Rechtspraak.nl - LJN: BW6702
pagina 1 van 5
LJN: BW6702,Sector kanton Rechtbank 's-Hertogenbosch , 814996 Datum 24-05-2012 uitspraak: Datum 25-05-2012 publicatie: Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: Ontbindingsverzoek arbeidsongeschikte werknemer. Verminderd vertrouwen werknemer in werkgever en arbeidsgeschil rondom re-integratie. Werknemer zet in op beeindiging arbeidsovereenkomst en heeft onvoldoende meegewerkt aan door bedrijfsarts geadviseerde mediation. Werkenemer heeft in te vroeg stadium op beeindiging van de arbeidsovereenkomst aangestuurd. Verzoek afgewezen. Vindplaats(en): PRG 2012, 178 Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH Sector Kanton, locatie Eindhoven in de zaak van: [werknemer], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. M.F.J. Martens, tegen: Stichting Fontys Hogescholen, gevestigd te Eindhoven, verweerster, gemachtigde: mr. Y.W.P. Suiskens. Partijen worden hierna aangeduid als “[werknemer]” en “Fontys”. 1. De procedure Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie Eindhoven, op 9 maart 2012, heeft [werknemer] verzocht om de arbeidsovereenkomst met Fontys te ontbinden. Zijdens Fontys is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2012, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden. 2. Inleiding 2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [werknemer] is sedert 1 januari 1989 in dienst van Fontys, laatstelijk als associate lector (schaal 13) tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 5.320,14 per maand. [werknemer] is thans 51 jaar oud. 2.2. [werknemer] grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. 2.3. Ter toelichting op deze stellingname heeft [werknemer], kort weergegeven, het volgende aangevoerd. De wijziging van omstandigheden is ingegeven door de schriftelijke demotie van [werknemer] met de brief van 5 januari 2011 nadat [werknemer] zich op 1 september 2010 ziek had gemeld. Fontys heeft daarna duidelijke aanwijzingen van de bedrijfsarts genegeerd en zij heeft haar eigen plan getrokken met betrekking tot re-integratieactiviteiten en – verplichtingen. Daarbij is geen acht geslagen op de geestelijke en lichamelijke situatie van [werknemer]. In een paar maanden tijd is
http://zoeken.rechtspraak.nl/Default.aspx
08-10-2012
Rechtspraak.nl - LJN: BW6702
pagina 2 van 5
[werknemer] van een succesvolle en gewaardeerde associate lector verworden tot een ‘nietcoöperatieve medewerker’ die ’zich aanstelt’ en ‘zijn herstel frustreert’. Enkel Fontys is daar debet aan. Dit getuigt niet van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. [werknemer] heeft ruim een half jaar geprobeerd om in goed overleg met Fontys tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen na aanvankelijk alles in het werk te hebben gesteld om op korte termijn weer op de werkvloer terug te komen. Dit is niet gelukt. De ontstane situatie is te wijten aan de handelwijze en/of het gedrag van Fontys. [werknemer] maakt in verband daarmee aanspraak op een ontbindingsvergoeding van € 146.000,-. 2.4. Fontys heeft tegen het verzoek, kort weergegeven, het navolgende tot verweer aangevoerd. Er is geen sprake van een verandering van omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het had op de weg van [werknemer] gelegen om de consequentie van zijn eigen keuze, namelijk het niet willen vervolgen van zijn carrière bij Fontys, zelf te dragen door zijn dienstverband op te zeggen. Indien het besluit van 5 januari 2011 hem zo zwaar was blijven vallen dat terugkeer naar ICT niet meer tot de mogelijkheden had behoord, dan had hij op zijn minst in overleg kunnen treden met Fontys over bijvoorbeeld een doorstart van zijn carrière binnen Fontys Engineering of praten over een tweede spoor faciliteit. [werknemer] heeft niet eens willen praten. Hij heeft systematisch en doelbewust alle uitnodigingen tot oplossing afgeslagen. [werknemer] heeft in plaats daarvan gekozen voor een exit-regeling die Fontys ruim € 600.000,- kost indien en voor zover [werknemer] werkloos zou blijven. Fontys heeft het vertrek van [werknemer] niet geïnitieerd. Fontys is nog steeds bereid met [werknemer] verder te gaan. Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden dan zou daaraan geen vergoeding moeten worden verbonden en op een eventuele vergoeding zou in mindering moeten worden gebracht het wachtgeld dat [werknemer] eventueel zal ontvangen. 2.5. Voor zover voor de beoordeling van het geschil relevant zal hieronder bij de beoordeling worden ingegaan op wat partijen voor het overige hebben aangevoerd. 3. De beoordeling 3.1. Het verzoek wordt gedaan door [werknemer] als werknemer. Een verband met enig verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst is er niet. 3.2. [werknemer] is als gevolg van een burn-out op 1 september 2010 arbeidsongeschikt geraakt. [V], directeur van Fontys Hogescholen ICT, werd in het kader van de re-integratie van [werknemer] als casemanager aan de ziekmelding van [werknemer] gekoppeld en met toestemming van [V] is [werknemer] een coachingstraject gaan volgen bij Bureau Cursief. In het kader van de re-integratie is [werknemer] op 1 december 2010 weer aan het werk gegaan. Omdat dit mislukte heeft hij op 16 december 2010 een gesprek gehad met [V] en conform afspraak is hij met ingang van 11 januari 2011 op een andere afdeling, Fontys Engineering, gaan re-integreren. Fontys heeft bij brief van 5 januari 2011 van [V] aan [werknemer] medegedeeld dat hij met ingang van 1 januari 2011 op eigen verzoek werd benoemd in de functie van docent 1, schaal 12. Tussen partijen staat vast dat er van een eigen verzoek van [werknemer] geen sprake was. Dit heeft Fontys daarom ten onrechte in de brief vermeld. Fontys heeft zich beroepen op een met [werknemer] gemaakte afspraak dat de schaal 13 functie in termen van ‘high trust’ gekoppeld zou zijn aan de periode dat [werknemer] de rol van curriculum eigenaar zou vervullen. Vast staat dat tussen partijen de afspraak bestond dat het curriculum eigenaarschap voor een periode van vier jaar vervuld zou worden waarna terugplaatsing in de vorige functie zou volgen. Dat de afspraak zou zijn gemaakt dat bij arbeidsongeschiktheid binnen de termijn van vier jaar terugplaatsing zou volgen is gesteld noch gebleken en een dergelijke afspraak volgt ook niet zonder meer uit de gemaakte afspraak zoals hiervoor weergegeven. Fontys had zich derhalve niet zoals zij heeft gedaan op het standpunt kunnen stellen dat [werknemer] een gemaakte afspraak diende na te komen. Fontys was bovendien niet gerechtigd om [werknemer] eenzijdig uit zijn functie te ontheffen en in een lagere ingeschaalde functie te plaatsen. Nadat [werknemer] tegen deze terugplaatsing bezwaar had gemaakt heeft Fontys niet meteen de terugplaatsing teruggedraaid maar is zij daar pas na enige discussie, waarbij Fontys aanvankelijk aan haar gelijk heeft vastgehouden, twee maanden later toe overgegaan. Het is aannemelijk dat door deze aan Fontys toe te rekenen gang van zaken het vertrouwen van [werknemer] in Fontys is geschaad en het re-integratieproces is verstoord. 3.3. Over de terugplaatsing van [werknemer] is tussen partijen gesproken op 2 maart 2011. De in dit
http://zoeken.rechtspraak.nl/Default.aspx
08-10-2012
Rechtspraak.nl - LJN: BW6702
pagina 3 van 5
gesprek gemaakte afspraken zijn neergelegd in de brief van Fontys aan [werknemer] van 4 maart 2011, door partijen de rehabilitatiebrief genoemd. In die brief is onder meer vermeld dat de benoeming van [werknemer] in de functie van Associate Lector in stand wordt gehouden en dat de brief van 5 januari 2011 met deze brief komt te vervallen. Voorts is in de brief van 4 maart 2011 vermeld dat het opgestarte re-integratieproces onverminderd zal worden voortgezet en is voorgesteld om de rol van casemanager te laten in vullen[A]. Volgens [werknemer] zijn de casemanager [A] en de personeelsfunctionaris [D] de op 2 maart 2011 gemaakte afspraken niet nagekomen. Meer in het bijzonder zouden die afspraken niet zijn nagekomen doordat Fontys slechts 50% wenste bij te dragen in de kosten van een tweede, hernieuwd coachingstraject, en Fontys niet akkoord ging met de tekst van de offerte voor dat tweede coachingstraject. [werknemer] heeft zich op het standpunt gesteld dat hierdoor een arbeidsconflict is ontstaan. Tussen partijen bestaat geen overeenstemming over de inhoud van de op 2 maart 2011 gemaakte afspraken. Fontys beroept zich dienaangaande op hetgeen in de rehabilitatiebrief is vermeld. Volgens [werknemer] werd met [D] en [V] vastgesteld dat het coachingstraject volledig was mislukt en werd afgesproken dat het coachingstraject in volle omvang zou worden opgepakt en voortgezet. [werknemer] heeft gesteld dat dit is vastgelegd in de rehabilitatiebrief, maar daarin valt dat niet met zoveel woorden te lezen. [werknemer] heeft nog gesteld dat [D] hem per e-mail van 19 mei 2011 heeft medegedeeld dat hij voor een koerswijziging had gekozen als gevolg van het advies van de bedrijfsarts maar waarin die koerswijziging in samenhang met het advies van de bedrijfsarts zou bestaan, is niet gebleken. Uit hetgeen partijen hebben gesteld en de inhoud van de door hen in het geding gebrachte producties kan niet worden afgeleid wat de afspraak, zoals die in de rehabilitatiebrief is vastgelegd, voor wat betreft het re-integratietraject precies inhield. Ieder van partijen had daar kennelijk niet alleen een eigen beleving van maar hield daar ook aan vast, hetgeen meebracht dat er een arbeidsconflict ontstond. Fontys heeft het bestaan van dit conflict ten onrechte ontkend. Aannemelijk is dat dit het vertrouwen van [werknemer] in Fontys verder heeft geschaad. 3.4. De omstandigheid dat het re-integratieproces is verstoord en dat [werknemer] door toedoen van Fontys het vertrouwen in Fontys heeft verloren, zoals hij stelt, brengt nog niet mee dat de arbeidsovereenkomst zou moeten worden beëindigd. Van partijen, niet alleen van Fontys maar ook van [werknemer], mocht verwacht worden dat zij zich in de eerste plaats zouden richten op het herstel van het vertrouwen met het oog op een succesvolle re-integratie. De bedrijfsarts heeft in haar schriftelijke advies van 9 mei 2011 vermeld dat er sprake is van een arbeidsconflict en heeft geadviseerd om psychologische interventie in te zetten. [werknemer] heeft zich naar aanleiding van dit advies ook tot een psycholoog gewend. In haar advies van 27 juni 2011 heeft de bedrijfsarts geconstateerd dat overleg tussen de leidinggevende en [werknemer] ten aanzien van het arbeidsconflict onvoldoende soelaas heeft geboden. Zij heeft geadviseerd ‘om bemiddeling via een derde te laten plaatsvinden (mediation/juridisch)’. [werknemer] heeft zijn gemachtigde ingeschakeld die per brief van 1 juli 2011 Fontys heeft benaderd. In die brief wordt niet ingegaan op het advies van de bedrijfsarts om bemiddeling via een derde te laten plaatsvinden maar wordt de optie van een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden aangedragen. In reactie hierop heeft Fontys die optie van de hand gewezen en aangegeven een mediationtraject te willen starten. Daartoe had zij ook al stappen ondernomen waarin [werknemer] niet heeft willen meegaan. [werknemer] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 22 augustus 2011 gesteld dat er voor mediation geen basis is en heeft daarmee te kennen gegeven het advies van de bedrijfsarts niet te willen volgen. Hij heeft weliswaar gesteld dat dat advies niet slechts mediation inhield maar anders dan [werknemer] veronderstelt kan het feit dat hij een gemachtigde heeft ingeschakeld niet worden aangemerkt als bemiddeling door een derde, zoals de bedrijfsarts heeft geadviseerd. Nadat Fontys bij brief van 30 augustus 2011 had vastgehouden aan mediation onder verwijzing naar haar eerder ingenomen standpunt dat zij niet aan beëindiging van het dienstverband wenst mee te werken, heeft [werknemer] bij brief van zijn gemachtigde van 19 september 2011 een beëindigingvoorstel gedaan en medegedeeld dat een mediationtraject voor wat hem betreft op dit voorstel zou zijn gebaseerd. Het had op de weg van [werknemer] gelegen om met Fontys te trachten middels mediation het arbeidsconflict, dat volgens hem aan voortzetting van het re-integratietraject in de weg stond, op te lossen en op zijn minst serieus te bezien of mediation tot een oplossing zou kunnen leiden. Volgens [werknemer] heeft hij vanaf 14 juni 2011 geconstateerd dat ook zijn hernieuwde re-integratie vanaf 4 maart 2011 niet zal slagen door stelselmatige frustratie van Fontys. Dat [werknemer] dat zo heeft ervaren brengt echter niet mee dat hij af had mogen zien van mediation. Als gevolg van het feit dat mediation niet van de grond kwam ontstond er kennelijk een impasse. Anders dan [werknemer] heeft gesteld kan Fontys niet worden verweten dat zij in deze situatie de gesprekken tussen casemanager
http://zoeken.rechtspraak.nl/Default.aspx
08-10-2012
Rechtspraak.nl - LJN: BW6702
pagina 4 van 5
[A] en [werknemer] op gang wilde houden, nu vast staat dat [werknemer] zijn reintegratiewerkzaamheden voortzette en ook de contacten met de bedrijfsarts werden gecontinueerd. Het door Fontys gevraagde UWV oordeel, wat daar verder ook van zij, werpt geen ander licht op de zaak. Duidelijk is dat de opstellingen die partijen na het niet van de grond komen van mediation hebben gekozen, hen niet verder heeft gebracht. Uiteindelijk heeft er op 5 januari 2012 een intakegesprek bij een mediator plaatsgevonden. Uit hetgeen partijen dienaangaande gesteld hebben volgt dat de mediator de opdracht tot mediation niet heeft aangenomen omdat partijen met de mediation een verschillend doel nastreefde, waarbij [werknemer] kennelijk nog immer beëindiging van de arbeidsovereenkomst nastreefde, het doel dat reeds bij brief van 1 juli 2011 door diens gemachtigde als optie was genoemd. 3.5. [werknemer] verwijt Fontys dat zij niet eerst het arbeidsconflict heeft opgelost voordat zij aandrong op voortzetting van het re-integratietraject. Aan oplossing van het arbeidsconflict middels mediation, waarna re-integratie zou kunnen worden voortgezet, heeft [werknemer] zelf echter niet althans niet voldoende willen meewerken. Evenmin heeft [werknemer] kenbaar gemaakt op welke andere wijze hij tot de oplossing van het arbeidsconflict, waarna re-integratie zou kunnen worden voortgezet, wenste te komen. [werknemer] had voor zichzelf op 14 juni 2011 geconstateerd dat zijn hernieuwde re-integratie vanaf 4 maart 2011 niet zou slagen, zoals hij heeft gesteld en was sindsdien gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waaraan Fontys niet wilde meewerken. Fontys was ook niet gehouden daaraan mee te werken en mocht zich richten op re-integratie. De bedrijfsarts heeft weliswaar geadviseerd dat het arbeidsconflict moest worden opgelost maar heeft niet geadviseerd dat die oplossing moest zijn bereikt alvorens re-integratieactiviteiten zouden kunnen worden ontplooid door [werknemer]. In haar advies van 9 maart 2012 heeft de bedrijfsarts [werknemer] geadviseerd activiteiten ten behoeve van de re-integratie in spoor 2 op te pakken. Fontys heeft zich ook bereid getoond tot re-integratie 2e spoor. Tot medewerking daaraan heeft Fontys [werknemer] bij brief van 20 maart 2012, onder verwijzing naar het advies van de bedrijfsarts, nog aangeschreven. Namens [werknemer] heeft zijn gemachtigde bij brief van 30 maart 2012 daarop geantwoord dat initiatieven voor re-integratie in spoor 2 indien noodzakelijk na de behandeling van de onderhavige zaak ter terechtzitting van 26 april 2012 zouden kunnen worden ontplooid. 3.6. Uit het vorenstaande volgt dat de aanzet tot de situatie zoals die zich heeft ontwikkeld door Fontys is gegeven door haar brief van 5 januari 2011 en de latere ontkenning dat er sprake was van een arbeidsconflict. Zoals ook door de bedrijfsarts geadviseerd had er tussen partijen bemiddeling door een derde moeten plaatsvinden om het conflict op te lossen. Fontys heeft daaraan willen meewerken, zoals ook op haar weg lag. [werknemer] heeft daaraan niet althans onvoldoende willen meewerken. De opstelling van [werknemer] kwam er op neer dat voor hem het punt was bereikt dat hij er geen vertrouwen meer in had dat het conflict opgelost zou kunnen worden en dat alleen beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog aan de orde kon zijn. Van [werknemer] had echter mogen worden verwacht dat hij zijn medewerking aan mediation zou hebben verleend om te bezien of het vertrouwen tussen partijen zodanig hersteld had kunnen worden dat verdere re-integratie mogelijk was. [werknemer] heeft in een te vroeg stadium op beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangestuurd. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat voor partijen duidelijk is dat het niet de bedoeling is dat [werknemer] zijn werkzaamheden bij Fontys hervat maar dat hij passend werk bij een andere werkgever zal aanvaarden overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts ten aanzien van reintegratie tweede spoor. Fontys heeft de bereidheid uitgesproken om daaraan mee te werken en namens [werknemer] is te kennen gegeven dat initiatieven daartoe, indien noodzakelijk, na de behandeling van deze zaak kunnen worden ontplooid. Geconcludeerd wordt dat de wijziging van de omstandigheden zoals die zich blijkens het voorgaande heeft gedaan thans niet van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst langs de weg van een ontbinding dadelijk of na korte termijn behoort te eindigen. Dit brengt mee dat het verzoek zal worden afgewezen. 3.7. In de aard van de zaak en de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren als na te melden. 4. De beslissing De kantonrechter: wijst het verzoek af;
http://zoeken.rechtspraak.nl/Default.aspx
08-10-2012
Rechtspraak.nl - LJN: BW6702
pagina 5 van 5
compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter te Eindhoven, in tegenwoordigheid van de griffier, op 24 mei 2012.
http://zoeken.rechtspraak.nl/Default.aspx
08-10-2012