ECLI:NL:RBGEL:2014:3640 Rechtbank Gelderland Datum uitspraak: 10-06-2014 Datum publicatie: 11-06-2014 Zaaknummer: 06/850954-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig
VONNIS in de zaak tegen: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres]. Raadsman: mr. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 december 2012, 21 mei 2013 en 27 mei 2014. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 februari 2011 te Arnhem en/of te Apeldoorn, in elk geval (telkens) in Nederland, (lid 3, onder 1°) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer ander(en), te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (lid 1, onder 1°) (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (lid 1, onder 4°) (telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van de kwetsbare positie, enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s), wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of diens mededader(s) - terwijl die [slachtoffer 2] geen werk had en/of over meer geld wilde beschikken en/of - terwijl die [slachtoffer 1] een schuld heeft bij de bank, - via de msn en/of ping die [slachtoffer 2] gevraagd of zij snel geld wilde verdienen en/of zij 1000 euro voor een uurtje wilde verdienen en/of - die [slachtoffer 2] uitgelegd dat zij een pinpas en/of een ID kaart nodig had en/of 18 jaar moest zijn en/of - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat het legaal was en/of - tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat haar/hun gegevens uit het systeem verwijderd zouden worden en/of - die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] met de auto vervoerd en/of - met die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naar [winkel 1] en/of [winkel 2] en/of [winkel 3] en/of een of meer andere telefoonwinkel(s) gegaan en/of - ( telkens) nadat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] het telefoonabonnement had(den) afgesloten het/de contract(en) en/of mobiele telefoon(s) ingenomen en/of van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gekregen en/of - tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat vijf abonnementen wel weinig waren en/of dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] nog wel zeven abonnementen kon(den) afsluiten en/of - terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] geen bedrag heeft/hebben ontvangen van verdachte en/of diens mededader(s) en/of - terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen; (zaaksdossiers 11 en 12) art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 18 februari 2011 te Arnhem en/of te Apeldoorn, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van meerdere, althans één, mobiele telefoon(s) en/of contract(en), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en) en/of hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - via de msn en/of ping die [slachtoffer 2] gevraagd of zij snel geld wilde verdienen en/of zij 1000 euro voor een uurtje wilde verdienen en/of - die [slachtoffer 2] uitgelegd dat zij een pinpas en/of een ID kaart nodig had en/of
18 jaar moest zijn en/of - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat het legaal was en/of - tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat haar/hun gegevens uit het systeem verwijderd zouden worden, - waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] werd(en) bewogen tot afgifte van meerdere, althans één, mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of het afsluiten van meerdere, althans één, telefoonabonnement(en), - terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] geen bedrag heeft/hebben ontvangen van verdachte en/of diens mededader(s) en/of - terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen; (zaaksdossiers 11 en 12) art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 31 oktober 2011 te Apeldoorn, in elk geval (telkens) in Nederland, (lid 3, onder 1°) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten, [slachtoffer 3] (lid 1, onder 1°) (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3], en/of (lid 1, onder 4°) (telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s), wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of diens mededader(s) - terwijl die [slachtoffer 3] een verstandelijke beperking heeft en/of - terwijl die [slachtoffer 3] schulden heeft en/of - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte en/of diens mededader(s) haar wel
kon(den) helpen met haar schulden en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of dat zij daarvoor 700 euro zou ontvangen en/of - die [slachtoffer 3] in een auto vervoerd en/of - met die [slachtoffer 3] naar de [provider] en/of [winkel 3] en/of [winkel 1], althans naar een of meer telefoonwinkel(s) gegaan en/of - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze nog twee, althans meerdere, telefoonabonnement(en) gingen afsluiten en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat als ze niet mee zou werken het alleen maar erger zou worden en/of (vervolgens) heel lief tegen die [slachtoffer 3] gedaan en/of - ( telkens) nadat die [slachtoffer 3] het telefoonabonnement had afgesloten het/de contract(en) en/of mobiele telefoon(s) ingenomen en/of van die [slachtoffer 3] gekregen en/of - ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat wanneer zij nog twee, althans meerdere, telefoonabonnement(en) zou afsluiten, zij een ring ter waarde van 2000 euro van verdachte en/of diens mededader(s) zou krijgen en/of - door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en/of diens mededader(s) heeft kunnen bieden en/of - terwijl die [slachtoffer 3] geen bedrag heeft ontvangen van verdachte en/of diens mededader(s) en/of - terwijl die [slachtoffer 3] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen; (zaaksdossier 16) art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 31 oktober 2011 te Apeldoorn, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere, althans één, mobiele telefoon(s) en/of contract(en), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte en/of diens mededader(s) haar wel kon(den) helpen met haar schulden en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of dat zij daarvoor 700 euro zou ontvangen en/of - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze nog twee, althans meerdere, telefoonabonnement(en) gingen afsluiten en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat als ze niet mee zou werken het alleen maar erger zou worden en/of (vervolgens) heel lief tegen die [slachtoffer 3] gedaan,
- waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot afgifte van meerdere, althans één, mobiele telefoon(s) en/of contracten en/of het afsluiten van meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) en/of - terwijl die [slachtoffer 3] geen bedrag heeft ontvangen van verdachte en/of diens mededader(s) en/of - terwijl die [slachtoffer 3] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen. (zaaksdossier 16) art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1 Aanleiding tot het onderzoek Naar aanleiding van diverse meldingen van frauduleuze praktijken rondom het afsluiten van telefoonabonnementen in onder meer Apeldoorn is door de recherche Apeldoorn in oktober 2011 een onderzoek gestart. Standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 telkens primair tenlastegelegde feit (mensenhandel). Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht aan de hand van haar schriftelijk requisitoir. Standpunt van de verdachte / de verdediging De raadsman heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle feiten vrijspraak dient te volgen. (Ten aanzien van feit 1) Omdat de aangeefsters aanvankelijk een valse aangifte hebben gedaan, met het kennelijke doel om van de telefoonabonnementen af te willen komen, is het moeilijk om hun nadere verklaringen op de juiste waarde te schatten. De aangeefster hebben “gewoon” snel geld willen verdienen en zij zijn pas later bij zinnen gekomen. Van oplichting is zo bezien geen sprake. Géén van de aangeefsters zegt bovendien gedwongen te zijn door verdachte en/of zijn medeverdachte. Van mensenhandel kan dan ook geen sprake zijn. Verdachte wilde ook geen mensen oplichten; besproken is om samen geld te verdienen. Slim is het allemaal niet, dat is wel duidelijk. Het heeft allemaal meer het karakter van een civiel geschil. (Ten aanzien van feit 2) Aangeefster is weliswaar een kwetsbaar meisje, maar verdachte kent haar al jaren en ook ten aanzien van haar geldt dat zij geld wilde verdienen. Verdachte heeft haar hoogstens in de verleiding gebracht. Zij heeft kennelijk nu spijt gekregen van het gebeurde. Van dwang of iets dergelijks is geen sprake. Ook een medewerker van één van de telefoonwinkels heeft dit bij haar nagevraagd en zij liet weten dat zij het zélf wilde. Op deze verweren wordt hieronder voor zover nodig ingegaan. Beoordeling door de rechtbank De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het (samen met een ander) oplichten van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1 subsidiair) en aan mensenhandel(alleen) ter zake van aangeefster [slachtoffer 3] (feit 2 primair). De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de twee aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn verhalenderwijs uitgewerkt. Ten aanzien van feit 1 subsidiair Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 21 februari 2011 aangifte 2 gedaan tegen verdachte van een voorval dat zou hebben plaatsgevonden op 18 februari 2011 te Apeldoorn.
Zij is diezelfde dag nogmaals gehoord. Zij heeft toen verklaard 3 dat zij op 18 februari 2011 met haar vriendin [slachtoffer 1] achter de computer aan het MSN-en was. Een jongen die ze niet kende, sprak haar aan. Hij zei: “[slachtoffer 2] wil je geld verdienen?” Hij zei dat hij een baantje voor haar had als ze dat zou willen. Het was heel makkelijk werk en het verdiende goed. Ze had alleen een pinpas nodig en haar identiteitskaart. Ze moesten niet denken aan iets illegaals. Ze konden € 1.000,- verdienen. Na overleg met [slachtoffer 1] besloten ze het samen te doen. De jongen zei dat hij hen kwam ophalen. Ze zouden naar Apeldoorn gaan, want daar was het werk. Ze werden opgehaald in Arnhem. Achter het stuur zat een onbekende jongen. Naast deze jongen zat de jongen van MSN. Aangeefster herkende hem van zijn foto op MSN. Op zijn MSN stond dat hij [verdachte] heette. De jongens stelden zich voor en zij reden vervolgens direct naar Apeldoorn. Onderweg vertelden de jongens wat ze moesten doen. De bestuurder was hoofdzakelijk aan het woord. Ze zeiden dat het legaal werk was. Ze vertelden dat ze abonnementen moesten afsluiten voor telefoons. Ze moesten in een bepaalde volgorde de winkels af. Eerst naar [winkel 1], vervolgens naar [winkel 2] en als laatste naar [winkel 3]. Als ze een abonnement hadden afgesloten, moesten ze de telefoon en de contracten naar de jongens brengen. De jongens vertelden hun dat ze per winkel drie abonnementen konden afsluiten. Ze zouden direct het geld krijgen. Ze gingen als eerste naar de [winkel 1]‑winkel. Ze sloten allebei een abonnement af. Dit kostte ongeveer € 30,- per maand en hierbij kregen ze een Samsung Galaxy mobiele telefoon. Ze gaven de telefoons af aan de jongens. De jongen vroeg ook om het contract, maar deze moest nog uitgeprint worden. De jongen achter het stuur zei dat ze naar de volgende winkel moesten gaan. Ze liepen de [winkel 2]-winkel binnen en konden daar maar één abonnement afsluiten. Ook deze telefoon brachten ze naar de jongens. Vervolgens moesten ze naar [winkel 3]. De jongen die naast de bestuurder zat, liep een stuk mee om de weg te wijzen. Hij wees hun de winkel en zei dat ze op moesten schieten. [slachtoffer 1] sloot twee contracten af. Ze stapten weer in de auto. Vervolgens zijn ze naar de bibliotheek in Apeldoorn gereden om de contracten uit te printen, maar de bibliotheek was al gesloten. Daarna zijn ze om de hoek bij de muziekschool geweest, maar daar konden ze niet printen. Toen ze vervolgens terugliepen naar de auto bleek de auto verdwenen te zijn. Aan haar is verteld, dat de baas van de jongen die achter het stuur zat de gegevens van de contracten bij [provider] kon wissen en zo de telefoon kon verkopen. Door de verkoper van het filiaal van [winkel 2] aan de [straat 1] te Apeldoorn is een factuur overgelegd 4 ten name van [slachtoffer 2], gedateerd 18 februari 2011, met betrekking tot een afgesloten telefoonabonnement ziende op een Samsung Galaxy S VF Variant, telefoonnummer [nummer 1], met een contractduur 24 maanden. Door de verkoper van het filiaal van [winkel 1] aan de [straat 1] te Apeldoorn is overgelegd 5 een “Aanvraag mobiele telefoonaansluiting” van [provider] ten name van [slachtoffer 2], ingangsdatum 18 februari 2011, met betrekking tot een Samsung GalaxyS (i9000), telefoonnummer [nummer 2], met een contractduur van 2 jaar ad € 49,50 per maand én een “Aanvraag mobiele telefoonaansluiting” van [provider] ten name van [slachtoffer 1], ingangsdatum 18 februari 2011, met betrekking tot een Samsung GalaxyS (i9000), telefoonnummer [nummer 3], met een contractduur van 2 jaar ad € 49,50 per maand. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 21 februari 2011 eveneens aangifte 6 gedaan tegen verdachte van een voorval dat zou hebben plaatsgevonden op 18 februari 2011 te Apeldoorn. [slachtoffer 1] is diezelfde dag nogmaals gehoord. Zij heeft toen verklaard 7 dat haar vriendin [slachtoffer 2] die vrijdag op haar Blackberry was benaderd door ene [verdachte]. [verdachte] vroeg of zij mensen kende die snel geld wilden verdienen; duizend euro voor een uurtje. [slachtoffer 2] vroeg wat ervoor gedaan moest worden. [verdachte] pingde terug: niet veel je hebt er alleen je pinpas en je ID-kaart voor nodig en je moet achttien jaar zijn. Ook pingde hij dat het legaal was. [slachtoffer 2] en zij besloten beiden om er aan mee te werken. Ze werden opgepikt door [verdachte] en een vriend. Ze zeiden dat ze zelf niet in de telefoonwinkels naar binnen konden, omdat ze dan herkend zouden worden. Ze hadden alleen
belangstelling voor een Samsung Galaxy en de codes van de telefoon. Wat aangeefster er van heeft begrepen was, dat zij het abonnement op haar naam afsloot, zij vervolgens de contracten en de telefoon aan hen af gaf en dan brachten zij deze contracten naar een andere persoon. Deze persoon had de software van [provider]. Die persoon had zelf bij [provider] gewerkt en had daar de software gestolen. Hij kraakte dan de code van de Samsung Galaxy. Hij kon dan in het systeem van de telefoonwinkel waar hij hun gegevens verwijderde. De telefoons verkochten ze op de zwarte markt. Omstreeks 15.00 uur zijn ze in Apeldoorn aangekomen. Met [slachtoffer 2] is ze als eerste de [winkel 1]‑winkel binnengegaan. Ze heeft daar een abonnement van [provider] afgesloten. Dat is het abonnement dat is afgesloten op 18 februari 2011 om 15.23 uur. [slachtoffer 2] heeft daar een soortgelijk abonnement afgesloten. De jongens zijn niet mee geweest de winkel in. Ze moesten de telefoons afleveren bij de jongens en zijn gelijk naar de [winkel 2]-winkel gegaan. De contracten zouden via e-mail worden opgestuurd. Bij de [winkel 2]-winkel heeft [slachtoffer 2] één contract afgesloten. Ze zijn daarna samen met [verdachte] naar de [winkel 3] gelopen. Toen de winkel in zicht kwam, is hij niet verder meegegaan. Ze heeft daarna bij de [winkel 3] twee contracten afgesloten. Die contracten kreeg ze gewoon in de hand. De kopieën van de contracten heeft ze vandaag opgevraagd om te gebruiken bij haar aangifte. Ze hebben elkaar daarna ontmoet bij de McDonald’s. Ze moesten de contracten nog uitprinten. Daarna bleek dat beiden weg waren. Ze is op geen enkele wijze gedwongen om deze contracten af te sluiten. Ze dacht dat ze op een makkelijk manier van haar schulden af kon komen en nu heeft ze nog meer schulden erbij. Ze heeft drie contracten afgesloten en [slachtoffer 2] twee. Door aangeefster [slachtoffer 1] zijn bij haar aangifte overgelegd: - een contract mobiele telefoonaansluiting van [winkel 2] 8 , met telefoonnummer 0611607180 op naam van [slachtoffer 1], met een contractduur 24 maanden ad € 45,99 per maand; - een contract mobiele telefoonaansluiting van [winkel 2] 9 , met telefoonnummer 0611595779 op naam van [slachtoffer 1], met een contractduur 24 maanden ad € 45,99 per maand, en; - een “Aanvraag mobiele telefoonaansluiting” van [provider] 10 , met telefoonnummer [nummer 3] op naam van [slachtoffer 1], met een contractduur 2 jaar ad € 49,50 per maand, met als ingangsdatum 18 februari 2011. Door verdachte is over dit feit bij de politie een verklaring 11 afgelegd. Hij heeft verklaard dat zijn rol beperkt is gebleven tot het meerijden. Het gaat om die twee meisjes uit Arnhem. Eentje kan hij zich nog herinneren, [slachtoffer 2] of zoiets. Hij is samen met [mededader] naar die meisjes in Arnhem gereden. Die meisjes zijn daar ingestapt en ze zijn vervolgens naar Apeldoorn gereden. [mededader] heeft in de auto precies verteld wat ze moesten doen. Ze zouden veel geld krijgen, maar ze hebben niks gekregen. [mededader] vertelde in de auto dat hij iemand daar binnen had werken in die telefoonwinkel en dat diegene hun naam wel uit het systeem zou halen. Ze moesten die telefoons uit de winkel halen en abonnementen afsluiten. Die meisjes zouden dan € 1.000,- per persoon overhouden. Die meisjes wilden het zelf en zijn niet gedwongen. Ze zijn naar Apeldoorn gereden. Ze hebben daar abonnementen “gedaan”. Stefan stuurde meisjes de winkel in en zei dat ze een telefoon moeten halen. Ze sloten de abonnementen af en kwamen terug. Zij – verdachte en [mededader] –zaten telkens te wachten in de auto. Op de zitting is hij min of meer bij deze verklaring gebleven. Medeverdachte[mededader] heeft ten aanzien van dit feit verklaard 12 dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] twee Turkse meisjes zijn die hij heeft leren kennen via [verdachte]. [verdachte] kwam toen bij hem en zei dat hij twee meisjes voor hem had voor het afsluiten van abonnementen. Hij is de volgende dag met [verdachte] naar Arnhem gegaan. [verdachte] had contact met de meisjes via ping en ze hebben de meisjes in Arnhem Zuid opgehaald. Vervolgens zijn ze naar Apeldoorn gegaan en daar hebben de meisjes de abonnementen afgesloten, terwijl [verdachte] en hij op de meisjes wachtten in de auto. Nadat het afsluiten van de abonnementen was afgerond, zijn ze naar de grote bibliotheek gegaan, omdat [verdachte] had gezegd dat ze zogenaamd iets moesten uitprinten. Hij had een verhaaltje klaar gestoomd dat er geen rekeningen
kwamen en dat ze kopieën moesten maken van een factuurtje. Hij - [mededader] - heeft de telefoons verkocht aan Ugur Kunuk in Zuid. De meisjes hebben niets gekregen. Er bestaat geen discussie over het feit dat de twee aangeefsters op “verzoek” van verdachte en [mededader] een vijftal telefoonabonnementen hebben afgesloten en dat die telefoons uiteindelijk niet aan hen ten goede zijn gekomen. Zo heeft verdachte nog eens ter zitting verklaard dat aan het einde van de dag de twee meisjes, nadat ze de abonnementen hadden afgesloten en zij de gsm’s bij hem en zijn medeverdachte hadden ingeleverd, zomaar zijn achtergelaten bij de bibliotheek in Apeldoorn. Verdachte en medeverdachte wijzen naar elkaar als het gaat om de vraag wie de grootste kwalijke rol toekomt, maar de rechtbank beschouwt hen als medeplegers van het een en ander. De vraag is hoe dit handelen van verdachte (en zijn mededader) is te kwalificeren. Genoegzaam staat vast dat de aangeefsters door leugens over het verdienen van geld en over het zogenaamd later verwijderen van hun gegevens uit het systeem van de telefoonmaatschappij zijn verleid en misleid tot het afsluiten van telefoonabonnementen. Ze zijn voor de gek gehouden door het verhaal van verdachte(n) dat, nadat zij op hun (aangeefsters’) naam telefoonabonnementen met gratis toestellen hadden afgesloten, hun (aangeefsters’) namen later uit de systemen zouden worden verwijderd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel, dat deze handelwijze nog niet zonder meer kan leiden tot een bewezenverklaring van een op mensenhandel toegesneden tenlastelegging. Weliswaar beschermt artikel 237f van het Wetboek van Strafrecht mensen tegen uitbuiting, die onder meer de in dit geval voor verdachte verrichte diensten kan omvatten, maar naar het oordeel van de rechtbank moet ook zulk handelen beoordeeld worden in de context van de door de wetgever met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht nagestreefde bescherming van de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid. Die te beschermen belangen zijn hier – in deze casus – naar het oordeel van de rechtbank niet in het geding, zodat ook niet kan worden gezegd dat een uitbuitingssituatie, zoals de wetgever die heeft bedoeld en voor ogen heeft gestaan, zich hier voordoet. Daarbij speelt in het bijzonder een rol dat bij het vervolgde handelen tussen de aangeefsters enerzijds en verdachte en/of zijn medeverdachte anderzijds sprake is geweest van een relatief kortdurend contact: één dag. Ook speelt een rol dat aangeefsters aanvankelijk valselijk over de gang van zaken hebben verklaard, door – kort gezegd – aanvankelijk te stellen dat ze waren afgeperst en dat ze bang waren gemaakt. Ook kan niet bewezen worden dat de aangeefsters door alléén het gebruik van misleiding als dwangmiddel een reële vrije keuze om de telefoonabonnementen al dan niet af te sluiten, is onthouden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de hem (onder primair) ten laste gelegde (varianten van) mensenhandel. De tenlastegelegde oplichting acht de rechtbank zonder meer bewezen. De verweren van de raadsman kunnen daaraan niet afdoen. Ten aanzien van feit 2 primair Op 1 november 2011 heeft [slachtoffer 3] aangifte tegen verdachte gedaan van een voorval dat heeft plaatsgehad op 31 oktober 2011 te Apeldoorn. Zij heeft verklaard dat zij op die dag met verdachte zat te pingen. Ze vertelde hem dat ze in de schulden zat. Hij vertelde dat hij haar wel kon helpen. Als ze een telefoonabonnement zou afsluiten voor hem, dan zou zij daar 700 euro voor ontvangen. Ze hadden afgesproken dat het om één abonnement zou gaan. Omstreeks 13:00 uur die dag kwam verdachte met een vriend in een auto aanrijden. Ze is ingestapt en ze zijn naar het centrum van Apeldoorn gereden. Verdachte ging haar uitleggen wat zij moest doen. Ze moest naar de [provider] telefoonwinkel aan de [straat 1] gaan en daar een contract voor een iPhone 4 afsluiten. Ze is alleen de winkel ingegaan en heeft in de winkel een contract ondertekend. Bij het betalen, bleek dat zij onvoldoende saldo op haar bankrekening had staan en daarom heeft zij de telefoon niet meegekregen. Verdachte wachtte haar op. Zij vertelde hem dat het niet gelukt was bij de [provider]. Verdachte vertelde haar dat zij dom was geweest. Hij is toen met haar naar de volgende telefoonwinkel gegaan. Dat was de [winkel 3] aan het [straat 2] te Apeldoorn. Verdachte heeft alles voor haar geregeld. Hij deed zich in de winkel voor als haar vriend. De
afspraak was dat zij één abonnement zou afsluiten, maar tijdens het gesprek heeft hij twee abonnementen afgesloten. Hij vertelde aan de verkoper dat er één abonnement voor hem was en één voor haar. Op dat moment keek aangeefster hem (de rechtbank begrijpt: de verkoper) alleen maar aan en durfde zij niets te zeggen. Het ging om twee abonnementen van [winkel 2] voor een periode van 24 maanden. De vaste maandelijkse kosten komen per telefoon op minimaal 85 euro. Nadat zij deze winkel hadden verlaten, kregen zij onenigheid over het afsluiten van niet één, maar twee abonnementen. Verdachte vertelde haar dat zij nu naar de volgende winkel zouden gaan om nog twee abonnementen af te sluiten. Zij vertelde hem dat zij dat niet wilde. Verdachte vertelde haar dat wanneer zij niet mee zou werken, het alleen maar erger zou worden. Zij was op dat moment heel bang. Zij vertelde dat zij het niet meer vertrouwde en dat zij naar de politie zou gaan. Verdachte begon toen erg lief te doen om haar vertrouwen te krijgen. Zij is toen toch meegegaan naar de telefoonwinkel van [winkel 1] aan de [straat 1] te Apeldoorn. Toen heeft verdachte weer voor haar gepraat met een medewerkster. Er zijn toen wederom twee – de duurste – abonnementen afgesloten. Daarna zijn zij teruggegaan naar de auto. Zij moest toen de vier telefoons en de contracten aan hem geven en dat heeft zij ook gedaan. Verdachte vertelde haar dat hij nog wat dingen moest gaan regelen en dat zij in de avond de 700 euro zou krijgen. Omstreeks 23.20 uur die dag hebben zij elkaar weer ontmoet en toen vertelde verdachte haar dat zij dom bezig was en dat het niet de afspraak was. Zij moest de volgende dag nog twee abonnementen afsluiten. Daar ging zij niet mee akkoord en toen begon hij haar te manipuleren. Verdachte vertelde haar dat wanneer zij nog twee abonnementen voor hem zou afsluiten zij een ring ter waarde van 2.000.00 euro van hem zou krijgen. Zij gaf aan dat zij dat niet wilde en dat zij aangifte ging doen bij de politie. Daarna is zij snel naar huis toe gegaan. Op 1 november 2011 wilde verdachte dat zij nog twee abonnementen zou afsluiten. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft hem nog gevraagd of hij de vier iPhone’s wilde teruggeven. Dat heeft hij nog niet gedaan. Bij aangeefster is in 2008 geconstateerd dat zij licht verstandelijk gehandicapt is en dat zij ook lijdt aan angststoornissen en paniekaanvallen. Zij heeft vroeger ook twee IQ-testen gedaan bij bureau Jeugdzorg en zij had toen een score van rond de 60 punten. 13 Bij de stukken bevinden zich de door aangeefster afgesloten abonnementen, twee van [provider] en twee van [winkel 2]. 14 Uit een onderzoeksverslag van Bureau Jeugdzorg betreffende aangeefster d.d. 8 oktober 2008 komt naar voren dat zij op een licht verstandelijk beperkt intelligentieniveau functioneert (TIQ 65 (…) en dat uit observaties en het nagesprek naar voren is gekomen dat zij een onzeker, kwetsbare jongedame is. 15 De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de situatie van aangeefster in 2011 heel veel anders kan zijn geweest. Verdachte heeft over aangeefster verklaard dat ze vaak verschillende gedachtes heeft, dat ze in een internaat heeft gezeten en dat ze geld nodig had. 16 Niet in geschil is dat aangeefster in het bijzijn van verdachte een viertal telefoonabonnementen heeft afgesloten; twee bij [winkel 3] en twee bij [winkel 4]. Zulks is ook, buiten de betreffende abonnementen, nog bevestigd door medewerkers van die winkels. 17 [verkoper 1] heeft daarover onder meer verklaard, dat hij het niet vertrouwde en dat hij toen het meisje even alleen stond haar nog heeft gewaarschuwd dat wel 170 euro per maand was wat betaald zou moeten worden. Wat hij opvallend vond, was dat hij het e-mailadres van de jongen moest noteren zodat daar de rekeningen naar gestuurd konden worden. [verkoper 2] heeft verklaard dat zij het niet vertrouwde omdat zij vond dat het meisje er onzeker overkwam en de jongen vond ze maar een popie jopie . Wat haar ook opviel was, dat het meisje bijna niets gezegd heeft maar dat de jongens steeds het woord deed. Ook verdachte heeft zowel bij de politie 18 als ter zitting erkend dat hij met aangeefster mee is gegaan en dat zij een viertal abonnementen heeft afgesloten op haar naam. Dat wilde zij echter
zelf, en zowel zij, hij als twee anderen hebben geld van de opbrengst van de vier verkochte telefoons gekregen. De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, in het bijzonder daar waar zij, een meisje met een verstandelijke beperking – hetgeen verdachte wist –, heeft verklaard dat verdachte tegen haar wil meer dan één abonnement heeft afgesloten, verdachte tegen haar heeft gezegd dat ze dom was en haar vervolgens enerzijds met woorden bang te maken (dat het alleen maar erger zou worden) en anderzijds vervolgens in te palmen (door lief te doen) . Verdachte heeft haar vervolgens in spreekwoordelijke zin bij de hand genomen en naar de winkels geleid. Anders dan ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] wel bewezen dat zij het slachtoffer is geworden van mensenhandel. Van belang hierbij is het volgende. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft, nadat haar (al dan niet deels vrijwillige) eerste poging om bij [winkel 3] één telefoonabonnement af te sluiten is mislukt, in de door verdachte vervolgens gecreëerde omstandigheden redelijkerwijs geen andere keus gehad dan in een toestand van uitbuiting te geraken en daarin te blijven, waarbij vrijwilligheid van haar bij het afsluiten van de telefoonabonnementen niet meer aan de orde was. Zij is eerst aan de “macht”, die verdachte als het ware die dag op haar uitoefende, onttrokken geraakt toen zij niet meer in de buurt van de winkels was en zij ’s avonds was thuisgekomen. Pas toen zij niet meer in zijn aanwezigheid verkeerde, was zij in staat om vervolgverzoeken van hem tot het nog eens afsluiten dure telefoonabonnementen op haar naam te weerstaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte dit feit alleen heeft begaan. Enig strafbare rol van een andere persoon of andere personen is onvoldoende in het dossier naar voren gekomen. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1 subsidiair. hij op tijdstippen op 18 februari 2011 te Arnhem en te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen en hebbende verdachte en/of zijn mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - die [slachtoffer 2] gevraagd of zij snel geld wilde verdienen en of zij 1000 euro voor een uurtje wilde verdienen en - die [slachtoffer 2] uitgelegd dat zij een pinpas en een ID kaart nodig had en 18 jaar moest zijn en - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat het legaal was en - tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat haar/hun gegevens uit het systeem verwijderd zouden worden, - waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden bewogen tot afgifte van meerdere mobiele telefoons en het afsluiten van meerdere telefoonabonnementen, - terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geen bedrag heeft/hebben ontvangen van verdachte en/of diens mededader en - terwijl die [slachtoffer 1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen; 2
primair. hij op tijdstippen op of omstreeks 31 oktober 2011 te Apeldoorn, een ander, te weten, [slachtoffer 3] (lid 1, onder 1°) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3], en (lid 1, onder 4°) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten, heeft en/of is verdachte - terwijl die [slachtoffer 3] een verstandelijke beperking heeft en - terwijl die [slachtoffer 3] schulden heeft en - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte haar wel kon helpen met haar schulden en tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij één, telefoonabonnement moest afsluiten en dat zij daarvoor 700 euro zou ontvangen en - die [slachtoffer 3] in een auto vervoerd en - met die [slachtoffer 3] naar de [provider] en [winkel 3] en [winkel 1], althans een telefoonwinkel gegaan en - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze meerdere telefoonabonnementen gingen afsluiten en tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat als ze niet mee zou werken het alleen maar erger zou worden en (vervolgens) heel lief tegen die [slachtoffer 3] gedaan en - ( telkens) nadat die [slachtoffer 3] het telefoonabonnement had afgesloten het contract en mobiele telefoon ingenomen en/of van die [slachtoffer 3] gekregen en - ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat wanneer zij nog twee telefoonabonnementen zou afsluiten, zij een ring ter waarde van 2000 euro van verdachte zou krijgen en - door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer 3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden en - terwijl die [slachtoffer 3] geen bedrag heeft ontvangen van verdachte. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, feit 2 primair: mensenhandel. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de door haar bewezen geachte feiten (feiten 1 en 2 telkens het primair tenlastegelegde) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. De officier van justitie heeft – onder meer – aangevoerd dat verdachte (telkens samen met (een) ander(en)) drie kwetsbare mensen meerdere telefoonabonnementen heeft laten afsluiten om er zelf financieel beter van te worden, terwijl verdachte wist dat de slachtoffers hier financieel in de ellende zouden komen te zitten. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de goedgelovigheid van de slachtoffers en daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan het wantrouwen dat is ontstaan in de telefoonabonnementenbranche. In totaal zijn er in deze zaak negen (9) abonnementen afgesloten, waarbij elk feit op zich qua strafmaat in de visie van het openbaar ministerie vergelijkbaar is met de strafmaten die worden gehanteerd voor oplichting, te weten in beginsel 3 maanden gevangenisstraf per abonnement. Nu bij de medeverdachten dit aantal maanden naar beneden is afgerond en er ook sprake is van tijdsverloop, is een straf zoals geëist volgens de officier van justitie op zijn plaats. Door de raadsman is aangevoerd dat ingeval de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen, verdachte geen strafblad heeft op dit gebied en dat een en ander inmiddels drie jaar is geleden. Uitdrukkelijk wordt verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is ten aanzien van feit 1 samen met een ander betrokken geweest bij het oplichten van een tweetal jongedames. Aangeefsters was – kort gezegd – voorgespiegeld dat zij makkelijk snel geld konden verdienen en niets meer van de zaak zouden horen, omdat hun gegevens uit het systeem zouden worden gehaald. Nadien is in ieder geval één van de aangeefsters echter toch geconfronteerd met vorderingen van de telefoonmaatschappijen in verband met de door haar afgesloten abonnementen. Hoewel de aangeefsters wel konden vermoeden dat bepaalde zaken niet pluis waren, zijn zij door verdachte en/of zijn mededader bewogen tot het aangaan van telefoonabonnementen en hebben zij de daardoor verkregen telefoons afgegeven aan verdachte danwel zijn mededader. Dat daardoor voor hen financieel nadeel is ontstaan, is evident. Verdachte en/of zijn mededader hebben zich kennelijk laten leiden door het snelle en makkelijke financiële gewin en hebben zich er niet om bekommerd dat dit voor de aangeefsters nog een gevoelig financieel gevolg zou kunnen hebben. Door toedoen van verdachte zijn ingevolge hetgeen door de rechtbank bewezen is geacht vijf telefoonabonnementen afgesloten ten koste van een tweetal slachtoffers. Nadat verdachte het naar eigen zeggen zo erg vond wat de twee jongedames in februari 2011 was overkomen, heeft hij – ten aanzien van feit 2 – een achttal maanden later in feitelijke zin min of meer hetzelfde gedaan ten aanzien van een verstandelijk beperkt meisje, dat aanvankelijk één telefoonabonnement wilde afsluiten. Hij heeft dit jonge meisje zodanig bewerkt en in zijn machtssfeer gebracht, dat er buiten haar eigenlijke wil om een viertal buitengemeen dure telefoonabonnenten op haar naam zijn afgesloten. Deze handelswijze is door de rechtbank als
mensenhandel aangemerkt. Verdachte heeft zich volstrekt niet bekommerd om het wel en wee van het meisje en hij heeft haar die bewuste dag geen andere keus gelaten. In het voordeel van verdachte weegt verder dat hij in het verleden niet eerder is veroordeeld terzake van onder meer vermogensdelicten. De rechtbank houdt bij de strafoplegging op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met een veroordeling die blijkens zijn strafblad aan verdachte is opgelegd nadat de onderhavige feiten zijn gepleegd. Voorts is er sprake van aanzienlijk tijdsverloop. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat zij anders dan de officier van justitie tot een andersoortige bewezenverklaring komt ten aanzien van feit 1. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf acht de rechtbank thans niet meer passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf – te weten een gevangenisstraf van drie maanden – op zijn plaats. Dit dient er toe om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw inlaat met dit soort praktijken. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij niet of niet volledig te verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis, opleggen. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.938,58, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier gevorderd de hoofdelijkheidsclausule toe te passen en de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen, alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, niet‑ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Voor zover de rechtbank tot een ander oordeel mocht komen heeft de raadsman aangevoerd, dat verdachte zich wel met het afsluiten van de telefoonabonnementen heeft bemoeid, maar dan in niet strafbare zin. Bovendien heeft aangeefster uit vrije wil gehandeld. De rechtbank is ten aanzien van de civiele vordering van oordeel dat uit het dossier genoegzaam blijkt dat de gevorderde abonnementskosten, alsmede de advocaatkosten, rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit onder 1. De standpunten van de raadsman vinden hun weerlegging in bovenstaande bewijsoordelen van de rechtbank. Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld tot vergoeding van de gevorderde wettelijke rente en in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffers. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 273f en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing De rechtbank: verklaart niet bewezen , dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij ; verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 subsidiair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd 2 primair: mensenhandel en verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden ; bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd , tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren bij niet of niet volledig verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis ; veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.938,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2011 en met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil; legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen de hierna genoemde bedragen telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van 29 dagen zonder dat de betalingsverplichting vervalt; bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen; bepaalt dat indien en voor zover door de mededader ([mededader]) het betreffende schadebedrag of een gedeelte daarvan is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd. Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Gerbranda en Van Santen, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2014. Mrs. Van Santen en Buitenhuis zijn buiten staat mede te ondertekenen. 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Noord- en Oost‑Gelderland, district Apeldoorn, genummerd PL0620 / 2012143013, gesloten en ondertekend op 24 oktober 2012, door [verbalisant], rechercheur/hoofdagent van politie 2 Aangifte [slachtoffer 2], pag. 559 3 Verklaring [slachtoffer 2], pag. 576, 577, 578 en 579 4 Verklaring [betrokkene 1], pag. 587, 588, in samenhang met de factuur, pag. 592 5 Verklaring [betrokkene 2], pag. 593 en 594, in samenhang met het contract, pag. 600 en het contract pag. 597 6 Aangifte [slachtoffer 1], pag. 565 7 Verklaring [slachtoffer 1], pag. 583, 584 en 585 8 pag. 570 9 pag. 571 10 pag. 572 11 Verklaring verdachte, pag. 609, 610, 611 en 612 12 Verklaring medeverdachte [mededader], pag. 1003 13 Pag. 732 - 734 14 Pag. 737 - 740 15 Pag. 741 en 743 16 Pag. 801 onderaan en 802 17 Pag. 783, 784 en 785, 786
18 Pag. 802