FRANZ
DE
KAFKA
GEDAANTE-
VERWISSELING
DE
GEDAANTEVERWISSELING
FRANZ
KAFKA
DE G E D A A N T E VERWISSELING
» *
»
»
GENIVS * « sS *
*
1944
Franz Kafka Praag 1883
- Weenen
1924
Oorspronkelijke titel: Die Verwandlung Vertaling van N . Brunt
Alle rechten voorbehouden
1 Toen Gregor Samsa op een morgen uit onrustige droomen ontwaakte, ontdekte hij dat hij i n zijn bed i n een monsterachtig ongedierte was veranderd. H i j lag op zijn hardgepantserden r u g en zag, als hij zijn hoofd eenigszins optilde, zijn gewelfden bruinen, door boogvormige geledingen verdeelden buik, waarop de deken, op het punt omlaag te glijden, nauwelijks houvast k o n vinden. A l zijn in vergelijking met zijn overigen omvang zielig dunne pootjes flikkerden hulpeloos voor zijn oogen. „ W a t is er met mij gebeurd?" dacht hij. H e t was geen droom. Z i j n kamer, een echt, alleen wat te klein menschenkamertje, lag rustig tusschen de vier welbekende muren. Boven de tafel, waarop een uitgepakte monstercollectie stoffen was uitgestald — Samsa was reiziger — , hing de plaat, die hij kort geleden uit een geïllustreerd tijdschrift had geknipt en i n een mooie vergulde lijst had gezet. Zij stelde een rechtopzittende dame voor, van een bonten muts en een bonten boa voorzien, die een zware mof, waar haar heele onderarm i n verdween, naar den toeschouwer omhooghief. Gregors blik richtte z i c h n u op het raam, en het sombere weer — men hoorde regendroppels op het z i n k van de vensterbank kletteren — maakte hem diep melancholiek. „Als ik nog eens wat slapen ging en alle gekheid vergat," dacht hij, maar dat was absoluut onuitvoerbaar, want hij was gewend op zijn rechterzijde te slapen, doch kon in zijn huidigen toestand niet zoo gaan liggen. M e t hoeveel kracht hij zich ook op zijn rechterkant gooide, 5
altijd weer schommelde hij i n de rugligging terug. H i j probeerde het wel honderd keer, deed de oogen dicht om de trappelende beentjes niet te hoeven zien, en gaf het pas op toen hij een nog nooit ervaren lichte doffe pijn i n de zij begon te voelen. „ O G o d , " dacht hij, „wat heb ik een inspannend beroep gekozen! D a g i n , dag uit op reis. D e o p w i n ding veroorzaakt door de zakendrukte is veel grooter dan i n de zaak zelf, en bovendien wordt mij nog de plaag van het reizen op den hals geschoven, de zorg voor de trein-aansluitingen, het ongeregelde, slechte eten en een altijd wisselende, nooit blijvende, nooit hartelijk wordende omgang met de menschen. H e t kan allemaal naar den bliksem loopen!" H i j voelde een lichte jeuk boven op zijn buik; schoof zich op zijn rug lanzaam naar het hoofdeind van het bed om zijn hoofd beter te kunnen oplichten; vond de jeukende plaats, die met niets dan kleine witte puntjes was bedekt, die hij niet k o n verklaren; en wilde de plek met een poot bevoelen, trok die echter dadelijk terug, want bij de aanraking golfden rillingen van koude over hem heen. H i j gleed weer i n zijn vorige houding terug. „Dat vroege opstaan," dacht hij, „maakt je totaal mal. Een mensch heeft zijn slaap noodig. Andere reizigers leven als haremvrouwen. Als ik bijvoorbeeld i n den loop van den morgen naar het hotel terugga, om de gekregen bestellingen op te geven, dan zitten de heeren pas aan het ontbijt. D a t moest ik eens bij mijn chef probeeren; ik zou er oogenblikkelijk uitvliegen. W i e weet overigens, of dat niet heel goed voor mij zou zijn? Als ik mij niet ter wille 6
van mijn ouders beheerschte, had ik al lang opgezegd, zou ik op den chef af zijn gegaan en hem uit den grond van mijn hart mijn meening gezegd hebben. V a n zijn lessenaar had hij moeten vallen! H e t is ook een rare manier, op den lessenaar te gaan zitten en vanuit de hoogte met den employé te spreken, die bovendien, vanwege de hardhoorendheid van den chef, heel dichtbij moet komen. Maar, de hoop is nog niet heelemaal vervlogen; als ik maar eenmaal het geld om de schuld van mijn ouders aan hem af te betalen bij elkaar heb — het kan nog zes of zeven jaar duren — , dan doe i k het zeker. D a n sla ik mijn grooten slag. Voorloopig moet ik i n ieder geval opstaan, want mijn trein gaat om vijf u u r . " E n hij keek op den wekker, die op de kast stond te tikken. „Lieve G o d ! " dacht hij. H e t was half zeven en de wijzers gingen rustig vooruit, het was zelfs al over half, het liep naar kwart voor. Z o u de wekker niet zijn afgeloopen? V a n het bed uit k o n men zien, dat hij goed op vier uur was gezet; hij was zeker ook afgeloopen. Ja, maar was het mogelijk rustig door dat geratel, waarvan de meubels trilden, heen te slapen? E n f i n , rustig had hij wel niet geslapen, maar waarschijnlijk des te vaster. Maar wat moest hij n u doen? D e volgende trein ging o m zeven u u r ; om dien te halen zou hij zich waanzinnig moeten haasten, en de collectie was nog niet ingepakt, en hij voelde zich heelemaal niet zoo buitengewoon frisch en beweeglijk. E n zelfs als hij den trein haalde, dan was een uitbrander van den chef niet te vermijden, want de bediende uit de zaak had bij den trein van vijf uur staan wachten en het vermelden van zijn verzuim had reeds lang 7
plaats gehad. H i j was een creatuur van den chef, zonder ruggegraat of verstand. E n als hij zich n u eens ziek meldde, wat dan? D a t zou ook uiterst pijnlijk en verdacht zijn, want Gregor was i n zijn vijfjarigen diensttijd nog geen enkelen keer ziek geweest. D e chef zou zeker met den fondsdokter komen, zou zijn ouders verwijten maken over h u n luien zoon en alle tegenspraak afsnijden door verwijzing naar den fondsdokter, voor wien i n 't algemeen alleen kerngezonde, maar arbeidsschuwe menschen bestaan. E n had hij overigens i n dit geval zoo zeer ongelijk? Gregor voelde zich inderdaad, afgezien van een na zijn langen slaap werkelijk overbodige slaperigheid, heel gezond en had zelfs bijzonder grooten honger. Toen hij dit alles haastig overlegde, zonder te kunnen besluiten het bed te verlaten — juist sloeg de wekker kwart voor zeven — werd er voorzichtig op de deur aan het hoofdeinde van zijn bed geklopt. „Gregor," werd er geroepen — het was zijn moeder — , „het is kwart voor zeven. Moest je niet op reis?" D i e zachte stem! Gregor schrok, toen hij zijn stem die antwoord gaf hoorde, die wel onmiskenbaar zijn vroegere stem was, maar waarin zich, als van onderen uit, een niet te onderdrukken pijnlijk piepen mengde, waardoor de woorden slechts in het eerste oogenblik formeel h u n duidelijkheid behielden doch hun naklank dusdanig werd gestoord, dat men niet wist, of men het wel juist verstaan had. Gregor had uitvoerig willen antwoorden en alles verklaren, maar bepaalde zich onder deze omstandigheden er toe te zeggen: „Ja, ja, dank u moeder, ik sta al op." Door de houten deur 8
was de verandering i n Gregors stem zeker niet te hooren, want zijn moeder vergenoegde zich met deze verklaring en slofte weg. Maar door dat korte gesprek waren de andere familieleden er op attent gemaakt, dat Gregor tegen de verwachting i n nog thuis was en reeds klopte aan de eene zijdeur zijn vader, zachtjes, maar met de vuist. „Gregor, Gregor," riep hij, „wat is er toch?" E n na een poosje maande hij nog eens, met donkerder stem: „Gregor! Gregor!" Maar aan de andere zijdeur klaagde zijn zuster zachtjes: „Gregor? Ben je niet goed? H e b je iets noodig?" N a a r beide kanten antwoordde Gregor: „Ben al klaar," en spande zich i n door zorgvuldig uitspreken en door het maken van lange pauzen tusschen de woorden afzonderlijk aan zijn stem al het eigenaardige te ontnemen. Zijn vader keerde ook tot zijn ontbijt terug, maar zijn zuster fluisterde: „Gregor, doe open, ik smeek je." Gregor dacht er evenwel niet aan open te doen, doch zegende den voorzorgsmaatregel, dien hij van het reizen had overgehouden, ook thuis alle deuren 's nachts af te sluiten. Eerst wilde hij rustig en ongestoord opstaan, z i c h aankleeden en vooral ontbijten, en dan pas verder overleggen, want, dat merkte hij wel, i n bed zou hij het met nadenken niet tot een verstandige oplossing brengen. H i j herinnerde zich al dikwijls i n bed een of andere misschien door ongemakkelijk liggen veroorzaakte pijn te hebben gevoeld, die dan bij het opstaan alleen verbeelding bleek te zijn, en hij was benieuwd hoe alles, wat hij z i c h n u verbeeldde, langzamerhand zou verdwijnen. D a t de verandering in zijn stem niets anders was dan de voorbode van 9
een flinke verkoudheid, een beroepskwaal van reizigers, daaraan twijfelde hij geen oogenblik. D e deken van zich afgooien was eenvoudig genoeg; hij behoefde zich maar een beetje op te blazen en zij viel vanzelf. Maar vervolgens werd het moeilijk, vooral omdat hij zoo buitengewoon breed was. H i j zou armen en handen noodig hebben gehad om z i c h op te richten; i n plaats daarvan had hij alleen al die pootjes, die onafgebroken i n alle richtingen bewogen en die hij bovendien niet kon beheerschen. Wanneer hij er eens een wilde buigen dan was het eerste wat het deed zich strekken, en gelukte het hem eindelijk met dit pootje te doen wat hij wilde, dan werkten de anderen intusschen, als losgebroken, i n de grootste en pijnlijkste beweeglijkheid. „ N u maar niet nutteloos in bed blijven," zei Gregor i n zichzelf. Eerst wilde hij met het onderste deel van zijn lichaam uit bed komen, maar dit onderste deel, dat hij overigens nog niet had gezien en waar hij zich ook geen juiste voorstelling van k o n maken, bleek moeilijk te bewegen; het ging zoo langzaam; en toen hij z i c h eindelijk, bijna w i l d , met al zijn kracht roekeloos naar voren gooide, had hij de richting verkeerd genomen, stootte hard tegen het voeteneind van het bed en de brandende pijn, die hij voelde, deed hem inzien, dat juist het onderste deel van zijn lichaam wellicht het gevoeligste was. H i j probeerde daarom eerst het bovenlijf uit het bed te krijgen en draaide voorzichtig zijn hoofd naar den rand van het bed. D i t ging ook gemakkelijk en i n weerwil van haar breedte en zwaarte volgde de lichaamsmassa langzaam het draaien van het 10
hoofd. Maar toen hij zijn hoofd eindelijk buiten het bed i n de vrije lucht hield, werd hij bang verder op deze manier nog meer vooruit te schuiven, want als hij z i c h eindelijk zoo liet vallen, dan zou het een wonder zijn, als hij zijn hoofd niet bezeerde. E n zijn bewustzijn mocht hij n u onder geen voorwaarde verliezen; liever bleef hij i n bed. Maar toen hij weer, na evenveel inspanning zuchtende, lag zooals eerst en zijn pootjes weer, zoo ja nog erger, tegen elkaar zag vechten en hij geen kans zag i n deze willekeur rust en orde te brengen, zei hij weer tot zichzelf, dat hij onmogelijk in bed k o n blijven en dat het het verstandigste zou zijn alles op het spel te zetten, als er ook maar de geringste hoop bestond, z i c h daardoor uit het bed te bevrijden. Maar ondertusschen vergat hij niet z i c h onderwijl voor oogen te houden, dat rustig, zeer rustig overleg beter was dan wanhopige besluiten. In zulke oogenblikken richtte hij zijn blik zoo scherp mogelijk op het raam, maar helaas was uit den aanblik van den morgennevel, die zelfs den overkant van de nauwe straat verborg, weinig troost en opbeuring te putten. „ A l zeven u u r , " zei hij in zichzelf, toen de wekker opnieuw sloeg, „al zeven uur en nog altijd zoo'n nevel." E n een poosje lag hij stil en ademde licht, alsof hij misschien van de volstrekte stilte het terugkeeren der werkelijke en natuurlijke toestanden verwachtte. Maar toen zei hij bij zichzelf: „Voor het kwart over zeven slaat moet ik vast en zeker heelemaal uit bed zijn. Overigens zal er dan ook wel iemand uit de zaak komen om naar mij te vragen, want de zaak gaat voor zevenen open." E n hij probeerde 11
nu het lichaam i n zijn geheele lengte absoluut regelmatig uit het bed te schommelen. Als hij zich op die manier uit het bed liet vallen, bleef zijn hoofd, dat hij bij het vallen hoog zou oplichten, vermoedelijk ongedeerd. Zijn rug scheen hard te zijn; dien zou de val op het kleed wel niet deren. H e t grootste bezwaar was, dat hij rekening moest houden met den harden slag, dien het zou geven, en die waarschijnlijk achter alle deuren zooal geen schrik, dan toch bezorgdheid zou veroorzaken. Maar dat moest hij wagen. Toen Gregor al voor de helft uit het bed stak — de nieuwe methode was meer spel dan inspanning, hij behoefde alleen maar op zijn rug te schommelen — , viel hem i n , hoe eenvoudig alles zou zijn, als men hem hielp. Twee sterke menschen — hij dacht aan zijn vader en aan het dienstmeisje — waren heelemaal voldoende geweest; zij zouden h u n armen slechts onder zijn gewelfden rug moeten schuiven, hem zoo uit het bed lichten, z i c h met den last buigen en dan voorzichtig afwachten, dat hij den zwaai naar den grond maakte, waar de pootjes dan naar hij hoopte ook z i n zouden krijgen. N o g afgezien van het feit, dat de deuren waren afgesloten, had hij werkelijk om hulp moeten roepen? I n weerwil van alle ellende kon hij bij deze gedachte een glimlach niet bedwingen. H i j was al zoover, dat hij bij het steeds heviger schommelen nauwelijks zijn evenwicht nog kon bewaren, en hij moest n u spoedig een eindbesluit nemen, want over vijf minuten was het kwart over zeven, — toen er gebeld werd. „Dat is iemand uit de zaak," zei hij bij zichzelf en hij verstijfde bijna, 12
terwijl zijn pootjes des te vlugger dansten. Een oogenblik bleef alles stil. „Ze doen niet open," zei Gregor i n zichzelf, door een soort van onzinnige hoop bevangen. Maar toen ging natuurlijk, zooals altijd, het dienstmeisje met vasten tred naar de deur en deed open. Gregor behoefde slechts het eerste begroetende woord van den bezoeker te hooren om te weten wie het was — de procuratiehouder zelf. W a a r o m was juist Gregor er toe veroordeeld bij een firma te werken, waar men bij het kleinste verzuim dadelijk den grootsten argwaan koesterde? W a r e n alle ondergeschikten dan alle met elkaar ploerten, was er onder hen dan geen trouw en toegewijd wezen, die, hoewel hij een paar morgenuren niet voor de zaak had gebruikt, door gewetenswroeging de kluts kwijt raakte en gewoonweg niet i n staat was uit zijn bed te komen? Was het n u werkelijk niet voldoende een leerjongen te laten informeeren — als die informatie al noodig was — , moest de procuratiehouder zelf komen en moest daardoor aan de heele onschuldige familie getoond worden, dat het onderzoeken van deze verdachte geschiedenis slechts aan het verstand van den procuratiehouder toevertrouwd kon worden? E n meer tengevolge van de opwinding, waarin Gregor door deze overwegingen geraakte, dan wel als gevolg van een werkelijk besluit, slingerde hij zich met alle kracht uit het bed. H e t gaf een harde bons, maar echt lawaai was het niet. D e val werd eenigszins door het kleed gebroken, en zijn r u g was ook elastischer dan Gregor had gedacht, vandaar het niet zoo vreemde doffe geluid. Alleen zijn hoofd had hij niet voorzichtig genoeg opgehouden en had 13
het gestooten; hij draaide het en wreef het over het kleed uit woede en van pijn. „Daarbinnen viel iets," zei de procuratiehouder i n de belendende kamer aan den linkerkant. Gregor probeerde z i c h voor te stellen of den procuratiehouder ook niet eens iets dergelijks kon overkomen als hem vandaag overkwam; die mogelijkheid moest men toch eigenlijk toegeven. Maar als een r u w antwoord op deze vraag deed de procuratiehouder i n de kamer er naast een paar vastbesloten stappen en liet zijn verlakte schoenen kraken. U i t de kamer rechts fluisterde zijn zuster om Gregor i n te lichten: „Gregor, daar is de procuratiehouder." „Ik weet het," zei Gregor in zichzelf; maar zoo hard, dat zijn zuster het had kunnen hooren, durfde hij zijn stem niet te verheffen. „Gregor," zei zijn vader nu, uit de kamer links, „mijnheer de procuratiehouder is gekomen o m te informeeren waarom je niet met den vroegen trein bent weggegaan. W i j weten niet wat wij tegen hem moeten zeggen. H i j w i l je overigens zelf spreken. Doe dus alsjeblieft de deur open. H i j zal wel zoo goed zijn den rommel i n je kamer te verontschuldigen." „Goeden morgen, mijnheer Samsa," riep de procuratiehouder er vriendelijk doorheen. „Hij is niet goed," zei zijn moeder tegen den procuratiehouder, terwijl zijn vader nog aan de deur stond te praten, „gelooft u mij, hij is niet goed, mijnheer de procuratiehouder. H o e zou Gregor anders een trein missen! D e jongen heeft niets anders i n zijn hoofd dan de zaak. H e t ergert mij bijna dat hij 's avonds nooit uitgaat; hij was n u toch een week i n de stad, maar hij is iederen avond thuis gebleven. D a n zit hij 14
bij ons aan tafel en leest stil de krant of bestudeert het spoorboekje. H e t is voor hem al een verstrooiing wanneer hij zich met figuurzagen bezig houdt. H i j heeft n u bijvoorbeeld i n den loop van twee of drie avonden een lijstje gezaagd; u zult er verbaasd over staan hoe mooi het is; het hangt i n zijn kamer, u z u l t het dadelijk zien, als Gregor opendoet. Ik ben overigens blij, dat u er bent, mijnheer de procuratiehouder; wij zouden Gregor er niet toe gekregen hebben de deur open te doen; hij is zoo koppig; en hij is zeker niet goed, hoewel hij het vanmorgen ontkend heeft." „Ik k o m dadelijk," zei Gregor langzaam en voorzichtig en bewoog z i c h niet om geen woord van de gesprekken te verliezen. „Anders kan ik het ook niet verklaren, mevrouw," zei de procuratiehouder, „laten wij hopen dat het niets ernstigs is. Hoewel ik ook aan den anderen kant moet zeggen, dat wij, zakenmenschen — helaas of gelukkig, zooals u w i l t — een lichte ongesteldheid vaak uit zakelijke overwegingen eenvoudig moeten overwinnen." „ N u , kan mijnheer de procuratiehouder al binnenkomen?" vroeg de ongeduldige vader en klopte weer aan de deur. „Neen," zei Gregor. In de kamer links viel een pijnlijke stilte, i n de kamer rechts begon zijn zuster te snikken. Waarom ging zijn zuster dan niet naar de anderen? Ze was zeker pas uit bed, en nog niet eens begonnen z i c h aan te kleeden. E n waarom huilde ze dan? Omdat hij niet opstond, en den procuratiehouder niet binnen liet, omdat hij gevaar liep zijn betrekking te verliezen, en omdat de chef zijn ouders dan weer met de oude vorderingen zou vervolgen? D a t waren voorloopig toch wel over15
bodige zorgen. Gregor was er nog en dacht er geen oogenblik aan zijn familie te verlaten. O p dit oogenblik lag hij wel op het kleed, en niemand die van zijn toestand op de hoogte was had i n ernst van hem kunnen verlangen, dat hij den procuratiehouder binnen liet. Maar naar aanleiding van deze kleine onbeleefdheid, waarvoor later wel een goede verklaring te vinden zou zijn, kon Gregor toch eigenlijk niet dadelijk ontslagen worden. E n Gregor meende, dat het veel verstandiger zou zijn, hem n u met rust te laten, in plaats van hem met gehuil en gepraat te storen. Maar het was juist de onzekerheid, die de anderen benauwde en hun gedrag verontschuldigde. „Mijnheer Samsa," riep de procuratiehouder n u met verheffing van stem, „wat is er toch aan de hand? U sluit u op i n u w kamer, antwoordt alleen met ja en neen, maakt u w ouders ernstig ongerust, en verzuimt — dit zij terloops opgemerkt — u w zakelijke plichten eigenlijk op ongehoorde manier. Ik spreek hier i n naam van u w ouders en u w chef en verzoek u ernstig oogenlblikkelijk om een duidelijke verklaring, 't Is werkelijk ongehoord. Ik meende u als een rustig, verstandig mensch te kennen, en n u schijnt u plotseling met wonderlijke kuren te willen paradeeren. D e chef zinspeelde vanmorgen vroeg op een mogelijke verklaring van u w verzuim — zij betrof het incasso dat u sedert kort is toevertrouwd — maar ik gaf waarlijk bijna mijn eerewoord er op dat deze verklaring niet op k o n gaan. Maar n u zie ik hier u w onbegrijpelijke koppigheid, en de lust, ook maar eenigszins voor u op te komen, vergaat mij geheel en al. E n u w positie is heelemaal niet zoo vast. Ik was oorspronkelijk van 16
plan u dat alles onder vier oogen te zeggen, maar daar u mij hier noodeloos mijn tijd laat verliezen, weet ik niet, waarom u w ouders het ook niet zouden hooren. U w werk was den laatsten tijd zeer onbevredigend; het is wel niet het seizoen om bijzondere zaken te doen; maar een seizoen, waarin geen zaken gedaan worden bestaat niet, mijnheer Samsa, mag niet bestaan." „Maar mijnheer de procuratiehouder," riep Gregor buiten zichzelf en vergat i n de opwinding al het andere, „ik doe dadelijk, oogenblikkelijk open. Een lichte ongesteldheid, een aanval van duizeligheid, verhinderde mij op te staan. Ik lig n u nog i n bed. Maar ik ben n u weer heelemaal opgeknapt. Dadelijk sta ik op. N o g een oogenblikje geduld! H e t gaat nog niet zoo goed als ik dacht. Maar ik voel me al weer beter. H o e zooiets een mensch opeens kan overvallen! Gisterenavond was ik nog heelemaal goed, dat weten mijn ouders wel, of beter gezegd, gisterenavond had ik al een licht voorgevoel. H e t moet al aan mij te zien zijn geweest. Waarom heb ik het niet gezegd i n de zaak! Maar je denkt altijd dat je de ziekte zonder thuisblijven te boven zal komen. Mijnheer de procuratiehouder! Spaar mijn ouders! V o o r al de verwijten, die u mij n u maakt is toch geen reden; men heeft er mij ook met geen woord over gesproken. U hebt misschien de laatste orders, die ik gestuurd heb, niet gelezen. M e t den trein van acht uur ga ik overigens op reis, die paar uur rust hebben mij goed gedaan. H o u d t u zich toch niet op, mijnheer de procuratiehouder, ik k o m dadelijk zelf i n de zaak, en weest u zoo goed dat te zeggen en den chef eerbiedig van mij te groeten!" 17
[
E n terwijl Gregor dit alles haastig uitstootte, en nauwelijks wist wat hij zei, was hij waarschijnlijk tengevolge van de reeds i n bed verkregen oefening, de kast eenigszins genaderd, en probeerde n u zich daaraan op te richten. H i j wilde inderdaad de deur open doen, zich inderdaad vertoonen en met den procuratiehouder spreken; hij was er zeer nieuwsgierig naar te weten te komen, wat de anderen, die zoo naar hem verlangden, bij zijn aanblik zouden zeggen. Schrokken zij, dan had Gregor geen verantwoordelijkheid meer, en kon gerust zijn. N a m e n zij echter alles rustig op, dan had ook hij geen reden zich op te winden, en kon, als hij zich haastte, om acht u u r inderdaad op het station zijn. Eerst gleed hij n u een paar maal van de gladde kast af, maar tenslotte, met een laatste krachtsinspanning, stond hij overeind; op de pijnen i n zijn onderlijf sloeg hij geen acht, hoezeer ze ook brandden. N u liet hij z i c h tegen de rugleuning van een nabijzijnden stoel vallen en hield zich met zijn pootjes aan de randen vast. Daarmee had hij echter ook macht over zichzelf gekregen en hield zich stil, want n u k o n hij naar den procuratiehouder luisteren. „Hebt u ook maar één woord verstaan?" vroeg de procuratiehouder aan zijn ouders, „hij houdt ons toch niet voor den gek?" „ O m Gods w i l , " riep zijn moeder al huilende uit, „hij is misschien zwaar ziek en wij kwellen hem. Grete! Grete!" riep zij toen. „Moeder?" riep zijn zuster van den anderen kant. Zij spraken met elkaar door Gregors kamer heen. „Je moet dadelijk naar den dokter. Gregor is ziek. H e b je Gregor n u hooren praten?" „Dat was een dierengeluid," zei de procuratiehouder buiten18
gewoon zachtjes i n tegenstelling met het roepen van zijn moeder. „Anna! A n n a ! " riep zijn vader door de voorkamer naar de keuken en klapte i n zijn handen, „ga dadelijk een smid halen!" E n daar liepen de beide meisjes al met ruischende rokken door de voorkamer — hoe had zijn zuster zich n u zoo snel aangekleed? — en trokken de huisdeur open. M e n hoorde de deur niet eens weer dichtslaan; zij hadden haar zeker open gelaten, zooals meestal in huizen, waar een groot ongeluk is gebeurd. Gregor was echter veel kalmer geworden. M e n begreep zijn woorden dus niet meer, hoewel zij hem duidelijk genoeg, duidelijker dan vroeger waren voorgekomen, misschien omdat zijn ooren er aan gewend raakten. Maar i n ieder geval geloofde men n u reeds, dat het niet heelemaal i n orde was met hem en was men bereid hem te helpen. H e t vertrouwen en de zekerheid, waarmee de eerste maatregelen genomen waren, deden hem goed. H i j voelde zich weer i n den menschelijken k r i n g opgenomen, en verwachtte van beiden, van den dokter en van den smid, zonder hen eigenlijk precies te scheiden, geweldige en verrassende prestaties. O m voor de naderende, beslissende besprekingen een zoo helder mogelijke stem te krijgen, hoestte hij even, hoewel hij er voor zorgde het heel zachtjes te doen, daar mogelijk ook dit geluid al anders dan menschelijk hoesten klonk, wat hij zelf niet meer durfde te beoordeelen. In de kamer naast hem was het intusschen zeer stil geworden. Misschien zaten zijn ouders met den procuratiehouder aan tafel te. fluisteren, misschien leunden ze allemaal tegen de deur en luisterden. 19
Gregor schoof langzaam met den stoel naar de deur, liet hem daar los, wierp z i c h tegen de deur, hield z i c h er aan overeind — de zolen van zijn pootjes waren eenigszins kleverig — en rustte daar een oogenblik van de inspanning uit. Toen echter begon hij te probeeren met zijn mond den sleutel i n het slot om te draaien. H e t scheen, helaas, dat hij geen echte tanden had — waarmee moest hij nu den sleutel pakken? — maar i n plaats daarvan waren zijn kaken dan ook zeer sterk; met h u n hulp bracht hij ook werkelijk den sleutel i n beweging en sloeg er geen acht op, dat hij z i c h ongetwijfeld een of ander letsel toebracht, want er k w a m een bruine vloeistof uit zijn mond, liep over den sleutel en druppelde op den grond. „Hoor eens," zei de procuratiehouder i n de belendende kamer, „hij draait den sleutel o m . " D a t was een groote aanmoediging voor Gregor; maar allemaal hadden zij hem moeten toeroepen, ook zijn vader en zijn moeder: „Goed zoo, Gregor," hadden ze moeten roepen, „vooruit maar, op het slot af!" E n terwijl hij z i c h voorstelde, dat zij allemaal zijn pogingen met spanning volgden, beet hij zich met alles wat hij aan kracht kon verzamelen, zonder na te denken, i n den sleutel vast. Naarmate de sleutel draaide, danste hij o m het slot heen, hield z i c h n u nog alleen met zijn mond overeind, en naar gelang het noodig was, hing hij aan den sleutel of drukte hem weer neer met de geheele zwaarte van zijn lichaam. H e t hooge geluid van het eindelijk terugspringende slot bracht Gregor metterdaad tot bezinning. Opgelucht zei hij i n zichzelf: „Den smid heb ik tenminste niet 20
noodig gehad," en hij legde zijn hoofd op de deurkruk om de deur geheel open te doen. Daar hij de deur op die manier open moest doen, was zij eigenlijk al tamelijk wijd open en hij zelf nog niet te zien. H i j moest z i c h eerst langzaam om den eenen deurvleugel heendraaien en wel zeer voorzichtig, als hij niet, juist voor het binnentreden van de kamer plomp op zijn rug wou vallen. H i j was nog met deze moeilijke beweging bezig en had geen tijd op iets anders te letten, toen hij den procuratiehouder al een luid „ O ! " hoorde uitstooten — het klonk als het suizen van den w i n d — en n u zag hij hem ook, hoe hij, die het dichtst bij de deur stond, de hand tegen den open mond drukte en langzaam achteruit week, als werd hij door een onzichtbare, regelmatig stuwende kracht verdreven. Zijn moeder — zij stond hier i n weerwil van de aanwezigheid van den procuratiehouder nog met los, hoog overeind staand haar, zooals ze uit haar bed was gekomen — keek eerst met gevouwen handen zijn vader aan, liep dan twee passen op Gregor toe en viel temidden van de zich om haar uitspreidende rokken neer, het gezicht geheel onzichtbaar op haar borst gebogen. Z i j n vader balde met een vijandige u i t d r u k k i n g de vuist, alsof hij Gregor i n zijn kamer terug wou duwen, keek dan onzeker de woonkamer rond, bedekte zijn oogen met de hand, en weende, zoodat zijn machtige borst schokte. Gregor k w a m n u i n 't geheel niet i n de kamer, maar leunde aan den binnenkant van den gegrendelden deurvleugel, zoodat zijn lijf slechts voor de helft was te zien, met er boven het zijwaarts 21
gebogen hoofd, waarmee hij naar de anderen gluurde. H e t was inmiddels veel lichter geworden; aan den overkant van de straat stond duidelijk een silhouet van het tegenovergelegen grijszwarte huis — het was een ziekenhuis — met zijn regelmatige ramen, die scherp den gevel perforeerden; de regen viel nog altijd, maar nu i n groote, afzonderlijk zichtbare en eigenlijk ook afzonderlijk op den grond neergestrooide druppels. H e t ontbijtservies stond nog i n groote hoeveelheid op tafel, want voor zijn vader was het ontbijt de voornaamste maaltijd van den dag, dien hij, onder het lezen van verscheidene kranten, urenlang rekte. Juist aan den tegenoverliggenden m u u r hing een foto van Gregor uit zijn diensttijd, als luitenant, waarop hij, met de hand aan zijn degen, onbezorgd glimlachte en eerbied voor zijn houding en u n i f o r m afdwong. D e deur naar de voorkamer was open, en men keek, daar ook de étagedeur open stond, op het portaal van de woning en op het begin van de naar beneden leidende trap. „ N u , " zei Gregor, en hij was er z i c h wel van bewust, dat hij de eenige was, die zijn kalmte had bewaard, „ik zal mij dadelijk aankleeden, de collectie pakken en op reis gaan. W i l t u , w i l t u mij op reis laten gaan? U ziet wel, mijnheer de procuratiehouder, dat ik niet koppig ben, en ik werk graag; het reizen is vermoeiend, maar ik zou zonder reizen niet kunnen leven. W a a r gaat u heen, mijnheer de procuratiehouder? N a a r de zaak? Ja? Z u l t u alles naar waarheid vertellen? M e n kan op een oogenblik niet i n staat zijn te werken, maar dat is dan juist het moment, om z i c h de vroegere prestaties te herinneren en te bedenken, dat men, 22
na het uit den weg ruimen van de hindernis, zeker des te vlijtiger en geconcentreerder zal werken. Ik heb immers zooveel verplichtingen tegenover den chef, dat weet u toch heel goed. A a n den anderen kant moet ik voor mijn ouders en zuster zorgen. Ik zit i n het nauw, maar ik zal er ook wel weer uitkomen. Maar maakt u het mij niet moeilijker dan het al is. Kiest u mijn partij i n de zaak! De reiziger is niet bemind, dat weet i k ; men denkt dat hij geld als water verdient, en bovendien nog een prettig leventje heeft! M e n heeft nu eenmaal geen bijzondere reden, beter over dit vooroordeel na te denken. Maar u , mijnheer de procuratiehouder, u heeft een beteren blik op de omstandigheden dan het overige personeel, ja, onder ons gezegd, zelfs een beteren blik dan mijnheer de chef zelf, die zich i n zijn kwaliteit van werkgever gemakkelijk ten nadeele van een ondergeschikte van de wijs laat brengen. U weet toch ook wel, dat een reiziger, die bijna het heele jaar buiten de zaak werkt, zoo gemakkelijk het slachtoffer van geklets, toevalligheden en ongegronde bezwaren kan worden, waartegen hij zich onmogelijk kan verweren, daar hij er meestal niets van merkt, en alleen wanneer hij uitgeput van de reis thuiskomt, de ernstige, naar h u n oorzaken niet meer te begrijpen gevolgen, aan den lijve begint te ondervinden. Gaat u niet weg, mijnheer de procuratiehouder, zonder een woord, waaruit mij blijkt, dat u mij althans gedeeltelijk gelijk geeft!" Maar de procuratiehouder had zich al bij de eerste woorden van Gregor afgewend, en over zijn zenuwachtig trekkenden schouder keek hij met 23
opgetrokken lippen naar Gregor om. E n gedurende Gregors toespraak stond hij geen oogenblik stil, maar trok langzaam, zonder Gregor uit het oog te verliezen, naar de deur, maar heel geleidelijk, als was er een geheim verbod, de kamer te verlaten. H i j was al i n de voorkamer, en te oordeelen naar de plotselinge beweging, waarmee hij voor het laatst zijn voet uit de woonkamer trok, had men kunnen gelooven, dat hij zoojuist zijn voetzool had gebrand. Maar i n de voorkamer stak hij zijn rechterhand ver vooruit, in de richting van de trap, alsof hem daar een bovenaardsche verlossing wachtte. Gregor begreep, dat hij den procuratiehouder i n geen geval i n deze stemming weg mocht laten gaan, wilde zijn betrekking i n de zaak niet het grootste gevaar loopen. Z i j n ouders begrepen dat allemaal niet zoo goed; zij hadden i n al die jaren de overtuiging gekregen, dat Gregor i n die zaak voor zijn leven onder dak was, en zij waren ook zoo vervuld van de zorgen van het oogenblik, dat zij niet i n staat waren vooruit te zien. Maar Gregor zag wèl in de toekomst; de procuratiehouder moest tegengehouden, gerustgesteld, overtuigd en ten slotte gewonnen worden; de toekomst van Gregor en zijn familie hing er immers van af! Als zijn zuster er maar geweest was! Zij was verstandig; zij had al gehuild toen Gregor nog rustig op zijn rug lag. E n de procuratiehouder, zoo op dames gesteld, had zich zeker door haar laten leiden; zij zou de huisdeur dicht hebben gedaan en hem i n de voorkamer zijn angst uit het hoofd hebben gepraat. Maar zijn zuster was er n u juist niet, en Gregor moest zelf optreden. E n zonder te bedenken, dat hij zijn huidige capaci24
s
teiten zich te bewegen in het geheel niet kende, zonder ook te bedenken, dat zijn woorden misschien, ja waarschijnlijk weer niet begrepen zouden worden, verliet hij den deurvleugel; schoof zich door de opening, wilde naar den procuratiehouder gaan, die zich reeds aan de balustrade van het portaal op belachelijke wijze met beide handen vastklemde; maar hij viel oogenblikkelijk, naar houvast zoekende, met een lichten kreet op zijn vele pootjes neer. Nauwelijks was dat gebeurd, of hij voelde voor het eerst dien morgen een lichamelijk welbehagen; de pootjes hadden vasten grond onder zich, zij gehoorzaamden volledig, zooals hij tot zijn genoegen merkte; zij streefden er zelfs naar, hem te dragen waar hij wilde; en reeds geloofde hij, dat het definitieve einde van al zijn lijden nabij was. Maar op hetzelfde oogenblik dat hij, schommelend van ingehouden beweging, niet ver van zijn moeder verwijderd, juist tegenover haar op den grond lag, sprong deze, die toch geheel i n zichzelf verzonken scheen te zijn, opeens overeind, de armen uitgestrekt, de vingers gespreid, riep: „Help — i n 's hemelsnaam help!", hield het hoofd gebogen, als wilde zij Gregor beter zien, liep echter, i n tegenspraak daarmede, zinneloos achteruit, had vergeten, dat de gedekte ontbijttafel achter haar stond, ging er, toen zij daar was aangekomen, als verstrooid, haastig op zitten; en zij scheen i n het geheel niet te merken dat naast haar uit de omvergeworpen groote kan de koffie i n een dikken straal op het kleed stroomde. „Moeder, moeder," zei Gregor zachtjes en keek naar haar op. D e procuratiehouder was hem voor een oogenblik geheel door het hoofd gegaan; maar 25
hij kon niet nalaten bij het zien van de stroomende koffie meermalen met zijn kaken i n het niets te happen. Daarom begon zijn moeder opnieuw te schreeuwen, vluchtte van de tafel weg, en viel zijn vader, die aan k w a m snellen, i n de armen. Maar Gregor had n u geen tijd voor zijn ouders; de procuratiehouder was al op de trap, met zijn k i n op de balustrade keek hij nog voor het laatst om. Gregor nam een aanloop, om hem zoo mogelijk i n te halen; de procuratiehouder moest er een vermoeden van gehad hebben, want hij nam een sprong over verscheidene treden en verdween; „ H o e ! " schreeuwde hij echter nog: het klonk door het geheele trappenhuis. Helaas scheen n u ook deze vlucht van den procuratiehouder zijn vader, die tot n u toe betrekkelijk kalm was geweest, totaal van streek te maken, want inplaats van zelf den procuratiehouder na te loopen, of althans Gregor i n de achtervolging niet te dwarsboomen, greep hij met de rechterhand den stok van den procuratiehouder, dien deze met zijn hoed en overjas op een stoel had laten liggen, haalde met de linkerhand een groote krant van de tafel, en begon al stampvoetend Gregor door zwaaien met den stok en de krant i n zijn kamer terug te drijven. Gregors smeeken baatte niet, zijn smeeken werd ook niet begrepen; hoe deemoedig hij het hoofd ook draaide, zijn vader stampvoette slechts harder. Niettegenstaande het koele weer had zijn moeder tegenover hem een raam opengegooid, en er uit geleund, drukte zij haar gezicht, ver buiten het raam, in de handen. Tusschen portaal en trappenhuis ontstond een krachtige tocht, de gordijnen vlogen omhoog, de kranten op tafel 26
ritselden, losse bladen woeien over den grond. Onverbiddelijk joeg zijn vader hem op, en stootte sissende klanken uit als een wilde. N u had Gregor nog i n het geheel geen oefening i n het achteruit loopen, het ging inderdaad zeer langzaam. Wanneer Gregor zich maar had kunnen omdraaien, dan was hij dadelijk i n zijn kamer geweest, maar hij was bang, zijn vader door het tijdroovende omdraaien ongeduldig te maken, en ieder oogenblik immers dreigde hem van den stok i n zijn vaders hand de doodelijke slag op zijn rug of zijn hoofd. Maar ten slotte bleef Gregor toch niets anders over, want hij merkte met ontzetting, dat hij bij het achterwaarts gaan niet eens de richting wist te behouden, en hij begon dus, onder onophoudelijke, zijdelingsche blikken naar zijn vader, zich zoo v l u g mogelijk, i n werkelijkheid echter zeer langzaam, om te draaien. Misschien begreep zijn vader zijn goeden w i l , want hij stoorde hem hierin niet, doch leidde zelfs hier en daar de draaibewegingen uit de verte met de punt van zijn stok. A l s dat onuitstaanbare gesis van zijn vader er n u maar niet geweest was! Gregor raakte daardoor geheel i n de war. H i j had z i c h bijna heelemaal omgedraaid, toen hij, voortdurend naar het sissen luisterend, zich zelfs vergiste en weer een stuk terugdraaide. Maar toen hij gelukkig eindelijk met zijn hoofd voor de deuropening was, bleek het dat zijn lichaam te breed was om er zonder meer door te kunnen. Z i j n vader dacht er i n dezen gemoedstoestand ook i n het geheel niet aan, den anderen deurvleugel te openen, om Gregor een passenden doorgang te verschaffen. Z i j n eenige gedachte was alleen, dat Gregor zoo snel mogelijk 27
in zijn kamer moest gaan. H i j zou ook nooit de ingewikkelde voorbereidingen geduld hebben, die Gregor noodig had om z i c h op te richten en misschien op die manier door de deur te komen. Veeleer dreef hij, als was er geen hinderpaal, Gregor n u onder buitengewoon lawaai vooruit; het klonk achter Gregor ook al heelemaal niet meer als de stem van enkel en alleen maar zijn vader, er viel n u werkelijk niet mee te spotten, en Gregor drong z i c h — hoe dan ook — door de deur. D e eene kant van zijn lichaam verhief zich, hij lag scheef i n de deuropening, zijn flank was heelemaal wond geschuurd, op de witte deur bleven leelijke vlekken achter, spoedig bleef hij steken en had zich alleen niet meer kunnen roeren, de pootjes aan den eenen kant hingen bibberend hoog i n de lucht, die aan den anderen kant waren pijnlijk tegen den grond gedrukt — toen gaf zijn vader hem van achteren een n u inderdaad verlossenden, harden duw, en hij vloog, hevig bloedend, ver zijn kamer i n . D e deur werd nog met den stok dichtgeslagen, toen was het eindelijk stil.
2 In de avondschemering ontwaakte Gregor eerst uit zijn zwaren, bijna op een flauwte lijkenden slaap. H i j zou ook zonder stoornis zeker niet veel later ontwaakt zijn, want hij voelde zich voldoende uitgerust en uitgeslapen, maar het leek hem, als was hij door een lichten tred en een voorzichtig sluiten van de deur die naar de voorkamer leidde, gewekt. H e t schijnsel van de electrische tram lag, bleek, 28
hier en daar op het plafond en op de hoogere gedeelten der meubels, maar beneden bij Gregor was het donker. Langzaam schoof hij, nog onhandig met zijn voelhorens tastend, die hij n u pas leerde waardeeren, naar de deur, om te zien, wat daar was gebeurd. Zijn linkerzijde scheen een lang, onaangenaam gespannen litteeken, en hij moest gewoonweg hinken op zijn twee rijen pootjes. Eén pootje was overigens i n den loop van de gebeurtenissen van dien morgen zwaar gekwetst — het was bijna een wonder, dat er maar één gekwetst was — en sleepte er lam bij. Bij de deur merkte hij pas, wat hem daar eigenlijk had heen gelokt: het was de reuk van iets eetbaars geweest. W a n t daar stond een bakje met zoete melk gevuld, waarin kleine stukjes wittebrood dreven. Bijna had hij van blijdschap gelachen, want hij had nog meer honger dan dien morgen, en oogenblik kelijk stopte hij zijn kop bijna tot over zijn oogen i n de melk. Maar hij trok hem teleurgesteld weer terug; niet alleen dat het eten door zijn pijnlijke linkerzijde bezwaarlijk was — en hij kon alleen eten, wanneer zijn geheele lichaam snuivend meewerkte — , maar de melk, die anders zijn lievelingsdrank was en die zijn zuster daarom zeker had neergezet, smaakte hem i n het geheel niet, ja, hij wendde z i c h bijna met afkeer van het bakje af en kroop naar het midden van de kamer terug. In de huiskamer was, zooals Gregor door de kier van de deur k o n zien, het gas aangestoken, maar terwijl zijn vader anders op dezen tijd van den dag de 's middags verschijnende krant aan zijn moeder en dikwijls ook aan zijn zuster voorlas, hoorde men 29
n u geen geluid. N u , misschien was dat voorlezen, waarover zijn zuster hem altijd vertelde en schreef, den laatsten tijd toch uit de mode geraakt. Maar het was overal ook zoo stil, hoewel de woning toch zeker niet leeg was. „ W a t een stil leven leidt mijn familie toch," zei Gregor bij zichzelf, en voelde zich, terwijl hij recht voor zich uit i n het donker staarde, buitengewoon trotsch, dat hij zijn ouders en zijn zuster zoo'n leven i n zoo'n mooie woning had kunnen verschaffen. Maar wanneer alle rust, alle welstand, alle tevredenheid n u tot een verschrikkelijk eind moest komen? O m zich niet i n zulke gedachten te verliezen, zette Gregor z i c h liever i n beweging en kroop de kamer op en neer. Eén keer gedurende den langen avond werd de eene zijdeur en één keer de andere op een kleine kier geopend, en snel weer gesloten; iemand had er wel behoefte aan binnen te komen, maar ook weer te veel bedenkingen. Gregor hield nu vlak bij de deur van de huiskamer stil, vast besloten den aarzelenden bezoeker toch op de een of andere manier binnen te brengen, of i n ieder geval te weten te komen wie het eigenlijk was; maar n u werd de deur niet meer geopend, en Gregor wachtte tevergeefs. D i e n morgen, toen de deuren op slot waren, had iedereen bij hem binnen willen komen; n u , terwijl hij de eene deur open gemaakt had, en de andere klaarblijkelijk gedurende den dag geopend waren, k w a m er niemand meer, en de sleutels zaten nu ook aan den buitenkant. Eerst laat i n den nacht werd het licht in de huiskamer uitgedaan, en n u was het gemakkelijk vast te stellen, dat zijn ouders en zijn zuster zoo 30
lang opgebleven waren, want, zooals men duidelijk hooren k o n , verwijderden zij z i c h n u alle drie op de teenen. V o o r den morgen k w a m er zeker niemand meer bij Gregor binnen; hij had dus ruimschoots den tijd om ongestoord te overleggen, hoe hij zijn leven n u opnieuw moest inrichten. Maar de hooge, ruime kamer, waarin hij gedwongen was op den vloer te liggen, maakte hem bang, zonder dat hij de oorzaak k o n opsporen, want het was toch zijn eigen kamer, die hij sedert vijf jaar bewoonde — en met een half onbewusten draai en niet zonder een licht gevoel van schaamte, kroop hij haastig onder de canapé, waar hij zich, hoewel zijn rug eenigszins beklemd werd, en hoewel hij zijn hoofd niet meer kon opheffen, onmiddellijk zeer behaaglijk voelde, en het slechts betreurde, dat zijn lichaam te breed was om heelemaal onder de canapé ondergebracht te worden. Daar bleef hij den geheelen nacht, dien hij voor een deel i n sluimer, waaruit de honger hem voortdurend weer opschrikte, doorbracht, voor een deel echter i n zorgen en hoopvolle voorstellingen, die echter alle tot de slotsom leidden, dat hij zich voorloopig rustig moest gedragen, en door geduld en grooten tact voor de familie de onaangenaamheden draaglijk moest maken, die hij i n zijn huidigen toestand n u eenmaal gedwongen was te veroorzaken. A l vroeg in den morgen, het was nog bijna nacht, had Gregor gelegenheid de kracht van de zooeven genomen besluiten op de proef te stellen, want van de voorkamer uit opende zijn zuster, bijna geheel gekleed, de deur en keek gespannen naar binnen. Zij vond hem niet dadelijk, maar toen zij hem onder 31
de canapé ontdekte — G o d , hij moest toch ergens blijven, hij kon toch niet wegvliegen — , schrok zij zoo, dat zij, zonder zich te kunnen beheerschen, de deur van buiten af weer toesloeg. Maar alsof zij spijt van haar gedrag had, opende zij de deur dadelijk weer, en k w a m , alsof zij bij een zwaar zieke of bij een vreemde was, op de teenen naar binnen. Gregor had zijn hoofd tot vlak aan den rand van de canapé naar voren geschoven en sloeg haar gade. Z o u zij wel merken, dat hij de melk had laten staan, en geenszins omdat hij geen honger had? E n zou zij ander voedsel brengen, dat hem beter beviel? Als zij het niet uit zichzelf deed, zou hij liever verhongeren, dan haar er op attent maken, hoewel hij eigenlijk groote aanvechting had onder de canapé uit te schieten, zich voor de voeten van zijn zuster te werpen, en haar te smeeken iets lekkers te brengen. Maar zijn zuster merkte dadelijk met verbazing de nog volle k o m op, waaruit alleen een beetje melk gemorst was, zij nam haar dadelijk op, wel niet met haar bloote handen, maar met een lap, en bracht haar naar buiten. Gregor was zeer benieuwd wat zij hem er voor i n de plaats zou brengen, en maakte allerlei veronderstellingen. Maar nooit had hij kunnen raden, wat zijn zuster i n haar goedheid werkelijk deed. Zij bracht hem, om zijn smaak te weten te komen, een heele keuze, alles op een oude krant uitgespreid. E r was oude, halfrotte groente; beenen van het avondmaal, die door gestolde, witte saus waren omgeven; een paar rozijnen en amandelen; kaas, die Gregor twee dagen geleden oneetbaar had verklaard; een droog stuk brood, een gesmeerde boterham en een gesmeerde 32
boterham met zout. Bovendien zette zij bij dit alles nog de waarschijnlijk voorgoed voor Gregor bestemde k o m neer, waarin zij water had geschonken. E n uit fijngevoeligheid, daar zij wist, dat Gregor i n haar tegenwoordigheid niet zou eten, verwijderde zij zich haastig en draaide zelfs den sleutel om, waaruit Gregor k o n begrijpen, dat hij het zich zoo gemakkelijk k o n maken als hij maar wilde. Gregors pootjes snorden, n u het op het eten afging. Zijn wonden moesten overigens ook heelemaal genezen zijn, hij had er geen hinder meer van, hij was er verbaasd over en dacht er aan, hoe hij zich, meer dan een maand geleden, met een mes een klein beetje i n zijn vinger had gesneden, en hoe hem die wond eergisteren nog pijn genoeg had gedaan. „Zou ik n u minder fijngevoelig z i j n ? " daoht hij en zoog al begeerig aan de kaas, waartoe hij z i c h voor alle andere spijzen dadelijk en duidelijk had aangetrokken gevoeld. V l u g achter elkaar en met oogen die van voldoening traanden, at hij de kaas, de groente en de saus op; het versche voedsel smaakte hem daarentegen niet, hij k o n er niet eens den reuk van verdragen, en sleepte de zaken die hij eten wilde, een eindje verder weg. H i j was al lang met alles klaar en lag nog l u i op dezelfde plaats, toen zijn zuster als een teeken dat hij z i c h terug moest trekken, langzaam den sleutel omdraaide. D a t schrikte hem dadelijk op, hoewel hij bijna sliep, en hij ijlde weer onder de canapé. Maar het kostte hem groote zelfbeheersching, zelfs maar den korten tijd, dien zijn zuster i n de kamer was, onder de canapé te blijven, want door het overvloedige eten was zijn lijf eenigszins opgezet, en hij k o n i n die 33
nauwe schuilplaats bijna niet ademen. Onder kleine aanvallen van benauwdheid keek hij er met ietwat uitpuilende oogen naar, hoe de niets vermoedende zuster met een bezem, niet alleen de overblijfselen bij elkaar veegde, maar zelfs de spijzen, die Gregor i n het geheel niet had aangeroerd, alsof die dus ook niet meer te gebruiken waren, en hoe zij alles i n een emmer gooide, dien zij met een houten deksel sloot, waarna zij alles naar buiten droeg. Nauwelijks had zij zich omgedraaid, of Gregor k w a m onder de canapé uit, rekkend en blazend. O p die manier kreeg Gregor n u dagelijks zijn eten, een keer 's morgens, als zijn ouders en het dienstmeisje nog sliepen, den tweeden keer na den algemeenen middagmaaltijd, want dan sliepen zijn ouders ook nog even, en het dienstmeisje werd door zijn zuster met een of andere boodschap weggestuurd. Zeker wenschten ook zij niet, dat Gregor verhongerde, maar misschien zouden zij het niet hebben kunnen verdragen, van zijn eten meer te weten als van hooren zeggen. W e l l i c h t wilde zijn zuster h u n een misschien slechts kleine verdrietelijkheid besparen, want zooals het was leden zij al genoeg. Welke uitvluchten men dien eersten ochtend gebruikt had om den dokter en den smid weer uit het huis te krijgen, daar kon Gregor niet achter komen, want daar men hem niét k o n verstaan, dacht niemand er aan, ook zijn zuster niet, dat hij de anderen k o n verstaan en zoo moest hij, wanneer zijn zuster i n zijn kamer was, er genoegen mee nemen, alleen zoo n u en dan haar zuchten en het aanroepen der heiligen te hooren. 34
Pas later, toen zij een beetje aan alles gewend was — van heelemaal wennen k o n natuurlijk nooit sprake zijn — , ving Gregor dikwijls een opmerking op, die vriendelijk bedoeld was, of zoo uitgelegd k o n worden. „Vandaag heeft het hem toch gesmaakt," zei ze, wanneer Gregor het eten flink had aangesproken, terwijl zij i n het tegenovergestelde geval, dat langzamerhand steeds vaker voorkwam, bijna treurig placht te zeggen: „ N u heeft hij alles weer laten staan!" Maar terwijl Gregor rechtstreeks geen nieuws te weten k o n komen, drong er toch veel uit de belendende kamers tot hem door, en als hij ook maar stemmen hoorde, liep hij dadelijk naar de betrokken deur, en drukte er z i c h met zijn geheele lichaam tegen aan. V o o r a l i n den eersten tijd was er geen gesprek, dat niet op de een of andere manier, al was het ook i n het geheim, over hem ging. Gedurende twee dagen vielen er bij alle maaltijden beraadslagingen over te hooren, hoe men zich n u gedragen moest; maar ook tusschen de maaltijden sprak men over datzelfde thema, want er waren altijd ten minste twee familieleden thuis, omdat niemand alleen thuis wilde blijven, en men de woning toch i n geen geval geheel verlaten kon. O o k het dienstmeisje was direct op den eersten dag — het was niet geheel duidelijk wat en hoeveel zij van het gebeurde wist — voor zijn moeder op de knieën gevallen, en had haar gesmeekt haar dadelijk te laten gaan en toen zij na een kwartier afscheid nam, bedankte zij onder tranen voor het ontslag, als voor de grootste weldaad, die men haar hier bewezen had, en zij deed een duren eed, zonder dat 35
men het van haar verlangde, aan niemand ook maar het geringste te verraden. N u moest zijn zuster samen met zijn moeder ook koken; ten slotte gaf dat niet veel werk, want men at haast niets. Voortdurend hoorde Gregor hoe de een den ander tot eten aanspoorde, en geen ander antwoord kreeg, dan: „Dank je, ik heb genoeg" of zooiets. Gedronken werd er misschien ook niets. Dikwijls vroeg zijn zuster aan zijn vader of hij bier wilde hebben, en hartelijk bood zij aan het zelf te gaan halen en als zijn vader zweeg, zei ze, om ieder bezwaar uit den weg te ruimen, dat zij het ook aan de concierge k o n vragen, maar dan zei zijn vader eindelijk hard: „Neen", en er werd niet verder over gesproken. A l i n den loop van den eersten dag legde zijn vader zijn finantieelen toestand en vooruitzichten, zoowel aan zijn moeder als aan zijn zuster bloot. N u en dan stond hij van tafel op en haalde uit zijn kleine Wertheim-kassa, die uit den ondergang van zijn zaak, die vijf jaar geleden had plaats gehad, gered was, een of ander document of notitieboek. M e n hoorde hoe hij het gecompliceerde slot opende en het, na er het gezochte uitgenomen te hebben, weer sloot. Deze verklaringen van zijn vader waren gedeeltelijk het eerste verblijdende, dat Gregor gedurende zijn gevangenschap te hooren kreeg. H i j had gemeend, dat zijn vader van die zaak niet het geringste was overgebleven, althans zijn vader had hem het tegendeel niet gezegd, en Gregor had er hem ook niet naar gevraagd. Gregors zorg had er indertijd alleen i n bestaan, alles i n het werk te stellen, o m de familie het ongeluk i n zaken, dat 36
hen allen i n een absoluut hopeloozen toestand had gebracht, zoo snel mogelijk te doen vergeten. E n zoo was hij indertijd met buitengewoon vuur aan het werk gegaan, en was onverwacht snel van een kleinen bediende reiziger geworden, die natuurlijk geheel andere mogelijkheden had om geld te verdienen, en wiens succes i n zaken oogenblikkelijk i n den v o r m van provisie i n contant geld veranderde, dat hij voor de verbaasde en verheugde familie op tafel k o n leggen. H e t was een mooie tijd geweest en nooit had hij zich naderhand, althans niet met dien glans, herhaald, hoewel Gregor naderhand zooveel geld verdiende, dat hij i n staat was, de uitgaven van de geheele familie te bekostigen, en dat dan ook deed. M e n was er aan gewend geraakt, zoowel de familie als Gregor; men nam het geld dankbaar aan, hij stond het graag af, maar tot een bijzonder w a r m gevoel k o n het niet meer leiden. Alleen zijn zuster was Gregor nog na gebleven, en hij had een geheim plan, haar, die i n tegenstelling met Gregor, zeer veel van muziek hield, en ontroerend viool k o n spelen, het volgend jaar, zonder acht te slaan op de groote kosten, die dat zou meebrengen, en die men wel op een andere manier zou weten te bestrijden, naar het conservatorium te zenden. Vaak werd in Gregors korte verblijven i n de stad, i n gesprekken met zijn zuster, het conservatorium genoemd, maar altijd als een droom, aan welks verwezenlijking niet gedacht kon worden, en zijn ouders hoorden die onschuldige toespelingen niet eens graag; maar Gregor dacht er zeer ernstig aan en was van plan het op Kerstavond plechtig mee te deelen. 37
Dergelijke, i n zijn tegenwoordigen toestand geheel nuttelooze gedachten gingen hem door het hoofd, terwijl hij daar rechtop tegen de deur kleefde en luisterde. V a a k k o n hij van vermoeidheid heelemaal niet meer luisteren en liet het hoofd slap tegen de deur slaan, maar hij hield het onmiddellijk weer stijf, want zelfs het zachte gedruisch, dat hij daardoor veroorzaakt had, was er naast gehoord en had hen allen doen verstommen. „ W a t haalt hij n u weer u i t ! " zei zijn vader na een poosje, klaarblijkelijk naar de deur toegewend, en dan pas werd het afgebroken gesprek langzamerhand weer opgevat. Gregor hoorde n u voldoende — want zijn vader placht zijn verklaringen vaak te herhalen, gedeeltelijk, omdat hijzelf z i c h i n lang niet met deze zaken had beziggehouden, gedeeltelijk ook, omdat zijn moeder niet alles dadelijk, den eersten keer, verstond — , dat i n weerwil van allen tegenspoed een, weliswaar zeer klein, vermogen uit den ouden tijd nog aanwezig was, dat door de niet aangeroerde renten i n den tusschentijd eenigszins was vermeerderd. Bovendien was het geld, dat Gregor iedere maand naar huis had gebracht — hij had maar een paar gulden voor z i c h zelf gehouden — , niet geheel gebruikt en was tot een klein kapitaaltje aangegroeid. Achter zijn deur knikte Gregor ijverig, verheugd over die onverwachte voorzichtigheid en spaarzaamheid. Eigenlijk had hij toch met het overgeschoten geld zijn vaders schuld tegenover den chef verder kunnen aflossen en de dag, waarop hij dit baantje had kunnen opgeven, zou heel wat 38
dichterbij zijn geweest, maar n u was het ongetwijfeld beter zóó, als zijn vader het had geregeld. N u was dat geld echter i n het geheel niet zooveel, dat zijn familie van de rente eenigszins kon leven. H e t was misschien genoeg om zijn familie één, ten hoogste twee jaar te onderhouden, meer was het niet. H e t was dus feitelijk alleen een bedrag, waar men eigenlijk niet aan mocht komen, en dat voor geval van nood bewaard moest worden; het geld om van te leven moest echter verdiend worden. N u was zijn vader weliswaar een gezonde, maar een oude man, die al vijf jaar niet had gewerkt en i n ieder geval niet tot veel in staat was; hij was i n die vijf jaar, die de eerste vacantie van zijn hard en toch mislukt leven waren, zeer dik geworden en bepaald log. E n zou zijn oude moeder misschien geld moeten verdienen, die aan asthma leed, die het loopen door het huis al inspanning kostte, en die om den anderen dag met een benauwdheid op de sofa voor het open raam lag? E n moest zijn zuster geld verdienen, die met haar zeventien jaar nog een k i n d was, en aan wie haar tegenwoordige levenswijze, die daaruit bestaan had, zich netjes te kleeden, lang te slapen, i n de huishouding te helpen, een paar bescheiden genoegens te hebben, en bovenal viool te spelen, zoozeer gegund moest worden? Wanneer het gesprek op de noodzakelijkheid van geldverdienen k w a m , liet Gregor i n het eerst altijd de deur los en wierp zich op de naast de deur staande, koele, met leer overtrokken sofa, want hij werd w a r m van schaamte en verdriet. Dikwijls lag hij daar den heelen langen nacht, sliep geen oogenblik en schuifelde urenlang over 39
het leer. O f hij zag er niet tegenop, niettegenstaande de groote moeite, een stoel naar het raam te schuiven, dan op de vensterbank te kruipen en, z i c h schrap zettend i n den stoel, tegen het raam te leunen, alleen klaarblijkelijk om de een of andere herinnering aan het bevrijdende gevoel, dat er vroeger voor hem was geweest, uit het raam te kijken. W a n t van dag tot dag zag hij de dingen op slechts geringen afstand, steeds onduidelijker; het ziekenhuis aan den overkant, waarvan hij den voortdurenden aanblik vroeger dikwijls verwenscht had, kon hij n u in het geheel niet meer zien, en als hij niet zeker geweten had, dat hij i n de stille, maar echt steedsche Charlottenstrasse woonde, had hij kunnen gelooven, dat hij van zijn raam uit i n een woestenij keek, waar de grijze hemel en de grijze aarde onmerkbaar i n elkaar overgingen. Slechts twee keer had de attente zuster behoeven te zien, dat de stoel bij het raam stond, om reeds iederen keer, als zij de kamer had opgeruimd, den stoel weer precies eender bij het raam te schuiven, ja, zelfs van toen af de binnenste raamhelft open te laten. Als Gregor n u met zijn zuster had kunnen praten en haar voor alles had kunnen bedanken, wat zij voor hem doen moest, dan had hij haar diensten gemakkelijk kunnen verdragen; n u echter leed hij er onder. Zijn zuster probeerde weliswaar de pijnlijkheid van alles zooveel mogelijk te verdoezelen, en hoe meer tijd er overheen ging, des te beter gelukte haar dat natuurlijk ook, maar ook Gregor zag na verloop van tijd alles veel duidelijker. H a a r binnenkomen was voor hem al verschrikkelijk. Nauwelijks was zij binnen, of zij liep, zonder z i c h tijd te 40
gunnen de deur te sluiten, — hoezeer zij er anders altijd voor zorgde, iedereen den aanblik van Gregors kamer te besparen — , regelrecht naar het raam, en rukte het, alsof zij bijna stikte, haastig open, bleef ook, al was het nog zoo koud, een oogenblik bij het raam en ademde diep. M e t dit loopen en lawaai verschrikte zij Gregor dagelijks twee keer; den geheelen tijd beefde hij onder de canapé en wist toch heel goed, dat zij hem dit graag bespaard zou hebben, wanneer het haar maar mogelijk zou zijn geweest, met een gesloten raam i n een kamer te zijn, waarin Gregor z i c h bevond. Eens, er was wel een maand sedert Gregors gedaanteverwisseling voorbijgegaan, en er was voor zijn zuster toch geen bijzondere reden meer zich over Gregor's uiterlijk te verbazen, k w a m zij wat vroeger dan gewoonlijk en trof Gregor nog aan, terwijl hij onbeweeglijk en echt om van te schrikken uit het raam keek. H e t zou Gregor niet verbaasd hebben, als zij niet binnen was gekomen, daar hij haar door zijn positie verhinderde, dadelijk het raam te openen. Maar zij k w a m niet alleen niet binnen, maar zij deinsde terug en sloot de deur; een vreemde had kunnen denken, dat Gregor op haar loerde en haar had willen bijten. N a t u u r l i j k verschool Gregor zich dadelijk onder de canapé, maar hij moest tot 's middags wachten eer zijn zuster terug kwam, en zij leek veel onrustiger dan anders. H i j begreep daaruit dat zijn aanblik nog altijd onverdraaglijk voor haar was, en ook verder onverdraaglijk zou blijven, en dat zij z i c h wel zeer moest beheerschen, om zelfs bij den aanblik van het kleine gedeelte van zijn lichaam, dat onder de canapé uitstak, niet weg 41
te loopen. O m haar dit gezicht te besparen, droeg hij op zekeren dag — hij had vier uur voor dat werk noodig — het beddelaken op zijn rug naar de canapé en schikte het zoo, dat hij n u heelemaal bedekt was, en zijn zuster zelfs als zij z i c h bukte, hem niet k o n zien. Wanneer volgens haar dat laken niet noodig was geweest, had zij het immers weer kunnen verwijderen, want dat het niet voor zijn genoegen was, dat hij z i c h zoo heelemaal opsloot, was toch duidelijk genoeg; maar zij liet het laken waar het was, en Gregor geloofde zelfs een dankbaren blik te hebben opgevangen, toen hij het laken met zijn hoofd eens voorzichtig wat oplichtte, o m te zien, hoe zijn zuster de nieuwe regeling opnam. D e eerste veertien dagen konden zijn ouders het niet over z i c h verkrijgen, bij hem binnen te komen, en hij hoorde dikwijls hoe zij het huidige werk van zijn zuster hoog waardeerden, terwijl zij zich tot dusver vaak over haar geërgerd hadden, omdat zij h u n als een zoo goed als nutteloos meisje was voorgekomen. N u echter wachtten zij dikwijls beiden, vader en moeder, voor Gregors kamer, terwijl zijn zuster daar opruimde, en nauwelijks was zij er uit gekomen, of zij moest precies vertellen, hoe het er in de kamer uitzag, wat Gregor gegeten had, hoe hij z i c h dezen keer gedragen had en of er misschien niet een lichte vooruitgang te bespeuren was. D e moeder wilde overigens Gregor betrekkelijk gauw gaan opzoeken, maar zijn vader en zijn zuster hielden haar eerst met redeneeren daarvan terug, waar Gregor oplettend naar luisterde en ook geheel mee instemde. Maar naderhand moest men haar met geweld tegenhouden, en als zij dan riep: „Laat mij 42
toch naar Gregor gaan, hij is immers mijn ongelukkige zoon! Begrijpen jullie dan niet, dat ik naar hem toe moet?", dan dacht Gregor, dat het misschien toch goed zou zijn, als zijn moeder k w a m ; niet iederen dag natuurlijk, maar misschien eens i n de week; zij begreep alles toch veel beter dan zijn zuster, die i n weerwil van al haar moed toch nog maar een kind was en ten slotte misschien alleen uit kinderlijke lichtzinnigheid zoo'n zware taak op zich had genomen. Gregors wensch, zijn moeder te zien, werd spoedig vervuld. Overdag wilde Gregor z i c h terwille van zijn ouders niet aan het raam vertoonen; kruipen kon hij evenwel op de paar vierkante meter van den vloer ook niet veel, het stilliggen verdroeg hij 's nachts al moeilijk, eten was al gauw geen genoegen meer voor hem, en zoo nam hij, als afleiding, de gewoonte aan, kris-kras over de muren en het plafond te kruipen. Vooral boven aan den zolder hing hij graag; het was heel iets anders dan het liggen op den grond; men ademde vrijer; er ging een lichte deining door het lichaam, en i n de bijna gelukkige verstrooidheid, waarin Gregor z i c h daarboven bevond, gebeurde het wel eens, dat hij zich, tot zijn eigen verbazing, losliet en op den grond plofte. Maar hij had zijn lichaam n u natuurlijk heel anders in zijn macht dan vroeger, en werd zelfs bij zoo'n grooten val niet gekwetst. Maar zijn zuster merkte de nieuwe bezigheid dadelijk op — hij liet ook bij het kruipen hier en daar sporen van zijn kleefstof achter — , en toen zette zij het zich i n haar hoofd, Gregor het kruipen zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en de meubels, die het verhin43
derden, dus vooral de kasten en de schrijftafel, weg te halen. N u was zij echter niet in staat, dat alleen te doen; haar vader durfde zij niet om hulp vragen, het dienstmeisje zou het zeker niet gedaan hebben, want dit ongeveer zestienjarige meisje hield het wel na het ontslag van de keukenmeid dapper uit, maar zij had als een gunst verzocht, de keukendeur altijd afgesloten te mogen houden, zoodat zij alleen maar op speciaal roepen behoefde open te doen; zijn zuster bleef dus niets anders over, dan, bij afwezigheid van zijn vader, zijn moeder te halen. M e t opgewonden vreugdekreten k w a m zijn moeder dan ook aanloopen, maar zij verstomde voor de deur van Gregors kamer. Eerst keek zijn zuster natuurlijk na, of alles i n orde was, toen eerst liet zij zijn moeder binnenkomen. Gregor had haastig het laken nog verder en meer i n plooien getrokken, het zag er werkelijk uit als een laken, dat toevallig op de canapé was gegooid. Gregor liet het ook ditmaal na onder het laken uit te gluren. H i j zag er van af zijn moeder dezen keer al te zien en was al blij, dat zij nu toch gekomen was. „ K o m maar, u k u n t hem niet zien," zei zijn zuster, en leidde klaarblijkelijk zijn moeder bij de hand. Gregor hoorde nu, hoe de twee zwakke vrouwen de betrekkelijk zware oude kast van zijn plaats schoven, en hoe zijn zuster voortdurend het grootste deel van het werk voor haar rekening nam, zonder naar de waarschuwingen der moeder te luisteren, die bang was, dat zij zich te veel inspande. H e t ging zeer langzaam. N a zeker een kwartier werken, zei zijn moeder, dat zij de kast toch liever moesten laten staan, want ten eerste was zij te zwaar, zij zouden 44
voor vaders terugkeer niet klaar zijn en met de kast i n het midden Gregor den weg geheel versperren, maar ten tweede was het toch heelemaal niet zeker, dat zij Gregor met het verwijderen van de meubels een genoegen deden. Zij meende, dat het tegendeel het geval was; het gezicht van den leegen muur beklemde haar, en waarom zou Gregor dat ook niet ondervinden, daar hij toch allang aan de meubels gewend was, en zich dus i n de leege kamer verlaten zou voelen. „En is het dan niet," besloot de moeder zachtjes, terwijl zij voortdurend al bijna fluisterde, alsof zij wilde vermijden, dat Gregor, wiens schuilplaats zij immers niet wist, ook maar den klank van haar stem hoorde, want dat hij de woorden niet begreep, daarvan was zij overtuigd, „en is het dan niet juist, alsof wij door het wegnemen van de meubels toonen, dat wij iedere hoop op beterschap opgeven en hem onverschillig aan zijn lot overlaten? Ik geloof dat het beter zou zijn, als wij probeerden, de kamer i n denzelfden toestand te houden, waarin zij vroeger was, zoodat Gregor, wanneer hij weer bij ons terug komt, alles onveranderd vindt, en des te gemakkelijker den daartusschen liggenden tijd kan vergeten." Bij het hooren van deze woorden besefte Gregor dat het gemis aan ieder direct menschelijk contact, verbonden aan het eentonige leven temidden der familie, i n den loop van deze twee maanden zijn verstand zeker i n de war had gebracht, anders kon hij zich niet verklaren, hoe hij er i n ernst naar had kunnen verlangen, dat zijn kamer leeggeruimd zou worden. H a d hij er werkelijk z i n i n , de warme, met geërfde meubels gezellig ingerichte kamer i n een hol te laten veran45
deren, waar hij dan wel i n alle richtingen ongestoord zou kunnen rondkruipen, maar dan ook tegelijkertijd snel en totaal zijn menschelijk verleden vergat? H i j was immers n u al op weg te vergeten, en alleen de sinds lang niet géhoorde stem van zijn moeder had hem wakker geschud. E r moest niets verwijderd worden, alles moest zoo blijven, den goeden invloed van de meubels op zijn toestand kon hij niet missen, en als de meubels hem het zinnelooze rondkruipen verhinderden, dan was dat geen nadeel, doch een groot voordeel. Maar zijn zuster was helaas van andere gedachten; zij had zich eigenlijk, niet geheel ten onrechte, aangewend bij de bespreking van Gregors aangelegenheden als bijzonder ter zake kundig tegenover zijn ouders op te treden, en zoo was ook n u de raad van zijn moeder voor zijn zuster reden genoeg, o m niet alleen op het verwijderen van de kast en de schrijftafel, maar ook op het verwijderen van alle meubels te staan, met uitzondering van de onontbeerlijke canapé. H e t was natuurlijk niet alleen kinderlijke trots en het i n den laatsten tijd zoo onverwacht en moeilijk verworven zelfvertrouwen, dat haar tot dezen eisch bracht; zij had toch ook inderdaad opgemerkt, dat Gregor veel ruimte noodig had om te kruipen, daarentegen de meubels, voor zoover men zien k o n , i n het geheel niet gébruikte. Misschien was evenwel de dweepzucht van meisjes van haar leeftijd, die bij iedere gelegenheid bevrediging zoekt, ook i n het spel, waardoor Grete zich nu liet verleiden den toestand van Gregor nog schrikaanjagender te maken, om dan nog meer dan tot heden voor hem te kunnen doen. W a n t i n een 46
kamer, waar Gregor geheel alleen over de leege muren heerschte, zou wel geen mensch buiten Grete ooit durven binnengaan. E n dus liet zij zich niet van haar besluit afbrengen door haar moeder, die ook i n deze kamer, enkel en alleen uit onrust, onzeker scheen te zijn, spoedig verstomde en zijn zuster, zoover haar krachten het toelieten, met het verwijderen van de kast hielp. N u , de kast kon Gregor desnoods wel missen, maar de schrijftafel moest toch blijven. E n nauwelijks hadden de vrouwen met de kast, waar zij zich steunend tegenaan drukten, de kamer verlaten, toen Gregor het hoofd onder de canapé uitstak, om te zien, hoe hij voorzichtig en zoo kiesch mogelijk kon ingrijpen. Maar ongelukkigerwijze was het juist zijn moeder die het eerst terugkwam, terwijl Grete in de kamer ernaast de kast vasthield en haar alleen heen en weer schoof, zonder haar natuurlijk van haar plaats te krijgen. D e moeder was echter niet aan het gezicht van Gregor gewend, het zou haar ziek kunnen maken, dus deinsde Gregor verschrikt achteruit, tot aan den anderen kant van de canapé. H i j kon echter niet meer verhinderen dat het laken eenigszins bewoog. D a t was genoeg om de aandacht van zijn moeder te trekken. Zij stokte, stond een oogenblik stil en ging toen naar Grete terug. Hoewel Gregor zich voortdurend vóórhield dat er toch niets buitengewoons gebeurde, maar er alleen een paar meubels verzet werden, werkte, zooals hij zich spoedig bewust werd, toch dat heen en weer loopen der vrouwen, haar korte uitroepen, het krassen der meubels op den vloer, als een groote, van alle kanten aankomende verwarring op hem, 47
en hij kon z i c h niet verhelen, hoe vast hij kop en pooten ook introk, en zijn lichaam tegen den grond drukte, dat hij dat alles niet lang meer zou uithouden. Zij haalden zijn kamer leeg; namen alles weg wat hem lief was; de kast, waarin zijn figuurzaag en andere gereedschappen lagen, hadden zij al weggedragen; maakten nu de stevig i n den vloer geklemde schrijftafel los, waaraan hij als student aan de handelsschool, als mulo-scholier, ja zelfs al als leerling van de lagere school zijn huiswerk gemaakt had, — toen had hij toch werkelijk geen tijd meer de goede bedoeling te onderzoeken, die de twee vrouwen hadden, wier bestaan hij overigens bijna vergeten was, want van uitputting werkten zij n u stilzwijgend, en men hoorde alleen het zware klossen van haar voeten. E n zoo k w a m hij dus opeens voor den dag — de vrouwen leunden juist i n de kamer er naast tegen de schrijftafel om even uit te blazen — , veranderde viermaal van richting, hij wist werkelijk niet wat hij het eerst zou redden, toen zag hij plotseling aan den overigens al leegen m u u r i n het oogspringend de afbeelding van de geheel i n bont gekleede dame hangen, kroop er snel op en drukte z i c h tegen het glas, dat hem vasthield en zijn heeten buik aangenaam aandeed. Deze plaat, die Gregor nu geheel bedekte, zou n u zeker niemand wegnemen. H i j draaide het hoofd naar de deur van de huiskamer, om de vrouwen bij haar terugkeer gade te slaan. Zij hadden z i c h niet veel rust gegund en kwamen alweer terug; Grete had haar arm om zijn moeder geslagen en droeg haar bijna. „En wat nemen wij n u ? " zei Grete en keek om z i c h heen. Toen kruisten 48
haar blikken die van Gregor aan den muur. Zij behield, waarschijnlijk alleen door de aanwezigheid der moeder haar zelfbeheersching, boog haar gezicht naar haar moeder om deze te verhinderen om zich heen te kijken en zei, toch bevend en verward: „Kom, zullen wij liever niet nog een oogenblik naar de huiskamer gaan?" Grete's doel was Gregor duidelijk, zij wilde haar moeder i n veiligheid brengen, en hem dan van den muur jagen. N u , dat kon zij altijd probeeren! H i j zat op zijn plaat en gaf haar niet prijs. H i j sprong Grete nog liever in haar gezicht! Maar Grete's woorden hadden de moeder pas goed onrustig gemaakt, zij ging opzij, zag de reusachtige bruine vlek op het gebloemde behangsel, riep, voor het eigenlijk tot haar doordrong dat het Gregor was, wat zij zag, met schreeuwend, rauw geluid: „ O G o d , o G o d ! " en viel met uitgespreide armen, alsof zij alles prijsgaf, dwars over de canapé en verroerde zich niet. „ A c h jij, Gregor!" riep zijn zuster met gebalde vuist en doordringenden blik. H e t waren, sinds de gedaanteverwisseling, de eerste woorden, die zij direct tot hem richtte. Zij liep naar de andere kamer, om een of ander middel te halen, waarmee zij haar moeder uit haar flauwte kon opwekken; Gregor wilde ook helpen — de redding van de plaat had nog den tijd — ; hij kleefde echter aan het glas vast en moest zich met geweld lostrekken; hij liep toen ook naar de andere kamer, alsof hij zijn zuster een of andere raad kon geven, zooals vroeger; maar hij moest werkeloos achter haar blijven staan; terwijl zij i n allerlei fleschjes rommelde, maakte hij haar nog aan het schrikken, toen zij zich omdraaide; er 49
viel een flesch op den grond en brak; een scherf verwondde Gregor i n het gezicht, een of andere bijtende medicijn stroomde langs hem heen; Grete nam n u zonder zich langer op te houden, zooveel fleschjes, als zij maar dragen kon, en rende daarmee naar haar moeder terug; de deur sloeg zij met haar voet dicht. Gregor was n u van zijn moeder afgesloten, die door zijn schuld misschien den dood nabij was; hij mocht de deur niet open maken, wilde hij zijn zuster, die bij zijn moeder moest blijven, niet verjagen; en hij kon niets anders doen, dan wachten, en, door zelfverwijt en ongerustheid gekweld, begon hij te kruipen, kroop over alles heen, muren, meubels en plafond en viel ten slotte, toen de heele kamer al om hem heen begon te draaien, midden op de groote tafel. E r ging een oogenblik voorbij, Gregor bleef er mat liggen, het was stil om hem heen, misschien was dat een goed teeken. Opeens werd er gebeld. H e t meisje was natuurlijk i n de keuken opgesloten, en Grete moest dus opendoen. H e t was zijn vader. „ W a t is er gebeurd?" waren zijn eerste woorden; Grete's uiterlijk had hem zeker alles verraden. Grete antwoordde met doffe stem, waarschijnlijk drukte zij haar gezicht tegen vaders borst: „Moeder was flauw gevallen, maar het gaat al beter, Gregor is losgebroken." „Dat heb ik wel verwacht," zeide zijn vader, „ik héb het jullie toch altijd gezegd, maar jullie vrouwen willen niet hooren." H e t was Gregor duidelijk, dat zijn vader Grete's al te korte mededeeling ongunstig had uitgelegd, en veronderstelde dat Gregor zich aan een of andere gewelddaad had schuldig gemaakt. Gregor moest zijn vader dus eerst 50
trachten te kalmeeren, want voor verklaringen ontbrak hem de tijd en de mogelijkheid. E n daarom vluchtte hij naar de deur van zijn kamer en drukte er zich tegenaan, zoodat zijn vader meteen bij het binnenkomen uit de voorkamer k o n zien, dat Gregor de beste bedoelingen had en dat het niet noodig was, hem terug te jagen; men behoefde de deur maar te openen en hij zou onmiddellijk verdwijnen. Maar zijn vader was niet i n de stemming o m zulke subtiliteiten op te merken. „ A h ! " riep hij dadelijk bij het binnenkomen, alsof hij tegelijk woedend en vroolijk was. Gregor trok het hoofd van de deur weg en wendde het zijn vader toe. Zoo inderdaad had hij z i c h zijn vader niet voorgesteld, zoo, als hij daar n u stond. W e l had hij den laatsten tijd door het nieuwe rondkruipen nagelaten zich, zooals vroeger, om de gebeurtenissen i n huis te bekommeren, en had er eigenlijk op voorbereid moeten zijn, veranderde toestanden aan te treffen. Maar toch, maar toch, was dat nog zijn vader? Dezelfde man, die moe in bed lag, als Gregor vroeger op een zakenreis was gegaan; die hem 's avonds bij thuiskomst ongekleed in een armstoel ontvangen had, niet goed i n staat was op te staan, maar ter verwelkoming de armen had uitgebreid, en die bij de zelden voorkomende gemeenschappelijke wandelingen, een paar Zondagen per jaar, en op de grootste feestdagen, zich tusschen Gregor en zijn moeder, die toch al langzaam liepen, altijd nog wat langzamer, in zijn oude jas gewikkeld, met steeds voorzichtig tastenden krukstok, moeizaam voortbewoog, en als hij wat zeggen wilde, altijd stilstond, en zijn begeleiders om zich heen verzamelde? N u echter stond hij flink rechtop, i n een 51
/
stijf blauw u n i f o r m met koperen knoopen, zooals het personeel van bankinstellingen draagt, gekleed; boven den hoogen stijven kraag van zijn jas ontwikkelde zich zijn flinke onderkin, onder de borstelige wenkbrauwen keken de zwarte oogen levendig en oplettend u i t ; het vroeger verwarde, witte haar was i n een pijnlijk correct, glanzend kapsel gekamd. H i j gooide zijn pet, waar een gouden monogram op stond, waarschijnlijk van een bank, door de geheele kamer i n een wijden boog op de canapé, en k w a m , de panden van zijn lange uniformjas omgeslagen, de handen i n de broekzakken, met een verbeten gezicht op Gregor af. H i j wist zelf waarschijnlijk niet, wat hij wilde doen, maar hij lichtte zijn voeten buitengewoon hoog op, en Gregor verbaasde z i c h over de reusachtige afmeting van zijn schoenzolen. Maar daar bleef hij niet bij stilstaan, hij wist immers van den eersten dag van zijn nieuwe leven af, dat zijn vader meende, dat tegenover hem slechts de grootste strengheid op zijn plaats was. E n dus liep hij voor zijn vader uit, hield stil, wanneer zijn vader bleef staan, en ijlde weer voorwaarts, wanneer zijn vader zich maar roerde. Zoo gingen zij herhaaldelijk de kamer rond, zonder dat er iets beslissends gebeurde, ja, zonder dat het geheel, tengevolge van het langzame tempo, den schijn van een achtervolging had. Daarom bleef Gregor ook op den grond, vooral vreesde hij, dat zijn vader een vlucht op den m u u r of op het plafond voor buitengewone boosaardigheid zou kunnen houden. I n ieder geval moest Gregor bekennen, dat hij zelfs dit loopen niet lang zou uithouden; want terwijl zijn vader één pas deed, moest hij een groot 52
aantal bewegingen maken. H i j begon al buiten adem te raken, daar hij ook vroeger geen al te betrouwbare longen had gehad. T e r w i j l hij n u zoo verder sukkelde, om al zijn krachten voor het loopen te verzamelen, i n zijn botheid i n het geheel niet aan een andere redding dan loopen dacht, en al bijna vergeten was dat de muren voor hem beschikbaar waren, die hier overigens door kunstig gesneden meubels vol hoeken en kanten versperd waren — vloog er vlak naast hem, zachtjes gegooid, iets op den grond en rolde voor hem uit. H e t was een appel; tegelijk vloog een tweede er achteraan. Gregor bleef van schrik stilstaan, verder loopen was nutteloos, want zijn vader had besloten hem te bombardeeren. U i t de fruitschaal op het buffet had hij zijn zakken gevuld, en gooide nu, zonder voorloopig precies te m i k k e n , appel na appel. D i e kleine roode appels rolden als geëlectriseerd over den grond, en stootten tegen elkaar. Een zacht gegooide appel raakte Gregors rug, gleed er echter zonder schade te veroorzaken weer af. Maar een, die er dadelijk achterna vloog, drong letterlijk i n Gregors r u g ; Gregor wilde z i c h verder sleepen, alsof de plotselinge, ongelooflijke pijn met het veranderen van plaats zou kunnen verdwijnen; doch hij voelde zich als vastgenageld en strekte z i c h i n absolute zinsverbijstering uit. M e t zijn laatsten blik zag hij nog, hoe de deur van zijn kamer werd opengerukt, en hoe zijn moeder voor zijn schreiende zuster uit ijlde, i n haar hemd, want zijn zuster had haar uitgekleed om haar i n haar flauwte lucht te geven; hoe toen zijn moeder naar zijn vader toeliep en hoe onderwijl haar losgemaakte rokken, de een na de 53
ander op den grond gleden, en hoe zij struikelend over de rokken op zijn vader toesnelde, en, terwijl zij hem omarmde, n u geheel met hem vereenigd — n u liet Gregors gezichtsvermogen hem echter reeds i n den steek — de armen om het hoofd van zijn vader, hem smeekte Gregors leven te sparen.
3 D e zware verwonding van Gregor, waaraan hij overigens langer dan een maand leed — de appel bleef, daar niemand hem durfde verwijderen, als een zichtbaar aandenken i n zijn vleesch zitten — , scheen zelfs zijn vader er aan herinnerd te hebben, dat Gregor i n weerwil van zijn huidige en afstootende gedaante, een l i d van de familie was, dien men niet als een vijand mocht behandelen, maar tegenover wien de familieplicht gebood, den afkeer te bedwingen, en te verdragen, niets dan te verdragen. E n al had Gregor n u ook van zijn beweeglijkheid door zijn wond voorgoed ingeboet, en voor het oversteken van zijn kamer als een oude invalide lange, lange minuten noodig had — aan het kruipen i n de hoogte behoefde hij niet te denken — , verkreeg hij voor deze verergering van zijn toestand een zijns inziens zeer ruime schadeloosstelling, die er i n bestond, dat steeds tegen den avond de deur van de huiskamer, die hij reeds een of twee uur scherp i n het oog hield, geopend werd, zoodat hij, terwijl hij in zijn donkere kamer lag, van de huiskamer uit onzichtbaar, de heele familie aan de verlichte tafel k o n zien zitten en h u n gesprekken, i n zekeren z i n 54
met algemeen goedvinden, dus heel anders dan vroeger, mocht aanhooren. W e l waren het niet meer de levendige gesprekken van vroegere tijden, waaraan Gregor i n de kleine hotelkamers altijd eenigszins met verlangen dacht, wanneer hij zich vermoeid tusschen de vochtige lakens had moeten uitstrekken. H e t was n u gewoonlijk zeer stil, zijn vader viel gauw na het avondeten in zijn stoel i n slaap, zijn moeder en zijn zuster maanden elkaar tot stilte, moeder naaide, dicht onder het licht, fijn ondergoed voor een modezaak; zijn zuster, die een betrekking als verkoopster had aangenomen, leerde 's avonds stenografie en Fransch, om misschien later een betere betrekking te kunnen krijgen. Dikwijls werd zijn vader wakker, alsof hij i n het geheel niet wist, dat hij geslapen had, zei tegen zijn moeder: „ W a t naai je weer lang, vandaag" en sliep dadelijk weer i n , terwijl moeder en zuster elkaar vermoeid toelachten. U i t een soort van koppigheid weigerde zijn vader, ook thuis, zijn u n i f o r m uit te doen en terwijl de huisjas nutteloos aan den kapstok hing, sluimerde zijn vader, geheel aangekleed, i n zijn stoel, alsof hij steeds voor zijn dienst klaarstond en ook hier op de stem van zijn superieur wachtte. Tengevolge hiervan verloor het toch al niet nieuwe u n i f o r m , niettegenstaande alle zorg van moeder en zuster, aan zindelijkheid, en Gregor keek dikwijls avonden lang, op die door en door gevlekte jas, met zijn steeds gepoetste gouden knoopen, waarin de oude man hoogst ongemakkelijk en toch rustig sliep. Zoodra de klok tien uur sloeg, probeerde zijn moeder, door zachtjes tegen hem te praten, zijn 55
vader te wekken, en hem er dan toe over te halen, naar bed te gaan, want dit was toch geen echt slapen en dat had zijn vader, die om zes uur i n zijn betrekking moest zijn, zeer noodig. Maar met de koppigheid die, sinds hij ondergeschikte was, over hem was gekomen, stond hij er altijd op nog langer aan tafel te blijven, hoewel hij geregeld insliep, en was dan bovendien slechts met de grootste moeite te bewegen, zijn stoel voor zijn bed te verwisselen. Zijn moeder en zuster konden met lichte vermaningen nog zoo aandringen, kwartieren lang schudde hij langzaam het hoofd, hield de oogen gesloten en stond niet op. Zijn moeder trok hem aan zijn mouw, fluisterde hem vleiwoordjes i n het oor, zijn zuster stond van haar werk op om haar moeder te helpen, maar dat baatte alles niets. H i j zonk alleen nog dieper i n zijn stoel. Eerst als de vrouwen hem onder de oksels pakten, sloeg hij de oogen op, keek afwisselend moeder en zuster aan en placht te zeggen: „ W a t een leven! D a t is de rust van mijn ouden dag!" E n op de beide vrouwen steunend, stond hij omstandig op, alsof hij voor zichzelf de grootste last was, liet zich door de vrouwen naar de deur leiden, wees haar dan terug en ging alleen verder, terwijl de moeder haar naaigerei, de zuster haar pen ijlings neerlegde, o m den vader achterna te loopen en verder behulpzaam te zijn. W i e had, i n dit overwerkte en oververmoeide gezin, tijd zich meer om Gregor te bekommeren, dan strikt noodzakelijk was? D e huishouding werd nog steeds ingekrompen, het dienstmeisje werd n u toch ontslagen; een reusachtige, knokige werkster met wit haar dat om haar hoofd fladderde, k w a m 56
's morgens en 's avonds om het ruwste werk te doen; voor al het andere zorgde, bij haar vele naaiwerk, zijn moeder. H e t k w a m zelfs zoo ver, dat verscheidene familie-sieraden, die zijn moeder en zuster vroeger overgelukkig bij avondjes en feestelijkheden hadden gedragen, verkocht werden, zooals Gregor 's avonds uit het algemeene gesprek over de opbrengst begreep. Maar de grootste klacht was steeds, dat men deze, voor de huidige omstandigheden veel te groote woning niet kon verlaten, daar men absoluut niet wist, hoe men Gregor zou kunnen verhuizen. Maar Gregor begreep wel, dat het niet alleen consideratie voor hem was, die de verhuizing verhinderde, want men had hem immers i n een passende kist met een paar luchtgaten gemakkelijk kunnen vervoeren; wat het gezin voornamelijk van verhuizen terughield, was veeleer de absolute hopeloosheid en het besef, dat zij door een ongeluk getroffen waren, als niemand uit hun geheelen familie- of kennissenkring. Zij vervulden tot het uiterste wat de wereld van arme menschen eischt; zijn vader haalde voor de lagere bankbedienden het ontbijt, zijn moeder offerde zich op voor het ondergoed van vreemde menschen, zijn zuster liep naar believen der klanten achter de toonbank heen en weer, maar verder reikten de krachten van zijn familie al niet. E n de wond in zijn rug begon Gregor opnieuw pijn te doen, als moeder en zuster, nadat zij zijn vader naar bed hadden gebracht weer terugkwamen, het werk lieten liggen en dicht bij elkaar gingen zitten, wang aan wang; als zijn moeder dan, op Gregors kamer wijzend, zei: „Doe die deur maar dicht, Grete," en als Gregor dan weer 57 I
i n het donker was, terwijl er naast de vrouwen haar tranen vermengden of met droge oogen op de tafel staarden. D e nachten en dagen bracht Gregor bijna zonder slaap door. Dikwijls dacht hij erover, bij het eerstvolgende opendoen van de deur de aangelegenheden van het gezin weer als vroeger ter hand te nemen; i n zijn gedachten verschenen na langen tijd de chef en de procuratiehouder weer, de bedienden en de leerjongens, de huisknecht, die zoo slecht van begrip was, twee, drie vrienden uit andere zaken, een kamermeisje uit een hotel i n de provincie, een lieve, vluchtige herinnering, een caissière uit een hoedenzaak, waar hij ernstig, maar te langzaam werk van had gemaakt, zij verschenen allen, gemengd met vreemde en reeds vergeten menschen, maar i n plaats van hem en zijn familie te helpen, waren zij allen ongenaakbaar, en hij was blij als zij verdwenen. D a n weer was hij i n het geheel niet i n de stemming, zich om zijn familie te bekommeren, slechts woede over de slechte verzorging vervulde hem, en hoewel hij zich niets k o n voorstellen waar hij trek i n had, maakte hij toch plannen om i n de provisiekamer te komen, om daar te nemen wat hem, ook al had hij geen honger, toch toekwam! Zonder er meer over na te denken, waarmee men Gregor een genoegen k o n doen, schoof zijn zuster haastig, voor zij 's morgens en 's middags naar de zaak moest, met haar voet een of ander voedsel i n Gregors kamer, om het 's avonds, onverschillig voor het feit, of er van het eten slechts geproefd, of — het meest voorkomende geval — het geheel onaangeroerd was, met een zwaai van den bezem naar buiten te vegen. 58
H e t opruimen van de kamer, dat n u altijd 's avonds gebeurde, k o n niet vlugger gedaan worden. V u i l e strepen liepen over de muren, hier en daar lagen proppen stof en vuil. I n den eersten tijd stelde Gregor zich bij de komst van zijn zuster i n dergelijke bijzonder karakteristieke hoeken op, om haar door deze houding eenigszins een verwijt te maken. Maar hij had daar wel weken lang kunnen blijven, zonder dat zijn zuster zich beterde, zij zag het v u i l even goed als hij, maar zij was n u eenmaal besloten het zoo te laten. Daarbij waakte zij met een geheel nieuwe prikkelbaarheid, die overigens de geheele familie had aangetast, er voor, dat het opruimen van Gregors kamer slechts haar was voorbehouden. Eens had zijn moeder Gregors kamer aan een grondige schoonmaak onderworpen, wat haar eerst na eenige emmers water gebruikt te hebben, gelukt was — al die nattigheid hinderde Gregor ook en hij lag breed, verbitterd en onbeweeglijk op de canapé — , maar de straf bleef voor zijn moeder niet uit. W a n t nauwelijks had zijn zuster 's avonds de verandering i n Gregors kamer gezien, of zij liep diep beleedigd naar de huiskamer, en barstte in weerwil van de bezwerend opgeheven handen der moeder, i n een huilkramp uit, waarbij de ouders — zijn vader was natuurlijk opgeschrikt uit zijn stoel — eerst hulpeloos en verbaasd toekeken, totdat ook zij z i c h begonnen te roeren, de vader rechts de moeder verweet, dat zij de reiniging van Gregors kamer niet aan zijn zuster overliet; links daarentegen zijn zuster toeschreeuwde, dat zij Gregors kamer nooit meer schoon mocht maken, terwijl zijn moeder zijn vader, die van opwinding buiten zichzelf was, 59
i n de slaapkamer trachtte te sleepen; zijn zuster schokkend van het snikken, met haar kleine vuisten de tafel bewerkte; en Gregor er luid van woede over siste, dat niemand er aan dacht de deur te sluiten en hem dit tooneel en lawaai te besparen. Maar zelfs als zijn zuster, uitgeput door haar werk, het moe geworden was voor Gregor te zorgen, zooals vroeger, dan had zijn moeder toch nog niet voor haar behoeven i n te springen en Gregor had toch niet verwaarloosd behoeven te worden. W a n t n u was de werkster er nog. D i e oude weduwe, die i n haar lang leven met behulp van haar sterk beendergestel het ergste wel te boven was gekomen, had geen echten afkeer van Gregor. Zonder eenigszins nieuwsgierig te zijn, had zij toevallig de deur van Gregors kamer open gedaan, en was op het gezicht van Gregor, die geheel verrast, hoewel niemand hem joeg, heen en weer begon te loopen, blijven staan, de handen i n den schoot gevouwen. Sindsdien verzuimde zij niet 's morgens en 's avonds de deur een eindje te openen en naar Gregor te kijken. I n het begin riep zij hem ook, met woorden, die zij waarschijnlijk voor vriendelijk hield, zooals: „Kom eens hier, oude mestkever;" of „Kijk, die oude mestkever!" O p dergelijke aanspraken antwoordde Gregor i n het geheel niet, maar bleef onbeweeglijk op zijn plaats, alsof de deur heelemaal niet open was gedaan. H a d men die werkster toch liever bevolen zijn kamer dagelijks te reinigen, i n plaats van hem naar believen door haar te laten storen! Eens, vroeg i n den morgen — een hevige regen, misschien al een teeken van het naderende voorjaar, kletterde tegen de ruiten — was Gregor, toen de werkster weer 60
met haar praatjes begon, zóó verbitterd, dat hij, weliswaar langzaam en wankel, naar haar toe ging, alsof hij haar wou aanvallen. Maar de werkster hief, i n plaats van ibang te zijn, alleen maar een bij de deur staanden stoel omhoog en zooals zij daar met wijd open mond stond, was het duidelijk haar voornemen, haar mond eerst te sluiten, wanneer de stoel i n haar hand op Gregors rug neer zou komen. „Dus verder komt het niet?" vroeg ze, toen Gregor zich weer omdraaide, en zette den stoel in den hoek neer. Gregor at nu bijna niets meer. Alleen als hij toevallig aan het bereide voedsel voorbij k w a m , nam hij spelenderwijs een hapje in den mond, hield het er urenlang i n en spoog het dan meestal weer uit. Eerst dacht hij dat het verdriet over den toestand van zijn kamer hem belette te eten; maar juist met de veranderingen i n zijn kamer was hij spoedig verzoend. M e n had zich aangewend, dingen, die men elders niet meer gebruiken kon, i n zijn kamer neer te zetten, en zulke dingen waren er thans veel, daar men een kamer der woning aan drie heeren verhuurd had. Deze ernstige heeren — alle drie hadden zij een baard, zooals Gregor eens door een kier van de deur vaststelde — , waren pijnlijk op orde gesteld, niet alleen i n hun kamer, maar daar zij n u eenmaal hier gehuurd hadden, i n de geheele huishouding, en i n het bijzonder i n de keuken. Nutteloozen of ouden rommel konden zij niet verdragen. Bovendien hadden zij voor een groot deel h u n eigen meubels meegebracht. O m deze reden waren n u veel dingen overbodig, die wel niet verkocht konden worden, maar die men toch ook niet wilde weggooien. D i t alles k w a m in Gregors kamer 61
terecht, evenals de aschbak en de vuilnisemmer uit de keuken. Alles wat op het oogenblik maar onbruikbaar was, smeet de werkster die altijd zeer gehaast was, eenvoudig i n Gregors kamer; Gregor zag gelukkig meestal alleen het bewuste voorwerp en de hand, die het vasthield. D e werkvrouw was misschien van plan de dingen bij gelegenheid weer weg te halen of ze eens allemaal tegelijk weg te gooien, i n werkelijkheid bleven zij liggen, waar ze waren neergekomen, als Gregor zich niet door den rommel heen werk te en ze i n beweging bracht, eerst gedwongen, omdat er geen plaats meer vrij was om te kruipen, naderhand echter met steeds grooter genoegen, hoewel hij na zulke tochten, doodmoe en treurig, zich urenlang niet verroerde. Daar de huurders dikwijls ook hun avondeten i n de gemeenschappelijke huiskamer gebruikten, bleef de huiskamerdeur vele avonden gesloten, maar Gregor deed gemakkelijk afstand van het openmaken der deur; hij had immers reeds vele avonden, waarop zij open was, niet gebruikt, maar was, zonder dat zijn familie het bemerkte, i n den donkersten hoek van zijn kamer blijven liggen. Maar eens had de werkster de deur naar de huiskamer op een kier laten staan, en zij bleef zoo open, ook toen de heeren 's avonds binnen kwamen en het licht werd opgestoken. Zij gingen aan het boveneind van de tafel zitten, waar vroeger vader, moeder en Gregor gezeten hadden, vouwden h u n servetten open en namen mes en vork in de hand. Dadelijk verscheen zijn moeder i n de deur met een schotel vleesch, en vlak achter haar zijn zuster met een hoogopgetaste schaal aardappels. H e t eten dampte 62
met veel wasem. De heeren bogen zich over de hun voorgezette schotels, als wilden zij ze vóór het eten onderzoeken en inderdaad sneed de eene, die i n het midden zat en tegenover de twee anderen als autoriteit scheen te gelden, een stuk vleesch af op den schotel, klaarblijkelijk om te zien of het malsch genoeg was, en of het soms niet naar de keuken teruggestuurd moest worden. H i j was tevreden, en moeder en zuster, die gespannen hadden toegekeken, begonnen opgelucht te glimlachen. De familie zelf at i n de keuken. T o c h k w a m zijn vader, voordat hij naar de keuken ging, de kamer binnen en ging met een buiging, de pet i n de hand, de tafel rond. D e heeren stonden alle drie op en mompelden iets i n h u n baard. Wanneer zij dan alleen waren, aten zij bijna onder volmaakt stilzwijgen. H e t verwonderde Gregor, dat men boven de velerlei geluiden van het eten altijd weer dat van h u n kauwende tanden hoorde, alsof het tot Gregor moest doordringen, dat men tanden noodig had om te eten, en dat men ook met de fraaiste tandelooze kaken niets k o n uitrichten. „Ik heb toch trek", zei Gregor bezorgd i n zichzelf, „maar niet i n deze dingen. W a t zitten die heeren zich lekker vol te stoppen, — en ik verhonger!" Juist op dezen avond — Gregor herinnerde z i c h niet in al dien tijd de viool te hebben gehoord — klonk zij uit de keuken. D e heeren hadden hun avondmaal reeds beëindigd, de middelste had een krant voor den dag gehaald, den twee anderen ieder een blad gegeven, en n u lazen zij achterover geleund en rookten. Toen het vioolspel begon, werden zij opmerkzaam, stonden op en gingen op de teenen 63
naar de deur van de voorkamer, waar zij op elkaar gedrongen bleven staan. M e n moest hen van de keuken uit gehoord hebben, want zijn vader riep: „Is het spel den heeren soms onaangenaam? E r kan dadelijk mee opgehouden worden." „Integendeel," zei de middelste der heeren, „zou de juffrouw niet bij ons willen komen, en hier i n de kamer spelen, waar het toch veel aangenamer en gezelliger is?" „ O , graag," riep zijn vader, alsof hij de vioolspeler was. D e heeren gingen naar de voorkamer terug en wachtten. Spoedig k w a m zijn vader met den lessenaar, zijn moeder met de muziek en zijn zuster met de viool. Zijn zuster bereidde alles rustig tot het spel voor; zijn ouders, die vroeger nooit kamers verhuurd hadden, en daardoor de beleefdheid tegenover de huurders overdreven, waagden het niet op h u n eigen stoelen te gaan zitten; zijn vader leunde tegen de deur, de rechterhand tusschen twee knoopen van zijn gesloten livreijas gestoken; de moeder echter werd een stoel aangeboden door een der heeren, en zij zat, daar zij den stoel liet staan, waar de heer hem toevallig had neergezet, afzijdig i n een hoek. Zijn zuster begon te spelen, vader en moeder volgden, ieder van h u n kant, oplettend de bewegingen van haar handen. Gregor had zich, aangetrokken door het spel, wat verder naar voren gewaagd, en was al met zijn hoofd i n de huiskamer. H e t verwonderde hem nauwelijks, dat hij den laatsten tijd zoo weinig rekening met de anderen hield; vroeger was die consideratie zijn trots geweest. E n daarbij had hij nu juist meer reden gehad, z i c h te verbergen, want tengevolge van het stof, dat overal i n zijn kamer lag, en bij de geringste 64
beweging rond vloog, was ook hij met stof bedekt; draden, haar, spijsresten sleepte hij op zijn rug en aan zijn zijden mee; hij was te onverschillig tegenover alles, om, zooals vroeger, verscheidene keeren daags op zijn rug te gaan liggen en zich op het kleed schoon te wrijven. E n i n weerwil van dezen toestand schuwde hij niet een eind den smetteloozen vloer van de huiskamer op te kruipen. Weliswaar lette ook niemand op hem. D e familie was geheel door het vioolspel i n beslag genomen; de heeren daarentegen, die z i c h eerst met de handen in de broekzakken veel te dicht achter den lessenaar van zijn zuster hadden opgesteld, zoodat ze alle drie i n de muziek konden zien, wat zijn zuster zeker moest hinderen, trokken zich spoedig, onder halfluide gesprekken, met gebogen hoofden, bij het raam terug, waar zij door zijn vader bezorgd gadegeslagen, ook bleven. H e t had er nu werkelijk alle schijn van, alsof zij i n de verwachting mooi of onderhoudend vioolspel te hooren, teleurgesteld, de heele voorstelling moe waren en zich alleen uit beleefdheid in h u n rust lieten storen. Vooral de manier waarop zij alle drie uit neus en mond de rook van hun sigaren i n de lucht bliezen, wees op groote nervositeit. E n toch speelde zijn zuster zoo mooi! Zij hield haar gezicht zijwaarts gebogen, onderzoekend en droevig volgden haar blikken de notenbalken. Gregor kroop nog een eind voorwaarts en hield de kop vlak langs den vloer, om zoo mogelijk haar blik op te kunnen vangen. Was hij wel een dier, als muziek hem zoo ontroerde? H e t was alsof hem de weg naar het verlangde onbekende voedsel werd gewezen. H i j was besloten tot aan zijn 65
zuster naar voren te kruipen, haar aan den rok te trekken om haar daardoor te beduiden, dat zij met haar viool toch i n zijn kamer moest komen, want niemand waardeerde haar spel zoo, als hij het zou waardeeren. H i j zou haar niet meer uit zijn kamer laten gaan, althans niet zoolang hij leefde; zijn schrikaanjagend uiterlijk zou voor het eerst te pas komen; aan alle deuren van zijn kamer zou hij tegelijk zijn en tegen zijn aanvallers blazen; zijn zuster zou echter niet gedwongen, maar vrijwillig bij hem blijven; zij moest naast hem op de canapé zitten en haar oor naar hem toe nijgen, en hij zou haar dan toevertrouwen, dat hij vast van plan was geweest haar naar het conservatorium te zenden, en dat hij dit, wanneer het ongeluk er niet tusschen was gekomen, verleden Kerstmis — Kerstmis was toch al voorbij? — aan iedereen gezegd zou hebben, zonder z i c h om een of andere tegenspraak te bekommeren. N a deze ontboezeming zou zijn zuster i n tranen van ontroering uitbreken, en Gregor zou zich tot haar schouder verheffen en haar hals kussen, dien zij, sinds zij naar de zaak ging, bloot, zonder lint of boord droeg. „Mijnheer Samsa!" riep de middelste heer zijn vader toe en wees, zonder verder een woord te verspillen, met den wijsvinger op den langzaam zich voortbewegenden Gregor. De viool verstomde, de middelste heer glimlachte eerst hoofdschuddend tegen zijn vrienden en keek toen weer naar Gregor. Z i j n vader scheen het eerder noodig te vinden de heeren gerust te stellen, dan Gregor te verdrijven, hoewel zij i n het geheel niet opgewonden waren en zij Gregor amusanter schenen te vinden dan het 66
vioolspel. H i j ijlde naar hen toe en probeerde hen met uitgespreide armen i n h u n kamer te drijven, en h u n tegelijkertijd met zijn lichaam het gezicht op Gregor te benemen. N u werden zij inderdaad eenigszins boos, men wist niet goed of het over het gedrag van zijn vader was, of over het n u tot hen doordringende besef, dat zij zonder het te weten een dergelijken kamerhuur gehad hadden. Zij verlangden verklaringen van zijn vader, ook zij hieven h u n armen omhoog, plukten onrustig aan h u n baarden en weken slechts langzaam naar h u n kamer terug. Ondertusschen had zijn zuster de versuffing, waarin zij na het plotseling afgebroken spel was vervallen, overwonnen, en was, nadat zij een pooslang de viool en den strijkstok i n de slap neerhangende handen had gehouden, en verder, alsof zij nog speelde, i n de muziek had gekeken, opeens tot zichzelf gekomen, had haar instrument op haar moeders schoot gelegd, die hijgend en met hevig werkende longen nog op haar stoel zat, en was naar de kamer er naast geloopen, die de heeren onder het dringen van den vader reeds sneller naderden. M e n zag hoe onder de geoefende handen van zijn zuster de dekens en kussens i n de bedden omhoog vlogen en glad gestreken werden. N o g voor de heeren de kamer hadden bereikt, was zij met het opmaken der bedden gereed, en glipte weg. D e vader scheen weer door zijn koppigheid bezeten te zijn, zoodat hij alle respect, dat hij zijn huurders toch zeker verschuldigd was, vergat. H i j drong maar en drong, totdat, al i n de deur van de kamer, de middelste heer donderend met den voet op den grond stampte en daardoor zijn vader tot staan bracht. 67
„Ik verklaar hierbij", zei hij, hief de hand op en zocht met zijn blik ook de moeder en de zuster, „dat ik met het oog op de i n deze woning en i n deze familie heerschende walgelijke toestanden" — hierbij spoog hij vastberaden op den grond — „mijn kamer oogenblikkelijk opzeg. Ik zal voor de dagen, dat ik hier gewoond heb, natuurlijk ook niet het geringste betalen, daarentegen zal i k er nog over denken, of ik niet met een of andere — gelooft u mij — zeer gemakkelijk te motiveeren vordering tegen u zal optreden." H i j zweeg en keek recht voor z i c h uit, alsof hij iets verwachtte. Inderdaad vielen zijn twee vrienden oogenblikkelijk met de woorden i n : „Ook wij zeggen op staanden voet op." Daarop greep hij den deurknop en sloeg met een bons de deur dicht. Zijn vader wankelde met tastende handen naar zijn stoel en liet er zich i n neervallen; hij zag er uit alsof hij zich voor zijn gewone avondslaapje uitstrekte, maar het machteloos heen en weer slingeren van zijn hoofd bewees, dat hij heelemaal niet sliep. Gregor was den geheelen tijd stil op de plaats blijven liggen, waar de heeren hem ontdekt hadden. D e ontgoocheling over het mislukken van zijn plan, misschien ook de door het vele vasten veroorzaakte zwakte, maakten het hem onmogelijk zich te bewegen. M e t een soort van zekerheid vreesde hij het volgend oogenblik al een algemeene uitbarsting, die zich over hem zou ontladen en wachtte. Zelfs de viool, die uit de trillende vingers van zijn moeder op den grond viel en een galmende klank gaf, schrikte hem niet eens op. „Lieve ouders," zei zijn zuster en sloeg als inleiding 68
%
met haar hand op de tafel, „zoo gaat het niet langer. Als u het misschien niet inziet, ik zie het wel i n . Ik w i l tegenover dit ongedierte niet den naam van mijn broeder uitspreken, en daarom zeg ik alleen: wij moeten probeeren hem kwijt te raken. W i j hebben al het mogelijke geprobeerd om het te verzorgen en te verdragen, ik geloof dat niemand ons het geringste verwijt kan maken." „Zij heeft i n alle opzichten gelijk," zei zijn vader zacht. Zijn moeder, die nog steeds niet genoeg adem k o n verzamelen, begon, met de hand voor den m o n d en een waanzinnige u i t d r u k k i n g i n haar oogen, dof te hoesten. Z i j n zuster ijlde naar zijn moeder toe en steunde haar voorhoofd. Z i j n vader scheen door de woorden van zijn zuster op vaster omlijnde gedachten te zijn gekomen, hij was overeind gaan zitten, speelde met zijn uniformpet tusschen de borden, die nog van het avondmaal der heeren op tafel stonden, en keek zoo n u en dan naar den stillen Gregor. „Wij moeten hem kwijt zien te raken," zei zijn zuster n u nadrukkelijk tegen zijn vader, want zijn moeder hoorde door het hoesten niets, „het brengt u nog beiden i n het graf, i k zie het aankomen. Als je zoo hard moet werken, als wij allemaal, kan je thuis niet nog die eeuwigdurende kwelling verdragen. Ik kan het ook niet meer." E n zij begon zoo hevig te huilen, dat haar tranen op het gezicht van haar moeder neerdrupten, waarvan zij ze met een mechanische handbeweging afveegde. „Kind," zei zijn vader medelijdend en met treffend begrip, „wat zullen wij dan doen?" Zijn zuster haalde de schouders op als bewijs van 69
de radeloosheid, die haar n u onder het huilen i n tegenstelling met haar vroegere zekerheid had bevangen. „Als hij ons maar verstond," zei zijn vader, half vragend; zijn zuster schudde onder het huilen heftig met de hand ten teeken, dat daaraan niet gedacht behoefde te worden. „Als hij ons verstond," herhaalde zijn vader en nam door het sluiten van zijn oogen de overtuiging van zijn zuster omtrent de onmogelijkheid daarvan in zich op, „dan zou er misschien een overeenkomst met hem gemaakt kunnen worden, maar zoo . . ." „ W e g moet h i j , " riep zijn zuster, „dat is het eenige middel, vader. U moet alleen de gedachte van u afzetten, dat het Gregor is. D a t wij dat zoo lang geloofd hebben is immers juist ons ongeluk. Maar hoe zou het Gregor dan ook kunnen zijn? Als het Gregor was, dan had hij allang ingezien, dat het samenleven van menschen met zoo'n dier niet mogelijk is, en hij zou vrijwillig weg zijn gegaan. W i j hadden dan geen broeder meer, maar wij konden verder leven en zijn herinnering in eere houden. Maar zóó vervolgt dat dier ons, verdrijft de kamerhuurders, w i l klaarblijkelijk de heele woning innemen en ons op straat laten overnachten. K i j k maar, vader," riep zij plotseling, „daar begint hij alweer!" E n i n een voor Gregor geheel onverklaarbaren schrik, verliet zijn zuster zelfs zijn moeder, stootte z i c h letterlijk van haar stoel af, alsof zij liever haar moeder wilde opofferen dan i n Gregors nabijheid te blijven, en ijlde achter haar vader, die, enkel en alleen door haar gedrag opgewonden, ook opstond en, alsof hij zijn zuster wilde 70
beschermen, de armen halverwege vóór haar ophief. Maar Gregor was toch i n het minst niet van plan iemand, en zeker niet zijn zuster, angst aan te jagen. H i j was alleen begonnen z i c h om te draaien om naar zijn kamer terug te gaan, en dat geschiedde inderdaad wel eigenaardig, daar hij tengevolge van zijn lijdenden toestand met zijn kop moest meehelpen, dien hij hierbij vele malen omhooghief en weer neer liet vallen. H i j hield op en keek om. Zijn goede bedoeling scheen erkend te worden; het was maar een plotselinge schrik geweest. N u keken zij hem alle zwijgend en treurig aan. Z i j n moeder lag, met de beenen gestrekt en tegen elkaar aangedrukt, i n haar stoel, haar oogen vielen van vermoeidheid bijna dicht; zijn vader en zijn zuster zaten naast elkaar, zijn zuster had haar hand om den hals van zijn vader gelegd. . „ N u mag ik mij misschien omdraaien," dacht Gregor en begon weer met zijn arbeid. H i j k o n het snuiven van inspanning niet onderdrukken, en moest ook zoo n u en dan uitrusten. Overigens joeg niemand hem, het werd alles aan hem overgelaten. Toen hij met het omdraaien gereed was, begon hij dadelijk regelrecht terug te kruipen. H i j verbaasde zich over den grooten afstand die hem van zijn kamer scheidde, en begreep heelemaal niet, hoe hij korten tijd geleden denzelfden weg, bijna zonder het te merken, had afgelegd. Voortdurend slechts op snel kruipen bedacht, sloeg hij er bijna geen acht op, dat geen woord, geen kreet van zijn familie hem stoorde. Pas toen hij al i n de deur was, draaide hij het hoofd om, niet geheel, want hij voelde zijn hals stijf worden; toch zag hij nog, dat achter hem niets
i
71
veranderd was, alleen zijn zuster was opgestaan. Zijn laatste blik gleed over zijn moeder, die n u geheel was ingeslapen. Nauwelijks was hij i n zijn kamer, of de deur werd haastig toegeduwd, gegrendeld en gebarricadeerd. V a n het plotselinge lawaai achter z i c h schrok Gregor zoo, dat zijn pootjes knikten. H e t was zijn zuster, die zich zoo gehaast had. Zij had daar al rechtop staan te wachten, lichtvoetig was zij toen vooruitgesprongen. Gregor had haar i n 't geheel niet hooren komen en zij riep zijn ouders „Eindelijk!" toe, terwijl zij den sleutel i n het slot omdraaide. „En n u ? " vroeg Gregor z i c h af en keek i n het donker om zich heen. H i j k w a m spoedig tot de ontdekking dat hij zich n u heelemaal niet meer k o n bewegen. H i j verwonderde z i c h daarover niet, het leek hem eerder onnatuurlijk, dat hij zich tot nu toe met die dunne pootjes had kunnen voortbewegen. Overigens voelde hij zich betrekkelijk behaaglijk. H i j had wel i n zijn geheele lijf pijn, maar het was alsof ze langzamerhand minder en minder werd en ten slotte geheel zou verdwijnen. De rotte appel i n zijn rug, en de ontstoken omgeving, die geheel met een weeke substantie was bedekt, voelde hij haast niet meer. A a n zijn familie dacht hij ontroerd en met liefde. Zijn meening over het feit, dat hij moest verdwijnen, was zoo mogelijk nog vaster dan die van zijn zuster. In dezen toestand van leeg en vreedzaam nadenken bleef hij tot de torenklok het derde uur van den morgen sloeg. H i j beleefde nog dat het buiten voor het raam licht begon te worden. Toen zonk zijn hoofd buiten zijn 72
w i l geheel omlaag en uit zijn neusgaten stroomde zwak zijn laatste adem. Toen vroeg i n den morgen de werkvrouw k w a m — van louter kracht en haast sloeg zij, hoe vaak men haar ook al gevraagd had dat na te laten, alle deuren zoo hard dicht, dat i n de geheele woning na haar komst geen rustige slaap meer mogelijk was — , merkte zij bij haar gewone korte bezoek aan Gregor eerst niets bijzonders. Zij dacht, dat hij met opzet zoo onbeweeglijk lag en den beleedigde speelde; zij schreef hem alle mogelijke verstand toe. Daar zij toevallig den langen bezem i n de hand had, probeerde zij Gregor daarmee van de deur af te kittelen. Toen dat ook geen succes had, werd zij nijdig en stootte Gregor even aan, en pas toen zij hem zonder weerstand van zijn plaats had geschoven, werd haar aandacht getrokken. Toen de ware situatie spoedig tot haar doordrong, zette zij groote oogen op, floot voor zich heen, hield zich echter niet lang op, maar rukte de deur van de slaapkamer open en riep met luide stem i n het donker: „Kijk ereis aan! H i j is gecrepeerd! Daar ligt hij, zoo dood als een pier!" H e t echtpaar Samsa zat recht overeind i n het echtelijk bed, en trachtte den schrik over de werkvrouw te boven te komen, voor het zoover was, haar mededeeling te begrijpen. Toen echter stapten mijnheer en mevrouw Samsa haastig uit het bed, ieder aan zijn kant, mijnheer Samsa gooide de deken over zijn schouders, mevrouw Samsa k w a m alleen i n haar nachthemd te voorschijn; zoo gingen zij Gregor's kamer binnen. Inmiddels was ook de deur van de huiskamer opengegaan, waar Grete 73
sinds de komst van de huurders sliep; zij was geheel gekleed, alsof zij i n het geheel niet geslapen had, ook haar bleek gezicht scheen dat te bewijzen. „ D o o d ? " zei mevrouw Samsa, en zag vragend naar de werkvrouw op, hoewel zij toch alles zelf k o n onderzoeken en zelfs zonder onderzoek k o n vaststellen. „ D a t zou ik denken," zei de werkster en als bewijs duwde zij Gregors lijk met den bezem nog een groot stuk opzij. M e v r o u w Samsa maakte een gebaar alsof zij den bezem tegen wilde houden, deed het echter niet. „ N u , " zei mijnheer Samsa, „wij kunnen G o d danken." H i j sloeg een kruis, en de drie vrouwen volgden zijn voorbeeld. Grete, die geen oog van het lijk af had, zei: „Kijk eens hoe mager hij is. H i j heeft ook i n zoo lang niets gegeten. Zóó als het eten binnenkwam, ging het weer naar buiten." Inderdaad was Gregors lichaam absoluut plat en droog, men zag dat eigenlijk n u pas, daar hij niet meer door de pootjes werd opgeheven en ook niets anders den blik afleidde? „ K o m een oogenblikje bij ons binnen, Grete," zei mevrouw Samsa, met een weemoedig glimlachje en Grete ging, niet zonder naar het lijk om te zien, achter haar ouders de slaapkamer binnen. D e werkvrouw sloot de deur en deed het raam wijd open. Niettegenstaande den vroegen morgen was er i n de frissche lucht al iets luws. H e t was ook al einde Maart. D e drie heeren stapten uit h u n kamer en zochten verbaasd naar h u n ontbijt; men had hen vergeten. „Waar is het ontbijt?" vroeg de middelste der heeren knorrig aan de werkvrouw. D o c h deze legde den vinger op den mond en wenkte de heeren toen 74
I
*
\
haastig en zwijgend dat zij i n Gregors kamer moesten komen. Zij kwamen ook en stonden toen, de handen i n de zakken van h u n eenigszins versleten jasjes, i n de kamer, die n u geheel licht was, om Gregors lijk. Daar ging de deur van de slaapkamer open en mijnheer Samsa verscheen i n zijn livrei, aan den eenen arm zijn vrouw, aan den anderen zijn dochter. Zij waren alle eenigszins behuild. Grete drukte zoo nu en dan haar gezicht tegen den arm van haar vader. „Verlaat oogenblikkelijk mijn w o n i n g ! " zei mijnheer Samsa en wees op de deur, zonder de vrouwen los te laten. „Hoe bedoelt u dat?" vroeg de middelste heer wat verschrikt, en glimlachte strooperig. D e twee anderen hielden de handen op den rug en wreven ze onophoudelijk tegen elkaar, alsof ze v o l vreugde een feilen strijd verwachtten, die voor hen echter gunstig moest uitvallen. „Ik bedoel het precies zooals i k het zeg," antwoordde mijnheer Samsa en ging i n één lijn met zijn twee begeleidsters op den heer toe. Deze bleef eerst stil staan en keek naar den grond, alsof de dingen i n zijn hoofd i n een nieuwe volgorde werden gerangschikt. „Dan gaan we maar," zei hij toen en keek naar mijnheer Samsa op, alsof hij i n een onderdanigheid, die hem plotseling overviel, zelfs voor dit besluit opnieuw toestemming vroeg. Mijnheer Samsa knikte hem alleen herhaaldelijk kort en verwonderd toe. Daarop ging de heer inderdaad met groote passen de voorkamer i n ; zijn beide vrienden hadden al een oogenblikje met rustige handen geluisterd en sprongen hem n u letterlijk 75
achterna, alsof zij bang waren, dat mijnheer Samsa de voorkamer binnen zou kunnen gaan vóór hen, en de verbinding met h u n aanvoerder zou verbreken. I n de voorkamer namen zij alle drie h u n hoeden van den kapstok, haalden h u n stokken uit den paraplubak, bogen zwijgend en verlieten de woning. M e t , zooals bleek geheel ongegrond, wantrouwen, liep mijnheer Samsa met de twee vrouwen het portaal op; tegen de balustrade geleund zagen zij, hoe de drie heeren wel langzaam, maar geleidelijk de trap afdaalden, bij iedere verdieping i n een bepaalde bocht van het trappenhuis verdwenen en dan na een paar oogenblikken weer te voorschijn kwamen, hoe lager zij kwamen, des te meer verdween de belangstelling der familie Samsa voor hen, en toen een slagersjongen hen eerst tegemoet k w a m en toen hoog boven hen, i n trotsche houding met zijn vracht op het hoofd, de trap op liep, verliet de heer Samsa met de beide vrouwen spoedig het portaal en allen keerden opgelucht i n h u n woning terug. Zij besloten dezen dag te gebruiken om uit te rusten en te gaan wandelen; zij hadden deze onderbreking van h u n arbeid niet alleen verdiend, zij hadden haar zelfs broodnoodig. E n zij gingen dus aan de tafel zitten en schreven drie verontschuldigingsbrieven, mijnheer Samsa aan zijn directie, mevrouw Samsa aan haar werkgever, en Grete aan haar patroon. Onder het schrijven k w a m de werkvrouw binnen, om te zeggen dat ze wegging, want haar morgentaak was geëindigd. D e drie schrijvenden knikten eerst alleen, zonder op te zien, maar toen de vrouw zich nog steeds niet wilde
\
verwijderen, keek men geprikkeld op. „ N u ? " vroeg mijnheer Samsa. D e werkvrouw stond glimlachend i n de deur, alsof zij de familie een groot geluk had mee te deelen, maar het eerst dan zou doen, wanneer zij grondig werd ondervraagd. D e bijna recht overeind staande kleine struisveer, waaraan mijnheer Samsa zich al gedurende haar geheelen diensttijd had geërgerd, wiegelde zachtjes i n alle richtingen. „ N u , wat w i l t u eigenlijk?" vroeg mevrouw Samsa, voor wie de werkster nog het meeste ontzag had. „Ja," antwoordde de werkster, en k o n door het vriendelijke lachen niet dadelijk verder spreken, „nou, hoe die rommel van hiernaast opgeruimd moet worden, daar hoeft u z i c h geen zorgen over te maken. H e t is al i n orde." M e v r o u w Samsa en Grete bogen zich over h u n brieven, alsof zij verder wilden schrijven; mijnheer Samsa, die merkte dat de werkvrouw n u alles uitvoerig wou gaan beschrijven, weerde dit met uitgestrekte hand af. D o c h toen zij niet mocht vertellen, herinnerde zij z i c h de groote haast, die zij had, riep klaarblijkelijk beleedigd: „ N o u ajuus," draaide zich w i l d om en verliet, terwijl zij verschrikkelijk met de deuren sloeg, de woning. „ V a n avond wordt zij opgezegd," zei mijnheer Samsa, kreeg echter noch van zijn vrouw, noch van zijn dochter antwoord, want de werkvrouw scheen haar nauwelijks verkregen rust weer verstoord te hebben. Zij stonden op, gingen naar het raam, en bleven daar staan, met de armen om elkaar heen geslagen. Mijnheer Samsa keerde zich in zijn stoel naar haar om en keek een poos stil naar hen. Toen riep hij: „ K o m toch hier. Laat die oude 77
geschiedenis n u eindelijk rusten. E n denk eens een beetje aan m i j ! " Meteen volgden de vrouwen zijn raad op, ijlden naar hem toe, liefkoosden hem en maakten v l u g haar brieven af. Toen verlieten zij alle drie gemeenschappelijk de woning, wat zij reeds sinds maanden niet gedaan hadden en reden met de tram naar buiten, niet ver van de stad. D e wagen waar zij alleen i n zaten, werd geheel door de warme zon beschenen. Zij bespraken, terwijl zij op h u n gemak op h u n plaatsen zaten, de vooruitzichten voor de toekomst, en het bleek, dat deze bij nadere beschouwing, i n het geheel niet slecht waren, want de betrekkingen van alle drie, waarnaar zij eigenlijk nog i n het geheel niet bij elkaar geïnformeerd hadden, waren buitengewoon gunstig, en vooral voor de toekomst veelbelovend. D e grootste plotselinge verbetering van den toestand moest natuurlijk blijken uit verhuizen; zij wilden nu een kleinere en goedkoopere, maar beter gelegen en vooral practischer woning nemen, dan de huidige, die nog door Gregor was uitgezocht. T e r w i j l zij zoo met elkaar praatten, trof het mijnheer en mevrouw Samsa bij den aanblik van hun dochter, die steeds levendiger werd, bijna tegelijk, hoe zij in den laatsten tijd, i n weerwil van alle ellende, die haar wangen bleek had gemaakt, tot een mooi en weelderig meisje was ontloken. Zij werden stiller en terwijl zij bijna onbewust, elkaar begrijpend aanzagen, dachten zij er aan dat het n u tijd werd ook een braven man voor haar te zoeken. E n het scheen hun een bevestiging van h u n nieuwe droomen en goede vooruitzichten, toen, bij het doel van h u n reis, de dochter het eerste opstond en haar jong lichaam rekte. 78
BIBLIOGRAFISCHE A A N T E E K E N I N G
Deze novelle is geschreven in November 1912. De eerste uitgave verscheen in 1917 als nummer 22/23 der B ü c h e r e i D e r J ü n g s t e T a g bij Kurt Wolff Verlag te Leipzig. In 1935 verscheen zij, met andere novellen, in het eerste deel der G e s a m m e l t e S c h r i f t e n in het Schocken Verlag te Berlijn. Deze vertaling kwam tot stand in 1938 en is in het vijfde oorlogsjaar gezet uit de letter van Claude Garamont. Zij vormt het eerste deel van de reeks G E N I V S . De oplage bedraagt 1000
exemplaren
op gewoon papier en 10 genummerde exemplaren op Banzay-papier.
•ve
te et :n
ste :n