keuken -- en dit geldt voor den inventaris als geheel (dus voor de toekomstige huisvrouw) zoogoed als voor elk afzonderlijk stuk (dus voor de huisvrouw in functie) moeten wij vóór alles practisch zijn. Zoo is het gevaarlijk, zware voorwerpen aan touwtjes op te hangen boven het aanrecht. Want als de soliditeit van die touwtjes niet voortdurend gecontroleerd wordt, bestaat groote kans, dat een hakmes, een deegroller, een groente~ of vischplank, een koekepan heel onverwacht valt op de breekbare voorwerpen, die op 't aanrecht staan. Zoo is het gevaarlijk, als in de keuken het hoofdkraantje van het gas niet op tijd wordt afgesloten. Want bij het poetsen of onder 't voorbijloopen, kan, zonder dat men het
32
WAT GIJ MOET WETEN.
merkt, een der kleine kraantjes opengaan, zoodat gas ontsnapt. Ontploffing of verstikking kunnen daarvan het gevolg zijn. Zoo is het gevaarlijk, (men behoeft er de gemengde berichten in de dagbladen maar op na te lezen) om petroleumstellen, ~ kachels of — lampen te gebruiken, zonder dat een bak met zand aanwezig is om eventueel begin van brand terstond te blusschen. Zoo is een papiermand in de keuken dringend noodig. Want juist in het vertrek, waar den geheelen dag wordt gewerkt, kan het papier, dat in de mand wordt gedeponeerd, voor allerlei doeleinden gebruikt worden. Telkenmale als kruidenierswaren zijn uitgepakt, als andere levensmiddelen of voorwerpen van hun omhulsel zijn ontdaan, doet men ver dat papier in de keuken-prullemand te deponeeren.-standig,l Het afwrijven van de kachelplaat met papier zuinigt heel wat lappen uit. Messen en vorken, die niet dadelijk kunnen worden gewasschen, moeten eerst met een stuk papier worden afgeveegd en kunnen dan gerust nog even blijven liggen, voordat ze een verdere reinigingskuur ondergaan. Stevig papier, als bijvoorbeeld vetpapier, karton en dergelijke soorten, legge men op den bodem van den vuilnisemmer, die door dezen maatregel in de eerste plaats veel zindelijker, maar bovendien ook vrijwel roestvrij blijft. Zoo is het noodig, dat de huisvrouw en haar dienstboden voor het vastmaken van den boezelaar nooit gewone, maar altijd veiligheidsspelden gebruiken, omdat het zoo licht kan gebeuren, dat een speld van het schort in het eten valt. Zoo is het noodig, dat in de keuken een naaitaschje aan bij het vullen van een kalfsborst of van-wezigs,ant gevogelte, bij het oprollen van blinde vinken worden naald en draad, schaar en vingerhoed gebruikt. Zoo'n taschje kan op eenvoudige manier van een overgeschoten lapje linnen worden gemaakt en moet, behalve het benoodigde garen, ook een roestvrije schaar en een paar stevige naalden van ver schillend formaat bevatten. Bij het naaitaschje berge men in de la van de keukentafel een kluwen sterk wit bindgaren, desgewenscht ook een klos wit en een klos zwart naaigaren. -
DE KEUKEN.
33
Zoo dienen in iedere keuken aanwezig te zijn een nauwkeurige weegschaal en een paar litermaatjes, opdat men zonder veel moeite maat en gewicht van de ingekochte spijzen en dranken kan controleeren. Voor de kleeding van haar, die in de keuken werkzaam zijn, is, zoogoed als voor alles wat de aankleeding van de keuken betreft, eenvoud, doelmatigheid en zindelijkheid een eerste vereischte. Niet alleen voor het dienstmeisje, ook voor de vrouw des huizes zelve, als die de taak van koken op zich_ neemt, zijn waschbare stoffen aan te bevelen. Het beste is, voor dat doel een katoenen japonnetje met korte of half lange mouwen. Ook kan men losse, wit katoenen mouwen nemen, die over de andere heen gaan. Daarbij behoort een groot, waschbaar schort, alles zonder kanten of strooken. Hoe komt het toch, dat wij hebben gebroken met de goede, oude gewoonte om, gedurende onze bezigheden in de keuken, een wit mutsje te dragen? Als zoo'n mutsje werkelijk practisch van model is en niet enkel een kokette hoofdtooi, waaraan alleen de eisch wordt gesteld, dat het moet flatteeren, beschermt het ons haar uitstekend tegen stof, meel en vooral ook tegen de onaangename etensluchtjes. Nog eens vragen wij, waarom kleedt de huisvrouw, die zelf kookt, zich in de morgenuren niet op de manier, zooals op de huishoudscholen gebruikelijk is? Gummi schortjes. Wie gewend is, gummi schortjes te dragen, zal ondervinden, dat dit moderne kleedingstuk niet tot de meest solide gerekend kan worden. Het scheurt gemakkelijk en ziet er dan onooglijk uit. Gelukkig kan men met een beetje handigheid zelf de reparatie verrichten. Kleine gaatjes plakt men aan den achterkant dicht met een stukje Engelsche pleister, doch groote winkelhaken moeten anders behandeld. Met reepjes van postzegels haalt men de scheur bijeen en plakt er dan een reepje stof over in de kleur van het gummi (aan den achterkant) , met het volgende plaksel: 1 blaadje gelatine oplossen in een beetje azijn, door het even in een kopje warm water te zetten. Men verkrijgt op deze manier een uitstekend plaksel, dat bewaard kan worden.
-
,
34
WAT GIJ MOET WETEN.
Als het plaksel weer noodig is, moet het opnieuw week gemaakt worden. Bijzonder brandgevaar geven deze gummischortjes niet. Komen ze in aanraking met een vlam, dan smelt de rubber, zooals ook een pijp lak afsmelt als die in de vlam gehouden wordt. Echter moet men er in een dergelijk geval terdege rekening mee houden, dat zoo'n gloeiende rubberdruppel even pijnlijk zou inwerken op een onbeschermd lichaamsdeel als kokende lak dat zou doen. Het is dus zaak, op zoo'n moment handen en voeten onmiddellijk tegen die vallende druppels te beschermen! Er zijn in de keuken allerlei „kleinigheden" aan te brengen, die het werk kunnen vereenvoudigen, waardoor tijd en moeite wordt uitgespaard. Richt bijvoorbeeld voor het meisje, dat de kamers doet, een mandje in met den volgenden inhoud:
eenige potjes was in verschillende kleuren, een meubelschuier, een stukje schuurlinnen, een kurk en de noodige stof~ en wrijfdoeken. Op die manier gewapend, heeft zij alles bij zich wat noodig is om het meubilair goed in orde te houden. Ze behoeft dan niet bij elk uitgebeten vlekje, dat ze op tafel of stoel ontdekt, naar de werkkast te loopen, die zich soms een of twee étages lager, soms in een heel ander deel van het huis bevindt. Bij het opbergen van werkmateriaal verdient het, ook alweer om het zichzelf en den dienstboden gemakkelijk te maken, groote aanbeveling, zooveel mogelijk de benoodigdheden, die voor één groep werk gebruikt worden, bij elkaar in één doos of mandje weg te bergen. In de eerste plaats zal de kast dan ordelijk blijven en in de tweede plaats behoeft men, als de werkzaamheden beginnen, geen tijd te verliezen om het benoodigde materiaal bij elkaar te zoeken. Ten slotte zouden wij onze lezeressen nog den raad willen geven, in de keuken altijd in voorraad te hebben: een fleschje witte terpentijn, ammonia, absolute alcohol, tetra (het onschuldige vlekkenwater) brandspiritus, 3 % waterstof superoxyde, (voor het uitbleeken van sommige vlekken) , lijnolie en kalkwater voor eventueele brandwonden. Verder goede, practische schuurzeep en dáár, waar met petroleum~
35 stellen of -kachels gewerkt wordt, een flinke bak vol droog zand ter blussching van brandjes. Natuurlijk kunnen we hier niet volledig zijn, want wat in 't eene gezin noodzakelijk blijkt, zal elders totaal overbodig zijn. DE KEUKEN.
Aluminium. Keukenmateriaal van aluminium is niet al te solide, omdat aluminium niet tot de harde metalen behoort. Het deukt, krast, buigt en breekt daarom gemakkelijk en met deze gevoeligheid moet zoowel bij het gebruik als bij het schoonmaken steeds rekening worden gehouden. Men kan dit metaal glimmend en blank houden met behulp van de kleine, fijne metaaldraadsponsjes, die speciaal hiervoor in den handel zijn. Ze kunnen niet alleen voor den buitenkant van de pan gebruikt worden, maar evengoed om het inwendige (nadat het vuil daaruit verwijderd is) mooi glanzend te maken. Nu is er een bezwaar aan die sponsjes verbonden; ze slijten gauw en zijn nogal prijzig. Een andere, goedkoopere manier om aluminium blank te houden is, het metaal te schuren met olie en fijn zand. Men doopt een lapje in een paar druppels olie, tipt het dan even in een schoteltje met het fijnste zand, dat te krijgen is en schuurt de pan schoon, die daarna wordt afgespoeld in heet water (zonder zeep) en met een beetje warm zand nagewreven. Wie aluminiumpannen van binnen blank wil houden kan dat ook doen door er af en toe water met citroensap in te koken. Aluminium (zwarte vlekjes in). Die zwarte vlekjes (welke zich bij aluminium dikwijls vertoonen) bewijzen de aanwezigheid van een spoortje ijzer. Ijzer is in aluminium eigenlijk contrabanda, en de fabrikanten leggen er zich dan ook steeds zooveel mogelijk op toe, om „rein" aluminium te leveren, wat hun nog niet altijd gelukt. Ter geruststelling diene, dat de zwarte vlekjes voor de gezondheid volkomen onschadelijk zijn. Meestal kan men ze verwijderen met behulp van een scheutje sterke azijn. Er moet dadelijk met veel schoon water worden nagespoeld, daar zuren het aluminium aantasten. En nu wij toch over aluminium spreken, willen wij meteen
36
WAT GIJ MOET WETEN.
even vertellen, dat de oorzaak der kleine ronde gaatjes, die zich vaak vertoonen in pannen, uit dit metaal gemaakt, te zoeken is bij den fabrikant en niet (zooals menigeen denkt) bij de vrouw des huizes. Als nl. onder het smelten van het metaal luchtblaasjes voorkomen, zullen die later de zoozeer gevreesde gaatjes vormen. Wij wijzen er onze lezeressen met nadruk op, dat het zaak is, om bij het koopen van aluminium voorwerpen, aan te dringen op absoluut zuiver aluminium. Men vrage den winkelier garantie! Men mag nooit vergeten, dat aluminium wordt aangetast door soda, verschillende bogen en chloorkalk. Al deze zilverigglanzende keukenvoorwerpen, zoowel pannen als opscheplepels, schuimspanen en teilen, ketels en vergieten, verliezen heel gauw hun mooi glimmend uiterlijk, als ze niet goed behandeld worden. Ze mogen vooral niet met grof zand worden uitgeschuurd. Heel fijn zand met zeep moet als schoonmaakmateriaal dienst doen, maar ook slechts matig aangewend. Water kan in aluminiumspannen niet blijven staan zonder dat de binnenwand dof wordt. De mooie zilverglans blijft (wat den binnenkant van het kookgerei betreft) goed bewaard als men er af en toe appelmoes in bereidt. Het vruchtenzuur der appelen houdt het metaal blank. Van belang is het feit, dat in zuiver aluminium niet alleen vruchten zonder bezwaar gekookt kunnen worden, maar dat ook allerlei likeuren en zelfs wijnsoorten met een zuurgehalte van 0.8 % (de meeste soorten bevatten minder) zonder nadeel met aluminium in aanraking kunnen gelaten worden. De voordeelen van aluminium in de keuken zijn deze: Het is een licht en glanzend metaal, dat als het goed onder houden wordt, een vriendelijken indruk maakt. Het roest niet en blijft, zoowel in droge als in vochtige lucht, lang glanzend en behoeft dus niet dikwijls gepoetst of geschuurd te worden. Als men het op de juiste wijze behandelt, het nu en dan met heet water overgiet en met zachte doeken opwrijft, glimt het als zilver.
DE KEUKEN.
37
Blik. Blikken voorwerpen, die schoongemaakt moeten worden, overgiet men met zeer heet water en wrijft ze met zachte doeken droog. Zijn ze vettig, dan wascht men ze in heet, schuimend zeepsop, droogt ze en poetst ze met fijn krijt. Zijn de voorwerpen sterk aangeslagen, dan poetst men ze als zilver. Het verdient aanbeveling om keukenzeeven, voordat men ze weer in gebruik neemt, nog af te spoelen met heet water. Taart- en puddingvormen en rij stranden poetst men nooit aan de binnenzijde, maar wascht ze zorgvuldig schoon. Dweilen. Ook de dweil vraagt een zindelijke behandeling, wil hij niet heel gauw een onooglijk, onsmakelijk gebruiksvoorwerp worden. Daarom moet men ervoor zorgen, dat de dweil telkens na het gebruik herhaaldelijk wordt uitgespoeld in schoon water, waarna hij goed wordt uitgewrongen, glad getrokken en te drogen gehangen. Zoodra het noodig blijkt, geeft men de dweilen een bad van lauw sodawater, waarin men ze een poosje te weeken zet en stevig uitdrukt om het losgewerkte vuil te verwijderen. Dan wascht men ze in een warm zeepsop, waarin een handvol soda is opgelost, spoelt ze na en hangt ze te drogen. Men moet eraan denken, bij het wringen van molton~ dweilen de dweil met den zelfkant naar boven te nemen zoodat dus om de zoomen heen gewrongen wordt. Op die wijze hebben de zwakke draden het minst te lijden, en knapt de dweil niet zoo gemakkelijk stuk. Citroenen (uitgeperste) . Als poetsmiddel zijn uitgeperste citroenen, die ontdaan zijn van hun geurigen schil, uitstekend geschikt. Het overgebleven vruchtvleesch vormt een zeer goed poetsmiddel voor allerlei metalen en is volkomen onschadelijk.. Met citroensap en zout verwijdert men zeer snel vlekken aan de handen, die ontstaan zijn door het schillen of schoonmaken van groenten, vruchten of aardappelen. Citroensap met fijn zand is een prachtig poetsmiddel voor koper, blank ijzer en zeer vuil nikkel of staal, als het metaal maar met water wordt nagespoeld en flink met zachte doeken opgewreven.
38
WAT GIJ MOET WETEN.
Email. Vooral hier geldt het parool „een goede be. handeling verzekert een lang leven." Want al zijn de pannen en ketels ook van de allerbeste kwaliteit, als er ruw of verkeerd mee wordt omgesprongen, raken ze al gauw in verval. Wie het gevreesde afschilferen wil voorkomen, moet de volgende tien geboden in acht nemen: 1 0 . Laat geen vloeistof tot den laatsten druppel in pan of ketel verkoken. 2 0 . Giet nooit koud water in een heete pan. 3 0 . Laat émail nooit vallen en zet het niet hard neer op marmer of steen. 4 0 . Zet geen pan droog op het vuur.' 5 0 . Zet een pan, die kokendheet is, niet direct op een kouden ondergrond. Door de plotselinge afkoeling kan het émail springen. 60 . Zet de pannen na het gebruik met lauw water weg en wasch ze daarna in warm zeepsop. Is er aanzetsel in, dat .nog te vast zit, boen dit dan weg met Brusselsche aarde of zandzeep. Is dit niet mogelijk, doe dan nog wat water in de pan opdat de korst verder los kan weeken. 70 . Krab nooit met messen of andere harde voorwerpen het vuil af, maar gebruik een harden panneboender. Of kook de pannen uit met sodawater. In de meeste gevallen zal het vuil dan loslaten. 8 0 . Zien de pannen er wat goor en onfrisch uit, boen ze dan uit met verwarmd bleekwater, waarin wat azijn is ge~ mengd, en zorg er voor, vaak en goed na te spoelen. 90 . Maak geëmailleerde kachels en fornuizen schoon met warm zeepsop, droog ze en wrijf ze dan na met witte of zwarte meubelwas. 100 . Boen geëmailleerde tellen uit met Brusselsche aarde en zeep, spoel ze goed na en droog ze met een zeemleeren lap. Mocht het émail bruin aangeslagen zijn, wrijf het dan af met bleekwater en azijn. De ondervinding heeft geleerd, dat, waar eenmaal een stukje émail van kookgerei is afgestooten, de ijzeren onder-laag snel gaat roesten en spoedig doorslijt, ook als het afgestooten plekje niet grooter is dan een speldeknop. Voorzichtig~ heid zij dus aangeraden, voorzichtigheid vooral bij het
DE KEUKEN.
39
schoonmaken, dat, wat den buitenkant der pannen aangaat, moet geschieden door afboenen met heet sodawater en, als de pannen nog vochtig zijn, ze na te wrijven met een in krijt gedoopten doek. Naspoelen met lauw water en goed afdrogen. De geëmailleerde koekepan moet op dezelfde manier behandeld worden als het andere keukengerei, uit dit materiaal vervaardigd. Men zorge steeds, de beste kwaliteit émail te krijgen! Het Fornuis. Tien geboden voor haar, die aan 't fornuis staat.
1°. Zorg ervoor, dat al wat gij noodig kunt hebben, voorradig is. 2 0 . Betracht, zoowel wat uw kleeding als wat uw handen betreft, de grootst mogelijke zindelijkheid. 3 0 . Spoel elke pan vóór het gebruik even om. 4°. Neem de pan naar verhouding van de spijs, die erin gekookt moet worden. 5 0 . Leg nooit het deksel van een pan, die in gebruik is, met den binnenkant op tafel of aanrecht. Hoe licht kan het niet gebeuren, dat stof of vuil eraan blijft vastkleven en straks in het eten valt. 6 0 . Laat geen lepel (en vooral geen houten) in het eten meekoken en laat evenmin lepel of vork onder het koken op het deksel van de pan liggen. 7 0 . Werk met zoo min mogelijk gereedschap en berg elk stuk dadelijk op zijn plaats. 8. 0 Proef de gerechten steeds met een schoonen lepel of vork. 9°. Zorg, dat alle eet- en drinkwaren, die in de keuken staan, toegedekt zijn. 100 . Zet de pannen, na 't gebruik, met lauw water weg totdat ze schoongemaakt worden. Aanmaken van 't fornuis. Als het fornuis is leeggehaald en het rooster afgeveegd, spreidt men op het rooster een krant uit, legt daarop wat houtjes en stukjes aanmaakturf, daar bovenop een aan brokken geklopte briket of wat stukjes turf en sluit de opening met ringen en dekseltje. Aan den onderkant steekt men nu met behulp van een lucifer
40
WAT GIJ MOET WETEN.
of vuurmaker den brand erin. Als de schoorsteen en de circulatie van 't fornuis goed in orde zijn, zal deze manier van aanmaken niet het minste bezwaar opleveren. De gemakkelijkste wijze is gebruikmaking van een gaspook, die aangesloten wordt op de gasleiding, die in elke keuken wel aanwezig zal zijn. De prijs daarvan is circa twee gulden, vermeerderd met den prijs voor een gummislang, afhankelijk van de lengte. Door hiervan gebruik te maken is het onnoodig vooraf het fornuis te ledigen; de nog aanwezige, uitgebrande brandstof kan in het fornuis blijven; alleen een beetje oppoken, om de asch te verwijderen. Daarna wat kolen of cokes bijvullen en de gaspook in het fornuis brengen. Na een minuut of vijf het fornuis geheel bijvullen. Om een geheel ledig fornuis met een gaspook in brand te brengen, moet op den rooster worden aangebracht Benig droog hout en bovendien eenige stukken houtskool; daarop wat brandstof, waarna de gaspook wordt ingebracht. Na een minuut of vijf de gaspook uitnemen en brandstof bijvullen. Bij gebruik van een gaspook moet het fornuis „op trek" worden gezet, ten einde den rook te verwijderen. Op bovenstaande wijze worden rook en stof voorkomen. Het gootsteenkastje. Met klem zou ik er op willen wijzen, dat het kastje onder den gootsteen bijna altijd vochtig is. Het verdient daarom aanbeveling het alleen te gebruiken als bergplaats voor de kannen of flesschen met petroleum, spiritus en ammonia. Geen zand, geen soda erin bewaren, want beide worden, als ze vochtig zijn, minder geschikt voor 't gebruik. Hout. Het ongeschilderde houtwerk, zooals hakbord, vleesch- en vischplank, deegrol, koolschaaf en al de grootere en kleinere ingrediënten, die uit „wit hout" gemaakt zijn, worden in den loop van den tijd door 't gebruik goor en onooglijk. Zulk houtwerk moet eerst flink schoongemaakt worden met zeepwater, of, zoo het niet erg vuil is, met schoon water. Men moet bij het boenen vooral zorgen, dat de vlekken er
DE KEUKEN.
41
goed uitgaan; daarna moet met schoon water worden nagespoeld. Voor vette planken, b.v. als die voor het bewerken van vleesch zijn gebruikt, voor vischplanken, hakborden enz., kan men gerust een harden boender met heet sodawater nemen. In plaats van dadelijk met koud water kan men eerst naspoelen met bleekwater. Om hout mooi wit te krijgen, kan men het, als het volkomen schoon is, afnemen met water, waarin wat krijt is opgelost of wel men kan er wat witsel op strooien en dat inwrijven met een vochtig gemaakten schuurlap of harden doek. Houten voorwerpen, die met spijzen in aanraking komen, moet men niet met krijtwater afnemen. Zijn ze met bleekwater behandeld, dan moeten ze met ruim water worden nagespoeld. Dunne houten voorwerpen zet men, om krom trekken te voorkomen, op een niet te warme plaats te drogen. Groente- en vruchtenvlekken, zooals die van roode kool, bessen en frambozen, kan men er soms uit verwijderen door ze te wrijven met citroen of azijn. Altijd lukt dit echter niet. Ketelsteen. Met de grootste fiardnekkigheid zet de ketelsteen zich vast aan de binnenwanden van het vaatwerk, waarin het water wordt gekookt. Om dezen ketelsteen te verwijderen, is in de meeste zaken van huishoudelijke artikelen een soort sponsje te koop, de zoogenaamde collector, die, in den nieuwen ketel gelegd, het aanzetten van steen schijnt te voorkomen. Maar er zijn ook middelen om het vormen van ketelsteen te genezen: Men kan in den ketel aardappelen zoólang laten koken tot ze tot moes zijn geworden. Men moet het moes er dan uit nemen; reeds na dit eerste koken zal een gedeelte van den ketelsteen los gelaten hebben. De losgelaten stukken worden uit het moes genomen, dit laatste weer in den ketel gedaan en met wat water opnieuw sterk gekookt, waarna de nog overgebleven stukken ketelsteen ook loslaten. Dit middel is goedkoop en de ketels lijden daarbij niet zoo veel, als wanneer men ze door den koperslager laat schoonmaken. Een andere goede raad: Vul den ketel geheel met azijn, doe er een paar flinke scheppen zout bij en laat dit even doorkoken. Daarna met een kwastje den ketel goed schoon
42
WAT GIJ MOET WETEN.
boenen, den tuit met een daarvoor bestemd borsteltje. He uitkoken moet natuurlijk op tijd gebeuren. Een ketel, die den geheelen dag gebruikt wordt, moet minstens om de zes weken een dergelijke reinigingskuur ondergaan. Koper. Om koperen voorwerpen, die vuil geworden zijn en waarop dus lang gepoetst zou moeten worden, op snelle manier schoon te krijgen, kan men citroensap of ammoniak gebruiken. Ook hardnekkige vlekken verdwijnen in de meeste gevallen als men ze afwrijft met een doekje, gedoopt in een van deze vloeistoffen. Als ,,,zwart geworden" koper geschuurd wordt met fijn zand en citroensap en daarna goed wordt uitgewreven, zal men verbaasd zijn over 't resultaat. Om te voorkomen, dat rood of geel koper herhaaldelijk ge moet worden, dient men op de volgende dingen te letten:-poets 1 0 . Het koper op een droge plaats bewaren. 2 0 . Het zoo min mogelijk in aanraking laten komen met zuren, vetten en zouten. 3 0 • Het (als 't gepoetst is) goed uitwrijven. 4°. Het af en toe overgieten met kokend water en daarna stevig opwrijven. Kurken (oude). Bij hoopjes liggen ze in de la van de keukentafel en mevrouw noch haar dienstmeisje weten, met hoe weinig moeite ze weer bruikbaar te maken zijn, zóó bruikbaar zelfs, dat ze een glazen stop kunnen vervangen. Men maakt voor dit doel een warm padje van twee deelen was en één deel rundvet, legt daarin de kurken, wrijft ze luchtigjes af en laat ze op een warme plaats indrogen. Zóó toebereid, kunnen ze gerust weer gebruikt worden. Melkkokers. Een euvel is in veel gezinnen, dat door de huisvrouw niet voldoende wordt gelet op het materiaal, dat voor 't koken van de melk wordt gebruikt. De voorwaarden, waaraan elke" melkpan, elke melkkoker moet voldoen, zijn deze: Er mag niet het minste restje van den vorigen dag, geen rand of korstje, hoe klein ook, op den bodem zijn achter~ gebleven. Er moet voor worden gezorgd, dat na het rein~
DE KEUKEN.
43
gingsproces een naspoeling met schoon water volgt en vooral dient er terdege op te worden gelet, dat geen kookgerei wordt gebruikt, dat door kwaliteit of langdurig gebruik ~ dus door slijtage --- een te dunnen bodem heeft! Als verder de melkkoker, voordat de melk erin gaat, nog even onder de kraan wordt gehouden, zoodat ze van binnen goed vochtig is, als desnoods een uiterst dun laagje water op den bodem blijft liggen, is, menschelijkerwijze gesproken, de kans op aàngebrande melk nihil! Tenzij .... de melk niet versch is. Nikkel. Het verdient aanbeveling om nikkel uitsluitend af te wrijven met een zeemlederen doek of met kokend water te overgieten en dan met een zachten doek te drogen. Poetsen is verkeerd, daar dan het metaal op den duur dof wordt. Beginnen zich van dat dof worden reeds sporen te vertoonen, dan kan het kwaad dikwijls nog verholpen worden door met een in benzine vochtig gemaakten zeemlederen lap het zaakje af te wrijven. Nikkelen randen van kachels en petroleumstellen worden alleen met droge, zachte doeken opgewreven. Poetsextract gebruikt men alleen als het nikkel zoo vuil is, dat het, op bovengenoemde manier behandeld, niet schoon wordt. Als men poetsextract heeft gebruikt, moet met fijn wit krijt worden nagewreven.
Bij vernikkelde voorwerpen moet er bij het onderhoud vooral op gelet worden, dat poets- en reinigingsmiddelen worden gekozen, die het dunne deklaagje zoo min mogelijk aantasten. Want als dat laagje afgesleten is, krijgt het voor werp een onooglijk aanzien. Vernikkelde voorwerpen overgiet men bij voorkeur met heet water en wrijft ze met een zachten doek droog en glimmend. Vuil nikkel neemt men eerst met zeepsop af. Alleen als het hoog noodig is, met slaolie poetsen en met Weener krijt of Parijsch rood nawrijven. Roestige plekjes kan men meestal verwijderen met petroleum, die men 12 uur laat inwerken, waarna de opgeloste roest kan worden weggewreven.
WAT GIl MOET WETEN.
Leeren lappen. Een goede huisvrouw dient te weten, dat de zeemleeren lappen, die zij koopt, soepel, rekbaar en zacht moeten zijn, zonder dunne plekken te vertoonen. Om dit laatste te constateeren, moet zij de lap tegen het licht houden. Is het zeemleer wat ongelijk van dikte, dan zijn alleen die exemplaren te nemen, waarbij de dunnere gedeelten niet in het midden vallen; immers onder 't werk heeft de lap juist daar het meest te lijden. Ook zeemleeren lappen, die, als men ze tegcn het licht houdt, naden vertoonen (de sporen dus van dichtgenaaide scheuren) zijn niet aan te bevelen. Verder dient de huismoeder erop te letten, dilt het zeem een geschikt en handig model heeft. Het meest practisch is een van rechthoekigen vorm. Men moet geen lap koopen met scherp uitstekende punten of diepingesneden randen! Ligt het in de bedoeling, ook voor het houtwerk een leeren lap te gebruiken, dan moeten twee exemplaren van verschillende qualiteit worden aangeschaft: het eene, dat alleen voor 't lappen van de ruiten dienst zal doen, moet dun en glad zijn; 't andere - voor houtwerk en meubelen - dik en wollig. Sponzen. Er zijn heel veel huisvrouwen, die erg gesteld zijn op gebleekte sponzen, daar deze er zoo mooi uitzien. Inderdaad is dit niet meer dan schijn, want daar men dit artike1, om het die mooie ge1e kleur te geven, door diverse chemicalien moet laten gaan, spreekt het vanzel£, dat de sponzen daardoor meer aangetast, ergo voor een aanmerkeliJk dee1 van hun inwendige sterkte beroofd zijn, terwijl de z.g. nat u reI sponzen, dat zijn de bruine, hoogstens 1 maal 6£ door zwavelzuur 6£ door zoutzuur zijn gegaan, om ze van diverse onreinheden, die hun bij aankomst aankleven (steenen of zand) te ontdoen, waarna ze in schoon water worden nagespoeld. Zoodat deze sponzen, alleen reeds omdat ze minder met diverse chemicalien geYmpregneerd zijn, beter geschikt zijn voor de menschelijke huid. Het at of niet genaaid zijn van een spons behoe£t aan de geschiktheid of degelijkheid niets af te doen. In plaats van de natuurlijke worden tegenwoordig veel gutta-percha sponzen in den handel gebracht. Dit surrogaat is elastisch en stevig, maar stugger in het gebruik; de gummispons heeft echter het groote voordeel, dat zij gerust in
DE KEUKEN.
45
zeepsop gestopt mag worden. Daarom kan men haar ook gebruiken voor vuil werk. Spons en lap. Het is in veel gezinnen een gewoonte om zoo nu en dan het houtwerk van deuren en kozijnen af te nemen met warm zeepwater. De vuile plekken, zooals deuren die soms vertoonen om en bij de kruk, verwijdert het zinde dienstmeisje „prachtig" met behulp van Ira, Monkey--lijke brand of ... zand. Maar ze weet niet ~ of in elk geval, zij trekt er zich niets van aan ~ dat bij een dergelijke schoonmaakbeurt niet alleen het vuil, maar ook een deel van de verf aan doek of borstel blijft zitten en dat, bij herhaling van deze reinigingsmethode, het houtwerk kale, vervelooze plekken krijgt. De huisvrouw, die weet hóe gewerkt moet worden, zorgt ervoor, dat deuren en kozijnen worden schoongehouden met spons en lap; dat het meisje ze hoogstens eerst even afneemt met koud zeepwater zonder soda, waarna zij ze dadelijk afsponst met schoon, koud water. Af en toe een scheutje azijn in het water kan geen kwaad. Bij het schoonmaken van spiegels en het glaswerk van platen en schilderijen kunnen spons en lap wel achterwege blijven, want de ervaring leert, dat ze bij die bezigheid meer kwaad dan goed verrichten. Een druppel water toch, die verzeild raakt achter het glas van een teekening of plaat, zoo'n enkel drupje, dat zich een weg baant achter den spiegel, kan heel wat onheil stichten. In dit geval is het dus veel verstandiger af te wrijven met een goed uitgedrukt lapje, gedrenkt in spiritus, en na te poetsen met een zacht doekje, waarin een beetje blauwselpoeder. Als het blauwsel niet meer op het glas blijft kleven, is dit volkomen helder. „De vensters mogen niet gewasschen worden, als de zon erop schijnt!" waarschuwt de huisvrouw haar dienstmeisje. En zij heeft gelijk, want er is veel kans, dat dan „het weer" erin komt. Maar drukt zij haar gedienstige ook op het hart, om, voordat deze gaat glazen lappen, de ruiten eerst ter dege stof schoon te maken? De hinderlijke krassen en strepen op onze vensterruiten zouden vermeden kunnen worden, als onze Aaltje's en Dina's altijd aan dit eenvoudige voorschrift hadden voldaan. Voor 't glazenwasschen moeten twee emmers of teilen
46
WAT GIJ MOET WETEN.
schoon water worden genomen; in de eene ligt de spons, waarmee het meisje de ruiten wascht, in de andere wordt de leeren lap telkens verfrischt en stevig uitgewrongen. Vuile spons en lap. Zijn de „leeren lappen" vuil of vettig, dan weekt men ze een tijdje in lauw water met ammonia. Daarna worden ze gewasschen in lauw zeepsop en nagespoeld in frisch water, waaraan men een paar druppels slaolie heeft toegevoegd. Tijdens het drogen moet het leer wat worden opgerekt. Zeemleer moet langzaam drogen en ook als het volkomen droog is, nogeens worden gerekt. Nooit bij de kachel drogen! Is een spons vettig of kleverig geworden, dan wascht men ze in sodawater en spoelt lang na in schoon water. Een ander, minstens evengoed middel, is, om de spons te overgieten met onverdunde ammonia. Na eenige minuten wascht men de spons even uit in koud water. Zij voelt dan extra kleverig aan, maar als men haar nu gaat spoelen in veel koud water (liefst onder de kraan) verdwijnt al het vuil en wordt de spons als nieuw. Om haar lang goed te houden, moet men een spons telkens na 't gebruik in schoon water uitwasschen, goed uitdrukken en ophangen. Een nieuwe spons moet eerst uitgeklopt worden, een dag in lauw water liggen en daarin voortdurend worden uitgespoeld om het zand, de schelpjes of steentjes, die er misschien in zijn, te verwijderen. Een werkspons moet men zóó gebruiken, dat zij niet al te vuil kan worden, dus niet voor alle mogelijke onzindelijke werkjes. Daarvoor neme men liever een doek. Telkens na het gebruik moet de spons goed worden uitgespoeld in lauw water, waarin, zoo men wil, wat citroensap is gedruppeld. Tin. Tinnen keukenvoorwerpen kunnen niet succes ge~ schuurd worden, tenminste als ze niet gepolijst zijn. Men dompelt ze eerst in sodawater en schuurt ze dan met Brusselsche aarde, spoelt ze na en droogt ze. Door het schuren van tin ontstaat die eigenaardige kleur, die men zoo graag ziet bij voorwerpen van dat metaal. Men moet echter slechts bij uitzondering schuren, daar het tin anders te veel zou slijten. Een paar maal per jaar is doorgaans voldoende.
i7
DE KEUKEN.
Eens per maand kan men de voorwerpen in heet zeepsop schoonmaken. In dat geval goed nadrogen. Springvormen. Het groote voordeel van een springvorm is weI. dat de opstaande rand gemakkelijk van den bodem is los te maken, zoodat de taart bij het uit den vorm nemen maar weinig te lijden heeft. Maar ... ook een springvorm heeft zijn zwakke zijde. Langs de sluiting toch kan het boter uit het deeg en waarmee de vorm is ingesmeerd, gemakkelijk in den oven druipen, waar~ door de oven vet en het gebak droog wordt. Men kan dat kwaad verhelpen door de gIeuf Iangs den rand, zoo noodig Iangs den geheelen bodem~omtrek, dicht te stoppen met een. stevig papje van tarwebloem en water, op de manier van stopverf. Een andere voorzorgsmaatregel is het voeren van den vorm met een wandje van boterhampapier.
Waarom. W a a rom springt zoo menig gIas, dat in kokend, zel£s in warm water wordt gewasschen? Omdat glas door warmte uitzet. Geschiedt nu die uitzetting onregelmatig of al te plotseling, dan zal het gIas, dat immers 0, zoo broos is, hoorbaar spring en. Wilt er dus aan denken, dat het glaswerk (voor kristal geldt hctzel£de) eerst door Iauw water wordt gehaald, voor~ clat het in het heete sop gaat. W a a rom springen heete borden en schaIen, als ze pIot~ seling op een marmeren aanrecht worden gezet? Omdat (wij hebben nu den "tegenvoeter" van het voor~ gaande geval) zij niet tegen te spoedige a£koeling kunnen. N eemt dus den voorzorgsmaatregeI. papier, hout of doeken op het aanrecht te leggen, voordat met den afwasch wordt beg onnen. Ook kan met groot succes, zooals tegenwoordig meer en meer in gebruik komt, een rek of teil worden neer~ gezet, waarin men de borden en het andere vaatwerk plaatst om uit te lekken. W a a rom lekt de houten waschtobbe bij warm zomer~ weer? Omdat het hout door de warmte krimpt en naden ontstaan -4
48
WAT GIJ MOET WETEN.
tusschen de plankjes, waarvan de tobbe gemaakt is. Giet dus, als het warm zomerweder is, het houten vaatwerk van tijd tot tijd vol water en laat het zoo eenige uren staan, dan is het altijd voor gebruik gereed. Waarom is niet in elke keuken een doos, een la, een kastje, een plank, waar, netjes opgevouwen, het pakpapier bewaard wordt? En waarom gebruikt men niet een stokje ~-bijvoorbeeld een van de houten pennen uit een rollade ~ om er de eindjes touw op te winden? Telkens aan elkaar geknoopt, ja zeker, en zoo ge wilt, kleur bij kleur. Een tafella, een sigarenkistje vormen een uitstekende bergplaats. Het leert uw dienstmeisje ordelijk en zuinig zijn; 't heeft bovendien het groote voordeel, dat er altijd papier en touw voorhanden is. Vele kleintjes...... IJzer en staal. Voorwerpen, van een dezer beide metalen gemaakt, zullen (vooral in een keuken, waar geen voldoende ventilatie is en waar dus de vochtige dampen blijven hangen) licht aan roesten onderhevig zijn. Zij moeten daarom geregeld worden onderhouden, en wel op de volgende manier: Men dompelt het voorwerp (springvorm, eierklutsers, panne koekmes, enz. enz.) in heet water, waarin zooveel soda is opgelost, dat het vettig aanvoelt. Daarna schuurt men het metaal met een lapje, dat gedompeld is in Brusselsch zand, steeds in dezelfde richting, totdat alle roestvlekken verdwenen zijn. Daarna spoelt men met schoon water, droogt stuk voor stuk af met oud linnen of zeemleeren lappen en schuurt dadelijk na met warm schuurzand, dat van een uiterst fijn soort moet zijn, daar men anders leelijke krassen krijgt op het blanke metaal. Ijzeren pannen. Dit materiaal is niet alleen sterk, maar ook gemakkelijk te onderhouden en onschadelijk voor de gezondheid. Ijzeren kookgerei, dat van binnen een émaillaag heeft, is voor alles geschikt. Het ijzeren vaatwerk wordt schoongemaakt met warm water en zeep. De ijzeren koekepan stelt strenge eischen, zoowel aan het schoonhouden als aan het bewaren. Deze pannen moeten
DE KEUKEN.
49
zóó worden weggeborgen, dat ze niet kunnen roesten. Dus op een d r o g e plek en niet, zooals bij vele huisvrouwen de gewoonte schijnt te zijn, in de een of andere vochtige kast. De ouderwetsche gewoonte om ze ongewasschen weg te zetten, opdat het nog aanklevende vet de koekepan glad houdt en tegen roesten bewaart, verdient geen aanbeveling. Het stof en vuil, dat zich eraan hecht, komt later in aanraking met de spijzen. Ook loopt men groote kans, dat de gerechten die erin worden gebakken, den smaak van het vorige gerecht aannemen. Het beste is, de pan even nat te maken en haar dan uit te schuren met een stukje schuurpapier middel-grof. Den eersten keer, dus bij een nieuwe pan, een minuut of tien schuren en vervolgens telkens na het gebruik een paar minuten. De pan wordt en blijft dan zoo blank als zilver. Het is een sprookje, dat een gladgeschuurde koekepan ongeschikt voor 't gebruik is. Wij zeiden het reeds: de ijzeren koekepan moet droog bewaard worden. Wáár dit het best kan geschieden, moet elke huisvrouw voor zichzelf bepalen. Wij hoorden wel eens vertellen, dat in vochtige woningen de oven van het fornuis de eenige geschikte plek hiervoor is. Als 't fornuis brandt, zet men dan het ovendeurtje natuurlijk open en wordt de oven gebruikt, dan moet de koekepan zoolang plaats maken voor andere dingen. Een beetje toezicht. Het komt af en toe voor, dat huis-vrouw en zich beklagen over teleurstellingen, die zij onder.vinden van een leverancier; ook over kleinere of grootere nalatigheden of tekortkomingen van het personeel. En hoewel het eene „geval" natuurlijk niets op het andere gelijkt, hebben al die kleine onaangenaamheden toch dikwijls dezelfde oorzaak. „Toevallig ontdekte ik, dat mijn melkboer geen volle maat geeft...... ", luidt de eene verzuchting. „Mijn aardappelboertje geeft onderwicht. Wie weet, hoelang al...... ", klinkt het van anderen kant. „De linnen knoopen en andere artikelen voor de naaidoos, die mijn meisje aan de deur kocht, blijken van ondeugdelijke qualiteit te zijn. En toch betaalde zij evenveel als in den -
50
WAT GIJ MOET WETEN.
winkel. I geen controle op de koopwaar, die venters ....?" aanbieden .... Dit zijn een paar van de klachten, die ons bereiken. Wij hebben er reeds eerder op gewezen, en herhalen, dat de fout inderdaad heel vaak schuilt in niet voldoende controle. Wij bedoelen de controle, uitgeoefend door de vrouw des huizes, die ons haar nood klaagt. De inkoopen voor elken dag, als groente, aardappelen, fruit, melk, brood, kruidenierswaren en dergelijke, geschieden dik-wijls, zonder dat mevrouw zich er ook maar in het minst mee bemoeit. Een enkele mededeeling 's morgens aan het dienstmeisje, een lijstje soms van wat er wezen moet... dan vinden sommige huisvrouwen, dat háár taak is afgeloopen. Controle is noodig in elk gezin. Daarmee bedoelen wij niet, dat de vrouw des huizes den heelen dag als een achter~ dochtig politie-agent achter haar personeel en leveranciers aan moet hollen. Dat zou de onderlinge verstandhouding schaden, en dat is gelukkig in de meeste gevallen ook niet noodig. Maar in die gevallen, waarover ons klachten bereiken, moet de huismoeder wel degelijk een wakend oog over alles laten gaan. Zij moet haar taak niet al te luchtig opvatten. Ter geruststelling durven wij hier de verzekering aan toer voegen, dat een goede dienstbode bij een dergelijk beheer meer respect voor haar meesteres zal hebben. .
DE KINDERKANTER. Het „schommelend wiegske" is langzamerhand uit de mode geraakt. Moeder trekt niet meer aan 't wiegetouw of zet den voet op de „treeplank" om kindje door de deinende beweging van zijn legerstede tot zoete rust te brengen. Het is voor 't welzijn van den kleinen wereldburger beter, dat zijn bedje rustig blijft staan; zelfs is het niet goed, den kinderwagen voortdurend heen en weer te bewegen om het kind in slaap te krijgen. Om jonge moeders van dienst te zijn, citeeren wij hier wat dr. Cornelia de Lange zegt in haar boek „Het Kind": „De muren van de kinderkamer moeten gemakkelijk gereinigd kunnen worden. De vloer kan geolied worden of, nog beter, belegd met dik linoleum. Tapijten, de verzamel-. plaatsen voor stof en bacteriën, kunnen wij missen. „Wat de inwendige inrichting van de kinderkamer betreft, gelukt het vrij gemakkelijk, tegelijk aan hygiënische- en aan schoonheidseischen te voldoen. Enkele, rechte gordijnen voor de vensters, die gemakkelijk weggeschoven kunnen worden! Ook voor de meubelen, tafel, stoelen, banken, kasten en voor het speelgoed en de gymnastiektoestellen geldt het devies: eenvoud is het kenmerk van het ware. Men moet geen meubelen met scherpe kanten kiezen en ook geen wiebelende stoelen en tafels. Gelakte meubelen, die afgewasschen kunnen worden, zijn de beste ...." Zoo ook behang dat met spons en lap kan worden afgenomen. ;,Men moet jonge kinderen niet in een koude kamer laten slapen; in koude vertrekken wordt de uitgeademde water damp neergeslagen, die het beddegoed en de kleeding vochtig maakt en onaangenaam riekend, wat geenszins onverschillig
52 WAT GIJ MOET WETEN. is voor het gevoelige kindje, nog afgezien van het feit, dat bij opstaan en naar bed gaan een uitstekende gelegenheid tot kouvatten wordt gegeven. Aan den anderen kant moet men ook niet overdrijven. Ik heb meer dan eens de klacht vernomen, dat jonge kinderen 's nachts niet in slaap konden komen, waarbij mij dan bleek, dat de slaapkamer te warm werd gestookt." „Een gordijn, dat al te hel licht wat tempert, maakt, dat het kind gemakkelijker inslaapt en dat de slaap dieper is. Daarom raad ik aan, een gordijn te maken van glad linnen, dat gewasschen kan worden en dat zonder versierselen wordt opgehangen aan een rechthoekig gebogen staaf, die aan het hoofdeinde van het bedje is bevestigd. Op die manier is het ,gordijn geen stofvanger. „In het koude jaargetijde moet men het bedje, telkens voordat het kind erin komt, verwarmen door een tinnen kruik met warm water, maar die kruik moet telkens worden weggenomen en mag niet bij het kind in bed blijven. Aarden kruiken, die met kurken worden gesloten, zijn onpractisch, omdat zij gemakkelijk open gaan of springen en dan het bed drijfnat maken. „Het kind mag alleen maar in zijn eigen bedje slapen, nooit in dat van een huisgenoot. Het is streng verboden, dat een volwassene, zelfs de moeder, een slapend kind bij zich in bed neemt. Het gevaar, dat men op het kind gaat liggen, het daardoor ernstig nadeel toebrengt, ja, het zelfs kan doen stikken, is zeer groot. „Het beddegoed bestaat ten eerste uit een matrasje van paardenhaar of zeegras of uit een stroozak, die als slechte warmtegeleiders het kind beschermen tegen te groot warmteverlies. Hierover komt een vrij groot stuk ondoordringbare stof, het zoogenaamde „zeiltje" en dan het linnen of katoenen lakentje. „Voor de vulling van het hoofdkussentje kan men paardenhaar, zeegras of varen gebruiken; het kussentje moet plat zijn. Naar gelang van den tijd van het jaar wordt het kind toegedekt met een lakentje en 1 à 2 wollen dekentjes. Dit dek mag niet verder dan de kin reiken; mond en neus moeten vrij blijven."
DE KINDERKAMER.
53
Babykleertjes, Och, hij is nog maar zoo bescheiden en de kleertjes van den jongen wereldburger behoeven geen opschik, zijn zelfs veel practischer als ze niet vol zitten met lintjes en strikjes en breede, ruime strooken van kant of tulle. Want wat baby noodig heeft, is een eenvoudige, maar hygiënische bedekking van het kleine lichaam, zoodat het vrij is in al zijn bewegingen en geen der organen wordt gestoord. Het is heel onlogisch, het teere kinderlichaampje, dat nog weeke beenderen en slappe spieren heeft, steun te willen geven door stevige kleeding. Wil men baby doelmatig kleeden, dan geve men hem op zijn bloote lijfje een flanelletje of een hemdje, dat gebreid is uit fijne witte wol. Daaroverheen een tweede hemdje van katoen, dat tot aan den hals reikt, met lange mouwen en met een schuif aan den hals, waardoor een bandje is gehaald. Beide kleedingstukjes sluiten op den rug met bandjes, die door knoopsgaten worden gehaald. Over deze twee lagen draagt het kindje een jakje, dat, den tijd van het jaar in aanmerking genomen, gemaakt kan zijn uit katoen, batist, heel- of halfzijde, van dikkere of dunnere wol en dat ook weer op den rug sluit. Een luier van linnen of katoen, of, liever nog, van het zoogenaamde „sponsdoek" (een stof, die gemakkelijker vocht opslorpt en die niet koud aanvoelt) en daarover een tweede luier van flanel of molton, die zoo wordt omgelegd, dat de beentjes zich vrij kunnen bewegen... meer heeft het wiegekindje niet noodig. Tenminste niet in zijn eerste levensmaanden. Geen snoezige jurkjes, geen beel~ dige schortjes, geen muts, geen kousen en geen sokken. Al dat moois komt eerst later, als de kleine peuter in aanmerking komt om overdag uit z'n warme mandje te worden gehaald. Als baby's kleertjes tot nader order moeten worden weggeborgen, dient men de volgende „tien geboden" in acht te nemen: 1 0 . Wasch al wat gesteven is eerst uit. Anders vergaat het weefsel. 2 0 . Houd linten en gaas boven den stoom van kokend water en trek de kreukels eruit. 3°. Leg om 't al te erg kreukelen te voorkomen, propjes dun vloei in de holtes.
54
WAT GIJ MOET WETEN.
4 0 • Worden zijden gordijntjes, spreitjes of dergelijke voor bij 't opbergen scherp omgevouwen, plaats dan een-werpn rolletje van datzelfde dunne vloei tusschen de plooien. 5 0 • Pak witte goederen in blauw papier of in geblauwde doeken. Ze blijven dan wit. 60 . Leg bij de wollen goederen, om mot te weren, wat stukjes kamfer, naphtaline, tabak of lavendel, liefst op papier, zoodat deze motwerende stoffen niet te veel afgesloten zijn: Of wel leg tusschen de verschillende voorwerpen vloeipapier, gedrenkt in een oplossing van 30 gr. kamfer in 1 /8 L. wijngeest en 1 /s L. terpentijn. 7°. Sluit vooral de doozen, als alles motvrij is opgeborgen, goed af. Plak reepen papier langs de naden, opdat geen indringer, hoe klein ook, kan binnenkomen. 8 0 . Voorzie de • doozen, om onnoodig openmaken zooveel mogelijk te voorkomen, aan de bovenzijde van lijsten, waarop de inhoud aangeduid staat. 9 0 . Klop een witte schapevacht goed uit en kam met een grof getande kam de haren tot op het leer uit. Is de vacht vuil, wrijf hem dan schoon met warme zemelen. Berg hem, met peper bestrooid, in een goed sluitende doos of kist, of hang hem op in een goed dicht genaaiden katoenen zak. 100 . Vouw zijden voorwerpen zoo weinig mogelijk, maar hang ze liever op; ze hebben dan veel minder te lijden. Duimzuigen. Duimzuigertjes zijn er ontelbaar velen, alleen duurt de gewoonte om op duim of vingers te lurken bij 't eene kind veel langer dan bij het andere. Dit aanwensel is niet in alle opzichten zoo onschuldig als vele moeders wel denken. Als de vinger, waarop voortdurend gezogen wordt, een harde, taaie eeltplek krijgt, is de kans op een wond of ontsteking niet groot. Maar het gebeurt nogal eens, dat het kind den vinger stuk zuigt en vooral bij kinderen, die in hun slaap hardnekkig met zuigen doorgaan, komen dergelijke vingerwonden vrij dikwijls voor. Een ander nadeelig gevolg van duimzuigen kan zijn, dat de voortanden van het kind scheef worden of vooruit gaan steken. Hoe deze slechte gewoonte te keeren? Den zuigvinger
DE KINDERKAMER.
55
met het een of andere bittere goedje besmeren is een middel, dat niet steeds afdoende blijkt, omdat het kind, als het even blijft doortuigen, gauw door de onsmakelijke laag heen is. Beter helpen meestal een paar stevige witwollen handschoentjes, die het kind vóór 't naar bed gaan worden aangetrokken en die met veiligheidsspelden aan den mouw van het nachtponnetje bevestigd worden. Gewoonten (knippen met de oogen, draaien met den hals, trekken met de schouders, knikken met het hoofd, peuteren aan de vingers) . Wie zijn kind straft voor een slechte gewoonte, zonder eerst grondig te onderzoeken, wat wel de oorzaak mag zijn, loopt groote kans, het kleine meisje of den schoolgaanden jongen bitter onrecht aan te doen. Als een kind bijvoorbeeld voortdurend met zijn hals draait, of, wat men bij schoolgaande jongelui ook wel opmerkt, zich heeft aangewend, telkens met het hoofd te knikken, dan doet moeder heel verstandig, eens te onderzoeken of die abnormale bewegingen ook hun oorzaak kunnen vinden in een te nauw halsboordje, in een hemd-, een overhemd- of blouse-knoopje, dat ergens drukt. Ook kan de bovenrand van een kraagje ruw en hard zijn, zoodat het langs de huid schaaft en deze uiterst gevoelig maakt. Nu is het een feit, dat de meeste kinderen niet met een dergelijke klacht dadelijk bij moeder komen. Och, eigenlijk geven zij zich niet eens rekenschap van zoo'n slecht~verzorgd onderdeel van hun toilet. Vooral de jongens niet. En als, later, moeder standjes of vermaningen geeft, als vader met straf dreigt om die „onhebbelijkheden", vergeten beide ouders, dat de eigenlijke schuldige allerminst het kind is. Als men opmerkt, dat een kind herhaaldelijk met de schouders trekt, bestaat er groote kans, dat de bretels of het lijfje te strak zitten; die gewoonte kan zijn ontstaan omdat de armsgaten te nauw zijn, omdat het ondergoed tegen de oksels schuurt. Dikwijls merkt men op bij de schooljeugd, dat onder 't loopen, zelfs bij 't spelen, aan de kousen wordt gesjord, ook als die geen spoor van afzakken vertoonen. Dan is de kouseband te nauw of de wol te hard, zoodat ze de huid irriteert. Een kind, dat voortdurend aan zijn vingers zit te peuteren,
56
WAT GIJ MOET WETEN.
heeft misschien nijpnagels; bij jongens en meisjes, die hun neus moeilijk met rust kunnen laten, bestaat veel kans, dat zij in de termen vallen om eens wormkoekjes in te nemen. Bij al de ongewone bewegingen, die kinderen zich hebben aangewend, is het aan te raden, eens na te gaan, wat de oorzaak van het kwaad kan zijn, om dan zoo gauw mogelijk die fout, waarvan het kind de dupe is, weg te nemen. Schapevachten. Witte schapevachten, zooals ze soms worden gebruikt als dek over wieg of kinderwagen of als kleedje voor het bed, zijn heusch niet altijd echte schapel velletjes. Heeft men zoo'n namaak-schapenvacht, dat vuil of smoezelig is geworden, dan kan men dit gerust, met zijn molton voerinkje en al, in een lauw-warm zeepsop uit~ wasschen en naspoelen in koud water. Kletsnat hangt men het te drogen (liefst in den wind) en het dekentje is weer volkomen helder. Anders is 't, als de vacht ècht is. Dan mag men er niet met water aan komen, omdat de huid daardoor hard en stug zou worden. In dat geval doet men 't beste, de vacht schoon te wrijven met warme zemelen, met warm zand, met benzine (voorzichtig!) of tetra. Het eerste schoentje. Wat is het moeilijk om er afstand van te doen, van het eerste paar schoentjes, dat baby heeft gedragen! Ze wekken herinneringen op aan de wankele, onzekere stapjes, die de kleine wereldburger waagde, aan de eerste wandeling, die het peutertje, parmantig tusschen moeder en vader in, ging maken. Wie zou wel het meest trotsch geweest zijn van het drietal? Versleten is het eerste schoenenpaar bijna nooit. Hoogstens waren de neuzen niet meer al te gaaf, want baby was in dien tijd nog zoo dol op kruipen! Er zijn vele moeders en minstens evenveel vaders, die er prijs op stellen, zoo'n pietepeuterig kinderschoentje als souvenir te bewaren. En de industrie heeft middelen uitgevonden om aan dien wensch tegemoet te komen, door het kinderschoentje te eerbron. en of te verzilveren, zoodat het tot een
DE KINDERKAMER.
57
leuk sieraad, tot een geestigen aschbak wordt gemetamorphoseerd. Sehooltaseh en ransel, De ouderwetsche schooltasch heeft in veel gezinnen plaats gemaakt voor den meer practischen, ook meer hygiënischen ransel. En terecht. Want niet alleen, dat, bij het dragen van een ransel, de kinderen onderweg hun handen vrij hebben, maar (wat nog veel gewichtiger is) zij loopen, met hun ransel op den rug, rechtop, als vanzelf gedwongen, de goede houding aan te nemen, Maar . . . ransels hebben, nog meer dan schooltasschen, het bezwaar, dat ze glimmende en kale plekken veroorzaken op jas en mantel. Er bestaat gelukkig een eenvoudig middel om in dit geval de slijtage der kleeren tegen te gaan. Men bekleedt den achterkant van de tasch met een lap van de een of andere wollen stof; bijvoorbeeld met een lapje, dat is overgeschoten. toen de mantel van 't schoolgaande meisje, de jas van broer, gemaakt werd. Een bekleeding van dun vilt, van een vergeten stukje donker fluweel, van een nog bruikbaren hoek uit een afgedankten damesrok kan natuurlijk evengoed dienst doen. Als de beschuttende lap maar evengroot van oppervlak is als de rugzijde van de boekentasch. Om het geheel een ooglijk aanzien te geven, kieze men de te gebruiken stof van dezelfde kleur als tasch of ransel en bevestige haar, na haar netjes te hebben omgeboord, met onzichtbare steken op het leer. Speelgoed (ook prenteboeken en verzamelingen) . Het eerste spelletje begint al in de wieg, waar baby zich vermaakt door met de voetjes te trappelen, waar hij de kleine handjes uitslaat naar dekentje of sprei, naar 't gummi popje, het celluloid-rammelaartje, dat onder zijn bereik ligt of hangt. Naarmate 't kindje groeit, wijzigt zich de aard der spelletjes en zoo is het gekomen, dat reeds in over-ouden tijd men zich bezighield met het uitdenken en vervaardigen van kinder~ speelgoed; dat in den loop der eeuwen heele takken van industrie zich op niets anders toelegden. En nog altijd rijst bij veel ouders de vraag: welk speelgoed is, vooral ook uit paedagogisch oogpunt beschouwd, voor óns kind het meest aan te bevelen?
58
WAT GIJ MOET WETEN.
Heeft het kind een bedrijvigen aard, dan moet men door middel van het speelgoed dien zin tot bezig-zijn in de hand werken. Denken onze moedertjes er wel voldoende aan, dat een zoogenaamd ,,,lastige bengel" gemakkelijk zou zijn om te tooveren in een „zoete jongen", als hij bezigheid had? Ook een kind heeft soms te worstelen tegen den aartsvijand van 't menschdom, die verveling heet! Geef zoo'n zeurenden, ontevreden dreumes eens een stopmandje vol kluwens en kaartjes wol om op te ruimen; laat pruilend Miesje, dat zich verveelt, een bezending appelen sorteeren, laat haar witte kiezeltjes zoeken in het tuinpad, knoopen uit de voorraaddoos soort bij soort leggen. Laat haar „helpen" bij 't kamers-doen, geef haar een stofdoek, een wrijflapje, een kleine plumeau en — vooral — neem haarzelf èn haar „prestaties" au sérieux. Honderd tegen één, dat de kleine lastpost, op die manier behandeld, zich ontpopt tot een alleraardigst, handig ding, dat het een eer en een genot vindt, moeder te mogen helpen. Bij het spel der kinderen speelt het nabootsen van wat groote menschen doen, een voorname rol. Kijk eens met hoeveel ernst het kleine meisje met haar pop „moedertje" speelt, voor haar „visite" op 't eigen fornuisje rijst kookt en aardappelen bakt! En zie zusje aan haar waschtobbetje staan, waarin het lijfgoed van haar poppekinderen „een lekker sopje" krijgt; sla haar eens gade als ze 't kleine strijkijzer over de miniatuurbroekjes en hemdjes laat glijden; als ze, haar naaidoos vóór zich, met wangen, die blozen van genot en inspanning, een manteltje of jurk prutst voor poppe-Lies. 't Is immers één en al ernst, één en al goede wil om het minstens zoo volmaakt te doen als moeder zèlf. Ook de jongens worden door voorbeelden, die ze in hun omgeving zien, tot werken aangespoord. Er zijn kleine jongens, die, toen ze nog amper den schoolleeftijd hadden bereikt, een kruiwagen, een poppekast, een stoel, een tafel voor zusje in elkaar wisten te zetten; die in hun eigen kamertje de muur bespanning alleraardigst afwerkten met een smallen houten richel, waarop plaats was voor allerlei snuisterijtjes. Werken in den tuin, klei-arbeid, figuurzagen . . . . 't zijn allemaal uitstekende bezigheden voor grootere jongens en meisjes, die afleiding zoeken. En de kleintjes? Laat ze kralen rijgen,
DE KINDERKAMER.
59
figuurtjes borduren van gekleurde wol, matjes vlechten, poppetjes teekenen... Men moet er niet tegen op zien om een vijf- of zesjarig baasje, dat graag knutselt, een kleinen hamer, korte spijkertjes en een paar timmerplankjes te geven; heusch, hij zal zich niet bezeeren, hij zal de meubelen niet vernielen, maar hij zal, als hij een beetje grooter is geworden, handig met een hamer weten om te gaan. Voor kinderen, die aanleg voor teekenen of muziek hebben, is de speelgoedcollectie nog verder uit te breiden. Een schetsboek met daarbij behoorend teekenmateriaal, kleurkrijt en potlooden, een schilderdoosje voor de kleine Rembrandts, wat eenvoudige, weinig gecompliceerde muziekinstrumenten voor de muzikale afdeeling van 't jonge volkje. Het prenteboek ... Ook bij grootere kinderen speelt het nog een voorname rol; alleen zijn nu vorm en inhoud hoofdzaak geworden, komen de illustraties eerst op 't tweede plan. Een genot is het voor kinderen als moeder of vader niet alleen de kunst verstaat om gezellig voor te lezen, maar als ze ook smakelijk
weten te vertellen; als „groote menschen" zich de moeite geven om zich, ter wille van het kind, te verdiepen in ver halen en sprookjes, die ze in kindertaal hun jeugdig auditorium weergeven. Ten slotte willen wij nog wijzen op een bezigheid, die jongens en meisjes veel afleiding verschaft en bovendien uiterst leerzaam is. Wij bedoelen het verzamelen van natuurwetenschappelijke voorwerpen, van postzegels of munten en het verzorgen van planten en dieren. Meisjes en jongens, die een collectie bijeenbrengen van verschillende steen~ en schelpensoorten, die „levende have" te verzorgen hebben, zullen niet alleen verantwoordelijkheidsgevoel krijgen, maar ook liefde voor al wat groeit en leeft. Speelgoedkast. Wat in geen enkele kinderkamer mag ontbreken, is een speelgoedkast, hoe primitief die ook moge zijn ingericht. Want zoo'n bergplaats is een der beste hulp . middelen om den kinderen, in hun prille jeugd al, orde en netheid te leeren. Als den kleuters zoo vroeg mogelijk door verstandige ouders wordt bijgebracht, dat zij hun speelgoed ,
60
WAT GIJ MOET WETEN.
weer moeten opruimen, als hun, zoodra zij het „benul" ervoor hebben, wordt verteld, dat het voor den goeden gang van_ zaken in de huishouding, en vooral om tijd te sparen, dringend noodig is, dat zij zelf „den boel weer op z'n plaats bergen", dan is véél gewonnen! En niet enkel het speelgoed moet in de groote kast ge~ borgen; ook de prente- en leesboeken worden er ingelegd, zoogoed als de schoolboeken, als niet alles in de boekentasch behoeft. Desnoods kan een groote kist tot boekenkast worden getimmerd, die, overeind gezet, in eenige onderdeelen wordt afgeschut. Die kist kan een handig lid van het gezin beitsen, beschilderen, desnoods voorzien van houtsnijwerk. Een ander huisgenoot maakt een grappig gordijn, dat met een paar ringen over een roe schuift. Denkt er aan, dat achter dat schuifgordijn steeds de grootste orde en netheid moeten heerschen . . . . in elke afdeeling! Schimmenspel. Als de avonden lang worden, als het de tijd is om huiselijke feestjes en kinderpartijen te geven, pijnigt menige huisvrouw haar hersens met de vraag: „Hoe zullen wij den avond vullen? Waarmee kan ik mijn jeugdige gasten op een aangename, genoeglijke wijze bezighouden ?" De vrouw des huizes zou zoo graag eens met wat nieuws, wat origineels voor den dag willen komen! Een schimmenspel...... In de schouwburgzaal heeft zij het weleens zien vertoonen; ze heeft zich, zoo goed als de kinderen, kostelijk geamuseerd bij het spel der zwarte schaduwen op 't witte doek, maar nooit heeft ze erover nagedacht, in eigen huis en met eigen krachten iets dergelijks „ten tooneele te brengen". Wie van plan is, een schimmenspel te vertoonen, heeft in
de eerste plaats een wit laken noodig, dat groot genoeg is om het aantal medespelenden te kunnen „bevatten ". Voor drie acteurs bijvoorbeeld is een doek noodig, dat een opper heeft van drie a vier vierkante-meter. Om een gezel -vlakte dat uit vijf personen bestaat, voldoende vrijheid van-schap, bewegen te verschaffen, zou een laken gespannen moeten
DE KINDERKAMER.
C1
worden van zes meter breedte en twee en een kwart meter hoogte. Bedde- of tafellakens van die afmetingen kunnen uitstekend dienst doen, mits ze niet beschadigd zijn. Langs boven- en onderkant spant men het laken over een solied touw, dat aan weerskanten stevig aan een kram of haak in den muur bevestigd wordt. Wie de beschikking heeft over een suite, waarvan de eene helft als tooneel, de andere als zaal kan fungeeren, doet verstandig, het doek in de opening tusschen de beide kamers te spannen en wel zóó, dat na elk ,,tafereel" de schuifdeuren weer gesloten kunnen worden. Hangen er gordijnen, die men dicht kan schuiven, dan is de zaak natuurlijk nog eenvoudiger. In geval van nood kan men voor de entre-acces gebruik maken van een kamerscherm. Gedurende de voorstelling, als in de zaal, waar de toeschouwers zitten, alles donker is gemaakt, moet achter het doek (in de andere kamer dus) een flinke lamp branden, wier schijnsel het witte laken gelijkmatig verlicht. Meer lampen, op verschillende plaatsen aangebracht, geven vage, onduidelijke schaduwen. Een sterke electrische lamp, een goede carbidlantaarn zijn voor het doel zeer geschikt. Eerste vereischte voor de „acteurs" is, erop te letten, dat zij steeds op denzeif den afstand van het doek blijven, omdat anders de schaduwbeelden nu eens grooter, dan weer kleiner zouden zijn. Als men nauwkeurig heeft vastgesteld, op welken afstand gespeeld moet worden, opdat de beelden op hun voordeeligst uitkomen, dan trekt men, evenwijdig aan het laken, een duidelijke krijtstreep op den grond, aan welke lijn de dames en heeren zich te houden hebben. Als al deze preparatieven gemaakt zijn, kan de eerste repetitie beginnen. De acteurs en actrices hebben hun rol ingestudeerd en zich erin geoefend, hun bewegingen zoo natuurlijk mogelijk te maken. In geen geval mogen ze onder 't spel naar het doek kijken, want het is absoluut noodig, dat hun profiel voortdurend naar het publiek is gekeerd, dat alle bewegingen worden uitgevoerd, evenwijdig aan het linnen. Om zich te oefenen in deze manier van acteeren, maakt men buigingen tegen elkaar, gaat men „in de goede richting" zitten en weer opstaan, groet en wuift men tegen elkaar. De „regisseur" kan er niet genoeg op wijzen, dat het geheele
62
WAT G1J MOET WETEN.
effect berust op duidelijke. scherpe beelden. Het verkrijgen van goede silhouetten kan men nog aanmerkelijk in de hand werken door het laken vochtig te maken. Het resultaat van dit eenvoudige hulpmiddeltje is inderdaad verrassend. Tusschen de verschillende repetities door houdt het gezel~ schap zich bezig met het vervaardigen van de requisieten. het knutselen van coulissen. 't maken en passen der costuums. Onkosten? Welnee. niet de minste! Voor deze soort van tooneelspeelkunst zijn geen toiletten noodig van f1uweel of zijde. geen kunstmatig nagebootst hermelijn. geen valsche paarlen of diamanten. zeIfs geen klatergoud. Met een f1inken stapel oude kranten en wat bUigzaam karton komt men aI een heel eind. Verder een doosje spelden. een £Ieschje lijm. schaar. naald en garen. maatband. passer. potIood en liniaal. Met deze hulpmiddeltjes toovert men kOningskronen. boerinnemutsen. helmen met wapperende pluimen. wapen~ rustingen en staatsiekleeren. De coulissen worden uit kranten~ papier geknipt en dan met spelden op het laken vastgehecht. Vaardige handen knippen van een paar oude kranten een troonhemeI. die op slanke zuilen rust; zij tooveren een bosch. waar. onder een ouden pijnboom. het huisje van de heks verscholen ligt. Uit den schoorsteen stijgt een rookpluim naar boven en in de dakgoot zit een uil of een dikke kater met langen staart. Een tuin met statige palmen en zwaar neer~ hangende bloemtrossen. een gevangenismuur met getraliede vensters.. . het terrein in onbeperkt en krantenpapier is geduldig! En de costuums der medespelenden? Uit een oud bedde~ laken. losjes omgehangen. maakt men een slependen konings~ mantel; allerlei waardelooze lapjes laten zich omwerken tot engelenvleugels. staartpruiken. tasschen en hoofddeksels. De kleur komt er niet op aan. de kwaliteit evenmin. Als het zich maar laat plooien en drapeeren. Een groot voordeel bij dit soort comediespelen is. dat niemand een rol uit het hoofd behoeft te leeren. W ant ge~ durende de voorstelling wordt het "comediestuk" voorgelezen. Zij of hij. die deze taak op zich neemt. moet eindeloos geduld hebben en zich erin schikken. het drama. 't blijspel of het sprookje zoo vaak te lezen. totdat aIle medespelenden
63
DE KINDERKAMER.
zich volkomen thuis voelen en erin zijn geslaagd, hun bewegingen en handelingen met den inhoud van het stuk te laten samengaan. Natuurlijk kunnen de eerste repetities gerust zonder laken worden gehouden. AIs de krijtstreep er maar is om het eomediantentroepje in 't goede spoor te houden. Er is bijna niets, wat kinderen liever doen dan eomediespelen. Zich verkleeden, een per soon voorstellen van wien ze hebben gelezen ... 't lokt hen altijd weer opnieuw. En nog veel grooter wordt het genot. als een van de bekende sprookjes, waarbij onze jongens en meisjes immers zijn opgevoed. door hen zel£ op het doek kan worden gebraeht voor een eeht publiek. De schuifdeuren gaan open en, in een breeden armstoel, voor het witte laken. zit "grootmoedertje". een boek op schoot. breikous in de hand. Haar kleinkinderen komen binnen. zij dringen zich om de knieen der oude vrouw en vragen met vleiende stemmetjes: "Grootmoedertje. wilt u ons een sprookje vertellen?" Liefjes glimlachend knikt grootje "ja". Dan gaat het lieht uit in de kamer. grootmoeder en kleinkindertjes verdwijnen achter de coulissen en ... het spel gaat beginnen.
Woe1water.. Onze kleuters hebben vaak de gewoonte om in den slaap zoo te woelen en te trappen. dat lakens en soms ook dekens naar het voeteneinde van hun bedje verzeild raken. zoodat ze Of direct onder de wollen dekens liggen. 6f. wat erger is. totaal bloot komen te liggen. Om dit bloot-woelen te voorkomen. kan men groote zakken naaien. aan drie kanten dieht. in den vorm van kussensloopen. maar veel langer, zoodat de kinderen goed de ruimte hebben om te trappen en geen belemmering voelen. Aan den eenen smallen kant maakt men een breeden zoom, waardoor men een band rijgt, dien men •s avonds, als men de kinderen met de beenen er in heeft gestoken. onder de oksels vrij stevig toetrekt en met vier dikke, groote veiligheidsspelden aan hun lij£je of nachtponnetje bevestigt. Breteh; .doen ook vaak goede diensten aan deze zakken. In den 5
64
WAT GIJ MOET WETEN.
winter zijn deze slaapzakken van flanel, in den zomer van wit katoen. Vier veiligheidsspelden is niet te veel, vijf is nog beter, want de kinderen probeeren ook deze zakken af te trappen! Ze kunnen nu naar hartelust trappelen en woelen, de dekens en lakens blijven op hun plaats. Een andere „truc ": Indien de moeder van kleine woelwaters de langste zijde van het bedlaken en van de deken over de kortste zijde, dus dwars over het bed legt en de einden, die naar beneden hangen, links en rechts goed instopt, zoo, dat om de matras de einden elkaar aan den onderkant bijna raken, dan zal zij er geen last van hebben dat de kleinen het laken naar beneden trappen; bovendien heeft deze methode het voordeel, dat de kinderen niet onbedekt kunnen liggen en de bedekking op de plaats blijft. De woelwaters schuiven in het laken als in een enveloppe. Het kussen wordt even weggenomen en later weer onder het hoofd van de kinderen gelegd, zóó, dat ze even boven de dekens uitkijken. Ik verzeker u, dat de kleine snuiters heerlijk zullen slapen, geen kou vatten en dat moeder gerust kan zijn. Wieg (oude). Een rieten wiegje, dat in den loop der jaren geel is geworden, kan men weer opknappen door het, nadat het met water is afgeboend, in te wrijven met zuring~ zout, wat een zwaar vergif is en waarmede men dus hoogst voorzichtig dient om te gaan. Men laat het zuringzout even op het riet uitwerken en spoelt het wiegje dan na met véél koud water. Voor een gewone afwaschbeurt neme men slappe pekel. Zeepbellen. Als de mooie, zonnige dagen komen, is het de aangewezen tijd om bellen te gaan blazen. Want ook zeepbellen hebben haar vasten tijd van het jaar zoogoed als knikkers en bal, tol en vlieger. Hier volgt voor de jeugd een goed recept om mooi „taai" zeepwater te krijgen, waaruit ongelooflijk sterke, groote bellen te blazen zijn: Eerst maak je een vreeselijk sterk zeepsop van lauw
DE KINDERKAMER.
b5
water en goede zeep. Dat giet je door een fijn doekje heen. Dan doe je er glycerine bij: twee deelen glycerine tegen drie deelen zeepwater. Dat schud je goed door elkaar, en zet dan het mengsel ergens op een rustig plaatsje, en je raakt het niet meer aan, voor er aan de oppervlakte een soort witte korst is gekomen. Die korst neem je er af. En dan giet je de resteerende vloeistof in een flesch, die je stevig toekurkt; en je zeepwater is klaar. Als je wilt bellen blazen, giet je maar wat van die vloeistof in een bakje, en je zult zien, wat een stevige bellen dat worden! Het overblijvende zeepwater giet je weer terug in de flesch en zet die gekurkt weg tot een volgenden keer: het zeepwater blijft goed tot den laatsten droppel. Gewoonlijk wordt voor het zeepbellen blazen een aarden pijp gebruikt of een rietje. En daar zijn al aardige effecten mee te bereiken. Maar wil je héél groote bellen krijgen, neem dan een klein keuken -trechtertje of een kindertrompetje (waar geen muziek meer in zijn mag) . Daar kun je zeepbellen mee maken van dertig tot veertig centimeter in doorsnee! Als die de lucht ingaan in de zon ... !
FLUWEEL. Zou er wel één stof in den handel zijn, die in den loop der jaren meer populair is geworden dan het flatteuse fluweel? Werd vroeger een fluweelen japon of mantel als weelde, bijna zouden wij zeggen: als rijkelui's dracht, beschouwd, tegenwoordig telt de kleerkast van bijna iedere vrouw ten minste één toiletje, mantel, casaque of rok, van deze zoozeer gewilde stof. Fluweel wordt gebruikt voor hoeden en tasschen, voor schoentjes en kussens, ja, waar niet voor? Over het behandelen van fluweel raken wij niet gauw uitgepraat. Uitgeslagen en gevlekt fluweel, verschoten en geplet, nat fluweel en fluweel, dat vaal is geworden, alles komt voor in de praktijk van het leven en telkens weer zit men met de handen in het haar. Een bad. Men kan fluweel van donkere kleur gerust een „bad" geven, mits de stof van goede qualiteit en kleurecht is. Heeft men dus vuil of gevlekt fluweel, van welks soliditeit men in alle opzichten overtuigd is, dan laat men een pan vol kokend water en een ons houtzeep een paar uur trekken. Ver~ volgens verwijdert men de zeep, giet het water in een emmer en vult dien bij met schoon koud water. In dit sopje laat men het fluweelen kleedingstuk een nacht staan. Dan neemt men het uit het sop (vooral niet wasschen of wringen!), spoelt herhaaldelijk na in schoon koud water, totdat geen zeepdeelen maar achter zijn gebleven en hangt het (ook weer zonder wringen of drukken) te drogen. Opstrijken aan den achter~ kant, terwijl het fluweel strak gespannen wordt gehouden. Vooral niet op de strijkplank! Fluweel in lichte kleuren wascht men op dezelfde manier, maar men gebruikt dan goede, zachte huishoudzeep inplaats van houtzeep.
FLUWEEL.
67
Gordijnen. Fluweelen overgordijne n, die een vettige streep hebben gekregen door de voortdurende aanraking van een hand.... Wat nu? Schoonwrijven met benzine (voorzichtig.1 ) of tetra. Mocht er een pletvlek komen, dan het fluweel met den achterkant boven den wasem houden, voorzichtig tegen den draad opborstelen en het daarna nog eens met de hand glad wrijven. Halskragen. Fluweelen halskragen kan men vetvrij maken door ze af te wrijven met een lapje van dezelfde stof, gedrenkt in sterk verdunde ammonia. Men doet het beste, op 10 deelen lauw water, 1 deel ammonia te nemen. Fluweelen kragen van winterjassen reinigt men ook op de volgende wijze: Schoon zand wordt verhit, in een fijn linnen zakje gedaan en daarmede de vetvlekken wrijven, zoolang tot zij verdwenen zijn. Hoeden. Fluweelen hoeden en mutsen, die nat zijn ge mogen volstrekt niet worden afgeveegd. Men schudt-regnd, er de druppels flink af en laat den hoed rustig drogen. Om fluweelen hoeden schoon te maken, kan met succes een klein, gebogen schuiertje worden gebruikt, dat omwoeld is met gaas en waarmee zonder eenige moeite ook stof uit de plooien kan worden weggenomen. Nat geworden fluweel. Al wat fluweel is, moet men na een regenbui uitschudden en dan, zonder er verder iets aan te doen, rustigjes laten drogen. Eerst als het volkomen droog is, kan men het met een zachten borstel opschuieren. Opfrisschen. Een uitstekend middel om smoezelig ge fluweel weer schoon te krijgen, is het volgende: Men-worden neemt drie geschilde, goed schoon gewasschen aardappelen en snijdt ze in dunne schijven. Hierop giet men kokend water. Als dit koud is, zeeft men het en vermengt het met eenzelfde hoeveelheid spiritus. Dit mengseltje is een prachtmiddel om al wat men aan fluweel rijk is, als nieuw te maken. Men wrijft den bovenkant van het fluweel schoon en strijkt den achterkant met een warmen bout. Nogmaals wijzen wij erop, dat men fluweel vooral niet op de gewone manier, dus op strijkplank of tafel, mag strijken! Het zou er totaal door bederven! Laat een der huisgenooten het met beide handen
68
WAT GIJ MOET WETEN.
strak gespannen houden, zoodat de heete bout over den achterkant van het fluweel kan glijden, zonder dat dit
gedrukt wordt. Nu een eenvoudig trucje om — als vlekken en kreukels en geplette plaatsen zijn weggetooverd ~ zwart fluweel weer den gloed der nieuwheid te geven. Daartoe is noodig een lapje spekzwoerd of een likje boter. Met den vetten kant van het spekzwoerd of met een beboterd lapje strijkt men het fluweel, met de vleug mee, precies alsof men het borstelt. Men houdt dit vol, totdat alle leelijke plekjes verdwenen zijn. Ook vlekken, achtergebleven na het aftornen van knoopen of drukkertjes, verwijdert men op deze manier. Ook petroleum is een goed reinigingsmiddel voor fluweel. Men bevochtigt er een zacht lapje mee en wrijft daarmee de stof af, tegen den draad, maar niet te stevig. Tenslotte wordt het fluweel glad geborsteld. Zwart fluweel bijvoorbeeld, dat leelijk is geworden, krijgt men als nieuw, door het af te wrijven met een in petroleum gedrenkte wollen of flanellen lap; daarna borstelen en luchten. Pletten. Een „ondeugd" van het fluweel, waarmee wij voortdurend te kampen hebben, is zijn neiging tot pletten, waaraan natuurlijk het allereerst blootstaan die deelen van japon of mantel, die het meest in de verdrukking komen. Gelukkig behoeven dergelijke gevallen volstrekt niet altijd tot de wanhopige gerekend te worden. Integendeel: het euvel is meestal vrij eenvoudig te verhelpen. Maar .... „geplet" moet niet verward worden met „gesleten". Voor dit laatste bestaat geen redding. Is fluweel niet te erg geplet, dan kan men het kwaad dikwijls nog verhelpen door stoomen of opstrijken. Om het tel. stoomen, houdt men het fluweel boven heeten waterdamp en borstelt het onderwijl tegen den draad in. Is het droog, dan moet het, met den draad mee, met een zachten borstel weer glad gemaakt worden. Het opstrijken helpt nog beter. Hiertoe maakt men de stof aan den linkerkant vochtig en trekt haar over een rechtopstaand, heet strijkijzer, zoodat de damp door het fluweel heengaat. Vóórdat het geheel droog is, wordt het tegen den
FLUWEEL.
69
draad geborsteld en aan den linkerkant zachtjes met den borstel geklopt. Dan trekt men het nogmaals over het ijzer en maakt het ten slotte glad door het men den draad mee te borstelen. Stoffig fluweel, Fluweelen kleeren, zoowel zwarte als gekleurde, moesten eigenlijk nooit met gewone kleerborstels worden afgeschuierd. De haren van den borstel drukken het stof en de pluisjes in het fluweel en maken, als men te sterk schuiert, het fluweel vaal. Heel gemakkelijk en zonder het weefsel te beschadigen kan men fluweel reinigen als men een stuk van het slappe gaas, dat als voering wordt gebruikt, tot een bal rolt en daarmee, steeds heen en weer strijkend, het fluweel schoon maakt. Stof en pluisjes hechten zich vast aan het poreuse gaas en kunnen daaruit gemakkelijk weer verwijderd worden. Fluweel of pluche, op die manier be handeld, wordt onberispelijk schoon en lijdt minder dan wanneer het geschuierd wordt. Tafel- of divankleeden. Thans een woordje over het reinigen van velvet tafel- of divankleeden, kussenovertrekken en gordijnen. Gij kunt ze wasschen in een lauw sop van galzeep en een weinig ammonia. In het sop wrijft men met een zachten borstel over de vlekken; als deze verdwenen zijn, naspoelen in lauw water en het kleed of gordijn ophangen om uit te lekken. Vooral niet wringen! Als het bijna droog is, het velvet plat op tafel leggen en nawrijven met schoone doeken. Vóór het gebruik kloppen en borstelen en, zoonoodig, strijken (zie boven) . Vaal worden. Als zwart fluweel op den duur vaalgrijs begint te worden, kan men het zijn mooien zwarten glans teruggeven als men het, tegen de vleug in, bestrijkt met een stuk spekzwoerd. Daarna moet het worden „geborsteld" met een prop gaas. Deze gaasprop mag daarna niet worden ge om ander fluweel stofvrij te maken, omdat het door-bruikt de eerste bewerking natuurlijk eenigszins vettig is geworden. Vlekken in fluweel. Etensvlekken. Als een fluweelen japon bij het klaarmaken van gerechten vlekken heeft opgeloopen, wordt het kleedingstuk als volgt behandeld:
70
WAT GIJ MOET WETEN.
Zoo mogelijk nog op denzelfden en hoogstens den volgenden dag, wrijft men de voorbaan (want dáár komen altijd de vlekken) stevig af met een spons met lauw zeepsop. Daarna nog eens nawrijven met lauw water zonder zeep en dan de japon op een kleerhanger op een winderige plaats te drogen hangen. Als zij droog is, het fluweel met een stevigen borstel naar boven en naar beneden schuieren. Dan is er geen enkel vlekje meer te bekennen. Bij 't afsponzen de japon plat neerleggen (op tafel of bed) en ervoor zorgen, de vochtige plek niet met de vingers aan te raken... Dit eenvoudige middel is veel gemakkelijker toe te passen dan zoo'n japon een volledige waschkuur te laten ondergaan. Fluweelen kinderjurken, die vaak aan alle kanten vlekken vertoonen, stopt men echter beter in een bad van goede huishoud- of houtzeep. De jurken worden dan zonder te wrijven of te wringen nagespoeld en kletsmat te drogen gehangen. Thee. Theevlekken verwijdert men uit fluweel met behulp van spiritus of eau de Cologne. Was er melk in de thee, dan wrijft men nog na met een lapje, gedrenkt in benzine of tetra (het watje eerst uitknijpen) . De suiker, die erin aanwezig was, is met behulp van deze vloeistoffen, al weggewreven. Mocht een pletvlek achterblijven, dan deze boven een warm strijkijzer houden en op den goeden kant borstelen en kloppen met een niet te zachten schuier. - Vetvlekken. Boter en jus, mayonnaise, slagroom en blik geen van deze lekkernijen behoort thuis in een-jeszalm. fluweelen japon. Maar als het noodlot wil, dat toch een paar leelijke vlekjes in zoo'n toilet zijn terecht gekomen, moet het kwaad zoo gauw en zoo goed mogelijk verholpen worden. Ook hier moeten wij onze toevlucht zoeken tot benzine of tetra. Ook kan verwarmde witte terpentijn gebruikt worden. Als men er maar altijd aan denkt, dat èn benzine èn terpentijn licht brandbaar zijn en dus niet in de buurt van vuur mogen komen. Wie terpentijn wil verwarmen, moet dit daarom bij kleine hoeveelheden tegelijk doen in een bakje met heet water en niet op vuur. Voor eventueel achterblijvende pletvlekken zie boven.
FLUWEEL.
71
Wagensmeer, Om wagensmeervlekken te verwijderen uit een fluweelen japon, moet men ze behandelen met witte terpentijn. Nog eens waarschuwen wij ervoor om terpentijn niet op het vuur te verwarmen, maar dit bij kleine hoeveelheden tegelijk te doen in een bak met heet water. Waxine-vlekken. Men laat de gemorste waxine flink hard worden, en klopt ze daarna met een hard voorwerp fijn, waarna men ze eenvoudig als stof wegborstelt. Soms is een herhaalde bewerking noodig. Het vet, dat dieper in het weefsel zit, kan men door wrijven van het fluweel tusschen de handen fijnmaken en vervolgens door borstelen verwijderen. Wijnvlekken. Deze kan men verwijderen met behulp van verdunden alcohol of gewonen brandspiritus. Wie deze laatste vloeistof gebruikt, loopt natuurlijk groote kans, voor namelijk waar het fluweel in lichte kleuren betreft, een blauwachtige vlek over te houden, veroorzaakt door de kleurstof in den spiritus. Door met water na te wasschen kan die blauwe tint echter gemakkelijk worden weggemaakt. Bij het behandelen van fluweel houde men rekening met de wenken, die wij dienaangaande reeds herhaaldelijk gaven in dit hoofdstuk. Een der voornaamste is, fluweel, dat gestreken moet worden, glad gestrekt te houden en er aan den achterkant met een warm ijzer overheen te gaan. (Nooit neerleggen onder het strijken, daar men het dan totaal bederft) .
DE EETKAMER. Neemt allen behoorlijk tijd om te ontbijten! Prop niet des morgens inderhaast uwen boterham naar binnen. Eet om te beginnen een sinaasappel of appel: dat . is goed voor de spijsvertering! Spreek niet zooveel over een vermageringskuur -- de menschen lachen erom. Kook niet steeds hetzelfde. Verandering van spijs doet eten. Het klaarmaken van het dagelijksche menu moet niet als quantité négligeable beschouwd worden. Bedenk eens iets nieuws, varieer de gerechten en de samenstelling ervan zooveel mogelijk. Laat officiëele dinertjes origineel zijn. Niet altijd de gasten onthalen op dezelfde hors d'oeuvre, kippensoep, tarbot, ge-. braden eend. Arrangeer eens een Italiaanschen maaltijd, een Engelsch menu, een Fransche tafel! Zorg, dat ook de theetafel origineel is. Niet zooveel koekjes, bonbons, slagroomtaartjes, maar wat kleurige sandwiches met tomaat, ei, komkommer. Zorg ervoor, dat alles wat gebruikt wordt, zindelijk is, dat de messen goed gepolijst, vorken en lepels glimmend zijn, zonder zwarte sporen achter te laten op het servet. Let erop, dat onder het tafellaken een molton kleed gelegd wordt ter voorkoming van kringen op de tafel en om het geluid te dempen bij het neerzetten van schalen en borden. Plaats de borden regelmatig op tafel en wel zóó, dat voor ieder persoon minstens 60 cM. plaatsruimte is. Zet de borden gelijk met den rand van de tafel en let op 't patroon van het servies.
DE EETKAMER.
73
Leg de servetten met de open zijde naar den linkerkant van het bord. Zijn ze in ringen of hoezen, leg ze dan op of naast het bord. Plaats rechts van het bord een messenlegger, waarop het mes even met de punt rust, de scherpe zijde naar het bord toe. Leg rechts van het mes de vork en daarop den lepel of wel leg links van het bord de vork, rechts den lepel. Zet de glazen (of het glas) bovenaan rechts van het bord. (Voor groote diners wordt geen messenlegger geplaatst; de bestekken legt men naast het bord of daarboven, bij elk gerecht worden de gebruikte messen enzoovoorts mee afgeruimd.) Zorg ervoor, dat een karaf water en, desgewenscht, ook andere dranken op tafel staan. Plaats er ook één of meer zoutvaatjes. Zet alleen een olie- en azijn~ en een zuurstel klaar, als er spijzen worden opgediend, waarbij deze ingredienten gebruikt worden. Bedek buffet of dressoir met een servet of looper en zet daarop de dessertbordjes, het dessertzilver. Zet daar verder alles klaar wat noodig is voor 't dessert. Tooi uw tafel alleen met l e v e n d e bloemen. Laat links van de gasten dienen en de gebruikte couverts rechts wegnemen. Laat na afloop van den maaltijd het tafellaken, nadat het is afgeschuierd, weer in de plooien vouwen. Zorg ervoor, dat het buffet zooveel mogelijk gelegenheid biedt om eetgerei, kopjes, glazen, tafelzilver en tafellinnen in gesloten ruimten weg te bergen. Beantwoordt het niet aan dit doel, is het overladen met nissen, verhoogingen, paneelen en galerijen, dan is het eigenlijk niet veel anders dan speeltuig. Dan wordt het volgezet met prulletjes, met kristallen voorwerpen, met antieke kopjes of vazen en dan geeft het de huisvrouw meer last dan lust. Afsluitbare ruimte dus en practisch nut, zooveel mogelijk! Het blad van het buffet. Een werkje, dat in vele ge~
zinnen eens, soms meermalen, per dag terugkomt, is het
74
WAT GIJ MOET WETEN.
vlekvrij maken van het blad van het buffet. Vooral daar, waar kommen warme melk er op worden neergezet, waar aan het buffet wordt ingeschonken en waar niet altijd even voorzichtig met het gevoelige hout wordt omgesprongen, is niet alleen het buffetkleed, maar ook het hout zelf maar zelden vlekkeloos. En het gelukt niet altijd even gemakkelijk om uitgebeten plekjes of ingebrande kringen te verwijderen. Een afdoende oplossing voor dit euvel is een glasplaat te laten aanbrengen op het blad van het buffet. Een goed passende plaat van stevig glas met schuingeslepen randen misstaat niet. Integendeel, vooral als men daar onder een wit of gekleurd buffetkleed legt. Zoo'n glasplaat is op gemakkelijke manier schoon te houden, en behoeft slechts met vrij groote tusschenpoozen te worden afgenomen, welk werkje dan natuurlijk, om de zwaarte en gemakkelijke breekbaarheid van de glasplaat, met groote voorzichtigheid moet geschieden. Broodmanden. Als de broodmand wit is, moet hij, zoodra hij vuil begint te worden, met lauw zeepsop of met lauw sterk pekelwater worden uitgeboend en met schoon water nagespoeld. Men boent echter pas als al het stof er is uitge~ borsteld. Want als men dat uitborstelen vergeet, hecht zich bij 't boenen het nat geworden stof in proppen tusschen het vlechtwerk en laat zich moeilijk meer verwijderen. Is het mandewerk erg vuil, dan boent men het met bleekwater, verdund met azijn schoon, spoelt herhaaldelijk na, (liefst onder de kraan) en laat de mand dan drogen. Is een mand gekleurd, dan borstelt men haar flink en spoelt daarna uit met koud water. Zoo noodig gebruikt men een kwastje om goed in de hoekjes te komen. Met schoone, zachte doeken nadrogen. Broodtrommels. Ventilatie is een eerste vereischte voor een metalen broodtrommel. Voldoende ventilatie! Want zelfs
als men het brood open en bloot laat liggen tot het ijskoud is geworden, zal op den duur een laagje roest op de binnen~ wanden van den trommel verschijnen. Zeer aan te bevelen zijn de moderne broodtrommels met lossen porseleinen binnenbak!
DE EETKAMER.
75
De binnenkant van brood~ en andere trommels moet nooit met poetsgoed of olie behandeld worden, daar dit gemakkelijk een bijsmaak kan geven aan de eetwaren, die er in bewaard worden. Voor het schoonmaken hiervan neemt men liever alcohol en krijt en spoelt na met heet water. In broodtrommels legt men een schoonen doek of een vel schoon kast- of boterhampapier. Bij trommels met porseleinen binnenbak is deze maatregel overbodig. De bak moet goed worden schoongehouden! Dienstweigeraars. Ze komen in elk huishouden wel eens voor, de kleine dienstweigeraars, die grooten last kunnen veroorzaken en die met behulp van eenvoudige hulpmiddeltjes in de meeste gevallen wel „tot de orde" kunnen worden gebracht. Gij zijt bezig een hors d'oeuvre schotel klaar te maken. Allerlei lekkernijen hebt ge ingeslagen; en omdat de grootste attractie op de veeldeelige schaal altijd uitgaat van wat uit de blikjes daarop wordt uitgespreid, hebt gij gezorgd voor de noodige variatie op dat gebied. Bismarckrhering, makreel op
olie, sardines en kreeft staan klaar om naast tomatenschijfjes, komkommer en aardappelsalade tot een geurig mozaïek te worden gearrangeerd. Daar heb je de eerste pech. Bij het omdraaien van den sleutel, die aan het haakje van 't sardineblikje zit, knapt het staallipje af. Wat nu te doen? Het mesje, dat bestemd is voor het openen van conservenbussen, kunt gij in dit geval niet gebruiken, omdat de teere vischjes, die het blikje tot den bovenrand vullen, door het mesje beschadigd zouden worden. Met uw handen durft gij het werkje niet verder op te knappen, omdat gij wel weet, dat vrij ernstige verwondingen misschien het gevolg zouden zijn van uw roekeloos pogen. Ge kijkt wanhopig om u heen, en toch is een heel eenvoudige methode om zop'n halstarrig blik te openen, bij de hand. Als gij het blikje op tafel zet, het met de linker hand stevig vasthoudt en met een nijptang het omgebogen stuk blik of - ~ als 't zoo uit mocht komen — het halfgeopende deksel beetpakt, zal het, tien tegen een, lukken om met één enkelen stevigen ruk het blik open te krijgen.
76
WAT GIJ MOET WETEN.
Gebeurt het u wel eens, dat het gebruik van den kurketrekker een verkeerde uitwerking heeft? Dat de kurk afbrokkelt of dat de schroefgang, die ge hebt ingeboord, zoo wijd is, dat de trekker niet pakt? Ook om dit kwaad te verhelpen, kunnen wij een eenvoudig hulpmiddel aan de hand doen. Neem een stukje ijzerdraad en buig dat aan 't uiteinde om tot een haak, als 't kan met een scherp puntje. Schuif dit tusschen den hals der flesch en de kurk voorzichtig naar beneden. Is het haakje tot onderaan de kurk gekomen, geef uw „hengel" dan een halven draai naar links of rechts; het is nu een kleine moeite geworden om de kurk naar boven te trekken. Mocht één zoo'n haakje niet voldoende zijn, dan haalt ge de weerbarstige kurk er uit met behulp van twee van die instrumentjes. 't Zaakje zal dan zèker lukken! Minstens even lastig kan het worden, als een kurk naar binnen schiet. Zoo'n weglooper is ook te achterhalen, al zoudt ge het misschien niet denken. Laat in dit geval uw flesch heelemaal leegloopen en maak van een stevig touwtje een strik. Die strik laat ge voorzichtig naar beneden glijden en, als het u is gelukt, de lus van het touw om de kurk heen te krijgen, moet ge den gevangene meteen naar boven trekken. Zoodra de kurk bij den hals van de flesch is gekomen, wringt de strik zich vanzelf stevig om de kurk heen, zoodat de rest „gesmeerd" gaat. Metalen tubes, gevuld met paté van sardellen of ansjovis, laten zich soms niet losschroeven. Wees nu voorzichtig, want als gij het knopje, dat als sluiting dient, gaat forceeren, loopt gij groote kans, het teere metaal van het kokertje te scheuren, 't geen ten gevolge zou hebben, dat de inhoud geheel of gedeeltelijk verloren zou gaan. In dit geval moet een klein beetje warmte u uit den nood helpen. Een lucifersvlam, waarin gij even de onwillige schroefsluiting houdt, is in de meeste gevallen reeds afdoende. Theelichtjes, die niet branden. Een ervaren huisvrouw vertelt: Ik las iets over een kristallen theelichtje dat niet wilde branden. 'k Heb er ook een, met vier gaatjes in den wand. 'k Had er eerst last van, dat het dadelijk uitging en
DE EETKAMER.
77
mij werd aangeraden het terug te brengen naar den winkelier en nog eenige gaatjes bij te laten slijpen, hetgeen meer gedaan schijnt te worden. Maar dat is niet meer noodig; ik wacht nu een paar minuten, na het aansteken, met den theepot er op te zetten. Nu heb ik er totaal geen last meer van, dat het comfoortje niet wil branden. Als de was rondom het pitje goed gesmolten is, heeft dit kracht genoeg om te blijven branden. Glaswerk en kristal. Het afwasschen van kristal en glaswerk eischt veel zorg. Men moet er nooit kokend water voor nemen, daar de glazen dan zouden springen, ook niet te vet zeepsop, daar de zeep dan te veel in de hoeken gaat zitten. Zijn er veel glazen voorwerpen te wasschen, dan moeten ze nagespoeld worden in warm water. Voor 't afdrogen moeten liefst fijne linnen doeken gebruikt worden, omdat katoenen doeken zoo pluizen. De glazen worden afgewasschen met een kwastje en daarna dadelijk afgedroogd. Men mag ze nooit lang laten uitdruipen, omdat ze dan altijd streperig opdrogen. Om te zien of ze schoon zijn, houdt men ze tegen 't licht. Bij 't afdrogen mag men de glazen nooit aan den voet vasthouden, daar ze dan kunnen afbreken. Houdt dus 't glas om de kelk vast, deze kan gemakkelijk meedraaien. Warme of lauwe glazen moet men niet op koude marmeren of steenen bladen zetten, daar ze dan kunnen springen. Op gewreven tafels of lichte taf elkleeden kunnen ze kringen geven. Gewerkt kristal wordt vóór het afwasschen uitgeborsteld. Evenals bij 't vaten wasschen komen eerst de kleine, daarna de grootere voorwerpen aan de beurt. Glaswerk, dat met verf of olie is verontreinigd, kan men schoonmaken door er spiritus in te doen, vermengd met fijne houtskool en dan flink te schudden. Ook terpentijn is hier een uitstekend reinigingsmiddel. Alle kristallen voorwerpen, die men afgewasschen en schoongespoeld heeft, behooren goed te worden gedroogd. Lukt dit bij flesschen, karaffen, vazen en dergelijke niet gemakkelijk, dan trachte men een doek naar binnen te
78
WAT GIJ MOET WETEN.
wringen. Ook kan men een stuk vloei- of filtreerpapier tot een kwast knippen en dat in de f lesch of vaas zoolang heen en weer bewegen, totdat al het vocht is opgezogen. Boven kan men kristallen karaffen wegzetten, met een prop-dien filtreerpapier afgesloten, bij wijze van kurk. Men bereikt daarmee, dat al het vocht geabsorbeerd wordt, zoodat het kristal volkomen helder blijft. Karaffen, die van binnen niet volkomen droog zijn, moet men nooit op andere wijze afsluiten. De doeken moeten zacht en soepel zijn. Karaffen 'en flesschen, ook hooge, smalle bloemvazen schudt men met wat water, waarin fijngestampte eierschalen zijn gedaan. In plaats daarvan kan men gebruik maken van zand met azijn, theebladeren of kofficdik. Hagelkorrels reinigen ook uit~ stekend, maar zijn voor flesschen en glazen niet aan te raden, daar ze looddeelen kunnen achterlaten, die schadelijk zijn voor de gezondheid. Vazen, door het bloemenwater bruin en groen aangeslagen, maakt men gemakkelijk schoon met ammonia; waterkaraffen schudt men met sterken azijn of met zoutzuur, welk laatste een vergif is en na welk gebruik men dus extra goed dient na te spoelen. Het bezinksel van rooden wijn, port of scherry, kan men verwijderen door te spoelen met alcohol, bijvoorbeeld brandewijn. Lukt het niet dadelijk, de wijnkaraffen op deze manier helder te krijgen, dan zet men ze met den brandewijninhoud weg, totdat de aanslag is opgelost en schudt ze na met water, waarin een der bovengenoemde schuurmiddelen. Handvatten. W a a r o m zijn meestal aan metalen trekpotten en koffiekannen houten handvatsels aangebracht? Omdat metaal een uitstekende warmtegeleider is en dus zelf bijna onmiddellijk den warmtegraad aanneemt van de vloeistof, die zich in pot of kan bevindt. En als het hand vatsel ook van metaal was, zou de trekpot met de bloote hand niet te hanteeren zijn. D a a r o m zijn de meeste handvatsels van hout; wil men ze echter toch van metaal, dan moet tusschen trekpot en handvat een slechte warmte~ geleider zijn aangebracht, bijvoorbeeld een schijfje been of ivoor.
79
DE EETKAMER.
Let er dus op, bij het koopen van een metalen trekpot, of inderdaad zoo een isoleerend plaatje aanwezig is. Kurken, die vastkleven. Om te voorkomen, dat de kurk vast kleeft in den hals van een flesch, bestrijkt men ze met olie. Zit een kurk zoo vast in den hals van een flesch, dat deze moeilijk kan geopend worden, dan giet men tusschen de kurk en den hals der flesch een weinig water, brandewijn of olie. Water, als de flesch een zout- of een zoetachtig vocht inhoudt; brandewijn, als het reukwater of een essence is; olie, indien de flesch een hars- of olieachtige vloeistof bevat. Met het heft van een mes kan men de kurk ook beurtelings zeer zachtjes naar links en naar rechts slaan; somtijds wil het gelukken, dat zij door dit herhaaldelijk geschok eindelijk loslaat. Japansch lakwerk. Nooit mag men theebladen of andere voorwerpen van Japansch lakwerk met heet water schoonaken. Men moet een zacht lapje nemen, er eenige druppels olie op gieten en daar dan zoo lang mee wrijven, tot het voorwerp weer droog is. Als dat voorwerp, dat meubel of blad er dan nog vettig uitziet, strooit men er wat meel op en wrijft het af met een zachten, drogen doek. Japansch theeblad. Om vlekken van heete thee of kokend water uit een Japansch theeblad te verwijderen, ver~ mengt men eenige druppels slaolie met evenveel brandspiritus en bestrijkt hiermede de vlek een paar maal. Na -eenige oogenblikken is de leelijke plek verdwenen. Een recept, ons toegezonden door het Landbouw-Scheikundig Laboratorium der Landbouwhoogeschool te Wageningen: Eerst wordt met een propje watten, met brandewijn of jenever bevochtigd, de opgesmeerde was verwijderd, dan wordt een watje met een oplossing van 10 % mangaansulfaat zacht over de witte plekken gestreken, zoodat ze goed vochtig worden, en vervolgens drogen. Nu wordt door de luchtzuurstof de witte plek waarschijnlijk weer geheel in de oor6
80
WAT GIJ MOET WETEN.
spronkelijke kleur teruggebracht. Misschien is een herhaling van de bewerking nodig. Mangaansulfaat is bij eiken handelaar in chemicaliën te verkrijgen tegen billijken prijs. Spiegelglas. Men moet spiegels met zachte doeken glimmend wrijven en, zoo er vlekken op mochten zijn, deze verwijderen met brandewijn of een andere alcoholsoort, met blauwsel of met een papje van brandewijn en heel fijn gemalen krijt. Stoppen. (die vastzitten) , dus óók al „dienstweigeraars ". Sla een touwtje of een eindje smal wit band om den hals der karaf, die door iemand anders moet worden vastgehouden. Trek het bandje herhaaldelijk heen en weer, zoodat het schuurt om den hals van de karaf en probeer eens na eenige minuten of de stop nog niet loslaat. De warmte, ontstaan door de wrijving, doet n.l. het glas of kristal uitzetten, zoodat de opening een ietsje wijder wordt. Als men om den stop van een flesch wat sla-olie (andere olie kan ook gebruikt worden) druppelt, de flesch een poosje daarna plat neerlegt en op den stop klopt, zal deze stellig loslaten. Andere manier: Men doet acht á tien druppels gewone glycerine in de holte bij den stop. Dan zet men de flacon of karaf rustig weg, opdat de glycerine kan doortrekken en na een dag of vijf, soms reeds eerder, gaat de stop er gemakkelijk uit. Een eenvoudig, onschuldig middel dus, dat alleen in spoedgevallen niet kan worden aangewend. Andere manier: Het losmaken van een vastzittende stop is gemakkelijk te bereiken door met een houten voorwerp z a c h t j e s tegen den hals van flesch of karaf te kloppen. De ervaring leerde dat dit middel altijd helpt. Men moet geduld hebben, daar bij te hard kloppen de karaf zou kunnen breken.
DE EETKAMER.
81
Tafeldienen. Handig tafeldienen is iets, dat men elk dienstmeisje kan leeren. De spijzen worden den gasten van links af aangereikt, van rechts neemt het meisje borden, lepels en vorken weg. Heeft de gast niet zelf het gebruikte mes en vork op zijn bord gelegd, dan doet het meisje dit, voordat zij het bord van tafel neemt. Schoone borden en couverts moet zij weer van rechts neerzetten. Bij het wegnemen zet het dienstmeisje de borden op elkaar en houdt den stapel met de linkerhand vast; lepels, vorken en messen legt zij in het mandje, dat aan haar linkerarm hangt. Koppen met bouillon, koffie, thee, enz. dient men rond bij hoogstens drie tegelijk. Dit gebeurt op kleine blaadjes. Men neemt de koppen af zonder ze in elkaar te zetten. Dit geschiedt pas op buffet of dressoir. Dan worden ze op een groot blad of op den dienbak mee naar de keuken genomen. Groote bladen of dienbakken mogen nooit op tafel worden gezet; ook mogen geen bladen worden geplaatst op stoelen of andere meubelstukken, behalve op het buffet. Als een lepel, vork of mes op den grond valt, neemt het meisje onmiddellijk een reservestuk en brengt dat op een blaadje of een bord. Eerst daarna raapt zij het gevallen voorwerp op. Sauskommen, groente- en aardappelschalen worden links bij de vrouw des huizes neergezet. Dranken behooren van rechts af ingeschonken. i Het verdient aanbeveling, de dienstboden, ook als er geen gasten zijn, keurig te laten tafeldienen. Trekpot (Een duffe.) Den stank uit een duf-riekenden trekpot kan men weg krijgen door hem uit te stoomen; men gaat zóó te werk: Neem een goedsluitenden ketel met een tuit, doe een slang aan de tuit, neem den trekpot, zet dien omgekeerd met de opening boven een gat, b.v. een eierrekje, een plankje met een gat erin, of iets dergelijks. Steek de slang door 't gat in den theepot, kook het water en als men nu maar lang genoeg stoomt, gaat de stank er uit.
82
WAT GIJ MOET WETEN.
Een andere methode: Als een trekpot of ketel door lang staan duf is geworden, kan men er een gloeiend kooltje in leggen en dit overgieten met koud water. De theepot goed afsluiten. Het kooltje moet erin uitdooven en koud worden. Als de theepot is schoon onaangename lucht verdwenen. -gemakt,isd Een nikkelen theepot. Aanslag uit een nikkelen theepot kan worden verwijderd door: 1 0 . Heet sodawater in den pot te doen en het dan op een lichtje of achter op de kachel zachtjes te laten trekken, ongeveer twaalf uur (niet koken) . Al de aanslag is dan verdwenen en wat niet weg is, is makkelijk weg te vegen. Het soda-water is zoo bruin geworden als de thee. Goed
naspoelen. 2 0 . Een eetlepel waschpoeder in den theepot doen, dezen vol gieten met kokend water en den trekpot zoo een nacht laten staan. Den volgenden morgen is de aanslag totaal verdwenen. Zilver. Er zijn veel gezinnen, waar de lepels en vorken niet alleen, maar waar al het zilver elke week een groote poetsbeurt krijgt. Al dat poetsen heeft echter zijn bezwaren en wij zouden allen huisvrouwen den goeden raad willen geven, de tafelbestekken en wat daar verder voor in aanmerking komt, liever met de zoogenaamde „zilverplaat" te behandelen (in elke goede huishoudzaak te verkrijgen) omdat dan het zilver aanmerkelijk minder slijt: Wie liever poetst, neme een papje van Parijsch rood en water. Met spiritus aangemengd, geeft Parijsch rood te veel slijtage en het mengen met water heeft tevens dit voordeel, dat het niet vervliegt en het papje dus niet te snel opdroogt. Als achter elkander verscheidene stuks zijn ingewreven, begint het uitpoetsen. Parelrandjes, keuren enz. worden even uitgeschuierd en tot slot wordt alles nog nagewreven met een schoonen, zachten doek. Om zilver en ook imitatie-zilver goed te bewaren, is een speciaal soort vloeipapier in den handel. Men behoeft de dingen er niet stuk voor stuk in te wikkelen. Als alles in de
DE EETKAMER.
83
étuis ligt, legt men er velletjes van dat vloeipapier over. Gele vlekjes komen dan niet voor. Men kan niet alleen tijd, maar ook het zilver sparen: 1 0 . door het goed af te wasschen, zoo heet mogelijk af te drogen en goed na te wrijven; 2 0 . door het zoo min mogelijk in aanraking te laten komen met zuur, eieren, visch, mosterd en uien; 3 0 • door het van de lucht afgesloten te bewaren; 4 0 • door het tegen krassen te behoeden; 5 0 . door het met heet zeepsop te behandelen; 60 . door het uit te koken met ammonia of soda. Het deksel moet gedurende deze bewerking goed op de pan sluiten, daar anders de ammonia te gauw verdampt. (Brandgevaar bestaat er niet. Ammonia werkt juist blusschend) . Nadat het gekookt heeft, overgiet men het zilver nog eens met kokend water en droogt het stevig af met zachte doeken. -
Echt en namaak - tafelzilver kan men op één en dezelfde manier schoon houden.
Een stukje kamfer, bij zilver gelegd, doet dit langen tijd mooi blijven en voorkomt poetsen. Het is zeer aan te raden in zilverkasten en voor zilveren voorwerpen, die in étuis en doozen geborgen worden.
MUREN EN HUN BEKLEEDING. Beschadigd behang. Schilderijen en portretten, spiegels en wandborden, kalenders en stofdoekmandjes .... Wat moet nog meer aan den wand gehangen worden? In de meeste gezinnen bezorgen de huisgenooten al die kleine werkjes zelf, zoeken zij, als de meubels zijn neergezet, de meest geschikte plaats aan den muur, opdat ieder kunst- of gebruiksvoorwerp op zijn voordeeligst uitkomt. Maar al te vaak is dit werkje niet veel anders dan het vernielen en beschadigen der muurbespanning, want bij het inslaan van haken en spijkers komt men dikwijls terecht op een steen, die niet te „vermurwen" is, zoodat de spijker kromgeslagen wordt, weer moet worden uitgehaald en de proefneming op een andere plek nog eens herhaald. Het kan best voorkomen, dat men, op die manier te werk gaande, het met een en denzelfden spijker drie, viermaal moet probeeren, zoodat men drie, vier gaten in 't behang slaat voordat één schilderijtje, één simpel verjaarskalendertje kan worden opgehangen. Niemand zal durven beweren, dat zoo'n geruïneerd behang een cachet van netheid geeft aan de kamer. Er bestaat een klein trucje om bij het verrichten van dergelijke werkjes keurige resultaten te verkrijgen, zoodat, als alles hangt, het behang geen wonde plekken vertoont. Voordat men een spijker gaat slaan, moet men de te gebruiken plek onderzoeken door er met den hamer op te kloppen. Is het geluid, dat men dan te hooren krijgt, helder en komt de hamer met een harden tik op den muur terecht, dan kan men er wel zeker van zijn, op een steen te slaan, waar met geen mogelijkheid een spijker in te drijven valt. Klinkt de hamerslag echter dof, dan kan de proef gerust gewaagd worden. Maar ~ en nu komt de kleine truc ~ vóórdat men met spijkeren begint, snijdt men met een scherp
MUREN EN HUN BEKLEEDING.
85
mesje een driehoekig stukje behang op die plek los, tilt dat papieren driehoekje op en slaat den spijker in den vrijgekomen muur. Pakt de spijker niet, dan is niets bedorven, want men trekt hem er eenvoudig weer uit, smeert een beetje stijfsel aan den achterkant van het behangselpapier en drukt dit weer op zijn plaats. Op die manier te werk gaande, voorkomt men, het behang op onnoodige wijze hier en daar te beschadigen. Moeten zware haken in den muur gedreven worden, dan doet men verstandig, als een geschikte plek gevonden is, met een scherp mesje in het papier kruisgewijze een insnijding aan te brengen. De vier driehoekjes, die op deze wijze ontstaan, vouwt men om, zoodat een vrij groote plek van den muur vrijkomt en eerst als de haak stevig vast zit, plakt men het papier weer bij. Keukenwanden en de muren van de werkkasten. en -hokken, kan men, voor zoover ze van cement zijn, als ze een goedkoop opknapbeurtje moeten hebben, gemakkelijk zelf behandelen. Er bestaan n.l. eenige soorten kalkwaterverf, die in pakken verkocht worden en in verfwinkels en drogisterijen verkrijgbaar zijn, niet alleen in wit, maar ook in verschillende andere kleuren. Met koud water aangemengd, vormen ze een soort verf, die uiterst geschikt is voor het opknappen van keukenmuren, kasten, enz. -
Indien geverfde muren niet overal met een stofdoek of stoffer bereikt kunnen worden, kan men op de volgende manier te werk gaan, om stof en andere ongerechtigheden te verwijderen: Om een ragebol wordt een stofdoek gebonden. Met dit instrument wordt de muurvlakte geveegd. De stofdoek wordt gedurende de bewerking meermalen afgeknoopt en buiten het raam uitgeslagen. ' Waarom een ragebol alleen niet afdoende is? Omdat de doek het stof beter vasthoudt dan de losse borstels van den Tager. Als deze wijze van schoonmaken op den duur niet voldoende helpt, kan men in vele gevallen een zeemlap, vochtig gemaakt en uitgeknepen in plaats van - een stofdoek nemen. Frescoliet muren kunnen behandeld worden als gewitte muren.
86
WAT GIJ MOET WETEN.
Vlekken in behang. Het verwijderen van vlekken uit behang is een lastig, in de meeste gevallen tevens een ondankbaar werkje. Want behangselpapier bestaat in zooveel ver kleuren en qualiteiten, en de vlekken kunnen van-schilend zoo uiteenloopenden aard zijn, dat bijna niet te generali^ seeren valt. Wie wil probeeren of er kans bestaat om verfvlekken uit behang te verwijderen, geven wij den raad, de vlekken te betten met een watje, dat gedrenkt is in benzine en dat daarna stijf is uitgeknepen. Vlekken van kaarsvet kan men uit behang verwijderen met behulp van een stuk grauw papier en een heet ijzer. Telkens een schoon stukje grauw papier nemen en de bewerking zoolang als het nodig blijkt herhalen. Vochtig behang. In nieuw gebouwde huizen gebeurt het niet zelden, dat de behangsels vochtig worden en dat er zich schimmel op ontwikkelt. Om dit te voorkomen of de schimmel te verdrijven, neemt men salicylzuur, lost het in wijngeest (1 op 4) op, en bevochtigt hiermede door middel van een kleine spons de groen-witte schimmelvlekken. Op de aldus behandelde plekken zal zich geen schimmel meer vertoonen.
Gobelins. Voor het wasschen van een middelmatig groot gobelin neemt men een halven liter ossengal en een half pond goede huishoudzeep, opgelost in ruim een halven emmer water. Als dit koud is geworden, voegt men er een halve flesch gewonen spiritus bij en klutst alles door elkaar, totdat het flink schuimt. Het gobelin wordt geklopt en geschuierd tot alle stof verwijderd is en dan op een wit houten tafel of op een schoonen vloer gespannen. Van de vloeistof neemt men telkens een beetje in een kom of bakje (zoo dat niet met onzindelijk water wordt gewerkt) , doopt daarin een harden bostel en schuiert het gobelin bij kleine stukjes schoon. Als men deze bewerking twee of driemaal heeft herhaald, hangt men het doek, dat niet mag worden drooggewreven of nagespoeld, in de buitenlucht te drogen. Het mag in geen geval aan de inwerking der zonnestralen worden blootgesteld.
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
De vloeren en de bedekking ervan kunnen een belangrijke rol spelen in de meerdere of mindere gezelligheid, die wij om ons heen hebben, zoo goed als ze het hunne bijdragen tot het al of niet voldoen aan onze hygiënische eischen. In de eerste plaats moeten zij zoo zijn ingericht, dat ze zoo weinig mogelijk stof opnemen. Want onze laarzen brengen van de straat een dosis ongerechtigheden mee, die ten deele belanden op den vloer van gangen en kamers. Een aller dus, dat de vloeren gemakkelijk van vuil-erstvich te reinigen zijn, opdat niet alleen stof, maar ook ziektekiemen,
die wij misschien mee naar binnen hebben gehaald, weer worden verwijderd. Zoo zal een houten vloer met zijn vele naden en spleten, die moeilijk schoon te houden zijn, een geregelde bewerking met heet zeepsop, af en toe een be^ handeling met desinfecteerende middelen noodig maken, wil hij niet een haard van bacteriën worden op den duur. Een vloer, waarop men onder het werk langeren tijd moet staan, levert bijna zonder uitzondering koude voeten. Het is daarom ten sterkste aan te raden, steenen of marmeren vloeren in vertrekken, waar gewoond of gewerkt moet worden, te bedekken met een houten „bodem" of met ge makkelijk schoon te houden matten. Wie weleens het groote voorrecht heeft gehad, in schoonmaak of verhuistijd op kale houten vloeren te wonen, de huis~ genooten langs onbedekte trappen te hooren gaan, weet wat het zeggen wil, als het geluid der voetstappen niet gedempt wordt in huis. Wat was het een vreugde, als de kleeden waren gelegd, als de trappen van loopers waren voorzien! Het is echter een dringende eisch, dat de vloer- en trapbekleedingen, die zoo weldadig-geluiddempend zijn, zóó worden aan-
88
WAT GIJ MOET WETEN.
gebracht, dat ze zonder groote moeite kunnen worden opgenomen om buiten, in de frissche lucht, een extra-beurt te krijgen. Want waar niet met een stofzuiger gewerkt wordt, waar veger en stoffer worden gehanteerd om schoonmaak te houden, is het een drinqende eisch om kleeden en loopers zooveel mogelijk buitenshuis te reinigen. Dus liefst tapijten kiezen, wier afmetingen zóó zijn, dat ze niet komen te liggen onder zware meubelen, welke niet of alleen met extra-groote moeite van hun plaats kunnen. Het beleggen van houtra vloeren met zeil of linoleum heeft het groote hygiënische voordeel, dat deze gladde oppervlakte zonder naden gemakkelijk zindelijk gehouden kan worden. Natuurlijk is linoleum, hoewel duurder dan zei' toch te prefereeren, omdat het sterker is en, mits In goede kwaliteit genomen en goed onderhouden, bijna onverslijtbaar. Bij het leggen van de vloerbedekking moet men er zich eerst van overtuigen, dat spijkers of ruwe, hobbelige plekjes, die in het hout mochten zijn, verwijderd worden. Gebeurt dit niet, dan loopt men groote kans, dat het zeil of linoleum heel gauw beschadigt. Daarom verdient het aanbeveling, den grond eerst te bedekken met viltpapier, opdat de onderlaag glad en effen is, opdat bovendien de vloer warmer zal zijn voor de voeten. Verder moet de vloer, voordat hij belegd wordt, volkomen droog zijn. Linoleum, dat op een vochtigen vloer wordt gelegd, gaat namelijk uitzetten, waarvan barsten een gevolg is Het er onder liggende, vochtige hout zal gaan rotten. Geluid dempen. Het is een — vooral in stadswoningen veel voorkomend — gebrek, dat door het dicht op elkaar wonen, buren elkaar overlast aandoen. Lang niet altijd met kwaad opzet, al doet zich ook déze bij-omstandigheid wel eens een enkel keertje voor. Zoodoende werpt zich nogal eens de vraag op, in hoeverre door een speciale vloer~ bedekking in dit euvel te voorzien is. - In de eerste plaats kan men als geluiddempende vloerbedekking gebruik maken van Estrick-platen, in elke goede meubel~ en stoffeerders zaak te verkrijgen. Wie goedkooper uit wil zijn, laat op den vloer vierdubbel viltpapier leggen, waarover dan natuur~
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
89
lijk de gewone bedekking, zeil, linoleum, tapijt, cocos, of wat het ook moge zijn, haar plaats krijgt. Gewreven vloeren. Hoe kan men witte vlekken uit glad gewreven vloeren maken? Men verwijdert deze vlekken, die door morsen met heet zeepsop zoo licht ontstaan, en die den geheelen vloer ontsieren, op zeer gemakkelijke wijze. Men maakt een papje van sigarenasch en water en laat dit gedurende een dag op de witte vlekken liggen, waarna men ze met schoon water afwascht en weer met was opwrijft. Gebeitste vloeren. Eens in de veertien dagen den vloer inwrijven met lijnolie en terpentijn, van ieder de helft en met schoone doeken flink nawrijven. Als men deze bewerking geregeld toepast, is er niets aan dan gebeitste vloeren, omdat die nooit stoffig zijn.-genamr Houtgranieten vloeren. Om dergelijke vloeren schoon te maken, bestrooit men een gedeelte met Brusselsche aarde en schrobt met een luiwagen met korte, stevige slagen, totdat het vuil is losgewerkt. Het beste is, warm zeepsop te gebruiken. Dit losgeschrobde vuil wordt opgedweild. Zijn nog vuile plekken achtergebleven, dan moet de bewerking met Brusselsch zand herhaald worden, waarna men opnieuw gaat dweilen. Eerst als de plek volkomen zindelijk blijkt te zijn, dweilt men na met schoon koud water, en wrijft met droge doeken na. Daarna neemt men een tweede stuk van den vloer Onderhanden en gaat op die manier door tot alles een goede beurt heeft gehad. Het verstandigst knapt men dit zaakje op als men steeds zorgt, twee emmers water bij de hand te hebben; één voor het warme zeepsop en één voor het koude dweilwater. In plaats van een luiwagen kan ook een platte boender dienst doen bij dit werkje. Alleen moet men in dit laatste geval in gebukte of knielende houding werken en loopt men kans, zich vuil of nat te maken. Men moet nooit over geschrobde vloeren loopen voordat ze goed droog zijn! Karpetten. Om olievlekken uit karpetten te maken laat men pijpaarde in een , beetje water en wijnazijn even koken
en smeert met dit papje de vlekken in. Nu moet men de
90
WAT GIJ MOET WETEN.
ingesmeerde plek laten opdrogen en met een vel papier of met een lap goed bedekken; na 24 uur kan de plek worden uitgeborsteld. Om een lichtgekleurd karpet, dat smoezelig is geworden, wat op te frisschen, kan men het uitborstelen met een lauw sop van goede huishoudzeep. Ook lauw water met een scheutje ammonia doet uitstekenden dienst. Kleeden. Niet alleen in dunne, teere zij, ook in massieve, stevige vloerkleeden zijn vetvlekken minder welkom. En hoe goed een tapijt ook bestand moge zijn tegen een flinke massage met het een of andere „probate middel", toch wil het niet altijd lukken, de leelijke sporen van vet of jus eruit te verwijderen. Zoo'n vet- of jusplek beleggen we met poreus papier (het gewone grauwe papier van kruidenierszakken is uitstekend!)
en daar strijken we met een warmen bout overheen. Telkens een nieuw stuk papier nemen, tot al het vet uit het kleed is weggestreken. Benzine of terpentijn zijn hier minder geschikt, omdat te veel wegvloeit in de dikke, poreuze tapijtstof. Mocht de vlek heel groot zijn, dan is het raadzaam, haar uit te borstelen met een aftreksel van houtzeep. Ook kan men haar met ossegal bestrijken en daarna uitwasschen. Dit laatste middel heeft echter het groote bezwaar, een minder aangename lucht mee te brengen. Kleedjes kloppen en overlast. In het Maandblaadje van de afdeeling Amsterdam der Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen wordt een artikeltje gewijd aan allerlei bezwaren, die een groote stad nu eenmaal voor hare bewoners meebrengt. Wij citeeren: Een onzer leden klaagde bij het bestuur over het hinderlijke kleedjeskloppen op de balcons op tijden, dat kleine kinderen en vermoeide huismoeders plegen te rusten. Hieraan is van rechtswege weinig te doen. Men is in zulke gevallen vrijwel aangewezen op den goeden wil der omwonenden, in de eerste plaats van de in de buurt wonende huisvrouwen. Het heeft misschien zijn nut er nog eens op te wijzen, van hoeveel belang het is, dat de huisvrouw begrijpt, dat, desnoods met een kleine opoffering harerzijds, met een beetje
91 meer nadenken ter wille van anderen, met een stipt voorgaan van kinderen en personeel, men veel onaangenaams voor de personen, met wie men ook indirect te maken heeft, kan vermijden en een prettige sfeer kan scheppen. Het voorbeeld doet zoo veel. In de samenleving kunnen allerlei kleine attenties en hoffelijkheidjes wonderen doen. Zet uw piano een eindje van den muur of aan den gangkant van de kamer, dan hindert u de buren het minst. Smeer de deurstang in als zij piept en knarst, richt uw kinderkamer in op een verdieping, waar uw benedenbewoners er geen last van hebben. Draag zorg, dat uw dienstboden den tuin uwer benedenburen niet voor vuilnisbak gebruiken en dat uw kinderen niet smijten met de deuren. Juist in een groote stad met haar menschenpakhuizen, is de kans op botsing het grootst. En hinder is niet altijd te vermijden, al kan het dikwijls veel en veel beter dan nu het geval is en zelfs de zieken en zwakken niet gespaard worden. Wie een flat, boven- of benedenhuis bewoont, kan zich nu eenmaal niet veroorlooven, wat de bewoner van een huis-alleen wel kan. Festiviteiten tot laat in den nacht, waarbij allerlei omwonenden uit den slaap gehouden worden en 's morgens ongeschikt zijn om hun 100 % aan den arbeid te geven, zijn m.i. ongeoorloofd. VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
Allerlei. Wij zouden aan de voorbeelden, boven aangehaald, nog de volgende willen toevoegen. Geen kleine kinderen den heelen dag laten zingen, schreeuwen en krakeelen in een stadstuintje, zoodat de lucht weergalmt, tot twintig huizen ver naar weerskanten, van het gekrijsch dat opgaat als jaap en Keesje of Miepje en Toosje ruzie hebben om een stuiter, een pop, een kruiwagen, een springtouw. Geen zanglessen nemen of de grammofoon laten spelen met wijdopen deuren en ramen. Laat alleen de huisgenooten „ge nieten" van etudes en loopjes en vergast niet al de medebewoners van uwe straat op wat Caruso, Haifetz, Mischa Elman en andere beroemdheden presteerden voor den hoorn van het „spreekapparaat ". Het klinkt wellicht onge
92
WAT GIJ MOET WETEN.
loof lijk, maar er zin lieden, die Caruso per grammofoon heelemaal niet fraai vinden. Niet de trappen op en afloopen met zulk een vervaarlijk gedruisch en gedaver, dat eiken bewoner van lager gelegen verdiepingen het hooren vergaat en zijn goed humeur gevaar loopt. Er is nog meer, nog veel meer, dat vermeden kan worden. Iedere lezeres zal voor zich zelve wel de noodige aanvulling kunnen geven, vooral als die lezeres bewoonster is van een groote stad. Omgekrulde kleeden. Dit euvel is te verhelpen door langs den achterkant van het kleed, dáár waar het krult, een flinke reep stevig linnen te naaien. Schoonmaken van kleeden. Een tapijt, mits het echt van kleur is, kan een algeheele schoonmaakbeurt krijgen, als men het afborstelt met een aftreksel van houtzeep. Elke huisvrouw kan haar tapijten en vloerkleeden, ook de kostbaarste, nog op andere manier zelf een groote schoonmaakbeurt geven. Men lost in 3 liter lauw water een flinken eetlepel borax op en wrijft met dit vocht het goed uitgeklopte en aan weerskanten afgeschuierde kleed af. Telkens schoone doeken nemen, die voor de tweede be werking in frisch boraxwater worden uitgespoeld. Wie zich die moeite getroost, zal er geen spijt van hebben, want niet alleen, dat het tapijt grondig gereinigd wordt, maar ook de kleuren krijgen hun oorspronkelijke frischheid terug. Een andere methode is deze: om een kleed van ongeveer twaalf vierkante meter schoon te maken, lost men een vierde pond geschaafde huishoudzeep , op in vijf liter kokend water. Daarbij voegt men 60 gram borax, 60 gram soda en nog 10 liter heet water, giet er ten slotte 120 gram spiritus bij en borstelt met dit mengsel, nadat het is bekoeld, het kleed, bij kleine gedeelten tegelijk. Met schoon water afnemen en met droge doeken opwrijven. Linoleum. Nieuw linoleum neemt men, noodra het ligt, af met koud water, laat het goed drogen en zet het dan in de was.
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
93
Om het lang glanzend te houden, boent men het met half melk, half water, daarna wrijft men het in met terpentijn, waarin wat was is opgelost en wrijft het uit met zachte borstels of flanellen lappen. Ellen linoleum heeft het groote nadeel, dat men er alle voetstappen en afdrukken op ziet. Het is om deze te verwijderen echter niet noodig, den vloer telkens te wrijven met was. Men kan het linoleum uitstekend onderhouden door het eerst af te wrijven met een prop van versche kranten en het daarna op te poetsen met een flanellen doek. Kale plekken en krassen moeten even met was worden bijgewerkt. Linoleum, dat goed in de was zit, kan gerust af en toe met koud water worden afgenomen. Als warm water of zeepsop gebruikt is, moet het opnieuw in de was worden gezet. Voor het overige moet het linoleum droog behandeld worden met zindelijke, zachte wollen doeken. Wij zijn het eens met degenen, die ontraden om linoleum al te vaak te schrobben. Want als dat geschrob te vaak herhaald wordt, maakt men het oppervlak van 't zeil te ruw en neemt men de ingewreven was te veel weg. Meestal is dweilen voldoende om den vloer zindelijk te maken. Men kan linoleum het gemakkelijkst dweilen door om een kortharigen luiwagen een losjes gewrongen dweil te slaan en daarmee krachtig den vloer te bewerken. 't Is het beste, kleine gedeelten tegelijk te nemen, omdat dadelijk moet worden nagespoeld met schoon water, wil men voorkomen, dat het losgemaakte vuil weer in 't linoleum dringt. Molton-dweilen zijn het meest geschikt, daar deze 't vocht het beste opnemen. Denkt men met koud water niet het gewenschte resultaat te bereiken, dan neme men lauw zeepsop en voor 't nadweilen schoon koud water. Verstandig is het, eerst even de proef te nemen of de kleuren van 't linoleum bestand zijn tegen het vocht. (Bij „inlaid" is dat niet noodig.) Mochten de kleuren afgeven, dan mag alleen met koud water gewerkt worden. Zoodra de vloer droog is, moet hij opnieuw in de was gezet worden. Wie op deze manier linoleums schoonhoudt, behoeft niet
94
WAT GIJ MOET WETEN.
tot schrobben of boenen haar toevlucht te nemen. Alleen bij zeer vuile, vette keukenvloeren is dat noodig. Hardnekkige vlekken, die ook met zeepsop en was niet uit linoleum verdwijnen, kan men, als het inlaid (doorgedrukt) linoleum is, uitschuren met zand of Brusselsche aarde en azijn, waarna men met water afneemt. Dergelijke vlekken zijn bij opgedrukt linoleum of zeil meestal niet te verwijderen zonder dat men de grondstof beschadigt. Inktvlekken kan men hieruit soms verwijderen door ze te betten met lauwe melk of azijn. Is het inlaid, dan fijn zand gebruiken, Brusselsche aarde of schuurlinnen No. 2. Ten-. slotte het linoleum opnieuw in de was zetten. Een roetkring op zeil of linoleum, achtergelaten door een ketel, kan met warm zeepsop verwijderd worden. Is de zwarte
kring echter ontstaan door inbranden, dan valt er niet veel meer aan te verhelpen. Behalve als men inlaid linoleum heeft. Ook in dat geval kan de leelijke plek worden weggeschuurd met fijn zand, Brusselsche aarde of schuurlinnen no. 2. Linoleum wrijven. Het is zoo gemakkelijk geworden voor haar, in wier kamers kleeden en karpetten liggen, nu de electrische stofzuiger, die doodeenvoudig in het gebruik is en weinig vermoeiend in de behandeling, bijna al het werk verricht, dat vroeger in knielende, kruipende houding moest worden, gedaan. Maar wie een huis heeft met veel linoleums, is evenmin genoodzaakt, te moeten vegen en wrijven, werkjes, die niet alleen vermoeiend zijn, daar ze altijd in geknielde houding moeten geschieden, maar ook zeer tijdroovend. Want er bestaat een hulpmiddel, dat ons, huisvrouwen en ons dienstpersoneel dat werk verlicht. Er zijn namelijk apparaten in den handel, die niet alleen bestemd zijn voor het inwassen en uitwrijven van parket~ vloeren, maar die ook voor linoleum uitstekend gebruikt kunnen worden. Zij sparen de helft aan tijd en zijn zóó ingericht, dat men onder het werk niet meer op de knieën behoeft te liggen. Het toestel, dat aan een langen steel zit, bestaat uit een was-reservoir, een in- en een uitwrijfzijde, belde van moltonlappen voorzien, welke gemakkelijk ververscht kunnen worden.
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
95
Effen linoleum. Effen linoleum kan men, als het zeer vuil is, gerust een enkelen keer afboenen met Brusselsche aarde. Als er dan weer was op komt, ziet het er als nieuw uit. Hoe men effen linoleum het beste onderhoudt? Zet het heel dun in de was en borstel het dan uit met een gewone „luiwagen ". Elken dag vegen en met den zwabber nastoffen, om den anderen dag de luiwagen er over halen. Eenmaal in de drie maanden nieuw in de was zetten. De linoleums glimmen dan zonder dat er teveel was opzit en zonder dat de schoenen er leelijke sporen op achterlaten. Matten. Japansche matten. In elk huis kan men ze vinden, bij arm en rijk hebben ze burgerrecht verkregen. Als niet een Japansche mat ligt in de slaapkamer voor bed of waschtafel, heeft wel de serre een vloerbedekking van dit luchtige, lichte materiaal. Of wel in gang of kinderkamer is dit vlechtwerk aangewend als muurbespanning; tegen de kamerdeur hangt een mat van bijzonder mooi patroon, in kleuren, die het oog prettig aandoen; achter den kapstok — om den witgekaikten muur te bedekken — prijkt een Japansche (soms ook is 't een Chineesche) mat. Frisch is het, niet kostbaar en heel gemakkelijk schoon te houden, dit rietwerk, dat eerst in later jaren zooveel opgang heeft weten te maken. Maar één bezwaar heeft het: als 't niet voorzichtig en oordeelkundig behandeld wordt, kan het niet bogen op groote duurzaamheid. Zoo is het glad verkeerd om Japansche matten met sterke, krachtige hand uit te slaan en nog onverstandiger, om bij die bewerking het arme slachtoffer bij de uiterste hoeken vast te houden. Het laat zich wel begrijpen, dat zelfs een mat van goede qualiteit een dergelijke hardhandige manier van reinigen niet lang uithoudt. De hoeken en kanten laten los, de draden, die bij 't vlechten gebruikt zijn, hangen weldra ieder afzonderlijk en het ooglijke van de mat is verdwenen. Rieten matten moeten zoo weinig mogelijk met de hand worden uitgeslagen. In die gezinnen, waar een stofzuiger gebruikt wordt, komt dat vlechtwerk in de eerste plaats in aanmerking om, rustig op zijn plaats liggende, te worden „uitgezogen ". Heeft de „groote bromvlieg" nog niet haar entrée de chambre gemaakt, dan moet
96 WAT GIJ MOET WETEN. men Japansche en Chineesche matten, om ze schoon te maken, over een stok of lijn hangen, de uiteinden samen nemen en met een matteklopper luchtigjes er tegen slaan, opdat het stof kan wegvliegen, maar het weefsel niet wordt beschadigd. Op die manier behandeld, kunnen de matten jarenlang mee. Mocht op den duur slijtage ontstaan, dan kan de handige huisvrouw ook hier nog veel weer goedmaken. Als randen of hoeken losgaan, stopt men met stevige draden in de gewenschte kleur in ééne richting heen en weer. Door deze evenwijdig loopende draden vlecht men riet of raffia, dat in eiken mandenwinkel te krijgen is. Ook dunne plekken worden met dit materiaal bijgewerkt. Rieten vloerbedekking heeft dikwijls de onaangename eigenschap, omgekrulde hoeken te vertoonen. Dit euvel kan men voorkomen ~ eventueel ook uit den weg ruimen -door gelijk en gelijkvormige driehoekjes van leer aan den onderkant te naaien. Liefst neemt men leer en garen van precies dezelfde kleur als de mat. Zijn de hoeken zoo ge dat repareeren niet meer doenlijk is, dan bevestigt men-sletn, dergelijke leeren hoekstukjes aan onder- èn bovenzijde, zoodat het kapotte gedeelte veilig verborgen zit tusschen twee leeren driehoekjes. Het is altijd raadzaam, in het leer van te voren kleine gaatjes te boren; het laat zich dan oneindig veel gemakkelijker bewerken. Niet met batende middelen, zooals bleekwater, ammonia en waterstof-peroxyde moeten Japansche of twisted matten behandeld worden! Want dergelijke paardemiddelen, ook al maken ze de matten prachtig blank, tasten den vezel aan en behooren tot de middeltjes, die men gerust erger mag noemen dan de kwaal. Hoe dergelijke matten dan wèl behandeld dienen te worden? Men veegt ze dagelijks aan met een zachten stoffer of schudt ze buiten uit, waarop men ze met een schoonen doek nawrijft. Zijn de matten vastgespijkerd op den grond, dan behandelt men ze af en toe met den stofzuiger. Zijn ze vuil, dan opnemen met een doek, gedrenkt in lauw zeepsop, lauw pekelwater of een boraxoplossing en nawrijven met een doek en schoon water. De matten mogen niet weer gebruikt worden, voordat ze volkomen zijn opgedroogd. Bij het werken
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
97
dient men ervoor te zorgen, dat de doeken niet te vochtig en dat de matten goed gestrekt zijn. Is de mat goed droog, dan, desgewenscht, nawrijven met zeer dunne was. Men moet er echter rekening mee houden, dat de matten daardoor glad worden. Matten, die hun kleur door langdurig gebruik verloren hebben, kan men niet zelf bijverven. Zwarte strepen, door een kachelplaat achtergelaten op Ja~ pansche matten, kunnen soms verwijderd worden met behulp van lauw zeepsop, lauw pekelwater of een boraxoplossing. Men wrijft de vuile plekken af met een zachten doek, in een dezer vloeistoffen gedrenkt en neemt ze daarna af met een doek en schoon water. De doeken mogen niet te nat zijn en de mat moet, zooals wij boven zeiden, volkomen zijn opgedroogd, voordat zij weer in gebruik mag worden genomen. Hebben de matten een opfrisschertje noodig, dan bestrijkt men ze met een oplossing van schellak, waarbij men een scheutje terpentijn heeft gevoegd. In dat geval echter eerst goed stof schoon maken! Stroomatten wrijft men af met doeken, die gedoopt zijn in sterk zoutwater. Tourmatten, die heel vuil zijn, klopt men eerst uit en schrobt ze daarna schoon met een harden boender met lauw zeepsop of met lauwe sterke pekel. Spoel ze met schoon water na en hang ze tegen een schutting of muur te drogen, omdat ze dan goed vlak blijven. Wat zijn twisted matten? Wel, dubbel gevlochten Japans matten, die solide zijn en gemakkelik schoon te houden met witte was. Mochten ze vlekken hebben of smoezelig zijn geworden, dan borstelt men ze met een lauw zeepsop, laat ze goed drogen (na ze met schoon water te hebben nagespoeld) en wrijft ze weer op met witte was. Vóórdat zoo'n reinigingskuur begint, maakt men de matten zoo noodig los, opdat ze goed aan weerskanten kunnen drogen. Moeten of vlekken, ontstaan door de koppen van glijspijkers, kunnen er niet meer uit verwijderd worden. Naden in den vloer. Het beste is om ze dicht te maken met stopverf. Cement moet men in geen geval aanwenden; het 0
98
WAT GIJ MOET WETEN.
wordt wel hard, maar vormt niet één geheel met het hout van den vloer, zoodat er toch een naad, hoe smal dan ook, zal blijven. Parketvloeren. „Hoe behandel ik mijn parketvloeren ?" zucht de huisvrouw, die in haar moderne woning vloeren heeft, zooals zij ze nooit gewend is geweest. Tot dusverre waren het zeilen en linoleums, losse kleeden en vaste tapijten, waar ze mee te maken had. En nu ineens staat ze voor het feit, dat zij te zorgen heeft voor 't onderhoud van vloeren, die bestaan uit houtblokjes. Als zij haar parket mooi wil houden, moet ze op de volgende manier te werk gaan: Eiken dag wordt de vloer bijgeveegd en gewreven met een zeilwrijver, waar een moltondoek omheen geslagen is. Inplaats daarvan kan men een parketborstel gebruiken. Van tijd tot tijd (dit hangt af van het vele of weinige gebruik, dat van de kamers wordt gemaakt) poetst men den vloer met een borstel, die van te voren met een stuk was is ingewreven. Men kan voor dit doel heel goed de borstel gebruiken, waarmee het was in den regel wordt uit--tjes gewreven en die daarvan dus doortrokken zijn. Moeten parketvloeren een groote schoonmaakbeurt hebben, dan worden ze, precies als eiken dag, eerst goed bijgeveegd. Van water mag men geen gebruik maken, daar men dan groote kans loopt, dat de blokjes loslaten of gaan trekken. De vlekken verwijdert men met schuurlinnen of staalkrullen. Als dit allemaal gebeurd is, wrijft men de vloeren in met een lapje of boendertje met was in de kleur van het hout en borstelt ze uit met den zeilwrijver, waar een moltonlap omheen gebonden is of met den parketschuier. Als men de vloeren niet glad wenscht, moet men ze eens per jaar laten afschuren met staalkrullen, waardoor de oude waslaag geheel verwijderd wordt. Terrazzovloeren. Het onderhoud van terrazzovloeren is vrij eenvoudig. Men onderhoudt ze eiken dag precies als zeil en linoleum. Als ze een groote beurt moeten hebben, schrobt men ze met warm zeepsop en wrijft ze na met was of met lijnolie en terpentijn.
VLOEREN EN HUN BEDEKKING.
99
Trapbedekking. Om trappen te bedekken, waarop druk geloopen wordt, zouden wij willen aanraden gebruik te maken van rubberplaten. Dit materiaal toch is ~ mits men goede qualiteit neemt — bijna onverslijtbaar. Het wordt in verschillende kleuren in den handel gebracht en misstaat vol niet. Integendeel! Een vakkundige zal zeker gaarne-strek verdere inlichtingen geven. Traploopers. Traploopers worden gespaard als men elke trede belegt met een zoogenaaamd looperkussentje. Wie niet in het bezit hiervan is, kan ze uitstekend vervangen door oude kranten, die men door vouwen de gewenschte dikte geeft. Wie een nieuwen looper moet koopen, doet heel verstandig, iets meer te nemen dan het benoodigde, daar het kan voorkomen, dat men den looper moet laten verstellen. Voor het schoonhouden van loopers kan men dezelfde wenken volgen, die voor tapijten en kleeden gegeven zijn. Cocostraploopers, die op de gewone manier niet kunnen worden schoongemaakt, moet men eerst uitkloppen en daarna schrobben met een harden boender en lauw zeepsop of lauwe sterke pekel. Met schoon water spoelt men ze na en hangt ze dan te drogen tegen een schutting of muur, omdat ze, op die manier behandeld, goed vlak blijven. Voor vastgespijkerde cocostapijten verdient schrobben geen aanbeveling, daar ze moeilijk drogen en dus gemakkelijk weer vuil worden. Men doet beter, zoo er vlekken op mochten zijn, deze uit te boenen met een borsteltje met zeep. Zoo noodig neemt men vastgespijkerde cocostapijten af met een doek, gedrenkt in pekel, zeepsop of boraxoplossing. De doek mag in dit geval niet te nat zijn. Rubberloopers, zooals die o.a. in vele openbare gebouwen in gebruik zijn, kunnen worden schoongehouden door de rubberstrooken van de treden af te nemen en ze, na reiniging met vochtige doeken, weer op de daarvoor bestemde pennen te haken. Vloeren van eikenhout. Vloeren en trappen van eikenhout kunnen met was gewreven worden. Men moet er echter voor zorgen, dat op zoo'n gladde trap de looper zoo breed mogelijk genomen wordt. En bij gewreven vloeren moet de huisvrouw
100
WAT GIJ MOET WETEN.
er terwille van de veiligheid voor waken, om onder de losliggende matten en kleeden niet te laten wrijven. Wil men (wat misschien minder mooi, maar veel veiliger is) trap of vloer dof houden, dan gebruike men voor donker eikenhout gekookte en voor licht hout rauwe lijnolie, die men, om het wrijven gemakkelijker te maken, gerust met een scheutje terpentijn mag vermengen. Vloerwas. Om zelf een uitstekende vloerwas te maken, snijdt of schaaft men gele bijenwas zoo fijn mogelijk, doet het in een metalen doos of jampotje met goed sluitend deksel en giet er terpentijn op. Na één tot drie dagen is het een zalfachtige massa geworden. Men doet een deel van die opgeloste was in een fleschje, vult het bij met terpentijn en kurkt het goed. Vóór het gebruik moet men het fleschje schudden. Hoe dunner de was gemaakt wordt, des te schooner blijven de vloeren. Vooral niet met vuur in aanraking brengen, daar terpentijn zeer licht ontvlambaar is. Wrijfdoeken. Wry f doeken maakt men o.a. heel goedkoop en heel gemakkelijk uit de beenstukken van afgedragen kousen. Men knipt den voet er af, legt eenige van die stukken naast elkaar, afwisselend het nauwe eind naast het wijde, naait ze met de machine aan elkander en stikt ook de open einden dicht. Een sterk bandje .... en de nette, zeer sterke vloerdoek is gereed. Zwam, Zwamvorming in een hout-constructie treedt alleen op als het hout wordt toegepast in een vochtige, slecht geventileerde omgeving. Het middel tegen eenmaal opgetreden zwam is: 1°. Al het aangetaste hout verwijderen. 2°. Een behoorlijke bodemafsluiting maken. 3°. De ruimte onder den vloer behoorlijk ventileeren. 40• Den nieuw aan te brengen vloer tegen de inwerking van vocht beschutten door een bederfwerend middel, b.v. carbolineum. Deze werkzaamheden kunnen alleen door een zeer ver zeer ervaren vakman goed *orden uitgevoerd.-trouwden
DE ONGENOODE GASTEN. (Bijen, houtwormen, luis, mieren, motten, muggen, slakken, vliegen en ander gevleugeld en ongevleugeld gespuis.)
Wat heeft de huisvrouw toch een massa kleine vijanden! Insecten en knaagdiertjes, die haar gezin in elk jaargetij belagen, spijzen en meubelen beschadigen of bederven, huisgenooten plagen en teisteren. Bijen. Tot de meest onschuldige van de insecten, waar wij af en toe te vechten hebben, behooren de bijen-tegn en wespen. Het beste middel tegen bijensteken is: er zoo weinig moge lijk tegen doen! Men krijgt een zwelling, den tweeden dag jeuk en den derden dag is meestal alles over. „Bijen komen nooit in huis," deelde een bijenhouder ons mede. „Wespen wel. Ik heb vlak voor mijn huis een korf staan, doch nooit denkt een bij eraan om binnen te komen. Mijn bijen staan nog geen tien meter van een weiland, waar koeien, paarden, geiten en schapen loopen en nog nooit is een van de dieren gestoken. Het houden van bijen is een interessante, voor kinderen zeer leerzame bezigheid. Den steek van een bij is men na één of twee dagen reeds vergeten, maar het genot, dat de bijenteelt ons schenkt, is eiken dag weder een nieuwe verheugenis." Tot zoover deze man van het vak. En nu een paar van de meest bekende huismiddeltjes: De pijn van bijen~ en wespensteken wordt gestild door een mengsel van 1 deel salycilzuur en 20 deelen elastische collodium, goed dooreen gemengd, welk mengsel na verwijdering van den angel op de wond wordt gewreven. Op deze manier verhindert men het ontstaan van gezwellen. Ook etherdamp is een uitstekend middel tegen bijen en
102 WAT GIJ MOET WETEN. wespensteken. Men doet het best, het fleschje met ether te ontkurken en de opening een kwartier tegen de wond te houden. Als men in den mond is gestoken door bij of wesp, (hetgeen wel eens kan gebeuren bij het happen in een rauwe vrucht) moet men den geneesheer zoo gauw mogelijk raadplegen, omdat door zwelling de luchtbuis wel eens gedeeltelijk of geheel dicht zou kunnen geraken. Lastige hondjes. Het strooien van bloem van zwavel schijnt een afdoend middel te zijn om het ongewenschte bezoek der trouwe viervoeters op stoep of bordes te voorkomen. Houtworm. Onder de gevreesde insecten, waartegen wij, huisvrouwen, bijna voortdurend te strijden hebben, onder de kleine, maar machtige vijanden, die ons niet met rust laten, zoolang er nog wat voor ze te halen valt, is 't petieterige houtwormpje wel een van de meest hardnekkige. Het is met het bloote oog nauwelijks te zien, het kruipt in de fijnste, nauwste gaatjes en kieren en zet daar met onverflauwden ijver zijn vernietigingswerk voort bij dag en bij nacht. Soms, als 't doodstil is in de kamer, hooren wij duidelijk het heel zacht en bescheiden, maar voor ons o, zoo nood tikken van den kleinen „vernielzucht ". Dan peinzen-lotige wij over middeltjes om een eind te maken aan de ongewenschte gasten, die hun woning gevonden hebben in een der pooten van 't buffet, in het blad van 't antieke tafeltje, in den wand van de gebeeldhouwde klok ... . Een middel dat niet faalt, is het volgende: Men neemt twee deelen zuivere gele was, vijf deelen terpentijnolie en twee deelen poeder van cayennepeper. Was is spoedig opgelost in terpentijn (verwarming is onnoodig) In dit mengsel roert men hèt middel: de cayennepeper. Als men steeds deze mélange gebruikt bij het opwrijven der meubelen, is men er zeker van, de eventueel aanwezige hout worpjes te vernietigen en, zoo ze er niet mochten zijn, hun komst te beletten. Een andere manier: Bij meubelen, die met houtwormen geplaagd zijn, de gaatjes bevochtigen met een aftreksel van cayennepeper in terpentijn;
DE ONGENOODE GASTEN.
103
men laat daartoe 10 gram van deze peper veertien dagen trekken in 100 gram terpentijn. Vóór het wrijven bovengenoemde mélange gebruiken. Wie ter bestrijding van houtvorm petroleum gebruikt, moet, om succes te hebben, niet alleen inspuiten in de gaatjes. Bij ongepolitoerd hout moet men ook de omgeving der gaatjes met een kippeveer of penseel zoolang bevochtigen tot het hout geheel doordrongen is met vocht. Kleine gepolitoerde voorwerpen, b.v. een theestoof, zet men gedurende eenige dagen onderste boven en giet op de ongepoelitoerde plaatsen (of deze al dan niet wormgaatjes hebben) eenige malen per dag „plasjes" petroleum, zooveel als er maar in wil trekken. Het succes is groot en 't is niet zoo'n gepeuter als met een oliespuitje, waarmee de gaatjes bewerkt moeten worden. Kattenbezoek. Er bestaat een goed middel om vreemde katten uit den tuin te houden. Het strooien van peper of andere sterk riekende middelen heeft maar zelden het gewenschte effect, klemmen zijn uit den booze...... Als een kat eenmaal een goeden schrik te pakken heeft, zal ze zich niet voor een tweeeden keer op de plaats, waar ze onaangenaam verrast werd, vertoonen. Het onschuldigste middel om op deze manier de miauwende en klagende poezen te verdrijven is...... ze te achtervolgen met gewone centsklappertjes, die kleine, lawaaierige dingen, waar iedere schooljongen streken mee uithaalt. Ziet men dus een ongewenschten viervoeter in den tuin, dan gooit men snel zoo'n paar projectielen in haar richting. De klappertjes ontploffen, de kat, alleronaangenaamst opgeschrikt, neemt de beenen en... laat zich nooit meer zien! Het volkomen onschuldige middel, dat blijkbaar afdoende is, kan gemakkelijk door iedereen geprobeerd worden. Het krekeltje aan den haard. Een beproefd middel om krekels op de vlucht te drijven bestaat uit het hier en daar neerleggen van wollen lapjes, gedrenkt in terpentijn. Deze diertjes zoeken warme, vochtige plaatsen, want zonder vocht kunnen ze niet leven. Om ze te bestrijden.
104
WAT GIJ MOET WETEN.
moet men heel weinig de wanden van de stookplaats bevochtigen, bijv. met een fijne bloemenspuit. Daarna bestrooit of bestuift men die wanden met boraxpoeder, vermengd met een beetje tarwemeel.Vooral de naden en de spleten mag men niet vergeten. Al zitten de krekels misschien ook door het geheele huis, hun broedplaatsen zijn toch naar alle waarschijnlijkheid op de plekjes, waar gestookt wordt, te zoeken. Herhaal daarom bovenstaande bewerking twee~ à driemaal per week en heb geduld. Op den duur zullen de kleine indringers verdwijnen. Levend onrein (hoofdluis). Voor het reinigen van onzindelijke hoofden is het wasschen van het haar met brandewijn, waarin eenige dagen lang staverzaad is getrokken, een beproefd middel. De brandewijn wordt vóór het gebruik door een flanellen of linnen lapje gezeefd. Het staverzaad koopt men bij drogist of apotheker, die de goede verhouding wel zal willen aangeven. Ook zijn er hoofdreinigingsmiddelen kant en klaar te koop. Levend stof (krijnluis). De heel kleine beestjes, die uit nieuwe meubelen te voorschijn komen en die inderdaad aan levend stof doen denken, zijn hoogst onschuldig. Bij den vakman staan ze bekend als z.g. „krijnluis", het insectje, dat met de vulling (crin) in de meubelen wordt gebracht. Ze tasten noch de vulling, noch de bekleeding, noch het hout aan en zijn het gauwst verdreven door kloppen en schuieren, door 't in de zon zetten van stoelen en bank, door uitzwavelen, zoo men het proces verhaasten wil. Gevaar leveren ze echter niet en op den duur sterven ze vanzelf uit. In de kamers, waar de luisjes voorkomen, moet flink gestookt worden. De stoelen zet men zoo dicht mogelijk om de kachel, en draait ze af en toe om, opdat ze overal goed warm worden. Bij droog, zonnig weer de kamers luchten Want door de inwerking van droge, warme lucht verdwijnen de beestjes langzaam maar zeker. Ook kan men met een der bekende desinfecteerende vloei. stoffen, die tegenwoordig bij elken drogist te krijgen zijn, de meubelen bespuiten. Een paar dagen later kan men dan de beestjes als zandkorrels opvegen.
DE ONGENOODE GASTEN.
105
Levend stof (rietluis). Ook deze kleine, ongenoode gasten zijn onschadelijk. Ze nestelen zich in vochtig riet, waarin ze wel verstoppertje spelen, maar geen kwaad uit riet aan de inwerking der zon wordt-richten.Zoda bloot gesteld, komen de indringertjes uit hun schuilplaats te voorschijn om zich aan de oppervlakte, in dit geval dus aan den buitenkant der meubelen, te vertoonen, waar ze gemakkelijk te verwijderen zijn. Dus de stoelen in de zon zetten, op balton of veranda of in den tuin, opdat de weldadige stralen erop kunnen inwerken. Bij koude merkt men van de beestjes niets, daar zij zich dan hebben teruggetrokken in hun „holen". Ook dan echter beschadigen ze niets aan de meubelen. Mieren. De kleine, nijvere diertjes, die wij, nadat koning Salomo het voorbeeld had gegeven, zoo graag den luiaard tot voorbeeld stellen, zijn in ander opzicht een zeer af schrikwekkend exempel. De mier toch is zeer snoeplustig, nestelt zich in kamer en kast om suikerpot of honingvaas te belegeren, om van jam en limonade te proeven. Gelukkig staan ons een aantal eenvoudige middeltjes ten dienste, die wij kunnen aanwenden om den zoetekauw kwijt te raken. Het bekende weekblad „Onze Tuinen" gaf den volgenden raad: „Men werkt een paar eetlepels stroop goed dooreen met een cent gist, zet dit papje op de plaats, van waar men meent, dat de mieren komen en zal ervaren, dat binnen acht dagen geen mier meer te vinden is. Ze zijn voorgoed verdwenen." Een bewoonster van het fraaie Apeldoorn schreef: „Ik heb veel last van mieren, niet alleen overal in den tuin, maar ook veel in huis, in kasten, op aanrecht, op melkbekers, etenspannen etc. en kreeg van eer apotheker den raad voor 10 ct. „naphtaline schubben" te koopen. Die strooide ik op stukjes papier, legde die een paar avonden in een kast, strooide overal langs de drempels, van buiten ook wat, op aanrecht, buiten langs 't kelderraam en langs stoepjes waar ze in kwamen, en ten slotte op de plaatsen in den tuin, waar ik nesten ontdekte, en waar 't krioelde. Na een dag zijn ze alle verdwenen, en 't mooiste is, dat men ze niet meer ziet."
106
WAT
GU
MOET WETEN ..
En uit Kampen kwam de volgende raad: "Wij hebben indertijd een mierenplaag bestreden met fijngestampte naphtalineballetjes. De beesten drongen op aile mogelijke plaatsen de kamers binnen (van buiten af), onder de plinten enzoovoorts door. Waar we het poeder strooiden, hield het hen tegen, maar dan zochten ze weer een ander plek]e. Ten slotte hebben we onder de plinten tangs, en er boven ook, de buitenmuren geheel voorzien van het witte goedje en toen vertoonde zich geen enkele mier meer. Den volgenden zomer begon de invasie weer; hetzelfde middel werkte opnieuw. Daarna hebben ze blijkbaar elders een goed heenkomen gezocht."
Mieren-bestrijding. (uit Voeding en Hygiene). Ten eerste heeft men het middel om eetwaren enz, buiten hun bereik te brengen. Van koolteer en citroenolie hebben ze een grooten afkeer. Ook kan men eetwaren aan de zoldering ophangen, terwijl als tusschenstation een aan de onderzijde gesloten trechter met water wordt aangebracht. Zeer aan te bevelen is het dichtmaken met gips van aIle spleten en gaten van een ruimte waar eetwaren bewaard worden. Het neerleggen van tomatenbladen doet de mieren onmid.. . dellijk rechtsomkeerd maken. Daar hebben ze blijkbaar "de mier' aan. Kan men het nest vinden, dan wordt dit overgoten met kokend water of petroleum. Ook 1009 of kalkwater kunnen aangewend worden. Een geul, om het nest gegraven en gevuld met water, houdt de vluchtelingen tegen. Dikwijls zijn de nesten, speciaal van de huismieren, aangelegd in ontoegankelijke plaatsen. Dan moet men lokaas neerleggen, b.v. watten of spans, gedrenkt in suikerwater of honig. Ook kunnen hier dienst doen: stukjes spek, terwijl ook versche brandnetels als uitgezochte lekkernij gelden. Wanneer het aas dan goed vol zit met mieren, gaat er kokend water of spiritus over. Als verdelgingsmiddel wordt nog genoemd een mengsel van 3 deelen bloem van zwavel en 2 deelen gedroogde, fijn verdeelde lavendel.
DE ONGENOODE GASTEN.
107
Als mierenvergift geldt ook nog een mengsel van borax en suiker of potasch en honig. De motten. Wat te doen om van deze plaag af te komen, of wat oneindig veel beter is, ze voorkomen? Jarenlange ervaring van vele huisvrouwen, die telkens weer op de mottenjacht gingen, heeft eindelijk geleerd, dat het euvel met succes kan worden bestreden. Wij laten hier eenige „recepten" volgen, die de huisvrouw kan aanwenden tegen de vernielzucht van het gevreesde dier, dat zich zoo graag te goed doet aan kleeren, bont, tapijten, graan en kurken, appelen en honing. Ja, zeker! Ook bijenmotten bestaan. De kleine onverlaten doen zich tegoed in de bijenkorven en zijn de schrik van den ijmker. De volgende bestrijdingsmiddelen zijn alle proe f onder~ vindelijk afdoende gebleken: Een flesch wordt voor zeven achtste deel gevuld met spiritus en verder voor één achtste bijgevuld met kamfer, die in het vocht moet oplossen. Voeg daar flink wat Spaansche peper bij en laat het vocht een paar dagen trekken. Daarna moet het door linnen geperst of door een fijne zeef gegoten worden. Dan besprenkelt men er gelijkmatig het te bewaren bont of de kleeren mee, die men wenscht weg te bergen en wikkelt ze in sterk linnen. Het schijnt een middel te zijn, dat men in Rusland aanwendt om bont motvrij te bewaren. Een zorgzame huisvrouw met een ervaring van twintig jaren zond de schrijfster van dit boek het volgende recept: „...Bij mij doet de mot geenerlei schade meer. Alleen wat de nieuw-overtrokken stoelen en crapauds aangaat, ben ik nog in afwachting ~ maar mijn veronderstelling in dezen is, dat geregelde stof zuigerbewerking afdoend zal zijn ~ ten-minste als met 't apparaat de gleuven van de crapauds goed te bereiken zijn (want wat ik daar uit haalde vroeger, gaat alle beschrijving te boven.) „Is 't overtrek aangetast, dan moet men dat plekje met terpent ijn begieten. Begieten zeg ik, want wat te veel kan geen kwaad. Mijn haardscherm van wollen serge, oud-goud
108
WAT OIJ MOET WETEN.
van kleur, dat in plooien gespijkerd is, begiet ik met witte terpentijn, 't hout ook, en vooral den onderrand (even onderst~boven houden) tot 't een vochtvlek is van Y2 meter hoogte. De kamer riekt dan naar "dennengeur", 't eenige onaangename(?) gevolg. Motschade is ten eenenmale uit~ gesloten. De voering aan den achterkant laat ik losgetomd om die kuur drie maal per jaar te herhalen. "Voordat ik met vacantie naar buiten ga, is het mijn vaste gewoonte, op een der laatste dagen aIle meubelen te kloppen en te schuieren, aIle gordijnen te schuieren en niet geregeld gebruikte karpetten te kloppen. AI 't £lanel wordt dan tegelijk opgespoeld. Daama voIgt het jaeger - dan de kousen (alleen even opspoelen). Hetzel£de geschiedt bij thuis~ komst. Wie weinig droogruimte heeft, doet verstandig, de £lanellen en 't jaeger op kleerhangers te hangen en die kleer~ hangers aan de lijn; dan biedt diezel£de lijn droogplaats voor zeker 25 maal meer waschgoed dan anders. Kousen droog ik netzoo op kleerhangers met dwarsstokjes. Ze kunnen dan overal neergehangen worden. De vachten worden geklopt en als ik twijfel of de mot zich erin nestelde, dan gaat de vacht een dag in een kUip met water en wordt over 't rek gedroogd. (Dit mag alleen geschieden met namaak~vachten. Echte mogen nooit in water!) "Plumeaux geef ik af en toe een bad; omgekeerd in een emmer water, den steel vastbinden aan den kant. Wollen dekens klop ik voor en na de vacantie: matrassen niet alleen kloppen, maar ook schuieren vooral om de pluimpjes goed stofvrij te maken, want de "zandkorrels" kunnen moteieren zijn. De doos met £lanellen jaegerlappen omkeeren en uit~ kloppen. De lapjes (als niet vooraf naphtaline~voorzorg genomen is) stuk voor stuk nazien, uitkloppen en afschuieren. Zijn er onder in de doos eitjes of vallen bij 't uitschudden eitjes uit de lappen, wat duidelijk op papier hoorbaar is, dan vooral aile lappen even opspoelen. "In 't kart: alle wol, die tegen water kan, opspoelen en aIle wol, die niet nat mag worden, met terpentijn begieten! Wanneer men in Maart, uiterlijk half April, aIle doozen rijkelijk voorziet van naphtaline~ruis ('t mag zoo op 't goed gestrooid worden en men doet onder in de doos het meest)
DE ONGENOODE GASTEN.
109
en desnoods tegen October nog eens wat versche naftaline er bij voegt, dan is er geen sprake van motschade. „Naftaline los tusschen het goed in de kast is niet voldoende; wèl als men den stapel in een katoenen doek of in krantenpapier wikkelt, opdat de geur sterk blijft. „De kleeren vóór 't vertrek kloppen en schuieren, evenzoo bij thuiskomst. Naftaline in de zakken kan geen kwaad. Parapluies onder de kraan houden en uitzetten. Heeren broeken niet in den knijper uitzetten, maar juist vrij ophangen, b.v. aan de gesp. Hoeden afschuieren en met naftalinegruis bestrooien. „In een gekleed pak waren motgaatjes gekomen, in de oksels en aan de pijpen. 't Hangt al enkele jaren in de kast en de eenige bewerking, die ik het laat ondergaan is: eens per maand een dagje buiten hangen, afschuieren en .... de oude motplekjes met schoon water nat maken. Ik bedoel: in die omgeving de stof met een spons flink bevochtigen en rustig laten drogen. Mot „gaat verder", daarom moeten motgaatjes met hun omgeving nat gemaakt worden of met terpentijn begoten ~ dat houdt 't voortwoekeren tegen. „Knotten sajet uitkloppen en met naftaline wegbergen. „Nieuw goed — jaeger ~ bij ontvangst nazien, want de winkels krijgen ook motbezoek! In de piano kamfer strooien, om de zes weken eens zien of 't niet ververscht moet worden of een stukje erbij doen. Een dobbelsteentje aan Tederen kant bovenin en aan weerszijden van de toetsen een plat schijfje. Bont moet men flink met naftalinegruis bestrooien, in krantenpapier in doozen pakken en daaromheen weer kranten ter afsluiting doen." Nog een goeden raad, op jarenlange ondervinding ge~ baseerd, laten wij hier volgen: „Als wij er in 't voorjaar toe overgaan, de wollen bouffantes, ijsmutsen, gebreide wollen truien, zware wollen jumpers, kousen en handschoenen in veiligheid te brengen, moeten wij niet verzuimen, al deze heerlijk-warme winterartikelen , die wij zoo graag aan 't einde van den zomer weer onbeschadigd te voorschijn halen, vóór het opbergen, te reinigen. Want het is maar al te vaak gebleken, dat motjes bij voorkeur zich nestelen en hunne ver-
110
WAT GIJ MOET WETEN.
woesting aanrichten aan de voorzijde van onze kleeren, dat wil zeggen: op die plekken, waar de meeste stof-, vet- en andere vlekken waren. Bij het wasschen van deze wollen goederen (want ze moeten alle eerst gewasschen worden!) giet men (als anti-motten middel) een scheut terpentijnspiritus in het waschwater. Om het geelwonden van wit-wollen kleeren te voorkomen, pakt men ze weg in blauw papieren zakken, die men zorgvuldig dichtplakt. Daar omheen schuift men een zak van krantenpapier, die eveneens wordt dichtgeplakt." Een andere huisvrouw, wier huishoudelijke ervaring minstens even langdurig is, schrijft: „Goede insectenpoeder bestaat uit stuifmeel van bloemen. Deze zeer fijne korreltjes schijnen de ademhalingsorganen van de motten binnen te dringen en te verstoppen. Dit middel is juist bij voorwerpen, die te groot zijn om ze in te pakken,
gemakkelijk toe te passen. Stoelen b.v. worden aan alle kanten bestrooid, evenals tapijten. Nog een ander anti-mottenmiddel: Als de mot in kleed of tapijtrand zit, moet men de randen langs het hout met een schoone kwast flink met witte terpentijn inwrijven. Zoo kan men ook met de stoelen doen en met de kleerkast. De winterjassen, die worden weggehangen, met terpentijn besprenkelen en een kopje terpentijn in de kast zetten. Muggen. Als men 's avonds vóór het naar bed gaan, met een schoteltje (of kommetje) petroleum langs de muren gaat, zullen de muggen, die daar zitten, onmiddellijk bedwelmd raken door de petroleumdampen en in het schoteltje vallen. Wat het plafond betreft en de bovenste stukken der muren, kan men een blikken doosje bovenop een langen stok bevestigen, daarin petroleum gieten en de vangst ook in hooge regionen voortzetten. Een ander hulpmiddel is de stofzuiger. Ga met de lange buis, waaraan een breed mondstuk wordt bevestigd, langs muren en plafond en ge zult de daar aanwezige muggen ge~ makkelijk naar binnenzuigen. Wie deze werkjes te omslachtig mocht vinden, kan haar
DE ONGENOODE GASTEN.
111
toevlucht nemen tot nagelolie, citronel of kajaput-olie. Een der geurige vloeistof en op kussen en laken gesprenkeld en op het gezicht gewreven, houdt het „ongedierte" op een afstand. Tenminste tijdelijk. Ook een afwrijving van gezicht en handen met eau de cologne houdt de muggen een poosje op een afstand. Het besprenkelen van het hoofdkussen met goede eau de cologne, even vóór het naar bed gaan, heeft ten gevolge, dat de muggen, voorloopig hun onaangenaam bezoek niet komen brengen. „Het is mij gebleken," zoo schreef ons een Amsterdamsche huisvrouw, „dat het steken der muggen, als er nog een enkele in de slaapkamer is achtergebleven, wordt voorkomen door het ophangen van vochtige, bij nat af zijnde doeken. De beestjes zoeken blijkbaar v o c h t. Bij het hoofdeind van het wiegje, en over het hoofdeind van het kinderledikant hangen wij een natten handdoek, die toch niet zóó nat is, dat het water er uitdruipt. Een belangrijk ding is ook, de kamer gesloten te houden, terwijl men er het licht aan heeft. Want op het licht komen de muggen af. Bang zijn ze voor tocht, zoodat het goed is, den wind eens flink door de kamer te laten spelen...... In verband met het bestrijden van de insectenplaag in het algemeen diene men in het warme jaargetij ramen en deuren door horren af te sluiten. Heeft men alleen last van muggen, dan is het voldoende om de horren 's avonds, van vóór de schemering tot dat het goed donker is, te gebruiken. Teneinde te voorkomen, dat de hordeur tenslotte toch weer open blijft staan, late men er een veer aanmaken. Muizen, Wie, in hoeken en gaten, telkens en telkens weer de bewijzen vindt, dat mejuffrouw knaagtand met haar heele familie haar slag heeft geslagen, doet goed, hoe eer hoe beter een poes, een goede muizenpoes aan te schaffen. Maar ..... . als men zoo'n huisdier „een waar schrikbeeld" vindt, en als een val, gevuld met de heerlijke brokjes, niet voldoende helpt, dan moeten andere middelen worden aangewend. En alweer
112
WAT GIJ MOET WETEN.
geven wij hier een aantal recepten, alle gezonden door vrouwen van ervaring, alle dus alweer proefondervindelijk afdoende gebleken: „Het doet mij genoegen, u uit eigen ervaring te kunnen mededeelen, dat cayennepeper een radicaal middel is om muizen op eerbiedigen afstand te houden." Een raad voor de wasch, die vernield werd door muizen: „Indien muizen knagen, dus vernielen, hebben de beestjes behoefte aan vocht en zet men eenvoudig een schoteltje, liefst een plat, met water neer. Men zal dan werkelijk geen last meer hebben van schade. Ik heb dit eenvoudige middel toegepast en nooit meer last van vernieling gehad." „Wil men muizen alleen maar verdrijven, zonder ze te dooden, dan is een van de beste middelen het strooien van
kruizemuntblaadjes. Men kan versche kruizemunt nemen of, bij gebrek daaraan, gedroogde, die bij eiken drogist te verkrijgen is." „Muizen hebben gevoelige reukorganen en pepermuntolie kunnen ze niet verdragen. Watjes, in deze vloeistof gedrenkt, gedeponeerd in kast of mand, houden de beestjes op grooten afstand. En mochten ze terugkomen (wat echter hoogstwaar schijnlijk niet het geval zal zijn) dan de proef maar herhalen." Oorwormen. Het zijn vieze, taaie beesten, die zoogenaamde oorkruipers, die vooral tegen den avond te voor~ schijn komen uit alle donkere hoekjes. Ze zijn er, iederen zomer, deze „nachtdieren" adie als de ochtend nadert, schuilplaatsen zoeken tegen het daglicht. Legt men holle rietstengels, bloempotten of cacao-bussen, losjes met houtwol gevuld, of papierrollen gedurende den nacht neer op plaatsen, waar men last van oorwormen heeft, dan zal men 's ochtends de insecten daarin weggekropen vinden, die men dan bij massa's dooden kan. Slakken. Wie een huis bewoont met een tuinkamer, weet er misschien over mee te praten, hoe in dat vertrek elken morgen de glimmende, slijmachtige sporen zichtbaar zijn van de vette slakken, die daar des nachts hebben rondgekropen langs het behang en over den vloer.
DE ONOENOODE OASTEN.
113
Hoe van die onsmakelijke plaag verlost te worden. hoe de dieren kwijt te raken. die bovendien aan plantjes en bcompjes onnoemlijk veel scha kunen toebrengen? Ziehier een middel om binnenshuis aan te wenden: Men plaatse op den grond in de kamer eenige schoteltjes. (lie£st zoo ondiep mogelijk). en vulle deze met bier, (gewoon lager bier is hiervoor geschikt). De slakken komen op de lucht van het bier af en verzadigdell zich. maar vinden hun dood merino doordien zij verdrinken in het nog overgebleven vocht. Slakken uit den tuin kan men het best met behulp van slabladen vangen. Deze blade:n moeten bij de planten worden neergelegd. Da
Zwarte toren komen in het buitenland heel vaak in de woningen, speciaal in de keuken, v~~r. Zij vinden hun voedsel in het keukenafval en houden zich vooral op vochtige plaatsen op. Indien men bijv. bij avond een natte dwell neerlegt, kruipen zij daarin en men kan ze op deze wijze gemakkelijk vangen door ze in een emmer met water te verdrinken.
114
WAT GIJ MOET WETEN.
Ook het strooien van zout of naphtalinepoeder op de plekken, waar de slakken binnenkomen, helpt meestal om de diertjes buitenshuis te houden. V1iegen. Vliegen . . . . onze aartsvijanden in den zomerl Het gevaar, dat de vliegen: de bromvlieg, zoowel aIs de huisvlieg, de grauwe vleeschvlieg en haar andere kornuiten, kunnen teweeg brengen in de provisiekamer, in de keuken, op de middagtafel en op aIle ongedekte eetwaren, mag vrijwel aIs aIgemeen bekend worden verondersteld. Wij allen zijn op de hoogte van haar onhebbelijke eigenschappen; de vlieg is niet aIleen brutaal. maar ook snoeplustig en boven~ dien is het haar gewoonte om alles, waarmee ze in aanraking komt, te bevuilen. De blauwe bromvlieg legt haar eieren bij voorkeur op vleesch, waarvan zij de aanwezigheid al op grooten afstand ontdekt door middel van haar reukorgaan. De vliegenwijfjes zijn, wat de legplaats van haar eieren betreft, niet heel kie~ keurig. Een stuk vleesch, rauwe of gekookte visch, bedorven brood, een aangesneden meloen, een gestorven dier, alles is haar welkom. Mevrouw bromvlieg gaat met dezelfde bedoe~ ling ook graag op een homp kaas zitten. En vierentwintig uur nadat de moedervlieg haar eieren op onze levensmiddelen heeft gedeponeerd, komen de witte maden al te voorschijn. die het rottingsproces van de stof waarop zij zich nestelden zeer bevorderen. Een der aIlerbeste voorbehoedmiddelen tegen vliegen~ bezoek is: het £link laten doorwaaien van kamers, gangen en trappen. Immers. tocht verjaagt deze ongenoode gasten. Om vliegen van onze voedingsmiddelen af te houden is het noodig, die in zoogenaamde vliegenkasten te bewaren en er, telkens aIs eetwaren in of uit het kastje worden genomen. voor te zorgen, dat de deur weer goed gesloten is. Ook heel wat kwaad en heel veel onsmakelijks wordt voorkomen door gebruik te maken van doelmatige vliegen~ kappen in kleiner en grooter model. Wie een nuttig werk wi! doen, moet gedurende het koude jaargetijde jacht maken op de vliegen, die in donkere hoekjes (vooral in kelders en kasten) overwinteren. Want dat zijn
DE ONGENOODE GASTEN.
115
de wijfjes, de stammoeders van een ontelbaar kroost, dat weer even lastig en gevaarlijk zal worden als hun voorouders het waren! Wij zullen hier eenige eenvoudige recepten voor het maken van vliegenlijm laten volgen, die naar de ervaring leerde, uitstekende resultaten geven. lo. 150 deelen hars, 50 „ lijnolie, 18 „ honing. 2o. 12 deelen hars, 8 „ lijnolie, 8 „ was. 3o. 1 kg. hars, samengesmolten met 1 liter raapolie. Dit mengsel laten afkoelen. Bij deze drie recepten wordt eerst de hars gesmolten, waarna de rest er al roerende lepelsgewijs bijgevoegd wordt. Het smelten van hars kan geschieden in water, dat een temperatuur van 100 graden heeft. Dit is een langzame, maar veilige manier. Het is bekend, dat men in de laatste jaren voor koeien- en paardenstallen blauw glas gebruikt als afweermiddel tegen vliegen. Nu kan men in zijn kamers de vensterruiten moeilijk door blauw glas laten vervangen. Maar er is een hulpmiddel, dat uitstekend werkt, en wel glaspapier, geruit, in groene en gele kleuren, dat, als het tegen de bovenruiten is geplakt, een mooien diepblauwen schijn geeft. „In een van mijn slaapkamers" vertelde ons iemand, „heb ik dergelijk papier bovenaan laten aanbrengen en ik kan u de verzekering geven, dat sindsdien geen vlieg meer in de kamer te zien was. Over het glaspapier moet natuurlijk geen gordijn meer hangen. De onderste ruiten zijn met neteldoeksche gordijntjes bedekt." Vlooien, Als honden last van vlooien hebben, kan dit ongedierte het best worden bestreden met een mengsel van brandspiritus en insectenpoeder of van brandspiritus met naphtaline.
116 WAT GIJ MOET WETEN. Maar .... als vlooien in bedden verzeild zijn geraakt, wordt het geval gecompliceerder. De huisvrouw moet dan maar alles in de buitenlucht brengen, liefst bij koel en zonnig weer. Klop en schuier daar de onderbedden en peluws, doe hetzelfde met de kussens en herhaal die bewerking minstens een paar keer. Gooi het linnengoed in de wasch, na het, óók in de buitenlucht, flink te hebben uitgeslagen en stop de wollen dekens in een teil met koud water, waarin een handvol keukenzout is opgelost. Laat ze daar gerust een nacht in staan, spoel ze den volgenden dag na in schoon koud water en hang ze, na ze te hebben uitgedrukt (niet wringen!) over een rek in de schaduw te drogen. Om katten vrij van vlooien te houden, moet men ze eiken dag kammen met een stofkam, die telkens gedoopt wordt in lauw zeepsop.
SCHOEISEL. Poetst gij uw schoenen zelf? Als gij deze vraag ontkennend beantwoordt, zou ik u willen toeroepen: „Dan worden ze ook niet op de juiste manier behandeld." Ik geef toe, dat het misschien een beetje gewaagd is, te generaliseeren, maar over het algemeen beschouwt ons personeel het schoenen poetsen als „quantité négligeable", als een werkje, dat eiken dag moet gebeuren, maar dat bèst af en toe met den Franschen slag gedaan kan worden. In het eene gezin worden de schoenen gepoetst 's morgens, even vóór of even na het ontbijt ... roef, roef .... want de kinderen hebben vandaag extra haast en meneer moet wat eerder dan anders op kantoor zijn. Dragen de leden van 't gezin hetzelfde schoeisel om de twee of drie dagen, dan blijft dit onderdeel van het werk liggen tot laat in den middag, tot den avond soms. Er zijn andere bezigheden, die voorgaan en als het meisje eindelijk aan de schoenen toe is, heeft ze al zooveel arbeid achter den rug, dat ze zich er met een vloek en een zucht afmaakt. De „bruine borstel" wordt ook gauw even voor de beige schoentjes van mevrouw gebruikt, er wordt créme op het leer gesmeerd, voordat het stof is weggeschuierd.... De doeken om na te wrijven liggen door elkaar, sommige zijn vettig of onzindelijk.... Ook voor het schoenenpoetsen bestaan bepaalde voor ^schriften, waaraan men zich te houden heeft en eerste vereischten zijn ook hier: goed materiaal, systematisch werken! Gebruik aparte borstels voor zwart en bruin en beige schoeisel; één voor het wegschuieren van stof en vuil, een -
118
WAT GIJ MOET WETEN.
andere om de schoenen straks, nadat ze zijn ingesmeerd, uit te borstelen. Dus, als er drie kleuren leer „in omloop" zijn, zes borstels! Schrik niet .... het is - de eerste aanschaffing. Bij een goede behandeling doet men er jaren mee en schoenborstels zijn niet zoo héél duur. Zorg verder voor een grooten voorraad oude lappen. Het mag katoen of linnen zijn zoogoed als fluweel of flanel. Als ze zich er maar toe leenen om de creme op het leer te wrijven en als gij er maar voor zorgt, dat ze niet door elkaar gebruikt worden. Tracht niet de vlekken uit uw lichte schoentjes te ver ander vlekkenwater. Probeer het-wijdernmtbzof liever door aanhoudend te wrijven met een klein beetje schoencreme. Als alle vlekjes uit het bovenleer verwijderd zijn, doet men een beetje crème op een schoon lapje en verdeelt dit zoo gelijkmatig mogelijk over de geheele oppervlakte van den schoen. Dan zet men hem neer en neemt nummer twee ter hand om dien dezelfde bewerking te laten ondergaan. Eerst daarna komt nummer één weer aan de beurt. Met den glansborstel schuiert men de crime uit, maar niet al te krachtig. Beide schoenen na elkaar, zorg dragende dat ze gelijkmatig gaan glimmen. Waarna een aparte doek gebruikt wordt om den mooien diepen glans op het leer te krijgen. Nu is het de grootste fout, dat men hiervoor meestal wollen doeken gebruikt. En toch leent een stuk oud linnen zich veel beter voor dit doel. Nawrijven met een linnen lap maakt de schoenen prachtig, vooral als zoo'n doekje reeds langeren tijd voor dit werk gebruikt wordt. Die uitwrijflappen moeten zoo weinig mogelijk gewasschen worden, want hoe meer was~ en politoerdeelen zoo'n doek in zich opneemt, hoe beter hij voor het doel geschikt is. Het spreekt vanzelf, dat de uitwrijfdoeken van de zwarte schoenen niet voor het beige leer gebruikt mogen worden en andersom evenmin. Voor lakschoenen mag gerust witte crême gebruikt worden. Ze hebben maar zoo nu en dan een beurt noodig. Probeer nu eens uw schoeisel zelf te behandelen. Ik wed, dat gij er geen spijt van zult hebben.
SCHOEISEL.
119
Wij zeiden het reeds .... niet alle dienstboden weten, hoe zij de schoenen, die aan haar zorgen worden toevertrouwd, moeten behandelen en zij vergeten maar al te vaak, dat dé bedoeling van het onderhoud van leer is, het niet alleen zindelijk te houden, maar het tevens de gewenschte kleur terug te geven en barsten en hard worden te voorkomen. In de meeste gevallen is het ook gewenscht, de oppervlakte glimmend te houden, opdat het vuil zich minder aan het leer kan vasthechten. Om dit alles te kunnen bereiken, moet men beginnen, het leer stofvrij te maken en niet, zooals maar al te vaak gebeurt, op den vuilen schoen vet te gaan smeren. Eerst als al het vuil en stof verwijderd is, wrijft men de schoenen in met poetscrême. De hoeveelheid schoensmeer, die men gebruikt, hangt af van de meerdere of mindere kaalheid van het leer. Het schoeisel van schoolkinderen zal uit den aard der zaak het meeste vet behoeven. Door het stevig inwrijven met vet vult men de poriën van het leer, zoodat vuil en vocht minder goed naar binnen kunnen dringen en men het leer zacht en soepel houdt. Dadelijk na het insmeren wrijft of borstelt men het overtollige vet weg, want als dit hard en stijf is geworden, laat het zich niet zoo gemakkelijk meer verwijderen, zoodat dan het leer kleverig en dof blijft. Mocht het smeersel ingedroogd zijn, mochten de schoenen dof en onooglijk zijn geworden ten gevolge van slecht insmeren of uitpoetsen, wasch ze dan af met zeepsop en laat ze langzaam drogen, waarna de schoenen opnieuw met schoencrême behandeld worden. Voor het behandelen van schoenen moet men uitsluitend poetsmidelen gebruiken, die vettig zijn. Met leervernis bederft men het schoeisel. Bewaar schoensmeer altijd goed afgesloten, daar het anders zou indrogen en mocht het, door slechte afsluiting, zijn ingedroogd, verdun het dan met water. Zeer aan te bevelen is het gebruik van flanellen of fluweelen lapjes, van zachte borsteltjes voor het insmeren; om uit te wrijven ook weer doeken van fluweel of flanel, schoen borstels. Het materiaal moet schoon en droog-kusentjof
120
WAT GIJ MOET WETEN.
zijn, want met onzindelijk, vochtig materiaal kan men geen schoenen op de juiste wijze onderhouden. Schoenborstels kan men reinigen door ze over een losse turf te wrijven. Nat geworden schoenen laat men op een der zijkanten drogen, zoodat de zool niet al te lang vochtig blijft. Men vult ze op met proppen papier, omdat het model dan beter bewaard blijft en opdat het vocht gedeeltelijk in 't papier kan trekken. Natte schoenen kan men ook op een paar lossen turven te drogen zetten. Nooit op een warme kachel of in den oven; het leer zou dan barsten. Alle schoeisel moet op een droge plaats bewaard worden. Aanbeveling verdient het, schoenen na het gebruik op een leest of veer te zetten. Goudleeren, verlakte en satijnen schoentjes bergt men weg in een doos, nadat men ze in vloeipapier heeft gewikkeld. Barsten in de schoenen. Noch met schoencréme, noch met sla~ of olijfolie zijn barsten in het leer weer dicht te maken. De behandeling met een druppel van een dezer oliën maakt het leer zacht, meer bestand ook tegen water, maar tevens dof. Eerst als de olie erin is getrokken, kan de schoen weer glimmend worden gepoetst met behulp van een gewoon schoenpoetsmiddel. De barsten zelf echter blijven. Beige leer. De beige schoentjes van fijn leer, die zoo uiterst elegant kleeden, moeten niet bij elke weersgesteldheid gedragen worden. Want tegen regen en modder is dit leer niet bestand. De speciale schoencream, die ervoor in den handel wordt gebracht, kan de leelijke vlekken soms ge~ deeltelijk wegwerken, maar als men met dergelijk schoeisel door regen en wind stapt, is het heel gauw leelijk, ja zelfs onooglijk geworden. Dus: beige schoentjes alleen bij schoone, droge straten en voor den natten moesson een meer solide, zwarte schoen! Brocaat-schoentjes. Met benzine (voorzichtig!) of tetra kan men soms heel wat vlekjes uit brocaat-schoentjes ver wijderen. Verder is speksteenpoeder een uitstekend middel
SCHOEISEL.
121
om zilverbrocaat op te knappen. Men wrijft het poeder in het brocaat, laat het er een tijdje op zitten en schuiert het dan met een schoon borstetje af. Bruine schoenen. Als de qualiteit van het leer goed is, is het glimmend krijgen maar een klein kunstje. Men heeft dan niets anders te doen, dan goede bruine schoenwas te koopen, het schoeisel, als dat stofvrij is gemaakt, er heel, heel dunnetjes mee in te smeren en het dan met zachte doeken uit te wrijven. Heeft men met echt kalfsleer te doen, dan moeten de schoenen na deze eenvoudige bewerking al glimmen en glanzen als rijpe kastanjes. Bruine (licht~) schoenen. Mooi kunnen ze zijn, maar o, wat is het moeilijk, ze schoon te houden! Wie ze niet heel erg ontziet, zal het teere lichtbruine kleurtje al spoedig donker en vlekkerig zien worden. Is dat het geval, wrijf de schoenen dan (nadat ze stof schoon zijn gemaakt) schoon met propjes watten, die gedoopt zijn in benzine of tetrachloorkoolstof. Men moet telkens schoone watjes nemen. In plaats van een dezer beide vloeistoffen te nemen, kan men het leer afwrijven met een lapje met zeepsop. Soms ook verdwijnen de vlekken onder een behandeling met melk. Is er zeepsop gebruikt, dan nawrijven met schoon water. Zijn de vlekken verdwenen en is het leer weer droog, dan wrijft men het in met créme in de juiste kleur, waarna men met een flanellen lap uitschuiert. Chroom- en kalfsleer wordt, evenals allerlei andere soorten fijn leer, met was of met slaolie behandeld. Men gebruikt daarbij zachte doeken en borstels of schoenkussentjes, waarvan men de overtrekjes telkens kan verwisselen voor schoone. Glacé. Lichtgekleurd dof glacéleer wrijft men schoon met een watje, gedoopt in benzine of tetra. Is al het vuil verwijderd, dan droogt men het leer met propjeswatten. Moet het glacéleer glimmen, dan wrijft men het na met een beetje talk~ of speksteenpoeder. Wit glacé kan, als het niet al te vuil gedragen is, schoon worden met oudbakken brood of meel, of wel door-gemakt het af te wrijven met een papje van tetra en speksteenpoeder.
WAT GIJ MOET WETEN. 122 Zwart glacéleer wrijft men met een lapje met zwarte schoenwas en poetst het na met een schoenkussentje of fluweelen lap. Goudleer wrijft men voorzichtig op met een flanellen lap. Gummi-zoolen. Een gescheurde gummizool kan niet ge-^plakt worden. Het eenige middel om den schoen weer bruikbaar te maken is, hem van een nieuwen zool te laten voorzien. Krakende schoenen. Een afdoend middel bestaat, voor zoover ons bekend, niet voor deze kwaal. Vaklui, bij wie wij informeerden, vertelden ons, dat de oorzaak van het kraken niet bekend is. Men vermoedt, dat de manier, waarop het leer gelooid is, kraken ten gevolge kan hebben. Een huis dat nogal eens wordt geprobeerd, is, de schoenen-mideltj, gedurende den nacht op een natte dweil te zetten; door het
vocht, dat dan in de zoolen trekt, schijnt het hinderlijke kraken weleens te verdwijnen. Lang niet altijd heeft men succes met deze proefneming. Ze is echter zóó onschuldig en zóó gemakkelijk toe te passen, dat elke huisvrouw het weleens kan probeeren. Lakschoenen. Als de riempjes van lakschoenen donkere strepen of vlekken geven op de lichte kousen, waarbij ze gedragen worden, is het 't eenvoudigste om den binnenkant der riempjes te voeren met een reepje zij. Men kan dit met een
fijnen naaisteek doen of met behulp van een plakmiddel en moet zorgen, zij te nemen, die zelf kleurecht is en het voerinkje zóó aan te brengen, dat het breed genoeg is om het euvel volkomen tegen te gaan. Lakschoenen moeten met spons en lap worden afgenomen en dan opgewreven met was of ingewreven met een druppel slaolie. Slaolie houdt het leer langer goed, was geeft het een mooien glans. Witte linnen schoenen smeert men, nadat ze stofvrij gemaakt zijn, in met een dun papje van krijt en water of pijp aarde en water. Inplaats van dit papje kan men ook gebruik maken van een wit geprepareerd blokje (in eiken schoen winkel en bij eiken drogist verkrijgbaar) waarover men een vochtig lapje of borsteltje haalt.
SCHOEISEL.
123
Zwarte en gekleurde linnen schoenen behandelt men met daarvoor bestemde gelijksoortige middelen. Zijn er vuile vlekken in het linnen, die zich door een smeer niet meer laten dekken, dan maakt men die schoon-midel met een borsteltje en zeepsop en smeert de schoenen met een papje in, nadat ze droog zijn geworden. Daarna vult men ze op met proppen onbedrukt poreus papier of met schoone doeken en laat ze drogen. Tien geboden voor peau de Suède-schoenen. 1. Draag ze nooit bij vochtig weer of als de straten modderig zijn. 2. Zijn ze op straat vuil en nat geworden, laat ze dan rustig drogen om ze later met een zindelijken, harden borstel uit te schuieren. 3. Verwijder de vlekken, die dan nog zijn achtergebleven, met een ijzerborsteltje of een stukje fijn schuurpapier. 4. Zorg er voor, dat nooit vet- of olievlekken op de schoenen komen. Ze verdwijnen uit peau de Suède zoogoed als niet meer. 5. Is toch vet of olie op den schoen gemorst, probeer dan de vlekken weg te krijgen met benzine of tetra. Misschien lukt het. 6. Draag bij lichte peau de Suède-schoenen kousen in denzelfden tint van het leer. 7. Kies altijd peau de Suède-schoenen van goede qualiteit. Zijn die u te duur, neem dan voor hetzelfde geld liever gewoon leer. 8. Als gij de schoenen niet draagt, vul ze dan op met leesten of proppen vloeipapier, opdat zij in hun model blijven. 9. Bewaar ze altijd op een droge plek. 10. Bedenk, dat kale plekken in peau de Suède, ontstaan door slijtage, niet meer te verwijderen zijn, óók niet met een ijzerborstel! Satijnen schoentjes. Om donkere satijnen schoentjes te wasschen doopt men een linnen lapje in een koud aftreksel van houtzeep, wringt het goed uit en bestrijkt er het satijn mee. Bij lichtgekleurd satijn neme men liever gewoon zeepsop.
124 WAT GIJ MOET WETEN. De eenige voorzorg hierbij is, dat de schoen van te voren met een zacht borsteltje is afgeschuierd en het satijn niet te nat mag worden gemaakt. Alle vlekken verdwijnen op deze manier. Men gebruike weinig vloeistof en vuile de schoenen van te voren op met proppen vloei. Mocht er eventueel nog een vlekje te zien zijn, dan kan dat met benzine of tetra worden behandeld. Zijden schoeisel. Zijden schoenen, die vuil geworden zijn, kan men zelf schoonmaken. Echter is het ook hier zaak ze, vóórdat men aan de reinigingskuur begint, op te vullen met proppen zach vloei, opdat hun vorm niet verloren ga. Zijn ze van witte of zacht -getinte, lichte zijde, dan wrijft men ze af met propjes watten, die men heeft gedoopt in wijngeest. De vuile plekken worden herhaaldelijk met de vochtige watten be werkt, men neemt telkens nieuwe propjes, totdat al het vuil verdwenen is en wrijft dan met schoone, droge watten na. Donkere exemplaren en schoenen, die van zwaardere, steviger zijde gemaakt zijn, reinigt men met linnen lapjes, gedrenkt in zuivere terpentijn. Als met den draad gewreven wordt, loopt men geen kans, dat de zij verschuift of scheurt.
DIENSTBODEN. In veel gezinnen wordt het dienstmeisje beschouwd en behandeld als een huisgenoot, die, evengoed als de andere leden van het gezin, recht heeft op een gezellige, prettige kamer. In de keuken is voor haar disponibel thee met „snoepjes'', goed licht en 's winters flinke verwarming. Zóó huiselijk kan zij het hebben, dat behalve een vriendin, ook haar verloofde mag komen, dit in hoofdzaak ter voorkoming van uitgaven voor bioscoop of koffiehuis, dus in háár belang. En het meisje is er wel dankbaar voor, maar wordt naar de ervaring in veel gevallen schijnt te leeren, ontzettend vrij, zóó vrij, dat men zich wel eens afvraagt of men haar niet te veel verwend heeft....
Godspenning. De godspenning zoowel als de betalings~ termijn zijn kwesties van onderling overleg tusschen werkgeefster en dienstbode. Het geven van fooien bij Nieuwjaar en groote schoonmaak is ook aan geen enkele bepaling gebonden; in het eene gezin zijn daaromtrent de gebruiken heel anders dan in het andere. Wat echter het geven van een getuigschrift betreft, dit is men verplicht als de dienstbode dat vraagt. In dit getuigschrift behoeft echter niets anders te staan dan de tijdsduur, waarin het meisje in haar betrekking is geweest, de datum waarop zij is vertrokken, en de aard van het werk dat zij heeft verrricht. Kostgeld. Moet ik mijn Duitsche dienstbode, die met vacantie naar huis gaat, reis~ en kostgeld geven? En zoo ja, hoeveel bedraagt dit laatste? Is men verplicht, een Holandsche dienstbode, welke men in den vollen kost heeft en gedeeltelijk voor dag en nacht (zij blijft twee avonden per week slapen) behalve het volle loon, in haar vacantie ook kostgeld voor dien tijd te geven?
WAT GIJ MOET WETEN. 126 Dergelijke quaesties schijnen zich dikwijls voor te doen en menige werkgeefster zit hier met de handen in 't haar. Het al of niet geven van kostgeld in vacantietijd is bij geen enkele wettelijke bepaling voorgeschreven. Men moet daarom, om latere onaangenaamheden te voorkomen, bij het huren van personeel hieromtrent een overeenkomst sluiten. De eene werkgeefster betaalt in vacantietijd het dubbele loon uit, een ander geeft een deel van het loon als kostgeld. Hierin is allerlei variatie te brengen en kan veel onderling geschipperd worden. Met de particuliere omstandigheden van werk geef ster en dienstbode kan rekening worden gehouden ... Elke werkgeefster treft wat deze dienstboden-quaestie betreft, haar eigen maatregelen. Als onze persoonlijke meening willen wij hier wel zeggen, dat wij er vóór zijn, het personeel, als dat in vacantietijd naar huis wordt gestuurd, per week het dubbele loon uit te keeren.
De Nieuwjaarsfooi. Het eind van het jaar is de tijd van de extradooien en in menig gezin rijst dan de vraag, met hoeveel men de dienstbode ter eere van den Nieuwjaarsuag moet verrassen. Want lang niet altijd gaat het geven van zoo'n belooning van harte. Niet steeds geven de diensttijd en de dienstijver aanleiding tot groote gulheid van den kant der huisvrouw. En omdat de wet niets voorschrijft omtrent het geven van fooien aan dienstpersoneel, doen zich in vele gezinnen moeilijkheden voor. Godspenningen en Nieuwjaarsfooien zijn bij geen enkele wetsbepaling voorgeschreven. Zij zijn een traditie, die in vele gezinnen nog wordt gevolgd. Alleen wanneer bij onderlinge overeenkomst deze fooien zijn vastgesteld, is de werkgeefster zedelijk verplicht zich aan haar woord te houden. Opzegging van dienstbetrekking. Omtrent dit voor de huisvrouw zoo belangrijke onderwerp zegt het Burgerlijk Wetboek art. 1639i, eerste lid: „De termijn van opzegigng is gelijk aan den tijd, die ge. woonlijk tusschen twee opvolgende uitbetalingen van het in
DIENSTBODEN.
127
geld vastgestelde loon verstrijkt, doch niet langer dan zes weken." Vacantie voor onze dienstmeisjes. Dat is een kwestie, die mevrouw bij het huren met haar personeel moet bespreken en overeenkomen. In veel gezinnen, waar de heele familie de zomervacantie „elders", doorbrengt, mogen de dienstbode (n) , huishoudster, kinderjuffrouw of wat men er aan personeel op na houdt, gedurende dien tijd naar huis, naar eigen familie gaan, op kosten van mevrouw óf voor eigen portemonnaie, ook alweer naar men dat samen had afgesproken. Er zijn dames, die de reis met alle bijkomende onkosten voor haar ondergeschikte (n) betalen en kostgeld geven. In andere gezinnen vergoedt mevrouw alleen het reisgeld; of het meisje betaalt dit, maar krijgt kostgeld gedurende haar vacantietijd, wat dan meestal gelijkstaat met het bedrag, dat zij als loon heeft. Zoodat mevrouw dus drie, vier of meer weken het dubbele loon geeft. Al deze bijzonderheden moeten, wij zeiden het al, bij het huren mondeling of schriftelijk worden overeengekomen. Vaste regels bestaan hiervoor niet. In dezen hangt veel af van de particuliere omstandigheden van werkgeefster en dienstbode. Wel is tegenwoordig de gewoonte vrij algemeen geworden, ook als mevrouw niet met vacantie gaat, toch het personeel een week, soms ook wel langer, vacantie te geven. Natuurlijk is het zaak, dat zóó te regelen, dat noch het huishouden, noch de vrouw des huiles van dit personeelverlof al te zeer de dupe wordt. Voor het mannelijk personeel, geldt natuurlijk hetzelfde. Een dienstbode, die pas eenige weken in haar betrekking is, kan geen aanspraak maken op vacantie, als dat niet vooraf is overeengekomen.
Zieke dienstboden. Behoort tot de verplichting van den werkgever het verstrekken van geneeskundige behandeling wat betreft het trekken van tanden of kiezen (event. plow~ beeren) van een inwonende dienstbode, wanneer bedoelde dienstbode op haar eigen houtje naar een tandarts gaat? Dient een inwonende dienstbode, die geneeskundige behandeling behoeft, waarvoor de werkgever aansprakelijk is, 9
128
WAT GIJ MOET WETEN.
zich niet uitsluitend te wenden tot den geneesheer, door den werkgever aan te wijzen? Of is zij misschien zelfstandig in haar keus?" Volgens art. 1638 ij van het Burg. Wetboek is de werkever verplicht te zorgen voor behoorlijke verpleging van inwonend personeel. Echter mag de dienstbode niet op eigen gelegenheid hierin voorzien, wil zij aanspraak maken op geldelijke restitutie. Waar tandheelkundige hulp noodig is voor het behoud van een goede gezondheid (bijv. bij maagziekten of t.b.c. patiënten) doet de werkgever, in overleg met den huisarts, verstandig ook voor die hulp te zorgen. Want op die manier zal in vele gevallen ziekte, gepaard gaande met grootere onkosten, voorkomen kunnen worden. Betreft het een holle kies of onschuldige kiespijn, dan be hoeft de werkgever In geen geval voor medische hulp te zorgen. Ook in dit geval moet de dienstbode zich houden aan den deskundige, eventueel door den werkgever aangewezen.
LINNENKAST. Geel linnengoed. De trots van de Hollandsche huisvrouw is haar linnenkast, de kast, die, aan keurige stapels, het helderwitte waschgoed bergt. En het is haar een doorn in het oog, als de lakens en sloopen, het tafelgoed of de hemden op den duur dien zuiveren glans missen, als de wasch „vergeelt". De vraag, op welke manier geel geworden waschgoed weer hagelwit te krijgen is, laat zich niet met een enkel woord oplossen, om de doodeenvoudige reden, dat de oorzaak van dit kwaad niet altijd dezelfde is. In sommige streken van ons land wordt het kwaad berokkend door het water, waarin men het goed wascht. Want als het waschwater te sterk ijzerhoudend is of als het water
komt uit veen~ of moerasgrond, zal het op den duur zijn sporen in het linnengoed achterlaten. De gele tint, door sterk ijzerhoudend water achtergelaten, moet eigenlijk op dezelfde manier verwijderd worden als roestvlekken; dat wil zeggen, dat zulk waschgoed een behandeling zou moeten ondergaan met zuringzout. Omdat dit echter gevaarlijk goedje is, mag men het alleen in uiterst verdunden vorm gebruiken. In zoo'n sterkverdunde oplossing zet men het waschgoed zoolang te bleeken tot het zijn gewone kleur teruggekregen heeft. Dan spoelt men het herhaaldelijk na in schoon water en laat het, zoo mogelijk, gedurende een flinke regenbui buiten hangen. De gele kleur, veroorzaakt door water uit veenachtigen bodem, kan men verwijderen door het waschgoed eenige uren te bleeken in een chlooroplossing. Zoo'n chloorbad is niet zoo schadelijk voor het weefsel als velen denken, mits er voorzichtig en met beleid mee wordt omgesprongen. Dergelijk bleekwater maakt men in 't groot op de volgende manier: Een pond chloorkalk (bij elken drogist te krijgen) lost men al roerende op in tien liter warm water. Deze vloeistof laat men een paar dagen rustig staan en giet ze dan (zonder het bezinksel) door een doekje in een Zeegen teil. Men verdunt
130
WAT GIJ MOET WETEN.
ze met tien emmers warm water en laat hierin het waschgoed hoogstens een uur bleeken. Het linnengoed moet gedurende dien tijd af en toe in de vloeistof heen en weer geschud en verlegd worden. Telkens als een stuk goed is uitgebleekt, neemt men het uit de teil en spoelt het dadelijk uit in warm water. Zijn alle stukken gebleekt, dan legt men ze, plat gevouwen, in een tobbe, overgiet ze ruim met warm water en laat ze, dichtgedekt, een nacht daarin staan. Den volgenden morgen wordt de wasch in koud water gespoeld en in de buitenlucht opgehangen. Zie voor verdere behandeling onder „Wasschen". Ongebruikt linnengoed. Als men ongebruikt linnengoed zal het door het liggen niet geel worden. wegbergt in blauw papier,
Geurige sachets. De beste tijd voor het maken van sachets is die, waarin de rozen bloeien. Want gedroogde rozeblaren verspreiden een aangenamen, zachten geur en behoeven, in zijde bewaard, eerst na betrekkelijk langen tijd vernieuwd te worden. Men droogt de teere rozeblaadjes voor dit doel in de schaduw en sluit ze daarna in een zacht verwarmden oven. Als ze voldoende zijn ingedroogd, wrijft men ze tot poeder. Vooral witte rozen leenen zich uitstekend voor dit doel. Maar als rozentijd weer voorloopig tot het verleden behoort, nemen we onze toevlucht tot andere geurige gewassen, waartoe in de eerste plaats het lavendelkruid in aanmerking komt. - Gedroogde lavendel is bij eiken drogist te verkrijgen, zoo goed als thijm, kruizemunt en karwijzaad. Wie - geurige sachets wil maken, vermenge 250 gram lavendelbloemen zonder stelen met 16 gram thijm, 16 gram kruizemunt, 8 gram kruidnagelen en 8 gram gebroken karwijzaad, stampt alles goed dooreen met 32 gram zout en vult er sierlijke zakjes mee van neteldoek, zijde, crêpe of welke stof men wenscht te nemen, mits deze dun en soepel is. Een smal zijden lintje in dezelfde of afstekende kleur, een miniatuurborduurwerkje op het zakje zelf, voltooien dit eenvoudige knutselwerk.
DE STUDEERKAMER. Onze oogen hebben meer waarde voor ons dan het meest onderhoudende boek, de meest boeiende roman: Laat ons dus onze oogen verzorgen te allen tijde. Hier volgen een paar wenken, die iedereen ter harte moet nemen: Houdt het hoofd recht als gij leest. Houdt steeds het boek op dertig centimeter afstand van uw oogen. Zorgt ervoor, dat het licht duidelijk en rustig is. Lees nooit bij slechte verlichting. Lees nooit een boek, dat sterk door de zon beschenen wordt. Ga nooit met uw gezicht in het licht zitten als gij leest. Laat het licht van den achterkant of van links vallen. Lees nooit boeken, die slecht of heel klein gedrukt zijn. Laat uw oogen een wijle rusten door in de verte te kijken als ge eenigen tijd achter elkander hebt gelezen. Wasch uwe oogen des morgens, en liefst ook des avonds, met zuiver water. Boekbanden. Oude leeren boekbanden kan men schoon ze af te wasschen met een sponsje, gedrenkt-makendor in spiritus. Daarna strijkt men er snel met een penseel of een propje watten een vernis op van eiwit, opgelost in een derde deel alcohol van 90 procent. Leeren boekomslagen, die door het langdurige gebruik vettig geworden zijn, zooals vaak bij bijbels het geval is, kan men met benzine of tetra schoonmaken. Het watje, in een dezer vloeistoffen gedrenkt, goed uitknijpen. Als de boek~ omslagen schoon zijn, kan met ze met was in de kleur van het leer opwrijven. Ze worden dan glimmend.
WAT GIJ MOET WETEN. 132 Boekenkast. Het stof schoon houden van den inhoud van een open boekenkast gaat het best met behulp van een ganzenwiek of met een stevige kwast. Als men dit werkje op geregelde tijden doet en er de ramen wijd bij openzet, vliegt het stof voor 't grootste deel de wijde wereld in. Natuurlijk kan vooral de stofzuiger uitstekende diensten verrichten.
Boekenluis. Deze kleine, beweeglijke beestjes, die zich soms tusschen de bladen van boeken vertoonen, welke een min of meer vochtige bergplaats hebben, behooren tot de onschuldige indringers. Men kan dit ongewenschte bezoek verhinderen door de boeken, als ze goed droog zijn, uit te kloppen en ze ook weer op een droge plaats te bewaren. Boekenwormpjes. Om de als zilver glanzende wormpjes,
die zich zoo graag in boeken nestelen, te verwijderen, passe men de volgende methode toe: Men legt het geopende boek in een blikken trommel of goed afsluitbare doos. In de doos of trommel plaatst men naast het boek een schoteltje met f o r m a l i n e (bij iederen drogist verkrijgbaar). Hierna sluit men den trommel of de doos goed af en laat den vernietigender damp 24 uur inwerken. Resultaat: allemaal cadavers! Deze bewerking wordt tevens met succes toegepast bij het ontsmetten van boeken uit ziekenkamers. Inkt. Om inkt voor schimmel te bewaren, giet men eea enkelen druppel creosoot op een flesch inkt. Inktvlekken. Zie hiervoor hoofdstuk Vlekken.
DE PROVISIEKAST. Het bewaren van de voorraden. Het is lang niet hetzelfde, hoe en waar wij, huisvrouwen, onze voorraden bewaren, want door nonchalance en onwetendheid kan ook in dezen zoo heel veel bedorven worden! Thee, koffie ie en cacao moeten worden weggeborgen in goed sluitende metalen bussen of glazen potten, willen zij hun geur en smaak behouden. En omdat zij zoo licht vreemde luchtjes tot zich trekken, moeten ze op een droge, luchtige plaats worden neergezet. Een stuk kaas, te groot van omvang om het in de kaasstolp te bergen, legt men weg, gewikkeld in een linnen doek, die gedrenkt is in slappe pekel. Zoodra de doek droog is, bevochtigt men hem opnieuw. Heeft men uien opgedaan, dan kan men die op een drogen vloer, naast elkander uitgespreid, neerleggen. Biedt het huis voor een dergelijke manier van „wegbergen" geen gelegenheid, dan kunnen ze worden bewaard in uiterst poreuze zakjes, die men in de onmiddellijke nabijheid van een open raam ophangt. Is de uienvoorraad groot, dan is de eerste methode aan te bevelen. Kleine porties, die men voor dagelijksch gebruik graag bij de hand wil hebben, kan men in een eiernetje ophangen in de keuken, dicht bij het fornuis. Citroenen moeten een koel plaatsje hebben. Is er eentje aangesneden, dan legt men hem, met den doorgesneden kant naar beneden, in een schoteltje azijn. Niet alleen de schil, maar ook het sap blijft dan langen tijd bruikbaar. Meel bewaart men het best in een houten kist. Uit die voorraadschuur vult men telkens den meelpot in de keuken, want de keuken zelf is een buitengewoon slechte verblijf. plaats voor meel, omdat dit niet alleen waterdamp, maar ook alle geuren aantrekt. Meel moet op een donkere, luchtige plaats bewaard worden en mag niet zijn blootgesteld aan
134 WAT GIJ MOET WETEN. de inwerking van zonnestralen. Is men gewend, groote voorraden meel op te doen, dan loont het de moeite, de meelkist met zink te laten beslaan en in eenige vakken te verdeelen om de verschillende meelsoorten uit elkaar te houden. Vet mag ook alleen op een koele plaats worden weggezet, in dichtgedekte steenen of porseleinen schotels. Eieren zet men op het rekje. Om het doorzakken van den dooier te voorkomen, is het goed, ze nu en dan om te keeren, dat wil zeggen nu eens met de punt, dan met het stompe eind naar beneden te zetten. Zeep moet koel en droog bewaard worden. Slaolie en petroleum bergt men het best in donkere kasten, daar zij het zonlicht niet kunnen verdragen. Etiquetten. Etiquetten op bussen of glazen flesschen moet men nooit met stijfselpap opplakken, daar dit de muizen aan~ trekt. Men gebruike daartoe liever lijm, of beter nog, wanneer de etiquetten op glas geplakt moeten worden, versch eiwit. Men klutst daartoe het eiwit in een platte schaal tot schuim, laat het uitvloeien en bestrijkt hiermede de etiquetten met behulp van een plat penseel en drukt ze met een schoonen doek vast op het glas. Eenmaal gedroogd, laten de etiquetten, zelfs in vocht, niet weer los. Om sla-olie te bewaren voor dik -worden, doet men in de flesch een theelepel droog fijn zout. Ifisbrekea. IJs aan stukken breken doet men volgenderwijs: Zet een stopnaald of een puntig mes op het stuk ijs, dat moet worden gespleten en klop daarop met een houten hamer of met de vlakke hand. Zelfs het dikste ijs zal op deze wijze splijten. Het ijs kan langen tijd bewaard worden en voor smelten behoed, door het flink in een wollen doek of deken te wikkelen. Het zwavelen van flesschen. Voor het uitzwavelen van flesschen zijn zwavelstokken in den handel (o.a. bij drogisten te verkrijgen) . Men hangt zoo'n zwavelstokje, waaraan een lint verbonden is, met behulp van een speld, een naald, een haakje of iets dergelijks, aan den onder-
135 kant van de kurk in de flesch en steekt de zwavel aan; de damp vult de . flesch en noodra het stokje uitgaat, verwijdert men het om het nog voor andere f lesschen te gebruiken. Bij deze bewerking gebeurt het wel eens, dat een zwaveldruppel in de flesch valt. Dit heeft echter geen enkel bezwaar. De afgedropen zwavel toch formeert onmiddellijk een koekje, dat heel gemakkelijk met een pennetje te verwijderen is. De flesch behoeft daarna volstrekt niet opnieuw te worden schoongemaakt, maar kan gerust dadelijk gebruikt worden. DE PROVISIEKAMER.
GROOTE SCHOONMAAK. Er is zeker geen tijd van het jaar, die meer gevaren oplevert om de goede orde in huis te verstoren dan de dagen van den grooten schoonmaak. In dien tijd vindt menige huisvrouw het vergeeflijk, als moet worden geslapen in kamers waar in plaats van gordijnen een laken voor de vensters is gespannen; zij vindt het haar goed recht, dat trappen en emmers den doorgang barricadeeren, dat van het middagmaal zoo weinig mogelijk werk wordt gemaakt, dat de etensuren naar háár believen worden verzet en dat zij zelve aan tafel verschijnt in .... nou ja, in schoonmaaktoilet. Wie met beleid en tact weet te werken, zal veel schoonmaak-misère kunnen voorkomen. Verstandig is het, eerst die kamers een beurt te geven, waar niet gestookt wordt. Voornamelijk dus slaap- en logeer'vertrekken. De regeling van het werk hangt voor een groot deel af van het al of niet gebruik maken eener stofzuig machine. Want als met den stofzuiger gewerkt wordt, kunnen karpetten, meubels, kleeden en wandbespanningen, als men dat wenscht, in de kamer blijven. Deze, evenals matrassen, dekens en kussens kunnen met het stof zuigapparaat worden behandeld om daarna, als dat tenminste mogelijk is, in de zon gebracht te worden. Natuurlijk moeten wij alle schoonmaakwerkzaamheden met open ramen verrichten, ook als geen stof opgejaagd wordt en zelfs bij ongunstig weer. Het is sterk af te raden, meer dan één kamer tegelijk uit te halen en af te takelen. Ik weet wel, dat het van een economisch standpunt bezien, aanbeveling verdient om de vitrage gordijnen, de spreien en kleedjes uit verschillende
slaapkamers te zamen in hetzelfde sop te wasschen, maar daar staat tegenover, dat dan veel overbodige rommel wordt gemaakt. Als kamer na kamer wordt leeggeruimd en
GROOTE SCHOONMAAK.
137
behandeld, — als men pas aan een tweede vertrek begint nadat numero één weer tip top is, blijft het huisgezin zooveel mogelijk bespaard voor ongezelligen rompslomp. Eerst als geen kachelwarmte meer noodig is, komen de andere kamers aan de beurt. Natuurlijk spaart de stofzuiger een massa werk, hoewel wij toch iedere huisvrouw den goeden raad zouden willen geven, kleeden, overgordijnen en wat er meer voor in aanmerking komt, ook al worden ze geregeld met den stofzuiger behandeld, een of twee keer per jaar naar buiten te brengen, te laten luchten en kloppen. Groote schoonmaak wil zeggen: het reinigen van de geheele woning, nietwaar? Wij halen kasten en kisten leeg, kloppen en schuieren de kleeren uit, wasschen wat los en vast is. Maar is deze verjongingskuur wel afdoende, als daarna al dat uitgeschuierde en schoongemaakte, al wat is uitgewasschen en afgezeept, weer wordt weggeborgen? Laat het toch een gewoonte worden in ieder gezin om kleeren en meubelen en gebruiksvoorwerpen, die overbodig zijn, ook al verkeeren ze nog in uitstekenden staat, weg te geven of op te ruimen! Het is misplaatste zuinigheid om al die dingen jaren lang te bewaren. Zij nemen maar plaatsruimte in, worden op den duur stof- en mottennesten en geven bij elke nieuwe schoonmaakbeurt opnieuw nutteloos werk. Zelf de verfkwast hanteeren. Als wij dit schrijven, wordt hiermee natuurlijk niet bedoeld, dat de huismoeder straks op de leer zal klimmen om vensterkozijnen of balcons te schilderen, of dat zij den keukenvloer een verfje zal gaan geven. Maar toch zijn er werkjes, die wel behooren tot het -onmiddellijk terrein van den huisschilder, doch waarmede ook de huisvrouw eer kan inleggen. Het is bijvoorbeeld een heele onderneming, maar het is ook een loonend werk om de houten, rieten of ijzeren tuinmeubeltjes zelf bij te lakken of te verven. Er zijn zoovele verf soorten in den handel, die ook den leek in het vak een mooi resultaat doen bereiken, dat wij het gerust onzen lezeressen durven aan te bevelen als „schil~ der" te fungeeren. Voldoening zullen zij ook hebben van haar werk, als zij zich erop toeleggen, kuipjes en tonnetjes, waarin planten worden gekweekt, bloembakken en bloem-
1138
WAT GIJ MOET WETEN.
standerds, die in tuin en serre worden geplaatst, bij te lakken of op te schilderen. Glaspapier. „Vitrophanie" heet het in den handel. Het is uitstekend geschikt om gordijnen te vervangen, het geeft soms de illusie van geschilderde ruiten. Om het aan te brengen, kost niet het minste bezwaar. Moeilijker is het, het vastgeplakte papierlaagje weer van de vensters te verwijderen. „Zeep en soda helpen niet", vertelt de een. „Benzine evenmin", vult een ander aan. En toch heeft men soda nodig voor dit werkje. Maar batende soda, die men, in sterke oplossing, bij den drogist kan krijgen. Deze vloeistof verdunt men, doopt er een borstel in en strijkt ze daarmee over het glaspapier, dat week wordt en gemakkelijk los zal laten. Bijtende soda is goedje, waarmee men zeer voorzichtig dient om te gaan, daar het lang niet onschuldig is en waar men ook zooveel mogelijk met de handen af moet blijven. Gordijien. Wie wil voorkomen, dat witte glasgordijntjes na hun reinigingskuur vrij spoedig weer gele vlekken zullen krijgen, moet ervoor zorgen dat ze, als ze straks vlekkeloos weer voor de ramen prijken, overal vrij hangen en nergens, ook met geen enkel plekje, de glasruit raken. Het ophangen van overgordijnen is een tijdroovend en vermoeiend werk. Er bestaat echter een eenvoudige methode: Stokken en koorden laten zitten, ook zelfs van vitrage overgordijnen. Aan de plooien der gordijnen met stevig garen groote koperen haken naaien. Aan eiken gordijnring moet een klein ringetje zitten ~ zooals tegenwoordig in alle behangers~ zaken te krijgen zijn. Haak nu eenvoudig de gordijnhaken in die kleine oogjes. Met kamers doen kan men de gordijnen gemakkelijk uitslaan, de roeden stof schoon maken en, desgewenscht, met was wrijven. Men kan, ook als de ramen heel hoog zijn, alles gemakkelijk schoonhouden. Het behandelen van lancastergordijnen is vaak een lastige en lang niet altijd een dankbare quaestie, reden waarom menige huisvrouw er tegenop ziet om ze aan te schaffen. En inderdaad is het waar, dat het niet steeds gelukt, ondanks
GROOTE SCHOONMAAK.
139
al de moeite, die men zich getroost, vuil of vlekkerig geworden lancasters weer een ooglijk aanzien te geven. Een eenvoudig middel, dat soms verrassende resultaten geeft, is het gebruik van oud brood of zemelen. Het lancaster gordijn wordt op tafel uitgerold, met schoone zachte doeken stofvrij gemaakt en flink afgewreven met één van bovengenoemde ingrediënten. Een bezwaar van deze schoonmaakmethode is, dat het kwaad maar heel oppervlakkig verholpen is en dat de vlekken heel gauw weer te voorschijn komen. Beter is het dan ook, een lauw sopje van goede huishoudzeep aan te wenden. Ook nu legt men de gordijnen glad uitgespreid neer en sponst ze aan weerskanten met dit lauwe zeepwater af, waarna men ze met schoone, zachte doeken droogwrijft. Alleen lancaster van goede kwaliteit kan tegen deze behandeling. Het allerbeste is, om vuil geworden lancasters chemisch te laten reinigen. Ze worden dan meteen opnieuw geappréteerd en zien er weer onberispelijk uit. Franjes worden afgetornd en afzonderlijk gewasschen. Kalk op de ruiten, Kalkvlekken, door stucadoors op de ruiten gemorst, kan men gemakkelijk met azijn verwijderen. Ze verdwijnen dan als sneeuw voor de zon. Matglas. Er bestaat een middel om matglazen mooi schoon te maken. En wel met een zachten boender en groene zeep. De boender moet natuurlijk eerst nat gemaakt worden. De vlekken verdwijnen onmiddellijk en het glas wordt in geen enkel opzicht beschadigd. De ruiten krijgen een nabehandeling met spons en lap. Onaangename lucht in pas gestucadoorde of behangen kamers kan men verdrijven door in deze vertrekken de vensters en deuren goed te sluiten en er dan een comfoor met gloeiende kolen neer te zetten, waarop men een paar handenvol jeneverbessen strooit. Na ongeveer 12 uur opent men de deuren en vensters om de frissche lucht binnen te laten en men zal bevinden, dat de onaangename reuk geheel en al verdwenen is. Op den duur verdwijnt de
140
WAT GIJ MOET WETEN.
onaangename lucht echter ook vanzelf, als maar voldoende geventileerd wordt.
Schilderijen. Wie vuil geworden olieverf-schilderijen wil schoonmaken, moet heel voorzichtig te werk gaan. Het eenige, wat een leek eraan kan en mag doen, is, de schilde-. rijen te „wasschen" met een zacht penseel, gedoopt in gezuiverde terpentijn. Die bewerking moet zoo vlug mogelijk geschieden, in een deel van een minuut, langer niet. Dan veegt men het schilderstuk met een zacht doekje schoon, uiterst voorzichtig te werk gaande bij dien subtielen arbeid. Als op deze manier stof en vuil verwijderd zijn, kan het schilderij een nieuw vernis-laagje krijgen. Een onschuldig middel, dat door schilders zelf gebruikt wordt is het volgende: eerst wordt het schilderij van de lijst ontdaan, wat een eenvoudige bewerking is, daar het zoogenaamde spieraam met doek, of het paneel, met eenige spijkers in de lijst bevestigd is. Daarna wrijft men onder de kraan van de waterleiding het schilderij schoon met een doorgesneden rauwen aardappel. Op deze manier wordt alle stof en vettige aanslag verwijderd. Dan laten drogen, na het schilderij goed gespoeld te hebben. Als bij het ophangen van schilderijen een spijker in een muur geslagen moet worden, zonder dat groote stevigheid of een bepaalde plaats een vereischte is, dan moet men juist in een voeg slaan. Bij betengelde muren is 't gemakkelijkst, de duimen of spijkers in een tengel langs het plafond te slaan. Kan dit niet, dan maakt men met een dun boortje een gat in den muur en slaat daarin een houten propje, dat even lang is als de opening, maar iets dikker. Het moet kegelvormig toeloopen, zoodat men het vast kan slaan. Om lichte voorwerpen, zooals portretten, op te hangen, kan men gebruik maken van koperen hangertjes. Versch schilderwerk. Het komt wel eens voor, dat pas geschilderde kasten nog kleverig aanvoelen, als de verf toch al droog is. Men kan de planken dan niet inruimen zonder groote kans te loopen, de nieuwe verf te beschadigen. Om
GROOTE SCHOONMAAK.
141
het hard worden van 't versche schilderwerk te bevorderen, neme men de kasten uit met spons en lap en koud water. En dan verder geduld oefenen tot er van plakken geen sprake meer is. Wanneer wordt de groote schoonmaak geen nood kwaad? -zakelij Als de huisvrouw zichzelve en het dienstmeisje eraan went, eiken dag naar de kamer, die „gedaan" wordt, wrijfen poestmandje mee te nemen. Laat dus zeil en meubelen niet kaal worden, totdat het hun beurt is om weer een nieuw waslaagje te krijgen en let erop, dat koperen deurknoppen, nikkelen haardgarneering en andere dingen, die behooren te glimmen, nooit dof zijn. Wasch de gordijnen, zoodra dat gewenscht is en niet alleen op „officieele" tijden! Schroom niet, om ze ook gedurende de wintermaanden, als er gestookt en gerookt en minder geventileerd wordt, af en toe een sopje tegeven. 't Is zoo gauw gedaan, 't kost zoo weinig moeite! Houd vloerbedekking, meubelbekleeding en wanden steeds zindelijk, haal de kasten op tijd uit en.... gij zult ervaren, dat zoo'n rommelige, overdrukke schoonmaaktijd best vermeden kan worden.
DE TOILETTAFEL. Het ontvetten van het haar. Er bestaan een paar heel onschuldige en vrijwel afdoende middeltjes om haar, dat, ook onmiddellijk nadat het gewasschen is, weer vet wordt, te behandelen. Zoodra het haar de eerste sporen van vettigheid vertoont,
moet het s'avonds, vóór 't naar bed gaan, worden gewasschen met eau de Cologne van prima qualiteit of met absoluten alcohol. Een ander middel is, het haar te wasschen met zeepspiritus. Men neemt 50 gr. ervan in een waschtafelglas en vermengt dit met warm water. Daarmee wascht men „huid en haar" en spoelt drie keer met lauw water na. Zeepspiritus is bij den apotheker te verkrijgen. Haarborstels en kammen. Een zeer eenvoudig middel om haarborstels en kammen schoon te maken is het volgende: In een kom doet men wat lauw water met een klein scheutje ammoniak. Den borstel schudt men hierin vlug heen en weer en het vuil vliegt eraf. Een vuil randje aan het hout neemt men weg door een doekje in het water te doopen en daar dat randje mee weg te wrijven. Daarna houdt men den borstel onder de kraan, slaat hem goed uit en zet hem rechtop te drogen. Men kan haarborstels van rubber, precies als een gewonen schuier, reinigen met zeepsop, waarin een klein scheutje ammoniak is opgelost. Daarna moet men ruim naspoelen in frisch water en ten slotte den borstel flink uitslaan. Want onder het rubberkussen, waarin de haren zijn gezet, bevindt, zich de lucht en het zou voor den schuier zeer schadelijk zijn, als in die tusschenruimte water bleef zitten.
DE TOILETTAFEL.
143
Men moet voor het schoonmaken van dergelijke borstels vooral geen benzine gebruiken, daar het rubber dan loslaat, waardoor de borstel onbruikbaar wordt. Als de borstel op den rug ligt, wordt het hout vochtig en als men hem op de haren zet, trekken deze allicht krom. Dus liefst rechtop te drogen zetten, op een punt van den steel. Een kam kan men gerust in het water laten liggen, waarna men hem afspoelt en laat drogen. Ten slotte kan men kam en borstel, als ze goed droog zijn, met een beetje was opwrijven. Roode handen. Het verzorgen van rood geworden handen geschiedt op de volgende wijze: De handen telkens als ze in warm water zijn geweest, even onder de kraan houden, zoodat ze sterk afkoelen en de bloedvaten inkrimpen. En ze dan met voldoende cold cream van goede kwaliteit behandelen. Het middel is een licht toe te passen. -voudig,en Transpireerende handen wassche men eenige malen per dag met water, waaraan men een beetje aluin heeft toegevoegd, omdat hierdoor de poriën worden samengetrokken. Eelt en likdoorns.
Van zó6vele kanten wordt ons een . on schuldig huismiddeltje, dat_ afdoende schijnt te heipen tegen eelt en likdoorns. toegezonden, dat wij er geen bezwaar tegen hebben, het in deze rubriek op te nemen. Het luidt als volgt: Men neme een schijfje ui, grootte naar behoefte en legge dit eenige uren in een schoteltje azijn. Voordat men naar bed gaat legge men dit schijfje op de plek, zwachtele het zoodanig, dat het in den slaap niet verschuiven kan en trekke er een kous over heen. Den volgenden mcrgen is het eelt of de likdoorn zoo week, dat men die er met de nagels kan uitplukken. Helpt de eerste keer niet voldoende, dan herhaalt men de kuur den volgenden avond nog eens. Pijn doet het in het minst niet en het heeft bovendien het voordeel, dat het geen cent kost.
10
DE SLAAPKAMER. Het wasschen van dekens geeft heel wat arbeid, maar loont zeer de moeite. Donzen dekens die men wil wasschen, moeten voorzichtig behandeld worden. Nauwkeurig moet erop worden gelet of alle stiknaden goed dicht zijn. Zoo niet, dan terstond het kwaad repareeren, omdat anders onder het wasschen de vulling zou kunnen verschuiven. In een groote tobbe met lauw water, waaraan men een handvol borax heeft toegevoegd blijft de deken een nacht staan. Gelijktijdig weekt men twee à drie pond houtzeep in tien tot 12 liter water en laat ook dat een nacht staan. Den anderen morgen wordt de deken zacht uitgedrukt en op een tafel gelegd om mogelijke vlekken nog voor het wasschen te verwijderen. Dit doet men het beste met gele zeep en een zachten borstel. Hierop wordt de deken in de helft van de houtzeep gezet, waaraan men zooveei lauw water heeft toegevoegd als noodig is om de deken gemakkelijk te kunnen uitwasschen, hetgeen intusschen alleen door kneden en drukken mag gebeuren. Het eerste water wordt na dit procédé weggegoten en voor het tweede wasschen gebruikt men de andere helft van de houtzeepoplossing. Hierna komt de deken in lauw spoelwater, waarbij men eenige eetlepels goeden azijn doet voor de kleur. Nooit de deken uitwringen, maar drukken en dan over een stok hangen, zóó, dat de hoeken juist op elkaar vallen. Het water, dat langzamerhand naar de kanten zakt, moet dikwijls uitgedrukt worden. Daarna trekt men de randen weer recht en glad. Zoo gauw de deken wat droog begint aan te voelen, moet men hem met een rietje goed kloppen, waardoor de vulling losser wordt. Afnemen doet men hem pas als hij door en door droog is.
DE SLAAPKAMER.
145
Gewatteerde dekens kunnen .00k gerust thuis gewasschen worden, als 't maar voorzichtig en met beleid gebeurt. Goede witte zeep wordt in snippers gesneden en in kokend water opgelost, waarna men de zeepoplossing met een teil lauw water mengt en goed roert. In dit bad wordt de gewatteerde deken (die geen kapotte plekken mag vertoonen) flink gekneed en gedrukt, totdat hij schoon is. Dan zoo goed mogelijk uitdrukken, vooral in de hoeken. Nu volgt een koudwaterbad, waarin de deken tot den anderen dag blijft liggen. Eruit halen en weer flink uitdrukken. Een tweede koud~ waterbad volgt, waarna de deken (zoo stevig mogelijk uitgedrukt, vooral de punten!) als die over een lijn te drogen hangt, met een stokje, geklopt wordt, om de watten los te maken. Onder het drogen wordt hij af en toe omgehangen, nu eens in de lengte, dan in de breedte, opdat geen gele strepen achterblijven. Het wasschen van wollen dekens. Men klopt de dekens uit, smelt voor eiken deken 1 pond keukenzout, voegt daar nog zooveel water bij tot de dekens onderstaan en laat ze zoo 24 uur weeken. Daarna schudt men ze flink uit in 't water, laat ze uitlekken en spoelt in ruim schoon water na. Drijfnat buiten ophangen, nu eens in de lengte, dan in de breedte, telkens omhangen dus, en als ze half droog zijn, af en toe opkloppen, opdat de wol weer ruig wordt. Het is heel gemakkelijk, voor dat doel de badkuip te gebruiken. Op deze manier wascht men telkens 2 a 3 dekens tegelijk, altijd met 1 pond zout per exemplaar. Nieuwe wollen dekens. De onaangename lucht van nieuwe wollen dekens, die eerst op den langen duur verdwijnt, kan men „wegwerken" door de dekens zooveel moge lijk in de buitenlucht, en als 't kan, tevens in de zon te hangen. Ook is het uitstekend, voor dat doel de dekens een nacht in koud zoutwater te zetten, ze nat over een rek of lijn, die eerst goed moet worden schoongemaakt, te hangen en ze in de buitenlucht te laten drogen. Voordat ze geheel droog zijn, moeten de dekens af en toe worden opgeklopt. Dekens kloppen doet men het best met z'n beiden. Men doet dit werk zóó, dat bij wijduitgestrekte armen de deken,
146 WAT GIJ MOET WETEN. of een deel ervan, gespannen is, opdat door den schok, die ontstaat bij het spannen, het stof loslaat. Men klopt ze (maar vooral niet te hard) aan twee kanten. Als te veel kracht wordt gezet, loopt men groote kans, dat de dekens in het midden of bij de punten scheuren. Na het kloppen hangt men de dekens op om ze te luchten, het liefst in de zon. Ze worden dan goed droog en zwellen. Bovendien oefent de zon een ontsmettende werking uit. Klop ze na het luchten, nog eens weer. Gummi-Artikelen. Over de moeilijke quaestie, op welke manier men gummi-artikelen moet bewaren, vertelt het Tijdschrift voor Ziekenverpleging: „Vroeger gebruikte men voor de bewaring van gummi-
artikelen trommels of kasten met doorboorde onderlagen en een schotel water, petroleum of benzine. Maar desondanks vond men dikwijls de gummi-artikelen bedorven, hard geworden, gebarsten of verweekt door de benzoldampen. Dit kwam daardoor, omdat deze methode wel goed kan zijn voor sommige gummi~artikelen, maar niet voor alle. Niet alle gummi-artikelen worden van eenzelfde soort gummideeg gemaakt en voor sommige is daarom deze bewaringsmethode hoogst verderfelijk. Daar men de inwendige samenstelling niet kent en van buiten niet kan zien, of deze methode goed of juist verkeerd zal werken, dient men ze dus te verlaten en te zoeken naar een, die te allen tijde goed is. Een altijd goede methode is de volgende: Berg de goederen op in een luchtige kast, die van binnen donker is en waarin een constante, min of meer vochtige temperatuur heerscht van pl.m. 4 graden Celcius boven nul. De kast moet geventileerd worden. Is zij dus verdeeld in afdeelingen, dan moeten de tusschenschotten ventilatie-reten of gaten hebben. De voordeuren of de zijwanden rechts en links moeten eveneens zoodanige ventilatie-ruimten hebben, dat daardoor wel de lucht, maar geen licht of ongedierte (muizen, torren, enz.) kunnen passeeren. Men brenge dus van onderen en van boven schuine ventilatiereten aan, door mus~ kietengaas afgesloten. Deze kasten worden, met het oog op de vereischte tempe-
DE SLAAPKAMER.
147
ratuur en den vochtigheidsgraad, het gemakkelijkst aangebracht in goede, betrekkelijkerwijze droge en vooral niet muffe kelders. De goederen moeten los en ruim liggen, niet te veel boven elkaar. Slangen bij voorkeur over sectoren--slangdragers. Men mag de goederen niet dubbel vouwen. Alle drie maanden zie men de kast na, legge alles er uit en er weer in. Het is daarbij aan te bevelen, de handen in te wrijven met een paar druppels glycerine en met de aldus geprepareerde handen de goederen af te wrijven. Hospitaaldoek moet om stokken gerold bewaard worden. Alle drie maanden rolt men ze af, maakt den stok schoon en rolt 't doek er weer voorzichtig en stijf om, zoodat er geen plooien in ontstaan. Het is het gemakkelijkst, een dubbel stel stokken te hebben en de stokken driemaandelijks af te boenen en op zolder te drogen. Men heeft dan dadelijk droge stokken bij de hand bij de eerstvolgende wisseling. Hospitaaldoek, dat vlekkerig blijkt te zijn, wordt aan beide zijden met lauw zeepsop afgewasschen en gedroogd. Dit drogen geschiede niet in de zon en niet bij een kachel of
ander verwarmingstoestel, maar in een droge schuur of onder een beschaduwd afdak. Eerst als 't doek goed droog is, mag 't weer opgerold worden." Wie gummiartikelen op de juiste wijze behandelt, kan er jarenlang mee toe. Hard geworden gummi is soms weer zacht en soepel te krijgen, door het langzaam en voorzichtig te verwarmen. Men kan dit doen door het voorwerp op een afstand van pl.m. 1 1 /áa meter van electrische of andere kachels te leggen. Of, zoo dáár de warmte nog te fel mocht zijn, het achter de kachel een plaatsje te geven. Het voorwerp of kleedingstuk mag, zoolang het nog hard is, volstrekt niet uit de plooien worden gehaald, daar het anders af zou breken. Hiermede dient men te wachten, tot het de gewenschte soepelheid heeft teruggekregen. Kamerpotten en emmers. Het is soms een moeilijk werk om kamerpotten en vuilwater-emmers grondig schoon te-je houden. Een eenvoudig, gemakkelijk middel om den bruinen
148
WAT OIJ MOET WETEN.
aanslag van wanden en bodem te verwijderen. is. de vaten op balcon. platje of in den tuin. maar in elk geval zoo. dat de wind de lucht niet naar binnen voert. neer te zetten en in ieder een klein scheutje zoutzuur (vergif!) te gooien. De aanslag lost oogenblikkelijk op. Alles moet ruim worden nagespoeld met schoon water. Het verstandigst doet de huis~ vrouw. zel£ den baas spelen over de flesschen met zoutzuur en deze na gebruik weer weg te sIuiten. De toiletemmers moeten alleen voor het vuile waschwater gebruikt worden I Kapokmatrassen. Men kan zelf nieuwe katoen~ of wol~ pluizen aanbrengen in een oude kapokmatras. die het nog waard is. Als men zich maar een matrasnaald aanschaft. Deze naald wordt. voorzien van een touwtje. door de matras ge~ stoken. De naald mag niet worden omgedraaid. maar moet eenige millimeters verder weer worden doorgestoken. In het op deze manier ontstane Iusje klemt men een .. pluis·'. die bestaat uit een bundeltje katoenen of wollen draden van ongeveer vier centimeter lengte. Aan den anderen kant van de matras leggen we in het touw een schuifknoop. zoodat er een soortgelijk lusje als zooeven ontstaat. waartusschen eveneens een pluis wordt gelegd. Nu trekt men. terwijl de matras op die plaats wordt ingedrukt. het touw stevig aan en legt een stevigen knoop vlak boven den schuifknoop. Het werk lijkt, zoo oppervlakkig beschouwd. misschien een beetje ingewikkeld.maar is in werkelijkheid vrij eenvoudig.
Het luchten der bedden. Kussen en dekens, peluw en onderbed of matras. alles zoo veel en zoo lang mogelijk in de zon brengen en dan £link kloppen en schuierenl De zon doet wonderen ten 0pzichte van de slapgeworden kussens, de wollen dekens. die in den loop der maand plat zijn geworden. Als ze een paar uur buiten. in de volle zon en buitenlucht hebben gelegen. zwellen ze op. de dekens worden licht en wollig en al wat zich aan schadelijke bacterien mocht hebben opgehoopt. wordt door de heilzame kracht der zonnestralen gedood. Het is zaak. bedden zoovee1 moge1ijk een :zonnebad te geven.
DE SLAAPKAMER.
149
Nachtkastjes. Om nachtkastjes reukeloos te houden, ga men op de volgende manier te werk: men bore vier à zes gaten in den bodem van het kastje, opdat er een onafgebroken luchtstroom door kan trekken. Bovendien wassche men het kastje elke week uit met warm zeepsop of carbolwater. Slapeloosheid. Eigenlijk behoort deze kwestie thuis bij den medicus, maar wij willen eenige onschuldige middeltjes aan de hand doen, die den slaap zeer zeker ten goede zullen komen: Om te beginnen moet men ervoor zorgen, te gaan slapen in een kamer, die niet te warm is. Veel beter kan de temperatuur zoo zijn, dat men onder 't uitkleeden rilt van de kou. Als er maar frissche, onverdorven lucht is, geen etens- of andere geuren, ook niet die van parfum, in welken vorm dan ook! Het aantal dekens moet evenredig zijn aan de temperatuur in de kamer en men moet die dekens zóó kiezen, dat ze niet als een zware last drukken. Dus bij voorkeur wollen dekens. De lakens moeten kurkdroog zijn en onberispelijk glad getrokken. Kussen (s) en peluw kiest men zoo, dat men zich behaaglijk voelt als men te bed ligt. Generaliseeren kan men in dit opzicht niet. De ervaring leert wel, hoe elk dat noodig heeft; de een vindt één dun, zacht kussentje genoeg, ligt liefst „plat" in bed. een ander prefereert twee, soms drie kussens, die dan misschien ook nog zoo stevig mogelijk moeten zijn. Kan men niet spoedig warm worden, dan legge men een half uur van te voren een of twee kruiken tusschen de lakens, zoodat vooral het voeteneind lekker warm is. Men verwijdert dat hulpmiddel echter vóór 't naar bed gaan. Zorg ervoor, dat niets aan het lichaam knelt of drukt, dus dat hals en mouwen van het „nachtgewaad" wijd zijn; over laad de maag niet in de late avonduren, zoodat de spijsverteringsorganen nog eens flink aan 't werk worden gezet. Span ook de hersens kort voor 't slapen-gaan niet al te zeer in, vermijd het gebruik van alcohol en tabak gedurende de late avonduren en houd geen opwindende gesprekken. Wie acht geeft op al deze schijnbare kleinigheden. zal, als er geen geestelijke of lichamelijke afwijkingen zijn. den
150
WAT GIJ MOET WETEN.
slaap wel pakken. Lukt het, ondanks deze voorzorgsmaatregelen toch niet, dan doet men goed, medische hulp in te roepen. Een warme deken kan men maken door tusschen twee dunne dekens een laag krantenpapier, of, als men dat niet heeft, ander papier te leggen. Papier is een slechte warmtegeleider. Warme lakens. Wie tengevolge van rheumatische aan geen linnen of katoenen lakens verdragen kan en-doenig een wollen deken onaangenaam en onhygiënisch vindt om in te slapen, moet het eens probeeren met badstof (badlakens), die een aangenaam-warme temperatuur geven en steeds goed gewasschen kunnen worden. De waschtafel. Het marmeren blad van de waschtafel kan 's morgens worden schoongemaakt met spons en lap, die speciaal voor dat doel gereserveerd blijven. Eens of twee maal per week (al naar dat noodig blijkt) wordt het blad afgezeept. De vlekken worden verwijderd als bij „marmer" is aangegeven. Een dun laagje was in de kleur van het marmer verhoogt den glans ervan. IJzeren ledikanten. Men onderhoudt ijzeren ledikanten op heel eenvoudige manier, nl. met spons en zeem. Sommige huisvrouwen houden ervan om daarna de ledikanten te wrijven met zwarte of witte was, maar strikt noodig is dit niet. Het gelakte ijzer blijft glimmend. Uit hygiënisch oogpunt beschouwd, is het nooit geraden om te slapen in een kamer, waar de temperatuur beneden het vriespunt is. Hoe wenschelijk het ook mag zijn om over een frissche, koele slaapkamer te beschikken, de atmosfeer mag nooit zoo zijn, dat een wollen deken er vochtig wordt gedurende den nacht.
REPARATIEWERKJES EN OVERSCHOTJES. Etuis van leer. Fijne zwartglimmende leeren étuis, die vaal of vlekkerig zijn geworden, maakt men eerst sof schoon, wrijft ze dan in met een lapje met zwarte schoenwas en poetst ze na met een fluweelen of flanellen lap. Kaalgeworden plekken kunnen met verdunde zwarte spirituslak bijgekleurd worden. Dit lak moet men vooral verdunnen, daar het leer anders te hard wordt. Kousbeschermers. Het slijten van de kousen is een voortdurende zorg voor elke huisvrouw, want behalve het vele en steeds terugkeerende werk, dat het meebrengt, is het telkens moeten aanvullen van den kousenvoorraad een groote post op het huishoud -budget. Het is in dit verband zéér de moeite waard, eens te probeeren, hoezeer men het uithoudingsvermogen van kousen en sokken kan verlengen door aparte „voeten" te maken uit de beenen van afgedankte kousen. Zulke extra voeten zijn gemakkelijk te knippen naar het model van een nieuwe kous. Natuurlijk moet de naad, die op den voet valt, plat worden gelegd, opdat hij bij 't loopen geen pijn veroorzaakt. Langs den bovenkant moet een haak- of festonsteekje worden ge werkt om uitrafelen te voorkomen. Deze extra -voet wordt onder de kous gedragen en voorkomt het doorslijten van hiel en teen. Vooral voor schoolkinderen is dit een uitstekend hulpmiddel, zoogoed als het ook onze soms zoo teere, onsoliede dameskousen een heelen tijd langer in 't leven houdt. Overschotjes. Als in schoonmaaktijd uit doozen en kisten, uit koffers, die in maanden niet open zijn geweest, en uit kasten, waarin een heel jaar lang rommel is opgepot. allerlei lappen worden te voorschijn gehaald, is de huismoeder soms geneigd, wat van dien overtolligen voorraad aan kant te doen. Dat opgeruimd moet worden en meteen schoon schip
152
WAT GIJ MOET WETEN.
gemaakt, spreek vanzelf. Wij hebben daar elders reeds op gewezen. Maar dat houdt niet in, dat men dingen aan kant moet doen, waarvan in de huishouding nog partij kan worden getrokken. Sírooken cretonne, overblijfsels van slaapkamer- of serregordijnen, leveren alleraardigst materiaal voor beetpakkertjes, die om het oor van den theepot of om het hengsel van den waterketel worden geslagen. Cretonne laat zich ook, met een beetje vaardigheid, uitstekend verwerken om kartonnen doozen te beplakken, die op de toilettafel voor allerlei doeleinden kunnen worden neergezet. Lapjes van baai, saai of flanel kunnen, desnoods in de meest verschillende en scherp tegen elkaar agstekende kleuren, worden verwerkt tot eierwarmertjes. Aan de ontbijt- of koffietafel krijgt elk ei, staande in een dopje, zijn eigen mutsje, dat volgens de fantasie van de vervaardigster, met een paar steekjes, wat kraaltjes of loovertjes kan worden gegarneerd. Van ouden zaden of tricot handschoenen kunnen poppekousen worden gemaakt, van oude glacé, castoor en wildleer handschoenen kan iedere moeder poppeschoentjes en pantoffeltjes knutselen. Oude dameskousen, waarvan de beenen nog goed zijn, kunnen worden verwerkt tot directoirebroekjes voor kinderen. Zijden lapjes, al zijn ze nog zoo klein, zijn geschikt materiaal voor bedeldekentjes voor het poppenbed. Overschotjes fluweel, satijn en zode worden met eenige handigheid gebruikt om speldekussentjes of stootblokjes voor het pianodeksel te bekleeden. Keepen wit linnen, batist en neteldoek, overschotjes van linnen kanten en entre-deux kunnen samen worden verwerkt
tot kleedjes en loopertjes voor toilet- en waschtafel, om onder flacons, karaffen, poederdoozen neer te leggen. Een eind linnen entre-deux met daarbij passende kant vormen samen, als ze handig aaneengehecht zijn, een aardigen looper voor den opstand van de waschtafel. Restanten van een licht zijden avondkleed of dunne, beschilderde shawl kan men gebruiken om een lampekapje opnieuw te overtrekken. Een eind galon kan tot afwerking
REPARATIEWERKJES EN OVERSCHOTJES.
153
dienen om eens een variatie te hebben op de eeuwige kralenrandjes. Strikken en linten, die eenmaal dienst deden als afwerking van bouquet of bloemenmand, kunnen, als men ze niet tot haarlinten verknipt, tot boekenleggers, servetbanden en dergelijke worden verwerkt. Van afgedankte vilthoeden kan men kinderpantoffeltjes, zooltjes of tafelmatjes voor de keuken maken. Zie verder onder „Hoeden". Zoo blijft er altoos werk aan den winkel voor haar, die van oud nieuw weet te tooveren. Plakmiddelen. Het is noodig, dat in een huishouden altijd plakmiddelen voorhanden zijn, die men zelf kan fabriceeren en in geschikte, goed afgesloten fleschjes bewaren. Het beste plakmiddel is nog altijd de Arabische gom. Als men ze wil bereiden, koopt men een stuk Senegalgom, dat men met een beetje koud water overgiet en onder gestadig omroeren laat staan, tot zich een slijmachtig vocht gevormd heeft zonder klonten. Is het te dik, dan kan men er lang-
zamerhand kleine hoeveelheden water aan toevoegen, tot het de vereischte dikte heeft. Men moet het bewaren in een fleschje met wijden hals, dat men niet met een kurk afsluit (die kleeft er al te gauw in vast en is dan heel moeilijk te verwijderen) maar met een houten of nikkelen deksel, waarvan de rand over de opening van het fleschje gaat en waarin in het midden een gat is om er het kwastje door te steken. Men moet erop letten, dat deksel noch beslag van het penseel van koper of blik zijn, daar deze metalen door de gom ver teerd worden. Gom beschimmelt niet gauw, maar toch is het verstandig, maatregelen te nemen tegen het schimmelen. Men kan voor dat doel wat karbol erbij doen of een stukje kamfer in de gom werpen. Wordt na verloop van tijd de gom te dik, dan verdunt men haar door toevoeging van een scheutje koud water. Dextrine is veel goedkooper dan Arabische gom, maar kleeft niet zoo goed, schimmelt veel gauwer en wordt na eengen tijd zuur. Als men met deze bijzonderheden rekening
154 WAT GIJ MOET WETEN. houdt, is dextrine een goed bruikbaar plakmiddel. Men bereidt dextrine op dezelfde manier als Arabische gom en voorkomt het beschimmelen op dezelfde manier. Potten, die gebarsten zijn. Een Keulsche inmaakpot, die gebarsten is en daardoor lek geworden, kan men zelf repareeren en dan nog jarenlang met succes gebruiken, als men de barst aan den buitenkant dik invet met gewoon kaarsvet. Vazen, die poreus zijn. Een uitstekend middel om poreuze vazen ondoordringbaar te maken, is, de vaas om te spoelen met waterglas en deze bewerking na droging nogeens te herhalen. Het is geen bezwaar, als de vaas reeds met lak of vernis bestreken is.
MARMER.
Het is een eigenaardig verschijnsel, dat onze huisvrouwen, die toch eiken dag met marmer moeten omgaan, in wier kamers en gangen de schoorsteenmantels en waschtaf els, nachtkastjes en vloeren uit deze steensoort gemaakt zijn, zoo weinig weten, hoe marmer behandeld en onderhouden moet worden. Over 't algemeen kunnen wij den raad geven, als geen bijzondere ongelukjes zijn gebeurd, zwart, zoowel als wit of gekleurd gepolijst marmer eenvoudig-weg schoon te houden met lauw zeepsop. Voor de behandeling van marmer laten wij „tien geboden" volgen: 10. Marmer, dat vuil is, maakt men schoon door het rijkelijk met zeepsop af te wasschen en te wrijven met een wollen lap. 20 . Wie vlekken uit marmer moet verwijderen, waarvan zij het ontstaan niet kent, maakt een mengsel van 2 deelen natrium carbonaat, 1 deel puimsteenbrij en 1 deel kalk, legt dit op de vuile plekken en wascht het na een paar uur af. 3 0 . Verwijder inktvlekken uit gepolijst marmer door het bloot te stellen aan de inwerking van wijnsteen - of ci troenzuur. 4°. Wrijf vetvlekken in met een mengsel van 2 deelen soda, 1 deel puimsteenpoeder, 1 deel kalk en wat water. Wasch ze na eenigen tijd af met zeepsop. 5°. Verwijder wijnvlekken met wijnsteenzuur of citroenzuur. 60 . Reinig het marmer der waschtafel door er een dunne brij van kalk en zeepsop 20 à 30 seconden op te laten liggen. Dan afwasschen en wrijven met talk of witte was. 60 . IJzerroest uit marmer verwijdert men met benzine en krijt, waarmee men de vlek dik belegt. Zoo noodig om de zes uur ververschen. Helpt benzine niet, dan chloroform ge~
WAT GIJ MOET WETEN. 156 bruiken. Zeer voorzichtig zijn. Brandende voorwerpen en vuur verre houden! 7 0 . Wit marmer, dat hardnekkige vlekken heeft, behanr delen met zwavel-ether of met zwavel~magnesia. 8 0 . Poets gekleurd en wit marmer met een mengsel van 4 deelen terpentijn op 1 deel witte was. 9 0 . Gebruik voor zwart marmer zwarte was. 10 0 . Maak marmerfiguren schoon met een mengsel van gebrande kalk en zeepsop, die samen een dunne brij vormen. Strijk van deze mélange een dun laagje op het marmer uit en spoel het na 24 uur goed af met lauw water. Is de een of andere vlek gemaakt in marmer, wacht dan vooral niet te lang met het verwijderen daarvan. Het vuil dringt anders te diep in en kan moeilijk of in 't geheel niet meer verwijderd worden. Want marmer is zeer poreus! *
Gangen. Bij het schoonmaken van een marmeren gang of vestibule wordt hier en daar marmerslijp gestrooid en daarna met een natte schuurlap of ook wel met een luiwagen steeds in dezelfde richting geschuurd. Ook de plinten worden zoo behandeld. Bij 't schuren met een luiwagen spat men meer dan met een lap of boender. Vindt men marmerslijp te duur, dan kan men ook witsel gebruiken. 't Geschuurde wordt met een zachte dweil en schoon water opgenomen. Telkens moet men voor schoon water zorgen, om het streperig worden te voorkomen. Indien gele vlekken niet met schuren verdwijnen, willen ze wel eens weggaan door 't schuren met slijp en karnemelk. Voordat de looper en matten weer neergelegd worden, moet de gang vooral goed droog zijn. Gebroken marmer. Om marmer, dat gebroken is, weer aan elkaar te „lijmen ", kan men, evenals bij het repareeren van porselein en aardewerk, gebruik maken van de een of andere kitlijm, bijvoorbeeld coaguline, van cement of Pompeï, water~ glas of een mengsel van gelatine en azijn, welke kleefstoffen, evenals de gebroken stukken, even voorgewarmd moeten worden. Moeten grootere stukken weer worden saamgevoegd, zooals dat soms bij marmeren schoorsteenmantels noodig is, dan kan men gips gebruiken. Een weinig gips-
MARMER.
157
poeder wordt met het water aangemengd en vlug op de te lijmen stukken gesmeerd, waarna deze zoo spoedig mogelijk op elkander worden gebracht. Gips in water verhardt on. middellijk. Daarom doet met het best, dit papje te maken op een stukje bordpapier of iets dergelijks, dat weggegooid kan worden, daar het resteerende gips eveneens dadelijk verhardt en zeer moeilijk te verwijderen is van het voorwerp, waarop het zich bevindt. Pendules. Gek, dat zooveel huisvrouwen een beetje angstig schijnen te zijn om met water aan het marmer van pendule, beeld of andere luxe-voorwerpen te komen. Toch loopt men niet het minste risico, als men ook het mooist gepolijste marmer, dat stoffig of vuil is geworden, afneemt met lauw water. In plaats daarvan kan men ook terpentijn ge~ bruiken. Met een zachten doek wordt het marmer gedroogd en ten slotte met dunne was weer opgewreven. Is het marmer geel geworden of verdwijnen de vlekken niet op bovenstaande manier, dan kan men gebruik maken van marmerslijp, waarmee men het te behandelen voorwerp afschuurt, totdat het weer egaal-wit is. Men moet echter wel bedenken, dat na deze bewerking het marmer opnieuw ge-polijst moet worden, wat niet het werk is voor een leek. Doffe plekken in gepolijst marmer, veroorzaakt door de inwerking van azijn, moet men door een vakman laten bijwerken. Schoorsteenmantels. Als het marmer van zwarte schoorsteenmantels wordt gewreven met zwarte schoencreme en vervolgens met zachte doeken uitgewreven, wordt het als nieuw en glimt als een spiegel. Alle vingerindrukken ver dwi jnen. Hardnekkige vlekken kan men dikwijls uit marmeren schoorsteenmantels verwijderen door herhaaldelijk te wrijven met lauwe slaolie. Wat ook weleens afdoende blijkt, is een zacht schuurmiddel, bijvoorbeeld een toiletrpuimsteentje. Vlekken in marmer, hiermede afgewreven, verdwijnen soms.
voorgoed. Als de behandeling is afgeloopen, moet men met. een klein beetje was in de juiste kleur nawrijven.
158
WAT GIJ MOET WETEN.
Waschtafels. Het marmeren blad van de waschta fel is, behalve op bovengemelde manier, vrij van vlekken en glanzend te krijgen als het op de volgende wijze behandeld wordt: men roert gelijke hoeveelheden gebluschte kalk en pijpaarde met water tot een dikke brij, die men daarna met een kwastje dik en gelijkmatig op de marmerplaat strijkt en er twee dagen lang, telkens met water besprenkeld, op laat zitten. Nu laat men de brij goed opdrogen, wrijft ze met een zachten doek af en polijst vervolgens het marmer met een leeren lap en fijn krijt. Bepáálde voorschriften kunnen, waar het 't vlekvrij maken van marmer betreft, eigenlijk niet gegeven worden.
HOEDEN. „In een goed huishouden wordt niets weggegooid, zelfs geen bruine boon!" zeggen de degelijke Hollandsche vrouwen. En ik zou er nog willen bijvoegen: „Ook geen oude hoed!" Oude vilthoeden, die zoover heen zijn, dat ze 't weggeven niet meer bonen, kan men verwerken, verknippen liever gezegd, tot onderleggers voor warme pannen en schalen; men kan er cirkeltjes van knippen, die, gefestonneerd met kleurige draden, zich uitstekend leenen tot pennewisschers. Heeft men de beschikking over een afgedankten vilthoed in zachten tint, dan verwerkt men een deel ervan tot „sous-pied" voor bloemvazen, voor bloembakjes en -potten, die, min of meer poreus als ze soms zijn, anders gevaarlijk kunnen worden voor het hout van de meubelen. Of wel, men knipt vilten bloembladen, takken en ranken, honde- of poesekoppen uit, bewerkt ze volgens eigen smaak en eigen opvatting met wol of zijde, met kralen, pailletjes, goud- of zilverdraad en brengt ze aan op het effen fluweelen of zijden fond van een kussen, of een tea-cosy. Ook kunnen, naar wij reeds elders meedeelden, oude vilthoeden met succes worden gebruikt voor zooltjes van kinderpantoffeltjes. Den juisten maat krijgt men, door het kind, dat de pantoffeltjes zal moeten dragen, op een vel papier te zetten en z'n voetomtrekken hierop te teekenen. De uitgeknipte papieren zooltjes speldt men op 'n ouden flambard van vader en knipt het vilt uit. Als „bovenleer" der pantoffel~ tjes gebruikt men rood molton en zet dit af met zwart zijden veterband. 't Geheel maakt een aardig effect. Het opnaaien van het molton op het vilt gaat gemakkelijk; men slaat een 11
160
WAT GIJ MOET WETEN.
klein randje molton naar binnen en naait bet gebeel oversbands met kleine steekjes op bet vilt. En de afgedankte strooboeden? Ook die leveren, als men een beetje handigbeid heeft, nog uitstekend materlaal voor praktische gebruiksvoorwerpen. De reepen stroo, want onze boeden worden uit smalle reepen gemaakt, tornt men voorzicbtig los. Zijn ze aan den anderen kant nog mool van kleur en "als nieuw", dan kan in veel gevallen de hoed gekeerd worden, of het stroo op een anderen, meer modernen vorm genaaid. Dit is echter niet ieders werkl Gemakkelijker is het, den stroorand, van 't middelpunt beginnend, te verwerken tot een matje, dat men cirkelvormig of ovaal kan maken. Het eind bevestigt men stevig aan den achterkant. Men kan zoo'n tafelmat afwerken met borduuren festonsteeken van zijde of woI, met een ornamentje of randje en het aan den acbterkant voeren. Fiuweelen hoeden. Smoezelig geworden £luweelen hoeden kan men scboonmaken door ze af te wrijven met een stuk oud wittebrood. Hee£t de rand van den boed vettige plekken, dan bebandelt men die met een lapje, gedrenkt in benzine, tetra of terpentijn. Is bet £1uweel ruw geworden, dan kan men dit in vee! gevallen verhelpen door den hoed boven den wasem van kokend water te houden en, terwijl de damp in bet £luweel trekt, dit voortdurend te scbuieren met den vleug mee. Nat geworden fluweelen boeden mogen Dimmer afgeveegd. maar moeten te drogen gelegd worden, z66, dat ze in hun model blijven. Zwart fluweel, dat leelijk is geworden, krijgt een verjonginsgkuur als men bet afwrljft met een in petroleum gedrenkt wollen of £lanellen lapje; daarna borste!en en lucbten. Leeren hoeden. Leeren hoeden, die vettig zijn geworden, kan men opfrlsschen door ze af te wrijven met benzine (oppassen! ) of tetra. Panamahoeden. Een goeden panamahoed moet men een beetje omslacbtig schoon maken. Men borstelt den boed eerst
HOEDEN.
161
flink, schuiert er dan met een tandenborstel citroensap in en legt den hoed een uur lang in het donker. Nadat men hem met zwavelpoeder heeft bestrooid, wrijft men dit met flanellen lappen er goed in. Daarna den hoed in de schaduw laten drogen en afborstelen met een harden schuier. Vilten hoeden. Is een vilthoed nat geregend, dan laat men hem eenvoudig drogen, maar brengt hem eerst in den vereischten vorm, omdat dit later niet zoo gemakkelijk meer gaat. Witte vilten hoeden maakt men schoon door zorgvuldig het vilt, met behulp van een nagelborsteltje, in te wrijven met met magnesia of arrowroot. Dit neemt alle vlekken van regen of stof weg; daarna wrijft men den hoed in met hetzelfde poeder, doch nu met een beetje koud water tot een niet al te dik papje gemaakt. Men gaat voort met wrijven, totdat de hoed volkomen wit is. Dan hangt men hem in de zon te drogen en klopt hem uit. Om een fijnen grijzen of witten vilthoed schoon te maken, gebruikt men een papje van magnesia met water. Met behulp van een borstel wrijft men den hoed daarmede in, laat hem drogen en borstelt hem flink uit. Ook kan men voor witte vilthoeden zemelen en een klein borsteltje gebruiken. Met beide flink schuieren! Het resultaat is: „als nieuw". De zemelen droog gebruiken. De hoeveelheid, die men voor een paar dubbeltjes koopt, is voldoende voor alle vilthoeden van een groote familie, gedurende eenige jaren. Geen kostbaar middel dus! De gladde band, die in een vilthoed is genaaid en die soms van zijde, soms van leer is, is dikwijls al na weinige weken onfrisch en vettig door de aanraking der huid. Zelfs zijn de Veeren bandjes onvoldoende om een vilthoed tegen dit „doorvetten" te beschermen. Een goed middel om den hoed schoon te houden is het aanbrengen van een strook dubbelgevouwen vloeipapier tusschen hoed en band. Zoon papierstrook neemt men schoon met een lapje, gedrenkt in benzine of tetra. men iets smaller dan de voeringband, opdat hij onzichtbaar is en men vernieuwt hem af en toe. Den leeren band maakt Veel practischer dan een leeren band in een hoed is een
1.62 WAT GIJ MOET WETEN. band van flanel of jaegerstof; deze laatste absorbeeren het vocht, voelen niet zoo warm aan en zijn veel gemakkelijker door een nieuw te vervangen. Bovendien hebben zij het groote voordeel, dat de hoed veel steviger om het hoofd past, zoodat ze vooral bij ruw weer en op fietstochten te prefereeren zijn. Het eenige nadeel is, dat ze minder ooglijk zijn dan leer of 'zijde. Als de rand van een vilten hoed verbogen is, moet men dien boven den stoom van kokend water houden, in den juisten vorm terugbrengen en zóó rustigjes laten drogen.
HANDSCHOENEN. Bij het koopen van handschoenen dient er in de eerste plaats op te worden gelet, dat deze vooral niet te nauw worden genomen. Iedere vrouw begrijpe toch, dat handschoenen, die te klein zijn, de hand nooit sierlijker van vorm zullen maken. Integendeel. De hand gaat op een gewrongen worst lijken. Maar als nu eenmaal handschoenen 'zijn gekocht, die te klein blijken, dan moeten ze in een vochtigen doek worden gewikkeld en zóó een paar uur worden neer gelegd. Ze zullen dan meestal veel rekbaarder zijn geworden. Om de kleur niet te beschadigen, mag de doek niet te vochtig wezen. Bewaren van handschoenen en beveiligen tegen weervlekken. Hoe men glacé en peau de Suède handschoenen, die weinig gedragen worden, tegen weervlekken kan beveiligen? 't Beste is, ze in zijdepapier te wikkelen en ze op een absoluut droge plek te bewaren. Het allerveiligste plaatsje is een goed sluitende bus, bijvoorbeeld een cacaobus, waarin men eenige stukjes zout van hertshoorn doet. De bus wordt goed gesloten. Zelfs glacé's, die reeds door het liggen vlekken hebben gekregen, verliezen, op deze manier bewaard, soms de leelijke plekjes. Een ander middel: Neem een sigarenkistje van 100 stuks, mochten de handschoenen langer zijn, dan een ander kistje, maar in elk geval eentje met een draaiend deksel. Plaats het kistje met een van de kleinste vlakken op tafel, neem de handschoenen en steek door een der toppen of door den manchet een stevige speld of punaise en hang ze zoo aan de zoldering van het kistje. Plaats nu een diep schoteltje, gevuld met ammonia, onder de handschoenen. Sluit het del- sel met behulp van een spijkertje of kleefstof en laat een en ander 8 à 14 dagen staan. Bij opening van het kistje zullen de vlekken uit de handschoenen verdwenen zijn.
164
WAT GIJ MOET WETEN.
Een derde middel: Neem een diepe kom en giet daarin een een kopje ammonia. Plaats daarin een kleinere kom. waarin de handschoenen gelegd zijn. De groote kom moet nu bedekt worden met een goed sluitend deksel, waarna men er een stevig papier overheen bindt. Na een paar dagen zijn alle vlekken verdwenen. Het is de inwerking van ammoniadamp, die de vlekken doet verdwijnen. Gems- en wildleeren handschoenen worden nog steeds veel gedragen. Als die vuil zijn, maar ze mogen niet al te vuil wezen, kunnen ze gemakkelijk schoon gemaakt, zoowel op een houten hand als op de eigen. Een beetje melk wordt in een schoteltje gegoten, daarin doopt men een lapje wit flanel, wrijft het op een stukje witte zeep en bestrijkt er den handschoen mede. Als een deel van het flanel vuil is ge neemt men een nieuw stukje, en gaat zoo door,-worden, totdat de handschoenen schoon zijn. Dan worden ze uitgetrokken en men laat er den wind door spelen, tot ze droog zijn. Mochten de handschoenen stijf zijn geworden, dan kan men dat gemakkelijk verhelpen, door ze flink uit te rekken, eerst onder het drogen, en nog eens weer, als ze volkomen droog zijn. Gems-, wild- en zeemleeren handschoenen van goede kwaliteit kan men met water en zeep onder de kraan wasschen. Met gummi-handschoenen moet men heel voorzichtig omgaan, wil men niet telkens gaatjes en scheuren erin krijgen. Dat begint al bij het aantrekken. Dit doet men het beste door den rand om te slaan, zoodat de plek, waaraan toch altijd even getrokken moet worden, versterkt is. Tusschen vinger en duim van de andere hand pakt men den dubbelgeslagen rand beet, ervoor zorgend, dat geen nagel beschadiging kan brengen. Wat het uittrekken betreft, ga men even behoed-zaam te werk. Dus niet sjorren aan de toppen der vingers, maar den handschoen buitenste binnen, en zonder geweld te gebruiken, van de hand afschuiven, waarna men er zooveel mogelijk lucht in blaast en die lucht in de richting der omgekeerde vingers perst, zoodat deze vanzelf weer „in model" komen te zitten.
HANDSCHOENEN.
165
Het voorzichtige aan- en uittrekken is echter nog niet voldoende. Bij het werk dient men te vermijden, dat de hand schoenen in aanraking komen met porselein of glaswerk, waar scherfjes af zijn, en vooral moet men zorgen, de gummi handbedekking te vrijwaren voor de nadeelige inwerking van vet. Zeepsop bezit altijd vetdeelen, zoo goed als onze huid steeds vet afscheidt. Heeft men in zeepsop (ook van zachte zeep) gewerkt, dan moet men de handschoenen dadelijk af spoelen onder de kraan, zoodat geen zeep erop achterblijft. Om den binnenkant te beschermen, wrijve men, vóór het aantrekken van de gummi's, de handen terdege in met speksteenpoeder. Dit zijn dè middeltjes om gummi handschoenen zoolang mogelijk goed te houden. Zijn ze eenmaal beschadigd, dan valt er niet veel meer aan te repareeren. Onaangename lucht van handschoenen. Het is een zeer veel voorkomende klacht, dat handschoenen, zoowel leeren als fantasie, een onaangename lucht krijgen als men ze bewaart in een gesloten doos. Wat hier aan te doen en hoe dit kwaad te voorkomen? Ons heeft de ervaring geleerd, dat men handschoenen niet op deze manier moet wegbergen. Zijn ze splinternieuw, dan kan het geen kwaad, als de bergplaats maar volkomen droog is. Gedragen exemplaren echter beware men liever op luchtige plaatsen, bijvoorbeeld in een ruime lade, over een roedje in de kleerkast, in elk geval zóó, dat af en toe frissche lucht kan toetreden. Dus niet opgepakt in een klein bestek, dat bovendien nog voortdurend gesloten blijft. Om het kwaad, zoo dit reeds bestaat, te verhelpen, raden wij haar, die niet tot het wasschen der handschoenen willen overgaan, de verschillende paren zoolang in de frissche buitenlucht (liefst in den wind) te hangen, tot er geen onaangenaam luchtje meer te bekennen valt. Wollen handschoenen. Bij het wasschen van wollen handschoenen moet er in de eerste plaats aan worden gedacht, dat ze niet mogen krimpen. Om dat krimpen te voorkomen, moet men bij het wasschen
166 WAT GIJ MOET WETEN. alleen van lauwwarm water gebruik maken. Vooral geen koud nemen, zoomin als heet! Het beste is, een lauw sopje te maken, waarin de zeep goed is opgelost, voordat de handschoenen er in gaan. Het water moet zóó zijn, dat men het nog juist aan de handen kan velen. Bij te hooge temperatuur van het water gaat de wol „vilten". De handschoenen moeten aan de vingertoppen te drogen worden gehangen. Men kan daarvoor stalen spelden gebruiken, die roestvrij zijn of met een enkelen steek een eindje band aan de vingertoppen naaien en de handschoenen bij die bandjes of lusjes ophangen. Zeemen handschoenen wascht men het best aan de handen met lauw zeepsop en spoelt ze na met lauw water, waarin een paar droppels zoete olie. Voordat ze geheel droog zijn, moeten ze worden opgerekt. Als ze niet al te vuil zijn, kan men ze aan de hand onder de kraan met wat toiletzeep wasschen en met schoon water naspoelen.
STOKEN. De twaalf geboden: 1. Zorg ervoor, dat kachels, haarden en fornuizen geheel zijn leeggehaald vóór het aanmaken. 2. Wees bij het aanmaken zoo zuinig mogelijk met het materiaal; verspil niet onnoodig houtjes, vuurmakers en turf. 3. Stort geen petroleum in een brandende of smeulende kachel; bevochtig daarmede alleen turf, die gij voor het aanmaken gebruikt. 4. Vul de kachel eerst bij, als een gloeiende onderlaag is verkregen. 5. Zorg, dat uw schoorsteenen op tijd geveegd zijn. 6. Stel u op de hoogte van de luchtregeling van uw kachel; van den luchttoevoer hangt, vooral bij vulkachel en vulhaard, alles af. 7. Koop steeds goede kwaliteit brandstoffen. 8. Houd bij het bestellen van anthraciet rekening met het systeem van uw kachel; de groote stukken anthraciet, die voor uw haard geschikt zijn, deugen niet voor een vulkachel. 9. Laat geen petroleum~, gas- of electrische kachel branden, als ge uw woning onbeheerd laat en beveilig elke kachel voor de aanraking van kinderen. 10. Denk eraan, uwe kachels, van welke soort zij ook zijn, op tijd een schoonmaakbeurt te geven! 11. Laat het fornuis nooit roodgloeiend staan, het slijt daardoor te veel. Temper dus het fornuis bijtijds en stook oordeelkundig. Strooi zand op het fornuis, voor ge gaat bakken. 12. Maak na gebruik het fornuis schoon met couranten en poets het op, als het is afgekoeld.
168
WAT GIJ MOET WETEN.
Rookende kachels. Uit „Voeding en Hygiene" citeeren wij de volgende belangwekkende mededeelingen over rookende kachels: Als de koude haar intrede doet, zijn de klachten over rookende kachels legio. De oorzaak van het rooken moet gezocht worden in den aard der brandstoffen, in de kachel en ook wel, doch zeldzamer, in den schoorsteen. Vooral het eerste aanleggen van de kachel, nadat deze in langen tijd niet gebrand heeft, moet met de noodige zorg gebeuren. De z.g. trek in een schoorsteen wordt gevormd door het opstijgen van de warme lucht in het schoorsteenkanaal; dit opstijgen van de warme lucht maakt, dat de rook mede omhoog gezogen wordt. Het verwarmen van deze luchtkolom vraagt Benig geduld, vooral na een vochtigen zomer, want behalve verwarmd, zal de lucht ook gedroogd moeten worden. Een veel voorkomend kwaad is, dat de poging tot het droog en warm stoken van den schoorsteen plaats heeft met een allerzonderlingste verzameling brandstof. Het gebeurt soms, dat de kachel des zomers niet weggenomen, doch, eenvoudig zoover mogelijk geschoven in de schoorsteennis, wordt gepromoveerd (of gedegradeerd) tot prullemand. Vette papieren, lappen, pindadoppen, cartonnen doosjes, sigarenresten enz. worden daarin geworpen. Wanneer de kachel voor het eerst wordt aangelegd, wordt getracht deze verzameling aan het branden te krijgen; bij mislukking wordt de proefneming herhaald, nadat een flinke scheut petroleum het zonderlinge mengsel iets brandbaarder heeft gemaakt. Het resultaat is veelal, dat er rook en walm opgewekt wordt, maar weinig warmte, zoodat het droog- en verwarmingsproces in het schoorsteenkanaal zeer langzaam voltrokken kan worden en de rook een anderen uitweg moet zoeken, hetgeen meestal geschiedt via chlade-bovenklep in de kamer.. Wat zijn de vereischten om een kachel zoo goed mogelijk te doen zijn? le. Een kachel, geschikt voor de brandstoffen, die men wenscht te stoken: een vulkachel, gestookt met turf en hout,
STOKEN.
169
zal onaangenaamheden veroorzaken, terwijl het stoken van dure anthraciet in een ouderwetsche potkachel een dwaasheid zou zijn. 2e. Het maken van een goede verbinding tusschen kachel en schoorsteen. Hierbij moet er op gelet worden, dat de pijpen zoowel aan de kachel als in den schoorsteen goed passen en dat zij zoodanig in elkaar zijn geschoven, dat de rook niet langs de verbinding naar de kamer kan uitwijken. De kachelpijp mag niet zoover in het schoorsteenkanaal geschoven worden, dat deze tegen den achterkant van het schoorsteenkanaal stuit, zoodat dit afgesloten wordt. De aandacht zou hierop niet gevestigd worden, ware dit niet de oorzaak van herhaalde beschuldigingen, dat de schoorsteen niet deugt. Een sleutel in de pijp verdient voor het regelen van den trek alle aanbeveling, mits hij nooit de geheele pijp kan afsluiten. Bij elk vuur toch ontstaan verbrandingsgassen, welke schadelijk zijn en dus langs den schoorsteen moeten kunnen ontwijken. Sluit men nu de geheele pijp af, dan zullen deze gassen in het vertrek komen en het begin van kolendampvergiftiging is aanwezig. Laat de kachelconstructie het plaatsen van een zak- of circulatiepijp toe, dan moet er wel degelijk op gelet worden, dat het scherm niet te diep doordringt, zoodat er voldoende ruimte, waarlangs de rook kan passeeren, overblijft, ook wanneer op den bodem eenig roet is komen te vallen. Het schuin insteken van een pijp in het schoorsteengat is oorzaak, dat de rookdoorlaat wordt vernauwd en dat onvol doende afsluiting van het schoorsteengat ontstaat. Is aan bovenstaande voorwaarden, wat brandstof en kachelaansluiting betreft, voldaan en wordt dan nog hinder van rook of onvoldoende trek ondervonden, dan moet het kwaad in den schoorsteen gezocht worden. In dit geval is het van belang te weten of de hinder van voortdurenden aard is, of slechts bij bepaalden wind, helder vriezend weer, dompig weer of wanneer de zon op den schoorsteen schijnt, ondervonden wordt. De fout in den schoorsteen kan op zooveel wijzen veroorzaakt zijn, dat het geven van een bepaalde
170
WAT GIJ MOET WETEN.
aanwijzing hier niet mogelijk is. Echter wanneer er een defect aan den schoorsteen is, moet men dezen laten onderzoeken door iemand, die door veel en met de noodige ambitie zoeken, de verschillende oorzaken heeft leeren kennen en ook daarvoor de voorzieningen heeft weten te vinden. Aardappelschil en roet. Tientallen huismoeders hebben verklaard, dat er geen beter middel bestaat om het roet, dat zich gewoonlijk aan den binnenwand van kachels vastzet, los te krijgen dan door het verbranden van aardappelschillen. Zelfs voor de groote kachel der centrale verwarming, vertelde een dier dames, ried de monteur aan, er éénmaal per week aardappelschillen in te verbranden, zeggende, dat hijzelf de kachel nóóit zóó goed zou kunnen schoonmaken. Den haard poetsen. De blanke ijzeren deelen van een haard polijst men met fijn amarilpapier. De gelakte gedeelten wrijft men glimmend met een lap met sla-olie. Opbergen van kachels. Wie de kachels gedurende den zomertijd niet bij den smid in bewaring geeft, moet de zwart volgende manier laten behandelen: Eerst worden-janeopd zij gepotlood, dan ingewreven met de een of andere vettige substantie, waartoe zich het best vaseline of reuzel leenen. Tenslotte bedekt men de kachels met papier, oude kleeden of zakken. De pijpen worden op dezelfde manier behandeld. Kachels en pijpen stopt men, voordat men ze wegbergt, tot boven toe vol met proppen papier. Petroleumkachels. Zwartgebrande kachels, die met heet zeepsop niet schoon te krijgen zijn, reinigt men met behulp van een stukje schuurlinnen. Petroleumkachels, die walmen, Het is een bekend verschijnsel, dat een petroleumkachel, nadat men de pit heeft aangestoken en zóó gedraaid, dat maar een kleine vlam brandt, de eerste minuten gecontroleerd moet worden, wil men geen kans loopen, een keuken vol walm en roet te krijgen. De vlam toch „wint" in den aanvang, gaat vanzelf min of meer de hoogte in en blijft pas na een poosje constant.
STOKEN.
171
Wie ook later. dus als de kachel z66lang heeft gebrand. dat de vlam is geregeld. geen risko willoopen. na korte afwezigheid een walmende kachel terug te vinden. moet op eenige ding en acht slaan. 10 • Geen petroleumkachel ooit op een tochtige plaats zetten. 2°. De eerste 5 of 10 minuten. nadat de kachel is gaan branden. in de buurt blijven om te controleeren en de vlam te regelen. 3°. Goede, zuivere petroleum gebruiken. 4°. Er voor zorgen, dat de kachels altijd schoon zijn en de pitten behoorlijk verzorgd. Wie al deze voorzorgsmaatregelen neemt, zal niet veel last hebben van walmende petroleumkachels. Het gaspookje. Waarschijnlijk een nieuwtje voor vele lezeressen. dit instrument. Daarom willen wij hier de mededeeling van een huisvrouw laten volgen, die ons komt vertellen van het practische nut en 't gerief. dat zij ervan heeft. "Ik heb naast mijn haard een gaskomfoortje, waar onderaan een klein verlengstukje zit, dat. door middel van een kraantje, van de buitenlucht afgesloten kan worden. Bij de gemeentegasfabriek kocht ik een zoogenaamde gaspook, d.i. een holle buis, waarvan het uiteinde puntig toeloopt en van gaatjes voorzien is. "Van een gummislang doe ik het eene eind aan de gaspook, het andere aan het uiteinde van de gaskraan. "Ik zet nu de gaskraan open, waardoor dus het gas door de pook stroomt en men het kan aansteken bij de gaatjes van de pook. "Vervolgens steek ik de brandende pook. als ik mijn haard wil aanleggen, door het klepje van den haard tot op het rooster (ik doe dus niet de heele deur van de kachel ervoor open), gooi er vervolgens een weinig kolen in en laat deze (in ± 5 minuten) gloeiend worden. Daarna doe ik er nog wat kolen bij, zoodat, als ik de brandende pook wegtrek, d~ haard reeds aan is. "Na de kolen ongeveer tien minuten met de gaspook verwarmd te hebben, brandt mijn haard vroolijk. "Dit hoogsteenvoudige middel om haard of kachel aan tc
172
WAT GIJ MOET WETEN.
maken kan ik mijn collega's-huisvrouwen uit eigen ervaring warm aanbevelen. Men heeft geen hout, geen aanmaakturf, geen vuurmakers en geen petroleum noodig en zit ook niet verlegen, als op een ongewenscht oogenblik een kachel moet worden aangemaakt. „Als bijzonderheid kan ik nog vermelden, dat daar mijn gaspook niet door de tralies van het rooster geschoven kon worden, ik hem een beetje platter liet slaan, zoodat hij nu gemakkelijk zijn weg door de ijzeren staven heen vindt en op het rooster gelegd kan worden. „Met dit eenvoudige instrument, dat mij een paar gulden kostte, bespaar ik mij veel ellende en rook." Zou dit niet een voorbeeld ter navolging zijn? Rook in de kamer. Als de schoorsteen koud is, zal bij het aanmaken van de kachel de rook terugslagen in de kamer. En wanneer dan ten overvloede turf gebruikt is bij dat aanmaakwerk, zal het kunnen gebeuren, dat heele rook wolken door de kamer dwarrelen, zoodat men ramen en deuren tegen elkaar moet openzetten om den toestand een beetje dragelijk te maken. Zorgt men er echter voor, dat de schoorsteen voorverwarmd wordt, dan heeft men van rook zoo goed als geen last. Een -gemakkelijke manier is het verbranden van kranten~ of ander papier in de kachel. De eene krant voor, de andere na, zoo'n stuk of zeven, acht. Dat is meestal voldoende om het afvoerterrein van den rook, die zich straks bij het aanmaken van de kachel zal ontwikkelen, geschikt te maken.
OP REIS. De kleine reismakker. Fijne wollen stoffen en zijden kleeren worden dikwijls, als ze veelvuldig met een schuier zijn bewerkt, losser van weefsel, zoodat op den duur leelijke, teere plekken ontstaan, die dan al spoedig gaten worden. Om dergelijke subtiele weefsels te kunnen uitschuieren, zonder dat men gevaar loopt, de stof te beschadigen, is het geraden_ een kussentje van zijde of pluche te maken. In iedere huis~ houding is wel zoo'n restje van die stof te vinden, dat wordt dichtgenaaid en gevuld met veeren, kapok of dons. Met zoon stevig gevuld kussentje, ter grootte van ongeveer 10 á 12 centimeter in het vierkant, en dat van een lusje om het op te hangen wordt voorzien, kunnen zijden en fluweelen kleeren uitstekend worden gereinigd en afgeborsteld, zonder dat het weefsel ook maar in het minst lijdt. Zoo'n klein, fluweelen kussentje is van onschatbare waarde voor de reis. Het neemt maar luttel plaats in, weegt zoo goed als niets, kost niets en beantwoordt volkomen aan het doel. Kleeren, die gekreukt zijn, omdat ze te lang in een koffer hebben gezeten of een slecht plaatsje in een overvolle kast hebben gehad, worden, zonder dat ze met een strijkbout in aanraking komen, weer keurig glad, als men ze een halven of heelen dag in den kelder hangt. In dagen van groote drukte of als het kleedingstukken geldt, die niet geschikt zijn om gestreken te worden, kan deze methode een ware uitkomst zijn. Waar het gewatteerde mantels betreft, of mantels van pluche of fluweel, is bovengenoemde manier altijd aan te bevelen. Het verzorgen van alles dat, bij lange afwezigheid, in huis achterblijft. Als het reisseizoen begint, komt ook de tijd, waarin het huis verlaten wordt, omdat het heele gezin weken of maanden van vacantie buiten gaat doorbrengen.
174
WAT GIJ MOET WETEN.
Dat deuren en ramen goed gesloten worden, dat gas- en waterleidingkranen zijn dichtgedraaid, zoowel de kleine als de hoofdkranen, is van zoo groot gewicht, dat hierop niet behoeft gewezen. Zoo zal het ook in de meeste gezinnen vanzelf sprekend zijn, dat teere ornamenten, kleedjes en kussens, subtiele luxe-voorwerpen weggeborgen of ingepakt worden, dat zilver, goud en andere kostbaarheden buitenshuis in veiligheid worden gebracht. De huisvrouw diene er echter ook voor te zorgen, dat geen eetwaren, die aan bederf onderhevig zijn of die insecten, ratten en muizen aanlokken, in het verlaten huis achterblijven; dat kannen en kommen worden leeggegoten en droog blijven staan. De kamers schoon en ordelijk achterlaten, stoflakens uitspreiden over de groote meubelen, katoenen hoezen over zittingen van stoelen en sofa's trekken is alle-
maal vanzelfsprekend. Desgewenscht kan men de gordijnen afnemen, 't geen vooral gemakkelijk is in huizen, waar de vensters voorzien zijn van blinden of luiken. Is een dergelijke solide sluiting niet aanwezig, die het indringen van stof tegenhoudt, dan kunnen, als de huisvrouw glas- en overgordijnen af wil nemen, de ruiten tijdelijk worden bespannen met stevig papier. Gordijnen in zakken te pakken verdient geen aanbeveling, omdat ze dan te veel kreukelen of te scherpe plooien krijgen. Wel is aan te raden, all het vuile waschgoed vóór de afreis bij den bleeker te geven, opdat dit niet weken en weken lang op reiniging behoeft te wachten. En dan komt de, telkenjare terugkeerende, groote zorg voor de huisvrouw: het zooveel mogelijk weren van den aarts~ vijand, die mot heet, van dat kleine, venijnige insect, dat de wolhaartjes van de weefsels wegvreet, zoodat een afgemaaide of afgeschaafde ondergrond overblijft. Hiervoor verwijzen wij naar het hoofdstuk: Ongenoode gasten.
DE BADKAMER. Bad-sponzen. Allereerst het schoonmaken van de badsponzen. Daarvoor bestaan verschillende middeltjes. Eenige ervan volgen hier: 1. Men snijdt een of twee citroenen in kleine stukjes en kneedt de sponzen hiermede flink. Dan spoelt men ze in helder water na en laat ze drogen. 2. Men wascht de sponzen in sterk sodaloog en spoelt Ze dan in schoon water. 3. Men bestrooit de sponzen met zoutzure kali en laat ze eenige seconden zoo liggen. Dan wascht men ze in schoon water uit. 4. Men wascht de sponzen uit in niet te sterk chloorwater en spoelt ze in schoon water na. 5. Men legt de sponzen een halven dag in zuur geworden melk of in karnemelk en wascht ze dan in schoon lauw water uit. 6. Men legt de sponzen twaalf uren in een sterke potaschoplossing en spoelt ze dan na. 7. Men laat de sponzen doortrekken met spiritus of besprenkel ze met ammonia, drukt ze herhaaldelijk uit in schoon water en zet de bewerking voort tot ze geheel schoon zijn. Waarom verdient het geen aanbeveling, een toiletspons te laten gebruiken door meer dan één persoon? Omdat de openingetjes in de spons ideale verblijfplaatsen .zijn voor ziektekiemen. Eén geïnfecteerd persoon kan door het gebruik van een gemeenschappelijke spons velen be .smetten. Nooit dus één spons in gebruik geven aan twee of meer -personen. En vooral in de kinderkamer er streng op toezien,
176
WAT GIJ MOET WETEN.
Voor waschdoekjes, handdoeken, haarborstels en tanden schuiers geldt hetzelfde consigne. Bad . en toiletsponzen moeten met bijzondere zorg worden schoongehouden, omdat hun poriën gemakkelijk stof en andere onreinheden op het lichaam zouden kunnen overbrengen. Om diezelfde reden is het ook zeer aan te bevelen, een nieuwe toiletspons voor het gebruik goed te wasschen. Zoo'n nieuw exemplaar legt men in een kom met lauw water en strooit een handvol zout over de spons. Zoo moet ze een nacht blijven liggen om den volgenden dag een bad te krijgen in schoon water. Een ander uitstekend reinigingsmiddel is citroensap, waarmede men de spons bevochtigt. Na drie of vier uur spoelt men na in ruim koud water. Bad- en andere sponzen, die kleverig zijn. Een middel om kleverige sponzen weer schoon en frisch te maken, krijgt men door een eierlepeltje gewone witkalk te verdunnen in koud water tot het vocht melkwit ziet. Daarin knijpt men de spons flink uit en laat haar er dan een poosje in staan. Het water wordt dan vanzelf helder en men spoelt de spons een paar maal na in schoon koud water. Op deze wijze behandeld, worden ook de meest onbruikbare sponzen weer als nieuw. Is een spons glibberig geworden door de zeegdeeltjes, die erin zijn achtergebleven, dan kan men haar ook weer zuiver maken als men wat zout in het water doet. Een handvol is voldoende op een halven liter water. Zure melk kan ook dienst doen, of lauw water met een scheutje am~ monia. Hierin moet men de spons een halven dag laten liggen, voordat men haar in schoon water uitwascht. Dus wèl middeltjes genoeg om vuile sponzen weer schoon te krijgen! ,
Badkuipen. Als men een geëmailleerde badkuip van binnen zoolang mogelijk goed wil houden, moet men altijd eerst koud water er in laten loopen en daarna het heete. De badkuipen moeten telkens na het gebruik, zoolang ze nog warm zijn, afgeboend worden, omdat de vetdoelen uit de zeep zich anders aan de kanten vastzetten en vooral van zinken kuipen moeilijk te verwijderen zijn.
177 Om zinken kuipen te poetsen gebruikt men geest van salmoniak of zand en azijn. Kuipen, die geemailleerd zijn en marmeren kuipen worden met heet sodawater en zachte DE BADKAMER.
schuurzeep schoongemaakt. Badkamer-matten van kurk houdt men zindelijk met een lauw zeepsopje. De houten lijst wordt met was pagewreven. Badmutsen moeten worden bewaard in de linnenkast tusschen het linnengoed, nadat men ze eerst van binnen en van buiten heeft bestoven met een laagje speksteenpoeder. In de badkamer. De lezeres uit Schiedam, die onzen raad vraagt raden wij aan, op gezag van een Haagsche lezeres om het bad, als zij het mooi wil houden, te wrijven met een mengsel van een lepel meel en een lepel fijn zout. Dit door elkaar roeren en met een zacht lapje wrijven. Een beetje geduld oefenen! Het euvel zal wel niet in één keer verholpen zijn!
SPORT. Voor fietsers. Het fietsen in 't voorjaar gaat voor veel sportliefhebbers gepaard met koude voeten. Om de handen warm te houden, hebben we middeltjes genoeg. Want als de wollen handschoenen niet afdoende helpen, verbergen we onze verkleumde handen in de leeren, met wol gevoerde trechters, die aan de handels zijn bevestigd en die wij fietsmoffen zouden willen noemen. Gracieus zijn ze niet, maar practisch wèl. Maar de koude voeten! Ziehier een beproefd anti-koude voeten middel: Wat dun, stevig papier (uitstekend is b.v. het soepele, geglansde pakmateriaal van bloemisten) , wikkel daarin 's morgens bij 't opstaan den blooten voet. Er overheen gaat de sok, daar weer overheen een passende schoen van boxrundleer, en den geheelen dag blijven, als gevolg van de slechte-warmte-geleiders -eigenschappen van de eerste bedekking, de voeten heerlijk warm, zelfs wanneer men l3 a 2 uur op zijn fiets zit, zonder zich eens even te vertreden. Dit voor heeren-fietsers. Dames raden wij dezelfde papierbedekking aan, waarover wollen kousen en stevige leeren schoenen. Leeren jekkers. Een leeren motorjekker kan behandeld worden als leeren schoenen. Men poetst hem met een goede poetscrême. Men dient echter goed op voldoende uitpoetsen te letten, daar de crème anders afgeeft op handen of kleeren. Ook behoeft niet dagelijks ingewreven en gepoetst te worden. Alleen als dit noodig blijkt. Evenals bij ons schoeisel zal ook een leeren motorjekker, die men goed onderhoudt met schoen -crème, niet verkleuren en niet hard worden.
179 De ruit van de auto. De voorruit van een auto kan helder worden gehouden door haar aan beide zijden eerst met een stuk natte zeep of met een flinke „zeephand" in tî wrijven, waarna men nawrijft met een linnen doek. Er mag vooral geen water gebruikt worden! Als de ruit op deze manier behandeld wordt, zal van aanslaan, vooral aan den binnenkant, veel minder sprake zijn. SPORT.
TAFELMESSEN. Tot de werkjes, die zich in het huishouden dagelijks herhalen, behoort mede de verzorging der messen. De bedoeling van het onderhoud der tafelmessen is, ze niet alleen schoon en glimmend, maar ook scherp te houden. Van deze wetenschap is lang niet iedere dienstbode door~ drongen, reden waarom in zooveel gezinnen prachtig glan zende messen op tafel komen, die echter maar matig geschikt zijn om er vleesch mee te snijden. En toch is het niet zoo'n groote kunst om de tafelmessen „bij te houden ", als maar een beetje handigheid aanwezig is en het noodige hulpmateriaal. In de eerste plaats zijn daar de slijpmachines, die in elken winkel van huishoudelijke artikelen te krijgen zijn. Bij het gebruiken van zoo'n machine wordt de snede van het mes bijgeslepen door haar langs één steen of tusschen twee steenen vlakken te bewegen. En dan is er de messenplank! Zeker, in elke werkkast hangt zij op haar plaats, maar wordt zij ook op practische wijze aangewend? Want als zóó wordt te werk gegaan, dat niet alleen de snede, maar ook de rugzijde wordt geslepen zal het mes heel gauw zijn goeden vorm verliezen Bij het slijpen moet men er dus voortdurend op letten, dat de druk uitsluitend op de scherpe zijde geoefend wordt. Een tweede voorwaarde bij dit werkje is, dat de scherpe kant noch wordt uitgehold, noch wordt afgepunt en dat men het mes over zijn geheele lengte gelijkmatig slijpt. Daarom is het zoo noodig om breede messenplanken te gebruiken, waarop onder de bewerking het geheele mes kan rusten. Moet men werken met een smalle plank, dan zorge men eerst dat deel van het mes te slijpen, dat dichtbij het heft Is.
181
TAFELMESSEN.
Voor het slijpen gebruike men fijn geschraapt messensteen. Zand maakt krassen. Als het mes scherp is, maakt men er de vlekken uit met een zachte kurk, gedoopt in blauwsteen of in amarilpoeder, hetzij droog, hetzij met spiritus tot een papje gemengd. Men wrijft krachtig met de kurk over de breedte van het mes. Als men in de lengte wrijft, ontstaan gemakkelijk vlekken in het glanzende metaal. Inplaats van een kurk kan ook een schijfje aardappel dienst doen; maar hiermee moet men vlug werken, om te voorkomen, dat nieuwe vlekken ontstaan. Zijn er roestvlekken te verwijderen, dan bestrijkt men die met gewone raapolie, omwikkelt ze met watten en laat ze zoo een paar dagen liggen. Het roest kan dan gemakkelijk worden afgewreven. Geen petroleum gebruiken om de onaangename lucht! Bij het afwasschen moet zorgvuldig worden vermeden, dat de messen in hun , geheel in het warme zeepsop komen te liggen, omdat anders het heft loslaat. Geen enkel messenheft is op den duur tegen het kokende water bestand. Het verdient aanbeveling om de messen onmiddellijk na het gebruik met een drogen doek af te vegen en ze dan t polijsten. Is een mes gebruikt om er uien mee te snijden, dan moet het een paar keer met een rauwen aardappel worden afgewreven of een tijdje in de aarde gezet. De nare lucht is dan voorgoed verdwenen. Als men de messen polijst. moet men de plank eerst even verwarmen. Het werk schiet dan veel gauwer op. Een uitstekend middel om messen prachtig glanzend te maken, is houtskoolpoeder. Het is een verkeerde gewoonte om de tafelmessen, als dat niet hoog noodig is, over de slijpplank met zand te halen, daar de messen dan teveel slijten, dun worden en uithollen. Polijstplanken moeten bekleed zijn met een vaste, gladde otof, zoodat met behulp van een zacht polijstmiddel krassen en vlekken uit de messen verwijderd kunnen worden. Voor bekleeding wordt gebruikt leer, linoleum of kurkzeil. Dit laatste brokkelt gemakkelijk af en is daarom niet aan te bevelen. Een met linoleum bekleede plank is goedkoop en ,bewijst in het gebruik bijna even goede diensten als de zooveel -
182 WAT GIJ MOET WETEN. duurdere plank, die met leer overtrokken is. Laatstgenoemde is weliswaar veel elastischer en sterker, maar dit weegt niet op tegen het aanmerkelijke prijsverschil. Voorts bestaan er planken voor tweevoudig gebruik: de ééne zijde dient voor het slijpen, terwijl de andere voor polijsten ingericht is. Als de heften losgaan. Een vast-ingeroeste gewoonte van ons dienstpersoneel (de goeden niet te na gesproken) is hun „ijver" om tafel- en keukenmessen met heft en al in het kokend-heete zeepsop te leggen. En toch is een gevolg van deze behandeling, dat de heften loslaten, omdat de kleefstof, die het vasthoudt, losweekt in het warme water. Drukt men bij het gebruik van zoo'n mes het heft een beetje hard neer, dan bestaat er groote kans, dat het mes afbreekt, welk onge lukje bovendien licht samen kan gaan met het breken van een bord, met het bezeeren van hand of vinger. Om messen, waarvan het heft door verkeerde behandeling heeft losgelaten, zelf te repareeren, kan men gebruik maken van een kleefstof, die men verkrijgt door 50 gram schellakpoeder goed te vermengen met 10 gram gemalen krijt. Met deze mélange vult men de leeggekrabde opening van het heft. Dan ver boven een gas~ of spiritusvlam de stift, die als-warmten verlenging aan het lemmet is aangebracht. Met een doekje het lemmet vasthoudend, drukt men de stift in de opening, verwijdert de uitpuilende kleefstof, zoolang die nog zacht is en laat het gerepareerde mes een halven dag liggen Dan is de kit hard, heft en lemmet zijn weer stevig met elkaar verbonden. Een ander middel om de heften te bevestigen is het volgende: Men kan het staal weer vastzetten in het heft van een mes door een mengsel van fijngestooten hars en krijt in de opening van het heft te strooien. Daarna verhit men dat gedeelte van het mes, dat in de opening gestoken moet worden en drukt het onmiddellijk zoo vast mogelijk in de hars. Onderhoud van messenheften. Zwart houten heften wrijft men met zwarte was. Zijn ze vaal geworen, dan zet
TAFELMESSEN.
183
men ze vier a zes uur in een sterke oplossing van overman gaanzure kali in water, droogt ze en wrijft ze met zwarte was op. Daar overmangaanzure kali leelijke vlekken op het metaal maakt, zorge men dus, dat alleen het hout in aanraking komt met de oplossing. Men zet de messen daarom b.v. in een jampotje, waarvan de hoogte overeenkomt met de lengte der heften, maar laat ze er niet al te lang in staan, daar anders ook het hout wordt aangetast. Mors niet met de overmangaanzure kali, daar de vlekken, die dit achterlaat, moeilijk verwijderd kunnen worden. Zeep hoornen heften af en wrijf ze met witte was op. Zet geel geworden ivoren heften eenige dagen in terpentijnolie en bleek ze dan verder onder een stuk glas in de zon, of wel,wrijf ze met waterstof superexyde schoon, nadat ze in gelijke deelen spiritus en ammonia afgewasschen zijn om ze te ontvetten. Om witte heften van messen hun mooie, witte kleur te doen behouden, moet men ze telkens, als ze gebruikt zijn, flink afwrijven met een schoonen doek, die in koud water is gedoopt en met zeep bestreken wordt. Daarna moeten de heften koud worden afgespoeld en drooggewreven. Als men ook den mooien glans wil bewaren, is het zeer aan te bevelen, de heften ten slotte nog flink na te wrijven met een doek, die in krijtpoeder is gedoopt. ,
Vlekken op hoornen messenheften, Deze kan men doen verdwijnen en de heften als nieuw maken, door ze in te smeren met een papje van groene zeep en fijn Weener krijt, half om half. (Géén water er bij doen.) Na een poosje uitwrijven en daarna opwrijven met een wollen lapje met fijn krijt of witte was. Deze bewerking kan men, zoo noodig, herhalen. Zwarte heften. Om heften van messen, die vaal geworden zijn, weer zwart en glanzend te krijgen, kan men uitstekende resultaten bereiken door een papje van sigarenasch met slaolie te vermengen en dit een minuut of tien te laten inwerken. Vervolgens wrijft men ze met zwarte was na, waardoor ze mooi zwart en glimmend worden. Aanbeveling verdient het, de
184
WAT GIJ MOET WETEN.
heften der messen bij het afwasschen niet in het zeepwater te leggen, want juist hierdoor worden ze vaal. Ze moeten maar vluchtig worden afgewasschen in lauw water, daar zeep er erg op inwerkt. Zijn er roestvlekken op messen, dan moet men ze, gelijk wij reeds eerder vermeldden, bestrijken met gewone raapolie, ze met watten omwikkelen en zoo paar een dagen laten liggen. De roest kan dan geheel gemakkelijk worden af ge-' wreven of weggepolijst. Nu wij toch een messenpraatje houden, willen wij er eens op wijzen, dat men het bot-worden der messen kan voorkomen door zoo weinig mogelijk met het mes porselein of steen aan te raken. Men doet dus zeer verstandig, vleesch en brood op houten planken te snijden. Deze zijn niet zoo hard als porselein en aardewerk en het mes heeft veel minder te lijden, als het een plank raakt. Wie messen scherp wil houden, moet er nooit kurk, hout of dergelijke harde voorwerpen mee snijden.
KANT. Kanten sluiers wascht men het best in een diep kommetje met benzine (voorzichtig) . Men drukt ze in deze vloeistof zachtjes uit, hangt ze even in de buitenlucht en strijkt ze dan voorzichtig op. Zwarte kant drukt men uit in spiritus of azijnwater en spant ze dan uit op een plank, die men eerst met een schonnen doek heeft bedekt. Fijne kanten worden, voordat men ze nat maakt, punt op punt, op schoon linnen vastgehecht. Daarna wascht men ze in lauw zeepsop en spoelt ze in schoon water na. Men stijft ze in dunne stijfsel of, wat nog beter is, in een oplossing van gelatine of gomwater (30 gram per liter water) , klopt ze tusschen de handen en spant ze, om ze te drogen, op een kussen of doek. Het „Parijsche middel" om kant te wasschen bestaat daarin, dat men kostbare kant eerst strijkt, daarna samenvouwt, in een linnen zakje naait en dit 24 uur in olijfolie hangt. Daarna wordt ze een kwartier in zeepsop gekookt, goed gespoeld en het zakje in dun stijfselwater gedoopt. Deze kanten worden gedroogd op een strijkplank en daarna uitgespannen. Zwarte kanten mutsjes wascht men het best in benzine en drukt ze zacht uit. Dan strijkt men er met een linnen doek over en laat ze drogen. Oude zwarte kant krijgt haar frissche kleur terug, als men ze besprenkelt met wijngeest, ze in zijdepapier wikkelt en zwaar perst. Als ze gedroogd is, spant men ze op de strijkplank uit. Oude kanten. Echte kant mag niet gesteven worden. Als ze gewasschen en gespoeld is, behoeft men ze enkel te strijken
186
WAT GIJ MOET WETEN.
om ze weer voldoende stijf te krijgen. Men dient er voor te zorgen, alle figuren goed uit te strijken, als men er tenminste op gesteld is, dat het patroon weer tot zijn recht zal komen. Niet te warme ijzers gebruiken en de kant eerst wat laten indrogen, omdat ze anders te stijf zou worden. Als men wil, kan men ze ook spannen, inplaats van ze te strijken.
MEUBELEN EN MEUBELSTOFFEN. Beits- en harsvlekken. Over het algemeen kunnen . vlekken, door beits of hars ontstaan, uit gekleurde wollen meubel~ stoffen verwijderd worden door ze te bevochtigen met gezuiverden terpentijnspiritus. Daarna wrijft men de vlek met vloeipapier af en spoelt met water na, waarin wat ossengal is opgelost. Verstandig is het echter in elk geval, een proefje met dit reinigingsproces te nemen op een klein lapje van de stof om de zekerheid te hebben, dat de kleur niet te lijden heeft van het proces. Chineesche tafeltjes. Deze sierlijke meubelen onderhoudt men met zwarte was, die men van te voren met terpentijn heeft verdund. In groote meubelzaken behandelt men derge.. lijke tafeltjes veelal met een zéér verdunde oplossing van schellak en spiritus, zóó verdund, dat de vloeistof een heldere, lichtgele tint heeft. Noch zwarte was, noch schellak oplossing hebben (mits dan voldoende verdund) een ongunstigen invloed op het paarlemoer. Wil de leek héél zeker en veilig te werk gaan, dan ge~ bruike hij voor het schoonhouden van ijzerhout, ingelegd met paarlemoer, zachte wollen doeken, waarmee deze meubelen, zonder toevoeging van wat dan ook, gewreven worden. Crapeauds. Crapeauds, die bekleed zijn met katoen damast, en die een schoonmaakbeurtje verdiend hebben, reinigt men door ze af te borstelen of af te wrijven met de volgende vloeistof: in een halven emmer water lost men een kopje salmiak en evenveel spiritus op. Als men een gedeelte schoon heeft ge kregen, wrijft men het na met een doek, gedoopt in koud
188
WAT GIJ MOET WETEN.
water. Zijn de meubelen zoo ver over hun geheele oppervlak behandeld, dan laat men ze rustig drogen. Alle vettige sporen van langdurig gebruik zullen verdwenen zijn. Gepolitoerd hout. Wie gepolitoerde meubelen goed wil behandelen, ga op de volgende manier te werk: Eerst afstoffen; het lofwerk van gebeeldhouwde meubels met een zacht borsteltje of kwastje, platte gladde vlakken met een schoonen, drogen, zachten doek. Daarna inwrijven met een wollen lapje met een beetje dunne was in de kleur, die het meest overeenkomt met het hout. (Er bestaat niet alleen gele en roode was, maar ook witte, bruine en zwarte!) Uitwrijven met zachte doeken. Is het hout bewerkt, dan verdunne men de was in een bakje met heet water (niet op het vuur!) omdat dunne, vloeibare was beter in de naden en
groeven dringt. Wie er prijs op stelt, het politoer mooi te houden, moet dikwijls wrijven met dunde was. Dof geworden plekken moeten door den meubelmaker behandeld worden! Kussens. Hoe leggen wij het aan en wat hebben wij noodig om een weelde van kussens om ons heen te hebben? In de eerste plaats een groote dosis vindingrijkheid, gevoel voor decoratieve kunst en een heele bezending restjes en overblijfselen van fluweelen en zijden stoffen in alle mogelijke kleuren en dessins. Als daar dan nog bij komt een gave hoek van een oude sjaal, een paar lapjes bonte cretonne, waarop vogels en bloemen gedrukt zijn, een restant brocaatzijde ... enfin, alles wat uit rommeldoozen en chif f onière~laden te voorschijn komt, kunnen wonderen worden verricht Het beste is, den heelera voorraad mee te sleepen naar de kamer, die nieuwe kussens noodig heeft en op de daarvoor bestemde plek, dus op divan of bank, in de fauteuils of op den grond, de lappen te etaleeren, die voor het doel in aanmerking komen. Een verstandige, practische huisvrouw doet in uitverkooptijd wat lappen-voorraad op in de groote magazijnen. Een couponnetje Oostersche zijde, een restantje fluweel, een paar
MEUBELEN EN MEUBELSTOFFEN.
189
stalen, waarin grillige figuren zijn geweven ......, 't komt op een gegeven oogenblik allemaal weer tot zijn recht. Een papagaai van bonte zijde, die uit zijn „fond" wordt geknipt en overgebracht op een ondergrond van effen fluweel of satijn in de gewenschte kleur, geeft een prachtig bovenstuk voor een kussen. De onderkant mag eenvoudig blijven, een effen lapje van hetzelfde materiaal. En de rand, die liefst ruim genomen moet worden? Wel, daartoe leent zich uitstekend de rok van een afgedankt avondjaponnetje, of een lang vergeten sjaal, zoogoed als de breede ceintuur van een ouder wetsch geworden baljurk. Als vulling kan men kapok, veeren of dons gebruiken. Leeren stoelen. Om het leerdoek te onderhouden, waarmee stoelen zijn overtrokken, moet men het eerst stofschoon maken, het dan met spons en zeem afnemen en ten slotte, zoo noodig, de vlekken verwijderen. Vetvlekken verwijdert men uit leeren stoelen met behulp
van tetra-chloorkoolstof. Mochten inktvlekken ontstaan, wat vooral bij schrijftafels veel voorkomt, dan bet men deze met lauwe melk, totdat ze verdwijnen. Als alle vlekken zijn weggewerkt (wat soms al het geval is na een bewerking met zeepsop ) , gebruikt met wrijfwas in de kleur van het leer. Leer- en zeildoek. Leer~ en zeildoek kan men schoonmaken met spons en zeem. Zoo noodig verwijdert men de vlekken eruit met zeepsop of tetra, waarna het met wrijfwas in de vereischte kleur weer glanzend wordt gemaakt. ,
Pianotoetssen. Deze worden schoon gemaakt met een zacht doekje, even gedrenkt in eau de Cologne of spiritus. Is het ivoor van de toetsen erg geel geworden, dan is hieraan wel iets te verhelpen door ze in te wrijven met terpentijn en ze dan in de zon te laten bleeken. Rieten meubelen. Rieten tuin~ of serremeubelen maakt men schoon met water en wrijft ze desgewenscht op met.
190
WAT GIJ MOET WETEN.
dunne witte was. Zijn ze zeer vuil, dan gebruikt men zeep~ sop, spoelt met schoon water na en vernist ze in het uiterste geval met blanke spiritusvernis. Wie rieten meubelen zelf een donkerder kleur wil geven, kan daarvoor bij den drogist of verfwarenhandelaar de benoodigdheden verkrijgen. Om pitriet te reinigen raden wij zoutwater of een boraxoplossing aan. Daarna naspoelen. Tuinmeubelen. Een hagelwit ameublement is een sieraad voor onzen tuin... zoolang het ongeschonden is en zijn witte kleur niet vergroezelde tot minder ooglijke tinten. Het is vrij gemakkelijk, wit gelakte meubelen in goeden staat te houden, al zullen stoelen, tafels en banken, die dag aan dag onderhevig zijn aan den invloed van wind en weer, ook eerder een „opknappertje" noodig hebben dan wit-laqué
meubeltjes binnenshuis. Toch doet ook hier een doelmatige behandeling veel. Stof en moddervlekken verwijdert men het beste met een emmer schoon water, spons en lap. Kletsnat afsponzen, dan een na-beurtje met een halfnatie spons en drogen met een zeemleeren lap. Voilà tout. Vooral geen groote-schoonmaakbeurten geven met heet zeepsop, niet met boenders gaan werken en, bij hardnekkige vlekken, vooral geen toevlucht nemen tot ira, soda of andere „ingrijpende" middeltjes. Mocht een blad op de witte tuinbank zijn gewaaid en door den regen daarop vastgekleefd, dan zal dit bij 't verwijderen een groenig of geelachtig spoor achterlaten, dat zich niet laat wegwasschen. Men doet in zoo'n geval verstandig, het verbleekingsproces eenvoudig over te laten aan de natuur en zal tot zijn verrasing ervaren, dat na een paar dagen, alleen door invloed van het daglicht, de vlek verdwenen is. Mochten vetvlekken zijn ontstaan op witgelakte meubelen, dan is een doodonschuldige manier om deze te verwijderen, de plekken af te wrijven met een zacht lapje, gedoopt in
benzine. Ook lichtgeschilderde geverniste deuren en raamposten kan men op deze manier bevrijden van „vette vingers", zonder dat van het bewerkelijke af zeepen sprake behoeft te zijn. Een dergelijke behandeling met benzine tast noch de lak, noch de verf aan.
MEUBELEN EN MEUBELSTOFFEN.
191
Stoelen, die geplet zijn. Om geplette vlekken uit moquette meubelen te verwijderen moet men een natten doek over de vlek leggen en daar met een niet te `heeten bout luchtig overeen strijken. De vlekken zullen verdwijnen. Stoelzittingen van leer. Om vuil geworden leeren zittingen te reinigen, wrijft men ze af met lauw water, vermengd met azijn, en wel op een liter water 1 a 2 eetlepels azijn. Nadat men het leer goed heeft afgedroogd, wrijft men het in met een flanellen lapje, gedoopt in een mengsel van stijfgeklopt eiwit (van 1 ei) en een eetlepel terpentijn. Daarna opwrijven met een oude linnen doek of zeemleeren lap. 1
Witte meubelen. Een weinig bekend en toch uitstekend middel om witgeschilderd hout, dat smoezelig geworden is door de aanraking van vuile vingers, schoon te maken, is het af te nemen met wat melk. Men beschadigt hiermee niets en bereikt wat men wenscht. Wasdoek. Wie nieuw wasdoek zoo lang mogelijk mooien frisch wil houden, moet het voorzichtig behandelen. Gaat men er nonchalant mee te werk, dan zal het heel gauw zijn glans en zijn patronen verliezen. Men maakt eerst het wasdoek met een lapje met lauw (geen heet) water schoon, wrijft het dan op met melk en nog eens na met een schoonen wollen doek. Mocht het zijn glans verloren hebben, dan kan men het wrijven met gele bijenwas, opgelost in terpentijn. Ook met slaolie bereikt men veel. Zelf was maken. Men vulle een ledig waspotje met: voor een dubbeltje witte bijenwas en voor een dubbeltje terpentijn. Men laat het een nacht op den schoorsteenmantel, in een kamer waar gestookt wordt, staan, roert 's morgens even door met een stokje of glazen stift en ... de was is voor het gebruik gereed. Wenscht men roode was, dan neemt men natuurlijk rooden terpentijn. De meubelen worden bij gebruik van deze wrijfwas als nieuw. Ander recept. De benoodigdheden zijn: % ons gesnipperde gele was, een bierglas kokend water, een bierglas witte 13
192
WAT GIJ MOET WETEN.
terpentijn en een half lood saltartari carbonas calicus. De was lost men op in het kokende water, voegt er (van het vuur) de terpentijn bij en roert aanhoudend zacht totdat de hoeveelheid zich goed heeft vermengd. Daarna de saltartari bijvoegen, al roerend en alles koud laten worden. Is de was te dik, dan een gelijke hoeveelheid water en terpentijn bij -voegn. Recept om zelf roode was te maken: Koop bij den drogist allcanet~wortel (bijv. voor 30 cent), doe dit in een leege wijnflesch, vul het aan met gewone witte terpentijn, laat dit samen een week trekken, zeef de vloeistof door een lapje en men heeft terpentijn van mooie donkerroode kleur. Giet men deze terpentijn op geschraapte bijenwas, dan zijn die ingrediënten tezamen na een paar dagen tot een uit~ stekende boenwas geworden voor houtwerk in roode tinten.
Wrijfwasvlekken. Vlekken van dit vettige wrijfmateriaal kan men uit niet -waschbare stoffen verwijderen door er een heete bout onder te houden. Ook kleeden, tapijten en loopers kan men op die manier ontdoen van wrijfwasvlekken. Wrijven. Voorwerpen van gepolitoerd, gevernist, gelakt, of gewast hout behooren zoo af en toe met was te worden ingewreven, opdat de vettige substantie, die in de poriën van het hout dringt, dit minder gevoelig maakt voor den invloed van vloeistoffen en wat hen verder zou kunnen schaden. Dat bewerken met was moet op zuinige manier geschieden, omdat een vetlaag, die te dik is, moeilijk weer uit te wrijven is en het hout dof en streperig zou maken. Zit het hout eenmaal goed in de was, dan kan men maandenlang volstaan met goed uit te borstelen of uit te wrijven met zachte doeken. Een juiste termijn is eigenlijk moeilijk aan te geven, want de be hoefte aan een nieuw waslaa§je is natuurlijk afhankelijk van, het gebruik, dat van de meubelen wordt gemaakt. Zeildoek (plakken van). Wie een oude waschtafel of ander houten meubel wil voorzien van een frisch zeildoekje,. bereide het volgend plaksel:
193 Roer een pond tarwemeel, twee liter water en tien gram aluin tot een brij en kook die al roerende, totdat de brij zoo dik wordt, dat de lepel er recht in blijft staan. Met dit plaksel wordt het hout bestreken. Dan legt men. het zeildoek er op en nu wordt, steeds van het midden uitgaande,flink over het zeil heen gewreven, zoodat het goed vastkleeft en er geen blaasjes ontstaan. MEUBELEN EN MEUBELSTOFFEN.
Zeildoek, dat gaat kleven, is zijn eind nabij. Dan is er niets anders te doen dan.... een nieuwe bekleeding aan te schaffen.
TIEN GEBODEN VOOR DE GEZONDHEID. In zijn geschriftje over de gezondheid in den familiekring geeft dr. Héricourt een reeks van goede hygiënische ge wij als tien geboden voor de gezondheid graag-wonte,di onder de aandacht van onze lezeressen brengen. Het zijn alle gewoonten, die, regelmatig toegepast, naar het oordeel van de „Service de Santé Publique" en van de „Ligue des Sociétés de la Croix Rouge", voor ieder de gevaren van ziekte verminderen. Immers, wie een hygiënischen levensregel volgt, verspreidt onwillekeurig hygiënische begrippen rondom zich. 1. Zoodra gij zijt opgestaan, gebruik voor geheel uw lichaam koud water en droog u af met een ruwen handdoek, die in staat is de huid een rooden tint te geven. 2. Doe daarna een reeks van gymnastische bewegingen, bestemd om de soepelheid van de ademhalingsorganen te verzekeren; bewegingen met de armen naar voren, naar achteren, op zijde, met inademing en uitademing, e.d. Men zegge niet, dat dit te veel tijd vergt; juist toegepast, eischen dergelijke bewegingen niet meer dan een kwartier. 3. De eerste maaltijd moet, indien men buiten werkt, van goede substantie zijn. Koffie met melk, veel melk en weinig koffie, of chocolade met brood, kunnen voldoende zijn voor iemand, die weinig lichaamsbeweging heeft te nemen. Maar voor degenen, die een bewegelijken dag voor zich hebben, moet daaraan boter, een ei, of wat vleesch worden toegevoegd. Drink nooit zwarte koffie bij het ontbijt. 4. Wasch uwe handen met zeep vóór elken maaltijd. Een vuile hand is de beste overbrengster van microben. In openbare lokalen, in de tram, in winkels, in bureaux en zelfs
TIEN GEBODEN VOOR DE OEZONDHEID.
195
door een gewone hand te geven. kan men besmet worden met allerlei infecties. en het zekerste middel om derge!ijke microben in het lichaam te brengen. is ze over te brengen op de voedingsstoffen. Het wasschen der handen moet een abso~ lute rege! zijn. Ook voor te schrijven aan de bedienden. wier handen in voortdurend contact met het voedsel zijn. 5. Eet matig en op regelmatige uren. Het voedsel moet afwisse!en in verband met den leeftijd en de bezigheid. Het meest substantieele maal moet midden op den dag genomen worden. cen lichter maal des avonds. 6. Drink overvloedig water. Zes glazen water per dag. gevoegd bij het water. dat onze voeding inhoudt. zijn voor den gemiddelden mensch niet te veel. Alcohol in geringe mate kan niet schadelijk zijn voor een man. die spierarbeid in de open lucht verricht; is een werkelijk vergH voor het nerveuze werk van ieder. die aan zijn bureau is gebonden. De aandacht van personen. die rooken. moet er op worden gevestigd. dat het rooken in een gesloten kamer het effect ervan concen~ treert. want alle rook. die niet door den mond van den rooker gaat. eindigt met te worden ingeademd met aIle slechte qualiteiten. die hij heeft. Zoodoende kan men tabacisme constateeren bij personen. die niet rooken. maar leven te~ midden van rookers. 6. Het is verkeerd. direct aan het werk te gaan na te hebben gegeten. Een oogenblik van rust voor dengene. die lichaamsarbeid verricht. een oogenblik in de open lucht voor dengene. die hersenarbeid verricht. is onmisbaar. 8. Draag lichte kleeren. als gij lichamelijken arbeid ver~ richt. dikkere kleeren als aij zittenden arbeid verricht. Reken niet op een oververwarmde omgeving om tegen de warmte te strijden; de ingeademde lucht moet betrekkelijk frisch blijven en een lokaal. waar men in den winter dunne kleeren kan drag en. is per se slecht geventileerd. Binnen moet de kleeding uit warme onderstukken bestaan. buiten moet de mantel licht zijn. juist tengevolge van de warmte. die door het loopen wordt veroorzaakt. 9. Eindig den dag door een minitieus schoonmaken van de menschelijke machine. dat u bevrijdt van alle microben. gedurende den dag opgezameld. Maak vooral keel. mond.
196 WAT GIJ MOET WETEN. neusgaten schoon, want daar blijven de meeste microben zitten. De tanden spelen ook een groote rol in de menschelijke gezondheid. 10. Slaap tenminste zeven uur met een open raam in elk seizoen. Waarom? Waarom moet men zijn kinderen nooit oude spellen kaarten, vooral niet die, welke uit koffie huizen, societeit of andere openbare zalen zijn meegebracht, als speelgoed in handen geven? Omdat men niet weet, door wèlke en door hoevéél onzindelijke vingers die kaarten zijn beduimeld, wie ze tegen den mond hield, toen hij gaapte, wie ze misschien heeft geïnfecteerd, door er overheen te hoesten. Om kort te gaan, zulke kaarten kunnen licht besmet zijn en den spelenden kinderen een ziekte bezorgen, die, behalve het onaangename van het geval, heel wat duurder te staan kan komen dan nieuwe spellen kaarten, zelfs in dezen tijd, nu ook op de kaarten extra belasting staat. Waarom zijn wijde kleeren warmer dan nauwe? Omdat de luchtlaag, die zich tusschen de kleeren en het lichaam bevindt, de lichaamswarmte belet om zich te verbinden met de buitenlucht. Zorgt er dus altijd voor, speciaal in het koude jaargetijde, dat uwe kleeren, zoowel onder- als bovengoed, los en gemakkelijk aanliggen.
MAN EN VROUW. Tien verzoeken van de Japansche vrouw. Niet tien geboden, maar tien vriendelijke verzoeken heeft de Japansche vrouw voor haar man en zij richt die smeekbeden tot haar wettigen heer en meester met de verzekering, dat de bedoeling alleen is, het huiselijk geluk te verhoogen. ;
10. Sta alsjeblieft tegelijk met mij op. 2 0 . Geef mij geen standjes in tegenwoordigheid van volwassenen of kinderen. 3°. Als je voor langeren tijd van huis gaat, wees dan zoo vriendelijk mij te zeggen, waar je heengaat. 4°. Als het je mogelijk is, vertel mij dan ook, wanneer je terugkomt. 5°. Geef mij het recht, af en toe eens een wensch te mogen uiten. 60 . Geef mij ook een beetje geld voor persoonlijk gebruik. 7°. Er zijn dingen, die je zelf kunt doen. Vraag daarvoor niet altijd de hulp van je vrouw. 8 0 . Doe of zeg in tegenwoordigheid van onze kinderen nooit dingen, die je niet kunt verantwoorden, of die hun een slecht voorbeeld zouden zijn. 9°. Laat mij elken dag een beetje tijd om iets te lezen en om iets te leeren. 10°. En roep niet altijd „Oi kora!" (Hallo, jij!) als je mij noodig hebt. Want ik ben je vrouw!
Zouden deze „tien verzoeken" alleen in Japan recht van bestaan hebben?
Tien tegenverzoeken van den Japanschen man. Als tegen tiental smeekbeden der Japansche vrouw aan-hangervt
198
WAT GIJ MOET WETEN.
haar man, nu eens tien vriendelijke verzoeken, die elke Ja. pansche man dolgraag door zijn vrouw ngewilligd zou zien. Ze luiden als volgt: le. Pruttel alsjeblieft niet als je man vroeg op moet staan. 2e. Sta hem toe te rooken zooveel als hij wil, ook al worden de gordijnen geel en smoezelig. 3e. Geef hem het recht, medezeggingschap te hebben bij het koopen van meubelen. 4e. Wil ook rekening houden met zijn ideeën en met zijn smaak bij het aankleeden der woning, zoo goed als bij het kiezen van je eigen kleeren. 5e. Als 't eenigszins mogelijk is, zorg er dan voor, dat het eten smakelijk en welbereid op tafel komt. 6e. Wees zorgvuldig bij het aannemen van zakelijke boodschappen. 7e. Als je man, door maatschappelijke of andere zorgen gekweld, minder goed gestemd is, tracht dan hem in een beter humeur te brengen door vriendelijkheid, geduld en kleine oplettendheden. 8e. Merk je, dat hij met zijn gedachten bij zijn werk is, laat hem dan volkomen met rust. Dat is evengoed in je eigen belang als in het zijne. 9e. Draag hem nooit werk op, waarvoor hij niet berekend is. 10e. Val je man zoo min mogelijk lastig om geld, als je weet, dat andere financieele zorgen hem kwellen! 0
Zouden ook déze tien verzoeken enkel in Japan thuis behooren? Tien verzoeken van een huisvrouw. 1 e. Laat mij niet zoo erg voelen, dat ik best gemist kan worden, als, tijdens ziekte, een ,plaatsvervangster mijn taak overneemt. 2e. Zegt niet, vol leedvermaak, dat het „zoo wel ook gaat", als om de een of andere reden moet worden afgeweken van het systeem, dat ik heb ingevoerd. 3e. Waardeert mijn werk en zegt af en toe eens, dat mijn prestaties uwe goedkeuring kunnen wegdragen.
MAN EN VROUW.
199
4e. Doet net zoo goed uw best om in een uitstekend humeur, een goede luim te zijn, als gij thuis komt van uw werk, als ik mij beijver om u vroolijk te ontvangen, als gij uwe woning betreedt. 5e. Zoekt uwe afleiding en uwe verstrooiing in uw huis. Ik maak het u zoo gezellig mogelijk, opdat gij uwe geluk~ kigste uren binnen eigen muren zult doorbrengen. 6e. Laat mij aan uwe gesprekken, uwe discussies deel Zegt niet, zoo'n beetje uit de hoogte: „Dat begrijp-nem. jij toch niet, want dat hoort niet tot jouw af deeling." 7e. Moppert niet altijd, als iets u niet aanstaat, en prijst eens, als gij tevreden zijt. De huisvrouw verlangt evenzeer naar erkenning van haar arbeid als andere werkende menschen. 8e. Schenkt mij, als tegenprestatie voor al mijn zorgen en mijn voortdurend denken aan u allen, een beetje opmerk zaamheid en wat hoffelijkheid. Ik kan geen andere belooning verwachten dan de wetenschap, dat gij mij lief hebt en acht. 9e. Gunt mij een uurtje van ontspanning, van afleiding, zelfs als dat mocht vallen in het oogenblik, dat gij mij liever niet zoudt willen missen, omdat gij mij noodig hebt. Zegt mij vooral ook, dat ge mij gemist hebt, ge maakt mij gelukkig met die woorden. 10e. Als gij mij eens een kleine attentie wilt bewijzen, stelt dat dan niet uit, vergeet ze niet. Het is voor mij een blijvende herinnering, als ge van mij zijt verwijderd. Wat vrouwen vergeten. Booze tongen beweren wel eens dat vrouwen vergeetachtig zijn en inderdaad bevat deze uitlating een kern van waarheid. Vele dames hebben een bij slecht geheugen. Men dient echter in het oog te-zonder houden, wat de vrouw vergeet en wat zij niet vergeet. Een vrouwelijke dokter uit Praag zegt hierover het volgende: „Gewoonlijk vergeten de vrouwen heel gauw den prijs van haar kleeren. Maar dikwijls is het nuttig dit te vergeten vooral wanneer van den echtgenoot al spoedig toestemming voor nieuwe kleeren moet worden verkregen. Zoo zijn er meer dingen, die de vrouw wil vergeten; maar deze vergeet~
200
WAT GIJ MOET WETEN.
achtigheid is eerder een bewijs van tactiek dan van een slecht geheugen. Er zijn ook dingen, die de vrouw inderdaad vergeet; en dat pleit vóór haar. Zij vergeet: de vervelende uren, waarin stapels verstelgoed en een berg kapotte kousen bewerkt moeten worden. Zij vergeet: de lange nachten van waken bij het ziekbed van haar kind. Zij vergeet: ontelbare daden van zelfopoffering, die zij verricht voor man en kroost. Zij vergeet: eisen leed en herinnert zich dat van anderen. Wat mannen niet begrijpen. De meeste mannen kunnen maar niet begrijpen ...... dat een vrouw nog zoo veel te doen heeft, wanneer zij beweert klaar te zijn; dat een vrouw ook weleens huishoudgeld te kort kan komen; dat een vrouw ontstemd is, wanneer ze sukkelt met haar personeel; dat de beste keukenmeid ook eens minder gelukkig koken kan; dat een huismoeder zoo graag eens uit eten gaat; dat een vrouw toch niet overal denzelfden hoed bij opzetten kan; dat een vrouw, wanneer ze door de stad wandelt, behoefte gevoelt om voor de winkels te blijven staan; dat hij ondanks de tekortkomingen van het huishoudgeld, toch zulke mooie cadeaux op zijn verjaardag ontvangt van zijn vrouw; dat de regeling der huishouding aan de vrouw moet worden overgelaten.
DE HUISKAMER. Er komen in elk huishouden bezigheden voor, die zich telkens herhalen en die daarom, alle tezamen genomen, nog heel wat tijd in beslag nemen en heel wat werk geven, maar die, bij wat overleg en een beetje practischen kijk, heel goed vermeden kunnen worden. Neem b.v. eens het buffet in de eetkamer .... Hoe vaak heb ik het bijgewoond, dat, vóórdat een van de „boven~ kastjes" kon worden opengemaakt, eerst allerlei voorwerpen, die dat openmaken verhinderden, uit den weg moesten worden gezet. De fruitschaal, de electrische waterketel, de karaf, de gong of iets dergelijks barricadeerden de kastjes, waarin toch gebruiksvoorwerpen geborgen waren, die op gezette tijden, ja, soms eiken dag meermalen, te voorschijn moesten worden gehaald. Wat een onnut werk, wat een onnoodig risico ook om iets te breken of te beschadigen! Een ander geval: In de kamer in geen stofdoek, geen theedoekje voorhanden. Wie iets dergelijks wil gebruiken — en in een kamer, die bewoond wordt, kan die noodzakelijkheid Immers èlk oogenblik voorkomen ~ moet eerst naar keuken of bijkeuken om een doek te halen. En hoe vaak ligt de keuken niet een étage lager of op 't eind van de gang? Zou het niet veel practischer zijn, als ook in woon- en slaapvertrek altijd een stofdoek voor 't grijpen was? 0, ik hoor uw protest al. U houdt niet van een stofdoekenmandje, u vindt zoo'n zichtbare bergplaats leelijk, uit den tijd, onaesthetisch .... of hoe dan ook. Toegegeven! Maar richt dan een bewaarplaatsje voor die doeken in in een der kasten, zóá dat niemand er aanstoot aan kan nemen. Ge zult eens zien, hoe gemakkelijk het is en hoe goed het u bevalt! Wat ook lang niet overal een eenvoudige quaestie is? Dat is de plaats, die men in de huiskamer aan gastafeltje of dectrischen waterketel heeft gegeven.
202
WAT GIJ MOET WETEN.
Als zoon gebruiksvoorwerp, dat op z'n minst genomen toch een paar maal per dag in actie moet worden gezet, eerst uit een verborgen hoekje te voorschijn moet worden gehaald, als daar eerst plaats voor moet worden gemaakt door een stoel opzij te schuiven, een schemerlamp te ver veroorzaakt men zichzelf allerlei moeite, die vermeden-zetn, zou kunnen worden, als voldoende overleg werd gepleegd. Precies zoo is het met het plaatsen van de theetafel, die soms zoo onoordeelkundig werd neergezet, dat men, om dit meubelte kunnen gebruiken, telkens de bezoekers of huisgenooten moet lastig vallen. Tracht uw huiskamer zoo practisch en tevens zoo gezellig mogelijk in te richten! Bloempotten. Roodsteenen bloempotten, die men soms in vensterbank of erker neerzet, kan men opknappen en een frisch uiterlijk geven door ze eerst goed van buiten af te boenen met heet water en Brusselsche aarde en ze, als ze droog zijn, af te wrijven met in water opgelost steenrood. Brandbluschmiddel,dat bij begin van brand uitstekende diensten bewijst en dat men gemakkelijk in voorraad kan hebben: 912 gram water, 138 gram keukenzout en 62 gram salmiak vermengen in een groote, witte breede apothekersflesch (niet in een wijnflesch!) Deze flesch sluiten met een kurk, die een eind boven den hals uitsteekt, zoodat men in geval van nood de flesch gemakkelijk kan openen. Op de flesch plakt men een etiket, waarop in duidelijke letters staat: „Brandbluschmiddel". Van deze flesschen met inhoud plaatst men liefst een op iedere verdieping, b.v. op een plankje in de W.C.'s. Bij eventueel begin van brand de brandende voorwerpen begieten met de vloeistof of de flesch in den brand stuk gooien. Dennenlucht (kunstmatige). Een aangename, verfrisschende en tevens desinfecteerende uitwerking heeft kunst~ matige dennenlucht in de huiskamer. Daarvoor giete men een
DE HUISKAMER.
203
theelepeltje terpentijnolie in een liter kokend water en plaatse dat in de kamer in een open schaal. Gordijnen (onbrandbaar maken van tullen). Gordijnen van tulle, van neteldoek, vitrage en batist leveren nog altijd groot brandgevaar op. Want al wordt er in onzen tijd ook niet meer zooveel als vroeger gebruik gemaakt van een kaars, een petroleumlampje, toch mag niet over het hoofd worden gezien, dat ook het achteloos wegwerpen van een lucifer, het nonchalant manoeuvreeren met brandende sigaretten, eveneens het in brand raken van die dunne, licht ontvlambare stoffen ten gevolge kan hebben. En waar onze moderne jongelui van beiderlei kunne hartstochtelijke rookers zijn, behoort, naar de ervaring leert, dit gevaar niet tot de denkbeeldige. Het heeft daarom alles voor en niets tegen om dunne gordijnen brandvrij te maken door ze te drenken en daarna uit te wringen in een oplossing van 1 liter water en V4 K.G. ammonium phosphaat. Het uiterlijk der gordijnen verandert
niet door deze bewerking. Groen in de kamers. Als buiten nog geen groen sprietje te bekennen valt, loont het wel de moeite om op hoogst eenvoudige manier in de kamer schotels of bakjes met groen te kweeken. In platte kommen of schalen, klein dan wel groot, naar eigen verkiezing, giet men zooveel water, dat de bodem rijkelijk bedekt is. Daarop strooit men gewoon wit vogelzaad en zet de schalen in een donkere kast, waar ze rustig kunnen blijven staan. Na eenige dagen al (als de schaal voldoende warm staat, reeds binnen een week) zal het zaad gaan kiemen en gaan de rosgroene takjes over den rand der schotels hangen. Men zet ze nu in de warme kamer.. Aardig is het, een paar voorjaarsbloemen tusschen het groen te steken. Markiezinnetjes. Als de teacosy in markiezinne-model uit de mode gaat, wat dan? Tot welk doel kunnen wij dan de decoratieve pop, die zoolang haar plaatsje had op theetafel of dressoir, nog aanwenden?
Als de kokette vrouwtjes met haar pijpekrullen en crinoline japon door Hare Majesteit Mode verbannen zijn uit huis-
204
WAT 011 MOET WETEN.
kamer en salon, (want deze vorstin bemoeit zich zelfs met ooze theewarmers) dan kunnen ze nog dienst doen als ornament in de kinderkamer. Ook kan de wijdgerokte dame een plaatsje krijgen op de toilettafel. Mevrouw zou immers haar steekspelden en broches op den crinolinerok kunnen hechten, een paar van haar kettingen om de pop heenhangen ... 't Is een gemakkelijke bergplaats voor eenvoudige sieraden, die dagelijks gebruikt worden. Piano's. Het is altijd aan te raden, voor het schoonhouden van de piano een aparten doek te hebben, waarmee men geen der andere meubelen bewerkt. Want het politoer van een piano is uiterst subtiel en al krijgt men, wat het instrument zelf betreft, ook jarenlange garantie, voor de deugdelijkheid van de politoer staat geen enkele leverancier in. Het gebruiken van was is in dit geval niet aan te raden. Er is hiervoor een speciaal "poetsmiddel" in den handel, dat in elke goede pianozaak verkrijgbaar is.
Poeseharen. 't Zijn akelige "aanhangels" op ooze divankussens en op de meubelen, die met fluweel of dergelijke stoffen bekleed zijn. Ze geven de kamer een onzindelijken indruk en kleven vast aan onze kleeren als we op zoo'n stoel met poeseharen gezeten hebben. Hoe men de lastige haartjes kan verwijderen? Vaak lukt het met den stofzuiger, die alles dan met weinig moeite wegneemt. De stoelen zuigt men met een der hulpstukken, de kussens legt men plat op den grond en trekt er een paar maal de stofzuiger over. En als de kussens eenmaal van de losse haren ontdaan zijn, dienen verder de dieren zelf onder handen genomen te worden. Dagelijks moeten ze worden gekamd met een vochtig gemaakt stofkammetje of afgewreven met een vochtige zeem. De katten, die deze behandeling zelf op prijs gaan stellen, krijgen er bovendlen een mooi glanzende vacht van. In het voor- en najaar moet Felix "geplukt" worden. Met de hand trekt men dan losjes, zonder de kat piln te veroor-
DE HUISKAMER.
205
zaken, de overtollig geworden winter-respectievelijk zomer -vacht uit. Een prachtig en eenvoudig middeltje om kattenharen te verwijderen, bericht een Haagsche lezeres, kan ik uit eigen ervaring meédeelen. Neem een heel harden borstel, niet van haar, maar van die gele houtige vezelstof, waarvan men ook wel bezems heeft. Wrijf daarmee, steeds in de rondte draaiend, over het kleed en alle haren worden vlug en onf Bilbaar opgenomen Voor zijden en fluweelen kussens moet het borsteltje natuurlijk zachter zijn. Pianotoetsen. Het is eenvoudiger, de witte toetsen van de piano blank te houden, dan om toetsen, die in den loop der jaren geel zijn geworden, weer op te bleeken. In huis verzamelingen „nuttige wenken voor 't huis--houdbekn,i houden" wordt zeer dikwijls den raad gegeven om het ivoor der toetsen af en toe schoon te maken met terpentijn of spiritus, om ze te wrijven met eau de Cologne, met jenever of brandewijn. Maar de praktijk leert, dat er dan groote kans bestaat, dat de zwarte toetsen gaan afgeven, zoodat deze op den duur verbleeken en min of meer grijs worden, terwijl het zwartsel maar al te vaak in het witte ivoor wordt gewreven en dit voorgoed bederft. Dus liever een zacht doekje en water gebruiken voor 't schoonmaken. Het geel worden der toetsen kan worden voorkomen door het klavier zooveel mogelijk bloot te stellen aan licht en zonneschijn. Dit houdt de noodzakelijkheid in, om de piano overdag niet dicht te sluiten en om, als het deksel openstaat, ook het „loopeitje" af te nemen. Verder moeten de toetsen, naar wij hierboven zeiden, met niets anders worden gereinigd dan met een schoonen, zachten doek, die even met water is bevochtigd. 't Gaat met de pianotoetsen niet anders dan met alle ivoor: als licht en zon niet kunnen inwerken, verliest het zijn helderwitte kleur. Ivoorartikelen, die in een kast zijn opgeborgen, worden mettertijd geel. Stelt men ze echter bloot aan het daglicht, dan wil soms het meest gele ivoor weer bijkleuren.
206
WAT GIJ MOET* WETEN.
Rolgordijnen (het ophangen van). Als de gordijnen genaaid zijn en goed pasklaar gemaakt, rolt men ze om den stok met den goeden kant van 't gordijn naar binnen. Het koord bindt men om de metalen klos aan 't eind van den gordijnstok; dan windt men het er een _paar maal omheen in de richting, ,die tegengesteld is aan die, waarin het gordijn is opgerold. Nu legt men het gordijn op de in het kozijn aangebrachte pennen, eerst de uitstekende stift in het gesloten oogje van de ééne kozijnpen, daarna de punt van de metalen klos in de open pen. Deze laatste wordt daarna dadelijk afgesloten met het bijbehoorende metalen pennetje, opdat de stok er niet uit kan wippen en 't gordijn niet naar beneden vallen. Als men zoo ver is, laat men het gordijn zakken en haalt het langzaam weer op om te zien of het regelmatig oprolt. Op het kozijn, even onder de metalen klos, wordt een oogje
,
aangebracht, waardoor men het gordijnkoord haalt, opdat dit niet scheef getrokken kan worden en van de klos schieten. Het koord maakt men vast met een veertje of om een knopje. In het laatste geval is het heel practisch om in het koord een koperen ring te knoopen op de hoogte, die het meest gebruikt wordt. Rolt het gordijn scheef op, dan kan men dit trachten te verbeteren door het langzaam op te trekken en tegelijk den kant, die het hoogst gaat, losjes met de hand vast te houden. Gelukt het niet, op die manier de fout te herstellen, dan legt men bovenaan, tusschen stok en gordijn, een stukje papier. Ook moet men nazien, of het gordijn misschien scheef op den stok is gespijkerd, daar een kleine onjuistheid scheefloopen ten gevolge heeft.
Rooklucht. Als er 's avonds flink gedampt is in een kamer, .kan men die onaangename lucht verwijderen door, vóórdat men naar bed gaat, een bak met water in het vertrek te plaatsen. Den volgenden morgen is de rooklucht zoo goed
als verdwenen. Als men nog even flink ventileert, valt er zelfs niets meer van te bespeuren. Sigarenasch. Men kan de asch van sigaren uitstekend als poetsmiddel gebruiken. Niet alleen voor metalen, maar ook voor vensterruiten, spiegels, enz. Sigarenasch neemt vuile
207 vlekken weg en is zoo fijn, dat men niet bang behoeft te zijn, krassen te maken. DE HUISKAMER.
Schemerlampen. De inrichting der kamers ~ dat is niet alleen het onderhouden der meubelen, het op tijd vernieuwen van wat niet meer mee kan of wat verbeterd moest worden, maar dat is vooral het aanbrengen van schijnbare kleinigheden, die echter de groote macht bezitten, de kamers een eigen cachet, een eigen sfeer te geven. Eén van die „kleinigheden" is de wijze, waarop wij onze kamers verlichten. Er is niets, wat een kamer zoo kan flatteeren als schemerlampen. Let eens op, hoeveel aardiger uw kamer er uitziet in 't zachte, bescheiden licht, dat door de zijden kapjes der schemerlampen zeeft, dan in 't felle schijnsel van de middenkroon. Voor het schoon en vlekvrij maken van zijden lampekappen zie men onder „Vliegenvuil" en „Zijde".
14
DE KLEERKAST.
„Zij is een vrouw, dus zij behoort goed gekleed te zijn." Dat is een uitspraak, die menigeen op de tong ligt. Zich goed kleeden beteekent opletten, dat de japon ons past niet alleen, maar dat zij voor ons lichaam is geëigend; dat zij overeenstemt met leeftijd en omgeving. Weelde maakt een japon niet mooi, maakt een vrouw niet tot een smaakvol gekleede persoonlijkheid. De drie groote geheimen van haar, die zich goed kleeden, zijn: a.
te weten, hoe men eruit ziet;
b. te weten, hoe oud men is; C. te weten, wat men wèl, maar vooral, wat men nièt kan dragen. Een vrouw, die klein van stuk is, moet nooit hoeden dragen met al te breeden rand, nooit hoofddeksels kiezen met al te zwaren, massieven bol, of met geweldige, pompeuze garneering. Een toque, een hoedje van bescheiden afmeting komt beter overeen met haar eigen proporties. Kleine vrouwen doen heel dom als zij japonnen of mantels, blouses of casaques dragen, die in de breedte gegarneerd zijn of waarvan de stof streepen vertoont, die overdwars loopen. Zij moeten garnee'ring èn patroon zóó kiezen, dat alles meewerkt om haar figuur langer te maken. Een kraag, die van achteren hoog - opgeknipt is, een spits toeloopend décolleté is voor haar geschikt. Geen halve of driekwart mouwen, maar óf géén, of heel lange armbedekking, in het laatste geval van nauw, glad- aansluitend model. Hooge ceintuurs zijn voor kleine vrouwen nooit aan te bevelen, omdat een dergelijke afwerking kort en breed maakt. Kleine vrouwen, die neiging gaan vertoonen om corpulent te worden, doen verstandig, geen lichte of opzichtige kleeren te dragen, maar dienen donkere tinten te kiezen voor haar toiletten. Ook past bij haar gestalte geen groote mof, geen handtasch, die de afmetingen heeft van een city-bag.
209 Afgeven van kleuren. Kleeren, die onder 't dragen „afgeven", veroorzaken heel wat last. Vooral nu onze dessous niet meer, zooals vroeger, enkel van linnen, katoen of batist worden gemaakt, en niet of in elk geval veel minder bestand zijn tegen de inwerking van scherpe, bijtende middelen. Toch komt het vrij dikwijls voor, dat japonnen, casaques of mantels afgeven en dit zelfs nog blijven doen, nadat ze al eens een verfrisschend bad gehad hebben. Stoffen, die afgeven, moet men eenige malen flink opspoelen in een vijf procents aluinoplossing. Een dergelijke bewerking wil dikwijls een gunstig resultaat opleveren, daar de aluinoplossing de kleurstof soms fixeert. Wij zeggen „soms". Met zekerheid is hier niets te voorspellen, en het verstandigst wat men kan doen, is de proef te nemen met een lapje van de stof. Wie last heeft van transpireeren (want dat is de oorzaak van veel kwaad) drage gedurende de zomermaanden zooveel mogelijk luchtige, waschechte stoffen. Afglanzen. Het zoogenaamde afglanzen — een bewerking, die ten doel heeft, watervlekken in laken en andere gegomde stoffen te voorkomen — geschiedt op de volgende manier: Men maakt de stof geheel nat en strijkt daar dan, na haar met een doek bedekt te hebben, op. Eventueele watervlekken zijn dan meteen verdwenen, omdat de stof ontglansd is. Nieuwe watervlekken zullen niet meer zichtbaar zijn. Bont. Bewaren van bont. Het is een verkeerde gewoonte om pelswerk liggend, en dan nog wel met de behaarde zijden op elkaar, te bewaren. De gladheid en de glans gaan op die manier verloren. 't Beste is, bontmantels en ~kragen zoo vrij mogelijk op kapstokjes op te hangen. Moet men bont neerleggen, dan altijd met de voeringkanten tegen elkaar aan. Is het pelswerk plat geworden, dan schudt men het goed uit en klopt het op tegen de voeringzijde, zoodat de haren weer op gaan staan. Dikwijls is het reeds voldoende, het met een zachten borstel tegen de vleug in op te schuieren. Geverfd bont. Nu de mode ons voorschrijft, of liever b e v e e 1 t om zooveel mogelijk bont te dragen en nu allerlei bontsoorten in den handel worden gebracht, die in verreweg DE KLEERKAST.
210
WAT GIJ MOET WETEN.
de meeste gevallen geverfd zijn, om langs dezen weg meer te schijnen dan ze in werkelijkheid zijn, rijst meer en meer de vraag of wij, zonder eenig gevaar • voor onze gezondheid, gerust al die preparaten om ons heen kunnen hangen. Want een deel van dat bont komt toch bij het dragen in onmiddel. lijke aanraking met onze huid. Het Nederlandsche Tijdschrift voor Geneeskunde behandelt deze kwestie in een artikel over huidaandoeningen, veroorzaakt door geverfd bont. Wij laten het hier volgen: „In Amerika, Duitschland, Denemarken en vooral in Engeland zijn de laatste jaren gevallen van dermatitis, ver~ veroorzaakt door het dragen van geverfd bont, voorgekomen. In Frankrijk, waar het gebruik van goedkoop bont veel minder is dan in de genoemde landen, zijn thans ook eenige gevallen waargenomen. De aandoening kan gemakkelijk herkend , worden door de plaats waar zij zetelt, nl. de hals en het onderste gedeelte van het gelaat; bij vrouwen, die hoeden van bont dragen, kan ook het voorhoofd aangetast worden. De vorm van den uitslag verschilt al naar gelang de hoedanigheid van het bont, de kleur, de wijze van verven, den tijdsduur, gedurende welken het bont gedragen is, de gevoeligheid van de huid, enz. De meest eenvoudige vorm is een diffuse roodheid of roode puntjes, die min of meer verheven zijn. Meestal komen behalve deze roodheid ook blaasjes van verschillende afmetingen voor. De uitslag jeukt sterk. In Engeland is de huidaandoening het meest ver oorzaakt door biberette, dat is bruin geverfd konijnenbont, minder door zwart geverfde geitenhuid. In Frankrijk schijnt het zwarte bont de hoofdschuldige. De zieken hebben soms waargenomen, dat de huiduitslag is opgekomen na sterke zweetaf scheiding of na regen: de resten van de kleurstof zijn in opgelosten toestand schadelijker dan in drogen. Men kan de diagnose nog toetsen door eenige haren van het bont af te knippen en door middel van een verbandje eenige uren met de huid in aanraking te laten. Wanneer het bont niet meer gedragen wordt, verdwijnt de aan -doenig snel." Onwelriekend bont. Het komt nogal eens voor, dat nieuw
DE KLEERKAST.
211
pelswerk een onaangename lucht heeft, die, ondanks luchten, kloppen en schuieren, in het kleedingstuk blijft hangen. Die onaangename lucht is de schaduwzijde van menigen bontmantel. 't Is de oorspronkelijke lucht van het bont en ... die is er niet gemakkelijk af te krijgen. Veel dames trachten het kwaad te verhelpen door parfum, kamfer of iets dergelijks, maar wij zouden meenen, dat het middel niet veel beter is dan de kwaal. Het eenige, wat op den duur afdoende helpt, is den mantel zooveel mogelijk te dragen, er vooral zooveel mogelijk mee de buitenlucht in te gaan. 's Zomers kan men den mantel buiten hangen. Echter moet zorg worden gedragen, dat de mantel niet in den regen en evenmin in de zon hangt. Het bont zou dan hard worden. Dus op een tochtige plek in de schaduw. Vettig bont. Bontkragen, die vettig zijn geworden, wrijft men schoon met doeken, gedrenkt in benzine (Niet bij vuur of licht komen!) of tetra. Bont, dat een heelen zomer onge bruikt heeft gehangen en dat wat smoezelig te voorschijn komt, kan men schoon wrijven met het vocht, dat men verkrijgt als men zemelen afkookt (zorgen dat ze niet aanbranden) . Met deze vloeistof wrijft men het bontwerk eenige malen in en klopt en borstelt het uit zoodra het droog is. Wij maken er echter onze lezeressen met nadruk op attent, dat er veel bontsoorten in den handel zijn van inferieure qualiteit. Misschien kunnen niet alle een dergelijke behandeling met goed gevolg doorstaan! Vochtig bont. Nat geworden bont mag niet worden afgewreven. Men; schudt het flink uit en laat het rustig drogen, niet bij het vuur. Wit bont. Witte bontsoorten maakt men het beste schoon door middel van de nog veel te weinig bekende „meel wassching." Wit meel, onverschillig van welke soort, ver~ warmt men en doet het in een schotel. Het meel mag volstrekt niet bruin geworden zijn door de hitte. Nu legt men het witte pelswerk in het warme meel en wrijft het met de handen zoo, alsof men het wilde wasschen. Deze bewerking duurt zoolang totdat de pels schoon is. Om nauwkeurig te onder-
212
WAT GIJ MOET WETEN.
zoeken of men het bont werkelijk schoon gekregen heeft, neemt men opnieuw een beetje meel, dat nog niet gebruikt is en „wascht" daarmede het bont. Blijft het meel zuiver wit van kleur, dan kan men gerust aannemen, dat de reinigingskuur afgeloopen is. Men klopt en schudt het pelswerk ten slotte goed uit. Aan deze manier van wasschen is niet het minste risico verbonden, daar men nooit de kans loopt, er eenig bontwerk, hoe subtiel het ook moge zijn, mee te bederven. Bretels. „Zijn bretels in alle opzichten onschuldig voor onze jongens?" vraagt menige moeder zich af. Dat . al of niet „onschuldige" van bretels staat in nauw verband met den leeftijd, waarop de jongens deze broek~ ophouders gaan dragen. Uit den aard der zaak drukken de bretels op schouders en borstkas, wat bij jonge kinderen, wier
beenderen nog teer zijn, licht schadelijke gevolgen kan hebben. Afhangende schouders en een veel te platte borst zijn in sommige gevallen inderdaad te wijten aan het dragen var. bretels op een leeftijd, toen het lichaam daartegen nog niet bestand was. Voor kleine jongens zijn. precies als voor meisjes, oneindig veel practischer de gladde, mouwlooze lijfjes, waaraan het broekje wordt vastgeknoopt. Het heeft immers niet het minste bezwaar, de jongens tot hun tiende jaar, desnoods nog iets langer, op deze wijze te kleeden ! Git (dof geworden). Het Fransche git is het mooiste en soliedste en wordt op de manier van edelsteenen geslepen. Het Duitsche, dat óók glimmend is, wordt gegoten. Engelsch git daarentegen is uit zichzelf min of meer dof. Git, dat zijn glans heeft verloren, is bedekt met een aanslag, soms ontstaan door voortdurende aanraking met de huid, in andere gevallen doordat zich een laagje stof op het git heeft vastgezet. Deze aanslag, die oorzaak is, dat de oorspronkelijke glans verloren ging, kan verwijderd worden met de hulp van spiritus of eau de Cologne. Waar het grootere voorwerpen betreft, zooals kammen, broches of armbanden, is deze reinigingskuur heel gemakkelijk uit te voeren met een lapje, gedrenkt in een dezer vloeistoffen. Beter nog is het, een zacht borsteltje te nemen, om daarmee ook de kleinste hoekjes en gaatjes te bereiken.
DE KLEERKAST.
213
Een beetje anders wordt het geval, als er sprake is van een met gitjes bewerkte japon. In dat geval moet natuurlijk voorzichtiger worden te werk gegaan en doet men beter geen spiritus, maar zuivere eau de Cologne te nemen, waarin men een zeemen lapje doopt, om daarmee de gitgarneering schoon en glanzend te wrijven. Bij het reinigen van broches of kammen behoeft men niet bang te zijn, dat het git loslaat. Spiritus noch eau de Cologne tasten de stof aan, waarmee het git op de metalen onderlaag is bevestigd. Dof geworden git kan men soms weer glimmend krijgen door het te bewerken met een fijn borsteltje, gedoopt in glycerine. Een oud middel om doffe gifkralen weer glanzend te maken, is, de kralen eenige uren in peper te leggen. Glimmende kleuren. De glimmende plekken, die door het dragen in wollen rokken, mantels en heerenpantalons komen, kan men verwijderen door de stof af te wrijven met een lapje, gedrenkt in water met ammonia. Op 8 deelen water neemt
men 1 deel ammonia. Uit zwarte wollen en zijden stoffen verwijdert men glimplekken, door een zachten wollen lap te doopen in zwarte koffie, die vermengd is met een scheutje ammonia en met dien doek de plekken af te wrijven. Wollen stoffen moeten daarna aan den verkeerden kant worden opgestreken. Heerenpakken (Scheuren in). Een scheur in de heerenkleeding bekijkt menige huisvrouw met een wanhopig gezicht. En toch is het stoppen van heerenkleeding in het geheel niet moeilijk, zoolang de scheur nog nieuw en niet uitgerafeld is. Men trekt haar op den linkerkant van de stof met fijne .zijde bij elkander, daarbij alleen de bovenste draden nemend, heen en weer naaiend over de scheur. De draad mag niet hard aangetrokken worden, opdat de stof glad blijft. Daarna 'keert men het werk om en stopt de scheur aan den buiten~ kant met zeer kleine steken met een uit de stof getrokken draad. De vezels van de stof, die boven op de stof blijven zitten, moeten glad worden afgeknipt. Ten slotte maakt men de stof vochtig en laat haar een poosje vochtig liggen, zoodat het nat er goed intrekt. Dan legt men er een witteil
214
WAT GIJ MOET WETEN.
doek over, strijkt de plek stevig met een zwaar strijkijzer en borstelt haar met den draad van de stof mee. Heerenpakken (Schoonmaken en oppersen van). Bij het schoonmaken en oppersen van de heerengarderobe, 't geen zeer goed thuis kan gedaan worden, is het zaak, eerst het pak goed uit te kloppen en af te borstelen en dan te kijken, of er ook vlekken in zijn. Als die verwijderd zijn, vermengt men water met ammonia (8 deelen water, één deel ammonia) spreidt de kleedingstukken op een schoon tafelkleed uit en borstelt ze langzaam en streek voor streek met een tamelijk harden, in de vloeistof gedoopten borstel, tot de stof gelijkmatig vochtig is. De vloeistof kan wat krachtiger gemaakt worden voor den kraag en voor de onderkanten van de
mouwen, omdat de stof daar gewoonlijk wat vuiler is. Vooral den kraag moet men goed vochtig maken en borstelen. Ook de overslagen van de zakken moeten extra nagekeken worden, als het noodig is. Is het geheele pak streek voor streek geborsteld en goed vochtig, dan kan men beginnen met strijken. Men moet hiervoor zware en zeer heete ijzers hebben. Men neemt eerst de pantalon, legt de pijpen, naad op naad, heel glad op de strijkplank, legt er een vochtiger, maar niet te natten, zachten doek overheen en strijkt haar langzaam maar goed drukkend. Door de pantalon zóó te leggen, ontstaan ook de strijkvouwen, die er zeer zorgvuldig ingelegd moeten worden. Nadat men de pijpen aan weerszijden droog gestreken heeft, begint men aan het boveneinde van de pantalon, dat ook onder den doek gestreken wordt. Het strijken van het vest gaat gemakkelijker; de jas is echter niet zoo eenvoudig te behandelen. Hier strijkt men ook de verschillende deelen, streek voor streek. De mouwen moet men dubbelvouwen bij den binnennaad. De koppen van de mouwen en ook de schouders kan men het best op de mouwenstrijkplank behandelen. Het laatst doet men den kraag en de klepjes van de zakken. Men moet den kraag, zooals hij liggen moet, dus omgeslagen, heel stevig strijken, zoodat de omslag — ook aan de revers — goed scherp uitkomt. Men moet dit ook aan de rechte zijde van het kleedingstuk doen met behulp van den natten doek. Na de revers wordt
DE KLEERKAST.
215
de voorste rand, die met linnen is gevoerd, nogmaals heel krachtig gestreken. Bij het strijken der zakken heeft men niet alleen te letten op de klepjes, maar ook op de ingesneden randen, die er onder zijn en die even glad moeten zijn als het bovendeel. Dan hangt men de kleeren op kapstokjes. Zij mogen niet gedragen worden zoolang zij nog vochtig zijn, omdat dan al de gladheid van het strijken en ook de strijkvouwen er weer uit zouden gaan. Heerenpakken (het wasschen van). Donkere heerencostuums kan men desgewenscht wasschen met houtzeep. Het pak mag niet gewrongen worden en moet zoolang worden nagespoeld, totdat geen spoortje zeep meer is achtergebleven. Dan hangt men het kletsnat te drogen in de buitenlucht en perst het tenslotte op de boven beschreven manier op. Heeft men lichtgrijze of beige stoffen, dan doet men beter, een sop te gebruiken van goede huishoudzeep, waarvan (wij constateeren het met genoegen) uitstekende Hollandsche
merken bestaan! Ook in dit geval goed naspoelen en behandelen als boven beschreven. Natuurlijk is het de eenvoudigste oplossing om een chemische wasscherij te begunstigen. Het reinigen van heerenpakken en overjassen kan uitstekend geschieden met behulp van den stofzuiger. Het werkje moet door twee personen worden gedaan. Men legt de kleeren stuk voor stuk op tafel, den stofzuiger zet men er op een stoel naast. De een houdt de kleeren vast, de ander bewerkt het goed met de slappe slang en een klein metalen mondstuk er aan. Alle zakken, binnen en buitenkant, zuigt men schoon; het resultaat is verrassend en het werk is gauwer klaar dan anders, wanneer men eerst moet kloppen en later uitschuieren. Heerenpantalons (wegbergen van). Een voorname factor voor de duurzaamheid van heeren- en jongenspantalons is de wijze, waarop deze kleedingstukken worden opgehangen of
2]6
WAT
011
MOET WETEN.
weggeborgen. In dit opzicht wordt in veel gezinnen zwaar gezondigd, deels uit onwetendheid, deels uit gemakzucht. Ben heerenpantalon mag nooit bij het bovenstuk worden opgehangen, maar juist andersom, zoodat, door de zwaarte van het bovenste gedeelte, de dwarsplooien, die zich bij het dragen gevormd hebben, en vooral ook de leelijke kniebocht, worden glad getrokken. Als men de pantalon op een andere manier ophangt, krijgt zij, behalve deze dwarsplooien, nog allerlei leelijke vouwen en kreukels en dan is het gedaan met het "gedistingeerde uiterlijk" van dit kleedingstuk. Wie niet in het bezit is van de doelmatige "broek~ strekkers", die het practische nut hebben, de pijpen keurig in de plooi te houden, kan heel gemakkelijk dat nuttige instrument vervangen door aan een houten kleerenbeugel drie metalen knijpertjes te bevestigen, zooals men die gebruikt voor servet~ en sokkenhouders. In die klemmetjes worden de uiteinden van de pijpen, nadat die eerst gladgetrokken en in de plooi gebracht zijn, opgehangen. Ais men heerenpantalons niet wil ophangen, kan men ze, in hun volle lengte uitgerekt en in de goede plooi gevouwen, 's nachts op tafel, op den divan, zelfs op den grond neer~ leggen. Is men in het bezit van een kast met voldoende ruimte, dan verdient het de voorkeur, daarin de pantalons, die niet in gebruik zijn, neer te leggen. Natuurlijk moet men er op letten, dat de verschillende exemplaren glad en zonder vouwen worden neergelegd. Practisch is het, stukken stevig karton van de gewenschte afmetingen tusschen elke twee broeken te leggen. O1t maakt het te voorschijn halen en weer wegbergen veel gemakkelijker. Mocht de kast smaller zijn dan noodig is en moet de pantalon dus worden omgeslagen, dan is het noodig, een opgerold stuk vloeipapier in de vouw te plaatsen. Deze papierrol moet iets breeder zijn dan de pantalon zelf, en de dikte hebben van een pols, opdat in het kleedingstuk geen valsche plooien ontstaan. De leelijke kniebocht, die het model van de pantalon be~ derft, is op den duur niet geheel en al te vermijden, maar kan toch zooveel mogelijk worden voorkomen als de pijpen. voordat men gaat zitten, bij de knie worde'l opgetrokken.
DE KLEERKAST.
217
Kousen (bewaren van). De hedendaagsche mode decreteert een groote verscheidenheid van kousen. Want elke japon, elk eostuumrokje vraagt speciale kousen, die, wat kleur, soms ook wat qualiteit betreft, met het toilet harmonieeren of pikant erbij afsteken. En ook ons schoeisel stelt zijn rechtmatige eischen op kousengebied. Zoodat het een vanzelf sprekend feit is geworden, dat verscheiden paren kousen tegelijk „in omloop zijn". Zoo'n paartje, dat soms niet langer dan een paar uur in gebruik is geweest, bergt men niet graag weer bij den voorraad in de linnenkast; ook is het meestal overbodig, ze na zoo korte functie al in de wasch te doen. Maar wat dan? Het is een eenvoudige en tevens practische oplossing van dit vraagstuk om aan den binnenkant van de kastdeur (of op een andere plaats, die men daarvoor het meest geschikt acht) een koperen gordijnroe te laten aanbrengen, zooals men die gebruikt voor schuifgordijnen. Over deze stang worden de kousen opgehangen, die daarvoor in aanmerking komen en die men eerst glad trekt en met een niet te warm ijzer opstrijkt. Op die manier houdt men ze afgezonderd van de nog niet gedragen kousen en heeft men tevens een gemakkelijk over-zicht over de verschillende kleuren en soorten. Kreukels en vouwen in rekbare weefsels. Een practische manier om rekbare kleedingstukken (van gebreide wol, zijden tricot e.d.) weg te bergen zonder dat ze kreuken, is, deze artikelen op te vouwen en neer te leggen. Een andere methode is om speciale hangers te gebruiken voor het weg zijden tricot en gebreid wollen kleedingstukken.-bergnva Men neemt daarvoor een stok of latje, ongeveer 50 c.M. lang en overtrekt die ruim met een strook dunne stof, die met een hoofdje wordt ingehaald. Dan maakt men een dubbel ingehaald strookje, ongeveer 13/i maal zoo lang, bevestigt dit aan beide uiteinden van den stok en naait in het midden een ring, om hem op te hangen. De kleedingstukken vouwt men glad op en hangt ze zoo over den stok. Op deze manier worden niet alleen kreukels, vouwen en uitgerekte plekken vermeden, maar veelal verdwijnen zelfs de kreuken, die door het dragen waren ontstaan.
218
WAT GIJ MOET WETEN.
Te wijd geworden jumpers. Als wollen of tricot jumpers te wijd geworden zijn, zoodat ze om de heupen uitzakken, neemt men een breed elastiek op de juiste wijdte (dit is: iets minder dan heupwijdte) en ordent daarop het te wijd geworden boord. De pull-over of jumper zal dan weer keurig overblousen en in model zijn. Ook lukt het, zoo'n jumper weer in model te brengen door een wollen draad te rijgen geheel onder aan den rand, een tweeden draad midden in den rand en de draden flink aan te halen; dan op een dunnen, natten doek, met een niet te zware bout van boven naar beneden strijken, terwijl men met de linkerhand de wol zooveel mogelijk rekt. Ten slotte nog een derde recept. Indien men den rand voert met een dunne stof (bijv. gewoon dun batist of katoen) en door de schuif, die dan ontstaat, een breed elastiek rijgt, is het euvel opgelost. Mantels (witte). Een witte mantel, die alleen wat stoffig is geworden door het dragen, kan men met de grootste gerustheid tot het voorjaar laten liggen om gewasschen of gestoomd te worden. Want stof heeft de goede eigenschap, niet verder in het weefsel in te vreten. Het geelorden kan men voorkomen door den mantel, al of niet ge gestoomd, vóór het wegbergen, te verpakken in-waschenof blauw papier. Voor het wasschen van witte mantels, zie hoofdstuk „Wasschen". Moeten. Men kan pers- en naaimoeten uit uitgetornde kleedingstukken verwijderen door van de stof — zooals de uitdrukking luidt — „den glans af te trekken". Dit kan echter alleen bij stoffen, welker kleuren en weefsel door heeten damp niet lijden. Nadat de stof is losgetornd, klopt en borstelt men haar goed, wascht alle vlekken met heet water uit en laat haar daarna drogen. Nu neemt men een wollen doek, maakt dien doornat en wringt hem dan luchtig uit. Deze doek wordt op het glimmende gedeelte of op dat, waar de moeten in zijn, gelegd, waarna men er met een heet ijzer even overheen perst en dan den doek oplicht, zoodat het
DE KLEERKAST.
219
water verdampen kan. Op deze wijze verdwijnen de ergste moeten. Plissées (verwijderen van). Om plissées te verwijderen uit waschbare stoffen moet men de geplisseerde stof met een vochtigen doek bedekken en dan zoolang strijken, tot alle plooitjes verdwenen zijn. Zoodra hij droog is, moet de doek telkens opnieuw bevochtigd worden. Regenjassen. Onze regenjassen, die van gummi gemaakt zijn, moeten nooit blootgesteld worden aan de inwerking van min of meer bijtende stoffen. Wie een gummi~jas zelf wil schoonmaken, geven wij den goeden raad, alleen te werken met gedistilleerd water. Met een spons, in deze vloeistof gedoopt, over de vlekken wrijven en zien of ze op die manier verdwijnen. Lukt dit niet, dan moet men informeeren of met chemisch reinigen iets te bereiken valt. Het verkorten van een gummimantel. Om een gummijas onzichtbaar te verkorten, zou de hulp van een vakkundige moeten worden ingeroepen. Want onzichtbaar verkorten kan alleen door plakken geschieden en het plakken van gummi is niet alleen een zeer onaangenaam, maar ook een zeer moeilijk werkje. De kleefstof, die men erop smeert, doet nl. de stof onder het plakken omkrullen en, als men den zoom weer gaat loshalen om dat omkrullen tegen te gaan, kan dit niet gebeuren zonder dat de stof inscheurt. Vindt men het geen bezwaar, dat een stiksel te zien komt, dan wordt de zaak eenvoudiger. Men kan dan, nadat de mantel op de juiste lengte is gebracht, een zoom leggen, die zorgvuldig rijgen, (want gummi op gummi blijft anders niet op zijn plaats) en op de machine stikken met zij in de kleur van den buitenkant van de jas. Regenmantels of -jassen van zeildoek moeten worden schoongemaakt met spons en zeem. Daarna maakt men ze, zoo noodig, vlekkenvrij met behulp van zeepsop, benzine of tetra. gummi Regenjassen. Het is een zeer verkeerde ge om de moderne regenjassen, die niet altijd solide zijn,-wonte,
220
WAT GIJ MOET WETEN.
ook bij warm of zonnig weer te dragen. En dit gebeurt zeer dikwijls, waarschijnlijk alleen uit de overweging, dat zoo'n geruit of gestreept manteltje aardig en fleurig kleedt. Deze kleedingstukken zijn er echter alleen op berekend, bij regenachtig weer dienst te doen. Tegen de inwerking van warmte is ook een droge gummimantel niet bestand! Waterproof. Om kleeren zelf waterdicht te maken, hale men bij den drogist (of in een apotheek) vijf procents azijnzure aluinaarde (acetas aluminicus) , laat het kleedingstuk daar 12 uur in liggen en hangt het dan te drogen. Regenjassen van peau de Suéde, die afgeven, moet men ierhaaldelijk afwrijven (zoowel binnen- als buitenkant) met schoone doeken. De ervaring leert, dat men op deze wijze bij peau de Suède veel bereikt. Struisveeren. Om struisveeren opnieuw te krullen, moet men ze heel voorzichtig, haartje voor haartje, langs den stompen kant van een schaar halen. 't Is een geduldwerkje, maar, als het goed wordt uitgevoerd, loont het wel de moeite. Zilverbrocaat. Zilverbrocaat kan men schoon maken met zilverpoeder (speciaal voor dit doel in den handel) dat, met behulp van een donsje op het brocaat gebracht, al de kleine ongerechtigheden aan het oog onttrekt. Dit zilverpoeder is o.a. te krijgen in de zaken, die brocaatschoentjes verkoopen. Zilverkant. Goede kwaliteit zilverkant, die dof of geel geworden is, kan men weer „als nieuw" maken door ze Benige malen te dompelen in een sterk lauw zeepsopje. Dan naspoelen en spannen of voorzichtig strijken. Zomerkleeren bewaren. In huizen met weinig bergruimte brengt het opbergen van de zomergarderobe groote moeilijkheden mee. Daar is geen hoekje in de kasten meer te vinden, geen la ongebruikt. En toch moet er raadgeschaft worden, toch kan al dat lichte, luchtige goedje niet den heelen winter
DE KLEERKAST.
221
blijven slingeren tusschen zware duffels en bontjassen. 't Zou er van slijten, 't zou bederven misschien. Bovendien vragen de winterkleeren zóóveel ruimte, dat het zomertenue wel plaats moet maken. Het wordt tegenwoordig, nu de moderne woningen zoo, weinig bergruimte bieden, hoe langer hoe meer een gewoonte, om het oude gebruik van onze voorvaderen weer in eere te herstellen. Om kleeren kisten te laten maken van practisch model en geschikte afmetingen. De timmerman zet ze in elkaar en hij vertelt u, dat zoo'n kist 150 c.M. lang, 50 c.M. hoog en 60 c.M. breed dient te zijn, wil men er profijt van hebben. Het hout moet stevig zijn en 7-10 m.M. dik. Een deksel met scharnieren, dat wat breeder is dan de kist zelf en dat gemakkelijk open blijft staan, een goed sluitend slot zijn vereischten. Staat zoo'n kleerenkist in de woon~ of slaapkamer, dan bekleedt men hem met cretonne of meubelstof, laat van het deksel een ruime strook afhangen en legt er wat aardige kussens op. Ook de zomerhoeden van alle leden van het gezin kunnen op deze manier opgeborgen worden. Men kan kleinere kisten daarvoor gebruiken, die, als ze met wat smaak bekleed worden, in elke kamer een éénrpersoons zitplaats kunnen vormen. Als men er maar voor waakt, de woning niet te overladen met dergelijke „bankjes en divans"! -
ZIJDE. Wij dragen tegenwoordig zijde in alle mogelijke kwali-. teiten en kleuren, en onze mantels en japonnen zoogoed als onze dessons zijn uit zijde gemaakt. En zóó vanzelf , sprekend vinden we het om onze kleedingstukken uit zijde te laten maken, dat de gedachte niet in ons opkomt, of ieders constitutie wel bestand is tegen het dragen van zijde. Toch schijnt dit niet onomstootelijk vast te staan. Er zijn wel .degelijk menschen, bij wie het dragen van zijden kleeren aanleiding is tot ziekteverschijnselen. In het „Journal of the American Med. Association", aldus verteld het „Maandblad tegen Vervalschingen", wordt een geval van overgevoeligheid voor zijde beschreven. De patiente, een meisje van 21 jaar, in wier familie asthma, hooi eczeem voorkwamen, vertoonde 15 minuten na het-kortsen aantrekken van een zijden blouse reusachtige netelkoorts. Een extract van een stukje zijde werd in de armen ingespoten, waarna de patiente na enkele minuten een heftigen asthmaaanval kreeg. De cocon van de zijdeworm is opgebouwd uit vezels van een onoplosbare stof, die door een weer oplos bare substantie, een soort lijm, samengehouden worden. De vezels worden daarna samengekleefd om een draad te vormen; het meest hiervoor gebruikte materiaal is koepootolie. Daarna wordt de zijde geverfd. Het bleek nu, dat reeds een sterk positieve huidreactie optrad na inspuiting van een extract van -de vezels, wanneer zij van de cocon genomen werden, zoodat er weinig twijfel bestaat, of de oplosbare lijmstof veroor zaakte de reactie. Niet alleen het dragen van zijde door de patient was aanleiding voor een asthma-aanval, maar deze werd ook opgewekt, doordat een vriendin,. die zijden ondergoed droeg, zich ontkleedde. De verschijnselen waren opgetreden na een doorstane influenza.
223
ZIJDE.
Gelukkig behooren dergelijke gevallen tot de hooge uitzonderingen! Batiksjaals. Het is heusch niet noodig, dat men een vuil geworden batiksjaal naar een chemische wasscherij of stoomerij stuurt voor een reinigingsbeurt. Men doet een liter tetra (schrik niet, dames, een liter tetra is vrij duur, maar kan herhaaldelijk dienst doen) men giet dus een liter tetra in een bakje, in een waschkom bijvoorbeeld. Daar stopt men den batiksjaal maar in, alsof in het bakje gewoon water was. En precies zooals men in zeepwater fijn ondergoed wascht, dus zonder te wrijven of te wringen, wascht men den batikdoek uit in de tetra. Enkel kloppen, drukken en knijpen dus. Als er geen vuil en geen vlekken meer in te vinden zijn, knijpt men stevig de tetra eruit (alweer niet wringen, daar zou de sjaal van scheuren!) . En dan klopt men hem flink, op de manier, waarop men het stof uit een teer kleedje slaat. Met twee handen vasthouden en laten klappen in de lucht. Als het werk zoo ver is afgeloopen, hangt men den gewasschen sjaal te drogen, liefst in de buitenlucht. En als hij bijna droog is, nog maar een béétje vochtig, strijkt men hem op. De batiksjaal ziet er nu gloednieuw uit, zoo nieuw alsof hij kersversch uit den winkel kwam. Zooals gezegd: de gebruikte tetra vooral niet weggooien! Als ge dat deedt, zou de bewerking veel te duur komen. Als gij de vloeistof maar even rustig laat staan, zal het vuil bezinken. Door den trechter (neem voor dergelijke vloeistoffen liefst een glazen trechter) waarin een dun lapje gelegd wordt, wordt de schoone tetra in de flesch teruggeschonken...... tot een volgenden keer. Wij raden iedereen af, voor dergelijke doeleinden benzine te gebruiken. Benzinedamp is zéér ontplofbaar en de grootste ongelukken zouden het gevolg kunnen zijn! Met tetra, dat een bedwelmenden damp verspreidt, altijd in de open lucht werken! Crêpe de Chine. Het schijnt maar weinig bekend te zijn, dat crêpe de Chine van goede kwaliteit uitstekend gewasschen 15
224
WAT GIJ MOET WETEN.
kan worden. Men gebruike hiervoor een lauw sopje van Spaansche zeep of tetra. Neemt men zijn toevlucht tot deze laatste vloeistof, dan moet men een paar keer spoelen en vooral niet te hard knijpen. Aan den verkeerden kant strijken met niet te warme ijzers en zoo regelmatig mogelijk. Crêpe georgette. Dit is een teere stof om te wasschen! Met water moet men er liefst niet aankomen, het krimpt dan, 't schrompelt als het ware ineen en het kleedingstuk, dat men een schoonmaakbeurtje wilde geven, gaat totaal uit zijn model en men loopt groote kans, het voorgoed onbruikbaar te hebben gemaakt. Crêpe georgette reinigt men door het te spoelen in tetra, zonder het te wrijven. Als het schoon is, knijpt men het uit, hangt het te drogen en strijkt het op. Geel geworden zijde. Witte zijde, die geel is geworden, kan men meestal wel weer haar oorspronkelijke kleur teruggeven door ze te bleeken in een 3 % oplossing van water~ stofsuperoxyde. Men legt daarna de zijde in de zon en spoelt ze goed na. Fijne zijde. Fine zijden stoffen wascht men door ze eerst een poosje te laten weeken in lauw water met borax, 25 gram op 10 liter. Daaruit wascht men ze en spoelt ze met schoon lauw water na, of men wascht ze eerst nog met zemelen en Spaansche zeep, nadat ze een poos in boraxwater gestaan hebben. Zijden zakdoekjes worden op dezelfde wijze be handeld. Glanzende zijde. Glanzende zijden stoffen moet men als men er met vocht vlekjes uit wil maken, altijd aan den verkeerden kant behandelen. Het allerveiligst is het, eerst te probeeren of de vlek niet uit te wrijven is met een droog watje. Dat lukt dikwijls, vooral bij vetvlekjes. Lukt het op die manier niet, dan moet men zijn toevlucht nemen tot tetra of verwarmde witte terpentijn (niet op 't vuur verwarmen!) . Bij lichte of teere zijde maakt men gebruik van een papje van magnesia en benzine, waarmee men de vlekken belegt. Dit laat men rustig opdrogen en klopt of wrijft de plek daarna af. Vlekken, waarin eiwit zit, moet men uitwasschen met koud
225 of even lauw water. Is het water warm, dan laten de vlekken zich bijna niet meer verwijderen. ZIJDE.
Handschoenen (zijden). Zijden handschoenen moet men, om ze goed te wasschen, aantrekken, vóórdat men ze schoon~ maakt. Dan wascht men ze in lauw water, waarin witte zeep is opgelost. Als ze goed zijn nagespoeld in schoon water, moeten ze een paar uur te drogen worden gelegd tusschen. een schoonen doek. Halfnat moeten ze zooveel mogelijk in. hun oorspronkelijken vorm worden getrokken en daarna opgestreken. Het is aan te bevelen, veiligheidshalve bij het strijken een doekje of velletje postpapier over de handschoenen te leggen. Indië (zijde naar). Niet alle zijden weefsels zijn bestand tegen het Indisch klimaat. Zijden tulle namelijk kan deze proef niet doorstaan. Daarentegen zijn crêpe de Chine, Japan~ sche zijde en crêpe satin wèl „opgewassen" tegen den invloed van tropische warmte en vocht. Het best doet men, zijde, dat de groote reis naar Insulinde moet maken, te verpakken in een blikken doos, die is opgevuld met vloeipapier. Dit laatste om het vocht te absorbeeren. Ook goed sluitende kartonnen doozen kunnen dienst doen, mits ze op hun beurt weer worden verpakt in oliepapier. Kleerhangers van zijde. Hoeveel ongebruikte restanten van zijden japonnetjes, hoeveel „goede lapjes ", die we nog hebben gered van oude, versleten kleeren, liggen in de lappendoos, jaren lang soms, zonder dat ze eenig practisch nut hebben! 't Zijn soms lange, smalle reepen, die eigenlijk ongeschikt zijn, omdat 't model zich niet leent om er nog iets bruikbaars van te maken. Want aan lappendekens — of, zooals onze grootmoeders ze noemden, „bedellappen" ~ bezondigen wij ons niet al te veel meer. Lange, smalle reepen zijde, desnoods ook satinet, kan men, in combinatie met eenvoudige, houten beugels, verwerken tot ideaal-kleerhangers. Want wat de gewone, alledaagsche kleerhanger tegen heeft, namelijk de moeten en sporen, die hij soms achterlaat in een subtiel japonnetje, in een casaque of sportmantel van zijden-tricot of
226
WAT GIJ MOET WETEN.
wol, is bij den zelf gef abriceerden haak verholpen. Mits men hem met benul bekleedt. Men neemt dus zoo'n gewonen houten beugel en werkt er omheen een laagje gewone, ruwe watten of, als men dat bij de hand heeft, wat restjes van wollen stoffen. Men kan voor dat doel, behalve japon- of mantelstoffen, ook overblijfselen gebruiken van oude wollen of molton dekens, de in reepen gesneden beenen van kousen, enfin, wat in voorraad is. En er is in ieder huishouden op dat gebied altijd wel iets te vinden. Deze „voering" woelt men stevig om den houten beugel heen en naait haar met groote steken vast. Van de zij-resten maakt men nu twee reepen, die ongeveer tweemaal zoolang moeten zijn als de beugel is en een beetje breeder dan deze. Langs de eene zijde rijgt men de beide reepen aan elkaar, haalt den draad tot op de juiste lengte in en naait nu de beide andere kanten (die eerst ieder apart zijn ingerimpeld) om den beugel heen vast. Daarna bevestigt men de hoekjes en omwoelt, als men wil, den ijzeren haak met wol of zijde. Ook kan men (als men nog lapjes over heeft) aan de beide schouder~einden van den kleerhanger een zakje bevestigen, dat gevuld is met gedroogde lavendel of een ander welriekend kruid. Lampekappen (zijden). Ze kunnen allerlei ouderdomskwaaltjes krijgen, de kleurige zijden kappen en loses doeken, die onze lampen zoo gezellig, onze kamers zoo kneus en intiem maken. En het is zoo'n dankbaar werk, ze zelf op te knappen, zoodat ze er na de kuur weer fonkelnieuw uitzien. In sommige gevallen, namelijk als kleur en kwaliteit der zijde het toelaten, kan men de lampekap gerust een bijna koud zeepsopje geven. Echter geen scherpe zeepsoorten ge~ bruiken. Neem voor dat doel bijv. goede Venetiaanschè-, gal of ammoniakzeep en kluts het sopje zoolang, tot de zeep volkomen is opgelost. Nadat men de zij eerst een kwartiertje in water met zout of met azijn en zout heeft gezet, wascht men ze vlug in het zeepsop en laat vooral meerkleurige zijde er niet te lang in staan! Spoel na in ruim koud water en hang
ZIJDE.
227
de zij te drogen. Half vochtig wordt ze aan den verkeerden kant opgestreken. Bovenstaande geldt voor kappen, waarvan de zij gemakkelijk kan worden losgetornd of die los over het geraamte liggen. Heeft men te doen met een strak gespannen kap, waarvan het loshalen en weer opnaaien geweldig veel geduld en tijd zou vergen, dan kan men in de meeste gevallen de schoonmaakkuur met proppen watten en lauw zeepsop bewerkstellingen. Als koord en franje kleurecht zijn, mogen ze gerust blijven zitten. Veiliger is het echter, ze af te nemen en apart te wasschen. In plaats van zeepsop kan men ook lauw water gebruiken, waarin een klein scheutje ammonia is opgelost. Aan het wasschen van gekleurde — vooral van veel zijde is altijd risico verbonden. Als men aan de-kleurig— echtheid der kleuren twijfelt, moet men liever zijn toevlucht nemen tot tetra. Men zet de zij even in de vloeistof en wrijft ze daarna met een schoonen zachten doek af. Of men doopt een prop watten in de tetra, knijpt hem uit en wrijft daarmee de kap (bij kleine gedeelten tegelijk) af. Telkens schoone watten nemen en niet met te veel vocht werken om kringen te voorkomen. Het is nooit aan te bevelen om een lampekap in haar' geheel, dus mét het ijzeren geraamte, een bad te geven in zeepsop. Men loopt dan n.l. kans (grooter of kleiner, dat hangt van den aard van het metaal af) om roestvlekken te krijgen. Paraplu's en parasols. Zijden paraplu's en en-tout-cas slijten het minst, als men ze, nadat ze nat zijn geworden, niet strak uitspant, maar ze, half geopend, zóó, dat de zijde slap hangt tusschen de baleinen, opgevuld met vloeipapier, neerzet te drogen. De meer of mindere waschbaarheid van een zijden parasol hangt af van verschillende factoren. In de eerste plaats van de stof, waarmee hij overtrokken is, verder van de kleur dier stof en dan vooral ook van de qualiteit der baleinen. Want slechte baleinen gaan onder de behandeling roesten en be derven dus alles onherroepelijk.
228
WAT GIJ MOET WETEN.
Als het geraamte van het zonnescherm wèl tegen een bad bestand is, kan men als volgt te werk gaan: eerst den parasol met lauw water begieten, hem dan met een vrij zachten schuier met lauw zeepsop afborstelen van boven naar beneden, steeds in dezelfde richting, daarna afspoelen totdat alle zeep verdwenen is (als er zeep achter blijft, wordt de parasol streperig) en hem open laten staan totdat hij droog is. Zijn er volants of kanten, dan moeten die opgestreken worden. Bengelen er kwastjes aan, dan wascht men die in tetra. Ripslint. Als men zijden ripslint wil wasschen, moet men het eenige minuten in tetra leggen, zonder het te drukken of te wrijven en het daarna uitspannen op de strijkplank, waar het met schoone doekjes wordt afgewreven. Als men het lint, zoo gespannen op de strijkplank laat drogen, behoeft het niet gestreken. Satijn. Het wasschen van wit een zwart satijn gaat het beste op de volgende manier: Wit satijn hecht men strak op tafel of plank en wrijft het dan flink af met een in aardappelmeel gedoopt stukje watten. De morsig geworden watten vervangt men door schoone. Heeft men zwart satijn, dan doopt men een schoone spons in bier of brandewijn en strijkt daarmede in één richting over het satijn. Dan legt men het tusschen twee doeken, rolt het droog en strijkt het op de achterzijde. Satijnen schoenen. vuil geworden satijnen schoenen wrijft men schoon met broodkruim. Zijn er vlekken op, dan verwijdert men die met behulp van een watje met een beetje benzine of tetra. Men moet maar weinig van deze vloeistof gebruiken, daar er zich anders kringen vormen. Ten slotte nawrijven (bij wit satijn namelijk) met wat talkpoeder. Scheuren in zijde. Scheuren in zijden stoffen kunnen met wat beleid en handigheid vrijwel onzichtbaar worden hersteld. Men legt de gescheurde plek met de achterzijde van de stof naar boven zóá neer, dat beide kanten, die aan elkaar hebben
ZIJDE.
229
gezeten, weer zoo dicht mogelijk tegen elkander komen te liggen. Met een stuk Engelsch pleister wordt de scheur nu dichtgeplakt en een weinig vochtig gemaakt. Hierna wordt de bovenkant van de stof met een flink warmen bout gestreken, nadat eerst de zijde is bedekt met een lapje neteldoek. Te lang strijken is niet goed, omdat door te groote hitte het pleistertje weer zou loslaten. Toile de soie. Het schijnt een heele toer om witte toile de soie, die veel gewasschen moet worden, wit te houden. Veelal wordt ze geel of goor en dan is het frissche en mooie eraf. Wie echter deze stof op oordeelkundige manier behandelt, kan er lang plezier van hebben. Witte toile de soie moet, om wit te blijven, gewasschen worden in een niet te heet sop van goede, onschuldige huishoudzeep (de zeep moet eerst volkomen opgelost zijn) , daarna spoelt men de stof eenige keeren na en doet in het laatste spoelwater een flinken scheut waterstofperoxyde (3% oplossing!) Deze vloeistof is bij drogist of apotheker te krijgen. Men moet er echter voor zorgen, geen sterkere oplossing te nemen, daar anders het weefsel veel zou lijden. Door de toevoeging van peroxyde voorkomt men het geel worden, daar dit chemisch preparaat een bleekenden invloed heeft. Wil men geel geworden kleedingstukken van witte toile de soie hun witte kleur teruggeven, dan zal men dezelfde bewerking, die wij hier omschreven, moeten toepassen, en de stof in de zon te drogen hangen. Tricotweefsels. Zijden tricot wordt tegenwoordig in zooveel kwaliteiten en kleuren in den handel gebracht, er zijn zooveel soorten, die niet waschecht zijn, dat er, wat het wasschen ervan betreft, niet valt te generaliseeren. De ervaring leert, dat zijden tricot soms, zelfs als 't in koud water gewasschen wordt, zijn kleur verliest. Het beste is, de kleedingstukken van zijden tricot te wasschen in lauw water met borax, 25 gram borax op 10 liter water. Men spoelt ze na met schoon lauw water, legt ze in het goede model tusschen een schoon laken te drogen en strijkt ze, voordat ze geheel droog zijn, aan den achterkant op. Het
230
WAT GIJ MOET WETEN.
risico blijft echter voor haar,' die het werk verricht! Wie twijfelt aan kwaliteit en kleur van de tricot japon of casaque, doet beter, deze chemisch te laten reinigen. Zijn meer kleuren in één kleedingstuk aanwezig, dan legt men bij het drogen een schoonen, witten doek tusschen de verschillende lagen. Men zal dan geen kans hebben, dat de eene kleur op de andere overvloeit. Is het kleedingstuk, dat gewasschen moet worden, met kraaltjes bestikt, dan moet men er rekening mee houden, dat ook deze niet altijd kleur houden als ze in water gedompeld worden, dat b.v. het verguldsel heel dikwijls onder 't wasschen loslaat, zoodat men, na het wasschen, gewone glazen kraaltjes overhoudt. Tussor (en shantung). Tussor en shantung moeten, in tegenstelling. met andere zijde, geheel droog zijn, voor zij gestreken worden met een heet ijzer. Om een mooien glans en voldoende stijfheid te geven aan tussor, doopt men deze in een beetje melk bij wijze van stijfsel. Vlekken in zijde. Er zijn verschillende zijden stoffen, die bij de behandeling met vocht dof worden. Daarom verdient het aanbeveling om eerst te probeeren of men de vlek met een droog watje kan wegwrijven. Verdwijnt de vlek op deze wijze niet, dan neemt men zijn toevlucht tot water, benzine, tetra of een andere vloeistof. Met benzine mag men niet werken in een vertrek, waar vuur of licht is, want een mengsel van lucht en benzinedamp is licht ontplofbaar. Wij wezen reeds meermalen op dit gevaar, maar herhalen de waar. schuwing nog eens. Ook kan men gebruik maken van verwarmde witte terpentijn, die voor dit doel bij kleine hoeveelheden in een bakje met heet water verwarmd wordt, daar ook terpentijn licht ontvlambaar is en dus niet op het vuur mag staan! Men moet, als men vlekken uit zijde wil maken, vooral in de rondte wrijven, daar anders de zijden draden licht opschuiven. Is het een teer weefsel, dus dunne zijde, dan legt men liever een papje van magnesia en benzine op de vlek, laat dit opdrogen en klopt of wrijft het daarna af.
ZIJDE.
231
Het is, over het algemeen genomen, een moeilijk werkje om vlekken te verwijderen uit zijden weefsels, vooral als deze weefsels teer zijn en subtiele kleuren hebben. En vooral als men niet precies weet, hoe of waardoor de vlekken ontstaan zijn. In de meeste gevallen kan men vlekken uit zijden weefsels verwijderen als men ze wrijft met een droog watje of met een lapje van dezelfde stof, gedoopt in warm water. Crepe of zijde, die over de geheele oppervlakte vuil of smoezelig is geworden, wascht men het beste in een lauw sopje van ammoniakzeep. Inktvlekken. Intvlekken zijn uit satijn, zijde, crêpe de Chine en andere teere weefsels uiterst moeilijk of in 't geheel niet te verwijderen. Maar vooral anilinevlekken zijn niet weg te krijgen. Pogingen om ze te verwijderen hebben in de meeste gevallen tot resultaat, dat het zijden kleedingstuk zoo onoog~ lijk wordt, dat het niet meer te dragen is. Stof vlekken. Stofvlekken verwijdert men uit zijde door ze zacht te wrijven met een mengsel van 1 deel geest van salmiak op 16 deelen water. Als de plek op die manier doornat is geworden, spoelt men in schoon water na. Theevlekken. Theevlekken moet men behandelen met eau de cologne, absoluten alcohol, jenever of brandewijn. Transpiratievlekken. Vlekken, die hun ontstaan te danken hebben aan sterk transpireeren, laten zich uit zijde verwijderen, als men de plek inwrijft met een mengsel van 3 deelen ether, 3 deelen alcohol en 1 deel geest van salmiak. Vetvlekken. Een uitstekend middel om vlekken van vet, jus, boter en dergelijke uit lichte zijden stoffen te verwijderen is speksteenpoeder. De vlekken worden met de vingers ingewreven met het bekende talk- of speksteenpoeder (in iedere apotheek of drogistzaak tegen billijken prijs verkrijgbaar). Daarna bedekt men de vlek met een stukje dun wit vloei, het zij papier, dat voor het verpakken van fijne artikelen-achtige
232
WAT GIJ MOET WETEN.
wordt gebruikt, en drukt een tamelijk warm strijkijzer even op het papier. De vlekken verdwijnen dan onmiddellijk. Wil men geen warm ijzer gebruiken, dan kan men de vlekken ook verwijderen door ze met talk in te wrijven (met de vingers) , dit ongeveer een half uur te laten zitten en dan voorzichtig met een zacht borsteltje uit te schuieren. Deze behandeling wordt zoo nodig twee à driemaal herhaald. Ook transpiratievlekken, zoo leert de ervaring, laten zich op die manier uit zijde verwijderen. Uit gekleurde en zwarte zijde verwijdert men vetvlekken met tetra. Heeft men glanzende zijde, dan moet men ervoor zorgen, dat de bewerking aan den achterkant van het weefsel geschiedt. Want het wrijven, ja zelfs het beleggen met een papje
van magnesia en benzine op de bovenzijde, vermindert den glans. Is de qualiteit der zijde zeer dun of de kleur heel licht, dan verdient het de voorkeur, de vlekken te beleggen met een papje van magnesia en benzine, welk papje men laat opdrogen om het poeder daarna weg te kloppen of te wrijven. Wijnvlekken. Wijnvlekken kan men soms uit zijde ver behulp van absoluten alcohol, spiritus of eau-wijdernmt de cologne. Het is goed, de wijnvlekken, zoo mogelijk, dadelijk met zout te bestrooien, daar een gedeelte van de vloeistof dan in het zout trekt. Het is altijd zaak, de proef eerst op een klein lapje van de stof te nemen, om te zien of het teere weefsel tegen de behandeling bestand is.
SIERADEN EN ORNAMENTEN. Albast. Om albasten luxe~voorwerpen, zooals die tegenwoordig zooveel uit Italië naar ons land geïmporteerd worden, te reinigen, neme men zeepwater (zachte zeep is aan te bevelen) waarin een klein scheutje ammonia. Het albast krijgt zijn glans terug door het met een zacht linnen lapje af te wrijven met fijngepoederde, gezuiverde koolzure kalk (in apotheek en bij den drogist te krijgen) . Bloedkoraal. Als bloedkoraal echt is, dan is een sodakuur het aangewezen middel. Leg de koralen korten tijd in een lauw-warme sodaoplossing, borstel ze daarna goed af in lauw zeepsop en laat ze in wat zaagsel drogen. Wij herhalen, dat dit procédé alleen op echte koralen kan worden toegepast. Imitaties zouden in het sodawater verbleeken, misschien zelfs smelten en mogen hoogstens met koud water zonder zeep worden afgespoeld. Briljanten. Men kan briljanten zelf schoonmaken. Hiervoor neemt men een lauw sop van goede, zachte huishoudzeep, borstelt de steenen daarmee af, spoelt ze goed na in schoon koud water en legt ze dan in warm palmhoutzaagsel. Als ze droog zijn, borstelt men ze af met een zacht schuiertje. Men lette er wèl op, briljanten (open gezette steenen) niet te verwarren met diamanten (z.g. rozen) . Deze laatste toch mogen volstrekt niet op bovenvermelde manier worden gereinigd) (Zie onder ,,diamanten"). Palmhoutzaagsel is bij den drogist te krijgen. Brons. Bronzen voorwerpen kan men het beste schoon-
234
WAT GIJ MOET WETEN.
maken door ze, als zé stofvrij zijn gemaakt, op te wrijven met dunne witte was. De was -neemt het aanklevende vuil n.l. mee. Zoo noodig gebruike men bij het reinigen van bronzen voorwerpen een zacht borsteltje, om in alle hoeken en gaten te komen. Als de aard der voorwerpen het toelaat, kan men gebruik maken van een slap, lauw sopje van zachte huishoudzeep. Daarna afspoelen, goed drogen met zachte doeken en opwrijven met dunne witte was. Camée. Een echte camée kan men schoonmaken in warm water met een scheutje ammonia. Is de camée niet echt, dan koud water nemen, daar men anders grootgin kans loopt, dat de steen loslaat. Celluloid. Geel geworden celluloid is niet weer blank te krijgen. Het beste is dus, voorwerpen van celluloid, die door het gebruik leelijk zijn geworden, door nieuwe te vervangen. Een goed plakmiddel voor celluloid- artikelen is aceton. Nog meer afdoende echter is een mengsel van 50 gr. amyl acetaat en 25 gr. azijnzuur. Cuivre poli. Voorwerpen van cuivre -poli worden gereinigd door ze af te wrijven met een zachte wollen lap, die gedrenkt is in petroleum.
Diamanten. Vuil geworden diamanten (rozen) mogen alleen door vakkundigen worden schoongemaakt. Een leek zou ze bederven. Filigrainwerk. Dit teere goedje kan worden schoongemaakt in zeepwater, waarin een klein scheutje geest van salmoniak is opgelost. (2 % is al voldoende) . Hierin worden de voor goed gewasschen, daarna nagespoeld en in warm-werpn palmhoutzaagsel gedroogd. Tenslotte de voorwerpen uit~
borstelen. Gipsfiguren. Vuil geworden gipsfiguren kan men schoon-
SIERADEN EN ORNAMENTEN.
235
maken door ze te bestrijken met een pap van aardappelmeel. Die pap laat, als hij droog is geworden, los en neemt alle vuil mee. Menige huisvrouw klaagt erover, dat gipsen beeldjes zoo spoedig weer vuil worden. We geven hierbij een eenvoudig middel, om ze hard te maken en te kunnen afwasschen. De gipsafgietsels worden bestreken met een kwastje, gedrenkt in ammonium triboraat in water. Ze zien er dan uit als ivoor en kunnen gemakkelijk met water worden schoon gemaakt. Hoorn (en schildpad). Na korter of langer gebruik gaat de doorschijnende glans van hoorn en schildpad verloren, de gladheid neemt af en zoo zouden de voornaamste eigen~ schappen aan deze artikelen weldra ontbreken, als men geen middel bij de hand had om het zijn oorspronkelijken glans telkens terug te geven. Men wrijft het voorwerp op met een linnen doekje, dat men in krijt, die met olijfolie is aangemaakt, bevochtigt. Daarna gaat men er nog eens flink over met de palm van de hand. Indien een voorwerp van schildpad of hoorn, voornamelijk een kam, uit den vorm is gegaan, dat wil zeggen, dat het van zijn oorspronkelijke gedaante is afgeweken, of wel, als men het een ander model wil geven, houdt men beurtelings de beide zijden voor het vuur, zorg. dragende, dat ze niet branden en doet dit zoolang, totdat het voorwerp warm is; in dien toestand kan men het naar willekeur buigen. Als men voor~ zichtig te werk gaat, kan men de kam haar ooxspronkelijken vorm of een nieuw model geven. Spoedig koelt het schildpad weer af en blijft in den nieuwen vorm. Indisch koper. Bewerkt koper kan men, als het is schoongemaakt, naschuieren met benzine (nooit bij vuur of licht!!) Het resultaat is prachtig ... Een tweede recept: Oud Indisch koperwerk, dat zwart of onooglijk vlekkerig is geworden, moet men goed inwrijven met karnemelk. Dan doopt men een natten vinger in wit schuurzand en wrijft
236
WAT GI] MOET WETEN.
zoolang op het vochtige koper, tot de heldere kleur te voorschijn komt. Daarna spoelt men het na met veel koud water en droogt het met een zeemleeren lap. Als men het dan nog eens opwrijft met een zachten drogen doek, zal men verbaasd zijn over het resultaat. Koper, op die manier behandeld, blijft zcker twee a drie maanden mooi! Een andere methode: Wrijf het koper eerst in met citroensap, gee£ het daarna een afwassching van warm zeepsop, waarin een scheut ammoniak is gedaan. Daarna met een handdoek drogen en met een poetsdoek krachtig opwrijven. De voorwerpen, die men op deze wijze behandelt. houdt men wel Y2 jaar glanzend door ze in te wrijven met een in den handel zijnd conserveermiddel voor metalen. Ais na dien tijd (soms blijft de glans er veel langer op) het koper geel begint te worden, haalt men er het beschuttende laagje (het is een soort collodium) met aceton af en behandelt het koper opnieuw als boven.
Ivoor. Wie ivoren voorwerpen wil schoonmaken, zooals pianotoetsen of ivoren beeldjes, wrijft ze af met een in terpentijn gedoopten wollen lap en laat ze, als 't kan, in de zon drogen. Kan men op die manier niet in aile hoekjes en gaatjes komen, zooals dat bij ivoren luxe-voorwerpen weleens het geval is, dan doet men beter, de te reinigen stukken een paar dagen te leggen in een oplossing van 1 deel versche chloorkalk op -4 deelen water, ze daarna af te spoelen en te drogen. Als er vlekken in ivoor zijn gekomen, zal het moeilijk vallen, die weer te verwijderen. Soms verdwijnen ze, als men 't ivoor blootstelt aan de inwerking van azijn of citroen. Meer afdoende is het, gevlekt of geel geworden ivoor voorzichtig af te slijpen door middel van een zacht vilten of wollen lapje, dat even vochtig is gemaakt en waaraan wat puimsteen- of hertshoornpoeder of sigarenasch zit. Ook kan men heel fijn schuur- of amarilpapier gebruiken. N a deze bewerking wordt het ivoor met witte was bijgepolijst. Andere schoonmaakmiddeltjes voor ivoor: Men doopt een dotje watten in een oplossing van gelijke deelen spiritus en water en wrijft daarmee het ivoren voorwerp af. Hierdoor
SIERADEN EN ORNAMENTEN.
237
wordt alle vuil verwijderd. Dit is ook een zeer goed middel om de toetsen van de piano schoon te maken, die zoo licht geel en onooglijk worden. Een middel, dat nog beter helpt, is een mengsel van 1 deel versche chloorkalk op 4 deelen water. Waar het afwrijven met spiritus niet meer voldoende is, zal het schoonmaken met dit mengsel waarschijnlijk wel helpen. Geel geworden ivoor bleekt ook, als men het met water of terpentijn bevochtigt en in de felle zon zet. Ivoor, dat vuil of gevlekt is, kan men behandelen met een papje van zaagsel en citroensap. Stevig en dik insmeren, laten opdrogen, uitborstelen met een zacht schuiertje en daarna wrijven met een wollen lap. Oud ivoor knapt op, als men het met een in melk gedoopt penseel bestrijkt. Het stof gaat weg en het voorwerp krijgt nieuwen glans. Om ivoor te lijmen, moet men de breukplaatsen terdege schoonmaken, het best met spiritus. Daarna maakt men uit één deel eiwit, drie deelen water en gips een dunne brij . waarmee men lijmt. Als men ivoor wil verven, bijvoorbeeld rood, als biljartballen, legt men het in water, waarin anilinerood is gemengd. Moet de kleur hoogrood zijn, dan neemt men koraline of karmijn. Als de kleur goed is, neemt men de voorwerpen er uit, poetst ze met zeepwater af en wrijft ze droog. Kandelaars. Om afdruipend kaarsvet van kandelaars teverwijderen, moet men — waar het metalen kandelaars, betreft — nooit gaan krabben. Verstandiger is het, de kande laars in kokend water te dompelen, waardoor de was zal smelten en loslaten. De kandelaars kunnen dan met een zacht lapje worden nagepoetst. Zware kralen. Zware kralen, zooals bijvoorbeeld koralijn, worden vaak op metaal geregen om het breken van den ketting te voorkomen. Een ander hulpmiddel is een dunne vioolsnaar (geen stalen) . Ook kan men stevig koord gebruiken en dan tusschen elke twee kralën een knoop in het koord leggen. Deze manier wordt in het bijzonder voor-
238
WAT GIJ MOET WETEN.
gitten toegepast, daar deze van, twee zijden ingeboord worden, dus scherp in het midden zijn en het koord ge. makkelijk doorsnijden. Bij deze methode kan bij het breken van het snoer hoogstens één kraal tegelijk verloren gaan. -
Kettingen. Gouden kettingen, die vuil geworden zijn, kan men het beste schoonmaken door ze uit te borstelen in warm zeepsop (zachte zeep • nemen!) waarbij een klein scheutje ammonia is gevoegd. Dan flink naspoelen in schoon koud water en in warm palmhoutzaagsel te drogen leggen. Is de ketting droog, dan weer uit borstelen. Koperen kettingen maakt men het gemakkelijkst schoon met citroensap en fijn zand. Hiermee afschuren, goed naspoelen een afdrogen. Om ze volkomen droog te krijgen, kan men ze bij het brandende fornuis hangen. Stalen kettingen kan men schoonmaken door ze te dompelen in heet water, waarin zooveel soda is opgelost, dat het water vettig aanvoelt. Daarna neemt men een lapje met wat Brusselsche aarde of fijn zand en schuurt daarmee den ketting totdat hij blank is. Met veel water naspoelen, en drogen in warme zemelen. Zilveren kettingen maakt men schoon als gouden. (Zie boven.) Kopex. Gevernist koperen voorwerpen kan men schoonmaken met spons en lap. Vuil, dat dan nog achterblijft, ver wijdert men gemakkelijk met een lapje, gedrenkt in petroleum. Eerst als de vlekken verwijderd zijn, wrijft men het voorwerp op met dunne witte was. Indisch koper kan men, als het vuil is, schuren met fijn zand en citroensap. Goed inwrijven met dit mengsel en met zachte, droge doeken afwrijven, zoodat geen zuur op het metaal .achterblijft! Kopervernis doet in sommige gevallen wonderen. Men kan er met goed gevolg koperen voorwerpen, als ornamenten van lampen, den opengewerkten koperen rand van een bloemvaas, portretlijstjes en dergelijke, zelf mee vernissen en de -voorwerpen een ooglijk aanzien geven. De bewerking is als
SIERADEN EN ORNAMENTEN.
239
volgt: het koper goed inwrijven met poetspomade en daarna telkens met schoone lappen napoetsen tot er geen vuil meer afkomt en het voorwerp blinkend is. Vervolgens napoetsen met spiritus om mogelijk achtergebleven vetdeelen van de poetspomade te verwijderen. Daarna vlug en gelijkmatig bestrijken met een penseel, gedoopt in kopervernis, dat bij elken goed gesorteerden drogist te verkrijgen is. De zoo behandelde voorwerpen mogen hierna nooit meer gepoetst worden, omdat anders het beschuttende vernislaagje zou verdwijnen. Er zijn ook minder goede soorten vernis in den handel en wij zouden dus ieder, die aan 't werk wil gaan om zijn koper op te knappen, willen aanraden om de beste qualiteit te vragen bij zijn drogist. Lakwerk. Japansch lakwerk kan men het beste schoonmaken door het af te wrijven met een flanellen lap, eerst gedrenkt in sla- of olijfolie, daarna gedoopt in een beetje meel. Het lak lijdt door deze behandeling allerminst en de
glans keert terug, alsof de voorwerpen nieuw waren. Marmerbeeldjes (geel geworden). Fijn bewerkte marmer. beeldjes, die geel geworden zijn, kan men zelf opknappen. Men behandelt ze nl. met lauw water en een zacht schuur~ middeltje, zooals er meerdere in den handel zijn (in poedervorm) , laat het beeldje in de zon drogen en bleeken. Het resultaat is verrassend. Paarlemoer. Paarlemoer mag men niet schoonmaken met warm water en zeep. Het zou dan zijn zachten glans verliezen. Het beste middel is koud water met krijt. Schilderijlijsten (vergulde). Wrijf vergulde schilderij schoon met zachte, droge doeken. Zijn ze erg vuil,-lijsten neem dan een doorgesneden ui, wrijf ze daarmee en ver~ wijder het achtergebleven vocht met een zachten drogen doek. Dof maken van glimmende lijsten kan gebeuren door het goud te bestrijken met een zeer verdunde oplossing van zwavellever, een preparaat, dat in den handel welbekend is. 16
WAT GIJ MOET WETEN. 240 Dit zwavelpapje brengt men aan met behulp van een zacht penseel en laat het rustig op het goud inwerken. Het is zaak, niet onmiddellijk de heele lijst te gaan bewerken; verstandiger handelt men met een proefje te nemen aan een der zijkanten of bovenop, op een plekje dus, dat niet in 't oog loopt. Door deze bewerking tempert men den al te sterken glans van het verguldsel, dat nu een meer bruinachtigen tint aanneemt.
Terracotta. Behandel terracotta precies zoo als porcelein. Wasch het dus gerust af in een zeepsopje en spoel het na in schoon water. Maar doe het voorzichtig als het teere, fijne dingetjes betreft. En, doe het zoo mogelijk ... zelf ! Zilveren kunstvoorwerpen. Dergelijke sieraden kan men het beste schoonmaken in heet zeepsop met een scheutje ammonia erin. Daarin de voorwerpen uitborstelen, ze dan flink naspoelen en in warm palmhoutzaagsel drogen. Tenslotte nogeens uitborstelen en opwrijven.
VERLICHTING. Electrisch licht. Het is opvallend, hoe weinig onze huisvrouwen over het algemeen nadenken over het feit, dat elecr triciteit in huis gevaren meebrengt, zoogoed als gas en petroleum. Het is een verkeerde opvatting, te meenen, dat alleen een zware stroom, zooals die bijvoorbeeld in fabrieken wordt gebruikt, voor den mensch levensgevaarlijk kan zijn. Ook de zwakke stroompjes, waarvan wij ons voor huishoudelijk gebruik bedienen, kunnen noodlottigen invloed hebben, als er op verkeerde manier mee wordt omgesprongen. Hoe zou het toch komen, dat men den electrischen stroom van
100 tot 250 volt, zooals die in het huishouden gebruikt wordt voor onze gloeilampen, waterketels, theepotjes, strijk -. ijzers, ventilatoren, haardrogers, kachels en komforen, als onschuldig en absoluut ongevaarlijk doodverft? Het is toch maar al te waar, dat reeds ontelbaar veel ongelukken, waar~ onder een respectabel aantal met doodelijken afloop, te wijten waren aan het onvoorzichtig of onoordeelkundig omgaan met „huis~electriciteit". In de meeste gevallen neemt men er niet veel notitie van, als „de stroom even door je heengaat". Een lichte schok, een onaangename tinteling in hand of arm, verder gaat het gevoel niet. En onaangename gevolgen heeft het immers nog nooit gehad! Men schrikt even — daarmee uit. En men be~ denkt niet, dat op een ander oogenblik een dergelijke aan~ raking met stopcontact, schakelaar of snoer een catastrophe kan worden! Want als men op het oogenblik, dat „de stroom door je heengaat", in goedgeleidende aanraking is met de aarde, zoodat de electrische stroom door het menschelijke lichaam zijn weg naar de aarde kan nemen, dan kan ook een betrekkelijk lichte stroom doodelijk zijn. Men vormt een
242
WAT GIJ MOET WETEN.
„goede geleider", als men in onmiddellijke aanraking is met de aarde, wat in kelderruimten, in sous-terrains, wasch keukens en badkamers dikwijls het geval is. Daarentegen is het veel minder gevaarlijk als men staat op een vloer, die met een kleed, matten of planken is bedekt. Toch kan ook in zulke kamers het aanraken van electrische geleidingen gevaar opleveren als de isoleerende vloerbedekking vochtig is of als men op bloote voeten loopt. Het electriciteitsgevaar is buitengewoon groot in elk ver waar buizen loopen van gas of waterleiding en wel-trek, omdat het buizenstelsel een uitstekenden geleider vormt naar de aarde. Wie dus in zoo'n vertrek iets te maken heeft met electriciteit, moet eraan denken, onder 't aanraken van stopcontact, stekker of welk onderdeel der geleiding dan ook, met de andere hand -geen gas~ of waterleidingbuis vast te houden, zich niet te steunen op badkuip of gaskachel. Wie deze voorzichtigheidsmaatregel verzuimt in acht te nemen, verkeert in levensgevaar! In al deze gevallen speelt de voetbekleeding een voorname rol, want de stroom, die in het menschelijk lichaam dringt, zoekt zijn uitweg naar de aarde door de voeten. Als men in droge schoenen op een drogen vloer staat, is men vrijwel beveiligd tegen „electrische ongelukken"; men voelt den stroom nauwelijks als men met een vinger de geleiding aan~ raakt. Als men natte schoenen draagt of schoeisel met ijzerbeslag en — wij zeiden het reeds — als men op bloote voeten loopt, vermijde men angstvallig, met een electrische geleiding in aanraking te komen. Onder de bij-omstandigheden, die een „electrische aan meer of minder gevaarlijk maken, moet in een van-raking" de eerste plaatsen worden genoemd de lichamelijke en geestelijke toestand van het menschelijk lichaam op het oogenblik, dat de stroom — wij bedoelen nog altijd een stroom van 100~250 volt ~ er doorheen gaat. De lichamelijke gevoeligheid voor electriciteit is even ongelijk als die voor andere schadelijke invloeden; de gezondheidstoestand speelt hierbij een voorname rol. Maar even gewichtig in dit geval is de geestestoestand, waarmee wij willen zeggen, dat het van
VERLICHTING.
243
't grootste belang is of men voorbereid is op den electrischen schok dan wel of hij bij „verrassing" komt. Want zoo'n oogenblik van schrik kan uiterst noodlottig werken! Waar electriciteit in huis is, zouden wij de volgende „tien geboden" willen uitvaardigen: 1 0 . Laat reparaties alleen door vaklui uitvoeren. 2 0 . Laat de electrische geleidingen zoo hoog aanbrengen, dat ze niet aan beschadiging zijn blootgesteld. 3 0 • Gebruik alleen losse snoeren (voor schemerlampen, strijkijzers, melkkokers, waterketels, enz.) , die zoo buigzaam mogelijk zijn en die op deugdelijke wijze zijn geïsoleerd. 4°. Vermijd het, de snoeren te buigen of te knikken, hang ze niet op aan scherpe haken of spijkers. 5 0 • Laat stopcontacten en schakelaars zoo hoog aanbrengen, dat ze buiten 't bereik zijn van kleine kinderen. 60 . Zorg ervoor, dat in de badkamer geen schakelaar of stopcontact onder 't bereik is van den persoon, die een bad neemt. 7 0 • Vermijd zoo mogelijk het aanbrengen van stopcontacten in bad en waschkamers, in keldervertrekken en op andere gevaarlijke plekken. 8 0 . Schroef alleen lampen in of uit als de stroom is afgesloten en bekleed geen enkele electrische lamp met gaas, papier of andere licht-brandbare stoffen. 9°. Raak tijdens een onweer de electrische geleiding niet aan. 10 0 . Schakel bij langere afwezigheid alle electrische apparaten uit. Gevaarlijke stopcontacten. Het is een feit, dat een ongebruikt stopcontact altijd een groot gevaar blijft voor spelende kinderen, die zoo gauw geneigd zijn om overal met hun vingertjes aan te komen. Twee vingertjes in de schijnbaar zoo onschuldige openingen gestoken en. . . er bestaat gróóte kans op een ongeluk, dat de allernoodlottigste gevolgen kan hebben. Natuurlijk zal elke verstandige moeder haar kleine peuters ernstig verbieden om de stopcontacten aan te raken. Maar
244
WAT GIJ MOET WETEN.
nog beter is het, behalve te waarschuwen, tevens met een eenvoudigen stekker de gevaarlijke plek af te sluiten. Gaskousjes (oude). Als een gloeikousje van het gaslicht niet meer voor het doel te gebruiken is, moet men het niet wegwerpen. Het vormt n.l. uitstekend poetsmateriaal. Aangemengd met wat water of met een beetje olie tot een pasta gemaakt, leent het zich zeer goed voor het poetsen van metalen. Gas-hoofdkraan. Moet men 's nachts de hoofdkraan van het gas sluiten? 't Is moeilijk, hierop een juist antwoord te geven, want het openlaten en het sluiten hebben beide hun vóór en tegen. Als men de hoofdkraan openlaat, blijven alle vlammen, die men vergat uit te draaien, branden. Mocht een kraantje openstaan zonder dat men het merkt, dan stroomt dus gedurende den nacht voortdurend gas daaruit en de gevolgen kunnen, naar de ervaring heeft geleerd, zeer noodlottig zijn. Sluit men den hoofdkraan af, dan is ook hieraan een groot gevaar verbonden. Als nl. een kraantje vergeten is dicht te draaien, zal daaruit 's morgens, zoodra de hoofdkraan weer is geopend, gas ontsnappen. En als zoo'n openstaand kraantje zich toevallig bevindt in een der slaapkamers, zijn ook dan de gevolgen niet te overzien. Dus — hoe men ook wensche te doen met de hoofdkraan --• in elk geval is groote voorzichtigheid ook in dezen een eerste vereischte. Gaspijpen. Om een lek in de gaspijp te vinden, moet men wat zeepsop langs de verdachte plaats smeren. De zeep belletjes zullen dadelijk de plaats, waar het lek zit, verraden en tegelijkertijd den omvang ervan. Deze methode is veel beter en minder gevaarlijk dan dat men het lek met een bran dende kaars of lucifer zou zoeken. Kan men niet dadelijk iemand krijgen om het lek te soldeeren, en is het onmogelijk de hoofdkraan af te sluiten totdat de reparateur verschijnt, dan doet men verstandig, er zoolang een deegje van zwart,
VERLICHTING.
245
versch roggebrood op te leggen en de ramen open te zetten opdat er in elk geval voldoende frissche lucht in de kamer kan stroomen. Petroleumlampen. Wie nog petroleumlampen brandt, dient er streng voor te zorgen, dat de lampen goed worden schoongehouden. Het lampeglas met den lampewisscher en zachte doeken, de pitten met papier, waarmee men ze afwrijft (vooral nooit afknippen) en de brander met een fijn borsteltje. De peer van de lamp moet op geregelde tijden met warm sodawater worden gereinigd en het koperwerk behandelt men, zooals dat ook met ander koper geschiedt. Het is zaak, steeds goede kwaliteit petroleum te brandent Vuile lampepitten kan men uitwasschen in sterk sodawater, goed naspoelen en drogen. Het springen der glazen is meestal een gevolg van sterke temperatuurswisseling. Dus het glas even verwarmen voordat men de lamp opsteekt.
WASSCHEN. De behandeling der wasch en de vraag, op welke manier men zelf japonnen, casaques, kinderjurken, zelfs mantels en heerenpakken zou kunnen wasschen, vormen voor vele huisvrouwen een moeilijk probleem. En toch doet deze kwestie zich bijna dagelijks voor, want een groote aantrekkelijkheid van volwassene en kind is toch wel, dat zijn kleeren er goed -verzogdn vooral ook zindel jk uitzien. Wat het wasschen van kleedingstukken betreft, kan men natuurlijk niet generaliseeren. Zijde en fluweel, batist, wol en katoen vragen elk hun eigen manier om gereinigd te worden. Wèl echter kunnen wij eenige algemeenheden geven over het materiaal, waarmede gewasschen moet worden. 10. Gebruik groene en gele (glycerine) zeep voor ongekleurd, plantaardig, niet te fijn weefsel. Bij voorkeur niet koken, daar deze zeep dikwijls zwarte vlekjes op het goed geeft. 2°. Strooi zeeppoeder nooit op het goed. Dit is te scherp voor het weefsel. Los het volkomen op in kokend water en giet dat door een doek of zeef. Zeeppoeder is aan te bevelen voor 't uitkoken van wit goed. 30. Zeer aan te raden voor 't wasschen van wollen stoffen, voor gekleurd en wit geborduurd goed, kinderjurken, enz. zijn de zachte huishoudzeepen waarvan verschillende (ook Hollandsche) zeer goede soorten in den handel zijn. Ook voor het uitkoken van wit goed. Ammoniakzeep is speciaal geschikt voor ongekleurde 1
wollen goederen. Al deze zeepsoorten worden eerst in warm
water opgelost. 40• Gebruik voor gekleurde wollen stoffen houtzeep. Het aftreksel hiervan is niet vet, zoodat het voor donkere wollen stoffen te verkiezen is boven gewoon zeepsop, dat vaak een valen tint geeft aan zwart goed.
WASSCHEN.
247
Giet 6 à 8 uur vóór het wasschen kokend water op de houtzeep en zorg, dat het water niet spoedig afkoelt. Zeef het aftreksel en voeg er lauw water bij zooveel als noodig is. Droog de overgebleven stukjes voor later gebruik en wees, voorzichtig met houtzeep, daar bij wondjes aan de handen vergiftiging kan ontstaan. 5 0 • Gebruik soda alleen voor sterk, ongekleurd, plantaardig weefsel. Fijne soda is te verkiezen boven de kristalsoda. 60 . Maak zelf bleekwater door 2 ons soda op te lossen in 13 liter lauw water, daarbij te voegen 1 ons bleekpoeder, opgelost in 1 liter water en deze massa, af en toe roerende, 24 uur te laten staan. Dit bleekwater kan men, na het gefiltreerd te hebben, in flesschen bewaren. Het moet voor het gebruik sterk verdund worden. Babykleertjes. Het wasschen van kinderkleertjes geschiedt in veel gezinnen op onoordeelkundige manier. Wij weten van huisvrouwen, die de hemdjes en ponnetjes van den zuigeling in sterk bleekwater zetten om het goed vooral blank te houden. „Eventjes spoelen, dan bleekt het nog zoo lekker na", zegt de onnadenkende moeder en ze haalt ten over-. vloede de kleertjes van het kindje nog door blauwselwater ook. En toch kunnen wij niet genoeg tegen een dergelijke manier van wasschen waarschuwen, daar juist, waar het de heel jonge kindertjes betreft, niet alleen het gebruik van scherpe zeepsoorten, maar vooral ook dat van bleek en blauwselwater vermeden moet worden. Bij de kinderwasch dient men te beginnen met sorteeren. Dat wil in dit geval niet alleen zeggen: wollen, gekleurd en wit uit elkaar houden, maar in de eerste plaats het „zeer vuile" apart houden. Dit (luiers en slabbetjes vormen van deze afdeeling het hoofdbestanddeel) zet men onmiddellijk in ruim koud water (luiers apart, slabbetjes apart), wacht totdat al de vuile stoffen hebben losgelaten en behandelt het eerst dan als de rest van het waschgoed. Babygoed moet dikwijls gewasschen worden, eigenlijk
248
WAT GIJ MOET WETEN.
zoodra het onzindelijk is. Dat men geen scherpe middelen gebruiken mag is enkel, omdat de teere huid van het kindje er door geïrriteerd zou kunnen worden. Vooral bij de kinderwasch moet men erop letten, goed na te spoelen, opdat geen zeepdeelen achterblijven; verder gebruike men liefst g e e n, hoogstens een schijntje stijfsel en zorge ervoor, dat het goed volkomen droog gestreken is. Men kan alle kleertjes van de baby strijken, alleen de luiers niet. Die worden door mangelen veel zachter. Nieuwe kinderkleertjes moet men, vóór het gebruik, eerst wasschen. Dit is noodig omdat 1 0 . de stoffen een schadelijk apprét kunnen bevatten, 2 0 . de haartjes van het weefsel prikkelend kunnen werken op de huid en 3°. omdat de kans bestaat, dat het goed genaaid is in
een verontreinigde omgeving of door ongezonde personen. Witte wollen baby-kleertjes vereischen aparte zorg, wil men niet de kans loopen, dat ze geel worden en krimpen. Wie voorzichtig te werk wil gaan, behandele ze als volgt: Week de wollen kleertjes, naarmate ze meer of minder vuil zijn, langer of korter tijd in lauw water; wasch ze daarna in een lauw sop van goede ammoniakzeep, spoel herhaaldelijk na in lauw water, druk de kleertjes (zonder te wringen!) uit, druk ze nog eens na tusschen een schoonen witten doek, rek ze in hun model en hang ze in de schaduw te drogen. B1auwsel. Bij het „blauwen" van de wasch, moet men vlug te werk gaan. Eerst het kleine goed, dan de grootere stukken door het blauwselwater halen en geen waschgoed daarin laten liggen. Dit zou n.l., doordat de blauwsel zakt, vlekken veroorzaken. Verder dient men erop te letten, dat, telkens als dit noodig blijkt, nieuw blauwsel aan het water wordt toegevoegd. Te sterk geblauwd linnengoed moet herhaaldelijk worden nagespoeld. Helpt dit niet, dan kan men zich de moeite ge-troosten, de te behandelen stukken nogeens over te wasschen, ze één of twee warme zeepsoppen .te geven en flink te spoelen. Helpt ook dit niet, dan zet men het te sterk geblauwd waschr
WASSCHEN.
249
goed een of twee uur in slap bleekwater. Dit middel is in elk geval afdoende. Bleekwater. Om bleekwater in voorraad te hebben, kan men op de volgende manier te werk gaan: men neemt 5 ons chloorkalk, maakt die met water in een verglaasden pot tot dunne brij en voegt hierbij 3 ons soda en 5 liter water; dit laat men een paar dagen staan, af en toe roerende, laat het vervolgens bezinken, giet het heldere vocht af en bewaart dit in flesschen. Als men dit bleekwater gebruiken moet, neemt men 1 deel van dit vocht en 200 deelen water. Hierin laat men het goed, dat men bleeken wil, één nacht staan. Op deze wijze aangewend, doet het chloorwater volstrekt geen nadeel aan het goed. Zijn er vlekken weg te maken, moet dus de inwerking sterker zijn, dan verdunt men niet zoo sterk, en voegt een scheutje azijn toe. Ook zal het succes grooter zijn als men het linnengoed in de zon te bleeken zet. Bruidsluiers. Het komt herhaaldelijk voor, dat men een witte bruidsluier, die voor een tweede maal gebruikt zal worden, graag eerst wil wasschen. 't Is het beste om daarvoor zoogenaamde Venetiaansche zeep te gebruiken, die men in water kookt en tot schuim klopt. In dat sop spoelt en drukt men den sluier, spoelt hem na in schoon water, waarbij men een klein beetje blauwsel kan doen en haalt hem dan door slap suikerwater. Om hem te drogen wordt hij, nadat hij goed uitgedrukt is, op een tafel vast gestoken. Bijna droog zijnde, kan de sluier onder een doek met een matig warm ijzer opgestreken worden. Dekens (wollen). Wollen dekens, die niet vuil zijn, maar toch een opknapbeurtje noodig hebben, kan men een nacht in water met zout zetten, ze daarna flink in schoon water naspoelen en, na ze te hebben uitgedrukt, te drogen hangen. Onder het drogen hangt men ze af en toe om en klopt ze telkens (met 2 personen) even op om ze los en luchtig te houden. Men moet de dekens dubbel nemen voordat men ze
250
WAT GIJ MOET WETEN.
klopt, daar ze anders in 't midden zouden kunnen scheuren. Ook moet men erop letten, de punten niet te beschadigen. Zijn de wollen dekens vuil en vlekkerig dan moet men ze een lauw sop van zachte huishoud- of amoniakzeep geven, waarna men ze eerst spoelt in zoutwater, daarna in schoon koud water, totdat men er zeker van is, dat geen zeep meer is achtergebleven. (Dekens, die onvoldoende gespoeld zijn, voelen, als ze droog zijn, kleverig aan) . Verder droogt men de dekens op bovenomschreven manier. Men moet wollen dekens nooit wringen, alleen maar knijpen en drukken om het water er zooveel mogelijk uit te verwijderen. Gekleurde wollen dekens moet men niet in de zon hangen. Er bestaat dan groote kans, dat ze verschieten. Doorgeloopen kleuren. Het doorloopen van kleuren in wollen goederen behoort heusch niet tot de zeldzaamheden en in de meeste gevallen weten wij geen anderen raad te geven dan om de bedorven stukken nog maar weer eens opnieuw te wasschen, en deze bewerking zoonoodig te herhalen. Soms lukt het op die manier het kwaad ongedaan te maken, maar daarvoor instaan kunnen wij nooit. Wie het risico aandurft, kan het, als 't witte stoffen betreft, eens probeeren met z e e r verdund bleekwater. Waarschijnlijk zal het middeltje 't gewenschte resultaat hebben. Veilig is het, eerst met een klein onderdeel van het kleedingstuk de proef te nemen. Lukt dat, dan kan het heele kleedingstuk even in zoo'n slap bleekwaterbad gezet worden, waarna flink moet worden nagespoeld. Als het witte linnengoed vlekken heeft gekregen door het afgeven van gekleurde randen of iets dergelijks, kan men het gerust behandelen met bleekwater. Helpt dit niet voldoende, dan zet men de stukken waschgoed even in w a r m bleek~ water. Echter niet langer dan noodig is en goed naspoelen. Gordijnen. Het wasschen van gordijnen behoort afzonderlijk, dus niet met ander waschgoed samen, te geschieden. Zij worden eerst flink uitgeklopt totdat ze stofvrij zijn, dan in water uitgespoeld en een nacht lang in lauw zeepsop gelegd. Metalen ringen moeten vóór het wasschen afgetornd en ge-
WASSCHEN.
251
sleten of gescheurde plekken van te voren hersteld worden. Den volgenden morgen maakt men twee lauwe, vette zeepsoppen, legt de gordijnen eerst in het eerste sop, spoelt, wrijft en drukt ze daar luchtig in uit, drukt dan stevig het zeepsop er uit en legt ze daarna in het tweede sop. Als het eerste zeepsop erg vuil geworden is, moeten de gordijnen na het tweede nog een derde lauw zeepbad hebben. Zij moeten steeds heel luchtigjes gespoeld en tusschen de handen gewreven worden. Dan spoelt men ze in water, waaraan een beetje soda of borax is toegevoegd, legt ze dan in schoon water en spoelt ze nog tweemaal. Ten slotte worden ze met dunne gekookte stijfsel gesteven. Men neemt eerst de dunste gordijnen en daarna de dikste om te stijven. Dan brengt men ze op den gordijnspanner of hangt ze op om te drogen. Zij moeten op den verkeerden kant gestreken worden. Men kan ze ook op schoone droge lakens op een tapijt spannen door punt voor punt op het tapijt vast te steken. Mocht het vloerkleed niet groot genoeg zijn, dan legt men de gordijnen dubbel
en steekt telkens twee punten tegelijk vast. Het is aan te raden, dit werk 's avonds te doen, den volgenden morgen zijn de gordijnen dan droog en kunnen, eer men ze losmaakt en opneemt, met een niet te heet strijkijzer op het tapijt opgestreken worden. Men kan gordijnen ook drogen op speciaal daarvoor ingerechte rekken (spanners) of voor het raam, waar ze behooren. Glasgordijntjes kan men gemakkelijk op de volgende manier drogen: Na de gordijntjes gewasschen te hebben, drukt men ze goed uit en hangt ze meteen op. De ringetjes, die naar elkaar toeschuiven, bindt men met een touwtje aan elkaar. Vervolgens schuift men door den zoom van de gordijnen een vrij zware koperen of geschilderde ijzeren roe en laat ze zóó drogen. Zijn ze droog, dan haalt men de roe weg en strijkt de zoomen op een mouwenplankje, dat men in de vensterbank zet, plat. Van het zoo gevreesde lubberen is dan geen sprake. Batist, mousseline, neteldoek. Voor het wasschen van neteldoek, batist, mousseline en dergelijke weefsels, mag men
252
WAT GIJ MOET WETEN.
geen scherpe zeepsoorten, evenmin scherpe bleekmiddelen aanwenden. De gordijnen moeten, als ze hun wasch-proces ondergaan, worden uitgedrukt. Wringen en over de handen of, wat nog erger is, op een bord of plank wasschen, zou heel licht scheuren en gaten kunnen veroorzaken. De meest onschuldige methode van wasschen is, de gordijnen in lauw water te weeken, voordat men ze in warm zeepsop zet. Hebben ze in dat sop eenige uren gestaan, dan brengt men ze, na ze voorzichtig te hebben uitgedrukt, over in een tweede warme sop. Mochten ze daarna nogg niet schoon zijn, dan moet natuurlijk een derde warme zeepbad volgen. Zonder het proces te overhaasten, moet men dezes bewerking herhalen totdat het sop niet meer vuil wordt. Eerst dan mogen de gordijnen gespoeld, zoo noodig geblauwd en in de buitenlucht gebleekt worden. Sommige huisvrouwen geven er de voorkeur aan, neteldoek en batist te stijven. Het is echter een verkeerde gewoonte om deze teere, dunne stoffen al te stijf te maken. Aardappel~ meel leent zich het beste voor deze bewerking. Wil men in spoedgevallen de gordijnen dàdelijk na het wasschen weer ophangen, dan gebruike men ongekookte stijfsel. Ze be hoeven dan na het stijven maar 10 a 15 minuten opgerold te worden weggelegd, na welken rusttijd ze al in aanmerking komen voor een heet strijkijzer. Tule. Doorgestopte tulen gordijnen kunnen, als netel lauw zeepsop gewasschen worden en nagespoeld-doeksch,in in schoon water. Wil men ze daarna spannen, dan moeten ze van te voren door dunne gekookte stijfsel gehaald worden; wenscht men ze te strijken, dan moet meer stijfsel worden gebruikt. Bij het wasschen van tullen gordijnen kan men niet voorzichtig genoeg te werk gaan. Als men ze eerst goed heeft gestoft, worden ze opgevouwen, in een kuip gelegd en met koud water overgoten. Den volgenden dag uit hun bad genomen en uitgedrukt, in geen geval gewrongen. Dan zeept men ze in, vouwt ze weer op, giet er schoon koud water op en zet ze op 't fornuis om langzaam warm te worden. Het water mag echter in geen geval koken. Men
WASSCHEN.
253
drukt en knijpt ze voorzichtig in het warme zeepsop en herhaalt deze bewerking, totdat de gordijnen schoon zijn. Hierna worden ze gespoeld en geblauwd, gestreven en, naar eigen verkiezing, gestreken of gespannen. Reparaties moeten vóór deze wasch-kuur worden aangebracht. Soms worden tullen gordijnen door ze te mangelen mooier dan door strijken. 't Is het beste om tullen gordijnen, die door het wasschen te smal geworden zijn, opnieuw nat te maken en ze op de juiste maten te spannen. Men kan ze vóór het spannen even door dun stijfselwater halen. Vitrage. Voor het wasschen van vitragegordijnen kan men alle aanwijzingen volgen, in het begin van dit hoofdstuk gegeven. Handschoenen. Alle handschoenen, die niet van de een of andere leersoort gemaakt zijn, zoogoed als leeren handschoenen, die waschbaar zijn, kan men het beste aan de handen wasschen. Ze houden dan hun juiste grootte. Ze kunnen daarna gespoeld, gedroogd en, zoo noodig, gestreken worden. Hardnekkige vlekken. Het lukt in veel gevallen, hardnekkige vlekken uit waschgoed te verwijderen door het waschgoed te overgieten met een sop van water en witte zeep, het daarmede in den waschketel 12 uur lang te verhitten (zonder dat het water gaat koken) en daarna uit te spoelen in schoon water. Vervolgens weer 12 uur lang verhitten, nog eens uitspoelen en 24 uur in bleekwater zetten. Het is niet noodig om buitengewoon veel materiaal te bezigen. Als men maar voor ruim water zorgt gedurende de verhitting! Zijn de stoffen „kookbaar", dan geniet het de voorkeur, er gedurende een kwartiertje ongeveer den kook over te laten gaan. Een andere „ontvlekkings methode" is de volgende: De vlekken goed inwrijven met gewone -groene zeep en dan het goed zóó een dag en een nacht droog laten liggen. Daarna niet koud water en soda even opkoken, de zeep eraan latend bij het opkoken. Als het van het vuur is, direct flink uitstampen. Dan het goed uitwasschen met nieuwe zeep,
254
WAT GIJ MOET WETEN.
uitspoelen, nog een zeepsopje geven en bleeken. Als men geen bleek heeft, de stukken waschgoed op een lijn, met de vlekken buiten, in de zon hangen. Lukken al deze manieren van behandelen niet, dan blijft tenslotte nog een paardemiddel over. In een steenen kom maakt men kokend, sterk bleekwater en legt de vlek juist onder de oppervlakte hiervan. Ver~ volgens giet men op de vlek een scheut azijn. Het kan dan zijn, dat de vlek zienderoogen wegtrekt. Zoo niet, dan eenigen tijd in het bijtende vocht laten liggen en na de bewerking goed uitspoelen. Dit middel wordt met zeer veel succes toegepast voor het uitbleeken van verschoten patroontjes en oude inktvlekken. Wij deelden trouwens reeds eerder mede, dat azijn ver werkt op bleekwater. Laatstgenoemd bleekmiddel is-sterknd echter zéér kras en hieraan mag het waschgoed niet langer dan hoognoodig worden blootgesteld. Jaeger. Jaeger-ondergoed moet vooral, omdat het meestal de eerste huidbedekking vormt, dikwijls gewasschen worden. En de groote kunst is het hier, ervoor te zorgen, het jaeger zóó te behandelen, dat het in den loop van den tijd niet bruin en hard wordt. In de eerste plaats dan moet men voor jaeger (en ander wollen ondergoed) een zeer vet sop gebruiken, dat lauw moet zijn, voordat het voor 't wasschen gebruikt wordt. Is het water te heet, dan krimpt het goed, is het sop te koud, dan worden de kleeren niet schoon en naar alle waarschijnlijkheid hard. Het is van groot belang om zachte, onschuldige zeep te gebruiken. -sorten Een waschbord mag voor jaeger en wol niet gebruikt worden, zoomin als men er op andere manier ruw mee om mag gaan. Knijpen en drukken, echter nooit wringen. Het verdient aanbeveling om jaeger en wol, voordat het -gewasschen wordt, te weeken in lauw water. 't Is het beste, den teil dicht te dekken en, zoo mogelijk, op een lauwe plaats van 't fornuis te zetten. Nadat het goed -!- een halven dag zoo gestaan heeft, brengt men het over in lauw zeepsop,
WASSCHEN.
255
waarin men het weer urenlang laat weeken. Deze voorbereidende maatregelen maken, dat er minder op gewasschen behoeft te worden. En hoe minder dit plaats heeft, hoe beter het is voor deze weefsels. Welke zeepsoorten aan te raden zijn voor jaeger? Grove soorten kan men wasschen in goede, zachte huishoudzeep, voor fijnere, teerdere kwaliteiten neme men liever ammoniakzeep. Voor deze stoffen moeten minstens twee zeepsoppen gebruikt worden, waarna het jaeger, stuk voor stuk en heel zorgvuldig, gespoeld moet worden, zoolang, tot er geen zeep meer in het spoelwater is. Het verhaal, dat wollen kleeren niet gespoeld mogen worden, maar zóó uit het zeepsop moeten drogen, verdient geen geloof. Ook mag men jaeger niet bij het vuur drogen, daar het anders krimpt. Wollen kleedingstukken, die onder het uithangen te veel zouden rekken en daardoor uit hun model raken, moet men neerleggen op schoone doeken, nadat men ze in het vereischte model heeft gebracht. Keukenhanddoeken. Het wil wel eens voorkomen, dat keukenhanddoeken, ondanks het vele wasschen en uitspoelen, nog voortdurend blauw blijven afgeven. 't Is een onaangename kwaal, die alleen te verhelpen is, als de handdoeken ettelijke malen worden uitgekookt. Deze bewerking, waartegen een handdoek van goede qualiteit wel bestand is, moet men herhalen totdat de overvloedige kleurstof verdwenen is. Geven de handdoeken dan nog af, dan spoele men ze in een 5 % aluinoplossing. Kleedjes (het wasschen van gebreide). Ronde gebreide kleedjes worden in lauw zeepsop gewasschen, flink nagespoeld, zoo noodig gebleekt en dan door slappe stijfsel gehaald. Om ze weer op maat te krijgen teekent men (voordat men gaat waschen) op karton het model van de kleedjes na. Om ze na de wasch te drogen, spant men ze op dat karton, eerst het midden precies op zijn plaats brengend, dan elke punt of boog van het kleedje met een roestvrijen speld langs den geteekenden cirkelomtrek vastzettend. Men laat ze zoo 17
256
WAT GIJ MOET WETEN.
rustig drogen. In de meeste gevallen zal strijken dan overbodig zijn. Kinderwasch. Over 't algemeen moeten de teere kleedingstukjes van onze kleintjes voorzichtig behandeld worden, zooals wij reeds eerder opmerkten (zie babykleertjes) . Goede Hollandsche huishoudzeep is vooral aan te raden voor 't wasschen van wollen stoffen en voor gekleurde kinderjurken. Ook is ze uitstekend geschikt voor 't uitkoken van wit goed. Voor 't overige volge men voor de behandeling der kinderwasch, voor zoover noodig, de voorschriften, in dit hoofd -stuk gegeven. Kleeden (Tafel- en Divan-). Een donker gekleurd kleed van wol, fluweel of pluche kan men (mits kwaliteit en kleur goed zijn) wasschen in een aftreksel van houtzeep. Men wassche zoo vlug mogelijk, om het doorloopen van de kleuren te voorkomen. Ook het spoelen en drogen moet om diezelfde reden vlug geschieden. Niet wringen, maar uitdrukken. Onder het drogen, dat in de buitenlucht moet plaats vinden, af en toe omhangen en het kleed, als dat bijna droog is, aan den verkeerden kant opstrijken. Voor het strijken van fluweel zie onder hoofdstuk „Fluweel ". Kleurechtheid. Het komt herhaaldelijk voor, dat de huis wil onderzoeken, of de kleur van een kleedingstuk-vrouw of van een ander artikel, dat een sopje noodig heeft, zich in de wasch wel goed zal houden. Om die echtheid van kleur te constateeren, om zich ervan te overtuigen, dat de kleuren blijven bestaan, maakt men de punt van een witten doek met warm water vochtig, legt het monster of staaltje daarin en wrijft het geheel nu flink. Is het gekleurde goed tegen de wasch bestand, dan zal de doek wit blijven, in het tegenovergestelde geval zal men op den doek kleuren zien afgeven. Om de kleuren van het goed bij het wasschen te behouden, voegt men aan het waschwater toe:
WASSCHEN.
257
voor bleekrood en groen: azijn bij het eerste water; voor hoogrood: azijn in het laatste water; voor purperrood en leiblauw: soda; voor zwart in wollen goed: potasch. Pijpaarde aan het waschwater toegevoegd, inplaats van geest van salmiak of terpentijn, geeft een sneeuwwitte wasch. Knoopsgaten. Het is soms heel moeilijk, de knoopen van stijf gesteven manchetten door de knoopsgaten te duwen. Op doodeenvoudige wijze kan men dit kunstje uitvoeren. Eén enkele droppel water, waarmee men den achterkant van het knoopsgat bevochtigt en de moeilijkheid is uit den weg geruimd. Knijpers. Wie zeker wil zijn, dat het waschgoed geen moeten krijgt van knijpers of drooglijn, neme de moeite om kleine lusjes van wit band met een enkelen steek aan het linnengoed te bevestigen. Als men om die lusjes de knijpers slaat, kan er nooit sprake zijn van moeten. Kousen. En nu de kousen. In veel gezinnen bestaat de slechte gewoonte om kousen ~ wollen zoowel als katoenen evenals het linnengoed te wasschen in heet water en met scherpe zeep. Het kan dan ook geen wonder heeten, dat zooveel kousen niet zoozeer door het dragen als wel in de wasch, zóóveel te lijden hebben, dat ze binnen korten tijd onooglijk en onbruikbaar zijn geworden. Wie zwarte en gekleurde kousen het langst mooi en onbeschadigd van kleur wil houden, moet aan het wasschen de noodige zorg besteden. Om te beginnen moeten gekleurde kousen nooit met zwarte in hetzelfde water worden gezet; men sorteert ze naar hun kleur en zet alle kousen van dezelfde kleur bij elkaar in een aparte teil of emmer. Ze moeten weeken in warm water, waarin een scheutje geest van salmiak is gemengd en kunnen dan als ze daaruit gewasschen zijn ~ dus zonder dat ze een zeepsop krijgen — in schoon water worden nagespoeld en in de schaduw te drogen gehangen. Op deze manier behandeld, behouden ook kousen van de teerste kleuren in de wasch hun frischheid.
258
WAT GIJ MOET WETEN.
Een andere methode om wollen kousen te reinigen is het wasschen in houtzeep. Houtzeep (met een half ons kan men een teil vol kousen wasschen) overgiet men met kokend water en laat ze, goed dichtgedekt, 24 uur trekken. Dan zeeft men het nat en verdunt het met koud water. Als men vreest voor het verschieten van de kleur der kousen, dan voegt men bij dit water nog een scheutje azijn. Hierin wascht men de kousen zoolang tot ze goed schoon zijn (zoo noodig gebruikt men eenige houtzeepsoppen na elkaar) en spoelt ze na in schoon koud water. Als de kousen droog zijn, strijkt men ze aan den verkeerden kant glad. Als men enkel zwarte wollen kousen te wasschen heeft, kan men lauw water nemen met een scheut geest van salmiak erin. Ook deze moeten in de schaduw gedroogd worden. Gummi kousen. Dit soort kousen kan men wasschen met een lauw sop van zachte huishoudzeep, waarna men ze afspoelt. In geen geval bijtende middelen gebruiken! Zijden kousen. Het komt in de meeste gezinnen bijna geregeld voor, dat er zijden kousen gewasschen moeten worden en niet iedere huisvrouw is op de hoogte van dit toch vrij eenvoudige werkje. Bij de behandeling van zijden kousen behoeft geen ver te worden gemaakt tusschen echte en kunstzij. Als,-schil ondanks een voorzichtige behandeling, toch gaten in de zij vallen, mag men dat gerust aannemen als een teeken, dat de zij van inferieure qualiteit is of, wat men noemt „verlegen ". Men moet zich bij het wasschen van zijden kousen (zoo goed als bij het wasschen van zijden kleedingstukken, doeken, sjaals, enz.) aan tien geboden houden. 10. Werk zoo vlug mogelijk; 2°. Nooit scherpe zeep of bijtende middelen gebruiken; 3°. Geen stijfsel gebruiken; 4°. Niet over de handen wrijven, maar slechts drukken en knijpen; 5°. Nooit wringen! Het water er uitdrukken;
WASSCHEN.
259
6°. Zijden kousen pas gaan strijken als ze bijna droog zijn, eerst op den verkeerden, daarna op den rechten kant; 70• Zwartzijden kousen precies zoo behandelen als gekleurde; 8 0 . Kousen van witte zij, waarvan de voet zeer vuil is (wat dikwijls te wijten is aan het binnenwerk van den schoen) een poosje laten weeken in lauw zeepsop, waarin een beetje borax (ongeveer 1 theelepel voor 1 paar kousen) . Daarna de kousen een paar maal wasschen in een lauw sop van Spaansche of Marseillaansche zeep; 90• Witzijden kousen vele malen naspoelen tot alle zeep verdwenen zijn. Ze worden anders geel; -deltjs 10 0 . Zoo noodig witzijden kousen even naspoelen in zeer licht gekleurd blauwselwater. Maanlicht. Linnen, dat door ouderdom en lang buiten gebruik blijven geel en vlekkerig is geworden, geburduurde strooken, die er uitzien alsof er wijn op is gesprenkeld (wat echter niet is gebeurd) kan men bij vriezend weer, in maanlicht, op de bleek laten liggen. Het linnengoed wordt eerstgewoon in zeepsop gewasschen, geen bijtende of bleekende middelen mogen er aan te pas komen. Na 2 dagen ~ beter gezegd: na 2 nachten ~ zoo te zijn behandeld, is het geheel wit. Maanlicht heeft, naar 't schijnt, evenveel effect als de zon. Mangelen. Wie waschgoed moet gaan mangelen, houde de volgende voorschriften in acht: 10. Zie na, of er goed bij is, waaraan iets kapot is. 2°. Vocht het goed in, daar vochtig goed gemakkelijker gerekt en gemangeld kan worden dan droog. 3°. Vocht echter zoo spaarzaam mogelijk, daar anders na het mangelen de verschillende stuks waschgoed weer ge droogd of getrokken zouden moeten worden en dit verspilling van moeite en tijd zou zijn. (Beddegoed en badhanddoeken moeten liever niet gevocht worden en lijfgoed dient na het mangelen te worden opgestreken) .
260
WAT GIJ MOET WETEN.
4°. Berg het ingevochte goed, nadat het is opgerold, in een mand of bak weg en laat het zoo een poosje staan. 5 0 . Rek al het goed zoo regelmatig mogelijk zonder al te veel eraan te rukken. Trek zoomen glad, haal bandjes uit. 6°. Maak er rollen van, die zooveel mogelijk van gelijke breedte moeten zijn en uit goed van dezelfde qualiteit bestaan. 7 0 . Maak de rollen van de juiste dikte (dit leert de ervaring wel) en zorg ervoor, dat de rollen gelijkmatig — in dit geval, overal even dik — zijn. 8°. Sla de rollen dicht en leg ze glad op den mangelbak. Het onderhoud van de mangel. Wat betreft het goed onderhouden van een mangel heeft de ervaring -geleerd, dat het uitstekende resultaten heeft, na het gebruik de schroeven los te draaien en de rollen te wikkelen in flink natte doeken. Ossengal. Ossengal is een uitstekend middel om zwart wollen kleeren te wasschen. Men bestelt bij den slager een versche gal, prikt deze open en giet het vocht in lauw water. Het werkt daarin als zeep. Hierin wascht men het kleedingstuk uit en spoelt het zes a zevenmaal na in lauw water. Dan hangt men het, bij voorkeur in de buitenlucht, te drogen. Wollen kleedingstukken mogen niet gewrongen worden. Men moet ze uitknijpen. Als ze nog niet geheel droog zijn, worden ze op den verkeerden kant opgestreken, daarna op de rechterzij onder een doek. Deze moet vochtig wezen, als er nog gekreukelde plekken in de japon zijn. Voor 't inpersen van plooien legt men er een vochtige lap van dezelfde kleur overheen. Laken borstelt men ten slotte nog even met den draad mee. Gal geeft aan zwarte stoffen, die een beetje vaal zijn geworden, een beteren tint. Een nadeel van het gebruik van gal is, dat het goed, zelfs nadat het heel vaak is gespoeld, toch nog een min of meer onaangename lucht behoudt. Om die reden gebruikt men over 't algemeen, ook voor het wasschen van zwart wollen stoffen, bij preferentie houtzeep. Schroeivlekken. Hier volgen verschillende „recepten" voor het verwijderen van schroefvlekken:
WASSCHEN.
261
1 0 . Wie onder 't strijken schroeivlekken maakt in linnengoed, moet het plekje onmiddellijk vochtig maken met een schoon doekje, uitwrijven en weer opstrijken. Ook kan men het geschroeide stuk, vochtig gemaakt, even in de zon leggen. Gaat de schroeivlek er op die manier niet uit, dan maakt men een papje van pijpaarde, azijn en witte zeep, dat men even laat doorkoken om het, weer koud geworden, op de vlek te smeren. Nadat het papje is ingedroogd, wascht men de plek uit. 2 0 . Schroeivlekken kan men verwijderen door ze te bevochtigen met een sponsje of doekje met waterstof superoxyde, in 3 % oplossing. Men veegt ermee over de vlek. V000ral in de zon geeft de bewerking een goed resultaat. 30 . Men spoele de geschroeide stuks in een zeer slappe oplossing van waterstofperoxyde (liefst nog slapper dan 3 %) . Het waschgoed geweldig goed naspoelen, nog meer dan men dat doet als men gebruik heeft gemaakt van bleek-
water. Doet men dit niet, dan wordt de vezel te sterk aan zou het goed dus overdadig veel te lijden hebben-getasn 4 0 . Uit wollen stoffen kan men schroeivlekken verwijderen door ze voorzichtig te wasschen met lauw zeepsop met ammonia. Is de vezel echter te veel aangetast, dan is er geen middel voor. Solide verpakking van waschgoed. Zij, die geregeld waschgoed moeten verzenden, kunnen dit, zonder gebruik te maken van een mandje of kistje, dat het pakket te zwaar zou maken, op de volgende manier doen: Men maakt een of twee solide omhulsels van sterk linnen van niet al te lichte kleur. Bruin, blauw of donkergrijs zijn tinten, die voor dit doel in aanmerking komen. Deze waschzak, welks naden dubbel gestikt moeten worden, geeft men een rechthoekig model. De open zijde krijgt aan weerskanten vetergaatjes, die men, om uitscheuren te voorkomen, door den schoenmaker van koperen oogjes laat voorzien. Aan de uiteinden van den veter (waarmee ten slotte de zak wordt dichtgeregen) bevestigt men een stevige label voor het adres.
262
WAT GIJ MOET WETEN.
De „uithuizige" huisgenoot heeft nu, bij terugzenden van zijn waschgoed, niet anders te doen dan, als zijn bundeltje gepakt is, dat van een ander adreskaartje te voorzien. Van beschadiging zal, bij dergelijke verpakking, menschelijkerwijze gesproken geen sprake zijn. Sponsdoek. Een klacht van veel huismoeders is: „Wat komen badhanddoeken, badlakens, waschlapjes en luiers, die uit sponsdoek gemaakt zijn, toch grauw en hard uit de wasch. Het goed is nog betrekkelijk nieuw en ziet er al zoo onooglijk uit, dat het zijn plaats in de linnenkast niet meer waard is ..." Als sponsdoek zijn Frisch en ooglijk uiterlijk door het wasschen verliest, als de soepelheid van deze stof in al te korten tijd verloren gaat, kan dat geen andere oorzaak hebben dan een verkeerde behandeling bij waschvrouw of bleeker, die — dit kan men gerust aannemen — de badhanddoeken en luiers van sponsdoek gelijk met het andere waschgoed behandelen en ... het op die manier verknoeien. Want het is een groote deugd van dit eigenaardige, wollige weefsel, dat het jarenlang als nieuw blijft bij goede, doelmatige behandeling. Sponsdoek moet, voordat het gewasschen wordt, een nacht te weeken liggen in lauw zeepsop, gemaakt van goede, geschaafde witte zeep. Zijn de stukken effen wit, dan kan men gerust een beetje soda of zeeppoeder toevoegen; zijn er echter gekleurde randen of streepen in, dan enkel witte zeep gebruiken, omdat anders groote kans bestaat, dat de kleuren doorloopen. Den volgenden dag wascht men de baddoeken in schoon warm zeepsop uit en spoelt ze dan tweemaal in lauw, tweemaal in koud water. Het is werkelijk noodig, ze viermaal te spoelen, want in het krullige weefsel zouden anders licht zeepdeelen blijven hangen, die de doeken grauw maken. Sponsdoek mag men volstrekt niet stijf uitwringen. Het water moet er uitgedrukt worden, zoodat het weefsel los blijft. Verder is het noodig, de doeken snel te laten drogen en zorgvuldig, zoo glad mogelijk, op te hangen. Sponsdoek mag men noch mangelen, noch strijken. Men moet er dus op bedacht zijn, het een goeden vorm te geven door het flink te rekken. Als men de droge doeken dikwijls uitklopt en vol-
WASSCHEN.
263
doende oprekt, blij£t bet wee£sel zacbt en los. Het is niet goed om badbanddoeken en mantels van sponsdoek na bet gebruik in de badkamers te laten bangen, omdat bet wee£sel veel stof aanneemt en dan vuil wordt. Men moet ze liever opvouwen en, met een doek bedekt, bewaren. Stijven en strijken. Sommige huisvrouwen laten de wasch, terstond na het opspoelen, stijven, maar het is voordeeliger, dit eerst te doen, aIs zij aI op zolder is gedroogd. In het eerste geval verslapt het water, dat in bet goed is achtergebleven, de stijfsel, zoodat veel meer moet worden gebruikt om den ge~ wenschten graad van stij£heid te krijgen. Voor het groote goed, dat gesteven meet worden, gebruikt men gewone, voor het fijne wordt de zoogenaamde patentstijfsel genomen; hier~ van is minder noodig en de wasch krijgt er een veel fraaier glans door. Waschgeed, dat zeer stijf moet zijn en waartoe dus ook genoemde voorwerpen behooren, moeten met 0 n 9 e~ k 0 0 k t e stijfsel behandeld worden. Ongekookte stijfsel meet dun zijn en men maakt ze door de stij£sel eerst met een beetje koud water tot een papje te roeren, waarna men dat verdunt met meer k 0 u d water. Dit dunne papje moet zoodanig in het goed gewreven worden, dat elk plekje ervan doordrongen is. Dan veegt men elk stuk aan weerskanten a£ en gaat dadelijk tot strijken over, dus zorg dragende, dat de stij£sel i n het goed door het strijken gaar kan worden. Wacht men te lang, dan blijft het waschgoed slap. Bovendien zet in dat geval de stij£sel zich a£ en laat witte vlekken en kringen na. Om boorden en manchetten mooi en glanzend te kunnen Itrijken, moet men ervoor 2.orgen, dat aile oude stij£sel wordt weggewasschen en dat het goed volkomen schoon is, omdat na het strijken elke ongerechtigheid duidelijk naar voren komt. Ook mag men eerst gaan stijven als het waschgeed volkomen droog is, daar anders de stijfsel verdund wordt en de boorden en manchetten slap zouden blijven. Boorden en manchetten blijven na het strijken slap, als de stijfsel niet genoeg is doorgedrongen, aIs het goed onder 't strijken te veel droogt, dus aIs men niet vlug genoeg te
264
WAT GIJ MOET WETEN.
werk gaat, niet hard genoeg drukt, of wel als men te lang doorstrijkt met een koud ijzer. Ook bereikt men niet het gewenschte resultaat als het goed bij 't uitmaken van vlekken of rimpels te nat wordt gemaakt. Voor boorden en manchetten maakt men meestal gebruik van rauwe stijfsel, de zoogenaamde glansstijfsel. Voor één paar manchetten en twee boorden neemt men een lepel stijfsel en een klein beetje borax, mengt dit samen met wat koud water tot een dun papje, haalt de boorden en manchetten door deze vloeistof, wringt ze vooral niet te stijf uit, strijkt ze met de vlakke hand zoo glad mogelijk uit, en legt ze dan een paar uur tusschen schoone witte doeken te drogen. Zij moeten nat gestreken worden met schoone, onberispelijk gladde glansbouten. Het behoeft zeker niet apart vermeld, dat de boorden en manchetten op de gewone wijze worden gewasschen en gebleekt. Strijkbouten. Den onderkant der bouten moet men glad houden met schuurlinnen, den bovenkant wrijft men met was. Moeten de ijzers eenigen tijd worden opgeborgen, dan smeert men ---• om roesten te voorkomen — ze in met kaarsvet, reuzel of vaseline. Zijn ze door de een of andere nalatigheid toch geroest, dan haalt men dit eraf met petroleum en amaril of met terpentijn en zand. Een dikke roestlaag laat zich alleen verwijderen met zoutzuur, waarmee men echter uiterst voorzichtig moet omgaan, daar het een gevaarlijk vergif is. Men strijke zooveel mogelijk in een richting en zorge ervoor de ijzers niet te lauw, maar vooral ook niet te heet te nemen. Bij het strijken van boorden en manchetten zorge men ervoor, dat de gesteven boord of manchet, nog vochtig zijnde, eerst met een heet, maar vooral niet tè heet, ijzer glad en stijf gestreken wordt. Men laat ze dan bekoelen en gaat daarna tot glanzen over. Daarvoor legt men het te bewerken stuk op een stevig carton of harsvrije gladde plank, be vochtigt het met een klein zuiver sponsje met water en strijkt het dan met het glansijzer mooi glanzend. Strijkplank (het bekleeden van de). Een zeer practische en eenvoudige methode om gauw en glad een kleed over de
WASSCHEN.
265
strijkplank te spannen is de volgende: Men maakt van flink stevig katoen of linnen een strijkkleed, even lang, maar wat breeder dan de strijkplank. De beide lange kanten voorziet men van nestelgaten en rijgt nu met een koord het kleed over de plank. Tafelkleeden. Ook deze kan men in de meeste gevallen zelf wasschen. (Wij wijzen er echter op, dat onze raadgevingen alleen betrekking hebben op goede kwaliteiten) . Zoo reinigt men taf elkleeden van wol, fluweel en pluche, als ze donker van kleur zijn, in houtzeep (behandeling zie boven) . Hebben ze een lichten tint, dan geeft men ze eenige sopjes van huishoudzeep. Ook bij deze bewerking moet alles zoo vlug mogelijk van stapel loopent nooit gekleurde stoffen te weeken zetten, zelfs niet in koud water en er voor zorgen, dat het wasschen, naspoelen en drogen vlug achter elkaar geschiedt. Bij langzame afwikkeling van de zaak loopt men groote kans, dat de kleuren doorloopen. Tarwebloem (wasschen met). De ervaring heeft tarwebloem als een onovertroffen waschmiddel doen kennen voor teer gekleurde stoffen, zoo ook voor zwarte. Hiertoe kookt men een dikke pap van tarwebloem, waarin echter niet het kleinste klontje mag zijn, zoomin als vliezen. Dit laatste kan men voorkomen door de pap toegedekt koud te laten worden. De stof moet een nacht in koud water met of zonder zout staan om ze daarna in de inmiddels koud geworden pap zoolang te wasschen tot deze 't vuil heeft overgenomen. De stof flink opspoelen, 4 of 5 keer het water ververschen en ten slotte drijfnat en goed recht ophangen. Nog even vochtig opgestreken, is de stof, waarin door deze bewerking eenig apprêt achterbleef, als nieuw. Op deze wijze kan men ook vitrages en wat daarmee overeenkomt behandelen. Tobbe (lekkende). Een houten tobbe zal niet gaan lekken, als men maar den maatregel neemt, haar niet droog weg te zetten. Doet men dat wel, dan krimpt het hout door de droogte en juist dat krimpen is oorzaak dat de tobbe gaat lekken. Is dat 't geval, dan is 't noodig de tobbe geheel, dus
266
WAT GIJ MOET WETEN.
tot aan den rand, met water te vullen, dat men, zoolang er nog sprake is van lekkage, telkens bijvult. Na eenige dagen wordt het water ververscht. Als er gelegenheid toe bestaat, moet men de tobbe in water leggen en haar in het bad zoo lang houden, totdat zij weer volkomen waterdicht is. Een houten tobbe mag nooit bij een warme kachel of in de zon bewaard worden. Of er ook verdere bezwaren verbonden zijn aan 't gebruik van houten teilen en tobbes? Ja, uit hygiënisch oogpunt zijn zij niet aan te raden, omdat de vuile stoffen in de poriën van het hout dringen, dat moeilijk te onsmetten is. Tuinparasols. Om tuinparasols te wasschen, zet men de het linnen dakje flink in met behulp van een borstel. Een eenvoudige nagelborstel kan hier dienst doen, zoo men geen ander geschikt materiaal bij de hand heeft. Als de heele parasol op die manier is behandeld, laat men er met behulp van een tuinslang een koud waterstraal overheen loopen en herhaalt beide bewerkingen eenige malen. Wie geen tuinslang heeft, kan gebruik maken van een gieter of desnoods het water er bij kannen vol overheen laten loopen. De parasol moet strak gespannen blijven tot zij droog is. Zijn er volants of franjes aan, dan boent men ook die uit met een borstel met zeepwater en spoelt ze op bovenbedoelde manier na. Liefst in de schaduw laten drogen, om noodeloos ver -schietn te voorkomen. parasol open, geheel strak dus, en zeept
Voiles. Tullen voiles worden in lauw boraxwater gezet en nagespoeld met frisch boraxwater, waarin een weinig suiker. Ze worden, nog nat, opgespannen. Witte voiles worden zacht geklopt in lauw zeepsop met borax en nagen spoeld als boven. Witte vlekken (in waschgoed). Men late toch nooit zeeppoeder, van welk merk die ook moge zijn, onopgelost tusschen het waschgoed strooien. Altijd de zeep — ook als die in vlokken of in poedervorm in den handel wordt gebracht
WASSCHEN.
267
van te voren volkomen in heet water oplossen en blijven klutsen totdat ook het laatste zeepkorreltje gesmolten is. Wie dit zoo hoog noodige werkje verzuimt, loopt risico, haar waschgoed vol witte vlekjes te krijgen. Ook kunnen witte vlekken in het waschgoed komen, als het goed te lang in een zinken tobbe gelegen heeft. Ze ontstaan vooral als de zinken tobbe wat ouder wordt. Het is aan te bevelen vóór het koken een oud laken rondom in den waschketel te doen. In elk geval is het goed, het waschgoed niet in onmiddellijke aanraking met een gegalvaniseerden waschteil te laten komen. Wollen japonnen en mantels. De manier om een japon of mantel van wollen stof in den een of anderen lichten tint te wasschen is als volgt: Het kleedingstuk uitkloppen, alles wat zou kunnen roesten of vlekken afgeven, er af tornen en het daarna in lauw water weeken. Daarna wasschen in lauw sop van zachte zeep of in een aftreksel van houtzeep voor sterkere kleuren. In een bijna koud sop van Spaansche of Marseille zeep, waar het teere kleuren betreft. Het kleedingstuk, noodra de vlekken verdwenen zijn, eenige malen naspoelen in lauw water. Niet wringen, maar stevig uitknijpen en liefst in de buitenlucht te drogen hangen. Als de stof bijna droog is, aan den verkeerden kant opstrijken. Men moet ervoor zorgen, dat het goed onder 't strijken regelmatig vochtig blijft, daar anders de kreukels er niet uitgaan. Vele licht gekleurde stoffen worden mooier als men ze op den rechten kant nastrijkt; het is echter altijd verstandig, de proef te nemen met een onzichtbaar hoekje. Plooien, revers, dubbele kragen, enz. strijkt men onder een dikken vochtiger doek en perst ze er met het ijzer stevig in. Weinig dames weten, dat wit wollen goederen, als ze met beleid thuis gewasschen worden, even mooi worden als wanneer men ze chemisch laat reinigen. Men wascht de kleedingstukken, die vooraf in de week gezet moeten worden, in een lauw schuimend zeepsop, waaraan men wat geest van salmoniak heeft toegevoegd (op 2 1. water een eetlepel) ter~
268
WAT GIJ MOET WETEN.
wijl men klopt en drukt, maar niet wrijft. Men voegt bij het water, waarin het goed geweekt wordt, ook wat geest van salmoniak. De zeep moet vooral vet zijn. Vlekken moet men er van te voren met een of ander middel uitmaken. Dan worden de goederen in schoon lauw water gespoeld totdat er geen spoor van zeep meer in is achtergebleven, zacht uitgedrukt (niet uitgewrongen!) en daarna in een groot droog beddelaken gevouwen en geklopt, zoodat het vocht in het laken trekt. Nu spreidt men de kleedingstukken op een droog laken uit om ze geheel te laten opdrogen. Als men ze ophangt, trekt het vocht naar de onderste kanten en krijgt men daar vlekken. Ook zouden ze, als ze hangen, teveel uitrekken en uit hun model gaan. Kleeren van cheviot worden halfnat op den verkeerden kant gestreken. Plooirokken moet men eerst hechten voordat men ze wascht, zoodat de plooien op hun plaats blijven. Men moet ze aan den rechten kant strijken, maar er eerst een doek over leggen. Wollen truien, jumpers, casaques en ander ge~ breid of gehaakt goed moet men, voordat men het gaat wasschen, eerst meten om het, als het uit de tobbe komt, op de juiste maat te rekken. Deze artikelen worden liggende gedroogd. Als ze bijna droog zijn, zachtjes geklopt en bijgewerkt. Zijn de kleeren door het wasschen wat geel geworden, dan moeten ze, half nat, gezwaveld worden. Het is altijd verkeerd, zwarte of gekleurde wollen stoffen met het andere waschgoed samen in dezelfde teil te zetten. Men loopt dan groote kans, vlekken te veroorzaken! Waschketel. Er wordt dikwijls over geklaagd, dat in den waschketel zeepkorrels zich vastzetten aan het waschgoed. Wij zouden willen raden, aan iederen ketel water, die ge~ kookt moet worden, een flinken eetlepel soda toe te voegen. Het zal dan waarschijnlijk niet noodig zijn, zoo men dit liever niet doet, zijn toevlucht te nemen tot groene zeep inplaats van zeeppoeder te gebruiken. Het ophangen van de wasch.
Als men de minder ooglijke sporen der knijpertjes, die bij
WASSCHEN.
269
't ophangen van waschgoed gebruikt worden, wil voorkomen, ga men als volgt te werk: Maak een vooraad van kleine stukjes tamelijk dik wit linnen of katoen. Stukjes zoo ongeveer ter lengte en breedte van een vinger. Wordt de wasch nu opgehangen, dan wordt zoo'n stukje linnen tusschen knijpertje en waschgoed geklemd. Het is een zeer gemakkelijke methode, die bovendien nog het voordeel heeft, dat de dunnere stukken nu ook stevig vastzitten en bij ruw weer niet loswaaien. Wa.chgoed van zieken. Al het goed, dat door zieken gebruikt is, moet met bijzondere voorzorgen behandeld worden. Het wordt afzonderlijk gehouden, zoo kort mogelijk bewaard, vóór het gereinigd wordt, en nooit bewaard in de ziekenkamer. Men zij vooral voorzichtig met al het goed, dat van be-' smettelijke zieken afkomstig is, men bewaart, behandelt en verzendt dit nooit tegelijk met ander goed. O.a. goed van lijders aan: roodvonk, diphtheritis, pokken, typhus, cholera, huidziekten, tuberculose en andere ziekten, die door den geneesheer als besmettelijk worden aangewezen. Men rekent bij de meeste gevallen van besmettelijke ziekten, zooals b.v. steeds bij typhus, cholera, roodvonk, pest, pokken en nog andere ziekten, die door den dokter worden aangewezen, al het goed van de huisgenooten van den zieke, als besmet. Al het goed, waarvan men niet zeker weet, dat het niet be smet is, beschouwt men als wel besmet; eveneens 't goed van overledenen. Men raadplege in zoo'n geval steeds den dokter. Besmet goed moet men nooit droog laten liggen, men rolt het, wanneer het van het bed genomen wordt, voorzichtig in een vochtig laken, en laat het zoo spoedig mogelijk ontsmetten. Wanneer het goed niet spoedig gehaald en ontsmet kan worden, en men genoodzaakt is, het tijdelijk te bewaren, legt men het in water, bij voorkeur met een ontsmettingsmiddel: carbol 5 %, lysol 3 %, formaline 10 %, zóó dat het waschgoed geheel onder water ligt; men dekt de teil toe. Wanneer men op een ver afgelegen plaats woont, en niet spoedig een ont-
270
WAT GIJ MOET WETEN.
smettingsmiddel kan krijgen, dan gebruikt men kokend water. In dit geval zullen er dan wel vlekken in het goed z.g. „in. branden", die later niet meer te verwijderen zijn; maar 't belang van de personen gaat natuurlijk boven dat van het goed. Men gebruikt een teil of emmer, die ontsmet kan worden, met 5 % creolin. Geëmailleerde of goed geglazuurde steenen emmers en teilen zijn 't best (geen houten) . Dit goed wordt dan later aan een ontsmettingsinrichting meegegeven, en wanneer dit niet mogelijk is, moet de huisvrouw of de verpleegster het zelf ontsmetten. Want nooit mag men besmet waschgoed zenden aan bleeker of waschinrichting, waar geen gelegenheid tot ontsmetten bestaat. Ook niet waschgoed van overledenen, en in 't algemeen geen goed van zieken, of de geneesheer moet verklaard hebben, dat de ziekte onschadelijk is voor anderen. Men denke o.a. aan zakdoeken, handdoeken, servetten, van tuberculosepatiënten, goed van huidziekten Het is voorgekomen, dat in vele ge een ernstige huidziekte voorkwam; het goed van deze-zine gezinnen werd behandeld in dezelfde waschinrichting; oorspronkelijk had één persoon de ziekte, men had het goed in de wasch gedaan, zonder de directie te waarschuwen. De huisvrouw is niet alleen verantwoordelijk voor haar eigen gezin, maar ook voor anderen daarbuiten. Vuil waschgoed wordt in de waschinrichting stuk voor stuk gemerkt en gesorteerd. Wanneer men nu weet, hoe gevaarlijk droog, besmet goed is, zooals zakdoeken van tuberculosepatënten met ingedroogd sputum, ondergoed van typhuspatiënten en huidzieken, enz., dan zal men begrijpen aan hoeveel be smetting het personeel in de waschinrichting is blootgesteld. Door dus vuil en besmet goed zorgzaam te behandelen, zal men krachtig medewerken aan de beperking van ernstige ziekten. Men geve dus ook geen vuil afgedankt waschgoed, verbanden, enz. mede aan een vuilnisman. Men bericht aan de directie van een ontsmettingsinrichting aan welke ziekte de patiënt, van wien het goed afkomstig is, lijdt of geleden heeft, en men raadpleegt den dokter en de directie over de wijze van verzending en de behandeling. Watten, lapjes, kleine verbandjes, die met wonden in aan-
WASSCHEN.
271
raking zijn geweest, worden verbrand in een kachel, waarvan het vuur goed vlamt, en wanneer er geen spijzen gekookt worden. Grootere vuile windsels, en al het goed, dat zóó verontr reindigd is, dat het geen waarde meer heeft, of dat te gevaarlijk is voor de omgeving, wordt aan den gemeentelijken ontsmettingsdienst meegegeven om te laten verbranden. Weer (het). Als men sporen van weervlekken in het linnengoed ontdekt, moet men dadelijk maatregelen nemen om erger te voorkomen. Als het kwaad nog niet te diep is ingeworteld, wijken de vlekken meestal voor de volgende behandeling: Men lost een eetlepel keukenzout en een theelepel ammoniakzout op in een beetje water, bestrijkt daarmede de vlekken en herhaalt dit, als het linnengoed weer droog is geworden. Om verouderde weervlekken uit linnengoed te verwijderen, kan men de volgende behandeling probeeren: men schaaft een stuk goede waschzeep, kookt die in water tot een pap, bestrijkt hiermede de vlekken en strooit er een weinig potasch over. Dan legt of hangt men het 24 uur te bleeken en zorgt er voor, dat het gedurende dien tijd voortdurend nat blijft. Tenslotte spoelt men na in schoon, koud water.
18
REGISTER. A.
Blz. I
Aardappelschil en roet . Advocaatvlekken . . Afgeven van kleuren . . Afglanzen . . . . . . Afwezigheid (bij lange —) Albast . . . . . . . Aluminium . . . . . , Autoruit (de —) . . . . B. . . . Babykleertjes .
170 8 209 209 173 233 35 I 179 53
,,(het wasschen van —) . . . • • • 247
Badkamer . . . . . „ matten . .
. . . . Brons Broodmanden . . » trommels . Bruidsluiers Bruine schoenen Buffet . . . . . Bijen . . . . . C• Camée . . . . Celluloïd . . . Chocoladevlekken Chroomleer . . . Citroenen . . .
Blz.
. . . 263 . . . 74 . . . 74 249 121 . . . 73 . . . 101 . . . 234 . . . 234 . . . 14 . . . . . .
. . . . . .
. 121 . 37 . 187 . 223 . 224 . 234
175 Crapeauds . . . 177 Crêpe de Chine . Badkuipen . . . . . . 176 ^ Crêpe Georgette . Badmutsen . . . . . . 177 Cuivre poli . . . D^ . 176 Badsponzen . . . . l 20 Dek Barsten (in schoenen) e ns (donzen —) Batiksjaals . , , 223 ( gewatteerde —) . 251 Batist (warme —) ,, 148 Bedden (luchten der —) (wollen —) 145, 84 Behang (beschadigd —) (nieuwe wollen —) 86 (vlekken in —) ige) 86 Dennenlucht (kunstmatige) —) Diamanten Bei e schoenen . . 120 Dienstboden . . . . Beitsvlekken 187
Benzinevlekken Bewaren der voorraden Biervlekken Blauwsel . , , , , Bleekwater . Blik . . . . . . . Bloedkoraal . . . . Bloedvlekken . . . . Bloempotten Boekbanden . . . Boekenkast . . . . . Boekenluis . . . . . Boekenwormpjes . . . Bont . . . . . . . Brandbluschmiddel
. .
Brocaatschoentjes
. .
Bretels . . . . . . Brillantine -vlekken . . Briljanten . . . . .
8 133
. 248 249 . 37
. 233 9 202 . e131 . 132 . 132 . 132 . 209 . 202 . 212 . 10 . 233 . 120
Dienstweigeraars . . Divankleeden Doorgeloopen kleuren Duimzuigen . . . . Dweilen . . . . . E.
. .
144 145 150 249 145 202 234 g 125
75 69 . . 250 . . 54 . . 37
Eau de Colognevlekken 10 Eetkamer (de —) . . . 72 Eiervlekken . . . . . . 10 El ctrisch licht . . . . 241 . Email . . . . . . . . 38 Emmers (toilet —) . . 147 Etiquetten . . . 134 F. Fietsers (voor —) . . 178 Filigrainwerk 234 Fluweel . . . . . 66, 67, 69 Fluweelen hoeden . y 67 Fornuis . . . . . . . 39
REGISTER. G. Blz. . 156 Gangen . . . . . 244 Gas (hoofdkraan) 244 Gaskousjes (oude —) 171 Gaspook] e 244 Gaspijpen 88 Geluid dempen 55 Gewoonten Gezondheid (tien geboden 194 voor de —) 234 Gipsfiguren 212 Git (dof geworden —) 121 Glacé 138 Glaspapier 77 Glaswerk 213 Glimmende kleeren 11 Glimvlekken 40 Gootsteenkastje Gobelins 86 67, 138 Gordijnen (onbrandbaar 203 maken van —) .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
Gordijnen
.
(het wasschen
van —) 250 10 Gouden franje 122 Goudleer 203 Groen in de kamers Gummi~artikelen 122, 146, 164, 219 33 schortjes H. Haar (ontvetten van 142 het –^) Haarborstels 142 Haard (poetsen van 170 den ---) Halskragen (fluweelen —) 67 Handen (roode —) 143 Handschoenen 163 Handschoenen (gummi) 164 Handvatten 78 Hardnekkige vlekken (in waschgoed) 253 Harsvlekken 11, 187 Heerenpakken (scheuren in—). 213 Heerenpakken (schoonmaken en oppersen van —) 214 .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
273
Blz. Heerenpakken (het wasschen van —) . . . 215 Heerenpantalons (weg215 bergen van —) Heften (van messen, die 182 losgaan) Heften (onderhoud van—) 182 Hoeden . . . . . . . 159 (fluweelen —) 67,160 160 Hoeden (leeren —) 160 (panama —) 161 (vilten —) 102 Honden (lastige —) 104 Hoofdluis 235 Hoorn 40 Hout (ongeschilderd —) 188 (gepolitoerd —) 102 Houtworm 201 Huiskamer I. 132 Inkt 11 Inktvlekken 231 (in zijde) 236 Ivoor .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
. . ............ . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
J.
Jaeger (wasschen van —) 254 Japansch lakwerk 79, 239 13 Jodiumvlekken Jumpers (te wij d geworden --) 218 13 j usvlekken .
.
.
.
K
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Kaarsvetvlekken Kachels (opbergen van --) Kachels (rookende —) Kalf sleer .. Kalk (op de ruiten) Kalkvlekken Kamerpotten Kammen Kandelaars Kant Kapokmatrassen Karpetten Kattenbezoek Ketelsteen Kettingen .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
13 170 168 121
139 14 147 142 236
185 148 89 103
41 238
274
REGISTER.
Blz. 31 Keuken Keukenhanddoeken . . . 255 51 Kinderkamer 256 Kinderwasch 90, 92 Kleeden Kleeden (tafel en divan —) 256 90 Kleedjes kloppen 255 Kleedjes (gebreide --) 225 Kleerhangers 208 Kleerkast 256 Kleurechtheid 257 Knoopsgaten 257 Knijpers 14 Koffievlekken 42, 235, 238 Koper 257 Kousen (bewaren van —) 217 258 Kousen (gummi —) 258 (zijden —) 151 Kousbeschermers 137 Kralen. 103 Krekels Kristal 77 Krijnluis 104 Kurken 79 (oude —) 42 Kussens 188 L. 150 Lakens (warme) . . . . 122 Lakschoenen 15 Lakvlekken 79, 239 Lakwerk Lampekappen (zijden —) 226 Lancastergordijnen 138 150 Ledikanten (ijzeren) Leer- en zeildoek 189 178 Loeren jekkers lappen 44 stoelen 189 Levertraanvlekken 15 Limonade 15 Linnengoed (geel —) 129, 130 Linnenkast 129 Linnen schoenen 122 Linoleum 93, 94, 95 Lijmvlekken 16 .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
'
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
......
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
M. Blz. Maanlicht (bleeken in —) 259 Man en vrouw 197 Mangelen 259 Mantels (witte —) 218 Markiezinnetjes 203 Marmer 155, 239 (gebroken —) 156 Matten 95 Melkkokers 42 Melkvlekken 16 Messenheften 182 Meubelen (en meubelstoffen) 187 Mieren 105 Moddervlekken 16 Moeten 218 Mousseline 251 Motten 107 Muggen 110 Muizen 111 Muren (en hun bekleeding) 84 N. Nachtkastjes 149 Neteldoek 251 Nikkel 43, 82 O Olievlekken in eikenhout 17 Onaangename lucht (in kamers) 139 Ongenoode gasten 101 Ontvetten (van het haar) 142 Opbergen van waschgoed 268 Oorwormen 112 Ossengal 260 Overlast 90, 91 Overschotjes 151 P. Paarlemoer 239 Panamahoeden 160 Paraplu's en parasols 227 Parketvloeren 98 Peau de Suède 123 Pendules 15 7 Petroleumkachels 170 Petroleumlampen 245 Petroleumvlekken 17 .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
REGISTER.
Blz. 204 205 153
275
Blz. 144 Slaapkamer Slakken . 113 Slapeloosheid 149 68 Sodavlekken 21 Spons en lap . . . . 4 5, 46 219 Speelgoed . . . . . . 57 204 Speelgoedkast . . . . . 59 154 Spiegelglas . . . . . . 80 133 Sponsd oek . . . . . . 262 Sponzen . . . . . . . 44 57 Sport . . . . . . . . 178 219 Springvormen . . . . . 47 Staal . . . . . . 48 Regenja . . . . 189 191 ........ 220 Stoelen Suede 231 173 Stof vlekken (in zijde) . Reis (op —) Stoken . . . . 167 151 Reparatiewerkjes (gevaar ,189 Stopcontacten Rieten meubelen lijke --) . . . . . . 243 105 Stoppen Rietluis . . . . . . . 80 228 Struisveeren Ripslint . . . . . 220 17 Roestvlekken Strijkbouten . . . . . 264 18 Strijkplank Roest in zijde . . . . . . 264 206 Studeerkamer Rolgordijnen . . . . . 131 172 Stijven en strijken Rook in kamers . . . 263 206 Rooklucht Suikervlekken . . . . . 21 S. T. 130 Tafel dienen Sachets (geurige —) . . . . 81 228 Satijn Taf elkleeden . . . . . 265 123, 228 Satijnen schoenen „ (fluweelen —) 69 50 Tafelmessen Schapevachten 180 207 Schemerlampen Tafeltjes (Chineesche —) . 187 228 Tarwebloem Scheuren (in zijde) (wasschen 140 Schilderijen met —) . . . . . . 265 239 Teervlekken Schilderijlijsten 21 140 Terracotta . . . . . . 240 Schilderwerk (versch —) 235 Terrazzovloeren . . . . 98 Schildpad .. 60 Theevlekken . . . . . 14 Schimmenspel Schimmelvlekken 18 (in fluweel) 70 Schoeisel 116 (in zijde) 231 Schoentje (het eerste —) 56 Tien verzoeken (van de Schoensmeervlekken 21 Iapansche vrouw) . . . 197 Schoonmaak (groote —) 136, 141 Tien tegenverzoeken (van den Japanschen man) . 197 Schoorsteenmantels 21, 157 Schroeivlekken 260 Tien verzoeken van een Shantung 230 huisvrouw . . . . . 198 Sieraden 233 Tin . . . . . . . . 46 Sigarena ch s206 Tobbe (lekkende —) . . 265
Piano's 189. Pianotoetsen Plakmiddelen Pletten (van fluweel) Plissées (het verwijderen van —) Poeseharen Potten (gebarsten —) Provisiekast R. Ransels Regenjassen .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
....... . . . .
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
276
REGISTER.
Blz. Toezicht 49 229 Toile de soie Toilettafel 142 Torren 113 Trapbedekking 99 Traploopers 99 Transpiratievlekken 22, 231 Trekpot (een duffe —) 81 Tricotweefsels 229 Tuinmeubelen 190 Tuinparasols 265 Tulle 252 Tussor 230 U. Uitgebeten plekken 22 V Vaal worden (van fluweel) 69 Vazen (poreuze —) 154 Verlichting 241 Verfvlekken 22 Vernisvlekken 23 Vetvlekken 23 (in fluweel) 70 (in zijde) 231 Vilten hoeden 26 Vitrage 253 Vlekken 7 Vlekken op hoornen hef ten 183 Vliegen 114 Vliegenvuil 26 Vloeren en hun bedekking 87, 97 Vloeren (parket —) 89 (eikenhouten —) 99 Vloerwas 100 Vlooien 115 Vochtvlekken 18 Voiles 265 Vruchtenvlekken 27 W. Waarom? 48, 196 Wagensmeervlekken 28 (in fluweel) 71 Waschgoed (verpakking van —) 261 Waschgoed van zieken 269 Waschketel 268 .
.
.
.
.
.
.
. • .
....... . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
;
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Blz. 150, 158 Waschtafel W sdoek a191 191 Was maken 246 Wasschep 27 Wasvlekken 220 Waterproof 28 Watervlekken 28 Waxinevlekken 71 (in fluweel) Wat mannen niet begrijpen 200 199 vrouwen vergeten 271 Weer (het —) Weervlekken 18 64 Wieg (een oude —) Woelwaters 63 Wollen japonnen en mantels 267 100 Wrijfdoeken 100, 192 Wrijven 192 Wrijfwasvlekken 28 Wijnvlekken 71 (in fluweel) 232 (in zijde) iJ. 134 IJs breken 48 IJzer .. 48 Ijzeren pannen Z. Zeepbellen 64 Zeewatervlekken 30 Zeildoek (het plakken 192 van --) Zilver 82 Zilverbrocaat 2 20 Zilverkant 220 Zilveren kunstvoorwerpen 240 Zomerkleeren bewaren 220 Zwam 100 Zwavelen (van flesschen) 134 Zijde 221 (geel geworden) 224 Zijden handschoenen 225 kousen 258 schoentjes 124 Zijde naar Indië 225 (scheuren in —) 228 (vlekken in —) 230 .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
.
„
.
.
.
.
„
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
..
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
„
„
.
.
.
.
„
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.