Provinciaal blad nr. 2011/0336135 Wijzigingen Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011 besluit van: kenmerk: gepubliceerd op: inwerkingtreding op: kennisgeving onder rubriek: inlichtingen bij: telefoon: e-mail:
Gedeputeerde Staten d.d. 20 december 2011 2011/0320139 22 december 2011 1 januari 2012 Algemeen bestuur J.E. Blekkenhorst, eenheid BA 038 499 93 03
[email protected] mw.
Kennisgeving Gedeputeerde Staten van Overijssel, delen mee dat het Uitvoeringsbesluit subsidie Overijssel 2011 als volgt wordt gewijzigd: ARTIKEL I
Hoofdstuk 1 Algemeen Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen Artikel 1.1.5. Subsidiabele kosten Lid 2 komt als volgt te luiden: 2. BTW is subsidiabel als door de subsidieaanvrager kan worden aangetoond dat de BTW over de subsidiabele activiteiten niet met de fiscus of via het BTW compensatiefonds kan worden verrekend. Indien de gevraagde subsidie € 125.000 of meer bedraagt dient het aantonen te gebeuren door middel van een verklaring van de belastingdienst of door een verklaring van een accountant. Indien de gevraagde subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, dient het aantonen te gebeuren door middel een getekende verklaring van de aanvrager. De subsidie wordt verstrekt over de subsidiabele activiteiten, inclusief niet verrekenbare BTW. De toelichting van artikel 1.1.5 lid 2 vervalt.
Paragraaf 1.4 Verplictingen subsidieontvanger In artikel 1.4.1 lid 3 en de toelichting van dit lid wordt ‘€ 125.000’ vervangen door ‘€ 25.000’.
Paragraaf 1.5 Vaststelling van de subsidie Artikel 1.5.2. Subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000 Lid 1: het zinsdeel ‘meer bedraagt dan € 25.000’ wordt vervangen door ‘€ 25.000 of meer bedraagt’.
Hoofdstuk 2 Familie jeugd en gezin Paragraaf 2.2 Jeugdzorg Artikel 2.2.3 eerste lid sub c vervalt.
Artikel 2.2.6 tweede lid sub c vervalt. Artikel 2.2.11 vierde lid vervalt.
Paragraaf 2.3 Senioren Wordt ingetrokken.
Hoofdstuk 3 Zorg en gezondheid Paragraaf 3.1 Zorg Wordt ingetrokken.
Hoofdstuk 4 Cultuur Sport en vrije tijd Paragraaf 4.7 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 4.7 Cultureel erfgoed Artikel 4.7.1. Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. cultureel erfgoed: gebouwen en bouwwerken die vanuit het verleden zijn overgebleven, die het waard zijn om behouden te blijven en die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied; b. gebundelde aanpak: ten minste twee eigenaren nemen deel aan het project; c. herbestemmingsopgaven: cultureel erfgoed krijgt door aanpassing aan nieuwe functies en economische dragers een duurzame bestemming; d. herstel- en restauratiewerkzaamheden: noodzakelijke renovatie werkzaamheden aan gevels, daken of cultuurhistorische elementen; e. transformatieplan: verkenning en beschrijving van de mogelijkheden van functieverandering in vrijkomend of vrijgekomen cultureel erfgoed, die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en een nieuwe toekomst en exploitatie kunnen bieden; f. De minimisverordening: Verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10 van de Commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun. Artikel 4.7.2. Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten: a. de uitvoering van herstel- en restauratiewerkzaamheden, inclusief voorbereidende werkzaamheden, aan cultureel erfgoed, binnen een gebundelde aanpak, waardoor er een substantiële bijdrage wordt geleverd aan behoud, herstel of ontwikkeling van de karakteristieke identiteit van het gebied; b. herstel- en restauratiewerkzaamheden van cultureel erfgoed dat onderdeel is van een gebiedsontwikkeling of die plaatsvinden bij het uitvoeren van herbestemmingsopgaven waarbij de provincie Overijssel al betrokken is als partner of regisseur; c. het opstellen van een transformatieplan; d. het uitvoeren van een transformatieplan. Artikel 4.7.3. Criteria 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub a en b voldoet aan de volgende criteria: a. de aanvraag voor subsidie wordt ingediend door een rechtspersoon; b. de subsidie kan niet gestapeld worden met andere subsidies voor restauratie- en herstelwerkzaamheden. 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub c voldoet aan de volgende criteria: a. de activiteit heeft betrekking op een in cultuurhistorisch opzicht waardevol gebouw of bouwwerk; b. de activiteit vindt niet plaats in de landbouwontwikkelingsgebieden van het Reconstructieplan Salland-Twente; c. ontwerpende partijen van het transformatieplan zijn professionals met relevante expertise; d. de subsidie kan niet gestapeld worden met andere subsidies voor het opstellen van
2
3.
4.
een transformatieplan of het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek ten behoeve van herbestemming. Een aanvraag voor subsidie als bedoelt in artikel 4.7.2 sub d moet voldoen aan de volgende criteria: a. het project is gebaseerd op een transformatieplan als bedoeld in artikel 4.7.1 sub e; b. de noodzakelijke vergunningen zijn verkregen; Indien de verleende subsidie op grond van artikel 4.7.2 een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.
Artikel 4.7.4. Grondslag subsidie 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub a, bedraagt 20% van de subsidiabele kosten voor werkzaamheden aan woonhuizen en bedrijfsgebouwen die in het kader van de reguliere bedrijfsvoering worden gebruikt, en 50% van de subsidiabele kosten voor overige gebouwen en bouwwerken, beide met een maximum subsidie van € 200.000 per aanvraag. Hiervan wordt ten hoogste 10% besteed aan voorbereidende werkzaamheden. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000 per aanvraag. 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub c bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 20.000 per transformatieplan. 4. De subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub d bedraagt 40% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 100.000 per transformatieplan. Artikel 4.7.5. Indieningstermijn aanvraag In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag op grond van artikel 4.7.2 sub a en b ingediend worden vanaf 1 februari 2012. Artikel 4.7.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening 1. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub c tevens: a. kaarten en fotomateriaal van het betreffende erfgoed en het gebied waarin het is gelegen; b. een beknopte toelichting over de cultuurhistorische waarden; c. documenten waaruit blijkt dat de desbetreffende gemeente instemt met het opstellen van het transformatieplan; d. informatie over opleiding en ervaring van de deskundigen die het transformatieplan zullen opstellen en begeleiden. 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.7.2 sub d tevens het opgestelde transformatieplan. Artikel 4.7.7. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast. Artikel 4.7.8. Volgorde van behandeling Aanvragen worden overeenkomstig artikel 1.1.3 behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat, indien er sprake is van meerdere aanvragen op grond van artikel 4.7.2 sub a en b met dezelfde ontvangstdatum en verlening van subsidie leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, op deze aanvragen in volgorde van het aantal deelnemende eigenaren wordt beslist, waarbij een aanvraag met een groter aantal deelnemende eigenaren voorrang heeft. Artikel 4.7.9. Verplichtingen subsidieontvanger Indien subsidie is verleend op grond van artikel 4.7.2 sub a en b moet de subsidieontvanger in aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 aan de volgende verplichtingen voldoen: a. er is in voldoende mate sprake van advisering door een deskundige organisatie; b. de werkzaamheden worden door professionals met relevante expertise uitgevoerd; c. van de verleende subsidie mag maximaal 10% besteed worden aan voorbereidende werkzaamheden. 2. Indien subsidie is verleend op grond van artikel 4.7.2 sub c moet de subsidieontvanger in aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 aan de volgende verplichtingen voldoen: a. De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na subsidieverlening te zijn gestart met het opstellen van het transformatieplan; b. Het transformatieplan dient binnen één jaar na de start te zijn afgerond. 1.
3
3.
Indien subsidie is verleend op grond van artikel 4.7.2 sub d moet de subsidieontvanger in aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 binnen drie maanden na subsidieverlening zijn gestart met de uitvoering van het transformatieplan.
Algemene toelichting Het programma Cultureel Erfgoed richt zich op verschillende typen projecten in het stedelijk en landelijk gebied, zoals: • herstel en restauratiewerkzaamheden binnen een gebundelde aanpak; • herstel en restauratiewerkzaamheden binnen gebiedsontwikkelingen en bij herbestemmingsopgaven; • het opstellen en uitvoeren van een transformatieplan met als doel duurzaam behoud van erfgoed. Artikel 4.7.1 Sub a Te denken valt aan: industrieel erfgoed (fabrieken of fabriekscomplexen bestaande uit gebouwen, installaties en infrastructuur die van cultuurhistorische en architectonische waarde zijn), agrarisch erfgoed (boerenerven, bestaande uit gebouwen en beplanting, die van cultuurhistorische en landschappelijke waarde zijn, het gaat om vrijgekomen of vrijkomende agrarische bebouwing), religieus erfgoed, militair erfgoed etc. Sub d Voorbeeld van herstel- en restauratiewerkzaamheden zijn: herstel voegwerk (knipvoeg, snijvoeg, platvol), inboetwerk (vervangend metselwerk invoegen in bestaand), herstel oorspronkelijke kozijnindeling, herstel/vervanging houten gevelbeschieting, herstel/vervanging dakkapel, herstel/vervanging goot/gootomtimmering/windveren, herstel cultuurhistorische elementen op een erf of landgoed, zoals stookhok/bakhuis/hooiberg en tuinornamenten. Artikel 4.7.2. Sub b Voorbeelden van dit soort gebiedsontwikkelingen zijn de programma's voor de Nationale Landschappen en stationsomgevingen. Sub c Het transformatieplan bestaat uit een viertal onderdelen: • inzicht in de bestaande situatie en de cultuurhistorische waarde vormt de basis; • het onderdeel ‘architectuurverkenning en verkenning van de mogelijkheden van functieverandering' is het creatieve deel van het transformatieplan. Het kan zijn dat er nog geen duidelijk beeld bestaat over de toekomstige functie. Het ligt dan voor de hand diverse alternatieve functies te bestuderen. Is de toekomstige functie van de gebouwen wel bekend dan beperkt de opgave zich tot de vraag of de beoogde functie op een zodanige wijze kan worden gerealiseerd, dat er sprake zal zijn van cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit; • een goede inrichting van de omgeving van het erfgoed draagt ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit. Een terreinontwerp is daarom een wezenlijk onderdeel van het transformatieplan; • tenslotte gaat het transformatieplan ook in op belangrijke uitvoeringsaspecten, bijvoorbeeld op planologisch en financieel gebied. De mate van detaillering van deze ontwerpopgaven uit het transformatieplan kan worden omschreven als schetsplan of schetsontwerp. Ook is een checklist opgenomen; via de provinciale website www.overijssel.nl/erfgoed kunt u kennisnemen van de checklist met daarin de inhoudelijke onderdelen van transformatieplannen voor cultureel erfgoed. Tevens is een overzicht opgenomen van de processtappen die bij de opstelling van een transformatieplan moeten worden gezet. Voor het opstellen van een transformatieplan kan de aanvrager een professionele procesbegeleider die aantoonbare ervaring heeft op dit gebied, inschakelen. Artikel 4.7.3. Criteria Lid 2 sub b In het Reconstructieplan Salland-Twente zijn landbouwontwikkelingsgebieden aangewezen die bedoeld zijn voor de ontwikkeling van de intensieve veehouderij. Om die reden is het ongewenst om in deze gebieden de transformatie van agrarische bedrijven gericht op niet agrarische functies te ondersteunen. De ligging van deze landbouwontwikkelingsgebieden vindt u via de website van de provincie op de kaart van de Omgevingsvisie.
4
Lid 2 sub c Het transformatieplan dient te worden uitgevoerd door een ontwerper/architect en landschapsarchitect die beschikt over een gedegen ontwerpkwaliteit. Voor diverse onderdelen van het transformatieplan kan hij/zij de hulp inroepen van andere deskundigen, bijvoorbeeld een cultuurhistoricus, een financieel deskundige, een constructeur of een stedenbouwkundige. Het proces transformatieplan staat op de website www.overijssel.nl/erfgoed. Voor het opstellen van een transformatieplan kan de aanvrager een professionele procesbegeleider die aantoonbare ervaring heeft op dit gebied, inschakelen. Lid 3 sub b Voordat een aanvraag voor subsidie voor een project ter uitvoering van het transformatieplan wordt aangevraagd, dient uit vooroverleg met de desbetreffende gemeente te blijken dat er naar verwachting geen planologische bezwaren tegen het project zullen zijn. Eventuele subsidie wordt daarom verleend onder voorwaarde dat de bouwvergunning wordt verleend.
Paragraaf 4.8 Stimulering reanimatie industrieel en agrarisch erfgoed Wordt ingetrokken.
Paragraaf 4.9 Sportaccommodaties en jeugd Wordt ingetrokken.
Paragraaf 4.12 Routenetwerken Wordt ingetrokken.
Paragraaf 4.13 Vrijetijdseconomie Artikel 4.13.3. Grondslag subsidie In lid 1 vervalt ‘eerste lid’. Lid 2 vervalt. Artikel 4.13.4. Subsidiabele kosten De bestaande tekst wordt vernummerd tot lid 1. Er wordt een nieuw lid 2 toegevoegd: 2. De subsidiabele kosten van een recreatief fietspad bedragen ten hoogste € 120.000 per kilometer.
Paragraaf 4.14 Vrijwilligers Wordt ingetrokken.
Hoofdstuk 5 Wonen en Leefomgeving Aan paragraaf 5.2.1 wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 5.2.1.4. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond voor de subparagrafen vast.
Subparagraaf 5.2.5 Bodem komt in zijn geheel als volgt te luiden: Artikel 5.2.5.1. Begripsbepalingen In deze subparagraaf wordt verstaan onder: a. Wet: Wet bodembescherming b. Nader onderzoek: onderzoek met betrekking tot de vraag of een geval van verontreiniging een geval van ernstige verontreiniging is op grond van artikel 1 van de Wet; c. Saneringsplan: saneringsplan zoals bedoeld in artikel 39 van de Wet; d. Saneren/sanering: het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem op grond van artikel 1 van de Wet. e. Onderzoekskosten: de werkelijk gemaakte kosten ten behoeve van het uitvoeren van Nader onderzoek of ten behoeve van het opstellen van een saneringsplan.
5
f. Subsidiabele saneringskosten: de werkelijk gemaakte kosten voor de uitvoering van de sanering, overeenkomstig het saneringsplan, die voor subsidie in aanmerking komen. Voor subsidie komen in aanmerking de in Bijlage 7, behorende bij artikel 9, eerste lid, en 10, eerste lid, van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 opgesomde kosten, met uitzondering van de sloopkosten. g. Bodemfunctieklasse: bij regeling van de Minister van Infrastructuur en milieu vastgestelde indeling van bodemfuncties in de categorieën, bedoeld in artikel 55, eerste lid van het Besluit bodemkwaliteit Artikel 5.2.5.2. Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen voor de volgende activiteiten op stedelijke vernieuwingslocaties subsidie verstrekken: a. de uitvoering van een nader onderzoek, b. het opstellen van een saneringsplan en c. voor de uitvoering van een sanering. Artikel 5.2.5.3. Criteria 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.2.5.2 moet voldoen aan de volgende criteria: a. De aanvraag is ingediend door een gemeente; b. De betreffende locatie moet zich bevinden binnen feitelijk bebouwd gebied per 01-01-2010; c. Er is geen sprake van een locatie die een waterbodem betreft; d. Er is geen sprake van een aanpak van een locatie die valt onder een brancheafspraak; e. Er is geen sprake van een ingebruik zijnd en blijvend bedrijfsterrein zoals bedoeld in artikel 55a van de Wet; f. De verontreiniging moet voor 1987 ontstaan zijn; g. Er zijn aantoonbare maximale inspanningen verricht om te komen tot cofinanciering in de onderzoeks- of saneringskosten zoals bedoeld in artikel 1.1.1 sub c. 2. Indien subsidie wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub a dient in aanvulling op het eerste lid sprake te zijn: a. van een locatie waar stedelijke vernieuwing beoogd wordt; b. van een redelijk vermoeden van een geval van ernstige verontreiniging. 3. Indien subsidie wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub b of c dient in aanvulling op het eerste lid : a. de sanering noodzakelijk te zijn om een geplande stedelijke vernieuwing mogelijk te maken; b. sprake te zijn van een geval van ernstige verontreiniging op grond van artikel 1 van de Wet waarvan de sanering noodzakelijk is omdat de locatie niet voldoet aan de voor de stedelijke vernieuwing noodzakelijke bodemfunctieklasse Wonen. Artikel 5.2.5.4. Grondslag subsidie 1. De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub a bedraagt ten hoogste 50% van de onderzoekskosten die zijn gebaseerd op de begrote onderzoekskosten zoals genoemd in de offerte. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub b en sub c bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele saneringskosten die zijn gebaseerd op de begrote saneringskosten zoals genoemd in de offerte. Artikel 5.2.5.5. Indieningstermijn aanvraag In afwijking van artikel 1.2.2 moet een aanvraag voor subsidie zijn ontvangen vóór 1 mei 2012. Artikel 5.2.5.6. Bij aanvraag in te dienen gegevens 1. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag: a. de gekozen offerte voor de werkzaamheden waarin een planning is opgenomen betreffende de start van de werkzaamheden; b. het dekkingsvoorstel voor de geoffreerde onderzoeks- of saneringskosten; c. een verslag van hoe de gemeente is gekomen tot cofinanciering van de onderzoeks- of saneringskosten. 2. Indien subsidie wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub c dient in aanvulling op het eerste lid te worden overlegd: a. het concept-saneringsplan voor de te saneren locatie; b. stukken waaruit voldoende aannemelijk is dat de plannen met betrekking tot stedelijke
6
vernieuwing zullen worden gerealiseerd. Artikel 5.2.5.7. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast. Artikel 5.2.5.8. Wijze van behandeling van de aanvragen Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag naar evenredigheid over de subsidieaanvragen. Artikel 5.2.5.9. Verplichtingen subsidieontvanger In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 zijn de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend binnen een jaar na verlening van de subsidie conform de daarvoor in de Wet opgenomen voorschriften aangevangen. Artikel 5.2.5.10. Voorschotverlening In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger op verzoek bij eerste subsidieverlening een voorschot van 10% van het verleende subsidiebedrag verlenen. Het aanvullende voorschot van 70% wordt uitgekeerd na aanvang van gesubsidieerde werkzaamheden. Artikel 5.2.5.11. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidievaststelling Indien subsidie is aangevraagd als bedoeld in artikel 5.2.5.2 sub c overlegt de aanvrager in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid bij de aanvraag tevens een voorontwerp bestemmingsplan voor de betreffende locatie. Artikel 5.2.5.12. Vaststelling van de subsidie 1. In afwijking van artikel 1.5.1 worden subsidies tot € 25.000 ambtshalve vastgesteld. 2. Ambtshalve vaststelling vindt plaats binnen 22 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak. Algemene toelichting Het doel van de subsidie is een financiële oplossing te bieden als bodemverontreiniging een knelpunt vormt bij stedelijke ontwikkeling. Artikelsgewijze toelichting Artikel 5.2.5.1. Sub f: Sloopkosten zijn niet subsidiabel. De reden hiervoor is dat slopen hoe dan ook noodzakelijk is om de stedelijke vernieuwing te realiseren. Artikel 5.2.5.3. lid 1 Sub b: Een gebied gelegen in de provincie Overijssel dat per 1 januari 2010 geheel is omsloten door binnenstedelijke bebouwing(sranden). Sub d: Voor bepaalde categorieën van verontreinigde locaties zijn landelijk brancheafspraken gemaakt, zoals voor Gasfabrieksterreinen, VINEX-locaties en in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen. Onderzoek en sanering op deze locaties wordt niet met onderhavige middelen gesubsidieerd. Sub e: Onder in gebruik zijnd- en blijvend bedrijfsterrein wordt verstaan een terrein dat meer dan 5 jaar na de verleningsbeschikking in gebruik blijft als bedrijfsterrein. Sub f: Ontstaan voor 1987: In het Uitvoerings- en toetsingskader bodem is toegelicht wanneer sprake is van een historische verontreiniging (voor 1987) en wanneer sprake is van een nieuwe verontreiniging. Voor een nader onderzoek geldt dat het vermoeden moet bestaan dat de verontreiniging voor 1987 is ontstaan. Sub g: Onder cofinanciering wordt verstaan dat andere partijen dan de aanvrager bijdragen in de kosten van de gesubsidieerde activiteit. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk geld uit de markt wordt gehaald: Er dient inzicht te worden gegeven in wat de gemeente, de projectontwikkelaar en de aansprakelijke partij(en) aan de onderzoeks- of saneringskosten bijdragen en welke inspanningen de gemeente heeft gepleegd om tot deze bijdrage te komen. Artikel 5.2.5.6. Lid 2 sub b: Deze stukken zijn noodzakelijk voor de beoordeling van het criterium genoemd in artikel 5.2.5.3 lid 3 sub a. Een dergelijk stuk is bijvoorbeeld het Raadsbesluit over de plannen op die locatie. Tijdens vooroverleg met de provincie kan de locatie getoetst worden aan de
7
criteria van deze subsidieverordening. Met de uitkomst van dit vooroverleg kan het Raadsbesluit onderbouwd worden. Artikel 5.2.5.12. Lid 1: Uitgangspunt is dat subsidies tot € 25.000 direct worden vastgesteld. Hiervan wordt in dit artikel afgeweken. In dit geval verlenen Gedeputeerde Staten wel eerst subsidie en wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld (zonder aanvraag van de subsidieontvanger). Een verleningsbesluit is nodig om verplichtingen op te leggen die de subsidieontvanger bij de uitvoering van de activiteit moet naleven.
Subparagraaf 5.2.6 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Artikel 5.2.6.5. Grondslag subsidie Lid 1: voor ‘€ 2.500 ’ wordt het woord ‘maximaal’ toegevoegd. Er wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 5.2.6.6. Subsidiabele kosten In afwijking van artikel 1.1.5 derde lid zijn de voorbereidingskosten subsidiabel indien op het moment van de aanvraag voor subsidie de feitelijke bouw van het CPO-project waarvoor subsidie wordt aangevraagd nog niet is gestart.
Paragraaf 5.4 Ontwikkelen van woonzorgzones Er wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 5.4.4. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Paragraaf 5.5 Kulturhusen Er wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 5.5.6. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Paragraaf 5.7 Herstructurering van bedrijventerreinen Er wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 5.7.4a. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Hoofdstuk 6 Innovatie Paragraaf 6.2 Operationeel programma EFRO 2007-2013; GO-Oost Nederland Er wordt een nieuw artikel toegevoegd: Artikel 6.2.4. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Hoofdstuk 8 Milieu Paragraaf 8.1 wordt gewijzigd en komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.1 Duurzame energieopwekking & energiebesparing Artikel 8.1.1 Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder:
8
a. b. c. d. e. f.
g. h. i. j.
k.
l.
Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing 2010; Energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010; Engineerings-en voorbereidingskosten: de kosten die gemaakt worden voor een detailontwerp of voor het testen; Gebouwgebonden energiebesparing: maatregelen in of van de schil van een gebouw die leiden tot vermindering van energieverlies in dat gebouw; Vermeden primaire energie: de theoretische energie-inhoud bepaald op basis van een referentietechnologie, als bedoeld in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010; Investering: de aanschaf van duurzaam kapitaalgoed, zijnde een machine, installatie of een gebouw, die op de balans worden opgevoerd als vaste activa. Investeringen in gronden vallen niet onder deze definitie. Een kenmerk van een investering is dat het nut zich over meerdere jaren voor doet; Netto-investering: de kosten van een investering minus de opbrengsten; Opbrengsten: het vermeden primaire energiegebruik en de vergoeding voor de opgewekte energie over een periode van vijf jaar uitgedrukt in euro’s. De berekening van de opbrengsten is gebaseerd op de in art. 8.1.1 sub a en b genoemde protocollen; Particuliere woningeigenaar: een particulier die voor 100% het eigendomsrecht heeft van het vastgoed met de bestemming wonen; EPC: Energieprestatiecoëfficiënt, coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuwbouw woning of utiliteitsgebouw aangeeft. Deze coëfficiënt wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag; Biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (conform Richtlijn 2001/77/EG); De minimisverordening: Verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10 van de commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun.
Artikel 8.1.2. Subsidiabele activiteiten 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op gebouwgebonden energiebesparing; 2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende investeringen: a. Energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen te weten bio-energie, geothermie, wind- of waterenergie; b. Energiebesparing door de distributie van restwarmte naar de eindgebruiker. 3. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op energieopwekking uit zonne-energie, ten behoeve van particuliere woningen en bedrijven. 4. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op de optimalisatie van bedrijfsprocessen waarbij energiebesparing optreedt. Artikel 8.1.3. Criteria 1. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 moet voldoen aan de volgende criteria: a. De investering dient in hoofdzaak, voor meer dan 50% van de subsidie, binnen de grenzen van de provincie Overijssel plaats te vinden. b. De investering moet een terugverdientijd hebben van meer dan vijf jaar na subsidieverlening; c. Als er sprake is van een investering in biomassa, dan moet de biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden, zoals bedoeld in NEN NTA 8080:2009 nl. d. Indien de verleende subsidie een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening. 2. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste lid voldoen aan de volgende criteria: a. De energiebesparende voorzieningen in de woningbouw moet leiden tot verbetering van meer dan 50 woningen; b. De aanvragen voor energiebesparende voorzieningen voor nieuwbouw van utiliteitsgebouwen en van woningen bereiken tenminste een 25% lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag; c. Aanvragen voor energiebesparende voorzieningen in nieuwbouw van
9
2.
kantoren, woningen of scholen bereiken ten minste 25% lagere EPC dan volgens het Bouwbesluit noodzakelijk; d. Energiebesparende voorzieningen voor bestaande gebouwen bereiken tenminste een energieprestatie van label A of label B bij minimaal 3 labelstappen. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 derde lid voldoen aan de volgende criteria: a. de productie van zonne-energie betreft zonne-energie met Photo-voltaïsche-panelen en bedraagt minimaal 100.000 Wattpiek geïnstalleerd vermogen; b. aan de activiteit doen minimaal 25 particuliere woningeigenaren of minimaal 15 bedrijven mee; c. er is geen subsidie verstrekt door een ander bestuursorgaan; d. de verschillende deelnemers van het project bevinden zich binnen een straal van zes km van elkaar; e. de oriëntatie van het dak waarop de Photo-voltaïsche-panelen worden geplaatst is tussen het zuid-oosten en het zuid-westen en er valt geen schaduw op dit dakgedeelte.
Artikel 8.1.4. Grondslag subsidie De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste lid, tweede en vierde lid, bedraagt ten hoogste 50% van de netto-investering met een maximum van € 199.000 per aanvraag. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 derde lid, bedraagt maximaal € 0,50 per Wattpiek geïnstalleerd vermogen en bedraagt ten hoogste 30% van de investering met een maximum van € 199.000 per aanvraag. 3. De subsidie voor een project dat uit een combinatie van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 8.1.2 bedraagt ten hoogste 50% van de netto-investering, danwel investering als bedoeld in artikel 8.1.2 derde lid, met een maximale subsidie van € 199.000 per aanvraag. 1.
Artikel 8.1.5. Subsidiabele kosten In afwijking van artikel 1.1.5 eerste lid is voor subsidie op grond van artikel 8.1.2, eerste, tweede en vierde lid, de netto-investering subsidiabel. De subsidiabele kosten van de investering zijn de kosten van de aanschaf van een duurzame kapitaalgoed als bedoeld in artikel 8.1.1 onder f, alsmede de kosten voor het installeren van het kapitaalgoed en eventuele engineerings- en voorbereidingskosten waarbij geldt dat de kosten voor het installeren, de engineerings- en voorbereidingskosten in totaal maximaal 10% van de subsidiabele kosten bedragen. Interne loonkosten van de aanvrager, leverancier of deelnemer zijn niet subsidiabel. Artikel 8.1.6. Indieningstermijn aanvraag 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat: a. Een aanvraag ingediend kan worden vanaf 1 februari van het betreffende kalenderjaar; b. Een aanvraag ontvangen moet zijn vóór 1 april van het betreffende kalenderjaar. 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft. Artikel 8.1.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens alle gegevens en stukken zoals genoemd in het Aanvraagformulier Duurzame Energieopwekking en energiebesparing. Indien de opbrengsten van de investering niet opgegeven zijn, bepalen Gedeputeerde Staten de opbrengsten door gebruik te maken van de Tabel energieprijzen. Artikel 8.1.8. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast. Artikel 8.1.9. Volgorde van behandeling 1. In afwijking van artikel 1.1.3 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat. 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen op grond van artikel 8.1.2 eerste, tweede en vierde lid dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van de score die de investering haalt voor de volgende onderdelen: a. Hoeveelheid vermeden primaire energiegebruik in GigaJoule. De score wordt bepaald aan de hand van de Score tabel investeringen; b. Hoeveelheid vermeden primaire energie in GigaJoule per te subsidiëren euro. De
10
3.
score wordt bepaald door aan de hand van de Score tabel investeringen; c. De mate van slaagkans van het project, afhankelijk van de kwaliteit, kennis en expertise in de organisatie alsmede de technische, financiële en juridische haalbaarheid van de activiteit; d. Praktische navolging van het project, afhankelijk van de openbaarheid van de toegepaste technologie, voorbeeldwerking en herhaalpotentieel van de activiteit; e. De mate waarin een combinatie van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste en het tweede lid zich voordoen. De score wordt bepaald door aan de hand van de Score tabel investeringen. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen op grond van artikel 8.1.2 derde lid dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van de score, bepaald aan de hand van de Score tabel zonne-energie, die de investering haalt voor de volgende onderdelen: a. Totale productie van zonne-energie; b. De aangevraagde subsidie per Wattpiek; c. De mate van deelname van particulieren of bedrijven.
Artikel 8.1.10. Weigeringsgrond In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvraag de volgende energiebesparende- en energieopwekkingsvoorzieningen betreft: a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen; b. energiebesparende voorzieningen in huishoudens; c. een puur plantaardige olie als energiebron in de sector mobiliteit en transport. Artikel 8.1.11. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidievaststelling De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid bij de aanvraag tevens een ingevuld factsheet Subsidieregeling Duurzame energieopwekking en energiebesparing. Artikel 8.1.12 Verplichtingen subsidieontvanger 1. De subsidieontvanger realiseert de investeringen als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste, tweede en vierde lid uiterlijk 3 jaar na datum van subsidieverlening. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijn verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren. 2. De subsidieontvanger realiseert de investering als bedoeld in artikel 8.1.2 derde lid voor 1 april 2013. Algemene toelichting De ambitie van het programma Nieuwe Energie Overijssel is het aandeel nieuwe energie te vergroten naar 20% in 2020. Artikelsgewijze toelichting Artikel 8.1.1 sub a Het protocol Monitoring energiebesparing 2010 is de vinden op de website www.ecn.nl. Artikel 8.1.1 sub b Het protocol monitoring www.agentschapnl.nl.
Hernieuwbare
Energie
2010
is
te
vinden
op
de
website
Artikel 8.1.1 sub e De hoeveelheid vermeden primaire energie is de theoretische energie-inhoud van de conventionele energiedrager die men nu niet heeft hoeven gebruiken. De theoretische energie-inhoud wordt bepaald op basis van een referentietechnologie. De referentietechnologie is de conventionele methode waarmee dat energieproduct anders zou zijn opgewekt. Voor iedere referentietechnologie is het rendement bekend waarmee de primaire energiedrager wordt omgezet in een secondaire energiedrager, oftewel de energieproducten elektriciteit, warmte en (verschillende soorten) brandstof. De referentietechnologieën en rendementen staan beschreven in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010.
11
Artikel 8.1.3 lid 1 sub a De resultaten en effecten van de activiteiten dienen direct bruikbaar te zijn voor natuurlijke personen en rechtspersonen binnen de provincie Overijssel. Projecten dienen in hoofdzaak (> 50% van de ingezette middelen) binnen de grenzen van de provincie Overijssel plaats te vinden. Het doel hiervan is om provinciegrensoverschrijdende samenwerking mogelijk te maken. Artikel 8.1.3 lid 1 sub b Maatregelen die zich in vijf jaar of minder terugverdienen worden in principe als ‘redelijk’ beschouwd (zie ook de Handreiking wegen naar preventie bij bedrijven door Infomil) en komen daarom niet in aanmerking voor subsidie. Hierbij kan gedacht worden aan warmtepompen. Ook houtkachels komen hierdoor niet altijd in aanmerking voor subsidie. Artikel 8.1.3 lid 2 sub b en c Voor de berekening van de EPC kan gebruik worden gemaakt van GPR Gebouw of Greencalc. Artikel 8.1.6 Indieningstermijn aanvraag Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Artikel 8.1.7 lid 2 Tabel Energieprijzen Energieprijzen Aardgas m3 (incl. 19% BTW)
€ 0,60
Elektriciteit kWh (incl. 19% BTW)
€ 0,23
Houtchips €/ton
€ 40,00
Biomassa gedroogd €/ton Groen gas m3 (geen SDE+) Groen gas m3 (SDE+)
€ 80,00 € 0,30 € 0,62
Bij de aanvraag moeten de gegevens en stukken zoals genoemd in het Aanvraagformulier Duurzame energieopwekking en energiebesparing ingediend worden. Het betreft in ieder geval een projectplan met daarin opgenomen: • Een beschrijving van de investering gericht op energiebesparing en energieopwekking; • Een samenvatting van kosten en opbrengsten en welke partijen in welke mate bijdragen aan de financiering; • De berekening van de vermeden primaire energieverbruik uitgedrukt in Gigajoule; • Een onderbouwing van de EPC, indien de aanvraag een gebouwgebonden investering betreft; • Een onderbouwing van het huidige en nieuwe energielabel, indien de aanvraag een gebouwgebonden investering betreft; • Onderbouwing van de 25% lagere EPC dan volgens de het bouwbesluit noodzakelijk, indien de aanvraag een gebouwgebonden investering betreft. Ook moeten onder andere de volgende bijlage worden meegestuurd: • Offertes ten behoeve van de investering; • Kopie van de noodzakelijke vergunningen; • Indien van toepassing, bewijsstuk waaruit de inkoop van biomassa blijkt; • Een lijst van deelnemende particulieren, bedrijven of locaties, indien de aanvraag een investering gericht op opwekking van zonne-energie betreft;
12
•
Een ingevulde de-minimisverklaring, indien de aanvrager een onderneming betreft.
Artikel 8.1.9 Volgorde van behandeling De regeling is gebaseerd op een ‘tendersysteem’. Dat houdt in dat alle aanvragen vóór een bepaald tijdstip moeten worden ingediend en gelijktijdig worden beoordeeld in welke mate ze voldoen aan de criteria van de regeling. De hoogst gerangschikte aanvragen worden vervolgens toegewezen voor zover het subsidieplafond dat toelaat. Gedeputeerde Staten zullen bij de beoordeling onder meer gebruik maken van externe advisering. De subsidieaanvragen worden gerangschikt onder meer op basis van de verwachte hoeveelheid vermeden primaire energie in Gigajoule per te subsidiëren euro. De bijdrage aan de doelen wordt beoordeeld op de bijdrage aan de vermindering van GJ fossiele brandstoffen ten opzichte van een opgave over de in het voorgaande jaar opgewekte en/of verbruikte energie op basis van fossiele brandstoffen, herhaalpotentieel voor het project en de kans dat dit wordt benut. Bij economisch risico kan worden gedacht aan de robuustheid van het perspectief van een technologie ten opzichte van de te verwachten kostprijsontwikkeling; de mate waarin het project leidt tot kostenbesparing ten opzichte van referentie technologie en de mate waarin marktverwachtingen realistisch zijn. Artikel 8.1.9 lid 2 sub a, b en e Scoretabel investeringen Vermeden primaire energie GJ
GJ
GJ
Toekenning cijfer
van
tot
10
10.000
>50000
8
7.000
10.000
6
4.000
7.000
4
1.000
4.000
2
0
1.000
0
0
Vermeden primaire energie in GJ per te € subsidiëren euro Toekenning cijfer van 10 0,20 8 0,10 6 0,05 4 0,03 2 0,01 0 0 Combinatie subsidiabele activiteiten Toekenning cijfer van 10 4 8 3 6 2 4 1 0 0
€ tot >0,20 0,20 0,10 0,05 0,03 0,01 tot 4 3 2 1
Formule investeringen= toegekende cijfer vermeden primaire energie*5 (25%) + toegekende cijfer vermeden primaire energie per te subsidiëren euro*5 (25%) + toegekende cijfer de mate van slaagkans*4 (20%) + toegekende cijfer praktische navolging *4 (20%) + toegekende cijfer de mate van combinatie subsidiabele activiteiten*2 (10%). De totale som wordt gedeeld door 20, zodat een cijfer tussen de 0 en 10 wordt verkregen. Artikel 8.1.9 lid 2 sub c
13
Bij slaagkans valt te denken aan de helderheid van de doelstellingen en de gekozen aanpak van het projectvoorstel, aan de kwaliteit van de aanvrager(s) en aan de kwaliteit van de organisatie, die zich uit in beschikbare kennis, middelen en expertise.
Artikel 8.1.9. lid 2 sub d Bij praktische navolging gaat het om het inzicht in de ontwikkeling van de technologie nadat het project is afgerond waarbij ook niet-technologische aspecten een belangrijke rol spelen. Artikel 8.1.9 lid 3 Scoretabel zonne-energie Totale productie zonneenergie
Criteria € per wattpiek
1 bedrijf = 5/3 particulier
Productie in wattpiek
Toekenning cijfer
Gevraagde € per Wattpiek
Toekenning cijfer
Aantal deelnemers
Toekenning cijfer
100.000
3
€0,50
3
25
5
125.000
4
€0,45
4
30
6
150.000
5
€0,40
5
35
7
175.000
6
€0,35
6
45
8
200.000
7
€0,325
7
55
9
250.000
8
€0,30
8
65 of meer
10
300.000
9
€0,275
9
400.000 of meer
10
€0,25 of minder
10
Formule zonne-energie= toekenning cijfer productie Wattpiek *2 (40%) + toekenning cijfer gevraagde € per Wattpiek *2 (40%) + deelname *1 (20%). De totale som wordt gedeeld door 5, zodat een cijfer tussen de 3 en 10 wordt verkregen. Het aantal deelnemers wordt berekend aan de hand van het aantal particulieren. Het aantal bedrijven wordt omgerekend naar het aantal particulieren door het aantal bedrijven te vermenigvuldigen met 5/3. Artikel 8.1.11. Het factsheet is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie. Artikel 8.1.12 De doorlooptijd van de projecten is gesteld op maximaal 3 jaar met uitzondering van projecten op het gebied van zonne-energie. Een verzoek tot uitstel zal worden beoordeeld waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met voorzienbaarheid, en of de vertraging aan de aanvrager redelijkerwijs te verwijten is, dan wel voor zijn rekening dient te komen. Paragraaf 8.2 wordt gewijzigd en komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.2 Energiebesparing particuliere woningen Overijssel Artikel 8.2.1. Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing; b. energieleverende woning: een nieuwbouwwoning waarvan bij normaal gebruik de
14
c.
duurzame energieopwekking de energievraag op jaarbasis overtreft; energiebesparende woning: een bestaande woning waarin energiemaatregelen worden gerealiseerd, zodat de energieprestatie ervan overeenkomt met of lager is dan de energieprestatie van een Passiefhuis.
Artikel 8.2.2. Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten: a. het realiseren van een gemeentelijk energieloket; b. het vergroten van gemeentelijke subsidiebudgetten gericht op energiebesparing door de particuliere woningbezitter in de bestaande woningvoorraad; c. een pilotproject ten behoeve van de realisatie van een energieleverende woning of energiebesparende woning. Artikel 8.2.3. Criteria 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2.2 sub a voldoet aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente; b. de gemeente realiseert een energieloket, met deskundige bemensing, gericht op het stimuleren van energiebesparende voorzieningen bij particuliere woningeigenaren in de gemeente; c. het energieloket heeft als doel om inwoners van de gemeente informatie over energiebesparende maatregelen voor hun woning te verstrekken. 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2.2 sub b voldoet aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente; b. de gemeente draagt voor minimaal 25% bij aan het totale subsidiebudget. Artikel 8.2.4. Grondslag subsidie 1. De subsidie op grond van artikel 8.2.2 sub a bedraagt maximaal € 80.000 per gemeente, inclusief de eventuele reeds verleende subsidies op basis van de besteding van het provinciale Essent Bespaarplan voor Aandeelhouders. 2. De subsidie op grond van artikel 8.2.2 sub b bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.000 per gemeente inclusief eventuele reeds verleende subsidies op basis van de besteding van het provinciale Essent Bespaarplan voor Aandeelhouders en eventuele leenruimte uit het provinciale fonds duurzaamheidsleningen bij de SVN. 3. De subsidie op grond van artikel 8.2.2 sub c bedraagt maximaal € 25.000 per energieleverende woning of energiebesparende woning, met een maximale subsidie van € 50.000 per gemeente. Artikel 8.2.5. Indieningstermijn aanvraag In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag op grond van artikel 8.2.2 sub a en sub c zijn ingediend voor 1 oktober 2012. Artikel 8.2.6. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast. Artikel 8.2.7. Weigeringsgrond Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de aanvraag een investering betreft of als een investering onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Artikel 8.2.8. Voorschotverlening In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag. Artikel 8.2.9. Verplichtingen subsidieontvanger 1. De gemeente start vóór 31 december 2012 met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en rondt deze activiteiten af vóór 31 december 2014. 2. Indien de gemeente subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 8.2.2 sub a en sub b, rapporteert de gemeente het aantal particuliere woningeigenaren die energiebesparende voorzieningen treffen onder vermelding van de behaalde labelstappen; 3. Indien de gemeente subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 8.2.2 sub c dan stelt de gemeente de energieleverende woning of de energiebesparende woning minimaal twee jaar, na de bouw open als zijnde een demowoning ten behoeve van de inwoners van de gemeente.
15
Algemene toelichting Op 25 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Overijssel het Programma Energiepact Overijssel vastgesteld. Met dit programma wil de provincie Overijssel een substantiële bijdrage leveren aan het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Energiebesparing in de gebouwde omgeving is één van de speerpunten in het energiebeleid van de provincie. Een derde van het energieverbruik is gerelateerd aan energiegebruik in gebouwen. Dit verbruik kan aanzienlijk beperkt worden bij de bouw en verbetering van woningen en andere gebouwen. Het programma Energiepact zoekt nadrukkelijk de samenhang met andere programma's op het gebied van wonen en herstructurering. Bij het bereiken van de doelstellingen is een belangrijke taak weggelegd in samenwerking met en tussen gemeenten. In 2010 hebben Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van de Overijsselse gemeenten prestatieafspraken gemaakt over een breed pakket van onderwerpen op het gebied van bouwen en wonen. De prestatieafspraken zijn in samenwerking met gemeenten opgesteld en zijn in de eerste helft van 2010 ondertekend. In deze prestatieovereenkomst zijn ook afspraken gemaakt over het beleidsthema Energie & Duurzaamheid. Deze subsidieregeling vormt mede de juridische grondslag om de prestatieafspraken die met de gemeenten zijn gemaakt op het gebied van Energie & Duurzaamheid uitvoering te geven. De provincie en gemeenten stimuleren hiermee energiebesparingsmaatregelen bij particuliere woningbezitters. De provincie biedt als alternatief, ten opzichte van deze subsidie, de mogelijkheid aan gemeenten gebruik te maken van het instrument duurzaamheidslening. Ook hier betreft het een financiële maatregel van maximaal € 500.000 en een bijdrage van maximaal 75% van de totale leenruimte per gemeente ter stimulering van energiemaatregelen bij particuliere woningeigenaren. Overijsselse gemeenten kunnen in overleg met de provincie een beroep doen op het Provinciale Energiebesparingsfonds Overijssel bij SVn. Indien een gemeente een combinatie wenst te maken van de leenruimte voor duurzaamheidsleningen en een Duurzaamheidsubsidie dan geldt dat de totale bijdrage (leenplafond + subsidie) van de provincie niet meer mag zijn dan €500.000. Artikelsgewijze toelichting Artikel 8.2.1. sub c Een passiefhuis is een zo energiezuinig mogelijke woning. Dit wordt bereikt door het verminderen van het warmteverlies en het maximaliseren van de warmtewinst. Artikel 8.2.2 sub b Bij sub b gaat het om gemeentelijk regelingen voor energiebesparing bij particulieren in de bestaande woningbouw, die door Gedeputeerde Staten verhoogd kunnen worden. Ook reeds bestaande gemeentelijke regelingen met nieuwe budgetten komen in aanmerking om qua budget verhoogd te worden. De reden voor de cofinanciering van financieringsarrangementen is dat de particuliere woningbezitter voor de provincie een moeilijk te bereiken doelgroep is. Gemeenten staan veel dichter bij deze doelgroep. Daar komt bij dat gemeenten zelf al financieringsarrangementen hebben of overwegen in te stellen. Met een vergroting van het budget door de provincie kan een extra groot aantal woningen verbeterd worden. Artikel 8.2.2 sub c Sub c is gericht op pilotprojecten waarmee de gemeente een energieleverende (nieuwbouw) en/of energiebesparende bestaande woning gaat realiseren en belangstellenden daarvoor werft en daarover informeert. De subsidie is zowel bedoeld voor de bouwkosten, als voor voorlichtingsactiviteiten in de 2 jaren na de bouw van de woning. Energieleverend/energiebesparend kan gerealiseerd worden met innovatieve maatregelen maar ook met bestaande, bewezen maatregelen en technieken.
Paragraaf 8.3 Ruimte voor de Vecht Wordt ingetrokken.
Paragraaf 8.4 Klimaatbestendig bouwen Wordt ingetrokken.
16
Paragraaf 8.7 Stimulering bodemonderzoek Wordt ingetrokken. Paragraaf 8.9 wordt gewijzigd en komt in zijn geheel als volgt te luiden:
Paragraaf 8.9 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans Artikel 8.9.1. Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing; b. energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010; c. energiescan: een energieonderzoek dat inzicht geeft in het energieverbruik van een onderneming; d. haalbaarheidsstudie: een studie naar de toepassing van innovatieve technieken gericht op één of meerdere energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorzieningen waarvan het onduidelijk is, of deze toepassing technisch inpasbaar of economisch rendabel is. De studie richt zich zowel op bouwkundige, technische, logistieke en organisatorische aspecten als het industriële verbruik. e. De-minimisverordening: verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10b van de Commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun. Artikel 8.9.2. Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de volgende activiteiten: a. een haalbaarheidsstudie energieopwekking of energiebesparing; b. een stimuleringsproject energiescans. Artikel 8.9.3. Criteria 1. Een aanvraag voor een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 8.9.2 onder a voldoet aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een rechtspersoon die fysiek gevestigd is in de provincie Overijssel; b. een haalbaarheidsstudie heeft betrekking op één van de volgende investeringen: i. energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen te weten bioenergie, geothermie, wind- of waterenergie; ii. energiebesparing door de distributie van restwarmte rechtstreeks naar de eindgebruiker. c. de haalbaarheidsstudie is ten behoeve van inwoners of rechtspersonen die gevestigd zijn in Overijssel; d. er zijn minimaal twee deelnemende rechtspersonen aan de haalbaarheidsstudie; e. er is tenminste 10% cofinanciering van de subsidiabele kosten door één van de deelnemende rechtspersonen; f. minimaal één van de deelnemende rechtspersonen is een potentiële afnemer van de energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorziening die wordt onderzocht op haalbaarheid; g. een haalbaarheidsstudie naar energiebesparende maatregelen bij bedrijven is aantoonbaar uitgebreider dan het standaard energieonderzoek van MBK Nederland. h. Indien de te verlenen subsidie een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de De-minimisverordening. 2. Een aanvraag voor een stimuleringsproject als bedoeld in artikel 8.9.2 sub b voldoet aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente; b. de gemeente stimuleert MKB-ondernemingen in Overijssel om energiebesparende maatregelen te realiseren. c. De gemeente maakt gebruik van de faciliteiten die MKB Nederland biedt via www.energiescanoverijssel.nl. Artikel 8.9.4. Grondslag subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum
17
van € 15.000 per aanvrager. Artikel 8.9.5. Aanvullende stukken bij de aanvraag 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier Haalbaarheidsstudies energie en energiescans 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt een aanvrager voor een subsidie op grond van artikel 8.9.2 sub a een beschrijving van: a. de potentiële hoeveelheid energie die wordt opgewekt of bespaard in joules; b. een beschrijving van de innovatie ten opzichte van de huidige stand van de techniek in Nederland op basis van vernieuwing, potentiële spin-off, potentiële media-aandacht, en potentie tot patent- en octrooiaanvragen; c. de toepassing en navolging van de resultaten op technisch, organisatorisch, financieel en juridisch gebied. Artikel 8.9.6. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast. Artikel 8.9.7. Weigeringsgrond In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.9.2 sub a, geweigerd als het gaat om aanvragen die betreffen: a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen; b. een haalbaarheidsstudie die betrekking heeft op bewezen en rendabele technieken; c. haalbaarheidsstudies naar energiebesparende maatregelen in de woningbouw die leiden tot verbetering van minder dan 50 woningen; d. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen voor nieuwbouw van utiliteitsgebouwen en van woningen met minder dan een 25% lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag; e. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen in nieuwbouw van kantoren, woningen en scholen met een energiewaarde lager dan 8 in de GPR-score; f. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen voor bestaande gebouwen die daarmee een energieprestatie bereiken lager dan label A of label B bij minder dan 3 labelstappen; g. energiebesparing of -projecten in huishoudens; h. een ingenieurs- of adviesbureau als één van de deelnemende rechtspersonen; i. een rechtspersoon die meer dan twee keer per jaar een subsidie voor haalbaarheidsstudies, als bedoeld in artikel 8.9.1, verleend heeft gekregen; j. haalbaarheidsstudies waar reeds subsidie aan is verstrekt door een ander bestuursorgaan. Artikel 8.9.8. Verplichtingen subsidieontvanger 1. Een haalbaarheidsstudie is uiterlijk 1 jaar na datum van subsidieverlening afgerond. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijn verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren. 2. De subsidieontvanger stelt de resultaten van een haalbaarheidsstudie beschikbaar aan iedereen die er belangstelling voor heeft.
Paragraaf 8.10 Energiebesparende maatregelen bedrijven Overijssel Artikel 8.10.1 Begripsbepalingen Sub f wijzigt als volgt: f. De-minimisverordening: verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10b van de commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun. Artikel 8.10.3 Criteria Aan sub a wordt achter het woord ‘non-profitorganisatie’ een komma geplaatst en toegevoegd ‘niet zijnde een onderwijsinstelling of een semi-publieke instelling’. Sub b komt te luiden: Sub b: Er is een energieonderzoek uitgevoerd die voldoet aan de eisen van MKB-NL, het Energiecentrum MKB, Agentschap NL, EPA-U of het energieonderzoek is uitgevoerd in opdracht van of met subsidie van Gedeputeerde Staten. In sub c wordt ‘2011’ vervangen door ‘2010’.
18
Sub e: een aanvraag voldoet aan artikel 2 van de De-minimisverordening.
Paragraaf 8.11 Rijden op groengas en elektriciteit Artikel 8.11.3 Criteria Sub f wijzigt als volgt: f. Het voertuig is aangeschaft na 1 juni 2011 en geleverd na 1 oktober 2011 Artikel 8.11.5 Bij aanvraag te overleggen gegevens Aan artikel 8.11.5 wordt een nieuw sub c toegevoegd, met vernummering van het huidige sub c in sub d: c. een bewijsstuk van de leverancier waaruit de afleverdatum van het voertuig blijkt. Aan sub d wordt na ‘aanvullend op sub a en b’ toegevoegd: en sub c, Er wordt een nieuwe paragraaf 8.12 toegevoegd:
Paragraaf 8.12 Duurzaam Dorp Overijssel Artikel 8.12.1. Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Duurzaam Dorp: kern of entiteiten als buurt of buurtschap of een wijk in een stad die voldoet aan de criteria verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011. b. Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011: het gaat hier om de titel Duurzaam Dorp Overijssel 2011. Deze verkiezing is in november 2011 gehouden. c. Investeringsprogramma: een uitwerking van het bij de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel ingediende plan. Het bestaat uit een plan van aanpak en een investeringsbegroting. Het programma streeft primair effecten na die leiden tot energiebesparing of duurzame energieopwekking. De effecten komen ten goede aan het dorp, buurt, buurtschap of wijk. De effecten komen niet onevenredige ten goede van een individu. d. Kenniskring: een kring bestaande uit afgevaardigden van dorpen of wijken die deelgenomen hebben aan de verkiezing Duurzame Dorp Overijssel 2010 en 2011 die tot doel hebben kennis uit te wisselen onder elkaar. e. Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing. Het gaat om die voorzieningen die bijdragen aan het terugdringen van het energieverlies in een gebouw. f. Energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen zijnde technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie. Het gaat om voorzieningen die het mogelijk maken hernieuwbare energie te benutten. g. Voorgeselecteerd dorp: een dorp dat deelgenomen heeft aan de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011, dat tot de top acht behoort, maar noch de winnaar is en noch de publieksprijs heeft gewonnen. Artikel 8.12.2 Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren van het investeringsprogramma. Artikel 8.12.3 Criteria De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.12.2 moet voldoen aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een rechtspersoon; b. de aanvrager heeft deelgenomen aan de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011 en heeft een prijs gewonnen; c. de aanvrager neemt deel aan de kenniskring; d. de aanvrager is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het betreffende investeringsprogramma; e. voor de activiteit is geen subsidie verleend door een ander bestuurorgaan; f. de voorbereiding of de uitvoering van het investeringsprogramma draagt bij aan het verduurzamen van Overijssel, zoals geformuleerd in de criteria bij de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011;
19
g. het investeringsprogramma streeft primair effecten na die leiden tot energiebesparing of duurzame energieopwekking; h. de effecten komen ten goede aan het duurzame dorp. Artikel 8.12.4. Grondslag subsidie De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 8.12.2 is afhankelijk van de verkiezingsuitslag en bedraagt maximaal: a. € 25.000 indien het dorp een voorgeselecteerde dorp is; b. € 50.000 indien het dorp de publieksprijs heeft gewonnen; c. € 200.000 indien het dorp de winnaar is van de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011. Artikel 8.12.5 Subsidiabele kosten In afwijking van artikel 1.1.5 derde lid zijn de vanaf 1 september 2011 gemaakte kosten subsidiabel. Artikel 8.12.6 Indieningstermijn aanvraag In afwijking van artikel 1.2.2 wordt een subsidieaanvraag ingediend vóór 1 september 2012. Artikel 8.12.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag In aanvulling op artikel 1.2.1 dient de aanvrager bij zijn aanvraag conform artikel 8.12.2 het investeringsprogramma in. Artikel 8.12.8 Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast. Algemene toelichting In juni 2010 is de eerste verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel gehouden. In juni 2011 tot en met november 2011 is de tweede lichting van de verkiezing van Duurzaam Dorp Overijssel gehouden. Met deze subsidieregeling bieden het College van Gedeputeerde Staten de duurzame dorpen van 2011 de mogelijkheid een subsidieaanvraag voor hun investeringsplan of -programma in te dienen. Waarmee hun plannen (deels) uitgevoerd kunnen worden. In totaal hebben 17 dorpen deelgenomen aan de Verkiezing Duurzaam Dorp Overijssel 2011. Omdat er sprake is van een groot aantal dorpen is er op 1 juli 2011 een voorselectie gemaakt van de acht beste dorpen. De winnaar van de verkiezing kan een subsidie van maximaal € 200.000,-- aanvragen. De winnaar van de publieksprijs maximaal € 50.000,--. De overige voorgeselecteerde dorpen kunnen een subsidie van maximaal € 25.000,-- aanvragen voor hun Investeringsprogramma. Met de middelen verkregen binnen deze subsidieregeling kunnen geen andere projecten worden gefinancierd die subsidie hebben gekregen van de Provincie of andere overheden. Er wordt een nieuwe paragraaf 8.13 toegevoegd:
Paragraaf 8.13 Logistieke biomassaprojecten Artikel 8.13.1. Begripsbepalingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (conform Richtlijn 2001/77/EG). b. Logistiek biomassaproject: een project voor het organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van de goederenstroom biomassa. Onderdelen van een logistiek project zijn stappen als inzameling van biomassa, voorbewerking, tussenopslag, transport, bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of biobrandstoffen naar de eindafnemer. Doel van deze projecten is om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik de biomassawaardeketen te sluiten en nieuwe energie uit biomassa te produceren. c. De-minimisverordening: verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10b van de commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun.
20
Artikel 8.13.2. Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor logistieke biomassaprojecten. Artikel 8.13.3. Criteria De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.13.2 moet voldoen aan de volgende criteria: a. De activiteit dient in hoofdzaak, meer dan 80% van de subsidie, binnen de grenzen van de provincie Overijssel plaats te vinden. b. De activiteit moet een terugverdientijd hebben van meer dan vijf jaar na subsidieverlening; c. De biomassa moet voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden, zoals bedoeld in NEN NTA 8080:2009 nl. d. De activiteit heeft als doel om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik de biomassawaardeketen te sluiten en hernieuwbare energie uit biomassa te produceren. e. Indien de verleende subsidie een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening. Artikel 8.13.4. Grondslag subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000 per aanvraag. Artikel 8.13.5. Subsidiabele kosten In aanvulling op artikel 1.1.5 eerste lid zijn interne loonkosten niet subsidiabel. Artikel 8.13.6. Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast. Artikel 8.13.7. Weigeringsgrond Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de aanvraag de volgende voorzieningen betreft: a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen; b. energiebesparende voorzieningen in huishoudens; c. een puur plantaardige olie als energiebron in de sector mobiliteit en transport. Artikel 8.13.8. Verplichtingen subsidieontvanger De subsidieontvanger realiseert de activiteit uiterlijk drie jaar na datum van subsidieverlening. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijn verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren. Artikelsgewijze toelichting Artikel 8.13.1 sub b Van oudsher zijn er twee omvangrijke afzetmarkten voor biomassa: de voedselmarkt en de bestaande markt voor onder meer hout, olie, vezels, veevoer en compost. Hier komt een groeiende waardeketen bij, namelijk voor het gebruik van biomassa als groene materialen, als groene grondstof voor specifieke toepassingen in de chemie, als transportbrandstof en voor opwekking van duurzame energie. Biomassa inzetten voor duurzame energie is economisch gezien de meest laagwaardige toepassing, maar vanuit het oogpunt van benutting van de energie-inhoud is energieopwekking thans de meest toegepaste verwerking van biomassa. Voor energieopwekking zijn de meeste productiehoeveelheden biomassa beschikbaar. De biomassaketen is een productketen en bestaat uit een aantal schakels die optimaal op elkaar afgestemd moeten worden. Biomassa kan tot waarde worden gebracht door het opzetten van een biomassaketen. Daarom spreek je ook van een biomassawaardeketen. De economische waarde binnen de keten neemt met elke schakel toe. Bijvoorbeeld gestapelde en gedroogde biomassa, en op maat verkleinde biomassa, heeft toenemend meer waarde voor de handel of de verwerker, dan verspreid liggende biomassa die nog ingezameld en voorbewerkt moet worden.
21
Projecten worden opgezet met het doel om samenwerking in de biomassaketen te bevorderen. Er is nu nog weinig of geen samenwerking is in de waardeketen en biomassa daarom niet geoogst, verhandeld en ingezet wordt. Er is dringend behoefte aan het verbindingen maken tussen de schakels van de biomassaketen, opdat er een volwaardige markt voor biomassa tot stand komt. Het sluiten van ketens vergt een nauwe samenwerking tussen partijen, een sterke logistieke organisatie, en een rendabele manier van (her)gebruik van reststromen. Artikel 8.13.2 Deze regeling is bedoeld om ketenprocessen bij biomassaprojecten te optimaliseren. Onderdelen van een biomassaproject zijn stappen als inzameling, voorbewerking, tussenopslag, transport en bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of brandstoffen naar een eindafnemer. Daar hoort ook bij het oogsten, eventueel voorbewerken (om kwaliteit te leveren) en tussenopslag (massa, continuïteit).
Hoofdstuk 9 Landbouw Natuur en Landschap Paragraaf 9.3 Omvorming van intensieve veehouderijbedrijven Wordt ingetrokken.
Paragraaf 9.7 Innovatie in het agrocluster Artikel 9.7.4 komt als volgt te luiden: Artikel 9.7.4. Indieningstermijn aanvraag 3. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt voor een aanvraag op grond van artikel 9.7.1 sub c dat : a. een aanvraag ingediend kan worden vanaf 1 juli van het betreffende kalenderjaar; b. een aanvraag ontvangen moet zijn vóór 1 september van het betreffende kalenderjaar. 4. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft. De titel van paragraaf 9.9 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 9.9 Toepassing stokstof maatregelen en technieken op landbouwbedrijven in het kader van Natura 2000 (pMJP 1.3.2) Artikel 9.9.1 Begripsbepalingen Er wordt een nieuw sub h toegevoegd: h. Piekbelaster: N-depositie van 50% of meer van de kritische depositiewaarde van het meest kritische habitattype binnen een Natura 2000 gebied als gevolg van een individueel bedrijf op de meest belaste punten. Artikel 9.9.4 Grondslag subsidie Aan lid 3 wordt na ‘voor de bescherming van het milieu’ het volgende zinsdeel toegevoegd: door de sanering van piekbelastingen op Natura 2000 gebieden middels technische maatregelen Artikel 9.9.5 Subsidiabele kosten Aan lid 2 wordt aan het eind de volgende tekst toegevoegd: Kosten die worden gemaakt om te voldoen aan de eisen waaraan op grond van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij in 2013 voldaan moet zijn, zijn niet subsidiabel. Deze bedrijven komen wel voor subsidie in aanmerking voor kosten van maatregelen die een minstens 10% lagere emissie opleveren dan waaraan in 2013 moet worden voldaan. Artikel 9.9.11 Indieningstermijn aanvraag Lid 1: ‘december’ wordt vervangen door ‘november’. ARTIKEL II De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2012. Gedeputeerde Staten voornoemd.
22