Cuba
Het kloppend hart van Cuba is waarschijnlijk Havana. En dan vooral het oude deel van Havana. Malecón, Parque Central, Prado en Obispo. De dagelijkse zorg voor de meeste Cubanen is vermoedelijk niet wat daar in Havana gebeurt. Het zijn vast eerder de producten in de winkel en de ontwikkelingen in de soap. Politiek is niet zo interessant, dat verandert toch nauwelijks. Cuba verenigt nationale traditie en trots. Drie weken is te kort voor een goed oordeel, maar ik denk dat het land vooral naar binnen kijkt. Misschien ook wel omdat de blik naar buiten confronterend is, want op veel terreinen ligt Cuba decennia achter. Mensen lopen hier bijvoorbeeld niet de hele dag op smartphones te kijken. Toerisme is haast een gescheiden wereld. De toeristen gaan met bussen die alleen toeristen vervoeren naar Viñales, Trinidad of Varadero. Ze reizen elkaar achterna. Ze eten in staatsrestaurants en slapen in staatshotels, behalve de rugzakreizigers die voor een casa particular kiezen, bij mensen thuis. Ze betalen niet met de nationale munt, maar met dollarpesos. Cuba kijkt ernaar en gaat verder met haar dagelijkse gang. Vrolijk en tragisch tegelijk, dansend en strompelend, orerend en musicerend.
Havana
Het ontbijt in El Bosque, het staatshotel waar ik twee nachten slaap, lijkt vandaag beter dan gisteren, maar de koffie is koud en het guayabesap is vies. Ik verhuis naar het appartement van doña Marta, in het centrum van de stad. Hangend over het balkon op driehoog zie ik vanhier uit de zee. Ik heb mijn eerste hele dag in Cuba veel gelopen en Havana ontdekt. Maar ik kreeg een slecht gevoel bij de zogenaamde medicus, gespecialiseerd in kanker, die me sigaren aansmeerde. Gratis, als ik een donatie deed. In een boekwinkel vraag ik naar Zoe Valdés, een van de weinig Cubaanse schrijfsters die ik ken. “Die hebben wij niet en die zul je nergens in Cuba vinden”, zegt de verkoper. Valdés bekritiseerde het Castroregime. Ik ben duidelijk nog onwetend van het bestaan van censuur en de waarde van sigaren. De boeken van José Marti, van wie ik in Havana het geboortehuis bezoek, liggen wel overal. De schrijver, dichter, journalist en schilder, geboren in 1853, is een nationale held. Hij leidde Cuba, toen nog een Spaanse kolonie, aan het einde van de 19de eeuw naar onafhankelijkheid. Overal zijn monumenten en in Santiago de Cuba bezoek ik later zijn mausoleum. De airco in het Museo de Bellas Artes, het grote kunstmuseum in Havana, doet het niet. Suppoosten zwaaien zichzelf met flyers en waaiers koelte toe. Het museum heeft twee vestigingen, een deel met Cubaanse meesters en een museum waar kunst uit Spanje, Vlaanderen en de VS wordt geëxposeerd. Een ander toeristisch hoogtepunt is het kasteel aan de andere kant van de baai. Maar als ik me er zondagmiddag bij de zijingang meld, ben ik de eerste bezoeker die vandaag deze ingang gebruikt. “We verwachten nu wel dat je blijft voor het kanonschieten, vanavond om 9 uur.”
Viñales
“Eigenlijk heb ik geen concrete vraag”, zeg ik tegen het meisje van Infotur, de toeristeninformatie in Viñales. Ze lacht: “Dan kom je toch gewoon weer terug als je wel een vraag hebt.” Viñales is niet zo groot, dus een paar uur later passeer ik haar weer. “Waar is eigenlijk het museum?” Ze vraagt me een enquête in te vullen. Hoe reis ik? Hoe bevallen de overnachtingen? Smaakt het eten? Wat is mijn indruk van Cuba? Een doffe klap. Op zo’n veertig meter van waar ik dan zit, op een terras aan een fruitsap, wordt een meisje van een jaar of 15 aangereden. Een taxi voert haar snel af naar de polikliniek. Het heeft net enorm gehoosd. Regenwater stroomde door de straten, bliksem
sloeg dichtbij in, het verkeer kwam tot stilstand en Viñales wachtte op het einde van de tropische storm. Die ochtend ben ik door de vallei gefietst, misschien wel de mooiste vallei van Cuba, volgens Beatriz in de bus vanuit Havana. Met de sigaren van de medicus uit Havana maak ik er vele kortstondige vrienden. Een boer biedt me zijn vrouw voor mijn fiets. Ik ben in de dorpsbibliotheek geweest waar ik een boek van Marja Pruis achterlaat. Nederlands ja, maar ze is een kast met boeken uit andere taalgebieden. En ik heb de botanische tuin bezocht, tegelijk met een Cubaansamerikaanse familie, Oriana en Luis. Het blijkt mee te vallen met het verongelukte meisje, hoor ik van een serveerster. Ze heeft twee hechtingen in haar hoofd.
Cienfuegos
Afgelast vanwege de regen, zegt de portier. Hier zouden Los Naranjos optreden. De film gaat ook niet door, een Spaanse film met Penelope Cruz, want er kwam niemand opdagen. De bus van Viñales naar Cienfuegos had drie uur vertraging. Bij de tussenstop in Havana stapt een man in een wit kostuum in. Hij is Cubaan van oorsprong, heeft een gezin in Barcelona, maar krijgt geen toestemming om terug te reizen. Zijn verhaal is vol treurnis. Hij wacht al vier jaar op terugkeer, maar de bureaucratie is traag. Soms komt zijn gezin naar Cienfuegos. Hij maakt vandaag de heen en terugreis naar Havana voor een officieel document of een handtekening op een document. Vandaag, 26 juli 2013, is het zestig jaar geleden dat de revolutie begon. Een mislukte aanslag op de Moncadagevangenis in Santiago de Cuba was de trigger. Daar kwam de Movimiento 26 de Julio uit voort. Hoewel het nog een jaar of vijf zou duren voordat de dictator verdreven zou worden, kregen Fidel, Raul, Che en hun kameraden steun in hun strijd tegen dictator Batista.
Trinidad
El Cocodrilo, zo heet het huis van Rosa en Pepe; vroeger hadden ze een krokodil als huisdier. De krokodil werd te groot, vertelt Rosa. Het beest is ook wel eens ontsnapt en bracht de hele buurt in paniek. Ze hebben het beest gemummificeerd en tegen de muur gehangen. Vanuit Trinidad voer Hernan Cortés naar Mexico. Een paar eeuwen later werkten Afrikaanse slaven op de suikerplantages. Nu is Trinidad, dat probeert het centrum zo authentiek mogelijk te houden, heel toeristisch. Met salsacursussen, souvenirwinkels en vele kunstgalerijen. Je kunt hier paardrijden en om zes uur begint de live-muziek. Elke band speelt dan wel een keer zijn versie van de chan chan, beroemd gemaakt door de Buena Vista Social Club.
Why didn’t the Castro-regime collapse yet? How did artists manage to pull off such a cultural boom in the 90s? How did the Cuban health care system fare? What was so special about Fidel Castro? What role did women play in the Cuban insurrection?
Dat zijn een paar van de vragen die de Amerikaanse Julia Sweig in haar boek beantwoordt. Het Cubaanse communisme is anders dan dat van de Sovjet-Unie destijds of Noord-Korea nu. Overeenkomst is misschien de propaganda. De kranten zijn, zo lijkt het, vooral de goednieuwsbladen van de partij. Berichten over revolutionaire herdenkingen, wetenschappelijke ontwikkelingen en maatschappelijke weldaden. Je ziet hier geen reclameborden langs de kant van de weg, maar oproepen tot solidariteit, burgerschap en promotie van deugden die de samenleving verder moeten helpen. Dentro de la revolución todo, contra de la revolución nada; dat is de aanmaning van Fidel aan intellectuelen en kunstenaars om niet tegen de revolutie in te gaan. In elke buurt is een comité actief dat ongetwijfeld goed op de hoogte is van de trouw aan de partij van de buurtbewoners. Met Raul als partijleider verandert er iets, begrijp ik. Een
hele voorzichtige liberalisering. Fidel blijft de held, want hij heeft volgens vele Cubanen ontzettend veel voor het land betekend. Met gratis onderwijs en medische hulp en cultuur die toegankelijk is voor iedereen. Kunst, sport, educatie, muziek en dokters. Ik vraag Rosa naar de speciale periode. Zo noemde de Cubaanse regering de jaren na de val van de muur en het einde van de Sovjet-Unie. Met de val van de muur, viel de Russische hulp weg, en bovendien was er het embargo van de VS. De regering noemde de periode blijkbaar ‘speciaal’ om te benadrukken dat dit een tijdelijke situatie was. Buiten Cuba verwachtte de wereld dat het systeem nu ineen zou storten. Maar dat bleek een misrekening. Er was niets te krijgen, vertelt Rosa. Elektriciteit was er maar een paar uur per dag. Geen benzine, lege straten, weinig te eten, lange rijen.
Santiago de Cuba
De Moncadagevangenis, de plek waar de revolutie ooit begon, is aanvankelijk gesloten vanwege de regen. Ik kom een paar uur later terug en kan dan wel naar binnen. Het is geen museum waar je vrolijk weer weg wandelt. Aan de muren hangen foto’s van de gemartelde en dode helden van de revolutie. Het waren de stuiptrekkingen van het Batistaregime, volgens de Cubaanse uitleg van nu. Als ik een kaartje ga kopen voor het Nationale Ballet van Cuba, opgericht door grande dame Alicia Alonso, en door het Herediatheater loop, komt net een bus aanrijden. De dansers en danseressen stappen uit. Ze hebben nog een dag voor repetities. Een mooi kans dat ik naar een voorstelling kan, want het balletgezelschap is vaker in het buitenland dan in Cuba. ‘Guayabe, cinco peso’, schalt een vroege verkoper door de straat. Elke twintig meter herhaalt hij zijn roep. Hij overstemt de tv-geluiden die door open ramen en deuren dringen. De Braziliaanse telenovela is bezig, nagesynchroniseerd in het Spaans. De ochtendgeluiden in Tivoli, een volkswijk in Santiago. Bij Marta en Fernando beginnen de opstaangeluiden rond zes uur en om half 7 zit Fernando al voor de tv. Ik blader door het libro de huesped, het gastenboek. Canadezen, Chilenen, Italianen, Duitsers, Fransen, ze roemen allemaal – vanzelfsprekend – de vriendelijkheid en de kookkunst van het echtpaar. In mijn nieuwe casa in Santiago is er een keuzemenu voor het diner. Vegetarisch is een optie, eindelijk. Ik heb gevulde aubergines gegeten en de flan del día. Terwijl ik aan het ontbijt zit met Beatriz en José Angel, twee Basken uit Bilbao, ontdekken we de schildpad op de patio. Er zijn veel kinderen op straat ’s avonds; er wordt domino gespeeld, geroddeld en geflirt. Ik heb een tijdje op het plein voor de kathedraal gezeten. Een mevrouw die warme pinda’s verkocht, gaf me een hand en kwam naast me zitten. ‘Het is zinvol een gematigd wantrouwen te koesteren’, schrijft Wilhelm Schmid in ‘de herontdekking van de liefde’. Alleen al om de gevoeligheid voor teleurstellingen te verminderen en het bewustzijn voor de waarde van het vertrouwen te versterken. ‘Vertrouwen kan het leven vergemakkelijken,’ schrijft hij, ‘maar een goede dosis wantrouwen zorgt ervoor dat het leven niet onverhoeds wordt bemoeilijkt. Niet alleen wantrouwen, maar ook een misplaatst vertrouwen veroorzaakt stress.’ Stress op reis, dat wil je al helemaal vermijden. Op reis probeer ik voortdurend een goede balans te vinden. Kan ik de mensen die mijn aandacht trekken, me vragen waar ik vandaan kom en me vaak ook de hand willen schudden, vertrouwen of moet ik iets achter hun vriendelijkheid zoeken? Tekort aan wantrouwen is lichtzinnigheid en teveel breekt elke positieve relatie direct af. Kies het juiste midden, zou Aristoteles zeggen. Ik weet niet of ik voldoende instinct ontwikkeld heb om op die middenweg te blijven. Na het ontbijt ga ik naar het casa de las tradiciones in Tivoli. Hier zou de Buena Vista Social Club herontdekt zijn; topmusici die veertig jaar geleden succes hadden met hun salsadeuntjes en hier opnieuw bij elkaar gebracht werden voor een reünie. Dat werd wereldfaam. Gisteren hield een zevensmansformatie een oefensessie. De percussionist
onderbrak steeds omdat de trompettist het goede ritme niet had. Uiteindelijk speelden ze toch een lied en verleidde de zangeres het publiek, mij in elk geval. Ze treden vanavond op, maar ik ga naar het nationale ballet. Ik wil de naam van de band op papier: Grupo Bisset Son. “Tot vanavond,” zegt de man die de naam opschrijft. “Kom langs en word verliefd op een donkere vrouw!” De man die me op de casa de las tradiciones wees, was, zo zei hij, een medicus zonder baan en zonder perspectief. Hij beschuldigde vroeg in zijn carrière iemand van corruptie met achtergehouden Russische donaties, en werd uitgesloten van een baan als arts. “Ik kon niet anders, ik zou het weer doen.” Hij heeft ruim een jaar in de gevangenis gezeten. Zijn titels, behaald in Odessa en Canada, konden ze hem niet afnemen, maar werk werd onmogelijk. “Sindsdien zit ik op deze bank.” Een publieke bank in Tivoli, tegenover een museum. De overheid vraagt hem wel of hij het land niet uit wil, maar zegt hij “dit is mijn Cuba.” Het gedenkmuseum van Vilma Espín, de in 2007 overleden vrouw van Raul Castro, bestaat pas sinds 2010. Ik ben de enige bezoeker. Vilma, een mooie vrouw uit een goed milieu, deed aan ballet en volleybal en ze zong als sopraan. Ze studeerde en werd politiek bewust. Ze sloot zich aan bij de rebellen die in de bergen hun strijd tegen de rechtse dictatuur voorbereidden. Later, in 1960, richtte ze de Federación de las Mujeres Cubanas op. Ze is nog steeds erevoorzitter, zelfs na haar dood. Ze zal eeuwig voorzitter blijven, zo vertelt de vrouw die me rondleidt. Het museum heeft foto’s en teksten verzameld. Haar trouwjurk heeft een bijzondere plek in het huis waar ze woonde van 1939 tot 1959. “Ze was enorm belangrijk voor de gelijkheid van vrouwen, voor hun emancipatie en ook voor het moederschap”, zegt de gids. “Want wij vrouwen, we zijn ingenieurs, artsen, wetenschappers. We zijn gelijk aan mannen.” Het Nationale Ballet van Alicia Alonso brengt die avond een verzamelprogramma met hoogtepunten uit de Notenkraker, Giselle, Don Quijote, Coppelia. Het publiek bestaat uit twaalfjarige balletmeisjes, studenten, achttienjarige fashionista’s, stiletto’s. Het is de elegancia van Cuba. Veel begroetingen met kusjes in de lucht; de lippenstift is net bijgewerkt. Voortdurend, bij elke mooi toneelbeeld en elke knappe solo, wordt er geapplaudisseerd. Het doek gaat op voor een fragment uit het Zwanenmeer. Twintig danseressen zitten als zwanen ineengevouwen op een blauw verlicht podium. Dan komt de zwarte zwaan, als het duistere deel van je persoonlijkheid. Ze verovert het toneel.
Bayamo
Mijn portemonnee is gestolen. Dat gebeurde te midden van de drukte van het carnaval. Mijn portemonnee was al eeuwenoud en er zat niet veel geld in, maar ik voel me toch boos, stom en verontwaardigd. Margo, Anita, Lizet, Thomas, Patricia en Gloria herstellen mijn vertrouwen in de mensheid. “Wij gaan trouwen”, vertelt Anita tegen de Baskische Gloria, acht jaar. Ze heeft een Cubaanse moeder en logeert hier bij oma. Anita wijst naar mij. Echt, vraagt Gloria. “Of maken jullie een grapje?” Ze kijkt me doordringend aan: “zeg het me!” Ik zit op het terras van de familie van Anita. Hun huis is een paar straatjes van het centrale plein van Bayamo. Ze nodigen me uit om daar een biertje te drinken. Gloria probeert ons gebarentaal te leren, Anita en mij, maar veel talent vertonen we niet.
Camaguëy
“Rosa!” roept Alba. “De telenovela begint.” Ik zit aan mijn ontbijt nadat ik tien rondjes op een atletiekbaan van Camaguëy heb gelopen, samen met vijftien Cubaanse sporters. Ik voel me gelukkig hier. Het helpt dat ik na de carnavalsnacht in Bayamo, waar mijn slaap verstoord werd door de voortdurende muziek op straat, hier heel goed geslapen heb. Op de Plaza del Carmen ontmoet ik een veiligheidsambtenaar, tevreden met zijn baantje. “Ik zit op dit plein en praat met de toeristen.” Hij kent elke centimeter van het plein en wat er
omheen gebeurt. Hij wijst op de werkplaats van Roberto Nogal, een schilder uit Florida, Cuba. Roberto toont me een fotomontage-schilderij met Anita Ekberg, de blonde hoofdrolspeler van La dolce Vita. Ekberg staat tegenover El Che. Goodbye Comandante, heet het schilderij, een botsing van twee talen, van twee culturen, maar vooral van twee ideologieën. Die botsing wordt steeds reëler in Cuba, denkt Roberto, want de Westerse cultuur en de kapitalistische ideologie komen steeds naderbij.
Sancti Spiritus “Estás vacio?” roept Ricardo in het trapgat naar zijn broer. Tomás heeft plaats. “Dit is
vandaag allemaal voor jou”, wijst hij. Een koloniale kamer met, tv-zit, schommelstoelen, koelkast, een aparte slaapkamer en een balkon naar de hoofdstraat van Sancti Spiritus. Het centrale plein is vijftig meter verderop. “Hoe lang blijf je?” Een maand, grijns ik, op z’n minst. Maar Sancti Spiritus was niet gepland. Ik wilde naar Santa Clara, had er al een kamer gereserveerd, en hoorde toen dat de bus er helemaal niet zou stoppen. Ik lees Baltasar Gracián, een Spaanse jezuïet die in 1647 de handleiding ‘kunst van voorzichtigheid’ publiceerde voor de omgang met mensen. Wat is wijsheid? Denk niet dat je wijsheid bezet, waarschuwt Gracián. Dat is dwaas. Maar zorg dat je geliefd bent en dat je nodig bent. Let op bijbedoelingen van mensen. Zorg dat je zelfbeheersing bezit en kies je vrienden met verstand. Je moet verder niet te hoge verwachtingen koesteren. En geef de voorkeur aan kwaliteit in plaats van kwantiteit. Gracián vindt dat als je er zelf beter van kunt worden, er veel kan; nogal machiavellistisch. Zoek het gezelschap van grote mensen, adviseert hij, want daar heb je wat aan. Ontwikkel gezag, ontloop verplichtingen, vermijd lasten, geef de voorkeur aan hoog aangeschreven beroepen. Maak gebruik van anderen, maar laat jezelf niet gebruiken. Wees ook niet te open, want dat kan allemaal tegen je gebruikt worden. De jezuïet begint me tegen te staan. Het is levenskunst voor mannen die vooral succesvol willen zijn over de rug van anderen. Niets voor mij.
Remedios
De chauffeur van de colectivo, die ziet dat het in de verte hevig regent, haalt een ringsleutel te voorschijn en geeft die aan de passagier naast mij. “Draai je even het raam dicht?”, vraagt hij. De bui valt, maar wij zitten droog. Strak tegen elkaar aan geperst in de collectieve taxi met naast de chauffeur zes passagiers in een Amerikaanse slee uit de jaren 50. Het is nog dertig kilometer naar Remedios. Remedios is niet zo’n toeristische trekpleister. Maar de componist Alejandro García Caturle komt hier vandaan. Ik bezoek zijn huis aan het centrale plein van de stad. Caturle werd slechts 34 jaar oud. Hij had gestudeerd bij Nadia Boulanger in Parijs, in de jaren 20. Terug in Cuba kon hij niet leven van componeren alleen en hij was er ook rechter. Een strenge rechter. Zo moest hij rechtspreken over een prostitutiekwestie. De pooier sprak hem erop aan, op straat in Remedios, maar de conversatie was blijkbaar niet bevredigend, want de man liep weg, bedacht zich, keerde terug en schoot de rechter dood met twee kogels. De moordenaar kreeg dertig jaar, de componist liet zijn composities na.
Santa Clara
Er speelt een amateurstrijkorkest in de hal van het Teatro Caridad. Tegelijk met een salsaband in homobar El Mejunje. Elke zaterdag is daar een travestieshow, met drag queens, maar vandaag is een doordeweekse donderdag. Ik krijg wel een rondleiding in Mejunje. “Heb je een gezin, een vriendin? Wil je een meisje vanavond? Of ben je misschien gay?” Crespo toont me zijn bovenarm met de tattoo van zijn naam. “Als je een goede tekst weet voor de muur hier, dan haal ik even mijn verfspullen.” Even later luister ik naar Bach, Vivaldi en Piazolla. Honderd meter verderop, maar een totaal andere wereld.
Zou het komen doordat Che, al decennialang het grote voorbeeld voor Cubaanse jongeren, zelf medicijnen heeft gestudeerd dat zoveel Cubanen dezelfde studie kozen? Che is god hier. Fidel zei in een toespraak bij zijn overlijden dat het graf, de stad en zelfs het land te klein waren voor deze mens. Dat is gebleken. Santa Clara, waar el comandante gevochten heeft voor de revolutie, is bij uitstek de stad van Che.
Havana
“Heb je gezien dat Roberto blauwe ogen heeft”, vraagt Carolina. “De eerste keer dat ik dat zie bij een Cubaan.” Roberto, de chauffeur van de colectivo, draait de muziek wat harder. Cedric en Carolina, Franse toeristen die vandaag ook van Santa Clara naar Havana gaan, kijken me meewarig aan. Ze zitten achterin, bij de pompende beats en dreunende bassen. We zijn vanmorgen met z’n drieën in deze taxi geplaatst door een medewerker van Viazul. Hij beweerde dat de bus naar Havana was volgeboekt. Het zou kunnen, maar ik vermoed dat de bus niet vol genoeg zat en rijden niet rendabel werd. De snelweg is opvallend leeg. Een auto is hier nog steeds een luxe, benzine is duur. Langs de weg gebaren veel mensen of ze mee mogen. Noël, een pindaverkoper, vertelt over de politieke veranderingen op Cuba. “Als hier ooit kapitalisme komt, komt het met een scheut socialisme”, zegt hij. “Op zijn Cubaans.” Noël heeft geen vrouw. Hij wordt 42 op 6 december en gelooft in wat de sterren hem beloven. Politiek leek me in een eenpartijland als Cuba een taboeonderwerp. Ze gaan het socialistisch systeem niet openlijk bekritiseren, verwacht ik. Ik vraag er dan ook niet naar. Vanmorgen heb ik het museum van de revolutie nog eens bezocht, een beetje plichtmatig. Veel foto’s van de helden van die revolutie, the usual suspects, had ik al gezien. Ze zijn immers overal in het land in musea te vinden. Onderdeel van de propaganda. Het verbaast me dan te lezen dat er in de eerste jaren van de revolutie fouten zijn gemaakt. Maar, staat er direct onder, dat werd gelukkig snel onderkend en hersteld. Over welke fouten het gaat, staat er niet bij. Noël vertelt me over het handelsembargo van de VS. Dat werkt namelijk niet alleen rechtstreeks, maar ook via de politieke druk die VS uitoefent op landen die producten willen leveren aan Cuba. Alleen voor een bepaald type basisproducten is er geen restrictie. Het imperialisme van Amerika maakt me boos, de arrogantie van het land en de druk overal ter wereld dat er regeringen worden geïnstalleerd die positief tegenover de VS staan en hun economie ondersteunen. Waarschijnlijk is er binnen de VS veel politieke druk van Cubaanse immigranten, die niet vrij naar hun moederland kunnen reizen. Ik loop het dansmuseum in Vedado binnen, op zoek naar het theater. Dat is een paar honderd meter verderop. “Als je problemen hebt om een kaartje te kopen, moet je maar naar Ricardito vragen”, zegt een mevrouw in het museum. “Met de groeten van Aleida.” Het dansmuseum gaat over Anna Pavlova, Fanny Eisler, Martha Graham en Isadora Duncan, maar vooral over Alicia Alonso. Op de Paseo del Prado, een paar uur later, dansen drie paren tango. Ze kijken strak, het bovenlichaam is stil, haast geplakt tegen het lichaam van de danspartner, en alle aandacht gaat naar de voeten en de stappen. Onnavolgbare stappen. De muziek uit de jaren vijftig past perfect bij Havana, bij de plymouths, fords en chevrolets uit die jaren, de bladderende gevels en oude hotels, en misschien ook wel bij de bomen die hun schaduwen over de paseo werpen en op nauwelijks tien minuten van hier, de golven van de zee. Meer dans, want in theater Mella is de uitvoering van Endedans waar ik gisteren een kaartje voor kocht. De zestien dansers brengen een lang stuk zonder pauze. Het roept tederheid, onrust, strijd en saamhorigheid op. In mooie bewegingen en veel energie. Een grote groep meisjes, zestien tot twintig jaar oud schat ik, komt laat binnen. Dansers denk ik. Vast allemaal danseressen die hier naar het podium verlangen.
Ton van den Born, 26 september 2013