Provinciaal blad nr. 2014/0182940 Wijzigingen Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011 besluit van: kenmerk: gepubliceerd op: inwerkingtreding op: kennisgeving onder rubriek: inlichtingen bij: telefoon: e-mail:
Gedeputeerde Staten d.d. 1 juli 2014 2014/0160890 2 juli 2014 3 juli 2014 Algemeen bestuur J.E. Blekkenhorst, eenheid BV 038 499 93 03
[email protected] mw.
Kennisgeving Gedeputeerde Staten van Overijssel, delen mee dat het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011 als volgt is gewijzigd: ARTIKEL I Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen Artikel 1.1.1 Begripsbepalingen er wordt een nieuw sub q toegevoegd: Algemene groepsvrijstellingsverordening II (AGVII): verordening C(2014) 3292/3 van de Europese Commissie van 21 mei 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden.
Paragraaf 2.2 Jeugdzorg Artikel 2.2.12 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming vervallen
Paragraaf 3.2 Ondersteuning uitvoering Wet maatschappelijke ondersteuning Artikel 3.2.3 Criteria lid 3: 2015 wordt vervangen door 2017
Paragraaf 4.13 Vrijetijdseconomie Routebeleving 2014-2015 Aan de titel van de paragraaf wordt toegevoegd: Routebeleving Artikel 4.13.1 Begripsbepalingen sub a komt als volgt te luiden: routebeleving: de mogelijkheid om ervaringen of verhalen op te doen tijdens het gebruik van de toeristische routenetwerken. sub b komt als volgt te luiden: belevingselementen: al dan niet tastbare voorzieningen die een bijdrage leveren aan de routebeleving van de toeristische routenetwerken voor gasten. Artikel 4.13.2 Subsidiabele activiteiten sub b: verhoging van de belevingswaarde wordt vervangen door versterking van de routebeleving
Artikel 4.13.3 Criteria lid 2 sub a: in de eerste zin wordt belevingswaarde vervangen door routebeleving, voor routenetwerken wordt ‘toeristische’ toegevoegd en voor de verbinding wordt ‘het versterken van’ toegevoegd. Artikel 4.13.5 Niet subsidiabele kosten Er wordt een lid 2 toegevoegd met vernummering van de bestaande tekst tot lid 1: De aanlegkosten van paden zijn alleen subsidiabel wanneer het gaat om een kwalitatieve verbetering van de bestaande routenetwerken of een essentiele verhoging van de routebeleving in de specifieke regio. Er wordt een lid 3 toegevoegd: Ontwikkelkosten van routeapps zijn alleen subsidiabel wanneer met de app een bijdrage wordt geleverd aan de marketingstrategie van de toeristische A-merken of de toeristische thema’s. Toelichting: de toeristische A-merken zijn WaterReijk, IJsseldelta, Vechtdal, Salland, Twente en de Hanzesteden. De toeristische thema’s zijn: puur genieten, plezier varen en cultuurparels. Artikel 4.13.7 Weigeringsgrond er wordt een nieuw sub d toegevoegd: indien sprake is van uitsluitend een investering in een overnachting/uitgaansmogelijkheid, camping, bungalowpark, hotel, restaurant of café.
Paragraaf 4.15 Evenementen en festivals Algemene toelichting Voor de laatste zin beginnend met ‘De doelstelling (..)’ wordt de volgende zin toegevoegd: De toeristische A-merken zijn: IJsseldelta, Salland, WaterReijk, Twente en Vechtdal aangevuld met de Hanzesteden. De laatste zin komt te luiden: Doelstelling van deze subsidieregeling is de economische spin off van festivals en evenementen duurzaam te vergroten door een eenmalige impuls. Artikel 4.15.1 Begripsbepalingen sub d: het zinsdeel ‘dat nieuw is in Overijssel’ komt te vervallen en voor een evenement wordt toegevoegd rondom. aan sub d wordt de volgende toelichting toegevoegd: met rondom wordt bedoeld dat het aan een festival of evenement wordt toegevoegd. Het project is niet eerder door de organisator uitgevoerd en de kosten voor het project maken geen onderdeel uit van de begroting voor het evenement of festival zelf. sub f komt te vervallen. Artikel 4.15.2 Subsidiabele activiteiten sub b: na in Overijssel wordt toegevoegd: niet zijnde de exploitatie van een evenement of festival. Aan de toelichting van sub b wordt de volgende zin toegevoegd: Niet subsidiabel is de exploitatie van een evenement of festival. Onder exploitatie valt tevens ook de programmering van artiesten, podiumkunstenaars, sporters etc. Artikel 4.15.3 Criteria lid 2 sub b komt als volgt te luiden: het project is innovatief, experimenteel en draagt bij aan het duurzaam vergroten van de economische spin off van het evenement of festival. Toelichting: met duurzaam wordt bedoeld dat het project niet eenmalig bijdraagt aan het vergroten van de economische spin off, maar van lange duur dan wel blijvend bijdraagt. lid 2 sub c: vernieuwend wordt vervangen door nieuw. lid 2 sub d: en wordt vervangen door of Artikel 4.15.4 Grondslag subsidie lid 2: € 100.000 wordt vervangen door € 50.000 Artikel 4.15.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie lid 3 komt te vervallen Artikel 4.15.8 Volgorde van behandeling Lid 3 sub a komt als volgt te luiden:
2
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het duurzaam vergroten van de economische spin off van het festival of evenement. Toelichting bij lid 3 sub b: Hierbij wordt beoordeeld in hoeverre het project nieuw is: ingeval het nieuw is in Overijssel krijgt het een hogere score. Lid 3 sub c: en wordt vervangen door of. In de toelichting bij lid 3 komt ‘Hierover adviseren de RBT’s’ te vervallen en wordt ‘bereken’ vervangen door berekenen. Daarnaast komt scoretabel 2 innovatieve projecten als volgt te luiden:
Scoretabel 2: Innovatieve projecten Onderdeel
Cijfer
Weging Score
De mate van innovativiteit.
matig (1), goed (3), 30% uitstekend (4)
(Cijfer) x 0,3 = score1
In hoeverre de activiteit als voorbeeld kan dienen of overdraagbaar is.
matig (1), goed (3), 20% uitstekend (4)
(Cijfer) x 0,2 = score2
De mate waarin het bijdraagt aan het duurzaam vergroten van de economische spin off van het festival of evenement
matig (1), goed (3), 50% uitstekend (4)
(Cijfer) x 0,5 = score3
Totale score = score1+score2+score3
Artikel 4.15.9 Weigeringsgrond In sub a wordt € 25.000 vervangen door € 10.000 Er wordt een nieuw sub d toegevoegd: de aanvraag een nieuw evenement of festival betreft.
Paragraaf 4.17 Cultuurmakelaars Artikel 4.17.3 Criteria lid 1 sub f: na 24 uur wordt toegevoegd per week
Paragraaf 4.18 Cultuurparticipatie Artikel 4.18.5 Indieningstermijn aanvraag vervallen Artikel 4.18.8 Volgorde van behandeling vervallen
Paragraaf 4.19 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel’ Artikel 4.19.5 Indieningstermijn aanvraag lid 1 sub b komt te vervallen
Paragraaf 4.23.3 Realisatie PMPC Artikel 4.23.3.3a Subsidiabele kosten er wordt een lid 2 toegevoegd: Ontwikkelkosten van boekingsmodules zijn alleen subsidiabel wanneer hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de marketingstrategie van de toeristische A-merken of de toeristische thema’s. Toelichting: de toeristische A-merken zijn WaterReijk, IJsseldelta, Vechtdal, Salland, Twente en de Hanzesteden. De toeristische thema’s zijn: puur genieten, plezier varen en cultuurparels.
3
Artikel 4.23.3.5 Voorschot Na de eerste zin wordt toegevoegd: Op verzoek van de subsidieontvanger kan een tweede voorschot van 35% worden verstrekt, indien de subsidieontvanger kan aantonen dat ten minste 50% van de subsidiabele kosten gemaakt en betaald zijn. Er wordt een nieuwe paragraaf 6.7 Maatschappelijke ICT diensten Overijssel toegevoegd:
Paragraaf 6.7 Maatschappelijke ICT diensten Overijssel Algemene toelichting: Deze paragraaf geeft uitvoering aan het investeringsvoorstel ICT diensten (PS/2014/249). Het doel van deze paragraaf is om publiek-private samenwerkingsprojecten te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van maatschappelijke ICT diensten die bijdragen aan het realiseren van de provinciale opgaven op het gebied van Economie (vestigingsklimaat, topsectoren en sectoren van regionaal belang), Platteland (leefbaarheid), Mobiliteit (verkeersveilighied en ketenmobiliteit) en Energie (decentrale energieopwekking en energiebesparing). Artikel 6.7.1 Begripsbepaling In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. behouden of gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met de businesscase wordt geschapen of in stand wordt gelaten na de realisatie van de businesscase; b. businesscase: een document waarin op basis van de informatie als genoemd in artikel 6.7.3 sub d, de zakelijke afweging om een maatschappelijke ICT dienst te ontwikkelen en te implementeren beschreven wordt; c. deskundige: een derde met voor het project relevante kennis en ervaring, aangetoond aan de hand van een cv, referentie of onderbouwing; d. experimentele ontwikkeling en toegepast onderzoek: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden; e. grootschalige uitrol: het beschikbaar krijgen van een maatschappelijke ICT dienst voor minimaal 10% van de potentiële gebruikers van de dienst in Overijssel; f.
g.
h.
i. j. k.
l.
maatschappelijke ICT dienst: een samenhangend geheel van IT infrastructuur, toepassingen en ondersteunende diensten, die gezamenlijk concrete bedrijfs- en werkprocessen van publieke organisaties ondersteunen; maatschappelijk rendement: behouden of nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen in Overijssel én de bijdrage aan duurzaamheid, veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, welzijn, openbaar bestuur, uitgavenreductie of vermindering van de administratieve lastendruk; MKB onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb. 2003, L124/36), of diens opvolger; onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitvoert; penvoerder: de onderneming of organisatie die namens het samenwerkingsverband is aangewezen als vertegenwoordiger; proeftuin: een fysieke of virtuele plek waar maatschappelijke ICT diensten worden getest op de beoogde effecten, gebruikersgemak, gebruikersacceptatie en acceptatie van aanpassing van het werkproces; publieke sector: overheid, semi-overheid en privaatrechtelijke organisaties die publieke taken uitvoeren;
4
m. samenwerkingsverband: een verband van tenminste één onderneming én tenminste één organisatie uit de publieke sector, waarbij iedere partij voor eigen rekening en risico kosten maakt en betaalt ten behoeve van de uitvoering van de businesscase. Artikel 6.7.2 Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten ter uitvoering van een businesscase: a. experimentele ontwikkeling en toegepast onderzoek; b. inhuur van deskundigen; c. investeringen; d. grootschalige uitrol van een maatschappelijke ICT dienst. Artikel 6.7.3 Criteria Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria: a. de aanvrager is een samenwerkingverband; b. de penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband de subsidie aan; c. de businesscase richt zich op de ontwikkeling, het testen én de toepassing van een maatschappelijke ICT dienst; d. de haalbaarheid en slagingskans van de maatschappelijke ICT dienst is aangetoond aan de hand van een businesscase, waarin in het bijzonder is ingegaan op: i. aanwezige kennis bij de betrokken ondernemers of organisaties om de businesscase uit te voeren; ii. een beschrijving van de organisatie die de businesscase gaat uitvoeren; iii. juridische aspecten; iv. het onderliggende businessmodel c.q. verdienmodel en voor organisaties uit de publieke sector het exploitatiemodel; v. onderscheidend vermogen van de te ontwikkelen dienst in vergelijking tot bestaande diensten; vi. getalsmatige onderbouwing van commercieel perspectief, marktomvang, concrete meerwaarde voor de eindgebruiker en beoogd marktaandeel; vii. wijze van vermarkten; viii. omzet- en resultaat prognose en voor organisaties uit de publieke sector een exploitatieprognose; ix. wie de maatschappelijke ICT dienst gaat betalen en of de kosten voor de eindgebruiker acceptabel zijn; x. wat nodig is om gebruik van de maatschappelijke ICT dienst te continueren of op te schalen, zowel bij ‘afnemer en gebruiker’ als bij ‘aanbieder en ondernemer’. e. de businesscase draagt bij aan de realisatie van de provinciale opgaven op het gebied van Economie, Platteland, Mobiliteit en Energie, zoals omschreven in de vastgestelde provinciale beleidsnota’s; f. de businesscase wordt uitgevoerd in Overijssel; g. de businesscase heeft maatschappelijk rendement in Overijssel; h. indien sprake is van een steunmaatregel, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening II of aan artikel 2 van de Deminimisverordening. Artikel 6.7.4. Grondslag subsidie De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000 per aanvraag. Artikel 6.7.5 Subsidiabele kosten 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub b geldt dat uitsluitend de kosten voor derden, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid, subsidiabel zijn. 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 lid sub c geldt dat uitsluitend de volgende kosten subsidiabel zijn: a. de kosten voor aanpassingen van onroerende goederen;
5
3.
4.
Toelichting: Voorbeelden van kosten voor het aanpassen van onroerende goederen zijn aanpassingen in de ICT infrastructuur of de fysieke inrichting van een proeftuin. Voorbeelden van koop of huurkoop van materieel en apparatuur zijn hardware en testapparatuur. b. de koop en of huurkoop van materieel en apparatuur. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub d geldt dat uitsluitend de proceskosten die samenhangen met de grootschalige uitrol van een maatschappelijke ICT dienst subsidiabel zijn. Toelichting: Voorbeelden van proceskosten zijn kosten die samenhangen met vraagbundeling en kosten die samenhangen met het managen van de grootschalige uitrol. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub a tot en met sub d geldt dat de kosten diesamenhangen met het managen van de uitvoering van de businesscase subsidiabel zijn tot maximaal 15% van de totale projectkosten.
Artikel 6.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Maatschappelijke ICT diensten Overijssel. 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op van artikel 1.2.1 tweede lid, bij de aanvraag voor subsidie de volgende gegevens: a. een onderbouwing van het maatschappelijke rendement; b. de businesscase die voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.7.3 sub d; c. indien van toepassing een ingevulde en ondertekende MKB-verklaring; d. een samenwerkingsverklaring waaruit blijkt dat alle partijen in het samenwerkingsverband verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de businesscase én waarin de penvoerder door de samenwerkende partijen wordt gemachtigd om als vertegenwoordiger namens deze partijen op te treden; e. referenties of een cv van de in te huren deskundige(n), dan wel een omschrijving van de in te huren deskundigheid. Artikel 6.7.7 Subsidieplafond Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast. Artikel 6.7.8 Weigeringsgronden Gedeputeerde Staten weigeren in aanvulling van artikel 1.3.1. de subsidie indien: a. de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 100.000; b. de kosten van de subsidiabele activiteit redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt; c. de subsidieaanvraag een bijdrage in de exploitatie betreft; d. de subsidie voor meer dan 70% wordt aangewend door slechts één van de samenwerkende partijen; e. de subsidie betrekking heeft op een gewone vervangingsinvestering; Toelichting: Onder vervangingsinvestering wordt onder anderen verstaan een nieuwe versie van software, een ander softwarepakket of vervanging van hardware. f. de werkelijke kosten naar het oordeel Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat. Artikel 6.7.9. Volgorde van behandeling Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt in afwijking van artikel 1.1.3. de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de totale punten die de aanvraag behaalt. De prioritering vindt plaats op basis van het hoogst aantal behaalde punten voor de volgende onderdelen samen: a. het maatschappelijk rendement, maximaal 30 punten; b. het perspectief voor opschaling van de dienst, maximaal 30 punten; c. de bijdrage aan de realisatie van de provinciale opgaven op het gebied van Economie, Platteland, Mobiliteit en Energie, maximaal 30 punten. Toelichting: Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst. Hierbij geldt dat wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te
6
vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt afgeweken van hetgeen wat in artikel 1.1.3 is opgenomen en wordt voor deze aanvragen de volgorde bepaald op basis van de score die de aanvraag behaald voor de op de sub a, b en c behaalde punten: Het aantal punten bij toepassing van sub a, b en c wordt als volgt bepaald.Bijdrage is uitstekend: 30 punten, bijdrage is goed: 20 punten, bijdrage is voldoende: 10 punten en bijdrage is onvoldoende: 0 punten. De prioritering vindt plaats op basis van het hoogst aantal behaalde totale punten voor de onder sub a, b en c genoemde onderdelen. Artikel 6.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2, verplicht: a. binnen een jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van de businesscase en deze gerealiseerd te hebben binnen drie jaar na verlening van de subsidie; b. de resultaten te verspreiden via conferenties, publicaties, open access-repositories, gratis of opensource-software.
Paragraaf 7.2.2 Ruimte voor de fiets Artikel 7.2.2.3 Criteria sub a: na Oldenzaal wordt toegevoegd Raalte, Hardenberg, Steenwijkerland, Hof van Twente, Rijssen-Holten of Twenterand.
Paragraaf 7.2.3 Koppelen van systemen Artikel 7.2.3.5 Subsidiabele kosten Na de eerste zin wordt toegevoegd: In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die betrekking hebben op de activiteiten die vanaf 1 juli 2013 zijn uitgevoerd, wel subsidiabel.
Paragraaf 8.1 Duurzame energieopwekking en energiebesparing Artikel 8.1.3 Criteria Aan lid 1 wordt een nieuw sub f toegevoegd: de investering heeft betrekking op één adres, tenzij er sprake is van investeringen op meerdere adressen die technisch met elkaar samenhangen. toelichting: voorbeelden van een subsidiabele aanvraag voor meerdere adressen zijn projecten waarin energie wordt gedistribueerd of waarin meerdere energieneutrale woningen worden gerealiseerd als beschreven onder lid 2 sub a.
Paragraaf 8.9 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans Artikel 8.9.3 Criteria lid 1 sub a komt als volgt te luiden: de aanvrager is geen natuurlijk persoon of holding, zijnde een moedermaatschappij van een concern. sub f komt als volgt te luiden: de aanvrager en minimaal één van de deelnemers zijn een potentiële afnemer van en hebben belang bij de energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorziening die wordt onderzocht op haalbaarheid. Een holding wordt niet aangemerkt als een potentiële afnemer van de energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorziening die wordt onderzocht op haalbaarheid, tenzij wordt aangetoond dat de holding dit wel is.
Paragraaf 8.10 Energiebesparende maatregelen bedrijven Overijssel Artikel 8.10.1 Begripsbepalingen sub c Na de laatste zin wordt toegevoegd: Het energieonderzoek is uitgevoerd door een gecertificeerde energie adviseur.
7
De bestaande toelichting bij sub c wordt vervangen door: lid van de FeDee of andere certificerende instantie. Artikel 8.10.2 Subsidiabele activiteiten komt als volgt te luiden: Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor: a. energiebesparende maatregelen die voortkomen uit het energieonderzoek die een MKBonderneming heeft laten uitvoeren; b. een energieonderzoek in combinatie met energiebesparende maatregelen als bedoeld in sub a.
Artikel 8.10.3 Criteria sub a komt als volgt te luiden: de aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een eenmanszaak. sub b komt als volgt te luiden: Het energieonderzoek als bedoeld in artikel 8.10.2: i. is uitgevoerd voor 3 juli 2014 en voldoet aan de eisen van MKB-NL, het energiecentrum MKB, Agentschap NL, EPA-U, de achterligggende branchevereniging, het energieonderzoek is uitgevoerd in opdracht van of met subsidie van de provincie Overijssel of is uitgevoerd in opdracht van of met subsidie van een Overijsselse gemeente. Voor melkveehouders kan de digitale scan ‘monitor energieverbruik’ van de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) gebruikt worden; dan wel ii. is uitgevoerd na 3 juli 2014 en is uitgevoerd door een gecertificeerde energie adviseur. Toelichting bij sub b komt te vervallen. sub c: 2010 wordt vervangen door 2012. Artikel 8.10.4 Grondslag subsidie komt als volgt te luiden: 1. De subsidie als bedoeld in artikel 8.10.2 sub a bedraagt maximaal 25% van de subisidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per aanvrager. 2. De subsidie als bedoeld in artikel 8.10.2 sub b bedraagt € 200 of € 400, afhankelijk van de energiekosten per jaar, op basis van onderstaande tabel.
energiekosten/jaar maximale subsidie
< €10.000/jaar € 200
< €30.000/jaar € 400
> 200.000kwh en/of 75.000m3 aardgas of aardgas equivalenten >€ 30.000/jaar €0
Artikel 8.10.5 Subsidiabele kosten lid 1: externe advieskosten wordt vervangen door advieskosten van derden Artikel 8.10.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling lid 2 sub a komt als volgt te luiden: het energieonderzoek als bedoeld in artikel 8.10.2 sub b Artikel 8.10.8 Weigeringsgrond Er wordt een sub c toegevoegd: het energieonderzoek als bedoeld in artikel 8.10.2 sub b een energieonderzoek ten behoeve van een sportvereniging is.
Paragraaf 8.14 Energielening ondernemingen Artikel 8.14.3 Criteria sub d komt als volgt te luiden: de lening wordt aangevraag bij het SvN en heeft a. een looptijd van 10 jaar indien de aanvrager een stichting, vereniging of een kerkgenootschap betreft en ii. een looptijd van 5 jaar in alle andere gevallen;
8
Paragraaf 8.16 Duurzaamheid-, buren-, energie-investeringspremie particuliere woningeigenaar De algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd: De zin beginnend met ‘Stel dat de aanvrager (…)’ komt te vervallen. In de zin beginnend met ‘Na de aanvraag van de …’ wordt isolatiemaatregel vervangen door isolatiemaatregelen. In de zin beginnend met ‘Uit de factuur moet blijken…’ wordt isolatiemaatregel vervangen door isolatiemaatregelen. Artikel 8.16.3 Criteria lid 2 sub b: de isolatiemaatregel betreft wordt vervangen door de isolatiemaatregelen betreffen lid 2 sub c: de isolatiemaatregel voldoet wordt vervangen door de isolatiemaatregelen voldoen lid 2 sub d: isolatiemaatregel wordt vervangen door isolatiemaatregelen lid 2 sub e: isolatiemaatregel wordt vervangen door isolatiemaatregelen lid 2 sub f: € 750 wordt vervangen door € 1750 lid 4 sub a toelichting: energie-investeringpremie wordt vervangen door energie-investeringspremie Artikel 8.16.4 Grondslag subsidie lid 1 sub a komt te vervallen Artikel 8.16.9 Overgangsrecht lid 1: april wordt vervangen door juli lid 2: april wordt vervangen door juli er wordt een nieuw lid 3 toegevoegd: Een aanvraag voor een energie-investeringspremie als bedoeld in artikel 8.16.2 sub c, waarvan een verzoek voor een premiereservering is ingediend en is ontvangen voor 3 juli 2014, wordt getoetst aan het geldende Uitvoeringsbesluit van de datum waarop het verzoek tot premiereservering is ontvangen.
Paragraaf 8.20 Hernieuwbare energie en energiebesparing Artikel 8.20.1 Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden Lid 1 sub e vervallen Lid 1 sub f komt als volgt te luiden: biomassa: de energie-installatie die biomassa gebruikt als brandstof om energie op te wekken, waarbij de invoer voor de energie-installatie per kalenderjaar voor maximaal 20% mag bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installate is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080 (Nederlandse Technische Afspraak); lid 1 sub pp wordt toegevoegd, met vernummering van bestaande sub pp t/m uu in sub qq t/m sub vv terugverdienplan: een plan waarin de haalbaarheid, de commerciële levensvatbaatheid en de terugverdientijd van het energieproject is uitgewerkt. Er wordt een nieuw sub ss toegevoegd met vernummering van het bestaande sub ss in sub tt: website: www.energiefondsoverijssel.nl; Er wordt een nieuw sub uu toegevoegd: woonlasten: het totaal aan huur- en energiekosten per woning. Lid 2 sub b: na steun wordt toegevoegd ‘ten’.
9
Paragraaf 8.20.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing door woningcorporaties Artikel 8.20.1.1. Subsidiabele activiteiten Lid 1: artikel 8.20.1.12 wordt vervangen door artikel 8.20.1.13 Lid 2 komt als volgt te luiden: De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject: a. voor energiebesparingsmaatregelen die worden genomen bij woningen door aanpassing of vervanging van een vloer, muur, plafond of beglazing indien en voor zover de woning na de uitvoering van deze energiebesparingsmaatregelen ten minste classificeert als een label C woning; b. voor andere maatregelen ten behoeve van het energieproject die een hoger energielabel tot gevolg hebben, indien en voorzover de woning tenminste classificeert als een label C woning. Lid 4 komt te vervallen. Aan de toelichting wordt de volgende alinea toegevoegd: De opsomming van lid 2 sub a is limitatief. Onder hoger energielabel dan energielabel C in de zin van lid 2 sub b van dit artikel wordt bijvoorbeld label A of B verstaan. Onder andere maatregelen in de zin van lid 2 sub b wordt bijvoorbeeld verstaan: zonnepanelen of centrale verwarming. Artikel 8.20.1.3 Grondslag subsidie Lid 1 komt als volgt te luiden: De subsidie bedraagt de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.20.1.1. met een maximum van € 7.000.000 per woningcorporatie waarbij tevens een maximum geldt van € 15.000 per woning, voor de woningen die verduurzaamd worden tot label C. Ten aanzien van woningen die na het afronden van het energieproject minimaal classificeren als label B woningen geldt geen maximum ten aanzien van de subsidiabele kosten. Lid 2 sub a 2012 wordt vervangen door 2014, 1% wordt vervangen door 1,5% en 100 basispunten wordt vervangen door 150 basispunten. lid 2 sub b ‘en eindigt in ieder geval voor 31 december 2028’ komt te vervallen. Aan het artikel wordt de volgende toelichting toegevoegd: Woningbouwcorporaties kunnen bij de uitvoering van de subsidieregeling in deze paragraaf maximaal een bedrag van € 7.000.000 verleend krijgen. Daarbij is er tevens een limiet gekoppeld aan het maximale bedrag aan subsidie per woning voor zover vast staat dat na het uitvoeren van het energieproject de betreffende woning clasificeert als een woning met energielabel C. Voor woningen die na de uitvoering van het energieproject classificeren als een woning met minimaal energielabel B is er geen maximum verbonden aan de subsidie per woning, behoudenshet maximale bedrag dat als totaal per woningcorporatie geldt. Daarnaast is de toekenning van de subsidie afhankelijk van de overige bepalingen in deze paragraaf waaronder, maar niet uitsluitend artikel 8.20.1.10. Artikel 8.20.1.5 Indieningstermijn aanvraag komt als volgt te luiden: 1. In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag worden ingediend van 3 juli 2014 tot en met 3 oktober 2014 door inzending van een volledig ingevuld en daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd. 2. In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk op 3 oktober 2014. Aanvragen die na 3 oktober 2014 niet volledig zijn, worden niet in behandeling genomen. 3. Inafwijking van artikel 1.2.3 eerste en tweede lid beslissen Gedeputeerde Staten op de aanvraag om een subsidie binnen 13 weken na 3 oktober 2014. De toelichting wordt als volgt gewijzigd: vanaf ‘voor een bepaald tijdvak’ tot aan het eind van de toelichting wordt vervangen door de volgende passage: (…) en er slechts een beperkt bedrag beschikbaar is. Aanvragen dienen derhalve binnen de periode van 3 juli 2014 tot en met 3 oktober 2014 te zijn ingediend om voor subsidie in aanmerking te
10
komen. Na 3 oktober 2014 sluit de aanvraagperiode en zullen eventuele aanvragen niet meer in behandeling worden genomen. Artikel 8.20.1.6 Stukken bij de aanvraag komt als volgt te luiden: In afwijking van artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een volledig ingevuld aanvraagformullier met de daarin genoemde bijlagen dat beschikbaar is op de website en dat in iedre geval de volgende gegevens dient te bevatten: a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd; b. de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan het provinciale doel van beleid bijdragen; c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan. d. beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten verbeteringen van de energielabels van de woningen; e. indien de aanvrager voor dezelfde –elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbae lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen of aangevaagd, de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt; f. een berekening van de in aanmerking komende kosten op basis van Vabi of EPAview waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten vande referentieinvestering; g. het aantal te verwachten gecreëerde arbeidsplaatsen, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan; h. een motivatie waarom voor de voorgestelde maatregelen wordt gekozen en niet voor alternatieve maatregelen; i. een terugverdienplan. toelichting Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd. Artikel 8.20.1.7 Subsidieplafond komt te luiden: Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast. De toelichting wordt als volgt gewijzigd: de laatste twee alinea’s krijgen de volgende tekst: Voor het subsidietijdvak 3 juli 2014 tot 3 oktober 2014 is één subsidieplafond vastgesteld. Het subsdiieplafond geeft de totaal beschikbare subsidie voor de uitvoering van deze paragraaf. Gedurende het subsidietijdvak kunnen alle daarvoor in aanmerking komende woningcorporaties een aanvraag indienen. Gedeputeerde Staten zullen vervolgens na het sluiten van het subsidietijdvak overgaan tot beoordeling van de aanvragen. Indien er in het betreffende subsidietijdvak meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is dan zullen de aanvragen onderling worden gerangschikt op basis van artikel 8.20.1.10. Artikel 8.20.1.9 Weigeringsgronden lid 2: aanhef: Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien: Er wordt een nieuw sub b toegevoegd onder vernummering van het huidige sub b t/m sub i in sub c t/m sub j: de in de aanvraag begrote kosten voor de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet in verhouding staan tot de werkelijke kosten voor deze energiemaatregelen. sub c projectplan wordt vervangen door energieproject In de toelichting wordt de tekst na de eerste alinea gewijzigd en komt als volgt te luiden: De afwijzingsgronden in sub d tot en met i vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGV: sub d is gebaseerd op de artikelen 21 en 23 van de AGV, sub e is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub c van de AGV jo. de Mededelingrentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen; sub f is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub a
11
van de AGV; sub g is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub c van de AGV, sub h is gebaseerd op artikel 8, tweede lid van de AGV; sub i is gebaseerd op artikel 8, derde lid van de AGV. In de overige gevallen heeft een subsidie van Gedeputeerde Staten naar hun mening geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a-c en sub j opgesomd. Voor deze gevallen is van belang dat Gedeputeerde Staten de aanvragen per energieproject beoordelen, deze weigeringsgronden worden ook per energieproject (gedeelte van de aanvraag) toegepast. Voor de onder lid 2 sub b genoemde weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval onder wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is. Er wordt een nieuw artikel 8.20.1.10 toegevoegd, onder vernummering van de bestaande artikelen 8.20.1.10 t/m 8.20.1.15 in de artikelen 8.20.1.11 t/m 8.20.1.16. Artikel 8.20.1.10 Volgorde van behandeling 1. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt, met inachtneming van het advies van de adviescommissie, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de volgende criteria: a. het te realiseren energie-effect per energieproject. Dit energie-effect komt tot uitdrukking in een berekening van de totaal te besparen of op te wekken gigajoule per vierkante meter gbo (gebruiks oppervlak) per te investeren miljoen euro; b. de hoogte van het absolute energie-effect gemeten in gigajoule per vierkante meter gbo; c. het innovatiegehalte van de voorgestelde maatregelen; d. de wijziging in de woonlasten per vierkante meter gbo die het gevolg zijn van de voorgestelde maatregelen ten behoeve van het energieproject; e. de mogelijkheid om de voorgestelde maatregelen aan de woningen eenvoudig te reproduceren en op andere woningen toe te passen. 2. Bij de toepassing van de rangschikking als bedoeld in het eerste lid worden de aanvragen per energieproject beoordeeld; het is aldus mogelijk dat binnen een aanvraag een bepaald energieproject wel wordt toegewezen en een ander energieproject niet. 3. Bij de toepassing van de rangschikking zullen Gedeputeerde Staten de criteria uit het eerste lid van dit artikel eerst toepassen op de woningen met een label A of B (na doorvoering van de aanpassingen). Indien er nog subsidie beschikbaar is dan zullen de criteria uit het eerste lid van dit artikel worden toegepast op de woningen met een label C (na doorvoering van de aanpassingen). 4. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking zoals opgenomen in het eerste lid de volgende punten toe: a.
b.
c.
d.
e.
criterium a ten hoogste dertig punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het grootste energie-effect 30 punten krijgt en het energieproject met het laagste energieeffect 0 punten; criterium b ten hoogste twintig punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het hoogste absolute energie-effect 20 punten krijgt en het energieproject met het laagste absolute besparing 0 punten; criterium c ten hoogste dertig punten. Deze punten worden als volgt toegekend: i. 5 punten voor zonne-energie; ii. 5 punten voor warmte-koude opslag; iii. 5 punten voor warmte terugwinningsystemen; iv. 5 punten voor innovatieve bouwkundige maatregelen; v. 5 punten voor innovatieve maatregelen die inzicht in het huishoudelijk energieverbruik verschaffen; vi. maximaal 5 punten voor overige innovatieve maatregelen criterium d ten hoogste tien punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het grootste positief effect op de woonlasten 10 punten krijgt en het energieproject met het laagste effect op de woonlasten 0 punten; criterium e ten hoogste 10 punten, als volgt: voor niet reproduceerbare aanpassingen: 0 punten; voor lastig reproduceerbare aanpassingen: 5 punten; voor eenvoudig reproduceerbare aanpassingen 10 punten.
12
5.
De eindscore wordt bepaald door optelling per energieproject op basis van de in lid 4 sub a tot en met e behaalde punten per criterium, waarbij het energieproject met het hoogst aantal punten als eerste wordt gerangschikt etc.
Artikel 8.20.1.12 Kenmerken uitvoeringsovereenkomst lid 2: en eindigt in ieder geval voor 31 december 2028 komt te vervallen. Lid 3 komt te vervallen
Paragraaf 8.21 Asbest eraf, zonnepanelen erop In de algemene toelichting wordt 2014 vervangen door 2015. Artikel 8.21.1 Begripsbepalingen er wordt een nieuw sub a toegevoegd, met vernummering van de huidige sub a tot en met sub c in sub b tot en met sub d sub a agrarisch bouwblok: perceel met agrarische bestemming, bedoeld om te worden bebouwd en gebruikt ten dienste van het agrarisch bedrijf. toelichting bij sub a: het begrip agrarisch bouwblok ziet op alle bouwblokken met agrarische bestemming ongeacht of deze zijn gelegen in een bestemmingsplan buitengebied of een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een kern. huidige sub d (bedrijfslocatie) komt te vervallen. sub e komt als volgt te luiden: de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector PbEU L352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen; Artikel 8.21.3 Criteria sub a komt als volgt te luiden: de aanvrager is: 1. een agrarische onderneming; 2. een voormalig agrarisch ondernemer; 3. eigenaar van een voormalig agrarisch bouwblok. toelichting bij sub a onder 2: een voormalig agrarisch ondernemer is een agrarisch ondernemer die zijn bedrijf is gestopt of andere activiteiten verricht waardoor de agrarische activiteit is geminimaliseerd. sub b komt als volgt te luiden: 1. indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in sub a onder 1 en onder 2, toont de aanvrager aan dat: i. sinds 1993 de landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet tenminste een keer is ingevuld; ii. de onderneming op een agrarisch bouwblok werd of wordt uitgeoefend. 2. indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in sub a onder 3, toont de aanvrager aan dat: i. het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken is gelegen op het voormalig agrarisch bouwblok, en ii. het voormalig agrarisch bouwblok na 1 januari 1993 een agrarische bestemming heeft gehad. toelichting bij sub b onder 2: een eigenaar van een voormalig agrarisch bouwblok dient aan te tonen dat het bouwblok een agrarische bestemming heeft gehad. Vanwege alle verplichtingen uit het ruimtelijk ordeningsrecht ten aanzien van het periodiek aanpassen van het bestemmingsplan, is gekozen voor het jaar 1993 als moment waarop het bouwblok tenminste een agrarische bestemming moet hebben gehad. Het bouwblok moet tussen 1 januari en het moment van aanvraag, op enig moment een agrarische bestemming hebben gehad. sub d: na zijn gelegen wordt toegevoegd: op een agrarisch of voormalig agrarisch bouwblok sub e: 400m2 wordt vervangen door 250m2 sub j: 15 kiloWatt-piek wordt vervangen door 5 kiloWatt-piek
13
sub k: op dezelfde bedrijfslocatie wordt vervangen door in het zelfde agrarische bouwblok Er wordt een nieuw sub m toegevoegd: de zonnepanelen worden geplaatst na of gelijktijdig met het verwijderen van asbest; sub m en sub n worden vernummerd tot sub n en sub o het huidige sub o komt te vervallen In de toelichting bij dit artikel wordt € 7.500 vervangen door € 15.000. Toelichting bij sub j: 15.000 Watt-piek wordt vervangen door 5000 Watt-piek en 15 kWp wordt vervangen door 5 kWp. Artikel 8.21.4 Grondslag subsidie € 3,00 wordt vervangen door € 4,50 en € 7.500 wordt vervangen door € 15.000 Artikel 8.21.5 Aanvullende stuken bij de aanvraag Lid 2 sub a komt als volgt te luiden: i. indien sprake is van een aanvrager bedoeld in artikel 8.21.3 sub a onder 1 en onder 2 de gegevens van de meest recente landbouwtelling , bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet, in enig jaar na 1993, ii. indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in artikel 8.21.3 sub a onder 3 de gegevens van een landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet , in enig jaar na 1993. Artikel 8.21.9 Verplichtingen subsidieontvanger sub a: 2014 wordt vervangen door 2015 sub b: 2014 wordt vervangen door 2015
Paragraaf 9.16 Uitvoering Groene en Blauwe diensten De algemene toelichting komt als volgt te luiden: De kwaliteit van het Overijsselse landschap is een belangrijke factor die bijdraagt aan een goed woon-, werk- en leefklimaat van Overijssel. Gezondheid, rust en ruimte maar ook ecologische en natuurwaarden (en ook: de intrinsieke waarde) zijn gediend met een duurzaam beheerd en ontsloten landelijk gebied. En niet in de laatste plaats is een duurzaam beheerd en ontsloten landelijk gebied belangrijk voor de regionale economie en de streekeigen identiteit van Overijssel. De provincie is samen met het Rijk en gemeenten verantwoordelijk voor een duurzaam beheerd en toegankelijk landelijk gebied. Het beheer staat onder druk. De toegankelijkheid wordt als onvoldoende ervaren. De vermeende tegenstelling tussen economische ontwikkeling en behoud van natuur en landschap en waterbeheer kan meer worden omgezet in een win-winsituatie. In het Beleidskader Groene en Blauwe diensten 2006-2015 (hierna het Beleidskader), heeft de provincie haar positie en prioriteiten bepaald die zij voor de realisatie van Groene en Blauwe diensten ambieert.. De Regeling Groene en Blauwe Diensten gebaseerd op het Beleidskader Groene en Blauwe Diensten 2006, liep tot eind 2013. Met deze nieuwe Regeling Groene en Blauwe Diensten 2014-2015 is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorafgaande regeling. Het Beleidskader uit 2006 is in 2014 geactualiseerd ten behoeve van de Regeling 2014-2015. Catalogus Groen-Blauwe diensten Voor het bepalen van maatregelpakketen en de maximale vergoeding van Groene en Blauwe diensten is de zogenaamde Catalogus Groen-Blauwe diensten (hierna de catalogus) opgesteld. De catalogus is een gereedschapskoffer waarmee overheden een regeling met maatregelen/pakketten kunnen ontwikkelen op het gebied van aanleg en beheer van natuur, landschap, water, recreatie en cultuurhistorie. Indien de overheden conform de catalogus het beheer vormgeven mag er van uit gegaan worden dat het beheer voldoet aan de voorwaarden op het gebied van staatssteun van de Europese Commissie. Het stelt overheden (de toekomstige regelingseigenaar) in staat om gebiedsspecifiek duidelijkheid te geven welke maatregelen en welke maximale vergoedingen zijn toegestaan binnen de communautaire richtsnoeren voor staatssteun. De catalogus is in 2007 goedgekeurd. Aanpassing van de Catalogus kunnen landelijk één keer per jaar worden ingediend bij de Europese Commissie. Artikel 9.16.1 Subsidiabele activiteiten toelichting:
14
na de zin eindigend met ‘ (…) wet FIDO, het financieel beheer van het fonds voert’ wordt toegevoegd: De subsidie wordt vastgesteld op basis van de per ultimo 2015 afgesloten contracten voor aanleg, herstel en beheer. Gegeven de doelstelling om vooral langlopende beheercontracten af te sluiten zal een substantieel deel van de subsidie later worden uitbetaald. Hierdoor is het mogelijk om via renteontvangsten een rendement te realiseren. Bij de vaststelling van de subsidie wordt evenals bij de voorgaande regeling het verwachte (toekomstige) rendement in mindering gebracht op de (nominale) contractwaarde van de afgesloten contracten. Als maximum geldt hierbij het bedrag van de toegekende subsidie. Het voor de berekening te hanteren rendementspercentage wordt gebaseerd op de IRS (Interest Rate Swap) met een looptijd van 10 jaar + een opslag van 100 punten (=1%). Er worden vooraf geen harde prestatie afspraken (volumes) vastgelegd omdat vooraf niet kan worden aangegeven welke mix van maatregelen en diensten worden ingezet. Wel geldt als voorwaarde dat de te subsidieren maatregelen en diensten moeten voldoen aan de Catalogus voor Groene en Blauwe Diensten. De zin ‘Het SNL vervangt het zogenaamde Programma Beheer’. vervalt. De alinea beginnend met ‘De provincie wil de provinciale sturing (…) t/m in de bestuursconvenanten ‘ vervalt. De zin ‘Voor de beoordeling … referentie.’ vervalt. De laatste zin komt te luiden: Prestatie-prijsverhouding zal worden beoordeeld op grond van 75% van de normbedragen uit de Catalogus Groen-Blauwe Diensten, conform de landelijke afspraken. Artikel 9.16.2 Criteria lid 1 komt als volgt te luiden: 1. Een aanvraag voor subsidie voor uitvoering van Groene en Blauwe diensten moet voldoen aan de volgende criteria: a. een aanvraag moet passen binnen het Beleidskader Groene en Blauwe diensten 2006-2015; b. een aanvraag heeft betrekking op activiteiten die in het kader van de pilot Boeren voor Natuur Twickel worden uitgevoerd en waarvoor door de Europese Commissie op 27 juli 2006 respectievelijk 19 november 2007, steunnummers N58/2005 respectievelijk N476/2007 goedkeuring aan is verleend. toelichting bij lid 2: De zin ‘Het SNL (…) natuurbeheer Overijssel’ vervalt. Artikel 9.16.3 Grondslag subsidie komt als volgt te luiden: De subsidie voor aanleg, beheer en herstel bedraagt maximaal 75% van de totale kosten van de activiteit. De artikelsgewijze toelichting vervalt. Artikel 9.16.4 Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidieverlening De toelichting komt als volgt te luiden: In het projectplan moet expliciet worden verwoord op welke wijze wordt voldaan aan specifiek provinciaal belang. Het provinciaal belang betreft het volgende: 1 : Robuuster maken van reeds gecontracteerd beheer. Uit overzichten met afgesloten contracten valt af te leiden dat in specifieke landschappelijk aantrekkelijke gebieden concentraties van contracten te vinden zijn. Daarnaast zijn er ook verspreide locaties te zien met contracten voor incidentele landschapselementen. Dat kan er toe leiden dat geen contracten voor verspreide landschapselementen meer worden afgegeven maar dat uitsluitend in gebieden waar al relatief veel elementen onder beheercontract zijn gebracht voor ‘missing links’ nog contracten worden afgesloten. Dit zal leiden tot grotere gebieden van hoge kwaliteit en kan, als wordt aangestuurd op samenwerking tussen beheerders, mogelijk leiden tot schaalvoordelen bij het beheer. Het provinciaal belang dient door een gemeente aangetoond worden door in de aanvraag inzichtelijk te maken dat het gaat om een versterking van de reeds onder contract zijnde landschapselementen. Wij denken hierbij met name aan nabijheid en in aansluiting op bestaande landschapsstructuren.
15
2 : Beheer gericht op specifieke soorten en/of omstandigheden waarbij wordt aangesloten bij het doelenkader voor natuur, landschap en water dat voor de inzet in het nieuwe stelsel voor Agrarisch Natuur- en landschapsbeheer is ontwikkeld. Het provinciaal belang dient door een gemeente aangetoond worden door in de aanvraag duidelijk te maken op welke wijze de onder beheer te brengen contracten bijdragen aan dit doelenkader. 3 : afspraken met groepen over duurzaam landschapsonderhoud op gebiedsniveau bevorderen. Dit leidt tot een grotere betrokkenheid van (groepen van) bewoners en ondernemers en een meer samenhangende aanpak, gericht op het creeren van duurzame economische dragers voor beheer en synergie tussen functies. Door de verantwoordelijkheid die mensen in groepsverband nemen kan de landschapskwaliteit van grotere gebieden worden gewaarborgd dan met een inzet die gericht is op afzonderlijke landschapselementen. Dit groepsverband moet minimaal blijken uit een aantoonbare, helder beschreven samenwerking in het beheer tussen een ondernemer en bewoners. Een gemeente kan dit in haar aanvraag benoemen. In het projectplan moet dan onderbouwd worden hoe ingezet gaat worden op het stimuleren van deze groepsverbanden. Het provinciaal belang is daarmee in totaliteit gericht op sterker prioriteren en robuuster maken van de meest waardevolle landschapselementen in Overijssel en op nieuwe contractvormen (groepscontract). Reeds ontstane gebiedsgerichte concentraties van contracten voor Groene en Blauwe diensten zullen worden versterkt; hierdoor wordt de schaal van het beheerde landschap groter, en worden ook biotopen robuuster; dat versterkt de instandhouding van landschappen en soorten. Het gaat om versterking van de reeds in beheer zijnde landschapselementen en de leefgebieden van de soorten die van die landschapselementen afhankelijk zijn. Om een aanvraag voor subsidie voor Groene en Blauwe diensten te kunnen beoordelen, is een aantal stukken nodig:
de oprichtingsakte of de statuten voor zover deze niet al eerder zijn overlegd, tenzij de aanvrager een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon is; voor overige initiatiefnemers: het projectvoorstel (dat ook een geactualiseerde versie van een eerder ingediend project kan zijn). Groene en Blauwe dienstverlening begint met het inventariseren en concretiseren van vraag en aanbod. Het resultaat hiervan is opgenomen in het projectvoorstel. In dit voorstel gaat het om een heldere visie op behoud, ontwikkeling en recreatief medegebruik van het landschap. Om keuzes te maken welke diensten - bij voorrang - gecontracteerd moeten worden, is een landschapsplan of -visie nodig. Deze visie kan in een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) zijn vastgelegd. Vergelijkbare, bestaande planvormen zijn ook mogelijk. Voor de beoordeling van de kwaliteit hanteert de provincie de handreiking voor het LOP als referentie. In het projectvoorstel zijn ook de prestaties en de bijbehorende begroting opgenomen op basis waarvan subsidie wordt aangevraagd. Ingeval in het projectvoorstel activiteiten gericht op aanleg en herstel zijn opgenomen, moet nadrukkelijk zijn aangegeven hoe in deze gevallen het beheer is gegarandeerd. Met deze eis wordt toekomstig herstel vermeden; een afschrift van de overeenkomst met het Nationaal Groenfonds, of een andere bank die voldoet aan de voorwaarden van de wet FIDO, waarin deze heeft aanvaard een rekeningcourant te openen voor de rechtspersoon die subsidie aanvraagt.
lid 1 sub a komt als volgt te luiden: a. een begrenzing van het gebied waarop het voorstel betrekking heeft met daarbij een: i. motivering in welke mate het te contracteren landschapselement eerder gecontracteerde landschapselementen tot een robuuster geheel brengt; ii. motivering op welke wijze aansluiting bij het Doelenkader Agrarisch Natuur- en landschapsbeheer plaatsvindt. lid 1 sub g komt als volgt te luiden: g. een beschrijving van de wijze van organisatie, inclusief indien van toepassing: i. een beschrijving van de wijze van samenwerking in het beheer tussen ondernemer(s) en bewoners; ii. een beschrijving op welke wijze het werken met een groepscontract wordt begeleid en tussentijds wordt geëvalueerd.
16
Artikel 9.16.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger lid 1: In de eerste zin wordt ‘na particuliere beheerders’ toegevoegd: al dan niet in groepsverband georganiseerd. De laatste zin beginnend met ‘Deze verplichting geldt (..)’ komt te vervallen. toelichting: In de eerste zin komt ‘of de afspraken in het bestuursconvenant’ te vervallen. na ‘tussen de rechtspersoon (uitvoeringsorganisatie) en de particulier beheerder’ wordt toegevoegd – al dan niet in groepsverband-.
Paragraaf 9.17 Projectvoorstel Groene en Blauwe diensten Artikel 9.17.3 Grondslag subsidie komt als volgt te luiden: 1. De subsidie bedraagt maximaal 75% van de totale kosten van het opstellen/actualiseren van een projectvoorstel. 2. Het maximale subsidiepercentage wordt naar rato verminderd voor zover het totaal van die subsidie vermeerderd met die krachtens enig ander wettelijk voorschrift verstrekte subsidie meer dan 100% van de bedoelde kosten bedraagt. Artikel 9.17.4 Indieningstermijn aanvraag vervallen
Paragraaf 9.18 Organisatie van uitvoering Groene en Blauwe diensten Artikel 9.18.2 Criteria lid 1 sub b komt te luiden: Een gemeente of waterschap is verplicht de subsidie te bestemmen voor privaatrechtelijke rechtspersonen zoals bedoeld in sub a. Artikel 9.18.3 Grondslag subsidie komt als volgt te luiden: De subsidie bedraagt maximaal 50% van de totale kosten van activiteiten. De toelichting bij het artikel vervalt.
Hoofdstuk 16 Slotbepalingen Artikel 16.2 Overgangsrecht Lid 2 komt als volgt te luiden: Subsidies die zijn aangevraagd maar nog niet zijn verleend vóór een eventuele wijziging van het Uitvoeringsbesluit worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit die gelden op de datum van verlening van de subsidie, mits de wijziging niet ten nadele is van de aanvrager.
ARTIKEL II De wijzigingen treden in werking 1 dag na publicatie in het Provinciaal Blad.
Gedeputeerde Staten voornoemd.
17